Satan, de aanstichter van anti-semitisme. Openb.12:3-4 Er verscheen een tweede teken in de hemel: een grote, vuurrode draak, met zeven koppen en tien horens, en op elke kop een kroon. Met zijn staart sleepte hij een derde van de sterren aan de hemel mee en smeet ze op de aarde. De draak ging voor de vrouw staan die op het punt stond haar kind te baren, om het te verslinden zodra ze bevallen was. A: Twee tekenen in de hemel. Openb.12 spreekt over het bovennatuurlijke conflict tussen God en satan, dat al voor de schepping der wereld begonnen is in de hemelen, maar dat zich na de zondeval verplaatst heeft naar de lagere hemelse gebieden rond de aarde en op de aarde zelf. Dit conflict is onzichtbaar voor het natuurlijke oog van de mens, maar in het centrum van het conflict staat de totale vijandigheid van satan tegenover het plan van God de Vader met Zijn Zoon Jezus Christus (Ps.2:1-3). Satans hoofddoel is het tegenhouden van de tweede komst van Jezus en het daaropvolgende duizendjarige vrederijk, waarin Jezus zal heersen over de hele schepping vanuit Jeruzalem. 1) Openb.12:1-6 spreekt over dit geestelijke conflict in termen van anti-semitisme. 2) Openb.12:7-12 spreekt over het conflict in de bovennatuurlijke wereld, de hemelen. 3) Openb.12:13-18 spreekt over de manifestatie van dit conflict in de natuurlijke wereld. De belangrijke boodschap van Openb.12 is dat de Heilige Geest de wereldwijde gemeente uit de heidenen samen met de hemelse legers van de engelen ter ondersteuning aan Israël geeft om samen met dit volk weerstand te bieden tegen de vijand, die zich verzet tegen de tweede komst van Jezus. B: Het eerste teken in de hemel. Openb.12:1-2 Er verscheen in de hemel en indrukwekkend teken: een vrouw, bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en een kroon van twaalf sterren op haar hoofd. Ze was zwanger en schreeuwde het uit in haar weeën en haar barensnood. Deze vrouw is het volk Israël dat geroepen is om de Messias voort te brengen; deze vrouw draagt dezelfde kenmerken als de droom van Jozef in Gen.37:9. Het is een indrukwekkend teken, want het bevat een zeer belangrijke boodschap. In de eerste 2000 jaar na de roeping van Abraham is Israël zwanger geweest van de eerste komst van Jezus (Rom.9:4-5), en in de tweede 2000 jaar - dat is na de hemelvaart van Jezus - is Israël zwanger geweest van de tweede komst van Jezus. De zwangerschap van Israël is een zeer zware zwangerschap vanwege twee belangrijke aspecten. 1) De jaloerse liefde en discipline van de Koning-Bruidegom, Jezus Christus. 2) De furieuze haat van de grote tegenstander van Israël, de duivel. C: het tweede teken in de hemel. Openb.12:3-4 Er verscheen een tweede teken in de hemel: een grote, vuurrode draak, met zeven koppen en tien horens, en op elke kop een kroon. Met zijn staart sleepte hij een derde van de sterren aan de hemel mee en smeet ze op de aarde. De draak ging voor de vrouw staan die op het punt stond haar kind te baren, om het te verslinden zodra ze bevallen was. Deze draak is de duivel en satan (vers 9), die zich verzet tegen de komst van Koning Jezus en Zijn koninkrijk. Omdat Jezus in Matt.23:39 gezegd heeft, dat Hij pas dan zal terugkomen wanneer er een gelovige gemeenschap van Joden in Jeruzalem is die Hem zal verwelkomen met de woorden “Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer”, heeft de duivel alles in het werk gesteld om te voorkomen dat er ooit een gemeenschap van Joden in Jeruzalem zou komen. Satans haat tegen Jezus, Israël en de christelijke gemeente is even groot als zijn angst voor de eeuwige vuurzee, die brandt van zwavel; daarom zet hij alles op alles om de tweede komst van Jezus tegen te houden. 1) De 7 koppen: deze zeven koppen zijn de zeven wereldrijken die in de geschiedenis van de mensheid door een geest van anti-semitisme geprobeerd hebben het volk Israël volledig uit te roeien. Dat zijn Egypte in de tijd van het boek Exodus, Assyrië, Babylonië en Perzië in 1 de tijd van de Bijbelboeken 2Koningen, 2Kronieken, Ezra, Nehemia en Esther. De vijfde is Griekenland van Alexander de Grote, dat later werd opgesplitst in vier verschillende rijken; en één daarvan was het Syrië van Antiochus Epiphanes die grote verwoesting aanrichtte in het land Israël, maar door de opstand van de Makkabeeën verslagen werd. De zesde is het Romeinse rijk dat vanaf 63 v.Chr. de macht overnam in het land Israël en de stad Jeruzalem in 70 na Chr. verwoestte, en in 132 na Chr. de opstand van Simeon Bar Kochba neersloeg, waarna het Joodse volk over de hele toenmalige wereld verspreid raakte. De zevende is het fascistische Duitsland van Adolf Hitler. 2) De 10 horens: deze 10 horens zijn 10 allianties van landen om het gebied van Israël heen die in de eindtijd zullen samenspannen met de antichrist om Israël van de aardbodem te verwijderen; samen zullen ze de grootste militaire macht op aarde tegen Israël op de been brengen, maar op het laatst door Jezus en Zijn leger verslagen worden (Openb.17:12-14, 19:19-21). 3) Het derde deel van de sterren is het demonische leger dat met satan in opstand is gekomen tegen de Allerhoogste, zoals beschreven in Jes.14:12-15, Ezech.28:12-21 en Dan.8:10. Satans doel is altijd geweest om Israël - dat zwanger is van de komst van Jezus de Messias - van het leven te beroven, zoals de farao van Egypte alle pasgeboren Joodse jongens liet vermoorden, en zoals koning Herodes alle pasgeboren kinderen in Bethlehem liet vermoorden. D: Israël in de eindtijd. Openb.12:6 De vrouw zelf vluchtte naar de woestijn. God had daar een plaats voor haar gereed gemaakt, waar twaalfhonderdzestig dagen lang voor haar gezorgd zou worden. De profetie maakt tussen vers 5 en vers 6 een sprong in de tijd van 2000 jaar, waarbij Johannes in de profetie alleen maar twee bergtoppen krijgt te zien, namelijk het leven van Jezus op aarde en Zijn hemelvaart en daarna het volk van Israël in de eindtijd; maar het tussenliggende dal van 2000 jaar krijgt Johannes hier niet te zien. Dit is een kenmerkend gegeven voor Bijbelse profetie. De 1260 dagen spreken van de tweede periode van drieënhalf jaar tijdens de zevenjarige dictatuur van de antichrist, waarin orthodoxe Joden weigeren om hem te aanbidden, omdat hij een beeld van zichzelf in de tempel te Jeruzalem heeft geplaatst (Matt.24:15); deze Joden slaan massaal op de vlucht, wat verder uitgewerkt wordt in Openb.12:13-18. De woestijn uit vers 6 is zowel de Negev-woestijn in het zuiden van Israël (Matt.24:15-21) als de geestelijke woestijn van hun verblijf over de hele aarde (Ezech.36:20). E: De bescherming van Israël in de eindtijd. Openb.12:13-17 Toen de draak zag dat hij op de aarde gegooid was, achtervolgde hij de vrouw die een zoon gebaard had. Maar de vrouw kreeg de twee vleugels van de grote adelaar om naar haar plaats in de woestijn te vliegen, waar gedurende een tijd en twee tijden en een halve tijd voor haar gezorgd zou worden, buiten het bereik van de slang. Toen spuwde de slang een stroom water als een rivier achter de vrouw aan om haar daarin mee te sleuren. Maar de aarde schoot haar te hulp: de aarde sperde haar mond open en dronk de rivier op die de draak had uitgespuwd. De draak was woedend op de vrouw en ging weg om strijd