2 Benchmark Duurzaam inkopen

advertisement
Handleiding Lokale
Duurzaamheidsmeter, alle thema’s
1
2
3
4
5
Inleiding .............................................................................................. 2
1.1
Wat is duurzame ontwikkeling? ......................................................... 2
1.2
De Lokale Duurzaamheidsmeter ........................................................ 3
1.3
‘Nulmeting’ voor gemeenteraden ...................................................... 4
1.4
De Lokale Duurzaamheidsmeter, Benchmark Duurzaam Inkopen 2008 .. 4
1.5
Concrete vragen ............................................................................. 4
1.6
Tips voor de uitvoering van de duurzaamheidsmeter ........................... 5
1.7
Helpdesk ........................................................................................ 6
Benchmark Duurzaam inkopen ............................................................... 7
2.1
Samenvatting vragen Duurzaam Inkopen........................................... 7
2.2
Duurzaam Inkopen, vragen inclusief toelichting ................................ 10
2.2.1
Algemeen beleid ..................................................................... 10
2.2.2
Algemeen proces .................................................................... 11
2.2.3
Communicatie en Externe betrekkingen ..................................... 12
2.2.4
Wagenpark en dienstauto’s ...................................................... 13
2.2.5
Energie .................................................................................. 14
2.2.6
Hout en Papier........................................................................ 18
2.2.7
Financiën ............................................................................... 20
2.2.8
Groen en verhardingen ............................................................ 22
2.2.9
Bedrijfskleding........................................................................ 23
2.2.10
Schoonmaak ....................................................................... 24
2.2.11
Catering ............................................................................. 25
2.2.12
Informatieve organisatievragen ............................................. 27
2.2.13
Aanvullende vragen over stimuleren MVO ............................... 27
2.2.14
Kantine .............................................................................. 29
Klimaat & water .................................................................................. 31
3.1
Gemeentelijk klimaatbeleid ............................................................ 31
3.2
Waterbeleid .................................................................................. 31
3.3
Het klimaatconvenant .................................................................... 32
3.4
Algemene vragen over klimaatbeleid ............................................... 32
3.5
Een verantwoordelijke gemeente .................................................... 33
3.6
De bebouwde omgeving ................................................................. 34
3.7
Verkeer en Vervoer ....................................................................... 35
3.8
Water .......................................................................................... 36
3.9
Resultaten en correcties................................................................. 38
De Sociale dimensie van duurzame ontwikkeling ..................................... 38
4.1
Processen naar een duurzame samenleving ...................................... 38
4.2
Internationale samenwerking ......................................................... 39
4.3
Inspiratie van buiten ..................................................................... 40
4.4
Samenwerking .............................................................................. 41
4.5
Verschillende groepen in de samenleving ......................................... 41
4.6
Emancipatie ................................................................................. 42
4.7
Solidariteit met de minima ............................................................. 43
4.8
Resultaten en correcties................................................................. 44
De economische dimensie van duurzame ontwikkeling ............................. 44
5.1
Duurzaam ondernemen en beheren ................................................. 44
5.2
Duurzaam inkopen ........................................................................ 45
5.3
De duurzame gemeente en haar omgeving ...................................... 46
5.4
De gemeente en haar natuur .......................................................... 48
5.5
Resultaten en correcties................................................................. 49
Richard van Leeuwen, COS Nederland, juli 2008
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008
1
1 Inleiding
Gemeenten investeren in duurzame ontwikkeling. In de wijk of het buitengebied,
het gemeentegebouw, de school of het industrieterrein. Het gaat daarbij om
mensen in relatie tot hun omgeving. Aandacht voor jongeren en ouderen,
bewonersparticipatie en internationale samenwerking biedt ruimte voor een
sociale en solidaire samenleving. Het gaat ook om investeringen in een gezonde
economie. Stimulansen voor werkgelegenheid, efficiënte en duurzame
bedrijfsvoering geven perspectief aan een sterke economie. Die mensen en hun
economie leven in evenwicht met hun omgeving, de aarde. Investeringen in
energiebesparing, schone energiebronnen en integraal waterbeheer dragen bij
aan een beter milieu. Investeren in duurzame ontwikkelingen is investeren in een
evenwichtige toekomst.
