Satan, de aanstichter van anti-semitisme

advertisement
Satan, de aanstichter van anti-semitisme.
Openb.12:3-4 Er verscheen een tweede teken in de hemel: een grote, vuurrode draak, met
zeven koppen en tien horens, en op elke kop een kroon. Met zijn staart sleepte hij een derde
van de sterren aan de hemel mee en smeet ze op de aarde. De draak ging voor de vrouw
staan die op het punt stond haar kind te baren, om het te verslinden zodra ze bevallen was.
A: Twee tekenen in de hemel.
Openb.12 spreekt over het bovennatuurlijke conflict tussen God en satan, dat al voor de
schepping der wereld begonnen is in de hemelen, maar dat zich na de zondeval verplaatst
heeft naar de lagere hemelse gebieden rond de aarde en op de aarde zelf. Dit conflict is
onzichtbaar voor het natuurlijke oog van de mens, maar in het centrum van het conflict staat
de totale vijandigheid van satan tegenover het plan van God de Vader met Zijn Zoon Jezus
Christus (Ps.2:1-3). Satans hoofddoel is het tegenhouden van de tweede komst van Jezus
en het daaropvolgende duizendjarige vrederijk, waarin Jezus zal heersen over de hele
schepping vanuit Jeruzalem.
1) Openb.12:1-6 spreekt over dit geestelijke conflict in termen van anti-semitisme.
2) Openb.12:7-12 spreekt over het conflict in de bovennatuurlijke wereld, de hemelen.
3) Openb.12:13-18 spreekt over de manifestatie van dit conflict in de natuurlijke wereld.
De belangrijke boodschap van Openb.12 is dat de Heilige Geest de wereldwijde gemeente
uit de heidenen samen met de hemelse legers van de engelen ter ondersteuning aan Israël
geeft om samen met dit volk weerstand te bieden tegen de vijand, die zich verzet tegen de
tweede komst van Jezus.
B: Het eerste teken in de hemel.
Openb.12:1-2 Er verscheen in de hemel en indrukwekkend teken: een vrouw, bekleed met
de zon, met de maan onder haar voeten en een kroon van twaalf sterren op haar hoofd. Ze
was zwanger en schreeuwde het uit in haar weeën en haar barensnood.
Deze vrouw is het volk Israël dat geroepen is om de Messias voort te brengen; deze vrouw
draagt dezelfde kenmerken als de droom van Jozef in Gen.37:9. Het is een indrukwekkend
teken, want het bevat een zeer belangrijke boodschap. In de eerste 2000 jaar na de roeping
van Abraham is Israël zwanger geweest van de eerste komst van Jezus (Rom.9:4-5), en in
de tweede 2000 jaar - dat is na de hemelvaart van Jezus - is Israël zwanger geweest van de
tweede komst van Jezus. De zwangerschap van Israël is een zeer zware zwangerschap
vanwege twee belangrijke aspecten.
1) De jaloerse liefde en discipline van de Koning-Bruidegom, Jezus Christus.
2) De furieuze haat van de grote tegenstander van Israël, de duivel.
C: het tweede teken in de hemel.
Openb.12:3-4 Er verscheen een tweede teken in de hemel: een grote, vuurrode draak, met
zeven koppen en tien horens, en op elke kop een kroon. Met zijn staart sleepte hij een derde
van de sterren aan de hemel mee en smeet ze op de aarde. De draak ging voor de vrouw
staan die op het punt stond haar kind te baren, om het te verslinden zodra ze bevallen was.
Deze draak is de duivel en satan (vers 9), die zich verzet tegen de komst van Koning Jezus
en Zijn koninkrijk. Omdat Jezus in Matt.23:39 gezegd heeft, dat Hij pas dan zal terugkomen
wanneer er een gelovige gemeenschap van Joden in Jeruzalem is die Hem zal verwelkomen
met de woorden “Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer”, heeft de duivel alles in
het werk gesteld om te voorkomen dat er ooit een gemeenschap van Joden in Jeruzalem
zou komen. Satans haat tegen Jezus, Israël en de christelijke gemeente is even groot als
zijn angst voor de eeuwige vuurzee, die brandt van zwavel; daarom zet hij alles op alles om
de tweede komst van Jezus tegen te houden.
1) De 7 koppen: deze zeven koppen zijn de zeven wereldrijken die in de geschiedenis van
de mensheid door een geest van anti-semitisme geprobeerd hebben het volk Israël volledig
uit te roeien. Dat zijn Egypte in de tijd van het boek Exodus, Assyrië, Babylonië en Perzië in
1
de tijd van de Bijbelboeken 2Koningen, 2Kronieken, Ezra, Nehemia en Esther. De vijfde is
Griekenland van Alexander de Grote, dat later werd opgesplitst in vier verschillende rijken;
en één daarvan was het Syrië van Antiochus Epiphanes die grote verwoesting aanrichtte in
het land Israël, maar door de opstand van de Makkabeeën verslagen werd. De zesde is het
Romeinse rijk dat vanaf 63 v.Chr. de macht overnam in het land Israël en de stad Jeruzalem
in 70 na Chr. verwoestte, en in 132 na Chr. de opstand van Simeon Bar Kochba neersloeg,
waarna het Joodse volk over de hele toenmalige wereld verspreid raakte. De zevende is het
fascistische Duitsland van Adolf Hitler.
2) De 10 horens: deze 10 horens zijn 10 allianties van landen om het gebied van Israël heen
die in de eindtijd zullen samenspannen met de antichrist om Israël van de aardbodem te
verwijderen; samen zullen ze de grootste militaire macht op aarde tegen Israël op de been
brengen, maar op het laatst door Jezus en Zijn leger verslagen worden (Openb.17:12-14,
19:19-21).
3) Het derde deel van de sterren is het demonische leger dat met satan in opstand is
gekomen tegen de Allerhoogste, zoals beschreven in Jes.14:12-15, Ezech.28:12-21 en
Dan.8:10. Satans doel is altijd geweest om Israël - dat zwanger is van de komst van Jezus
de Messias - van het leven te beroven, zoals de farao van Egypte alle pasgeboren Joodse
jongens liet vermoorden, en zoals koning Herodes alle pasgeboren kinderen in Bethlehem
liet vermoorden.
D: Israël in de eindtijd.
Openb.12:6 De vrouw zelf vluchtte naar de woestijn. God had daar een plaats voor haar
gereed gemaakt, waar twaalfhonderdzestig dagen lang voor haar gezorgd zou worden.
De profetie maakt tussen vers 5 en vers 6 een sprong in de tijd van 2000 jaar, waarbij
Johannes in de profetie alleen maar twee bergtoppen krijgt te zien, namelijk het leven van
Jezus op aarde en Zijn hemelvaart en daarna het volk van Israël in de eindtijd; maar het
tussenliggende dal van 2000 jaar krijgt Johannes hier niet te zien. Dit is een kenmerkend
gegeven voor Bijbelse profetie.
De 1260 dagen spreken van de tweede periode van drieënhalf jaar tijdens de zevenjarige
dictatuur van de antichrist, waarin orthodoxe Joden weigeren om hem te aanbidden, omdat
hij een beeld van zichzelf in de tempel te Jeruzalem heeft geplaatst (Matt.24:15); deze Joden
slaan massaal op de vlucht, wat verder uitgewerkt wordt in Openb.12:13-18. De woestijn uit
vers 6 is zowel de Negev-woestijn in het zuiden van Israël (Matt.24:15-21) als de geestelijke
woestijn van hun verblijf over de hele aarde (Ezech.36:20).
E: De bescherming van Israël in de eindtijd.
Openb.12:13-17 Toen de draak zag dat hij op de aarde gegooid was, achtervolgde hij de
vrouw die een zoon gebaard had. Maar de vrouw kreeg de twee vleugels van de grote
adelaar om naar haar plaats in de woestijn te vliegen, waar gedurende een tijd en twee tijden
en een halve tijd voor haar gezorgd zou worden, buiten het bereik van de slang. Toen
spuwde de slang een stroom water als een rivier achter de vrouw aan om haar daarin mee te
sleuren. Maar de aarde schoot haar te hulp: de aarde sperde haar mond open en dronk de
rivier op die de draak had uitgespuwd. De draak was woedend op de vrouw en ging weg om
strijd te leveren met de rest van haar nageslacht, met allen die zich aan Gods geboden
houden en bij het getuigenis van Jezus blijven.
