BMA Hoofdstuk 25 Samenvatting heel het hoofdstuk kort: De samengevatte overeenkomst tussen en onderneming en een lener is te vinden in de prospectus. Een gedetailleerde obligatieovereenkomst is te vinden in de indenture. In de indenture kan men vinden of een obligatie senior of ondergeschikt is en of deze gedekt is of niet. Een gedekte obligatie is een claim op de onderneming. De belangrijkste uitzonderingen zijn de utilitiy mortgage bonds, de collateral trust bonds en de equipment trust certificates. Als een bedrijf failliet gaat, kan de lener de activa in beslag nemen om de schuld op die manier af te betalen. Sommige lange termijn obligaties hebben amortisatiefonds. Dat wil zeggen dat een bedrijf elk jaar een bepaald bedrag opzij moet zetten om elk jaar een bepaald aantal obligaties terug te trekken. Dit amortisatiefonds verkort de gemiddelde duur van de obligatie en het biedt een jaarlijkse test om te kijken of het bedrijf de schulden nog kan afbetalen. Het beschermt de obligatiehouders dus tegen het risico van wanbetaling. Er zijn lange termijn obligaties die terug genomen kunnen worden door een bedrijf voor de vervaldatum. Deze ‘call option’ kan voor een bedrijf heel waardevol zijn: als rentevoeten dalen en obligatiewaarden stijgen, dan kun je een obligatie terugroepen die veel meer waard is dan de terugneemprijs. Investeerders weten natuurlijk wel dat als jij de obligatie terugroept, de terugneemprijs als een plafond is op de marktprijs. Daarom is het ’t beste als je je obligatie terugroept als de marktprijs gelijk is aan de terugneemprijs. Beter dan dat krijg je het niet. Vaak zoeken schuldeisers/uitleners naar manieren om hun leners tegen te houden in acties die de waarde van hun leningen kunnen schaden. Dat kan in een schuldovereenkomst. Voorbeelden: - de overeenkomst limiteert de hoeveelheid leningen die een bedrijf mag hebben - ongedekte leningen kunnen een ‘negative pledge clause’ opnemen, die het een bedrijf verbiedt om schulden te dekken zonder de reeds bestaande obligaties een gelijke behandeling te geven - uitleners kunnen een maximum stellen aan het uit te keren dividend van een bedrijf of aan de inkopen van de voorraad De meeste obligaties starten als een obligatie en eindigen ook zo, maar convertible bonds geven de eigenaar van de obligatie de mogelijkheid om de obligatie in te ruilen voor aandelen. De conversieratio bepaalt het aantal aandelen waarin een obligatie omgeruild kan worden. De convertible bond is een gewone obligatie, maar met een call option op de aandelen. In plaats van convertibles uit te geven, kan een bedrijf ook besluiten om een pakket obligaties uit te geven en daarnaast opties (warrants) om aandelen te kopen. Als de prijs van de aandelen boven de uitoefenprijs komt, dan mag de investeerder de obligatie houden en de warrants inruilen voor geld. 25.2 Contract van de obligatie Trust deed / Trustakte: een overeenkomst tussen een obligatiehouder en een trustmaatschappij betreffende een openbare obligatielening. De trustmaatschappij vertegenwoordigt de obligatiehouders en ziet toe op de voorwaarden en eventuele fouten. Indenture / Leercontract: hetzelfde als een trustakte. Het leercontract is echter een statig juridisch document, waarvan een de belangrijkste bepalingen worden samengevat in het voorlopig plan van de uitgifte. Een kopie hiervan wordt bij het registratiedocument gevoegd. Registered bonds / Geregistreerde obligaties: het bedrijf registreert het eigendom van elke obligatie en betaalt de rente en de hoofdsom direct aan de eigenaren van de obligaties. Bearer bonds / Obligaties aan toonder: een certificaat vormt het primaire bewijs van eigendom van een obligatie. De obligatiehouder moet het certificaat zelf hebben om de uiteindelijke aflossing van de hoofdsom te vorderen. Face value / nominale waarde: de prijs van een obligatie voordat de opgebouwde rente is toegevoegd. Een investeerder betaalt niet alleen de geoffreerde prijs, maar ook de toekomstige interest die zich heeft opgehoopt. Coupon payment / couponbetaling: de jaarlijkse interest op een obligatie. Er zijn twee soorten obligaties die je ook zeker moet kennen voor het tentamen: 1. Zero-coupon bond / nulprocentsobligatie: obligatie die geen rente uitbetaald. De hele teruggave bestaat uit vermogensgroei. 