Hoeveel investeren gemeenten in die duurzame ontwikkeling? Welke kansen
pakken gemeenten en welke laten ze liggen? Welke gemeenten zijn de
koplopers? Hoe kunnen we inspiratie putten uit het werk van deze voorhoede? De
‘Lokale Duurzaamheidsmeter’ (www.duurzaamheidsmeter.nl) geeft antwoorden
op deze vragen.
Met duurzame ontwikkeling bieden we andere volkeren en de toekomstige
generaties ruimte om gezond, veilig en volwaardig te leven. Dat is geen 'hype' of
'mode', maar simpele noodzaak.
1.1
Wat is duurzame ontwikkeling?
De Lokale Duurzaamheidsmeter is opgedeeld in de drie invalshoeken van
duurzaamheid: People, Planet en Profit. Daar gaat het bij duurzame ontwikkeling
immers om: de sociale, ecologische én economische dimensies van ontwikkeling
in samenhang en evenwicht te brengen. Alleen zo kunnen de huidige generaties
(hier in Nederland, maar ook elders in de wereld) gezond, veilig en in welvaart
leven met behoud van de mogelijkheden voor toekomstige generaties om dat ook
te kunnen doen.
People: De ‘P’ voor ‘People’ zou ook kunnen staan voor de ‘P’ van ‘participatie’.
Betrokkenheid van mensen bij hun omgeving, door gezamenlijk vorm te geven
aan die omgeving, is een belangrijke basis voor duurzame ontwikkeling.
Bewonersparticipatie, aandacht voor jongeren en ouderen, ook bij de inrichting
van hún leefomgeving. En voorbij de straat en wijk het vormgeven van
internationale samenwerking waarbij het wederkerige leerproces van mensen uit
verschillende culturen en in verschillende omstandigheden centraal staat.
Planet: De ‘P’ van Planet zou ook voor ‘Perspectief’ kunnen staan, want bij
‘Planet’ gaat het vooral om duurzaamheid in de tijd. De capaciteit van de aarde
en haar atmosfeer om afval en vervuiling op te vangen is eindig. Gemeentelijk
klimaatbeleid, gericht op energiebesparing en het stimuleren van schone energie,
kan een belangrijke bijdrage leveren aan zorg voor de aarde. Ook duurzaam
waterbeheer, gericht op de gevolgen van de klimaatverandering, vraagt om
investeringen in de diepte.
Profit: Deze ‘P’ van Profit staat ook voor het engelse ‘Progress’: vooruitgang.
Maar dan vooruitgang in duurzame termen. Werkgelegenheid in bedrijven die
bijdragen aan het brede perspectief van duurzame ontwikkeling. Een gemeente
als voorbeeld van een duurzame onderneming, met alle zorg voor haar
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008
2
gebouwen, afvalbeheer en gebruikte materialen die daarbij hoort. Een gemeente
die bedrijven en haar burgers betrekt bij het duurzame beheer van financiële
reserves, die duurzaam inkoopt en daarbij geen producten gebruikt die bijdragen
aan kinderarbeid of vernietiging van het milieu. Maar ook een gemeente die zorgt
voor een duurzame inrichting van haar omgeving, zodat ze in haar ruimtelijke
ordening ook perspectieven biedt voor de natuur.
De Brundtland definitie
Brundtland definieerde het als ‘een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van
de huidige generatie zonder daarbij de behoeften van de toekomstige generaties
in gevaar te brengen’
Daarbij gaat het om twee kernthema’s: Het nemen van verantwoordelijkheid voor
de gevolgen van ons eigen handelen voor toekomstige generaties en de bewoners
met wie we deze aarde delen (voorkomen en tegengaan van ‘afwenteling’) en het
vormgeven van het participatieve proces dat het mogelijk maakt om gezamenlijk
deze verantwoordelijkheid te nemen.