De eindtijd zal gekenmerkt worden door de grootste uitbarsting van anti-semitisme die de
mensheid ooit heeft gezien; tegelijkertijd zal de grootste christenvervolging plaatsvinden die
er ooit op aarde geweest is. Beide vormen van vervolging en onderdrukking zijn geworteld in
haat tegen Jezus, de Zoon van God, maar deze haat wordt tot expressie gebracht door het
vervolgen van hen die met Jezus verbonden zijn. Het Joodse volk is van nature met Jezus
verbonden, omdat Jezus de koning der Joden is (Joh.19:19), en omdat de Joden van nature
verbonden zijn met Jezus die de wortel van Israël (Rom.11:16b) en de nakomeling van David
(Openb.22:16b) is. Jezus beschouwt het Joodse volk dan ook als het volk van Zijn natuurlijke
broeders (Matt.25:40); en dat deed Paulus ook (Rom.9:1-3, 11:1). De biddende gemeente
van Jezus Christus is de enige natuurlijke en geestelijke bescherming voor de Joden in de
2
eindtijd, die op de vlucht zullen slaan om te ontkomen aan de vervolging door de antichrist.
Deze christelijke blijk van grote liefde voor het Joodse volk zal de Joden tot grote jaloersheid
brengen (Rom.11:11b), zodat de grote belofte van God voor Israël in vervulling zal gaan en
Hij dit volk zal terugbrengen tot de Messias door de verkondiging van het evangelie d.m.v. de
heidenen (Rom.11:26-31).
1) Openb.12:13 spreekt van een enorme wereldwijde uitbarsting van anti-semitisme.
2) Openb.12:14-16 spreekt van bovennatuurlijke bescherming van de Joden; de twee
vleugels van de grote adelaar spreken van de twee armen van God zoals die genoemd
worden in Ex.19:4 en in Deut.32:11.
3) Openb.12:17 spreekt van wereldwijde christenvervolging, omdat vele gelovigen de
vervolgde Joden te hulp komen, zoals genoemd in Matt.25:34-40 en Jes.55:5.
F: Anti-semitisme in de tijd van het Oude Testament.
Anti-semitisme, dat is haat tegen het volk Israël, is al heel oud; anti-semitisme is de meest
langdurende en meest diepe haat in de geschiedenis van de mensheid. Deze haat begon al
in het paradijs, toen God aan Eva beloofde dat één van haar nakomelingen de kop van de
vijand vermorzelen zou (Gen.3:15). Deze belofte kreeg een vervolg in Abraham, toen God
hem beloofde dat zijn nakomelingen de poorten van hun vijanden in bezit zouden nemen
(Gen.22:17), en dat Gods volk talrijk zou zijn als de sterren aan de hemel en als zandkorrels
op het strand. Toen wist de duivel dat hij groot gevaar liep door deze nakomelingen van
Abraham, en vanaf dat moment liep het volk Israël voortdurend gevaar. De eerste collectieve
expressie van hevig anti-semitisme komen we al aan het begin van het boek Exodus tegen.
Ex.1:8-14+22 Er kwam in Egypte een nieuwe koning aan de macht, die Jozef niet gekend
had. Hij zei tegen zijn volk: De Israëlieten zijn te sterk voor ons en te talrijk. Laten we
verstandig handelen en voorkomen dat dit volk nog groter wordt ……… Toen gaf de farao
aan heel zijn volk het bevel om alle Hebreeuwse jongens die geboren werden in de Nijl te
gooien; de meisjes mochten in leven blijven.
Nadat de Heer het volk Israël d.m.v. grote wonderen en tekenen uit Egypte had bevrijd en
door de woestijn heen naar het beloofde land had gebracht, ging het volk door een 400 jaar
durende cyclus van afgoderij en nederlaag tegen vijanden, waarna berouw, bekering en
overwinning over de vijanden volgde. De boeken Rechters en 1-Samuël laten zien hoe dit
volk te lijden had van vijanden als gevolg van hun eigen zonde en afgoderij; pas in het boek
2-Samuël overwon Israël zijn vijanden onder leiding van koning David. Nadat hij en ook zijn
opvolger Salomo overleden waren, werd het volk Israël in tweeën gescheurd. Het grotere,
noordelijke rijk van tien stammen verviel permanent in afgoderij, en had te maken met zowel
interne conflicten zoals samenzweringen als vele oorlogen met buurlanden. Tenslotte werd
dit volk door Assyrië in ballingschap gevoerd in het jaar 722 v. Chr.
Het kleinere zuidelijke rijk Juda vervolgde zijn weg onder de leiding van het koningshuis van
David, en dit koningshuis droeg de belofte van de komende Messias uit de geslachtslijn van
David (1Kron.17:11-14, Ps.89:4-5, Jes.55:3, Luc.1:32). Hoewel ook in het koningshuis van
David verschillende koningen zich schuldig maakten aan afgoderij, waren er ook die trouw
bleven aan het woord van God, zoals Josafat, Jotam, Hiskia en Josia. Maar uiteindelijk werd
ook dit volk in het jaar 586 v.Chr. in ballingschap gevoerd naar Babylonië. Maar in het jaar
538 v.Chr. mochten de eerste Joden weer terugkeren naar Jeruzalem om de tempel en later
de stad te herbouwen. De naam Jood komen we trouwens pas voor het eerst in 2Kon.16:6
en 25:25 tegen, waar het nog als Judeeër wordt omschreven; pas in Neh.1:2 komen we dit
Hebreeuwse woord voor het eerst tegen als met Jood vertaald.
In het boek Ester komen we een doelbewuste strategie tegen om het Joodse volk wereldwijd
te vernietigen; dit plan werd bedacht door Haman die ongeveer in het jaar 475 v. Chr. een
belangrijke positie aan het Perzische hof had gekregen. Zijn strategie zou zijn geslaagd als
het Joodse meisje Hadassa in haar positie als koningin onder de naam Ester zijn plan niet
had verijdeld. Opnieuw werd een satanische poging tot uitroeiing van het volk Israël door
ingrijpen van de Heilige Geest tenietgedaan.
Een volgende poging tot uitroeiing van het Joodse volk werd ondernomen door de Syrische
generaal Antiochus Epiphanes; want na een verloren strijd tegen Egypte reageerde hij zijn
3
agressie af op het Joodse volk (Dan.11:21-45). In 168 v.Chr. beval hij om een altaar voor
een afgod te zetten in de Joodse tempel te Jeruzalem. Hij schafte de sabbat af en offerde
zelfs een zwijn in de tempel, wat voor Joden het toppunt van ontheiliging was. De Joodse
priester Mattathias en zijn zoon Judas Makkabeüs leidden de furieuze Joden in hun opstand
tegen de Syriërs. Maar Antiochus reageerde woedend op het verzet van de Joden, en hij
voerde persoonlijk zijn leger aan en liet duizenden Joden ombrengen. Voor zijn wreedheid
noemden de Joden hem al snel Antiochus Epimanes (= gek); Antiochus overleed aan een
ziekte tijdens het hoogtepunt van de strijd. Judas sneuvelde in de strijd, maar zijn broer
Simon wist - twee decennia na de dood van Antiochus - uiteindelijk onafhankelijkheid voor de
Joodse staat te verkrijgen. Hij stichtte de Hasmoneese dynastie, die tot 63 v.Chr. in Judea
aan de macht zou blijven; toen kwamen de Romeinen in het land en namen de macht over.
G: Anti-semitisme in de tijd na het Nieuwe Testament.
1Tess.2:14-16 Het is u vergaan, broeders en zusters, als Gods gemeenten in Judea die
Christus Jezus toebehoren. U hebt even zwaar onder uw stadsgenoten geleden als zij onder
de Joden. Die hebben de Heer Jezus en de profeten gedood en ons tot het uiterste vervolgd.
Ze mishagen God en zijn alle mensen vijandig gezind, omdat ze ons beletten andere volken
bekend te maken hoe ze kunnen worden gered. De maat van hun zonden raakt nu vol, en
Gods veroordeling is ten volle over hen gekomen.
