Lesplan 4 Havo – Rococo & Neoclassicisme Tijd: 50 min Doelgroep: 4 Havo Leskern: Kenmerken rococo, oorzaken voor het neoclassicisme en hoe deze kunstvorm zich uit. Kennis van eigentijdse gebeurtenissen in eind 18e en begin 19e eeuw: Verlichting en Franse Revolutie. Lesdoelen: - - de ll weet de kenmerken van de Rococo en ziet deze terug in de schilderkunst. De ll weet voor welke doelgroep deze stroming behoorde. De ll kan twee oorzaken van de opkomst van het Neoclassicisme benoemen. De ll kent waarom het schilderij ‘De dood van Marat’, van David een typisch voorbeeld is voor het Neoclassicisme en kan benoemen welke kenmerken terug te leiden zijn tot de klassieke oudheid. De ll begrijpt welke rol de eigentijdse gebeurtenissen, de Franse Revolutie en de Verlichting een rol spelen in het werk en kunnen benoemen hoe de Franse Revolutie terug is te zien in het werk door vormgevingsaspecten te benoemen. De ll kan overeenkomsten en verschillen inhoudelijk, formeel of functioneel beargumenteren tussen 3 beelden uit de schilderkunst, beeldhouwkunst of architectuur uit de periode Renaissance t/m Neoclassicisme. Tijd Wat doet de docent 3 Kennis ophalen door vraag te stellen (zie dia 22) Wat doet de ll? Beantwoordt vraag: Zuidelijke Nederlanden: Triomferende kerk, imponeren. Ter verheerlijking van macht kerk en vorsten Vakinhoudelijk doel Ll krijgt inzicht tussen de verschillen tussen contraremonstranten en remonstranten en de verdeling in de Hollandse kunst tijdens Barok 5 Uitleg Hollands Classicisme: Vragen stellen: - Wat is klassiek? Beelden: rijkdom en macht laten zien door kennis klassieke kunst. Belangrijke mensen laten beeldhouwwerken. Beeldhouwwerken op het gebouw geplaatst. - Waarom? Macht en rijkdom laten zien. Persoon draagt wereldbol op zijn rug> De Dam internationaal economische beroemde plaats van handel. Luistert. Beantwoordt vraag Wat zijn klassieke elementen? - Evenwichtig verdeeld - Symmetrie Wat zijn nieuwe elementen? Invloed Barok? - Glas is kostbaar - Grootsheid/statigheid>macht, rijkdom uitstralen Ll herkent klassieke elementen uit een gebouw van het Hollands Classicisme. Docent vraagt wat is Toegepaste kunst: Schelpvorm, frivole engeltjes, slingerende plantmotieven, randen, bloemen. Gemaakt van porselein, wat is daar bijzonder aan? Duur, adel kon het kopen. Dus adel gebruikte dure materialen, typisch rococo. Hofkunst Ll luistert Ll kent elementen uit Rococo en weet voor welk publiek deze kunst is. Ll kent nieuwe discipline; toegepaste kunst 5 Ll herkent elementen uit Barok van gebouw Hollands Classicisme 5 5 10 Docent vertelt vraagt en vertelt vanuit schilderij: Antoine Watteau. Inhoud: wat is hier afgebeeld? Uitstapje. Welke relatie heeft dat met de tijd (18e eeuw = welvaart in Europa, vrije tijd, veel doen voor plezier en genot. Verdere onderwerpen van Rococo zijn: 'zuivere' landleven, lieflijke schoonheid, erotiek. Barok = robuust. Rococo: sierlijk en fijnzinnig. Welke vormaspecten dragen er aan bij dat het een lieftallig landschapje wordt? Bewegelijke, niet duidelijke contouren, de kleuren zoet/teer, de vormen week – zacht. Rust door grote kleurvlakken. Zachte overgangen, geen duidelijke. Asymmetrisch Idyllisch, wat is dat? Vredige, harmonieuze stijl. Bekoorlijk, liefelijk. Landschapjes. Ll antwoord: Wandeling Docent legt globaal uit wat het Neoclassicistiche tijdperk is, a.d.h.v politieke, economische en culturele situatie in Europa Docent legt uit welk verhaal er speelde in schilderij ‘De dood van Marat’, van David. Ll luistert Ll weet welke gebeurtenissen een rol speelden: Gouden Eeuw, Verlichting en Franse revolutie. Ll weet wat de Franse revolutie is. Ll luistert De ll kent waarom het schilderij ‘De dood van Marat’, van David een typisch voorbeeld is voor het Neoclassicisme en kan benoemen welke kenmerken terug te leiden zijn tot de klassieke oudheid. De ll begrijpt welke rol de eigentijdse gebeurtenissen, de Franse Revolutie en de Verlichting een Docent stelt vraag; Welke kenmerken zijn klassiek? Hoe wordt rust uitgestraald? Ll herkent kenmerken van schilderkunst uit Rococo Zachte kleuren, kleine mensen, geen duidelijke overgangen/contouren. Ll bekijkt schilderij en antwoord: - Achtergrond - Lichaam Wat wilde David uitbeelden met dit schilderij? Opoffering voor de natie, martelaar die voor de goede zaak was gestorven. Hoe te zien? Franse Revolutie in Romeinse grootheid. Eigentijdse gebeurtenissen vertaalt naar klassieke voorstellingen- vraag: welke gebeurtenis? Hoe is deze klassiek vertaalt? Noem 3 vormgevingsaspecten - Ideale lichamen, gave huid terwijl huidziekte. Teruggekeken naar spieren en pezen afbeelden, om edele schoonheid te geven. - ideale lichaamshouding – rust, terwijl moord gepleegd. Ligt er netjes bij - Licht valt op gezicht - Doeken en plooival doen denken aan klassieke kleding Neo-classicistisch: - kleurgebruik monochroom. - Serene rust: overgave van Marat, kijker wordt niet afgeleid, welke vormgevingsas. dragen daaraan bij? - Compositie is statisch: horizontale en verticale lijn. - Details weg – sobere eenvoud Vraag: voor welk publiek was deze rol spelen in het werk en kunnen benoemen hoe de Franse Revolutie terug is te zien in het werk door vormgevingsaspecten te benoemen. neoclassicistische kunst? Klassieke kunst is zeer geschikt om de idealen van opkomende burgerij vorm te geven, voor de ontwikkelde burgerij. Adel werd verdreven door Franse Revolutie-> versieringen e.d. weg. 5 7 10 Docent vraagt vanuit architectuur ‘Arc de Triomphe’ welke klassieke elementen terug te vinden zijn in het werk. Benoemen veldslagen Napoleon is in klassiek verhaal gegoten. Vraag; wat is een kenmerk uit de Barok? Wat wilden ze daar mee uitstralen? Welk beeld weg? Opdracht waarbij 3/4 beelden te zien zijn, waarbij ll er één kiest die er niet bij hoort en daarbij 2 argumenten bedenkt. Ll antwoord vraag en noemt: - Evenwicht - Zuilen - Reliëf - Symmetrie Bespreken antwoorden gekozen beeld. Ll geeft aan welke keuze en noemt argumenten op waarom Monumentaal, groots, statig. Macht, imponeren Ll schrijft op welk beeld er niet bij hoort met 2 argumenten De ll kan overeenkomsten en verschillen inhoudelijk, formeel of functioneel beargumenteren tussen 3 beelden uit de schilderkunst, beeldhouwkunst of architectuur uit de periode Renaissance t/m Neoclassicisme.