Afwenteling gaat over kosten en nadelige effecten van ons concrete handelen
op andere landen, volkeren en regio’s, maar ook op toekomstige generaties. Het
gaat niet alleen om afwenteling naar mensen (antropocentrische benadering)
maar ook naar de natuur en ecosystemen. De grootschalige uitstoot van
kooldioxide is een goed voorbeeld van afwenteling. Effecten van
klimaatverandering zijn het grootste in derde wereldlanden, die kwetsbaar zijn
voor extremen in het klimaat en geen middelen hebben om zich aan een
veranderend klimaat aan te passen (afwenteling in de ruimte). Onze kinderen en
kleinkinderen zullen de niet te stuiten effecten van klimaatverandering voor
Nederland op moeten vangen. Want opwarming van de aarde en
zeespiegelstijging zullen nog eeuwen door gaan, zelfs al stoppen we nu met de
excessieve productie van kooldioxide (afwenteling naar de toekomst).
Participatie gaat in dit verband over het sturingsmechanisme om afwenteling
tegen te gaan. De samenleving wordt niet gestuurd door één roerganger die
eenvoudig koers kan wijzigen. Het sturingsmechanisme bij uitstek is
democratische besluitvorming en brede deelname van bedrijven,
maatschappelijke organisaties en overheden in besluitvorming en
maatschappelijke evolutie. Kortom... er zitten heel wat handen aan het roer en
voor een koerswijziging is een gezamenlijke kracht nodig om de juiste koers te
laten bepalen en vast te houden.
1.2
De Lokale Duurzaamheidsmeter
Antwoorden op tientallen vragen op het gebied van internationaal beleid, sociaal
beleid, water –en klimaatbeleid en beleid op groen en ruimte gaven een goed
beeld van de stand van zaken. Van de toen nog 487 Nederlandse gemeenten
deden er in 2005 ruim 430 mee in het beantwoorden van één of meerdere
vragenlijsten van de duurzaamheidsmeter. Daardoor was het mogelijk gemeenten
te vergelijken, hiaten in beleid in beeld te krijgen. De vragen waren meestal met
een simpel ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden. Een correctiemogelijkheid gaf ruimte
voor de gewenste nuance. In tientallen gemeenten zorgden maatschappelijke
organisaties voor het afnemen van de enquêtes. De dialoog tussen de
maatschappelijke en gemeentelijke organisatie die daaruit ontstond versterkte
wederzijds begrip en gaf stimulans aan nieuwe maatregelen wat leidde tot
verhoging van ambities.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008
3
1.3
‘Nulmeting’ voor gemeenteraden
De brede campagne ‘de Lokale Duurzaamheidsmeter’ vindt vanaf 2005 steeds het
jaar voorafgaande aan de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Hiermee ontstaat
een 4-jaarlijks terugkerend meetinstrument dat de inspanningen van gemeente
en politiek gedurende de afgelopen collegeperiode weergeeft. Tegelijk is het een
‘nulmeting’ voor de daarop volgende periode. De eerste volgende brede meting
zal plaatsvinden in 2009.
In de jaren tussen de gemeenteraadsverkiezingen zal op een aantal ‘thema’s’ nog
hard gewerkt worden. In 2006 - 2008 staat het onderwerp ‘duurzaam inkopen’
centraal. Dat is aan de duurzaamheidsmeter 2006-2008 ook goed te zien. De
vragenlijst ‘duurzaam inkopen’ en een extra vragenlijst voor de ‘kantine’ geven
een goed beeld van wat een gemeente kan doen aan lokale duurzame
ontwikkeling binnen de inkoopfunctie. De andere vragenlijsten blijven ‘actueel’. U
kunt ze (laten) invullen en opsturen. We zullen de gegevens van de gemeenten
aan de resultaten toevoegen.
1.4 De Lokale Duurzaamheidsmeter, Benchmark Duurzaam Inkopen
2008






De campagne loopt door vanuit 2006. Materiaal (een handleiding en de
vragenlijsten, schriftelijk te verkrijgen en via www.duurzaamheidsmeter.nl )
blijft, in aangepaste vorm, beschikbaar.
Gegevens kunnen direct via het Internet ingevoerd en verzonden worden.
Deze gegevens worden gecontroleerd en vervolgens ingevoerd op de site
www.duurzaamheidsmeter.nl.