Het Nieuwe Testament begint met een uitvoerig verslag van het leven van Jezus op aarde;
onze Heer oefende Zijn bediening hoofdzakelijk uit in het land Israël omdat Hij volgens eigen
zeggen gezonden was naar de verloren schapen van het volk van Israël (Matt.15:24). En Hij
gaf ook Zijn leerlingen opdracht om uitsluitend het evangelie van Gods koninkrijk te brengen
aan het volk van Israël (Matt.10:6). Dat was een zeer terechte keuze van onze Heer, omdat
het evangelie in de eerste plaats bestemd is voor de Joden (Hand.2:36+39, 3:20+26, 5:31,
10:36, 13:23+32-33+46, Rom.1:16, 3:2). Maar zowel in de tijd van Jezus in de evangeliën als
in de tijd van de apostelen in het boek Handelingen bleef het grotere deel van het Joodse
volk zich verzetten tegen de boodschap van het evangelie, terwijl een kleiner deel tot geloof
in Jezus kwam. Het ongelovige deel veroorzaakte vaak vervolging van de eerste gelovigen in
Jezus, maar later hadden de Joden andere zaken aan hun hoofd. In 70 na Chr. heroverden
de Romeinen de stad Jeruzalem na een Joodse opstand en zij maakten de stad met de
grond gelijk. Van de tweede tempel bleef alleen de westelijke muur, de Klaagmuur, overeind.
De meeste Joden werden uit Israël verbannen. Dit is het begin van de Joodse diaspora, de
verstrooiing van de Joden over de wereld. Om het land te ontdoen van de Joodse identiteit
veranderden de Romeinen de naam van Judea in Filistia, afgeleid van de Filistijnen, wat later
veranderde in Palestina.
De Didachè is een vroeg-christelijk geschrift en werd in de eerste helft van de tweede eeuw
na Chr. door een onbekende auteur te Syrië in het Grieks geschreven. De naam Didachè
betekent: onderricht, onderwijzing. In 1873 werd het echter pas ontdekt in de bibliotheek van
het Grieks-Orthodoxe Patriarchaat van Jeruzalem. Dit geschrift wilde laten zien hoe de twaalf
apostelen de grote opdracht van Jezus in praktijk brachten. Ook wordt er aandacht gegeven
aan profetie. Het geschrift zelf bevat nuttige informatie over het leven in de gemeente en is
volgens bovenstaande datering het oudst bewaarde document met voorschriften voor de
eredienst en het kerkelijk leven. Ondanks dat de Didache een hoogstaand werk kan worden
genoemd onder de christenen, is het boek niet canoniek. Redenen hiervoor zijn, dat het boek
de rechtvaardiging door goede werken leert. Het strenge bevel voor dopelingen om minstens
één dag te vasten voor de doop of het bevel om drie keer per dag het Onze Vader te bidden
getuigt van een geest van wetticisme.
Maar het allerergste was dat vele profetieën uit het Oude Testament, die bestemd waren
voor het volk Israël, op de kerk werden toegepast; zo diende de christelijke kerk te worden
samengebracht vanaf het einde van de aarde in het Koninkrijk van God. Dit geschrift riep
gelovigen in Jezus ook op om niet samen met huichelaars (= de Joden) te vasten, want zij
vastten op maandag en donderdag; en daarom riep dit geschrift christenen op om te vasten
op woensdag en vrijdag. Hier zien wij al de eerste tekenen van theologisch anti-semitisme.
De oorsprong van theologisch anti-semitisme en verwarring rond het thema Israël ligt bij de
4
vroege kerkvaders, hun dogma was dat God de kerk op de plaats van Israël had gezet, en
dat de kerk voortaan het nieuwe Israël was.
Deze leer werd rond 150 na Chr. al verkondigd door Justin Martyr en later overgenomen en
versterkt door prominente kerkvaders als Irenaeus, Origenes en Augustinus. De Joodse
sabbat werd vervangen door de zondag, een van de zeven dagen van de week volgens de
Gregoriaanse kalender. Zondag is genoemd naar de dag die in de voorchristelijke tijd aan de
zon en aan de Godin Sól of Sunna was gewijd. Zo werd ook de Joodse besnijdenis door de
kinderdoop vervangen, en werd het Joodse Loofhuttenfeest vervangen door het kerstfeest.
Het is veelzeggend dat ongeveer in dezelfde tijd de leer van de kerk als geheel begon af te
wijken van de zuiverheid en de eenvoud van het onderwijs der apostelen; het resultaat van
deze afdwalingen was een kerk die er in de middeleeuwen voor een groot deel geestelijk,
moreel en theologisch naast zat. Vanaf ongeveer 400 na Chr. werd de naam Israël door veel
leraren, exegeten en zelfs door Bijbelvertalers regelmatig gebruikt als synoniem voor de
kerk; in opschriften boven hoofdstukken van de Bijbel werd de naam Israël vaak vervangen
door het woord kerk.
H: De kloof tussen Israël en de kerk steeds breder.
In de tijd van Origenes, ongeveer halverwege de derde eeuw, geloofden verreweg de
meeste christenen dat de verwoesting van Jeruzalem en de verstrooiing van de Joden Gods
manier was om de wereld te laten zien dat Hij met hen had afgedaan. Origenes schreef dat
de Joden nooit meer in hun voormalige positie hersteld zouden worden; want zij hadden een
misdaad van het onheiligste soort begaan door tegen de Verlosser van het menselijke ras
samen te zweren. De kerk nam in die tijd geen risico en de tot het christendom “bekeerde”
keizer Constantijn riep in 325 na Chr. het eerste Concilie van Nicea bijeen om een paar
dogmatische problemen op te lossen, maar vooral om de kerk eens en voor altijd af te
scheiden van die zgn. vervuilde ellendelingen. Om deze scheiding duidelijk te maken werd
de datum van het christelijke paasfeest veranderd om een duidelijke scheiding te maken met
het Joodse Pesach; de Romeinse kalender werd geraadpleegd en de jaarlijkse viering van
het paasfeest kreeg de naam Easter, wat vreemd genoeg veel lijkt op de naam Eostre, een
Germaanse godin van de lente.
Een paar jaar later verzekerde Johannes Chrysostomus, die in 398 na Chr. de aartsbisschop
van Constantinopel werd, aan zijn gemeente dat zij in plaats van de Joden gekomen waren.
Hij hield acht zedenpreken tegen de Joden en noemde hen moordzuchtige, hebzuchtige,
immorele en boosaardige criminelen, en hij sprak zijn openlijke haat uit tegen de Joden en
hun synagogen. Van de in Jezus gelovende Joden werd verwacht dat zij afstand deden van
alles wat maar herinnerde aan de Joodse cultuur. Als ze dat weigerden, werden ze als
ketters beschouwd en kwamen ze onder de toorn van een verwarde kerk uit de heidenen.
Maar latere generaties theologen hebben deze vervangingstheorie als dogma aanvaard.
Tegen de tijd van het tweede Concilie van Nicea in 787 na Chr. moesten gelovige Joden
bewijzen dat ze “christenen “waren door afstand te doen van de sabbat of enig ander Joods
gebruik; in sommige gevallen moesten ze minachting voor hun Joodse wortels bewijzen door
het eten van varkensvlees. De Lateraanse Concilies van 1179 en 1215 na Chr. schreven
voor dat Joden in aparte gebieden moesten wonen en aparte kleding moesten dragen,
waardoor ze van anderen onderscheiden konden worden.
J: De Arabische tijd en de kruistochten.
In 570 na Chr. werd Mohammed in Mekka geboren. Zijn volgelingen veroverden Palestina
op de Byzantijnen in 638 na Chr, zes jaar na de dood van de Mohammed. In het begin
hadden de Joden in Israël het nog redelijk goed, maar zij kregen steeds meer restricties en
het leven van de Joden werd bijna onmogelijk gemaakt. Kalief Abd el-Malik wilde van zijn
gebied een bedevaartsoord maken en bedacht dat de Tempelberg de plek was waar
Mohammed na zijn nachtelijke reis ten hemel was gegaan. Rond 700 na Chr. werd op de
fundamenten van de tweede tempel de Rotskoepel gebouwd en later de Al Aqsa-moskee.
