Bestand downloaden

advertisement
Recht
Indeling recht in rechtsgebieden:
- Strafrecht
- Staatsrecht
- Bestuursrecht
- Burgerlijk recht
Strafrecht, staatsrecht, bestuursrecht behoren tot publieksrecht.
Burgerlijk recht behoort tot privaatrecht.
Strafrecht: heeft te maken met strafbare feiten. Het wordt onderverdeeld in overtredingen en
misdrijven
Staatsrecht: is recht in rust. Het recht staat in de regeltjes, maar de overheid hoeft niks te doen. Tot
het staatsrecht behoren het Rijk, provincie, commissaris koning, gemeente en waterschap
Bestuursrecht: Overheid in actie.
Burgerlijk recht: alle rechtsverhoudingen tussen burgers.
Rechtsverhoudingen: relaties tussen burgers die het recht interessant vindt en ze hebben er wat
over gezegd
Strafrecht:
- Betreft verboden gedragingen waarop straf staat
- De rechter beslist over strafoplegging
- Geregeld in bijvoorbeeld Wetboek van Strafrecht en Opiumwet
In het strafrecht staat wat er mag en wat er niet mag. In de strafvordering staat wat de gevolgen zijn
van een misdrijf of een overtreding. In de strafvordering staat ook de rechtvaardiging
Staatsrecht:
- Grondregels voor de organisatie van de staat
- Beschrijving van organen van de staat, onderlinge verhouding en relatie burger en overheid
- Met name geregeld in grondwet
Met de Grondwet is alles begonnen.
Bestuursrecht:
- Overheid in actie, nemen van besluiten
- Bijv. vergunning voor bouwen huis, handhaving van milieuregels
- Geregeld in bijv. algemene wet bestuursrecht en woningwet
Burgerlijk recht:
- regelt rechtsverhoudingen tussen burgers en bedrijven of burgers onderling
- Bijvoorbeeld personen- en familierecht en vermogensrecht
- Civiel recht en privaatrecht zijn synoniemen
- Geregeld bijvoorbeeld in burgerlijk wetboek
Indeling recht op grond van rol overheid
Publiekrecht
- Burger/bedrijf <-> overheid
- strafrecht
-
- staatsrecht
- bestuursrecht
Privaatrecht (burgerlijk recht is synoniem)
- Burgers/bedrijven onderling
Rechtsbronnen:
- De wet
- Jurisprudentie: uitspraken die in rechtszaken zijn gedaan
- Verdragen: Afspraken met andere landen
- Gewoonte: Iets wat een groot deel van de mensen al eeuwen lang doen (handje klap)
Materieel en formeel recht:
- Het materieel recht beschrijft rechten en plichten
- Het formeel recht beschrijft hoe het materieel recht gehandhaafd kan worden
Wetten: definities
- Wet in de materiële zin: algemeen verbindend voorschrift (voor iedereen geldend), kunnen
verplichten om de wet te volgen
- Wet in formele zin: door Staten-Generaal (1e en 2de kamer) en regering (Koning en
Kabinet(de ministers)) gezamenlijk volgens procedure van art. 81 GW. Wie heeft de wet
gemaakt?
Kan een wet in materiele zin ook een wet in formele zin zijn?