De gegevens van 149 gemeenten konden worden meegenomen in een
voorlopige eindrapportage die op 10 oktober 2007 werd gepresenteerd. Voor
deze rapportage verwijzen wij u graag naar
www.duurzaamheidsmeter.nl/publicaties
2008: De vragenlijst blijft actief op internet. Dat betekent dat alle gemeenten
in 2008 een nieuwe kans krijgen om de vragenlijst ingevuld te krijgen.
Uiteraard is het ook mogelijk om gegevens uit 2006 en 2007 te actualiseren
en te kijken of de gemeente vooruitgang boekt.
In de toelichting op de vragen van de Benchmark Duurzaam Inkopen wordt
gerefereerd aan de criteria van SenterNovem, van productgroepen waar die al
gepubliceerd zijn. We zullen de toelichting op internet blijvend aanpassen. In
deze handleiding hanteren we de in mei 2008 gepresenteerde criteria.
Gegevens van de Benchmark worden in 2008 o.a. gebruikt bij de
verschillende bijeenkomsten rond duurzaam inkopen die door de Provinciale
Milieufederaties worden georganiseerd rond duurzame dinsdag (4 september
2008, voor meer informatie hierover zie www.duurzaaminkopendag.nu)
COS Nederland, de Provinciale Milieufederaties, Vereniging Milieudefensie,
Vereniging Klimaatverbond en Stichting Natuur en Milieu werken nauw samen om
de gegevens voor de benchmark Duurzaam Inkopen boven tafel te krijgen.
1.5
Concrete vragen
De vragen zijn meestal met een simpel 'Ja' of 'Nee' te beantwoorden: “De
gemeenteraad besloot dat duurzaamheid uitgangspunt voor het inkoopbeleid
moet zijn?”, “Criteria duurzaaminkopen wegen mee in aanbesteding?”,
“Stimuleert de gemeente energiebesparing bij huishoudens?”, “Meer dan 10 en
minder dan 100% groene stroom voor de gemeente”? Natuurlijk kan niet alles
'gevangen' worden in deze vragen. Daarvoor is een correctiemogelijkheid die
vanuit elke gemeente specifiek kan worden ingevuld. Hier heeft de gemeente de
mogelijkheid de “nuances” aan te geven. Zo veel mogelijk vragen zijn voor alle
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008
4
gemeenten van toepassing, helaas kunnen we niet helemaal voorkomen dat
sommige vragen voor enkele gemeenten minder relevant zullen zijn.
1.6
Tips voor de uitvoering van de duurzaamheidsmeter
De eerste tip die wij u geven is om regelmatig de website
www.duurzaamheidsmeter.nl te bekijken. U kunt zich daar ook opgeven voor de
nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief zal in de periode dat de meting voor de
duurzaamheidsmeter plaatsvindt regelmatig uitkomen om u op de hoogte te
houden van de meest recente ontwikkelingen.
Een aantal belangrijkste tips (vooral bedoeld voor maatschappelijke groepen die
met de Duurzaamheidsmeter aan de slag gaan, maar ook voor behandelend
ambtenaren zinvol):
a)
Er zijn meerdere vragenlijsten die mogelijk de verantwoordelijkheid van 6
of meer ambtenaren betreft. In 2006 - 2008 staan de vragenlijsten duurzaam
inkopen en kantine centraal. Maar ook de andere vragenlijsten blijven van
belang. Zoek binnen de gemeente het contact op dat u kan verwijzen naar de
juiste ambtenaren en leg dan de reeks vragen die bij de specifieke ambtenaar
past voor. Onze ervaring is dat dit de grootste drempel is om aan de juiste
antwoorden te komen. De energiecoördinator weet niet alles van het waterbeleid.
De ambtenaar die duurzaam inkopen doet is niet altijd betrokken bij het
groenbeheer. Het is dus handig om één ambtenaar te vinden die kan coördineren.