te leveren met de rest van haar nageslacht, met allen die zich aan Gods geboden houden en bij het getuigenis van Jezus blijven. De eindtijd zal gekenmerkt worden door de grootste uitbarsting van anti-semitisme die de mensheid ooit heeft gezien; tegelijkertijd zal de grootste christenvervolging plaatsvinden die er ooit op aarde geweest is. Beide vormen van vervolging en onderdrukking zijn geworteld in haat tegen Jezus, de Zoon van God, maar deze haat wordt tot expressie gebracht door het vervolgen van hen die met Jezus verbonden zijn. Het Joodse volk is van nature met Jezus verbonden, omdat Jezus de koning der Joden is (Joh.19:19), en omdat de Joden van nature verbonden zijn met Jezus die de wortel van Israël (Rom.11:16b) en de nakomeling van David (Openb.22:16b) is. Jezus beschouwt het Joodse volk dan ook als het volk van Zijn natuurlijke broeders (Matt.25:40); en dat deed Paulus ook (Rom.9:1-3, 11:1). De biddende gemeente van Jezus Christus is de enige natuurlijke en geestelijke bescherming voor de Joden in de 2 eindtijd, die op de vlucht zullen slaan om te ontkomen aan de vervolging door de antichrist. Deze christelijke blijk van grote liefde voor het Joodse volk zal de Joden tot grote jaloersheid brengen (Rom.11:11b), zodat de grote belofte van God voor Israël in vervulling zal gaan en Hij dit volk zal terugbrengen tot de Messias door de verkondiging van het evangelie d.m.v. de heidenen (Rom.11:26-31). 1) Openb.12:13 spreekt van een enorme wereldwijde uitbarsting van anti-semitisme. 2) Openb.12:14-16 spreekt van bovennatuurlijke bescherming van de Joden; de twee vleugels van de grote adelaar spreken van de twee armen van God zoals die genoemd worden in Ex.19:4 en in Deut.32:11. 3) Openb.12:17 spreekt van wereldwijde christenvervolging, omdat vele gelovigen de vervolgde Joden te hulp komen, zoals genoemd in Matt.25:34-40 en Jes.55:5. F: Anti-semitisme in de tijd van het Oude Testament. Anti-semitisme, dat is haat tegen het volk Israël, is al heel oud; anti-semitisme is de meest langdurende en meest diepe haat in de geschiedenis van de mensheid. Deze haat begon al in het paradijs, toen God aan Eva beloofde dat één van haar nakomelingen de kop van de vijand vermorzelen zou (Gen.3:15). Deze belofte kreeg een vervolg in Abraham, toen God hem beloofde dat zijn nakomelingen de poorten van hun vijanden in bezit zouden nemen (Gen.22:17), en dat Gods volk talrijk zou zijn als de sterren aan de hemel en als zandkorrels op het strand. Toen wist de duivel dat hij groot gevaar liep door deze nakomelingen van Abraham, en vanaf dat moment liep het volk Israël voortdurend gevaar. De eerste collectieve expressie van hevig anti-semitisme komen we al aan het begin van het boek Exodus tegen. Ex.1:8-14+22 Er kwam in Egypte een nieuwe koning aan de macht, die Jozef niet gekend had. Hij zei tegen zijn volk: De Israëlieten zijn te sterk voor ons en te talrijk. Laten we verstandig handelen en voorkomen dat dit volk nog groter wordt ……… Toen gaf de farao aan heel zijn volk het bevel om alle Hebreeuwse jongens die geboren werden in de Nijl te gooien; de meisjes mochten in leven blijven. Nadat de Heer het volk Israël d.m.v. grote wonderen en tekenen uit Egypte had bevrijd en door de woestijn heen naar het beloofde land had gebracht, ging het volk door een 400 jaar durende cyclus van afgoderij en nederlaag tegen vijanden, waarna berouw, bekering en overwinning over de vijanden volgde. De boeken Rechters en 1-Samuël laten zien hoe dit volk te lijden had van vijanden als gevolg van hun eigen zonde en afgoderij; pas in het boek 2-Samuël overwon Israël zijn vijanden onder leiding van koning David. Nadat hij en ook zijn opvolger Salomo overleden waren, werd het volk Israël in tweeën gescheurd. Het grotere, noordelijke rijk van tien stammen verviel permanent in afgoderij, en had te maken met zowel interne conflicten zoals samenzweringen als vele oorlogen met buurlanden. Tenslotte werd dit volk door Assyrië in ballingschap gevoerd in het jaar 722 v. Chr. Het kleinere zuidelijke rijk Juda vervolgde zijn weg onder de leiding van het koningshuis van David, en dit koningshuis droeg de belofte van de komende Messias uit de geslachtslijn van David (1Kron.17:11-14, Ps.89:4-5, Jes.55:3, Luc.1:32). Hoewel ook in het koningshuis van David verschillende koningen zich schuldig maakten aan afgoderij, waren er ook die trouw bleven aan het woord van God, zoals Josafat, Jotam, Hiskia en Josia. Maar uiteindelijk werd ook dit volk in het jaar 586 v.Chr. in ballingschap gevoerd naar Babylonië. Maar in het jaar 538 v.Chr. mochten de eerste Joden weer terugkeren naar Jeruzalem om de tempel en later de stad te herbouwen. De naam Jood komen we trouwens pas voor het eerst in 2Kon.16:6 en 25:25 tegen, waar het nog als Judeeër wordt omschreven; pas in Neh.1:2 komen we dit Hebreeuwse woord voor het eerst tegen als met Jood vertaald. In het boek Ester komen we een doelbewuste strategie tegen om het Joodse volk wereldwijd te vernietigen; dit plan werd bedacht door Haman die ongeveer in het jaar 475 v. Chr. een belangrijke positie aan het Perzische hof had gekregen. Zijn strategie zou zijn geslaagd als het Joodse meisje Hadassa in haar positie als koningin onder de naam Ester zijn plan niet had verijdeld. Opnieuw werd een satanische poging tot uitroeiing van het volk Israël door ingrijpen van de Heilige Geest tenietgedaan. Een volgende poging tot uitroeiing van het Joodse volk werd ondernomen door de Syrische generaal Antiochus Epiphanes; want na een verloren strijd tegen Egypte reageerde hij zijn 3 agressie af op het Joodse volk (Dan.11:21-45). In 168 v.Chr. beval hij om een altaar voor een afgod te zetten in de Joodse tempel te Jeruzalem. Hij schafte de sabbat af en offerde zelfs een zwijn in de tempel, wat voor Joden het toppunt van ontheiliging was. De Joodse priester Mattathias en zijn zoon Judas Makkabeüs leidden de furieuze Joden in hun opstand tegen de Syriërs. Maar Antiochus reageerde woedend op het verzet van de Joden, en hij voerde persoonlijk zijn leger aan en liet duizenden Joden ombrengen. Voor zijn wreedheid noemden de Joden hem al snel Antiochus Epimanes (= gek); Antiochus overleed aan een ziekte tijdens het hoogtepunt van de strijd. Judas sneuvelde in de strijd, maar zijn broer Simon wist - twee decennia na de dood van Antiochus - uiteindelijk onafhankelijkheid voor de Joodse staat te verkrijgen. Hij stichtte de Hasmoneese dynastie, die tot 63 v.Chr. in Judea aan de macht zou blijven; toen kwamen de Romeinen in het land en namen de macht over. G: Anti-semitisme in de tijd na het Nieuwe Testament. 