en baggerspecie interafval voorstel van advies

advertisement
ONTWERP UITVOERINGSPLAN
RUIMINGS - EN BAGGERSPECIE
INTERAFVAL VOORSTEL VAN ADVIES
1. Samenvatting
INTERAFVAL onderschrijft de algemene beginselen van het ontwerpplan. Het ontwerpplan schetst voor
elke trede van de ‘ladder van Lansink’ een helder theoretisch kader en koppelt hieraan een aantal
actiepunten. Het plan blijft echter steken in goede bedoelingen en weinig concrete acties. Niettemin is dit
plan voor de gemeenten van groot belang: het zal in ruime mate bepalen welke inspanningen de
gemeenten de komende 30 jaar zullen moeten doen inzake ruiming van waterlopen.
Fundamentele opmerking is het ontbreken van een degelijk onderbouwd financieringsluik. In het
ontwerpplan wordt slechts een magere poging ondernomen om een inschatting te maken van de
financiële gevolgen voor de waterloopbeheerders in het algemeen en de gemeenten in het bijzonder.
Verder mist INTERAFVAL een duidelijke prioriteitenstelling van het Gewest met relatie tot de
investeringen die de komende jaren door de gemeenten dienen te gebeuren inzake rioleringen en
waterzuiveringsinfrastructuur .
2. Procedure van adviesverstrekking
De onderstaande tekst is een voorstel van advies van INTERAFVAL, het samenwerkingsverband tussen de
Vlaamse afvalintercommunales en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), ten
behoeve van de lokale besturen. De gemeenten en intercommunales kunnen deze voorsteltekst naar
believen gebruiken, aanpassen of aanvullen bij het verstrekken van hun advies, dat ze toesturen aan
OVAM. Om de leesbaarheid van deze tekst te verhogen bevat de tekst ook een korte samenvatting met
de voornaamste krachtlijnen van onze opmerkingen.
Deze INTERAFVAL-tekst is niet bedoeld als uitleg over wat de gemeente concreet zou kunnen doen om
het plan mee ten uitvoer te brengen. Het INTERAFVAL -voorstel van advies betreft een aantal hoofdlijnen
en enkele meer specifieke opmerkingen. De tekst is veelal op zich leesbaar, ook als u het
ontwerpuitvoeringsplan niet hebt gelezen.
Wij vragen de gemeenten en intercommunales om hun advies over het ontwerpuitvoeringsplan ook te
bezorgen aan de VVSG, liefst digitaal via mailto: [email protected] of [email protected]
Dit plan is voor de gemeenten van groot belang: het zal in ruime mate bepalen welke inspanningen de
gemeenten de komende 30 jaar zullen moeten leveren op het gebied van ruimen en saneren van
waterbodems. De in het plan vermelde acties zijn bindend voor de gemeenten tenzij anders
aangegeven. De gemeenteraad kan advies uitbrengen over dit plan . Dit ligt het meest voor de hand
gezien de algemene bevoegdheidsverdeling tussen het schepencollege en de gemeenteraad. Ook de
milieuraad kan echter op eigen initiatief een advies uitbrengen bij OVAM. Hetzelfde geldt voor
schepencolleges, burgemeesters, schepenen en milieuambtenaren, die ten persoonlijken titel willen
ingaan op dit plan.
Tijdens het openbaar onderzoek kan iedereen opmerkingen indienen bij OVAM. OVAM is verplicht deze
opmerkingen te aanvaarden.. Uw opmerkingen moeten schriftelijk ingediend zijn bij OVAM vòòr
15.08.2005 op het adres:
OVAM
Stationsstraat 110
2800 Mechelen
of per e-mail op het adres: [email protected]
INTERAFVAL-voorstel van advies Uitvoeringsplan Bagger- en Ruimingsspecie - 1/6
3. De theorie: het ontwerpplan bevat enkele in het oog springende positieve
elementen
- De (deel-)bekkenplannen zouden de saneringsprioriteit van de waterbodems vastleggen (p.62). Het
plan maakt een duidelijk onderscheid tussen enerzijds een globale saneringsprioriteit voor de bodems
op niveau van de (deel-)bekkens en anderzijds de dringende ruimingswerken omwille van nautische of
hydraulische redenen. Voor wat betreft de onbevaarbare waterlopen hebben dringende ruimingen
omwille van hydraulische redenen voorrang. Om de historische achterstand weg te werken zullen
zowel de hydraulische als de ecologische noodzaak de globale saneringsprioriteit bepalen.