De vorm is overgenomen van de Byzantijnse cultuur en de bouw werd mede mogelijk door
de komst van Byzantijnse handwerklieden. Het uiterlijk van deze Rotskoepel doet in alle
5
aspecten denken aan de vroeg-christelijke en Byzantijnse bouwkunst van Syrië en Palestina,
zoals de Heilig-Grafkerk in Jeruzalem en de Kathedraal van Bosra. Byzantijnse christenen
stemden in met de bouw van de Rotskoepel, omdat zij daarmee konden voorkomen dat
Joden toegang hadden tot de plek waar volgens hen de boom des levens in het paradijs had
gestaan en de plek waar Abraham later bereid was gebleken om Isaäk te offeren in opdracht
van de God van Israël. Op de Rotskoepel staat een inscriptie die zegt dat God geen zoon
heeft; de meeste christenen in Jeruzalem waren orthodox, maar zij geloofden ook niet in de
Goddelijke Drie-Eenheid en dus was er voor hen geen enkel bezwaar om mee te werken aan
de bouw van deze Rotskoepel.
In 1099 na Chr. trokken duizenden christenen naar Israël om de heilige plaatsen te "redden"
en het land te ontdoen van de ongelovigen; de in totaal 9 kruistochten duurden tot 1291 na
Chr. en ook vele Joden werden het slachtoffer van deze moorddadige tochten. Daarna werd
het land Israël door de Mammelukken, bevrijde slaven van de Egyptenaren, veroverd in 1291
en werden de kruisvaarders verdreven. Het land Palestina werd in 1517 na Chr. door de
Turken veroverd en de Turkse heerschappij duurde van 1517 tot 1917.
Ondertussen kwam in 1517 na Chr. de reformatie op gang doordat Maarten Luther zijn 95
stellingen aan de deur van de slotkapel in Wittenberg sloeg; en als theoloog bracht hij veel
hoop aan miljoenen. Zijn geloof was vernieuwd door het ontvangen van openbaring over de
rechtvaardiging door het geloof vanuit de Romeinenbrief, maar de grote tragedie van zijn
leven is dat hij volledig voorbijging aan Rom.9-11 over de belangrijke rol van Israël. Op grond
van Rom.11:28-29 beschouwde hij de Joden letterlijk als vijanden, en zei hij aan het eind van
zijn leven dat Joodse synagoges in brand gestoken zouden moeten worden, hun huizen
afgebroken en vernietigd, hun gebedenboeken en Talmoeds afgenomen, hun rabbi’s onder
bedreiging met de dood verboden om onderwijs te geven, en dat alle Joden een volledig
reisverbod naar het buitenland opgelegd zou moeten worden. Het enige waar Joden goed
voor waren was hard werken met het zweet op hun gezicht. Luther werd later geciteerd in
het demonisch geïnspireerde boek van Adolf Hitler, Mein Kampf.
K: Opkomend antisemitisme en de aliyahs.
Anti-semitisme is een term die voor het eerst in de 19e eeuw werd gebruikt; tot aan die tijd
was er vooral sprake van Jodenhaat. In 1880 begon een nieuwe vloedgolf van anti-Joodse
stemming in Europa de kop op te steken; in Frankrijk leidde dat tot de Dreyfus-affaire waarbij
een Franse officier van Joodse afkomst vals beschuldigd werd van verraad. Hij werd in 1895
tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld op het Duivelseiland, maar later werd zijn
onschuld ontdekt en bewezen en tenslotte werd hij in het derde proces in 1906 vrijgesproken
en weer in het leger aangenomen.
In Rusland begonnen de pogroms, de afschuwelijke Jodenvervolgingen; ook in de rest van
Europa nam het antisemitisme verschrikkelijke vormen aan. Als gevolg van de pogroms in
Oost-Europa ontstond in 1882 een massa-immigratie van Joden naar Israël, de eerste aliyah
(= terugkeer). De roep om een eigen Joodse staat werd door het groeiende antisemitisme
steeds luider; en zo ontstond de Zionistische beweging onder leiding van Theodor Herzl. In
1897 begon de Eerste Zionistische Conferentie in Basel, Zwitserland; en er werden plannen
gemaakt voor de stichting van een Joods tehuis in Palestina, en het Joods Nationaal Fonds
werd belast met de aankoop van land. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog had Israël
een Joodse bevolking van 85.000 Joden.
Chaim Weizmann, een belangrijke Zionist, wist de Britse minister van Buitenlandse Zaken
over te halen voor zijn strijd om een eigen staat. In 1917 werd de Balfour-declaratie getekend
waarin de minister de Britse steun toezei voor de totstandkoming van een Joods nationaal
tehuis voor het Joodse volk in Palestina. Tegelijkertijd werden er door anderen ook beloften
gedaan aan Arabische volken die onder de Turkse vlag leefden. Het was dus duidelijk dat er
moeilijkheden zouden komen als de Joden hun oude land weer terug zouden krijgen. In
december 1917 bezetten de Britse troepen Palestina en eindigde de Turks-Ottomaanse tijd.
In 1920 besliste de Volkenbond dat Palestina onder Brits mandaat moest worden geplaatst.
Toen begonnen ook de eerste grote anti-Joodse opstanden van de Arabieren; maar steeds
meer Joden arriveerden in Israël en verrichten er wonderen. Het land dat door de Arabieren
6
slecht was onderhouden werd door de Joden weer enorm leefbaar gemaakt. Er kwamen
scholen, fabrieken en boerderijen. De woestijn werd weer vruchtbaar gemaakt en moerassen
werden drooggelegd (Jes.35:1).
Met de komst van het Duitse nationaal-socialisme kwam de vijfde aliyah (1931-1940) op
gang; ongeveer 180.000 Joden vluchtten naar Palestina, maar als gevolg daarvan keerden
de Arabieren zich vanaf 1936 tegen zowel Joden als Britten. Om de Arabieren tevreden te
stellen werd door de Britten besloten de Joodse immigratie te beperken. Dit was natuurlijk
ook in strijd met de Balfour-verklaring, maar daardoor probeerden de Britten Hitler te vriend
te houden. In 1937 stelde de Britten voor om het land te delen in twee staten, een Joodse en
een Arabische staat; dit was ook weer in strijd met de Balfour-verklaring. Toch accepteerden
de Joodse leiders door de nood gedwongen het verdelingsplan; de Arabieren wezen echter
elke vorm van deling af.
L: De Holocaust.
Jer.16:14-16 De dag zal komen, spreekt de HEER, dat er niet meer wordt gezegd: Zo waar
de HEER leeft, die het volk van Israël uit Egypte heeft bevrijd, maar: Zo waar de HEER leeft,
die het volk van Israël uit het land van het Noorden heeft bevrijd en uit de andere landen
waarheen Hij het verdreven had. Ik zal hen terugbrengen naar hun land dat Ik hun
voorouders gegeven heb. Ik laat vissers komen om hen te vangen, spreekt de HEER, en
daarna laat Ik jagers komen om hen op elke berg en elke heuvel, zelfs in de rotskloven op te
jagen.
Het uitbreken van de oorlog tussen Engeland en Duitsland in 1939 was het begin van de
Tweede Wereldoorlog; deze oorlog is tot op dit moment de meest gruwelijke expressie van
anti-semitisme geweest, want ruim zes miljoen Joden werden door de nazi’s vermoord. Maar
de grootste tragedie van de holocaust is dat de Joden wel gewaarschuwd waren, maar geen
gehoor hebben gegeven aan deze waarschuwing. De God van Israël zond eerst vissers die
de Duitse Joden waarschuwden dat er voor hen geen toekomst in Duitsland was, maar dat
ze terug moesten gaan naar hun eigen land nu het nog kon. Een van deze vissers was de
Joodse pionier Zev Jabotinsky, maar de Joden in Duitsland sloegen zijn waarschuwing in de
wind en hielden vol dat hun levensomstandigheden geen gevaar liepen. Zij werden verblind
door hun hang naar de materialistische welvaart van het westen.