2. Floating-reate note / variabele rente biljet: uitbetaling van interest is vastgesteld over de looptijd van de obligatie, maar in sommige gevallen is die betaling afhankelijk van het algemene niveau van de rentevoet. Meestal baseert men zich op de LIBOR (London Interbank Offered Rate, het tarief waartegen internationale banken elkaar geld lenen),of men stelt een minimum rentevoet (floor) of een maximum (cap). Je kunt ook te maken hebben met ‘collars’. Deze stellen zowel een minimum als een maximum betaling. 25.3 Onderpand (Security) en de volgorde van betaling in het geval van faillissement (Seniority) Bijna alle schuldbewijzen van industriële en financiële ondernemingen zijn ongedekte obligaties: Note / nota: ongedekte uitgifte voor korte termijn Debentures / obligatie: uitgiftes voor lange termijn Obligaties van nutsbedrijven zijn vaker wel gedekt. Dat wil zeggen dat als een bedrijf zijn schulden niet afbetaald, dat de curator (trustee) of uitlener (lender) relevante activa in bezit mag nemen. Als deze onvoldoende zijn om in de claim te voorzien, dan zal de overgebleven schuld een claim vormen voor alle ander bezittingen van de onderneming, naast alle ongedekte schulden. Er zijn 3 soorten van secured debt / gewaarborgde schuld: 1. Mortgage bonds / hypotheekobligaties: de meeste gedekte obligaties zijn hypotheekobligaties. Deze bieden soms een vordering tegen een specifiek gebouw, maar vaker heeft de claim betrekking op al het onroerend goed van de onderneming. 2. Collateral trust bonds / Onderpand vertrouwensobligaties: bedrijven mogen hun investeringen gebruiken als onderpand bij een lening. Het aandeel van de uitlener wordt hierbij achtergesteld op alle andere claims op de bezittingen, wat een probleem kan zijn. Daarom bevatten deze collateral trust bonds vaak gedetailleerde voorschriften voor dochterondernemingen betreffende de uitgifte van obligaties of aandelen. 3. Equipment trust certificate / apparatuur vertrouwenscertificaat: de curator/beheerder bezit de apparatuur. Deze vorm wordt vaak gebruikt om nieuwe spoorwegen te financieren, maar ook om trucks, vliegtuigen en schepen te financieren. Het bedrijf doet slechts een aanbetaling over de kosten van de apparatuur, en de equipment trust certificates komen op de balans te staan. Pas als alle schulden zijn afbetaald, wordt de onderneming de formele eigenaar van de apparatuur. Volgorde van claimen als een onderneming failliet gaat: - Bank (onderpand + senior) - Andere senior obligaties gedekt - Senior obligaties ongedekt - Senior achtergestelde obligatieleningen (van de collateral trust bonds) - Achtergestelde obligatieleningen (van de collateral trust bonds) - Junior achtergestelde obligaties (voorkeursaandeelhouders + gewone aandeelhouders) Asset-backed securites (ABS): ondernemingen lenen niet direct geld maar voegen een aantal activa samen en verkopen de cash flow van deze activa. Het is dus een zekerheid waarvan de waarde en de inkomende betalingen zijn afgeleid van specifieke onderliggende activa en hierdoor worden ondersteund. Hoe werkt ABS: je richt een apart bedrijf op wat enkele hypothecaire leningen koopt. Om die aankopen te financieren, verkoopt het bedrijf de hypothecaire doorgeefcertificaten. De houders van zo’n certificaat ontvangen alleen een deel van de hypotheekaflossingen. Een bedrijf kan ook verschillende klassen van onderpand uitgeven, bekend als collateralized mortgage obligations of CMOs. De hypotheekaflossing wordt dan eerst gebruikt om één klasse obligaties af te betalen en daarna wordt pas de andere klasse betaald. 