- Ruimingsspecie zal verwerkt worden volgens de best beschikbare technieken en indien mogelijk
aangewend worden als secundaire grondstof.
- De Vlaamse overheid heeft, althans in énkele onderdelen van het ontwerpplan, meer besef en begrip
van sommige noden en problemen die gemeenten ervaren. Zo stelt het plan dat de middelen waarover
de gemeenten de dag van vandaag beschikken, niet in verhouding zijn met de grote hoeveelheden
ruimingspecie die geruimd en verwerkt moeten worden (p.49).
- Het plan moedigt ook de intergemeentelijke samenwerking aan.
4. Waar de theorie eindigt, begint de praktijk: INTERAFVAL heeft een aantal
fundamentele bedenkingen bij het ontwerpplan
4.1 Wie gaat dat financieren?
4.1.1 Geen duidelijk zicht op de financiële consequenties van dit ontwerpplan:
Het is positief dat in het plan aangegeven wordt dat de middelen van gemeenten niet in verhouding zijn
met de grote hoeveelheden ruimingspecie die geruimd en verwerkt zullen moeten worden. Maar men
moet hier natuurlijk ook iets mee doen. In de ontwerptekst wordt slechts een 'magere' poging gedaan om
de financiële effecten van de programmering in te schatten. Dit ontwerp uitvoeringsplan voorleggen
zonder een gedegen budgettering is niet ernstig. Het plan verwijst hier trouwens zelf naar op p. 104: ‘Er
moet een oplossing gezocht worden voor de hoge nood aan middelen.‘ Tevens is het niet ernstig om
voor de financiering en financieringsmethodiek met inbegrip van de kosten voor de betrokken door te
verwijzen de (deel-)bekkenbeheersplannen (p.63).
Wij wensen er aan te herinneren dat de Vlaamse Regering zich in haar bestuursakkoord tot het volgende
heeft geëngageerd: 'Een minister die een beleidsplan voorlegt waarin de gemeente een partner is, moet
aan dat beleidsplan een GER (Gemeentelijk Effecten Rapport) toevoegen waarin vermeld wordt welke
de personele en financiële implicaties zijn voor de lokale besturen en op welke manier met de lokale
besturen overlegd werd over de opportuniteit en haalbaarheid ervan.' Een gemeentelijk effecten rapport
per gemeente moet een onderdeel van het ontwerpplan zijn! Het aandeel waterlopen per gemeente en
de financiële draagkracht van de 308 gemeenten is bovendien té verschillend om enkel over
gemiddeldes te spreken. Men kan zich makkelijk voorstellen dat een landelijke armere gemeente relatief
veel waterlopen te onderhouden heeft.
4.1.2 Hoe financieren en wie zal financieren?
4.1.2.1
Vaststellingen: wat zegt het plan?
De historische achterstand moet weggewerkt worden via een verhoging van de middelen van de
waterloopbeheerders. Het plan verwijst naar algemene middelen, heffingen en subsidies als financiering
om het beleid te ondersteunen.
Algemene middelen
Het plan vermeldt dat de financiering van structurele uitgaven zal moeten gebeuren via de algemene
middelen van de waterloopbeheerders. Tijdelijke extra uitgaven kunnen gefinancierd worden via
heffingen of subsidies (p. 106).
Subsidies
Het plan vermeldt verschillende subsidiemechanismen voor gemeenten.