1Tess.2:14-16 Het is u vergaan, broeders en zusters, als Gods gemeenten in Judea die Christus Jezus toebehoren. U hebt even zwaar onder uw stadsgenoten geleden als zij onder de Joden. Die hebben de Heer Jezus en de profeten gedood en ons tot het uiterste vervolgd. Ze mishagen God en zijn alle mensen vijandig gezind, omdat ze ons beletten andere volken bekend te maken hoe ze kunnen worden gered. De maat van hun zonden raakt nu vol, en Gods veroordeling is ten volle over hen gekomen. Het Nieuwe Testament begint met een uitvoerig verslag van het leven van Jezus op aarde; onze Heer oefende Zijn bediening hoofdzakelijk uit in het land Israël omdat Hij volgens eigen zeggen gezonden was naar de verloren schapen van het volk van Israël (Matt.15:24). En Hij gaf ook Zijn leerlingen opdracht om uitsluitend het evangelie van Gods koninkrijk te brengen aan het volk van Israël (Matt.10:6). Dat was een zeer terechte keuze van onze Heer, omdat het evangelie in de eerste plaats bestemd is voor de Joden (Hand.2:36+39, 3:20+26, 5:31, 10:36, 13:23+32-33+46, Rom.1:16, 3:2). Maar zowel in de tijd van Jezus in de evangeliën als in de tijd van de apostelen in het boek Handelingen bleef het grotere deel van het Joodse volk zich verzetten tegen de boodschap van het evangelie, terwijl een kleiner deel tot geloof in Jezus kwam. Het ongelovige deel veroorzaakte vaak vervolging van de eerste gelovigen in Jezus, maar later hadden de Joden andere zaken aan hun hoofd. In 70 na Chr. heroverden de Romeinen de stad Jeruzalem na een Joodse opstand en zij maakten de stad met de grond gelijk. Van de tweede tempel bleef alleen de westelijke muur, de Klaagmuur, overeind. De meeste Joden werden uit Israël verbannen. Dit is het begin van de Joodse diaspora, de verstrooiing van de Joden over de wereld. Om het land te ontdoen van de Joodse identiteit veranderden de Romeinen de naam van Judea in Filistia, afgeleid van de Filistijnen, wat later veranderde in Palestina. De Didachè is een vroeg-christelijk geschrift en werd in de eerste helft van de tweede eeuw na Chr. door een onbekende auteur te Syrië in het Grieks geschreven. De naam Didachè betekent: onderricht, onderwijzing. In 1873 werd het echter pas ontdekt in de bibliotheek van het Grieks-Orthodoxe Patriarchaat van Jeruzalem. Dit geschrift wilde laten zien hoe de twaalf apostelen de grote opdracht van Jezus in praktijk brachten. Ook wordt er aandacht gegeven aan profetie. Het geschrift zelf bevat nuttige informatie over het leven in de gemeente en is volgens bovenstaande datering het oudst bewaarde document met voorschriften voor de eredienst en het kerkelijk leven. Ondanks dat de Didache een hoogstaand werk kan worden genoemd onder de christenen, is het boek niet canoniek. Redenen hiervoor zijn, dat het boek de rechtvaardiging door goede werken leert. Het strenge bevel voor dopelingen om minstens één dag te vasten voor de doop of het bevel om drie keer per dag het Onze Vader te bidden getuigt van een geest van wetticisme. Maar het allerergste was dat vele profetieën uit het Oude Testament, die bestemd waren voor het volk Israël, op de kerk werden toegepast; zo diende de christelijke kerk te worden samengebracht vanaf het einde van de aarde in het Koninkrijk van God. Dit geschrift riep gelovigen in Jezus ook op om niet samen met huichelaars (= de Joden) te vasten, want zij vastten op maandag en donderdag; en daarom riep dit geschrift christenen op om te vasten op woensdag en vrijdag. Hier zien wij al de eerste tekenen van theologisch anti-semitisme. De oorsprong van theologisch anti-semitisme en verwarring rond het thema Israël ligt bij de 4 vroege kerkvaders, hun dogma was dat God de kerk op de plaats van Israël had gezet, en dat de kerk voortaan het nieuwe Israël was. Deze leer werd rond 150 na Chr. al verkondigd door Justin Martyr en later overgenomen en versterkt door prominente kerkvaders als Irenaeus, Origenes en Augustinus. De Joodse sabbat werd vervangen door de zondag, een van de zeven dagen van de week volgens de Gregoriaanse kalender. Zondag is genoemd naar de dag die in de voorchristelijke tijd aan de zon en aan de Godin Sól of Sunna was gewijd. Zo werd ook de Joodse besnijdenis door de kinderdoop vervangen, en werd het Joodse Loofhuttenfeest vervangen door het kerstfeest. Het is veelzeggend dat ongeveer in dezelfde tijd de leer van de kerk als geheel begon af te wijken van de zuiverheid en de eenvoud van het onderwijs der apostelen; het resultaat van deze afdwalingen was een kerk die er in de middeleeuwen voor een groot deel geestelijk, moreel en theologisch naast zat. Vanaf ongeveer 400 na Chr. werd de naam Israël door veel leraren, exegeten en zelfs door Bijbelvertalers regelmatig gebruikt als synoniem voor de kerk; in opschriften boven hoofdstukken van de Bijbel werd de naam Israël vaak vervangen door het woord kerk. H: De kloof tussen Israël en de kerk steeds breder. In de tijd van Origenes, ongeveer halverwege de derde eeuw, geloofden verreweg de meeste christenen dat de verwoesting van Jeruzalem en de verstrooiing van de Joden Gods manier was om de wereld te laten zien dat Hij met hen had afgedaan. Origenes schreef dat de Joden nooit meer in hun voormalige positie hersteld zouden worden; want zij hadden een misdaad van het onheiligste soort begaan door tegen de Verlosser van het menselijke ras samen te zweren. De kerk nam in die tijd geen risico en de tot het christendom “bekeerde” keizer Constantijn riep in 325 na Chr. het eerste Concilie van Nicea bijeen om een paar dogmatische problemen op te lossen, maar vooral om de kerk eens en voor altijd af te scheiden van die zgn. vervuilde ellendelingen. Om deze scheiding duidelijk te maken werd de datum van het christelijke paasfeest veranderd om een duidelijke scheiding te maken met het Joodse Pesach; de Romeinse kalender werd geraadpleegd en de jaarlijkse viering van het paasfeest kreeg de naam Easter, wat vreemd genoeg veel lijkt op de naam Eostre, een Germaanse godin van de lente. Een paar jaar later verzekerde Johannes Chrysostomus, die in 398 na Chr. de aartsbisschop van Constantinopel werd, aan zijn gemeente dat zij in plaats van de Joden gekomen waren. Hij hield acht zedenpreken tegen de Joden en noemde hen moordzuchtige, hebzuchtige, immorele en boosaardige criminelen, en hij sprak zijn openlijke haat uit tegen de Joden en hun synagogen. Van de in Jezus gelovende Joden werd verwacht dat zij afstand deden van alles wat maar herinnerde aan de Joodse cultuur. Als ze dat weigerden, werden ze als ketters beschouwd en kwamen ze onder de toorn van een verwarde kerk uit de heidenen. Maar latere generaties theologen hebben deze vervangingstheorie als dogma aanvaard. Tegen de tijd van het tweede Concilie van Nicea in 787 na Chr. moesten gelovige Joden bewijzen dat ze “christenen “waren door afstand te doen van de sabbat of enig ander Joods gebruik; in sommige gevallen moesten ze minachting voor hun Joodse wortels bewijzen door het eten van varkensvlees. De Lateraanse Concilies van 1179 en 1215 na Chr. schreven voor dat Joden in aparte gebieden moesten wonen en aparte kleding moesten dragen, waardoor ze van anderen onderscheiden konden worden. J: De Arabische tijd en de kruistochten. In 570 na Chr. werd Mohammed in Mekka geboren. Zijn volgelingen veroverden Palestina op de Byzantijnen in 638 na Chr, zes jaar na de dood van de Mohammed. In het begin hadden de Joden in Israël het nog redelijk goed, maar zij kregen steeds meer restricties en het leven van de Joden werd bijna onmogelijk gemaakt. Kalief Abd el-Malik wilde van zijn gebied een bedevaartsoord maken en bedacht dat de Tempelberg de plek was waar Mohammed na zijn nachtelijke reis ten hemel was gegaan. Rond 700 na Chr. werd op de fundamenten van de tweede tempel de Rotskoepel gebouwd en later de Al Aqsa-moskee. De vorm is overgenomen