SCHEMA BEELDANALYSE Wies Noest 2007, bewerkt door Lolkje van der Kooi 2012 INLEIDING Het SCHEMA BEELDANALYSE bestaat uit een reeks onderdelen, die allemaal een onvermijdelijke rol spelen bij het ontwikkelen en produceren van beeld/beelden. Of je nu met een video bezig bent, met een game, een huisstijl-ontwerp, dit schema maakt je ervan bewust dat alles wat je ontwerpt uit beeldelementen bestaat, waar je een keuze uit moet/kunt maken. Je hebt oneindig veel boeiende mogelijkheden tot je beschikking! Je kunt dit schema gebruiken voor het bedenken, voor het maken en voor het bespreken van beeldmateriaal. Je past de begrippen toe in discussies over (je) design met je medestudenten, docenten, opdrachtgevers, externe deskundigen, uitvoerders van jouw ontwerpen, etc. Aan de hand van het schema kun je je ontwerpen “schaven, slijpen”, je bent in staat om een probleem vanuit vaktermen te formuleren en je keuzes te onderbouwen in je designdocumenten. Het SCHEMA BEELDANALYSE kan een leidraad zijn voor onderzoek en experimenten. Het kan je trainen in kritisch, scherp, analytisch en doelgericht waarnemen. Ook voor het analyseren van werk van anderen, want dat kan nieuwe inzichten opleveren en daardoor inspirerend werken. De onderdelen van het schema zijn met elkaar verbonden. Elk onderdeel kan een product versterken of afbreken. Voor hoge kwaliteit is het noodzakelijk om kennis van en vaardigheden en inzicht te hebben in: -vorm, inhoud en functie -materiaal, technische mogelijkheden -beeldelementen SCHEMA BEELDANALYSE BEELD (WAT / WAAROM) VORM >PRODUCT FUNCTIE >DOEL INHOUD >HET VERHAAL / DE BETEKENIS BEELDENDE MIDDELEN (HOE / WAARMEE) TECHNIEK MATERIAAL BEELDELEMENTEN Punt lijn vlak Compositie Kleur Structuur textuur Ruimte Ritme herhaling Beweging tijd Kader afbakening Maat en verhouding Licht Contrasten (in compositie, kleur, ritme, herhaling, beweging, tijd, ruimte, structuur, textuur, licht, maat, verhouding) VORM De vorm is het beeld, zoals het zich aan je voordoet. Het product. Vormgeving functioneert wel of functioneert niet: het is ja of nee, hier en nu. De waarheid, de regels rond vormgeving, zijn tijdelijk en plaats- en tijdgebonden. Altijd in beweging en in verandering. De nu toegepaste regels zijn de regels uit het verleden en deze moeten kritisch worden beoordeeld. Deze regels kunnen vervangen worden vanuit een nieuwe visie: jouw visie. FUNCTIE Taak, de werking van de vorm DOEL / BEDOELING Voor een doel zijn meerdere oplossingen mogelijk. Het doel kan hetzelfde blijven, de oplossingen zijn steeds in beweging en in verandering. Door nieuwe kennis, vaardigheden en inzichten in materiaal, techniek en het verhaal er omheen. DOELGROEP Wie, waarom Levensvisie, leeftijd, leefstijl, interessegebieden, ed DE OPDRACHTGEVER Wil dat de doelgroep Iets gaat ondernemen Iets gaat aanschaffen DE VORM FUNCTIONEERT Het probleem is/lijkt opgelost De doelgroep/opdrachtgever is tevreden met het product De doelgroep/opdrachtgever komt bij een nieuw probleem bij jou terug INHOUD De beelden en de verhalen TIJD PLAATS GELEGENHEID ACTIVITEIT WEER BEROEP /ROL van de dag, het jaar, de eeuw, verleden, heden, toekomst land, stad, dorp, binnen, buiten, thuis, op het werk, in de kroeg, op zee, in de bergen, in de woestijn feest, vakantie, oorlog, college, presentatie sporten, vechten, schrijven, denken, muziek maken, schoonmaken zon, regen, 30 graden, min 10, sneeuw, windkracht 8, windkracht 2 brandweerman, webdesigner, krantenjongen, held, schurk, healer VERHAAL GROEP / VERHAAL INDIVIDU Past in de groep / staat er buiten Aandacht vragen / aandacht afweren Interessegebieden Leeftijd, stijl, sekse, modebeeld, stemming, gelegenheid, status, etc SFEER / EMOTIE / STEMMING / UITSTRALING