Oefentoets Natuurkunde Krachten LET OP: Bij iedere BEREKEN-vraag hoort de formule, berekening antwoord en eenheid!!! Neem voor g = 9,81 m/s2 Opgave 1. a. Wat is een kracht? b. Noem de drie veranderingen waartoe een kracht in staat is. Als we krachten willen tekenen, moeten ze aan drie voorwaarden voldoen c. Noem deze drie voorwaarden. Van twee krachten kan de resultante worden bepaald. d. Wat is de betekenis van deze resultante? e. Waarom is het begrip zwaartepunt ingevoerd? f. Wat wordt bedoeld met plastische vervorming? Opgave 2. Een pitbul krijgt een massa van 1000 kg op zich. Op aarde geldt g = 9,81 m/s2 en op de maan geldt g = 1,6 m/s2 a. Waardoor wordt de massa van een voorwerp bepaald? b. Bereken de zwaartekracht op het blok van 1000 kg op aarde. c. We nemen het blok mee naar de maan en leggen het daar neer. Bereken het gewicht van het blok op de maan. d. Bepaal de massa van het blok op de maan. Opgave 3. a. Op de bijlage zijn twee krachten getekend. Teken de resultante via een parallelogramconstructie. b. Op de bijlage zijn vier krachten getekend. Teken de resultante via de kop-staart-methode. c. Een man met een massa van 100 kg hangt op een touw. Het touw maakt een hoek van 15 graden en 30 graden t.o.v. de horizon. Er geldt 1 cm = 20 N. Teken op de bijlage de constructiestralen om de spankrachten in het touw te bepalen. Opgave 4. (3 pnt.) Hiernaast zie je een Japanse nachtegaal met een gewicht van 6,0 N die een cursus karate heeft gevolgd, slaat met een kracht van 50 N op een tak. Het tweede plaatje staat ook op de bijlage. Teken op deze bijlage de zwaartekracht op de nachtegaal en de spierkracht van de nachtegaal op de tak als geldt 1 cm ≡ 10 N. Opgave 5. Hiernaast zie je een konijn met een massa van 5,0 kg. a. Bereken de grootte van de zwaartekracht op het konijn. b. Het konijn loopt met een constante snelheid. Wat weet je van de resulterende kracht (of nettokracht) van de krachten in horizontal richting? Opgave 6. -. Een galeischip met roeislaven vaart met een constante snelheid van 2,0 m/s. De voortstuwende kracht op de boot is 1300 N. Hoe groot zijn de tegenwerkende krachten op de boot? Opgave 7. Op een helling met een hoek van 20° liggen een aantal stenen met een massa van 200 kg. De stenen worden met een motortje 44 m langs de helling omhoog getrokken. De motor heeft een rendement van 80% en zorgt voor een constante snelheid van 0,2 m/s. a. Bereken de component van de zwaartekracht langs de helling (Fz,x) b. Bereken hoeveel meter de stenen hoger zijn komen te liggen nadat ze langs de helling zijn getrokken. Opgave 8. De volgende opgaven hebben betrekking op de achterzijde van de bijlage a. Teken door parallelogramconstructies de resultante van figuur A t/m D b. Teken door ontbinding de krachten Fx en Fy. Bijlage bij de oefentoets Krachten NAAM: ……………………………………. Opgave 3 a +b Opgave 3 c Opgave 3 Bij opgave 8a Bij opgave 8b.