van de Byzantijnse cultuur en de bouw werd mede mogelijk door de komst van Byzantijnse handwerklieden. Het uiterlijk van deze Rotskoepel doet in alle 5 aspecten denken aan de vroeg-christelijke en Byzantijnse bouwkunst van Syrië en Palestina, zoals de Heilig-Grafkerk in Jeruzalem en de Kathedraal van Bosra. Byzantijnse christenen stemden in met de bouw van de Rotskoepel, omdat zij daarmee konden voorkomen dat Joden toegang hadden tot de plek waar volgens hen de boom des levens in het paradijs had gestaan en de plek waar Abraham later bereid was gebleken om Isaäk te offeren in opdracht van de God van Israël. Op de Rotskoepel staat een inscriptie die zegt dat God geen zoon heeft; de meeste christenen in Jeruzalem waren orthodox, maar zij geloofden ook niet in de Goddelijke Drie-Eenheid en dus was er voor hen geen enkel bezwaar om mee te werken aan de bouw van deze Rotskoepel. In 1099 na Chr. trokken duizenden christenen naar Israël om de heilige plaatsen te "redden" en het land te ontdoen van de ongelovigen; de in totaal 9 kruistochten duurden tot 1291 na Chr. en ook vele Joden werden het slachtoffer van deze moorddadige tochten. Daarna werd het land Israël door de Mammelukken, bevrijde slaven van de Egyptenaren, veroverd in 1291 en werden de kruisvaarders verdreven. Het land Palestina werd in 1517 na Chr. door de Turken veroverd en de Turkse heerschappij duurde van 1517 tot 1917. Ondertussen kwam in 1517 na Chr. de reformatie op gang doordat Maarten Luther zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel in Wittenberg sloeg; en als theoloog bracht hij veel hoop aan miljoenen. Zijn geloof was vernieuwd door het ontvangen van openbaring over de rechtvaardiging door het geloof vanuit de Romeinenbrief, maar de grote tragedie van zijn leven is dat hij volledig voorbijging aan Rom.9-11 over de belangrijke rol van Israël. Op grond van Rom.11:28-29 beschouwde hij de Joden letterlijk als vijanden, en zei hij aan het eind van zijn leven dat Joodse synagoges in brand gestoken zouden moeten worden, hun huizen afgebroken en vernietigd, hun gebedenboeken en Talmoeds afgenomen, hun rabbi’s onder bedreiging met de dood verboden om onderwijs te geven, en dat alle Joden een volledig reisverbod naar het buitenland opgelegd zou moeten worden. Het enige waar Joden goed voor waren was hard werken met het zweet op hun gezicht. Luther werd later geciteerd in het demonisch geïnspireerde boek van Adolf Hitler, Mein Kampf. K: Opkomend antisemitisme en de aliyahs. Anti-semitisme is een term die voor het eerst in de 19e eeuw werd gebruikt; tot aan die tijd was er vooral sprake van Jodenhaat. In 1880 begon een nieuwe vloedgolf van anti-Joodse stemming in Europa de kop op te steken; in Frankrijk leidde dat tot de Dreyfus-affaire waarbij een Franse officier van Joodse afkomst vals beschuldigd werd van verraad. Hij werd in 1895 tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld op het Duivelseiland, maar later werd zijn onschuld ontdekt en bewezen en tenslotte werd hij in het derde proces in 1906 vrijgesproken en weer in het leger aangenomen. In Rusland begonnen de pogroms, de afschuwelijke Jodenvervolgingen; ook in de rest van Europa nam het antisemitisme verschrikkelijke vormen aan. Als gevolg van de pogroms in Oost-Europa ontstond in 1882 een massa-immigratie van Joden naar Israël, de eerste aliyah (= terugkeer). De roep om een eigen Joodse staat werd door het groeiende antisemitisme steeds luider; en zo ontstond de Zionistische beweging onder leiding van Theodor Herzl. In 1897 begon de Eerste Zionistische Conferentie in Basel, Zwitserland; en er werden plannen gemaakt voor de stichting van een Joods tehuis in Palestina, en het Joods Nationaal Fonds werd belast met de aankoop van land. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog had Israël een Joodse bevolking van 85.000 Joden. Chaim Weizmann, een belangrijke Zionist, wist de Britse minister van Buitenlandse Zaken over te halen voor zijn strijd om een eigen staat. In 1917 werd de Balfour-declaratie getekend waarin de minister de Britse steun toezei voor de totstandkoming van een Joods nationaal tehuis voor het Joodse volk in Palestina. Tegelijkertijd werden er door anderen ook beloften gedaan aan Arabische volken die onder de Turkse vlag leefden. Het was dus duidelijk dat er moeilijkheden zouden komen als de Joden hun oude land weer terug zouden krijgen. In december 1917 bezetten de Britse troepen Palestina en eindigde de Turks-Ottomaanse tijd. In 1920 besliste de Volkenbond dat Palestina onder Brits mandaat moest worden geplaatst. Toen begonnen ook de eerste grote anti-Joodse opstanden van de Arabieren; maar steeds meer Joden arriveerden in Israël en verrichten er wonderen. Het land dat door de Arabieren 6 slecht was onderhouden werd door de Joden weer enorm leefbaar gemaakt. Er kwamen scholen, fabrieken en boerderijen. De woestijn werd weer vruchtbaar gemaakt en moerassen werden drooggelegd (Jes.35:1). Met de komst van het Duitse nationaal-socialisme kwam de vijfde aliyah (1931-1940) op gang; ongeveer 180.000 Joden vluchtten naar Palestina, maar als gevolg daarvan keerden de Arabieren zich vanaf 1936 tegen zowel Joden als Britten. Om de Arabieren tevreden te stellen werd door de Britten besloten de Joodse immigratie te beperken. Dit was natuurlijk ook in strijd met de Balfour-verklaring, maar daardoor probeerden de Britten Hitler te vriend te houden. In 1937 stelde de Britten voor om het land te delen in twee staten, een Joodse en een Arabische staat; dit was ook weer in strijd met de Balfour-verklaring. Toch accepteerden de Joodse leiders door de nood gedwongen het verdelingsplan; de Arabieren wezen echter elke vorm van deling af. L: De Holocaust. Jer.16:14-16 De dag zal komen, spreekt de HEER, dat er niet meer wordt gezegd: Zo waar de HEER leeft, die het volk van Israël uit Egypte heeft bevrijd, maar: Zo waar de HEER leeft, die het volk van Israël uit het land van het Noorden heeft bevrijd en uit de andere landen waarheen Hij het verdreven had. Ik zal hen terugbrengen naar hun land dat Ik hun voorouders gegeven heb. Ik laat vissers komen om hen te vangen, spreekt de HEER, en daarna laat Ik jagers komen om hen op elke berg en elke heuvel, zelfs in de rotskloven op te jagen. Het uitbreken van de oorlog tussen Engeland en Duitsland in 1939 was het begin van de Tweede Wereldoorlog; deze oorlog is tot op dit moment de meest gruwelijke expressie van anti-semitisme geweest, want ruim zes miljoen Joden werden door de nazi’s vermoord. Maar de grootste tragedie van de holocaust is dat de Joden wel gewaarschuwd waren, maar geen gehoor hebben gegeven aan deze waarschuwing. De God van Israël zond eerst vissers die de Duitse Joden waarschuwden dat er voor hen geen toekomst in Duitsland was, maar dat ze terug moesten gaan naar hun eigen land nu het nog kon. Een van deze vissers was de Joodse pionier Zev Jabotinsky, maar de Joden in Duitsland sloegen zijn waarschuwing in de wind en hielden vol dat hun levensomstandigheden geen gevaar liepen. Zij werden verblind door hun hang naar de materialistische welvaart van het westen. Adolf Hitler was een satanist die via een occulte paragnost in verbinding stond met een bovennatuurlijke