Vaak is de afdeling voorlichting een goede invalshoek. Op
http//www.duurzaamheidsmeter.nl/resultaten/2008/ staan per gemeente de ons
bekende contactpersonen, die bij eerdere edities betrokken zijn. Veelal kunnen zij
u helpen.
b)
Zorg dat de ambtenaren de vragenlijsten tijdig in handen krijgen. Vaak
moet er even naar gekeken en over gepraat worden. De toelichtingen kunnen van
belang zijn. Verwijs de betrokkenen door naar www.duurzaamheidsmeter.nl waar
de vragenlijsten met toelichting zijn gepubliceerd. Of geef ze deze handleiding of
kopieer de relevante stukken hieruit (dikke documenten worden slecht gelezen).
c)
Zorg dat niet het beeld ontstaat dat de gemeente een ‘kritische toets’ gaat
krijgen, uitgevoerd door buitenstaanders. Het is een meetinstrument dat burgers,
ambtelijk apparaat en politiek helpt om een beter beeld te krijgen van de positie
van de gemeente op een aantal belangrijke thema’s. Openbaarheid van bestuur is
daarbij een belangrijk gegeven. Maar voorkom dat de vragenlijsten zelf inzet
worden van politiek debat. Als een gemeente aarzelt om mee te doen, dan zijn dit
de belangrijkste argumenten. Indien uiteindelijk een gemeente weigert mee te
doen, kunt u alsnog aangeven in de vragenlijsten wat u wel aan informatie boven
water kan krijgen en vermelden dat de gemeente niet wilde meewerken.
d)
Denk na over publiciteit. Onze ervaring is dat lokale kranten heel graag de
resultaten willen publiceren, mits ze op bondige wijze worden geïnformeerd.
Uitgebreide rapportages zijn zinvol voor betrokken wethouders, gemeenteraad en
ambtenaren. U kunt modellen voor persberichten via
[email protected] opvragen.
e)
En bovenal, misschien de belangrijkste tip, zoek samenwerking op. De
concrete vragenlijst is iets waarop vrijwilligers te mobiliseren zijn. Het is een
duidelijke taak, afgerond in de tijd en resultaatgericht, die vrijwilligers graag
willen uitvoeren. Mochten er vragen zijn, inhoudelijk of over het proces, dan staat
de helpdesk van de Lokale Duurzaamheidsmeter voor u open.
f)
Belangrijk voor ons is dat u zoveel mogelijk van internet gebruik maakt.
Het scheelt ons administratief en materieel veel tijd en geld als de ingevulde
vragenlijsten via de website worden opgestuurd. Wij krijgen ze dan in ‘code’ die
we gemakkelijk kunnen invoeren in onze database, zodat de resultaten snel op
internet beschikbaar komen.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008
5
Indien u de resultaten schriftelijk wilt opsturen, dan kan dat naar:
Lokale Duurzaamheidsmeter
P/a COS Noord-Holland
Antwoordnummer 281
1800 VB Alkmaar
(een postzegel is niet nodig, mag wel)
1.7
Helpdesk
Hebt u nog vragen? Wilt u in uw gemeente met een of meerdere thema's aan het
werk, maar weet u niet hoe? Vindt u een vraag onduidelijk of zou u vragen toe
willen voegen? Wilt u met jongeren of scholen aan de gang? Neemt u dan contact
op met de helpdesk, uitgevoerd door COS Noord-Holland, coördinator van de
Lokale Duurzaamheidsmeter voor de Vereniging COSNederland of mail naar
[email protected]. U ontvangt zo snel mogelijk antwoord. COS
Nederland beschikt over een stevig netwerk van regionale COSsen en goede
relaties met andere ondersteuners die u van dienst kunnen zijn (voor meer
informatie over COS Nederland: www.cossen.nl).
Contact: Lokale Duurzaamheidsmeter, pa/ COS Noord-Holland
Oudegracht 86
1811 CM Alkmaar
Tel. 072-5202517, [email protected]
Opmerking: Ook via www.duurzaamheidsmeter.nl is opgave mogelijk.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008
6
2 Benchmark Duurzaam inkopen
Allereerst geven we u de vragenlijst, in samengevatte versie. Daarna geven we u
de uitgebreide vragenlijst met toelichting. Deze vragenlijst is ook te downloaden
van www.duurzaamheidsmeter.nl/handleiding (kies hier de verkorte vragenlijst al
dan niet met kantine) zodat u deze gemakkelijk mee kunt nemen of op kunt
sturen.