Materieel en formeel recht
- Het materieel recht beschrijft rechten en plichten
- Het formeel recht beschrijft hoe het materieel recht gehandhaafd kan worden
Het wetboek van strafrecht is een voorbeeld van materieel recht
De strafvordering is een voorbeeld van formeel recht
Als het woord WET erin staat is het een recht in formele zin
Noteren van artikelen (1)
Voorbeeld: hoe hoog is een geldboete van de 3e categorie
Je zoek op in welk artikel het staat
Notatie: Art. 23 Wetboek van Strafrecht (naam wet bovenaan de pagina)
Je ziet dat de categorie bij nummer 4 in dat artikel staat. Dit betekent dat het in Lid 4 staat
Een lid is een onderdeel van een artikel
Een onderdeel van een lid is een sub
Dus notatie: artikel lid 4 Wetboek van Strafrecht
Als je de afkorting weet, dan mag je die ook gebruiken
Dus notatie: art. 23 lid 4 SR
Noteren van artikelen (2)
Uitzonderingen op de voorgenoemd zoeken en noteren:
(burgerlijk wetboek (BW) + algemene wet bestuursrecht (AWB)
Burgerlijk wetboek heeft een aantal boeken (art. 1 bijv. staat in elk boek) stel dat iets in boek 2 staat
en het artikel 45 is dan is de notatie: Art. 2:45 Burgerlijk wetboek (BW)
Algemene wet bestuursrecht heeft een aantal hoofdstukken (art. 1 bijv. staat in elk hoofdstuk) stel
dat je artikel1 van hoofdstuk 7 moet noteren, dan is de notatie: Art. 7:1 Algemene wet bestuursrecht
(AWB)
Verschillende soorten wetten
-
Regering en staten-generaal => wet in formele zin
Regering => AMvb (algemene maatregel van bestuur)
Provincie => verorderingen
Gemeente => verorderingen
Je kunt aan de naam van een wet zien, wie de wet heeft gemaakt:
-
‘wet’ door regering en staten-generaal (SG)
Besluit: door regering (=a.m.v..b.)
Verordering: door lagere ooverheid (prov./gemeente) of waterschap
Een maatregel en een besluit is hetzelfde
Vb.
•
Om welke soort wet in materiële zin gaat het onder a. tot en met d.?
–
–
–
–
a. Wegenverkeerswet. => wet in de formele zin
b. Besluit alcoholonderzoeken. => Amvb
c. Penitentiaire maatregel. => AMvb
d. Algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Utrecht
=> verordering
voorrang van wetgeving/hiërarchie:
1. verdragen/EU-recht
2. grondwet
3. wetten in formele zin
4. AMvB
5. Ministeriële regelingen
6. Verorderingen van provincie
7. Verorderingen van gemeente/waterschap
Grondrechten:
-
-
Element van de rechtstaat
Rechten die horen bij het mens zijn
Internationaal (o.a):
 IVBP (=BuPo)
 Universele verklaring van de rechten van de mens
 Europeel verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM)
 Handvest van de grondrechten van de Europese unie
 Verdrag inzake de rechten van het kind
 Vluchtelingenverdrag
Art. 1 T/M 23 Grondwet
Grondrechten: begrippen
-
Verticale werking: tussen overheid en burger
Horizontale werking: tussen burgers onderling
-
Klassieke grondrechten: zijn er al heel lang, ter bescherming van de burgers. Het creeren van
de afstand tussen de overheid en de burger, invloed door naar de rechter te stappen
-
Sociale grondrechten: die vragen van de overheid een inspanningsverplichting, zoals recht op
werk, invloed door verkiezingen
•
Klassieke grondrechten
– Vereisen terughoudendheid van de staat
– Bescherming van de burger
– Verticale en horizontale werking
– Rechtsbescherming
• Sociale grondrechten
– Vereisen optreden van de staat
– Ontwikkeling van de burger
– Alleen verticale werking
Opdracht aan regering
Rechtsverbintenissen: Je verbindt je met iemand => rechtsverhouding. Je maakt een afspraak en
daar vloeien afspraken en verbintenissen uit voort.
Vb. fiets
Plichten koper: betalen
Plichten verkoper: fiets geven.
Rechten verkoper: geld krijgen
Rechten koper: fiets krijgen
Schuldeiser=iemand die een recht eist. Koper
Schuldenaar= plicht om een fiets te leveren. Verkoper
Verbintenissen gaat over rechten en plichten. Er is bij een koop altijd een schuldeiser en een
schildenaar
verbintenisrecht
Stap 1: moet een wil zijn
Stap 2: verbintenissen zelf dus rechten en plichten
Stap 3: je moet aan je verplichtingen doen
Als je je verplichtingen niet nakomt noemen we dat een wanprestatie
Rechtsfeit: staat in de wet.
Feit: staan niet in de wet.
Menselijke handelingen: moet handelen activiteit van mensen zijn. Bijv. fietsverkoop
Blote rechtsfeiten: geen menselijke handelingen. Bijv. geboorte, natuurlijke dood
Rechtshandelingen: Daar moet je iets hebben gewild en het recht zegt die wil vindt ik belangrijk
Feitelijke handelingen: is de wil voor het recht niet interessant.