stem; deze stem beloofde hem alle macht te geven die hij maar wilde op voorwaarde dat hij het Joodse volk volledig van de aardbodem zou uitroeien. Adolf Hitler citeerde Maarten Luther en speculeerde op de mogelijke Joodse heerschappij tijdens een duizendjarig rijk. Economische malaise als gevolg van de beurskrach in 1929 en slimme propagandistische manipulatie hitsten het Duitse volk op tegen de Joden; en de vreselijke gevolgen zijn wereldwijd bekend. God gebruikte de Duitse nazi's als jagers om de Joden in Europa met geweld te dwingen terug te keren naar het land dat hen volgens Gods beloften toebehoorde. Veel minder is bekend dat ook de communist Jozef Stalin na de Tweede Wereldoorlog het plan had om alle Joden in de Sovjet-Unie te laten vermoorden, maar zijn dood in 1953 maakte voortijdig een einde aan zijn plan. Ook hebben in andere Oosteuropese landen na de Tweede Wereldoorlog nog diverse progroms plaatsgevonden; en zolang het communisme hoogtij vierde in de Sovjet-Unie, hebben de Joden in die tijd veel te maken gehad met hevige vervolging en allerlei beperkingen. M: Anti-semitisme na de Tweede Wereldoorlog. De zesde aliyah (1941-1947) bestond uit Joden die op de vlucht waren voor de holocaust en probeerden te overleven. De Britten probeerden de Arabieren te winnen door de immigratie van vluchtende Joden naar Israël tegen te houden. De oorlog eindigde in 1945, maar ook na de oorlog speelde Groot-Brittannië een dubieuze rol; in 1947 werd het schip "Exodus", met aan boord 4554 overlevenden van de kampen, teruggestuurd naar Europa. Het werd zo wel duidelijk dat Groot-Brittannië tijdens en vlak na de oorlog vreselijke fouten had gemaakt en nu niet meer in staat was om dat nog goed te maken. De Britten lieten het verder over aan 7 de Verenigde Naties. Deze richtte een speciale commissie op die zich moest bezig houden met de toekomst van Israël (UNSCOP); deze kwam met de aanbeveling om het land te delen in een Arabische en een Joodse staat waarbij de verdeling van het land in overeenstemming was met de verdeling van de bevolkingsgroepen, en Jeruzalem zou onder het gezag van de V.N. vallen. De Joden accepteerden het verdelingsplan (resolutie 181) maar de Arabieren waren fel tegen. Zij hielden vast aan hun eis dat zij aanspraak zouden hebben op geheel Palestina. De V.N. stemde op 29 november 1947 over het plan van UNSCOP; Het plan werd met de vereiste tweederde meerderheid aangenomen. Direct daarop begonnen de Arabieren op grote schaal met het plegen van moorden en aanslagen tegen de Joodse bevolking; aanvankelijk leden de Joden grote verliezen, maar uiteindelijk kregen zij toch de overhand over hun Arabische tegenstanders. Op 14 mei 1948 kwam het Britse mandaat tot een einde en werd de staat Israël uitgeroepen volgens het VN verdelingsplan, en David Ben Goerion werd de eerste premier van Israël. Nog geen 24 uur na de uitroeping van de staat vielen de legers van Egypte, Jordanië, Syrië, Libanon, Saoedi-Arabië en Irak Israël aan; de oorlog stopte in 1949 en Israël kwam als de overwinnaar uit de strijd. Er werd een wapenstilstand getekend met Egypte en deze kreeg de Gazastrook; daarna volgde een wapenstilstand met Libanon. Jordanië sloot ook een wapenstilstand en annexeerde de Westbank; Jeruzalem werd verdeeld tussen Jordanië en Israël. Syrië sloot als laatste een wapenstilstand en behield de Golan. De bedoeling was om te komen tot een vredesovereenkomst van Israël met zijn buurlanden, maar daar wilden de Arabische landen niet aan. Zij weigerden de Joodse staat te erkennen. De Verenigde Naties deden dit wel. Vlak voor, en tijdens de onafhankelijkheidsoorlog zijn veel Palestijnen het land Palestina ontvlucht; naar schatting gaat het om 650.000 mensen. Het gaat hierbij om verschillende groepen Arabieren die ieder hun eigen reden hadden om Palestina te verlaten. Daarom is het vluchtelingenprobleem complex en vormt het een groot struikelblok bij de onderhandelingen. De Groot-Moefti van Jeruzalem, die collaboreerde met de nazi's, en de Arabische landen riepen de Palestijnen op om Israël te verlaten en te gaan naar de Arabische buurlanden. De Egyptische president Nasser wilde zijn nederlaag van 1948 ongedaan maken; In 1955 kreeg Egypte wapens geleverd uit communistische landen. In 1956 sloot Egypte het Suezkanaal en de Straat van Tiran voor Israëlische schepen, wat zeer in strijd was met de V.N.resolutie van 1951; het sluiten van het Suezkanaal had voor Israël grote economische gevolgen. Steeds vaker waren er aanvallen van terroristen uit de Arabische buurlanden; ook deze werden gesteund door Egypte. Egypte nationaliseerde het Suezkanaal en raakte daardoor in conflict met de Westerse mogendheden. In de Sinai woestijn van Egypte ontstonden militaire basissen en Egypte sloot een militair verbond met Syrië en Jordanië. Er was door dit alles een acuut gevaar ontstaan voor het voortbestaan van de staat Israël en Israël was daardoor genoodzaakt Egypte aan te vallen. In acht dagen tijd wist Israël de Gazastrook en de Sinai-woestijn op Egypte te veroveren. In 1957 trok Israël zijn troepen terug maar eiste wel vrije doorgang van het Suezkanaal en de Staat van Tiran. Er werden troepen van de VN gestationeerd langs de grens van Israël en Egypte en in de Gaza strook om de status-quo te handhaven. N: De Zesdaagse Oorlog (1967) en het ontstaan van de zgn. bezette gebieden. Opnieuw waren er aanvallen van Arabische terroristen langs de Egyptische en Jordaanse grens en vanuit Syrië; er ontstond ook een grote troepenopbouw van Arabische legers langs de grenzen met Israël. Grote troepen van het Egyptische leger stationeerden zich in de Sinai woestijn; Nasser stuurde de VN troepen weg en sloot opnieuw de Straat van Tiran af, dit in strijd met de afspraken die waren gemaakt na 1956. Voor Israël was het duidelijk dat de Arabische buurlanden op het punt stonden opnieuw een oorlog tegen Israël te beginnen en Israël besloot niet af te wachten en viel op 5 juni 1967 Egypte aan, gevolgd door een aanval op Jordaanse troepen in het oosten en een aanval op Syrische troepen die Israël vanuit het noorden waren binnen gekomen. Al na zes dagen van hevige strijd had Israël de Arabische alliantie verslagen; Israël veroverde hierbij de Sinaiwoestijn en de Gazastrook op Egypte, de Westbank op Jordanië, inclusief het Jordaanse deel van Jeruzalem, en de Golan Hoogvlakte 8 op Syrië. Deze veroverde gebieden zijn de "bezette gebieden" gaan heten, bezet door Israël na de oorlog die door de Arabische landen was uitgelokt. Direct na de oorlog bood Israël aan om de bezette gebieden terug te geven in ruil voor vrede en erkenning van de staat. De Palestijnse leiders en Arabische landen wilden van het begin af aan echter de Joden de zee in drijven en wezen het aanbod van Israël af. Op 22 november 1967 kwam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties met resolutie 242. De resolutie is gebaseerd op het principe "land in ruil voor vrede"; er staat onder andere dat Israël zich moet terugtrekken uit bezette gebieden. Maar ook dat er erkenning, soevereiniteit en territoriale onschendbaarheid moet zijn voor elke staat in het Midden-Oosten en dat elke staat recht heeft op veilige en erkende grenzen, vrij van