Mooi, lelijkheid, snel, gedurfd, droevig, rijk, gelukkig, evenwichtig, vriendelijk, zakelijk, helder, leerzaam, uitdagend, speels, verrassend, fris, vrolijk, fantasierijk, intelligent, dom, saai, armoedig, zielig, veilig, gemakkelijk, rustig, warm, geliefd, optimistisch, energiek, romantisch, apart, bijzonder, slordig, esthetisch, agressief, tegendraads, absurd, fijnzinnig, krachtig, ongewoon, mechanisch, melancholiek, vernieuwend, simpel, aantrekkelijk, spraakmakend, alternatief, lief, boos, kwaadaardig, chaotisch, griezelig, modern, futuristisch, ouderwets, jaren 60, retro, antiek, klassiek, overdreven, overdone, fascistisch, overmoedig, humoristisch, koel, zomers, eigentijds, oriëntaals, natuurlijk, zen, informeel, hectisch, flitsend, dramatisch, sloom, actief, tragisch, risicovol, bedreigend, basic, etc De verhalen worden verteld door: De kleuren, de lettertypes, de characters, de kleding, het gedrag, de mimiek, het landschap, de gebouwen, het interieur, het licht, de attributen, de inrichting van de tuinen en parken, de voertuigen, het circus, de musea, kortom: alles wat door mensen wordt gemaakt of wordt belicht. De plakfactor: hoe zorg je dat je verhaal/idee aanslaat: > eenvoud (het idee is makkelijk en bondig over te brengen zonder aan diepte te verliezen) > verrassing (die onmiddellijk de aandacht pakt) > tastbaarheid (specifiek, concreet, te begrijpen) > geloofwaardigheid (betrouwbare bron) > emotie (het idee roept een emotionele reactie op) > verhaal (het idee wordt gebracht binnen de context van een goed verhaal, is daardoor makkelijker te herhalen en te onthouden) > ezelsbruggetjes inbouwen BEELDELEMENTEN PUNT / LIJN / VLAK Een beeld bestaat uit punten, lijnen, vlakken. Punten kunnen een lijn vormen, lijnen kunnen een vlak vormen, een vlak kan uit meerdere vlakken bestaan. COMPOSITIE 2D: een vlak, het platte beeld 3D: een ruimte of een ruimtelijke vorm Compositie met ruimte en tijd: theater, verhaal, video, fotoalbum, expositie Objectieve composities: Geometrische vormen (cirkel, rechthoek, driehoek, vierkant, pyramide, kegel, etc) Centraal Verdelingscompositie/overallcompositie Horizontale richtingen Verticale richtingen Diagonale richtingen Symmetrisch asymmetrisch contrasten Subjectieve composities: Dynamisch Strak Vloeiend Chaotisch Ordelijk Organisch Aandachtspunten: Rust Dynamiek Vorm/restvorm Horizon/perspectief/diepte Gulden snede Ritme Vermijd kissing horizontale compositie, liggend formaat staand formaat, diagonale lijnen, (suggestie van) beweging je ontwerpt zowel de vorm als de restvorm! hoge horizon, lage horizon, scheve horizon, zie ook ruimte ‘goddelijke proportie’: 1 / = 1 + ( is getal Phi: 0,618) in lijn, in vorm, in licht objecten elkaar niet per ongeluk laten raken om te voorkomen dat het silhouet van een vorm moeilijker te herkennen valt Basisvormen driehoekscompositie, S-curve, L-vorm, O-vorm (of deel van een cirkel), weegschaal: balans in de compositie, (a)symmetrie Point of interest de focus ligt op 1 hoofdobject, de andere objecten zijn ter ondersteuning Al het goede komt in drieën: > Golden grid rule (regel van derden) >verdeel het vlak verticaal en horizontaal in drieën, plaats de belangrijkste elementen op de snijpunt > voorgrond – midden – achtergrond: het verhaal speelt zich af op de middleground, voor- en achtergrond gebruik je om diepte aan te geven, voorgrond ook om de positie van de toeschouwer aan te geven voorgrond: donkere tinten, achtergrond lichter, midden: tussenin > big – medium – small: variatie in grootte van de objecten (hiërarchie) Het oog van de toeschouwer sturen/in beeld houden >dmv licht (na donker), beweging/ suggestie van beweging, vorm (bv wijzende mensen, (perspectivische) lijnen) Heb oog voor happy accidents! KLEUR Additieve kleurmenging licht toevoegen -> alle kleuren samen maken wit Zwart is het ontbreken van kleur Bv regenboog, theaterbelichting Subtractieve