INTERAFVAL-voorstel van advies Uitvoeringsplan Bagger- en Ruimingsspecie - 2/6
Voor initiatieven rond erosiebestrijding vermeldt het plan de subsidies in het kader van het Erosiebesluit
(opmaak gemeentelijk erosiebestrijdingsplan en kleinschalige erosiebestrijdingswerken) en de subsidies
via de beheersovereenkomsten erosiebestrijding (p. 46 en 72). Via het erosiebesluit draagt de Vlaamse
overheid 75% van de investeringskosten en de kosten voor aanleg en onderhoud in het geval van
erosiebestrijdingswerken. Men verwacht dat de subsidieaanvragen in de toekomst zullen toenemen. Het
plan vermeldt dat er zal onderzocht worden of acties en steunmaatregelen met betrekking tot
vermindering van de sedimentaanvoer kunnen worden opgenomen in de nieuwe
samenwerkingsverbanden met de lokale besturen.
Een subsidieregeling voor ruiming en behandeling van slibs door de lokale besturen wordt voorgesteld
(p. 80). De lokale besturen krijgen een tussenkomst van 30% in de ruimings- en behandelingskosten
indien ze een overeenkomst sluiten met een verwerker.
Daarnaast is sprake van een subsidie om het gebruik van alternatieve materialen te stimuleren in de
plaats van primaire grondstoffen zoals zand of klei (p. 85).
Heffingen
Er is sprake van een in te stellen heffing op p. 85, maar het is niet duidelijk of het hier gaat om een
heffing op primaire grondstoffen of om een heffing op het storten van specie. Verder verwijst het plan
naar een erosieheffing op akkerland, een heffing op het storten van specie en een heffing op het lozen
van afvalwater (p. 106).
Daarnaast spreekt het plan (p. 121) nog van het financieel ontmoedigen van stortactiviteiten wanneer
blijkt dan andere maatregelen en instrumenten niet het beoogde resultaat behalen. INTERAFVAL neemt
aan dat men hiermee een heffing op het storten van slibstromen bedoeld.
4.1.2.2
Bedenkingen en opmerkingen
In het plan worden enkele denkpistes voorgesteld om de financiering rond te krijgen. Geen van deze
denkpistes is op dit moment zeker. Bovendien is de relatie tussen de verschillende aangegeven
instrumenten niet duidelijk. Het financieringsplaatje lijkt ons allerminst sluitend. Deze
financieringsvoorstellen staan bovendien her en der verspreid over het plan, waardoor het overzicht
verloren gaat.
Als preventie van sediment prioritair is, moet hiertegenover ook een concrete en substantiële
financiering staan. Voor de preventieve maatregelen tegen erosie schat het plan een jaarlijkse kost voor
het Vlaamse gewest tussen 7 en 8 miljoen euro/jaar (p. 99). Op dit moment bedraagt de subsidiëring
van de gemeenten in het kader van het erosiebesluit slechts 1,6 miljoen euro. Sinds 2001 is dit bedrag
bovendien jaarlijks gedaald. Dit wil zeggen dat de voorziene financiering niet voldoet om de
doelstellingen van het plan te realiseren.
Daarnaast geeft het plan aan dat de lokale besturen een subsidie van 30% kunnen ontvangen voor het
ruimen en laten behandelen van specie. Nergens wordt meegedeeld welk budget hiervoor voorzien
wordt, noch op welke manier deze middelen ter beschikking zullen gesteld worden. Gaat het hier om een
structurele financiering voor de lokale besturen, gezien de filosofie van het plan dat weerkerende kosten
structureel moeten gefinancierd kunnen worden? Voorts worden de subsidies gekoppeld aan het
afsluiten van een contract met een behandelaar. Wat indien een lokaal bestuur beslist om zelf, al dan
niet intergemeentelijk, het ruimingsslib te ruimen en verwerken? Een lokaal bestuur dat zelf initiatieven
neemt om te investeren moet op dezelfde tegemoetkoming kunnen rekenen. Hoe strookt dit met het feit
dat het plan intergemeentelijk samenwerken wil stimuleren (p. 80)? Als de historische achterstand moet
gefinancierd worden vanuit de algemene middelen, impliceert dit dan dat de gemeenten jaarlijks een
bedrag van 8 à 9 miljoen euro moeten vrijmaken uit deze algemene middelen? (p. 105) Gezien de
krappe ruimte in vele gemeentelijke begrotingen voor 2007 zal dit niet evident zijn.