dreigingen of geweld. De resolutie is gericht aan zowel Israël als de Palestijnen en de buurlanden; beide partijen worden geacht hun deel van de resolutie uit te voeren. Maar als één van de partijen dit nalaat is ook de andere partij niet meer moreel verplicht zijn deel uit te voeren. Moreel, omdat deze resolutie behoort tot hoofdstuk 6 van de VN-Veiligheidsraad en daarmee een "adviserende" resolutie is en geen "bindende" resolutie. In september 1968 begon Egypte de Uitputtingsoorlog tegen Israël. President Nasser van Egypte wist dat het grootste deel van het Israëlische leger uit reservisten bestond, en hij dacht dat deze reservisten een langdurige uitputtingsoorlog niet zouden overleven. De oorlog moest lang duren, economische gevolgen voor Israël hebben en gematigd zijn; gematigd omdat Egypte niet de Westerse landen en Israël wilde uitlokken om een algehele oorlog tegen Egypte te beginnen. Langs het Suezkanaal werden regelmatig Israëlische stellingen bestookt, en zelfs een Israëlisch schip tot zinken gebracht; dit resulteerde in zeer zware gevechten waarbij aan beide kanten vele slachtoffers vielen. Dit eindigde in 1970 met een wapenstilstand; in hetzelfde jaar stierf Nasser en werd opgevolgd door president Anwar Sadat. O: De Jom Kippoer Oorlog (1973). Aan drie jaar van relatieve rust kwam op 6 oktober 1973 abrupt een einde; Egypte en Syrië kozen de heiligste dag van de Joden uit (Jom Kippur = Grote Verzoendag, Lev.23:26-32) voor een verrassingsaanval op Israël. Israël was echter totaal onvoorbereid en het duurde drie weken voordat Israël de oorlog had gewonnen; de Egyptische troepen waren terug gedreven en Israël was Syrië tot 32 km van de hoofdstad Damascus genaderd. Na twee jaar van moeizame onderhandelingen sloot Israël een wapenstilstand met Egypte en Syrië. Israël trok zich vervolgens terug uit de delen die het tijdens de oorlog had veroverd. In november 1977 bracht de Egyptische president Anwar Sadat een vredesbezoek aan Jeruzalem; dit resulteerde op 17 september 1978 in de ondertekening van de Camp Davidakkoorden door de Egyptische president Sadat en de Israëlische premier Menachem Begin op het gazon van het Witte Huis in Washington. De akkoorden werden getekend in het bijzijn van de Amerikaanse president Jimmy Carter. De Camp David-akkoorden waren een kader voor vrede in het Midden-Oosten, gebaseerd op resolutie 242 en 338. Israël zou in ruil voor vrede de Sinai-woestijn teruggeven aan Egypte en de Palestijnen in de Gaza en Westbank zouden hier na een overgangsperiode van vijf jaar, autonomie krijgen; zowel Egypte, Israël en Jordanië hadden hierin een belangrijke taak. Op 26 maart 1979 werd er vrede gesloten tussen Israël en Egypte; in overeenstemming met de Camp David-akkoorden gaf Israël hierna de Sinai terug aan Egypte. Maar de akkoorden werden door de Arabisch wereld afgewezen en dit leidde tot een tijdelijke uitsluiting van Egypte uit de Arabische Liga. Ook Jordanië wilde niet meewerken met als gevolg dat er van de autonomie voor de Palestijnen niets terecht kwam. P: Palestijnse bevrijdingsorganisaties. In 1970 werd de PLO verbannen uit Jordanië en hergroepeerde zich in Zuid-Libanon; van daaruit escaleerde de PLO-terreur tegen het noorden van Israël. Dorpen en steden in het noorden werden met raketten bestookt en er werden aanslagen gepleegd; hierbij vielen vele Israëlische slachtoffers. Op 6 juni 1982 vielen Israëlische troepen Zuid-Libanon binnen om daar de terroristische infrastructuur van de PLO te vernietigen. De operatie kreeg de naam: 9 "Vrede voor Galilea". In september 1982 richtten “christelijke” milities een slachting aan in de Palestijnse dorpen Sabra en Chatila in Libanon. Dit gebeurde uit vergelding voor bloedbaden die de Palestijnen eerder hadden aangericht in de christelijke dorpen waarbij honderden christenen werden vermoord. De Israëlische troepen waren niet betrokken bij de slachtingen in Sabra en Chatila, maar hadden deze wel moeten voorkomen. Ariël Sharon was in die tijd Minister van Defensie. Op 9 december 1987 liep een rel in Gaza uit op het begin van de Eerste Intifada tegen Israël; Israël trad hard op tegen de Palestijnen maar kwam daardoor in een kwaad daglicht te staan. Op 15 november 1988 riep de Palestijnse Nationale Raad in Algiers een onafhankelijke Palestijnse staat uit; later dat jaar zei de PLO o.l.v. Yasser Arafat resolutie 242 te aanvaarden. En hiermee erkende Arafat officieel de staat Israël en daarom accepteerde Amerika hem als gesprekspartner. Maar in de praktijk heeft Israël na de beëindiging van de oorlogen met de buurlanden vrijwel dagelijks te maken gehad met interne conflicten met Palestijnse bevrijdingsorganisaties, zowel uit binnen-als buitenland. De PLO, Hamas, Fatah, Al Aqza-brigade, Hezbollah en diverse andere splintergroeperingen bemoeilijken het Joodse leven in het land dat God aan Abraham gegeven had. De werkelijke oorzaak voor de kloof tussen Joden en moslims ligt echter veel dieper onder de oppervlakte, en deze kloof wordt veroorzaakt door een intens geestelijk conflict in de bovennatuurlijke wereld. Q: De geestelijke achtergrond van het conflict. In 570 na Chr. werd Mohammed in Mekka geboren. Zijn volgelingen veroverden Palestina op de Byzantijnen in 638 na Chr, zes jaar na de dood van Mohammed. In het begin hadden de Joden in Israël het nog redelijk goed, maar zij kregen steeds meer restricties en het leven van de Joden werd bijna onmogelijk gemaakt. Kalief Abd el-Malik wilde van zijn gebied een bedevaartsoord maken en bedacht dat de Tempelberg de plek was waar Mohammed na zijn nachtelijke reis ten hemel was gegaan. Rond 700 na Chr. werd op de fundamenten van de tweede tempel de Rotskoepel gebouwd en later de Al Aqsa-moskee; het land Palestina leek dus definitief in het bezit van de islam te zijn. Eén van de belangrijkste principes in de islam is de leer dat de gehele wereld bestaat uit twee kampen, de dar-el-salam, het zogenaamde huis van vrede, en de dar-el-harb, letterlijk het huis van oorlog. Het huis van vrede is het gebied waar de islam heerst en iedereen zich aan de ware islam onderwerpt; dáár is het goed. In dat gebied kunnen de andersdenkenden, zoals Joden en christenen, hooguit getolereerd worden, mits ze volgens de voorschriften in de Koran extra belastingen betalen en genoegen nemen met een zeer ondergeschikte plaats in de maatschappij. Het andere deel van de wereld is de dar-el-harb, het huis van oorlog, het gebied waar de islam nog niet iedereen onderworpen heeft. Europa is dus een dar-el-harb gebied. Het is de plicht van iedere moslim om de dar-el-salam uit te breiden; daartoe is de jihad het meest geschikte middel. Hierbij wordt de jihad absoluut niet omschreven als een innerlijke strijd die je zou moeten voeren om in je hart de zuivere leer te ervaren, maar een gewapende strijd om de wereld te onderwerpen aan de islam. De islam is dus niet een godsdienst die zich afspeelt in moskeeën maar beslist overal in de samenleving, en is de alleenheersende politieke macht in het grondgebied van de islam. Nu is het zo dat elk grondgebied, dat ooit heeft toebehoord aan de islam en dus ingelijfd is in de dar-el-salam, tot aan de grote dag van het oordeel toebehoort aan de islam. Daarom