Rechtshandelingen
- Eenzijdig: is maar 1 partij die het wil. Bijv. op staande voet ontslagen, testament opmaken
- Meerzijdig zijn minstens 2 partijen die het willen
Feitelijke handelingen
- Onrechtmatige daad: jij doet iets wat onrecht is. (lantaarnpaal uit de grond rijden)
- Wanprestatie: je presteert niet wat je volgens het recht wel zou moeten doen.
- Rechtmatige daad: Je doet iets wat geoorloofd is.
 Zaakwaarneming
 Onverschuldigde betalingen
 Ongerechtvaardigde verrijking
Rechtsfeiten: feiten
met een
rechtsgevolg
Menselijke
handelingen
Rechtshandelingen
Blote rechtsfeiten
Feitelijke
handelingen
Eenzijdig
Onrechtmatige daad
Meerzijdig
Wanprestatie
Rechtmatige daad
Vernietigbaar, overeenkomst blijft bestaan tot iemand naar de rechter gaat en zegt. De
overeenkomst heeft ooit bestaan
Nietig: je hoeft niet naar de rechter en het heeft nooit bestaan. Dus daar komt de rechter op terug
recht op
prestatie
schuldeiser
schuldenaar
verplichting
tot prestatie
Bronnen van verbintenissen
- De overeenkomst
De wet
De eenzijdig rechtshandeling
- Het ongeschreven recht = gewoonte recht: staat niet in de wet. Als de rechter vindt dat in
een groot deel van Nederland al lang gebeurt. Bijv. handjeklap
Rechtspraak:
-
functies rechtspraak
 geschillenbeslechting: oplossen van een meningsverschil.
 rechtsbron
Let op:
- rechterlijke uitspraak is bedoeld voor specifieke case.
- uitspraak niet zonder meer toepasbaar op andere case.
maar:
- wet niet altijd duidelijk: rechter legt de wit in zijn uitspraken uit.
- wet geeft niet altijd een antwoord: rechter moet toch uitspraken doen.
Rechtsbron:
- wet
- internationaal verdrag
- jurisprudentie
- gewoonte, staat niet beschreven in de wet. De andere 3 wel.
Een rechter veranderd de wet niet, hij legt de wet alleen uit.
Rechterlijke macht
- Rechterlijke macht
 Lagere rechter, ook wel eerste aanleg genoemd
 De rechtbank heeft verschillende kamers. (straf-, familie-, handel-, bestuurs-, enz.)
 Kantongerechten (zit in het gebouw van de rechtbank) maken onderdeel uit van de
rechtbank
-
Gerechtshof (4 hoffen in Nederland)

-
In hoger beroep tegen uitspraak lagere rechter
Hoge raad:
 Hoogste rechtscollege
 Beroep in cassatie (andere naam voor hoge raad) (casse is frans voor vernietigen)
Hogere raad vernietigd eerdere uitspraken
Absolute competentie
- Bij welk soort recher moet je zijn
Eerste aanleg -> rechtbank, inclusief kantongerecht (Art 42 v. wet RO)
Hoger beroep -> gerechtshof (Art. 60 Wet RO)
Cassatie -> Hoge raad (Art. 78 v. Wet RO)
Absolute competentie zegt: naar welke van de 3 lagen moet je naar toe
Relatieve competentie: als je de laag weet, naar welke rechtbank moet ik dan
Relatieve bevoegdheid/competentie:
Burgerlijk recht-> Woonplaats Gedaagde (degene die het fout heeft gedaan) (Art. 99 Rv)/(Art. 262
Rv)
Strafrecht -> plaats waar het delict is gepleegd (Art. 2 Sv)
Bestuursrecht -> Centrale overheid: woonplaats belanghebbende
Lagere overheid: waar de zetel van het bestuursorgaan is (Art. 8:7 lid 1 Awb)
Inzoomen op burgerlijk procesrecht
- Dagvaardingsproces (basis):
 Dagvaarding (wordt in gezegd wat er fout) is
 Conclusie van antwoord
 Comparitie na antwoord
 Uitspraak
Download