Aanvullend stelt het plan voor om de afzet van alternatieve materialen te stimuleren door subsidies.
Dit is volgens INTERAFVAL overbodig. Een beredeneerde heffing op primaire grondstoffen is aangewezen.
Een markt voor secundaire grondstoffen zal zich hierdoor automatisch instellen. Een subsidie om het
gebruik van alternatieve materialen te promoten wordt dan overbodig. Een dergelijke subsidie is
onrechtstreeks een subsidie aan de verwerkers daar ze de kostprijs voor de gebruiker kunstmatig doet
dalen om de afzet op te drijven.
INTERAFVAL vindt de mogelijke invoering van een heffing op het storten van specie, zelfs op termijn,
niet correct. De overheid legt zichzelf hiermee heffingen op. De waterloopbeheerders hebben bovendien
geen enkele controle op het aanbod en de kwaliteit van de specie. Ze worden er enkel mee
geconfronteerd en moeten het vervolgens ruimen en verwerken. Aanvullend kan men stellen voor wat de
INTERAFVAL-voorstel van advies Uitvoeringsplan Bagger- en Ruimingsspecie - 3/6
heffingen betreft, dat de middelen die in normale omstandigheden aangewend worden om waterlopen te
ruimen in het gedrag komen, daar er een heffing zou moeten betaald worden. Dit
financieringsmechanisme creëert geen extra middelen. Er worden enkel middelen verschoven: met de
subsidies die de waterbeheerders krijgen voor het ruimen van waterlopen, kunnen zij de heffing betalen?
Voor het realiseren van de voorgestelde doelstellingen zullen nochtans extra middelen vereist zijn.
INTERAFVAL is wel voorstander van een welberedeneerd heffingenbeleid dat gebaseerd is op de aanpak
aan de bron. Meer concreet: het is effectiever om een heffing in te stellen op de input (lozingen) in de
plaats van de output (slibs). Zo’n heffing moet rekening houden met de lopende gemeentelijke en
bovengemeentelijke saneringsopdracht voor het huishoudelijk afvalwater. Dit moet gekoppeld worden
aan een goed preventief beleid. Een algemene herziening van het heffingenbeleid in Vlaanderen is
wenselijk en zelfs aangewezen. De verdere uitbouw van de gemeentelijke rioleringen en het oplossen
van de ongezuiverde lozingspunten is een eerste voorwaarde voor men aan het ruimen van de
waterlopen kan beginnen. Om de achterstand in die gemeentelijke saneringstaak weg te werken zijn nog
gigantisch veel middelen nodig. De financiering van de aanleg van de gemeentelijke riolen is inherent
verbonden met de financiering van de ruimingswerken.
4.1.3 Algemene conclusie financiering
Het ontwerp uitvoeringsplan laat vele financiële vragen onbeantwoord.
Hoe kunnen de lokale besturen afdoende adviseren over het plan als ze niet weten wat het hen zal
kosten, hoeveel het gewest zal meefinancieren, of hoeveel het gewest zal investeren in maatregelen die
de gemeenten belangrijk vinden?
De doelstellingen van het plan moeten bovendien in verhouding staan tot de financiële middelen die
beschikbaar zijn. Zal het gewest anders bijvoorbeeld middelen van het waterzuiveringsbeleid moeten
afleiden naar de aanpak van ruimingslib? Dit is volgens INTERAFVAL niet gewenst. Bovendien moeten de
verwachtingen die vanuit het gewest geuit worden ten opzichte van de gemeenten op zijn minst op een
rechtvaardige manier mee betaald worden met de middelen van dat gewest.
Duidelijke afspraken tussen de overheden en het ter beschikking stellen van voldoende middelen zullen
veel effectiever zijn om de doelstellingen te bereiken dan een systeem van heffingen en subsidies.
4.2
Prioriteiten van het gewest gevraagd
INTERAFVAL stelt zich de vraag welke prioriteit het gewest geeft aan de waterbodemproblematiek.