mag onder geen enkele voorwaarde grondgebied van de dar-el-salam overgaan in de handen van niet-moslims, waardoor het weer terecht zou komen in de dar-el-harb. Het grondgebied van de dar-el-salam kan niet worden weggegeven, kan niet worden verkocht en mag niet worden veroverd; dat is de grootst mogelijke ramp binnen de islam. Het jaar 1917 na Chr. was een verschrikkelijk rampjaar voor de islam want het land Palestina had sinds 638 na Chr. toebehoord aan de islam en viel dus 1279 jaar onder de dar-el-salam; maar zonder slag of stoot werd het land Palestina in één keer door de Britten ingenomen. Deze gebeurtenis wordt in de moslimwereld herdacht als een jaar van verschrikking; en het werd nog erger toen in mei 1948 de Joodse staat Israël werd uitgeroepen. En in 1967, precies 50 jaar na de inval van de Britten in Palestina, veroverde het Israëlische leger de hele stad Jeruzalem. Dit heeft tot een geestelijke crisis geleid in de islam, want het principe 10 van de dar-el-salam werd zwaar geschonden; in plaats van de dar-el-salam uit te breiden met gebieden uit de dar-el-harb werden de rollen omgekeerd. In de achtste eeuw na Chr. waren de moslims Europa binnengedrongen en stonden zij in Oostenrijk al voor de poorten van Wenen, en in Frankrijk kwamen zij tot aan Poitiers. Hoewel de Arabieren Europa niet geheel konden veroveren, slaagden ze er toch in het Iberisch Schiereiland en een groot deel van Zuid-Frankrijk te bezetten. Zij werden echter verslagen door Karel Martel, die het bekendst is geworden door zijn overwinning in de Slag bij Poitiers in 732 na Chr. Deze slag wordt gezien als de redding van Europa van de Arabieren. De moslim-legers trokken zich terug uit Europa, maar behielden hun macht in Afrika en Azië; en meer dan 1400 jaar heeft de geest van de islam zijn duistere macht uitgeoefend over dit gebied en het ontoegankelijk gemaakt voor het evangelie van Jezus Christus. Maar met de inval van de Britten in Palestina in 1917 na Chr. begon het bolwerk van de geest van de islam te wankelen, en sinds die tijd heeft deze alleen maar terrein moeten inleveren. De laatste 20 jaar zijn er meer moslims tot geloof in Jezus Christus gekomen dan in de 1400 jaar daarvoor. R: Het volk Israël en zijn erfrecht. Gen.17:7-9 Ik sluit een verbond met jou en met je nakomelingen, met alle komende generaties, een eeuwigdurend verbond: Ik zal jouw God zijn en die van je nakomelingen. Heel Kanaän, het land waar je nu als vreemdeling woont, zal Ik jou en je nakomelingen voor altijd in bezit geven, en Ik zal hun God zijn. Ook zei God tegen Abraham: Jij moet je houden aan dit verbond met Mij, evenals je nakomelingen, generatie na generatie. Toen God met Abraham dit verbond sloot, beloofde Hij nadrukkelijk dat Hij het land Kanaän het latere land Israël - voor eeuwig aan Abraham en zijn nakomelingen in bezit zou geven; en God is op deze belofte nog nooit teruggekomen, hoewel vele christenen deze belofte van God niet serieus nemen. Toch zijn er vele teksten in de Bijbel waarin deze belofte van God herhaald wordt; lees de volgende teksten maar eens en let erop dat God deze belofte van het land onder ede aan het volk Israël belooft. Gen.24:7, 26:3, 50:24, Ex.6:8, 13:5+11 32:13, 33:1, Num.1:12, 14:16+23+30, 32:11, Deut.1:8+35, 6:10+18+23, 7:13, 8:1, 9:5, 10:11, 11:9+21, 19:8, 26:3+15, 28:11, 30:20, 31:7+20-23, 34:4, Joz.1:6, 5:6, 21:43, Recht.2:1, 1Kron.16:15-18, Neh.9:15, Ps.105:8-11, Jer.11:5, 32:22, Ezech.20:6+28+42, 47:14. Volgens de tekst van het verbond uit Gen.17:7-9 heeft God het land Kanaän voor eeuwig aan Abraham en zijn nakomelingen beloofd; en de God van Israël is een God die Zich altijd houdt aan Zijn beloften, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Nu zegt deze zelfde tekst in vers 9 dat Abraham en zijn nakomelingen zich ook moeten houden aan het verbond met God, generatie na generatie; dat houdt in dat de belofte van het land voor eeuwig is, maar dat het Joodse recht om daar te wonen bepaald wordt door hun gehoorzaamheid aan het verbond en een heilige levensstijl in overeenstemming met de bepalingen van het verbond. Ezech.33:23-29 De HEER richtte zich tot mij: Mensenkind, de bewoners van de ruïnes in het land van Israël zeggen: Abraham was maar alleen en toch kreeg hij heel het land in bezit; wij zijn met velen, dus is het land zeker aan ons gegeven en is het ons eigendom. Antwoord hun: Dit zegt God, de HEER: Jullie eten vlees waar het bloed nog in zit, jullie vereren je afgoden, jullie vergieten bloed en jullie willen het land bezitten? Jullie vertrouwen op je zwaard, jullie begaan gruweldaden en onteren elkaars vrouwen, en jullie willen het land bezitten? Dit moet je tegen hen zeggen: Dit zegt God, de HEER: Zo waar Ik leef, wie nog in de ruïnes woont zal vallen door het zwaard, wie daarbuiten leeft geef Ik als prooi aan de wilde dieren, en wie zich in holen en grotten verschuilt zal sterven aan de pest. Van jullie land maak Ik een verlaten woestenij, er komt een einde aan zijn trotse kracht, en ook de bergen van Israël zullen een wildernis zijn waar niemand meer doorheen trekt. Wanneer Ik vanwege al hun gruweldaden van het land een huiveringwekkende woestenij heb gemaakt, zullen ze beseffen dat Ik de HEER ben. De profeten van Israël uit het Oude Testament hebben het volk voortdurend herinnerd aan de noodzaak om zich te houden aan het verbond met God, en wanneer Israël zondigde, kwam God met Zijn oordeel en werd hun grondgebied verkleind. Wanneer daarna berouw en bekering uitbleven, volgde uiteindelijk ballingschap; maar elke ballingschap ging gepaard 11 met de belofte dat God het volk Israël zou terugbrengen in het land om daarna het hele proces weer opnieuw met hen door te lopen. Want hoe groot en machtig de beloften van God ook zijn, Hij kan ze alleen vervullen wanneer Zijn volk aan de voorwaarden voldoet; daarom zal Hij altijd het proces van heiliging opnieuw doorlopen, totdat het volk aan de heilige voorwaarden van God heeft voldaan. Want een heilig land is alleen bestemd voor een heilig volk. Ezech.36:22-28 Zeg daarom tegen het volk van Israël: Dit zegt God, de HEER: Ik zal ingrijpen, volk van Israël, niet omwille van jou, maar omwille van Mijn heilige naam, die je hebt ontwijd bij de volken waar je gekomen bent! Ik zal Mijn grote naam, die door jullie bij die volken is ontwijd, weer aanzien verschaffen. Die volken zullen beseffen dat Ik de HEER ben, spreekt God, de HEER. Ik zal ze laten zien dat Ik heilig ben; Ik leid jullie weg bij die volken, Ik breng jullie bijeen uit die landen en laat je naar je eigen land terugkeren. Ik zal zuiver water over jullie uitgieten om jullie te reinigen van alles wat onrein is, van al jullie afgoden. Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, Ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. Ik zal jullie Mijn Geest geven en zorgen dat jullie volgens Mijn wetten leven en Mijn regels in acht nemen. Jullie zullen in het land wonen dat Ik aan je voorouders gegeven heb, jullie zullen Mijn volk zijn en Ik zal jullie God zijn. In vers 16-18 sprak God tegen de profeet Ezechiël over het goddeloze leven van het volk Israël in hun eigen land; daarom verdreef God hen naar vreemde volken (vers 19). Maar bij die vreemde volken werd de naam van God ontheiligd vanwege het feit dat Hij Zijn eigen volk in ballingschap had laten gaan (vers 20), en daarover had de Heer verdriet (vers 21). Om die reden besloot God Zijn volk weer terug te brengen naar hun eigen land (vers 22-23), maar daarbij beloofde God dat Hij Zijn heilige principes zou hanteren. 