25.4 Aflossingsbepalingen Sinking fund / amortisatiefonds: een bedrijf lost tussentijds een lening af. Hiervoor doet het bedrijf een regelmatige betaling in een amortisatiefonds. Als deze betaling in cash-vorm is, kiest de uitlener willekeurig enkele obligaties en gebruikt de cash om deze obligaties tegen hun nominale waarde af te lossen (wat iedereen natuurlijk wel wil). Bij een amortisatiefonds is een verplicht fonds waaraan voldaan MOET worden en een optioneel fonds waaraan voldaan KAN worden als de lener daarvoor kiest. Als een bedrijf geen cash heeft om aan het amortisatiefonds te betalen, dan kunnen de uitleners hun geld terugvragen. Langlopende lage kwaliteitsuitgiftes: groot amortisatiefonds (weet niet zeker of je ’t terug krijgt, dus amortisatiefonds voor veiligheid) Hoge kwaliteitsuitgiftes: kleiner amortisatiefonds, als ze er überhaupt al een hebben (zeer grote kans dat je je geld krijgt, dus amortisatiefonds is niet nodig). Callable bond / terug te vragen obligaties: een obligatie die zorgt dat een bedrijf een schuld eerder kan afbetalen. Deze vorm van obligatie biedt veel bedrijven een natuurlijke vorm van zekerheid; men kan zich beschermen tegen dalende rente. Als de rentevoeten dalen, kunnen de agentschappen hun financieringskosten verlagen door de obligaties in te trekken en ze te vervangen voor nieuwe obligaties tegen een lagere rentevoet. Bedrijven hebben dus de call option: ze kunnen hun obligatie terugnemen. Hierbij krijg je echter wel te maken met call protection: gedurende die periode mag een bedrijf geen obligaties terugroepen. Wanneer moet een bedrijf dan zijn obligaties terughalen? Simpel: als ze hun aandeelwaarde willen maximaliseren, dan moeten ze de waarde van de obligaties minimaliseren. Een bedrijf moet dus nooit de obligaties terugroepen als de marktwaarde lager is dan de terugneemprijs, want dat zou een cadeautje voor de obligatiehouders zijn. Men moet zijn obligatie juist terugtrekken als die méér waard is dan terugneemprijs. De regel is dus dat men de obligaties terug neemt als de prijs van de obligatie hetzelfde is als de terugneemprijs. Vergelijking met gewone obligatie: als de rentevoeten dalen, zal de prijs van een gewone obligatie stijgen, maar voor de callable bond zal niemand meer gaan betalen dan de terugneemprijs. De waarde van deze laatste obligatie is dus vaak wat minder dan die van een gewone obligatie. Gevolg voor obligatiehouder: deze houden rekening met het feit dat de obligatie teruggeroepen kan worden. Ze weten dat dat gebeurt zodra de obligatie meer waard is dan de terugneemprijs, dus zal geen enkele investeerder meer dan de terugneemprijs willen betalen voor de obligatie. Daarom zal de marktprijs wel hetzelfde kunnen zijn als de terugneemprijs, maar nooit hoger. Reden waarom een bedrijf een callable bond zou uitgeven: het contract van de obligatie stelt vaak een aantal beperkingen aan wat een bedrijf mag doen. Bedrijven vinden het niet erg om zich daaraan te houden zolang ze weten dat ze eraan kunnen ontsnappen als blijkt dat de voorschriften te beperkend zijn. Op die manier is het een ontsnappingsroute. Retractable bonds of puttable bonds: geven juist de investeerders het recht om eerdere terugbetaling te vragen. Is het tegenovergestelde van een callable bond. Dus als de waarde van de obligaties afneemt, dan is er de put option die zorgt dat de obligatiehouders hun terugbetaling kunnen vragen. Deze puttable leningen kunnen de uitgevers ervan in grote problemen brengen als iedereen in een keer zijn geld gaat terugvragen. Een belangrijke reden dat puttable bonds bestaan is omdat de contracten van de obligaties niet vooruit kunnen lopen op elke actie die het bedrijf gaat ondernemen die mogelijk de obligatiehouder kan schaden. Extendible bonds: geven investeerders de optie om de duur van een obligatie te verlengen. 