INTERAFVAL ziet de aanpak van het ruimingslib, net als het ontwerpplan, in een ruimer kader nl.
gekoppeld aan een geïntegreerd waterbeleid. Wij wijzen dan ook op de aanzienlijke investeringen die
de gemeenten de komende jaren nog zullen doen inzake rioleringen en
waterzuiveringsinfrastructuur. Algemeen kan men stellen dat een uitgebreide aanpak aan de bron
nodig is. We stellen vast dat hier nog ontzettend veel werk te doen is. Zolang dit niet opgelost is, wordt
het natuurlijk dweilen met de kraan open. Het is niet wenselijk om eerst enorme investeringen te doen
om de historische achterstand inzake ruimingslib weg te werken om een paar jaar daarna vast te stellen
dat de situatie opnieuw slecht is. Dit moet absoluut vermeden worden.
4.3 Duidelijke afstemming tussen SUP, bekken- en deelbekkenbeheerplannen
noodzakelijk
Onder actie 1.1 van het ontwerpplan wordt bepaald dat de visie en de planning rond de waterbodems
mee moet worden opgenomen in de (deel)bekkenbeheerplannen (p. 63). Enkele paragrafen verder
vinden we dat het ruimen, baggeren en saneren van waterbodems moet worden aangepakt op niveau
van bekkens én deelbekkens (p. 64). INTERAFVAL vindt het positief dat men het aspect
waterbodembeheer optimaal wil integreren in het waterbeleid. Het is bovendien aan te bevelen om dit te
organiseren op (deel)bekkenniveau om zo de versnippering van acties tegen te gaan.
De openbare onderzoeken over de bekken- en deelbekkenbeheerplannen werden in mei 2007 afgerond.
INTERAFVAL stelt vast dat er een voorlopige theoretische prioriteitstelling werd uitgevoerd voor de
waterwegen en waterlopen van 1e categorie. O.a. de koppeling met overstorten en ongezuiverde
lozingen stroomopwaarts van te ruimen waterbodems moeten de waterloopbeheerders nog uitvoeren.
Nochtans staat in het uitvoeringsplan op p. 68 dat de lopende en geplande investeringswerken op het
INTERAFVAL-voorstel van advies Uitvoeringsplan Bagger- en Ruimingsspecie - 4/6
vlak van afvalwaterzuivering een bepalende factor zijn in de beslissing naar sanering. De opmaak van
een definitieve saneringsprioriteit werd opgenomen als actiepunt. Voor de waterlopen van 2e en 3e
categorie (deelbekkenbeheerplannen) werd geen saneringsprioriteit opgemaakt. In geen enkel plan staat
een duidelijke inschatting van de kosten en de noodzakelijke financiering. In de praktijk moeten de
waterloopbeheerders de prioriteiten en de bijhorende financiering dus nog sterk uitwerken. Er is nood
aan prioriteitenstelling en actieplanning op deelbekkenniveau. INTERAFVAL benadrukt tevens het belang
van de koppeling met afvalwatersaneringen.
4.4 Het luik preventie: afstemmen middelen en doelstellingen noodzakelijk
Het voorkomen van de toenemende sedimentatie van waterbodems en het voorkomen van de
verontreiniging van de waterbodems is enorm belangrijk. Dit wordt ook met zoveel woorden in het plan
geschreven. Er staat een uitgebreide lijst aan mogelijke acties voor preventie in het plan. Het is echter
zeer de vraag of er voldoende middelen zijn om al deze acties uit te voeren. Naar onze mening is
preventie een eerste voorwaarde voor het ruimen van de waterlopen. Het kan immers niet de bedoeling
zijn om na een aantal jaren vast te moeten stellen dat de uitgevoerde ruimingen een maat voor niets
waren.
Daarom pleit INTERAFVAL ervoor dat de middelen voor preventie afgestemd worden op de doelstellingen.
Verder willen we uit de actielijst enkele voor gemeenten belangrijke punten benadrukken:
Voor de erosiebestrijdende maatregelen gaat er heel veel energie naar de communicatie met de
landbouwers. Het verspreiden van de kennis “Hoe overtuig ik de landbouwers om tot actie over te
gaan.” is erg belangrijk . In het geval dat de landbouwers niet te overtuigen zijn, moeten de gemeenten
maatregelen kunnen opleggen daar waar dit cruciaal is.