kleurmenging licht wegnemen -> alle kleuren samen maken zwart Wit is het ontbreken van kleur Bv verf mengen Optische kleurmenging door het kijken de afzonderlijk aangebrachte kleuren mengen Bv pointillisme, pixels Kleurencirkel: kleurmenging, kleurcontrasten, kleurenklimaat (warme kleuren/koude kleuren), kleurverzadiging, helderheidverschillen, kleurtoon, ton-sur-ton, kleurenniveau (rust/onrust), kleurenmilieu (kleur ivt functie) Werking van kleuren tov elkaar: Invloed van kleuren na elkaar: successief contrast Invloed van kleuren naast elkaar: simultaan contrast Complementaire kleuren hebben twee eigenschappen: Als je ze naast elkaar zet versterken ze elkaar (bv groen peterselietakje op rood vlees bij de slager) Als je ze mengt zwakken ze elkaar af tot donkergrijs (mooi voor schaduwpartijen) Eigenschappen van kleuren: zie college kleur (cultureel bepaald!) Invloed van licht: verschil zonlicht/kunstlicht, zonzijde/schaduwzijde, strijklicht Kleurperspectief: kleurgradaties + kleurverzadiging + scherpte en vervaging= suggestie veraf/dichtbij. Signaalkleuren: rood, oranje, geel: op warme kleuren hoeft ons oog minder lang in te zoomen dan op koude kleuren Kleurevenwicht: drieklanken ritmische verdeling naar gewicht Russische kleurenleer Value schetsen in grijstinten om zicht te krijgen op de grijswaarden: wees voorzichtig met echt zwart en echt wit (geen kleuren, maken moeilijk contact met kleuren) Aandachtspunten: > een mens kan ong 5 kleuren verwerken in 1 oogopslag > hou rekening met kleurenblinden > gebruik kleurcombinaties uit de natuur of kleurencirkel/vierkant/driehoek > warme kleuren op de voorgrond, koele op de achtergrond > onverzadigde, heldere kleuren: vriendelijk en professioneel > onverzadigde, donkere kleuren: serieus en professioneel > verzadigde kleuren: opwindender, dynamischer, vermoeiender STRUCTUUR / TEXTUUR STRUCTUUR De opbouw van het materiaal of het patroon Bijvoorbeeld: noppenfolie, honingraat, rieten dak, traanplaat, etc. TEXTUUR Het oppervlak, de huid, de materiaaluitdrukking Bijvoorbeeld: glad, ruw, scherp, zacht, harig, pluizig, dof, mat, glanzend, reflecterend, spiegelend, transparant, met reliëf, etc RUIMTE Het waarnemen van de ruimte wordt beïnvloed door: Standpunt van de toeschouwer Kijklijnen Looplijnen Plaats in de ruimte Plaats van een object in de ruimte/meerdere objecten ten opzichte van elkaar Voor/achter/in/onder/boven/op/naast Verschijnen en verdwijnen Ver weg en dichtbij Hoog en laag Materiaal / textuur van het materiaal, de huid Lichtreflecterend/weerspiegelend (licht van kleur, glad en glanzend) Lichtabsorberend (donker van kleur, dof, mat, harig, ruw) Lichtdoorlatend (transparant) Perspectief Kikvorsperspectief Ooghoogteperspectief Vogelvluchtperspectief Eenpuntsperspectief Tweepuntsperspectief Driepuntsperspectief Illusie/suggestie van ruimte (afstandsbesef: ver weg/dichtbij) Bewegingsparallax Textuurverloop (meer/minder detail en scherpte) Lineair perspectief (maten en verhoudingen veranderen, verdichtingen) Atmosferisch perspectief (meer/minder kleurverzadiging) Overlap (het een staat voor het ander) Schaalaangevende elementen Contrasten (van objecten) in de ruimte Massa/transparantie Open/dicht Ver weg/dichtbij Klein/groot RITME / HERHALING Ritme en herhaling komen voor in geluid, in beweging en tijd, patronen en texturen, in ruimte, in letters, woordbeelden, etc. Ritme en herhaling van het grote geheel en/of van details. In een beeld kunnen meerdere gelaagdheden voorkomen van ritme en herhaling. Je kijkt bv vanuit een toren naar een plein en je ziet: -een betegeld plein -marktkramen, lantaarnpalen -reclameborden, neonletters -mensen -een groep vliegende vogels BEWEGING / TIJD Tijd in relatie tot beeld: Werkelijke tijd Beleving van de tijd De illusie van beweging en tijd Ritme in beweging en tijd: korte tijden, langere tijden Vergroten/verkleinen van een beweging en tijd Versnellen/vertragen van een beweging en tijd Bewegingen van waaruit je kunt waarnemen: Draai vanuit een positie: naar links/naar rechts/naar boven/naar beneden Beweging: naar een object toe van een object af met een object mee naar links/naar rechts/ naar boven/naar beneden AFBAKENING / KADER Totaal Medium Close up Beeld binnen het kader Beeld doorsneden door kader Elke afbakening, elk kader vertelt een ander verhaal, roept andere associaties op, bv: 1. het paard staat geheel in beeld associatie: mooi paard, mooie tochten maken 2. de kop van het paard staat in beeld associatie: wat een lieve ogen, knuffelen 3. je zoomt in op de ogen met vliegen en oogvocht associatie:…… MAAT / VERHOUDING De maat en verhouding van een beeld beleef je vanuit meerdere invalshoeken: De werkelijke, meetbare maat De maat die wordt beïnvloed door de maten en verhoudingen in de omgeving De maten die worden bepaald door de afstand Er is een groot verschil tussen wat je weet en wat je ziet, voorbeeld: Een kleine vorm lijkt kleiner naast een grotere vorm Een kleine vorm lijkt groter naast een nog kleinere vorm Een donker object voor een lichte achtergrond lijkt kleiner Een licht object voor een donkere achtergrond lijkt groter LICHT Lichtbronnen zon vuur kunstlicht >daglicht moment van de dag/jaargetijde/weersgesteldheid >kaars, gas, hout, vuurwerk, etc kleur/vorm/bereik >fotolampen, TL, LED, theaterspot, stroboscoop, blacklight, beamer, zaklamp, etc bereik/vorm/sterkte/kleur richting van het licht >strijklicht, direct licht, indirect licht, tegenlicht, diffuus licht kwaliteit lichtbron >hard licht, zacht licht kwantiteit lichtbronnen >hoeveelheid licht per lichtbron >aantal lichtbronnen (evt overlap) >het ontbreken van licht licht en schaduw >slagschaduw (lengte, vorm (geheel/gebroken/afgebogen), intensiteit, overlappende slagschaduwen >eigenschaduw >kleur en schaduw >clair obscuur > licht-van-boven-effect (lichtval van linksboven: natuurlijk effect, van onderaf: onnatuurlijk, griezelig) licht en beweging >de lichtbron beweegt >het beschenen object beweegt kleur >kleur van het licht, meerdere kleuren, kleurenmenging >kleur van de omgeving >kleur van de objecten (+ verschil lichtzijde/schaduwzijde) >kleur van de schaduw materiaal van beschenen object ruimtelijkheid van het object/ plaats van het object in de ruimte >reflectie/weerspiegeling van het licht (bij glad, glimmend materiaal) >absorptie van het licht (bij dof, mat, harig, ruw materiaal) >doorschijnend licht (bij transparant materiaal) >veraf/dichtbij >naast/op/onder (etc) andere vormen >materiaal in de ruimte CONTRASTEN Geordend Hard Veel Opvallend Eenvoudig Regelmatig Gesloten Etc <> chaotisch <> zacht <> weinig <> verborgen <> complex <> onregelmatig <> open scherp rond donker rustig warm verstild organisch <> onscherp <> hoekig <> licht <> onrustig <> koud <> dynamisch <> geometrisch Contrasten in de beeldelementen: Compositie (bv symmetrisch/asymmetrisch) kleur (bv complementaire kleuren, helderheidverschillen) textuur (bv grof/fijn) beweging/tijd (bv rust/tempo) ritme en herhaling (bv verschil in tussenruimtes) licht (bv in lichtbronnen, in lichtintentie, in kleur van het licht) ruimte (bv veraf/dichtbij) standpunt (bv ooghoogte/vogelvlucht) maat en verhouding (bv groot/klein) Meer informatie en inspiratie: De 12 stappen van de storytelling Universele ontwerpprincipes Diverse kleurentheorieën (bv Newton, Ostwald, Itten, Gerritsen) Diverse colleges en workshops (zie verdiepingscolleges op de CMD site) Collegemateriaal op de CMD site Cursussen bij het Learning Centre Er zijn heel veel prachtige boeken over deze onderwerpen! Er zijn heel veel prachtige musea Er is heel veel te zien: direct om je heen, waar je ook bent: ogen open!