25.5 Debt covenants / Schuldovereenkomsten Debt covenant / schuldovereenkomst: deel van de leningsovereenkomst dat voorkomt dat het bedrijf opzettelijk de kans op faillissement verhoogt. Er mogen niet te veel schulden opgebouwd worden en ze uitleners willen zich hier tegen beschermen door het een bedrijf te verbieden om nog meer schulduitgiftes te doen, tenzij de verhouding schuld / eigen vermogen ondereen bepaald limiet zit. Een senior debt zal echter het aantal junior debts niet verbieden, omdat de senior toch als eerste een claim mag leggen op bezittingen van het bedrijf als dit failliet gaat. Junior debts daarentegen leggen beperkingen aan de senior debts en aan het totaal aantal schulden. In plaats van zich in de schulden te steken om iets te kopen, kunnen bedrijven iets ook huren of leasen. Dit is voor de schuldhouder hetzelfde als een beveiligd/gedekt lenen. Daarom bevatten schuldovereenkomsten ook limieten voor leasing. Er worden ook beperkingen gesteld aan de hoeveelheid dividend of inkoop van voorraad die een bedrijf doet. Als een bedrijf namelijk heel veel uitbetaalt of veel inkoopt, blijft er geen geld voor de obligatiehouders meer over. Er kan ook een poison-put in de overeenkomst voorkomen. Dat wil zeggen dat, als een bedrijf met schulden zich gaat reorganiseren, de schuld aan de obligatiehouder worden terugbetaald. 25.6 Convertible bonds and warrants / converteerbare obligaties en machtigingen Convertible bond: een obligatie die begint als obligatie maar die vervolgens omgezet kan worden in gewone aandelen. Stel dat je een 4,25% ongedekte senior convertible bond hebt die afloopt in 2036. Dan kun je wanneer je wilt, voor 2036, teruggeven aan het bedrijf en er bijvoorbeeld 108,7 aandelen voor terugkrijgen. Conversion ratio: het aantal aandelen waarin een obligatie omgezet kan worden. Hierboven is die conversieratio 108,7. Conversion price: om één aandeel te ontvangen betaalt de eigenaar van de obligatie een nominaal bedrag van de aankoopprijs van de obligatie gedeeld door de conversieratio. Dan heb je de conversieprijs. Dus als je het bovenstaande aandeel voor $1,000 hebt gekocht, betaal je per aandeel dus 1,000 / 108,7 = $9.20 per aandeel. Je rekent dit bedrag echter niet cash af, maar in plaats daarvan geef je je obligaties op. Je kunt de convertible obligatie zien als een gelijke aan de gewone obligatie plus een optie om aandelen te verkrijgen. Het verschil tussen de prijs van een convertible bond en de prijs van een gewone obligatie vertegenwoordigt de waarde die investeerders op de conversieoptie leggen. Hoe interpreteer je de volgende grafieken: a. de mogelijke obligatiewaarden op de vervaldag Zolang een bedrijf zijn betalingen uit blijft voeren, blijft de obligatiewaarde gelijk aan de nominale waarde. Maar als het bedrijf te weinig activa heeft, kan het de obligatiehouders niet betalen. De obligatie wordt afbetaald tegen nominale waarde als de waarde van het bedrijf tenminste gelijk is aan de nominale waarde van de schulden van het bedrijf. De obligatiewaarde geldt als ondergrens of ‘floor’ voor de prijs van de converteerbare obligatie. b. de waarde van de aandelen als investeerders kiezen om de obligatie om te zetten De waarde van de omgezette obligatie stijgt in verhouding tot de waarde van het bedrijf. Echter, als de activa van een bedrijf waardeloos zijn, dan zijn de aandelen dat ook. Als de waarde van de activa toeneemt, neemt de waarde van de aandelen ook toe. c. De prijs van de convertible op de vervaldag wordt vertegenwoordigt door het hoogste van de twee lijnen. Dat zijn namelijk de twee ondergrenzen van de prijs van de obligatiewaarde en de omzetwaarde. Een investeerder mag echter kiezen of hij de obligatie wil laten uitbetalen of dat hij ‘m om laat zetten in een aandeel. convertible: de obligatiewaarde en de omzetwaarde.