Voor belangrijke achtergronden over duurzaam inkopen heeft SenterNovem een
zeer uitgebreide ondersteunende website:
www.senternovem.nl/duurzaaminkopen. Daar vindt u de meest recente
informatie, ook over de productgroepen die we hier noemen. Uiteraard is over
elke productgroep veel te vertellen.
Velen in de gemeente zullen zich afvragen waarom ze zich deze inspanning
moeten getroosten: het is heel veel en het gaat zo ver. Die discussie (motivatie)
vinden we wezenlijk en is toch een eerste stap waarop feitelijk deze vragenlijst
volgt. We laten zien dat mooie intenties (we gaan duurzaam inkopen) vervolgens
uitgewerkt dienen te worden in een consequente lijn. Die kunt u hier voor een
aantal productgroepen volgen. Er zijn er nog meer, maar we houden ons ‘in’.
Vaak zijn de vragen gedetailleerd en technisch. Dat is noodzakelijk, want aan
‘algemene uitspraken’ hebben we niet veel. Het kan zijn dat u nadere toelichting
nodig heeft. Aarzel niet ons te mailen ([email protected]). We zullen
uw vraag graag beantwoorden of doorspelen naar een deskundige.
2.1
Samenvatting vragen Duurzaam Inkopen
No
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Score
Algemeen beleid
Duurzaam inkopen uitgangspunt beleid
Eerlijke handel (Fair Trade) uitgangspunt beleid
Deelnemersverklaring duurzaam inkopen getekend
Kosten aankoop, gebruik en besparingen producten gezamenlijk uitgangspunt
Budget voor meerprijs duurzame producten beschikbaar
Algemeen proces
Criteria duurzaaminkopen wegen mee in aanbesteding
Criteria duurzaam inkopen voor alle inkopen
Belangrijkste partijen werken samen bij elke aanbesteding (ook afd. Milieu)
(Inkoop)medewerkers doen mee aan scholing
Communicatie en externe betrekkingen
Gemeente stimuleert duurzaam inkopen bij anderen
Bij relatiegeschenken en kerstpakketten biologische en fairtrade producten
Bij relatiegeschenken en versieringen bloemen van minimaal milieukeur MPS
Groene energie gestimuleerd bij burgers
Duurzaam sparen en beleggen gestimuleerd bij werknemers
Besluiten aanbestedingen breed gecommuniceerd bij gebruikers en organisatie
Kledingwinkels worden opgeroepen om te werken aan eerlijke kleding
Wagenpark/dienstauto's
Eigen (gemeentelijke) mobiliteit wordt aangepakt
Schonere auto's al in bezit
Alle nieuwe auto's van efficiëntere A en B label
Voor 2009 gemeentelijke diesel voor meer dan 50% aan roetfilter
Auto's worden geleasd van groene lease bedrijven
Voor uitbesteed werk (afval/groen bv.) eisen aan milieu voor wagens
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
7
1
1
2
2
1
6
2
1
2
1
7
1
1
1
1
1
1
1
9
1
2
2
2
1
1
7
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
Energie
Meer dan 10 en minder dan 100% groene stroom voor de gemeente
100% groene stroom voor de gemeente
Meer dan 50% gas voor de gemeente is 'groen'
Voorwaarden (geen kernenergie/kolen) aan grijze stroom gesteld
Duurzame energiescan uitgevoerd in de gemeente
Zelf duurzame energie opwekken of energie opslaan in/rond gemeentelijke gebouwen
Standby-knop wordt automatisch aangepakt met 'standby-killers'
Bij aanschaf ICT apparatuur en kopieermachines verlaging energiegebruik
kwaliteitseis
Meetbare doelen energiebesparing gemeentelijke gebouwen
Uitvoeringsplan energiebesparing openbare verlichting actueel
Meer dan 90% verlichting in gebouwen van gemeente A of B efficiënt
Gemeente lid van het klimaatverbond