De aanleg van gescheiden riolering is een maatregel die toevoer van sediment via de overstorten van
rioleringstelsels zal verminderen. Naast de werken op de openbare weg vergt dit ook aanzienlijke werken
op privé-terrein. Hiervoor is het ook belangrijk om voldoende kennis in huis te hebben over de juridische
randvoorwaarden en hoe hierover met de inwoners kan gecommuniceerd worden. Soms is het
noodzakelijk om ook hier maatregelen op het privé-terrein te kunnen opleggen, als stimulerende
maatregelen en communicatie niet mogelijk is.
Daarnaast moeten we erover waken dat de gemeenten die nu verplicht worden om gescheiden riolering
aan te leggen en hierdoor de vuiluitworp van overstorten verminderen, in de toekomst niet moeten
betalen voor de lozingen van de regenwaterriolen op de waterlopen.
4.5
Afzet van secundaire grondstoffen onderschat
De afzet van secundaire grondstoffen is een essentiële voorwaarde opdat de verwerking van bagger- en
ruimingspecie zinvol zou zijn. Zolang secundair zand duurder is dan primair zand zal het moeilijk zijn om
hiervoor een oplossing te vinden. Wij denken te mogen stellen dat het SUP hier te vrijblijvend aandacht
aan besteedt alhoewel het een sleutelfactor is. Zoals eerder aangehaald lijkt de subsidie voor het gebruik
van secundaire grondstoffen ons nutteloos. Een heffing op primaire grondstoffen zal doelmatiger zijn.
De grootte van deze heffing moet uiteraard afhankelijk zijn van de mogelijkheden die de secundaire
grondstoffen als alternatief bieden, zowel naar kwantiteit als naar kwaliteit. Een stortverbod op
herbruikbare en verwerkbare specie kan dit effect versterken. Een alternatief bestaat erin, naar analogie
met de regeling voor o.a. schroot, papier en karton, lompen en glasafval, om ook secundaire
grondstoffen uit slib te ontheffen van BTW-plicht.
4.6
Relatie tot het nieuwe bodemsaneringsdecreet
Het plan gaat uit van een globale saneringsprioriteit in functie van hydraulische en ecologische noodzaak
tot ruimen. Ruimingen omwille van veiligheid (overstromingsgevaar) en nautische redenen krijgen steeds
voorrang. Het nieuwe bodemsaneringsdecreet echter houdt alleen rekening met de ‘ernst van
verontreiniging’ om al dan niet over te gaan tot sanering van de waterbodem. Hoe moeten we dit
begrijpen, want een decreet primeert op een uitvoeringsplan? INTERAFVAL vindt dat waterbodemsanering
geen automatisme mag zijn volgend uit de ernst van de verontreiniging, maar dat de noodzaak aan
INTERAFVAL-voorstel van advies Uitvoeringsplan Bagger- en Ruimingsspecie - 5/6
sanering moet bekeken worden in het licht van de globale prioriteiten van de overheden in het
waterbeleid zoals het SUP voorziet.
4.7
Opslag-, verwerkings- en stortcapaciteit
Het plan erkent dat er nog altijd slib zal moeten gestort worden en extra stort-, verwerkings- en
opslagcapaciteit moet gerealiseerd worden in de planperiode. De stortcapaciteit moet wel beperkt
worden. Alleen niet-herbruikbaar en niet behandelbaar slib kan op termijn gestort worden. Het explicieter
formuleren van het stortverbod is hiervoor zeker aangewezen. Het plan verwijst naar een regeling die zal
uitgewerkt worden met Vlaamse overheidsmiddelen (p. 88) om stortcapaciteit ter beschikking te stellen
van alle waterloopbeheerders, maar is verder niet concreet, alhoewel noodzakelijk. INTERAFVAL vraagt
hierover duidelijkheid.
-----einde-----
INTERAFVAL-voorstel van advies Uitvoeringsplan Bagger- en Ruimingsspecie - 6/6
Download