Adolf Hitler was een satanist die via een occulte paragnost in verbinding stond met een
bovennatuurlijke stem; deze stem beloofde hem alle macht te geven die hij maar wilde op
voorwaarde dat hij het Joodse volk volledig van de aardbodem zou uitroeien. Adolf Hitler
citeerde Maarten Luther en speculeerde op de mogelijke Joodse heerschappij tijdens een
duizendjarig rijk. Economische malaise als gevolg van de beurskrach in 1929 en slimme
propagandistische manipulatie hitsten het Duitse volk op tegen de Joden; en de vreselijke
gevolgen zijn wereldwijd bekend. God gebruikte de Duitse nazi's als jagers om de Joden in
Europa met geweld te dwingen terug te keren naar het land dat hen volgens Gods beloften
toebehoorde.
Veel minder is bekend dat ook de communist Jozef Stalin na de Tweede Wereldoorlog het
plan had om alle Joden in de Sovjet-Unie te laten vermoorden, maar zijn dood in 1953
maakte voortijdig een einde aan zijn plan. Ook hebben in andere Oosteuropese landen na de
Tweede Wereldoorlog nog diverse progroms plaatsgevonden; en zolang het communisme
hoogtij vierde in de Sovjet-Unie, hebben de Joden in die tijd veel te maken gehad met hevige
vervolging en allerlei beperkingen.
M: Anti-semitisme na de Tweede Wereldoorlog.
De zesde aliyah (1941-1947) bestond uit Joden die op de vlucht waren voor de holocaust en
probeerden te overleven. De Britten probeerden de Arabieren te winnen door de immigratie
van vluchtende Joden naar Israël tegen te houden. De oorlog eindigde in 1945, maar ook na
de oorlog speelde Groot-Brittannië een dubieuze rol; in 1947 werd het schip "Exodus", met
aan boord 4554 overlevenden van de kampen, teruggestuurd naar Europa. Het werd zo wel
duidelijk dat Groot-Brittannië tijdens en vlak na de oorlog vreselijke fouten had gemaakt en
nu niet meer in staat was om dat nog goed te maken. De Britten lieten het verder over aan
7
de Verenigde Naties. Deze richtte een speciale commissie op die zich moest bezig houden
met de toekomst van Israël (UNSCOP); deze kwam met de aanbeveling om het land te delen
in een Arabische en een Joodse staat waarbij de verdeling van het land in overeenstemming
was met de verdeling van de bevolkingsgroepen, en Jeruzalem zou onder het gezag van de
V.N. vallen. De Joden accepteerden het verdelingsplan (resolutie 181) maar de Arabieren
waren fel tegen. Zij hielden vast aan hun eis dat zij aanspraak zouden hebben op geheel
Palestina. De V.N. stemde op 29 november 1947 over het plan van UNSCOP; Het plan werd
met de vereiste tweederde meerderheid aangenomen. Direct daarop begonnen de Arabieren
op grote schaal met het plegen van moorden en aanslagen tegen de Joodse bevolking;
aanvankelijk leden de Joden grote verliezen, maar uiteindelijk kregen zij toch de overhand
over hun Arabische tegenstanders. Op 14 mei 1948 kwam het Britse mandaat tot een einde
en werd de staat Israël uitgeroepen volgens het VN verdelingsplan, en David Ben Goerion
werd de eerste premier van Israël.
Nog geen 24 uur na de uitroeping van de staat vielen de legers van Egypte, Jordanië, Syrië,
Libanon, Saoedi-Arabië en Irak Israël aan; de oorlog stopte in 1949 en Israël kwam als de
overwinnaar uit de strijd. Er werd een wapenstilstand getekend met Egypte en deze kreeg de
Gazastrook; daarna volgde een wapenstilstand met Libanon. Jordanië sloot ook een
wapenstilstand en annexeerde de Westbank; Jeruzalem werd verdeeld tussen Jordanië en
Israël. Syrië sloot als laatste een wapenstilstand en behield de Golan. De bedoeling was om
te komen tot een vredesovereenkomst van Israël met zijn buurlanden, maar daar wilden de
Arabische landen niet aan. Zij weigerden de Joodse staat te erkennen. De Verenigde Naties
deden dit wel. Vlak voor, en tijdens de onafhankelijkheidsoorlog zijn veel Palestijnen het land
Palestina ontvlucht; naar schatting gaat het om 650.000 mensen. Het gaat hierbij om
verschillende groepen Arabieren die ieder hun eigen reden hadden om Palestina te verlaten.
Daarom is het vluchtelingenprobleem complex en vormt het een groot struikelblok bij de
onderhandelingen. De Groot-Moefti van Jeruzalem, die collaboreerde met de nazi's, en de
Arabische landen riepen de Palestijnen op om Israël te verlaten en te gaan naar de
Arabische buurlanden.
De Egyptische president Nasser wilde zijn nederlaag van 1948 ongedaan maken; In 1955
kreeg Egypte wapens geleverd uit communistische landen. In 1956 sloot Egypte het
Suezkanaal en de Straat van Tiran voor Israëlische schepen, wat zeer in strijd was met de
V.N.resolutie van 1951; het sluiten van het Suezkanaal had voor Israël grote economische
gevolgen. Steeds vaker waren er aanvallen van terroristen uit de Arabische buurlanden; ook
deze werden gesteund door Egypte. Egypte nationaliseerde het Suezkanaal en raakte
daardoor in conflict met de Westerse mogendheden. In de Sinai woestijn van Egypte
ontstonden militaire basissen en Egypte sloot een militair verbond met Syrië en Jordanië. Er
was door dit alles een acuut gevaar ontstaan voor het voortbestaan van de staat Israël en
Israël was daardoor genoodzaakt Egypte aan te vallen. In acht dagen tijd wist Israël de
Gazastrook en de Sinai-woestijn op Egypte te veroveren. In 1957 trok Israël zijn troepen
terug maar eiste wel vrije doorgang van het Suezkanaal en de Staat van Tiran. Er werden
troepen van de VN gestationeerd langs de grens van Israël en Egypte en in de Gaza strook
om de status-quo te handhaven.
N: De Zesdaagse Oorlog (1967) en het ontstaan van de zgn. bezette gebieden.
Opnieuw waren er aanvallen van Arabische terroristen langs de Egyptische en Jordaanse
grens en vanuit Syrië; er ontstond ook een grote troepenopbouw van Arabische legers langs
de grenzen met Israël. Grote troepen van het Egyptische leger stationeerden zich in de Sinai
woestijn; Nasser stuurde de VN troepen weg en sloot opnieuw de Straat van Tiran af, dit in
strijd met de afspraken die waren gemaakt na 1956. Voor Israël was het duidelijk dat de
Arabische buurlanden op het punt stonden opnieuw een oorlog tegen Israël te beginnen en
Israël besloot niet af te wachten en viel op 5 juni 1967 Egypte aan, gevolgd door een aanval
op Jordaanse troepen in het oosten en een aanval op Syrische troepen die Israël vanuit het
noorden waren binnen gekomen. Al na zes dagen van hevige strijd had Israël de Arabische
alliantie verslagen; Israël veroverde hierbij de Sinaiwoestijn en de Gazastrook op Egypte, de
Westbank op Jordanië, inclusief het Jordaanse deel van Jeruzalem, en de Golan Hoogvlakte
8
op Syrië. Deze veroverde gebieden zijn de "bezette gebieden" gaan heten, bezet door Israël
na de oorlog die door de Arabische landen was uitgelokt. Direct na de oorlog bood Israël aan
om de bezette gebieden terug te geven in ruil voor vrede en erkenning van de staat. De
Palestijnse leiders en Arabische landen wilden van het begin af aan echter de Joden de zee
in drijven en wezen het aanbod van Israël af.
Op 22 november 1967 kwam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties met resolutie 242.
De resolutie is gebaseerd op het principe "land in ruil voor vrede"; er staat onder andere dat
Israël zich moet terugtrekken uit bezette gebieden. Maar ook dat er erkenning, soevereiniteit
en territoriale onschendbaarheid moet zijn voor elke staat in het Midden-Oosten en dat elke
staat recht heeft op veilige en erkende grenzen, vrij van dreigingen of geweld. De resolutie is
gericht aan zowel Israël als de Palestijnen en de buurlanden; beide partijen worden geacht
hun deel van de resolutie uit te voeren. Maar als één van de partijen dit nalaat is ook de
andere partij niet meer moreel verplicht zijn deel uit te voeren. Moreel, omdat deze resolutie
behoort tot hoofdstuk 6 van de VN-Veiligheidsraad en daarmee een "adviserende" resolutie
is en geen "bindende" resolutie.