1) God zal Zijn volk terugbrengen naar hun eigen land (vers 24). 2) God zal Zijn volk reinigen met het zuivere water van Zijn woord (vers 25). 3) God zal Zijn volk vernieuwen door hen een nieuw hart en geest te geven (vers 26). 4) God zal er Zelf voor zorgen dat Zijn volk Hem zal gehoorzamen (vers 27). 5) Daarna zal Gods volk blijven wonen in het land dat Hij hun gegeven heeft (vers 28). S: Israël en de crisis van de eindtijd. Het moderne Israël is grotendeels een seculier d.w.z. ongelovig volk, dat zich weinig of niets aantrekt van Gods woord, en dat zeer veel weerstand biedt tegen het evangelie van Jezus, de Joodse Messias; er is geen volk ter wereld dat zich zo hardnekkig verzet tegen Jezus als het Joodse volk. Nu kan God twee dingen doen, en dat is in de eerste plaats het volk weer in ballingschap sturen, maar in de tweede plaats kan God ook met Zijn oordeel komen en zo het volk redden. God zal dit laatste doen, en als gevolg daarvan zal het Joodse volk in de tijd die voor ons ligt (eindtijd) te maken krijgen met de grootste expressie van anti-semitisme uit de hele geschiedenis. Deze grootste Jodenvervolging uit de hele menselijke geschiedenis zal leiden tot de grootste holocaust, waarbij tweederde deel van het Joodse volk in het land Israël zal worden uitgeroeid, terwijl eenderde deel in leven zal blijven maar door het vuur heen gelouterd zal worden (Zach.13:8-9). Dit zeer heftige proces van onderdrukking, vervolging, uitroeiing en loutering zal er echter toe leiden dat God Zijn Heilige Geest zal uitstorten over het huis van David en de inwoners van Jeruzalem, zodat zij zich tot de Heer zullen keren met groot verdriet (Zach.12:9-12), waarna er een bron van reiniging geopend zal worden voor het Joodse volk (Zach.13:1-2). Dit is een gevolg van Gods verbond met David (Jes.55:3-4) waardoor de gemeente uit de heidenen zich over het Joodse volk zal ontfermen, waarna gelovige Joden en gelovige heidenen elkaar in de armen zullen vallen in de naam van Jezus, de Joodse Messias (Jes.55:5). Dit zal de tijd zijn waarin God Zijn volk Israël opnieuw aanvaardt, waardoor hun terugkeer tot God zal zijn als een opstanding uit de dood (Rom.11:15). Dit zal er toe leiden dat de grootste oogst uit de menselijke geschiedenis het koninkrijk van God binnengehaald zal worden (Rom.11:12). Onze Heer gaat in de tijd die voor ons ligt het volk Israël zodanig in de hoek drijven, dat de Joden alleen nog maar omhoog kunnen kijken voor redding (Ps.121:1-2); want Jezus heeft gezegd dat Hij niet zal terugkomen totdat de tijd aangebroken is waarop de Joden in de stad 12 Jeruzalem zullen zeggen: Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer (Matt.23:39). Het is in zekere zin het noodlot van Israël dat dit volk alleen aangewezen is op de God van Israël, dat is Jezus de Messias (Hos.13:9), maar het is hun enige kans op redding, want er is niemand anders die hen zal redden (Hos.13:4-8). Het is de liefde van Jezus de Messias die het Joodse volk volledig klem zet in de hoek, zodat dit volk geen enkele kant meer uit kan dan alleen naar de Messias. Dan zullen de woorden van de profeet Hosea in vervulling gaan. Hos.5:14-6:3 Want Ik ben het die Efraïm aanvalt als een leeuw, als een sterke leeuw keer Ik Mij tegen het volk van Juda: Ikzelf zal hen verscheuren, Ik zal hen wegslepen, en niemand die hen redden kan. Ik ga terug naar de plaats waar Ik woon, totdat ze voor hun daden geboet hebben en Mij weer gaan zoeken. Door de nood gedreven zullen ze weer naar Mij vragen. Kom, laten wij teruggaan naar de HEER ! Hij heeft ons verscheurd, Hij zal ons genezen; de hand die sloeg, zal ons verbinden. Hij redt ons na twee dagen van de dood, de derde dag doet Hij ons opstaan: in Zijn nabijheid zullen wij leven. Dan zullen wij Hem kennen, ernaar jagen om de HEER te kennen. Even zeker als de dageraad zal Hij komen, Hij komt naar ons als milde regen, als de lenteregen die de aarde drenkt. Jezus beschrijft Zichzelf hier als een leeuw die het volk Israël aanvalt, het volk verscheurt en wegsleept zonder dat iemand dit volk redden kan (5:14). Daarna gaat de Heer terug naar de plaats waar Hij woont, en dit spreekt van de hemelvaart van Jezus (5:15a); maar Hij belooft dat het Joodse volk Hem weer zal zoeken nadat zij voor hun daden geboet hebben en dat zij door de nood gedreven weer naar Hem vragen (5:15b). Zij erkennen dat Hij degene geweest is die hen verscheurd en geslagen heeft, maar dat Hij ook degene is die hen zal genezen en verbinden (6:1). Hij zal hen na twee dagen van de dood redden en op de derde dag weer doen opstaan, waarna zij in Zijn nabijheid zullen leven; wanneer we hieraan toevoegen dat een dag voor de Heer is als 1000 jaar (Ps.90:4), zegt deze tekst dat Israël na 2000 jaar van de dood gered zal worden en aan het begin van het derde millennium weer zal opstaan. Dan zullen zij voor eeuwig de Heer kennen (6:3). Petrus refereert in Hand.3 aan deze uitspraak van de profeet Hosea met de volgende woorden. Hand.3:19-21 Wend u af van uw huidige leven en keer terug tot God om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de Heer een tijd van rust doen aanbreken en zal Hij de Messias zenden die Hij voor u bestemd heeft. Dat is Jezus die in de hemel moest worden opgenomen tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van Zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld. Het Joodse volk is na de verwoesting van Jeruzalem en de diaspora ten gevolge van de nederlaag van Simeon Bar Kochba achtervolgd door anti-semitisme in de theologie van de kerk, door de oude islam, door het fascisme van Adolf Hitler, door het communisme en door de heropleving van de geest van de islam. Al deze expressies van anti-semitisme zullen samenkomen in de antichrist die het Joodse volk volledig zal proberen uit te roeien en daarin meer zal slagen dan elke andere jodenhater die hem is voorgegaan. De profeet Daniël kreeg veel visioenen over de eindtijd; en regelmatig werd hij van zijn stuk gebracht door datgene wat hij te zien kreeg (Dan.7:15+28, 8:27, 10:8-10, 10:15-17). Tenslotte vroeg hij vertwijfeld hoelang het nog zou duren voordat dit een einde zouden komen. Dit was het antwoord. Dan.12:7 Daarop hoorde ik de in linnen geklede man die zich boven het water van de rivier bevond spreken. Hij hief beide handen op naar de hemel en zwoer bij de eeuwig Levende: Eén tijd, een dubbele en een halve tijd: wanneer de macht van het heilige volk niet langer verbrijzeld zal worden, dan zullen al deze dingen zich hebben voltrokken. M.a.w. er zal drieënhalf jaar eindtijd nodig zijn om de interne macht en weerstand van het heilige volk van God te verbrijzelen, voordat het Joodse volk zich gewonnen geeft aan Jezus de Joodse Messias. Zo gebruikt onze Heer het vreselijke wapen van anti-semitisme om het Joodse volk voor eeuwig in Zijn liefdevolle armen te kunnen sluiten in het land Israël. V.v.d.B. 13