In september 1968 begon Egypte de Uitputtingsoorlog tegen Israël. President Nasser van
Egypte wist dat het grootste deel van het Israëlische leger uit reservisten bestond, en hij
dacht dat deze reservisten een langdurige uitputtingsoorlog niet zouden overleven. De oorlog
moest lang duren, economische gevolgen voor Israël hebben en gematigd zijn; gematigd
omdat Egypte niet de Westerse landen en Israël wilde uitlokken om een algehele oorlog
tegen Egypte te beginnen. Langs het Suezkanaal werden regelmatig Israëlische stellingen
bestookt, en zelfs een Israëlisch schip tot zinken gebracht; dit resulteerde in zeer zware
gevechten waarbij aan beide kanten vele slachtoffers vielen. Dit eindigde in 1970 met een
wapenstilstand; in hetzelfde jaar stierf Nasser en werd opgevolgd door president Anwar
Sadat.
O: De Jom Kippoer Oorlog (1973).
Aan drie jaar van relatieve rust kwam op 6 oktober 1973 abrupt een einde; Egypte en Syrië
kozen de heiligste dag van de Joden uit (Jom Kippur = Grote Verzoendag, Lev.23:26-32)
voor een verrassingsaanval op Israël. Israël was echter totaal onvoorbereid en het duurde
drie weken voordat Israël de oorlog had gewonnen; de Egyptische troepen waren terug
gedreven en Israël was Syrië tot 32 km van de hoofdstad Damascus genaderd. Na twee jaar
van moeizame onderhandelingen sloot Israël een wapenstilstand met Egypte en Syrië. Israël
trok zich vervolgens terug uit de delen die het tijdens de oorlog had veroverd.
In november 1977 bracht de Egyptische president Anwar Sadat een vredesbezoek aan
Jeruzalem; dit resulteerde op 17 september 1978 in de ondertekening van de Camp Davidakkoorden door de Egyptische president Sadat en de Israëlische premier Menachem Begin
op het gazon van het Witte Huis in Washington. De akkoorden werden getekend in het bijzijn
van de Amerikaanse president Jimmy Carter. De Camp David-akkoorden waren een kader
voor vrede in het Midden-Oosten, gebaseerd op resolutie 242 en 338. Israël zou in ruil voor
vrede de Sinai-woestijn teruggeven aan Egypte en de Palestijnen in de Gaza en Westbank
zouden hier na een overgangsperiode van vijf jaar, autonomie krijgen; zowel Egypte, Israël
en Jordanië hadden hierin een belangrijke taak.
Op 26 maart 1979 werd er vrede gesloten tussen Israël en Egypte; in overeenstemming met
de Camp David-akkoorden gaf Israël hierna de Sinai terug aan Egypte. Maar de akkoorden
werden door de Arabisch wereld afgewezen en dit leidde tot een tijdelijke uitsluiting van
Egypte uit de Arabische Liga. Ook Jordanië wilde niet meewerken met als gevolg dat er van
de autonomie voor de Palestijnen niets terecht kwam.
P: Palestijnse bevrijdingsorganisaties.
In 1970 werd de PLO verbannen uit Jordanië en hergroepeerde zich in Zuid-Libanon; van
daaruit escaleerde de PLO-terreur tegen het noorden van Israël. Dorpen en steden in het
noorden werden met raketten bestookt en er werden aanslagen gepleegd; hierbij vielen vele
Israëlische slachtoffers. Op 6 juni 1982 vielen Israëlische troepen Zuid-Libanon binnen om
daar de terroristische infrastructuur van de PLO te vernietigen. De operatie kreeg de naam:
9
"Vrede voor Galilea". In september 1982 richtten “christelijke” milities een slachting aan in de
Palestijnse dorpen Sabra en Chatila in Libanon. Dit gebeurde uit vergelding voor bloedbaden
die de Palestijnen eerder hadden aangericht in de christelijke dorpen waarbij honderden
christenen werden vermoord. De Israëlische troepen waren niet betrokken bij de slachtingen
in Sabra en Chatila, maar hadden deze wel moeten voorkomen. Ariël Sharon was in die tijd
Minister van Defensie. Op 9 december 1987 liep een rel in Gaza uit op het begin van de
Eerste Intifada tegen Israël; Israël trad hard op tegen de Palestijnen maar kwam daardoor in
een kwaad daglicht te staan. Op 15 november 1988 riep de Palestijnse Nationale Raad in
Algiers een onafhankelijke Palestijnse staat uit; later dat jaar zei de PLO o.l.v. Yasser Arafat
resolutie 242 te aanvaarden. En hiermee erkende Arafat officieel de staat Israël en daarom
accepteerde Amerika hem als gesprekspartner.
Maar in de praktijk heeft Israël na de beëindiging van de oorlogen met de buurlanden vrijwel
dagelijks te maken gehad met interne conflicten met Palestijnse bevrijdingsorganisaties,
zowel uit binnen-als buitenland. De PLO, Hamas, Fatah, Al Aqza-brigade, Hezbollah en
diverse andere splintergroeperingen bemoeilijken het Joodse leven in het land dat God aan
Abraham gegeven had. De werkelijke oorzaak voor de kloof tussen Joden en moslims ligt
echter veel dieper onder de oppervlakte, en deze kloof wordt veroorzaakt door een intens
geestelijk conflict in de bovennatuurlijke wereld.
Q: De geestelijke achtergrond van het conflict.
In 570 na Chr. werd Mohammed in Mekka geboren. Zijn volgelingen veroverden Palestina
op de Byzantijnen in 638 na Chr, zes jaar na de dood van Mohammed. In het begin hadden
de Joden in Israël het nog redelijk goed, maar zij kregen steeds meer restricties en het leven
van de Joden werd bijna onmogelijk gemaakt. Kalief Abd el-Malik wilde van zijn gebied een
bedevaartsoord maken en bedacht dat de Tempelberg de plek was waar Mohammed na zijn
nachtelijke reis ten hemel was gegaan. Rond 700 na Chr. werd op de fundamenten van de
tweede tempel de Rotskoepel gebouwd en later de Al Aqsa-moskee; het land Palestina leek
dus definitief in het bezit van de islam te zijn.
Eén van de belangrijkste principes in de islam is de leer dat de gehele wereld bestaat uit
twee kampen, de dar-el-salam, het zogenaamde huis van vrede, en de dar-el-harb, letterlijk
het huis van oorlog. Het huis van vrede is het gebied waar de islam heerst en iedereen zich
aan de ware islam onderwerpt; dáár is het goed. In dat gebied kunnen de andersdenkenden,
zoals Joden en christenen, hooguit getolereerd worden, mits ze volgens de voorschriften in
de Koran extra belastingen betalen en genoegen nemen met een zeer ondergeschikte plaats
in de maatschappij. Het andere deel van de wereld is de dar-el-harb, het huis van oorlog, het
gebied waar de islam nog niet iedereen onderworpen heeft. Europa is dus een dar-el-harb
gebied. Het is de plicht van iedere moslim om de dar-el-salam uit te breiden; daartoe is de
jihad het meest geschikte middel. Hierbij wordt de jihad absoluut niet omschreven als een
innerlijke strijd die je zou moeten voeren om in je hart de zuivere leer te ervaren, maar een
gewapende strijd om de wereld te onderwerpen aan de islam.
De islam is dus niet een godsdienst die zich afspeelt in moskeeën maar beslist overal in de
samenleving, en is de alleenheersende politieke macht in het grondgebied van de islam. Nu
is het zo dat elk grondgebied, dat ooit heeft toebehoord aan de islam en dus ingelijfd is in de
dar-el-salam, tot aan de grote dag van het oordeel toebehoort aan de islam. Daarom mag
onder geen enkele voorwaarde grondgebied van de dar-el-salam overgaan in de handen van
niet-moslims, waardoor het weer terecht zou komen in de dar-el-harb. Het grondgebied van
de dar-el-salam kan niet worden weggegeven, kan niet worden verkocht en mag niet worden
veroverd; dat is de grootst mogelijke ramp binnen de islam.
Het jaar 1917 na Chr. was een verschrikkelijk rampjaar voor de islam want het land Palestina
had sinds 638 na Chr. toebehoord aan de islam en viel dus 1279 jaar onder de dar-el-salam;
maar zonder slag of stoot werd het land Palestina in één keer door de Britten ingenomen.
Deze gebeurtenis wordt in de moslimwereld herdacht als een jaar van verschrikking; en het
werd nog erger toen in mei 1948 de Joodse staat Israël werd uitgeroepen. En in 1967,
precies 50 jaar na de inval van de Britten in Palestina, veroverde het Israëlische leger de
hele stad Jeruzalem. Dit heeft tot een geestelijke crisis geleid in de islam, want het principe
10
van de dar-el-salam werd zwaar geschonden; in plaats van de dar-el-salam uit te breiden
met gebieden uit de dar-el-harb werden de rollen omgekeerd.
In de achtste eeuw na Chr. waren de moslims Europa binnengedrongen en stonden zij in
Oostenrijk al voor de poorten van Wenen, en in Frankrijk kwamen zij tot aan Poitiers. Hoewel
de Arabieren Europa niet geheel konden veroveren, slaagden ze er toch in het Iberisch
Schiereiland en een groot deel van Zuid-Frankrijk te bezetten. Zij werden echter verslagen
door Karel Martel, die het bekendst is geworden door zijn overwinning in de Slag bij Poitiers
in 732 na Chr. Deze slag wordt gezien als de redding van Europa van de Arabieren. De
moslim-legers trokken zich terug uit Europa, maar behielden hun macht in Afrika en Azië; en
meer dan 1400 jaar heeft de geest van de islam zijn duistere macht uitgeoefend over dit
gebied en het ontoegankelijk gemaakt voor het evangelie van Jezus Christus. Maar met de
inval van de Britten in Palestina in 1917 na Chr. begon het bolwerk van de geest van de
islam te wankelen, en sinds die tijd heeft deze alleen maar terrein moeten inleveren. De
laatste 20 jaar zijn er meer moslims tot geloof in Jezus Christus gekomen dan in de 1400
jaar daarvoor.
R: Het volk Israël en zijn erfrecht.
Gen.17:7-9 Ik sluit een verbond met jou en met je nakomelingen, met alle komende
generaties, een eeuwigdurend verbond: Ik zal jouw God zijn en die van je nakomelingen.
Heel Kanaän, het land waar je nu als vreemdeling woont, zal Ik jou en je nakomelingen
voor altijd in bezit geven, en Ik zal hun God zijn. Ook zei God tegen Abraham: Jij moet je
houden aan dit verbond met Mij, evenals je nakomelingen, generatie na generatie.
Toen God met Abraham dit verbond sloot, beloofde Hij nadrukkelijk dat Hij het land Kanaän het latere land Israël - voor eeuwig aan Abraham en zijn nakomelingen in bezit zou geven;
en God is op deze belofte nog nooit teruggekomen, hoewel vele christenen deze belofte van
God niet serieus nemen. Toch zijn er vele teksten in de Bijbel waarin deze belofte van God
herhaald wordt; lees de volgende teksten maar eens en let erop dat God deze belofte van
het land onder ede aan het volk Israël belooft. Gen.24:7, 26:3, 50:24, Ex.6:8, 13:5+11 32:13,
33:1, Num.1:12, 14:16+23+30, 32:11, Deut.1:8+35, 6:10+18+23, 7:13, 8:1, 9:5, 10:11,
11:9+21, 19:8, 26:3+15, 28:11, 30:20, 31:7+20-23, 34:4, Joz.1:6, 5:6, 21:43, Recht.2:1,
1Kron.16:15-18, Neh.9:15, Ps.105:8-11, Jer.11:5, 32:22, Ezech.20:6+28+42, 47:14.
Volgens de tekst van het verbond uit Gen.17:7-9 heeft God het land Kanaän voor eeuwig
aan Abraham en zijn nakomelingen beloofd; en de God van Israël is een God die Zich altijd
houdt aan Zijn beloften, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Nu zegt deze zelfde tekst
in vers 9 dat Abraham en zijn nakomelingen zich ook moeten houden aan het verbond met
God, generatie na generatie; dat houdt in dat de belofte van het land voor eeuwig is, maar
dat het Joodse recht om daar te wonen bepaald wordt door hun gehoorzaamheid aan het
verbond en een heilige levensstijl in overeenstemming met de bepalingen van het verbond.
Ezech.33:23-29 De HEER richtte zich tot mij: Mensenkind, de bewoners van de ruïnes in het
land van Israël zeggen: Abraham was maar alleen en toch kreeg hij heel het land in bezit; wij
zijn met velen, dus is het land zeker aan ons gegeven en is het ons eigendom. Antwoord
hun: Dit zegt God, de HEER: Jullie eten vlees waar het bloed nog in zit, jullie vereren je
afgoden, jullie vergieten bloed en jullie willen het land bezitten? Jullie vertrouwen op je
zwaard, jullie begaan gruweldaden en onteren elkaars vrouwen, en jullie willen het land
bezitten? Dit moet je tegen hen zeggen: Dit zegt God, de HEER: Zo waar Ik leef, wie nog in
de ruïnes woont zal vallen door het zwaard, wie daarbuiten leeft geef Ik als prooi aan de
wilde dieren, en wie zich in holen en grotten verschuilt zal sterven aan de pest. Van jullie
land maak Ik een verlaten woestenij, er komt een einde aan zijn trotse kracht, en ook de
bergen van Israël zullen een wildernis zijn waar niemand meer doorheen trekt. Wanneer Ik
vanwege al hun gruweldaden van het land een huiveringwekkende woestenij heb
gemaakt, zullen ze beseffen dat Ik de HEER ben.
De profeten van Israël uit het Oude Testament hebben het volk voortdurend herinnerd aan
de noodzaak om zich te houden aan het verbond met God, en wanneer Israël zondigde,
kwam God met Zijn oordeel en werd hun grondgebied verkleind. Wanneer daarna berouw en
bekering uitbleven, volgde uiteindelijk ballingschap; maar elke ballingschap ging gepaard
11
met de belofte dat God het volk Israël zou terugbrengen in het land om daarna het hele
proces weer opnieuw met hen door te lopen. Want hoe groot en machtig de beloften van
God ook zijn, Hij kan ze alleen vervullen wanneer Zijn volk aan de voorwaarden voldoet;
daarom zal Hij altijd het proces van heiliging opnieuw doorlopen, totdat het volk aan de
heilige voorwaarden van God heeft voldaan. Want een heilig land is alleen bestemd voor
een heilig volk.
Ezech.36:22-28 Zeg daarom tegen het volk van Israël: Dit zegt God, de HEER: Ik zal
ingrijpen, volk van Israël, niet omwille van jou, maar omwille van Mijn heilige naam, die je
hebt ontwijd bij de volken waar je gekomen bent! Ik zal Mijn grote naam, die door jullie bij die
volken is ontwijd, weer aanzien verschaffen. Die volken zullen beseffen dat Ik de HEER ben,
spreekt God, de HEER. Ik zal ze laten zien dat Ik heilig ben; Ik leid jullie weg bij die volken, Ik
breng jullie bijeen uit die landen en laat je naar je eigen land terugkeren. Ik zal zuiver water
over jullie uitgieten om jullie te reinigen van alles wat onrein is, van al jullie afgoden. Ik zal
jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, Ik zal je versteende hart uit je lichaam
halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. Ik zal jullie Mijn Geest geven en
zorgen dat jullie volgens Mijn wetten leven en Mijn regels in acht nemen. Jullie zullen in het
land wonen dat Ik aan je voorouders gegeven heb, jullie zullen Mijn volk zijn en Ik zal jullie
God zijn.
In vers 16-18 sprak God tegen de profeet Ezechiël over het goddeloze leven van het volk
Israël in hun eigen land; daarom verdreef God hen naar vreemde volken (vers 19). Maar bij
die vreemde volken werd de naam van God ontheiligd vanwege het feit dat Hij Zijn eigen
volk in ballingschap had laten gaan (vers 20), en daarover had de Heer verdriet (vers 21).
Om die reden besloot God Zijn volk weer terug te brengen naar hun eigen land (vers 22-23),
maar daarbij beloofde God dat Hij Zijn heilige principes zou hanteren.
1) God zal Zijn volk terugbrengen naar hun eigen land (vers 24).
2) God zal Zijn volk reinigen met het zuivere water van Zijn woord (vers 25).
3) God zal Zijn volk vernieuwen door hen een nieuw hart en geest te geven (vers 26).
4) God zal er Zelf voor zorgen dat Zijn volk Hem zal gehoorzamen (vers 27).
5) Daarna zal Gods volk blijven wonen in het land dat Hij hun gegeven heeft (vers 28).
S: Israël en de crisis van de eindtijd.
Het moderne Israël is grotendeels een seculier d.w.z. ongelovig volk, dat zich weinig of niets
aantrekt van Gods woord, en dat zeer veel weerstand biedt tegen het evangelie van Jezus,
de Joodse Messias; er is geen volk ter wereld dat zich zo hardnekkig verzet tegen Jezus als
het Joodse volk. Nu kan God twee dingen doen, en dat is in de eerste plaats het volk weer in
ballingschap sturen, maar in de tweede plaats kan God ook met Zijn oordeel komen en zo
het volk redden. God zal dit laatste doen, en als gevolg daarvan zal het Joodse volk in de tijd
die voor ons ligt (eindtijd) te maken krijgen met de grootste expressie van anti-semitisme uit
de hele geschiedenis. Deze grootste Jodenvervolging uit de hele menselijke geschiedenis
zal leiden tot de grootste holocaust, waarbij tweederde deel van het Joodse volk in het land
Israël zal worden uitgeroeid, terwijl eenderde deel in leven zal blijven maar door het vuur
heen gelouterd zal worden (Zach.13:8-9).
Dit zeer heftige proces van onderdrukking, vervolging, uitroeiing en loutering zal er echter toe
leiden dat God Zijn Heilige Geest zal uitstorten over het huis van David en de inwoners van
Jeruzalem, zodat zij zich tot de Heer zullen keren met groot verdriet (Zach.12:9-12), waarna
er een bron van reiniging geopend zal worden voor het Joodse volk (Zach.13:1-2). Dit is een
gevolg van Gods verbond met David (Jes.55:3-4) waardoor de gemeente uit de heidenen
zich over het Joodse volk zal ontfermen, waarna gelovige Joden en gelovige heidenen elkaar
in de armen zullen vallen in de naam van Jezus, de Joodse Messias (Jes.55:5). Dit zal de tijd
zijn waarin God Zijn volk Israël opnieuw aanvaardt, waardoor hun terugkeer tot God zal zijn
als een opstanding uit de dood (Rom.11:15). Dit zal er toe leiden dat de grootste oogst uit de
menselijke geschiedenis het koninkrijk van God binnengehaald zal worden (Rom.11:12).
Onze Heer gaat in de tijd die voor ons ligt het volk Israël zodanig in de hoek drijven, dat de
Joden alleen nog maar omhoog kunnen kijken voor redding (Ps.121:1-2); want Jezus heeft
gezegd dat Hij niet zal terugkomen totdat de tijd aangebroken is waarop de Joden in de stad
12
Jeruzalem zullen zeggen: Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer (Matt.23:39).
Het is in zekere zin het noodlot van Israël dat dit volk alleen aangewezen is op de God van
Israël, dat is Jezus de Messias (Hos.13:9), maar het is hun enige kans op redding, want er is
niemand anders die hen zal redden (Hos.13:4-8). Het is de liefde van Jezus de Messias die
het Joodse volk volledig klem zet in de hoek, zodat dit volk geen enkele kant meer uit kan
dan alleen naar de Messias. Dan zullen de woorden van de profeet Hosea in vervulling gaan.
Hos.5:14-6:3 Want Ik ben het die Efraïm aanvalt als een leeuw, als een sterke leeuw keer Ik
Mij tegen het volk van Juda: Ikzelf zal hen verscheuren, Ik zal hen wegslepen, en niemand
die hen redden kan. Ik ga terug naar de plaats waar Ik woon, totdat ze voor hun daden
geboet hebben en Mij weer gaan zoeken. Door de nood gedreven zullen ze weer naar Mij
vragen. Kom, laten wij teruggaan naar de HEER ! Hij heeft ons verscheurd, Hij zal ons
genezen; de hand die sloeg, zal ons verbinden. Hij redt ons na twee dagen van de dood,
de derde dag doet Hij ons opstaan: in Zijn nabijheid zullen wij leven. Dan zullen wij Hem
kennen, ernaar jagen om de HEER te kennen. Even zeker als de dageraad zal Hij komen,
Hij komt naar ons als milde regen, als de lenteregen die de aarde drenkt.
Jezus beschrijft Zichzelf hier als een leeuw die het volk Israël aanvalt, het volk verscheurt en
wegsleept zonder dat iemand dit volk redden kan (5:14). Daarna gaat de Heer terug naar de
plaats waar Hij woont, en dit spreekt van de hemelvaart van Jezus (5:15a); maar Hij belooft
dat het Joodse volk Hem weer zal zoeken nadat zij voor hun daden geboet hebben en dat zij
door de nood gedreven weer naar Hem vragen (5:15b). Zij erkennen dat Hij degene geweest
is die hen verscheurd en geslagen heeft, maar dat Hij ook degene is die hen zal genezen en
verbinden (6:1). Hij zal hen na twee dagen van de dood redden en op de derde dag weer
doen opstaan, waarna zij in Zijn nabijheid zullen leven; wanneer we hieraan toevoegen dat
een dag voor de Heer is als 1000 jaar (Ps.90:4), zegt deze tekst dat Israël na 2000 jaar van
de dood gered zal worden en aan het begin van het derde millennium weer zal opstaan. Dan
zullen zij voor eeuwig de Heer kennen (6:3). Petrus refereert in Hand.3 aan deze uitspraak
van de profeet Hosea met de volgende woorden.
Hand.3:19-21 Wend u af van uw huidige leven en keer terug tot God om vergeving te krijgen
voor uw zonden. Dan zal de Heer een tijd van rust doen aanbreken en zal Hij de Messias
zenden die Hij voor u bestemd heeft. Dat is Jezus die in de hemel moest worden opgenomen
tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van Zijn heilige profeten heeft
gesproken en waarin alles zal worden hersteld.
Het Joodse volk is na de verwoesting van Jeruzalem en de diaspora ten gevolge van de
nederlaag van Simeon Bar Kochba achtervolgd door anti-semitisme in de theologie van de
kerk, door de oude islam, door het fascisme van Adolf Hitler, door het communisme en door
de heropleving van de geest van de islam. Al deze expressies van anti-semitisme zullen
samenkomen in de antichrist die het Joodse volk volledig zal proberen uit te roeien en daarin
meer zal slagen dan elke andere jodenhater die hem is voorgegaan. De profeet Daniël kreeg
veel visioenen over de eindtijd; en regelmatig werd hij van zijn stuk gebracht door datgene
wat hij te zien kreeg (Dan.7:15+28, 8:27, 10:8-10, 10:15-17). Tenslotte vroeg hij vertwijfeld
hoelang het nog zou duren voordat dit een einde zouden komen. Dit was het antwoord.
Dan.12:7 Daarop hoorde ik de in linnen geklede man die zich boven het water van de rivier
bevond spreken. Hij hief beide handen op naar de hemel en zwoer bij de eeuwig Levende:
Eén tijd, een dubbele en een halve tijd: wanneer de macht van het heilige volk niet langer
verbrijzeld zal worden, dan zullen al deze dingen zich hebben voltrokken.
M.a.w. er zal drieënhalf jaar eindtijd nodig zijn om de interne macht en weerstand van het
heilige volk van God te verbrijzelen, voordat het Joodse volk zich gewonnen geeft aan Jezus
de Joodse Messias. Zo gebruikt onze Heer het vreselijke wapen van anti-semitisme om het
Joodse volk voor eeuwig in Zijn liefdevolle armen te kunnen sluiten in het land Israël.
V.v.d.B. 
13
Download