Internationale reizen klimaatgecompenseerd
Hout en papier
Alleen hardhout eigen gebruik van FSC keurmerk
Naaldhout en plaathout ook alleen van FSC keurmerk
FSC verplichting staat in gemeentelijke bestekken
Controle dat hout FSC gekeurd is wordt steeds uitgevoerd
Voorlichting naar personeel over papier en papierbesparing
Meer dan 50% papier gemeente is gerecycled
Papier van de gemeente is niet chloorgebleekt
Niet gerecycled papier is van FSC keurmerk
Financien
Een deel, minder dan 5%, financiën duurzaam belegd
Een deel, 5% of meer, financiën duurzaam belegd
Verzekeringen mogelijk ook duurzaam, wordt onderzocht
Groen en verharding
Geen chemische bestrijdingsmiddelen openbaar groen en verharding
Gemeente doet mee aan project duurzamer onkruidbeheer
Gemeente doet mee aan certificering duurzaam terreinbeheer
Gemeente gaat voor zilver of goud in certificaat duurzaam terreinbeheer
Biologische bollen, planten en bomen hebben voorkeur bij gemeente
Bij gebruik natuursteen zeker geen kinderarbeid betrokken
Bedrijfskleding
Eerlijke kleren (zoals Fair Wear Foundation) uitgangspunt
>70% van bedrijfskleding budget van bedrijven met gedragscode
Meer dan 0% maar minder dan 5% bedrijfskleding milieuvriendelijk materiaal
Tussen 5% en 10% bedrijfskleding milieuvriendelijk materiaal
Meer dan 10% bedrijfskleding milieuvriendelijk materiaal
Katoenen producten ongebleekt
Fournituren niet pvc of met gegalvaniseerd (met metaal) materiaal
Schoonmaak
Schoonmaakbedrijf voor gemeente gecertificeerd milieuvriendelijk
Dagelijkse reiniging vooral met microvezeldoekjes
Meer dan 50% schoonmaakmiddelen van Ecolabel
Catering
Meer dan 90 % koffie van Max Havelaar/Fair Trade
Meer dan 90% koffie met EKO keurmerk
Meer dan 90% van de melkchocolade van Max Havelaar/Fair Trade
Meer dan 90% melkchocolade met EKO keurmerk
Meer dan 90% van de thee van Max Havelaar/Fair Trade
Meer dan 90% van de thee met EKO keurmerk
Informatieve organisatievraag
Uw inkoopbeleid is geheel gecentraliseerd
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
20
1
2
1
1
2
2
1
2
2
2
2
2
1
10
2
2
1
1
1
1
1
1
9
3
5
4
8
2
1
1
1
1
2
9
2
2
1
2
3
1
1
9
3
3
3
6
1
1
1
1
1
1
0
0
8
70
71
72
73
74
75
76
77
78
Uw inkoopbeleid is grotendeels gecentraliseerd
Uw inkoopbeleid is gedeeltelijk centraal en gedeeltelijk decentraal georganiseerd
Uw inkoopbeleid is grotendeels decentraal georganiseerd
Uw inkoopbeleid is geheel decentraal georganiseerd
Aanvullende vragen over stimuleren MVO
Stimuleert uw gemeente MVO bij het lokale bedrijfsleven, bijvoorbeeld door middel
van een project of heeft uw gemeente een dergelijk project de afgelopen twee jaar
uitgevoerd?
Hoeveel bedrijven in uw gemeente namen deel aan bovengenoemd project(en)
Waren dat 0 - 20 bedrijven?
Waren dat 20 - 50 bedrijven?
Waren dat meer dan 50 bedrijven?
Totaal
Uw gemeente heeft een kantine (bij ja, svp kantinevragen beantwoorden)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
100
0
We hebben ook vragen over de kantine, los van deze ‘duurzaam inkopen’ lijst,
maar er wel mee verbonden.
Kantine
U gemeente heeft een kantine
1
Aantal gebruikers kantine tussen 0 en 100
2
Aantal gebruikers kantine tussen 100 en 500
3
Aantal gebruikers kantine meer dan 500
4
Meer dan 50% sappen Max Havelaar/Fair Trade
5
Meer dan 50% sappen met EKO keurmerk
6
Meer dan 25% fruit Max Havelaar/Fair Trade
7
Meer dan 50% fruit met EKO keurmerk
8
Meer dan 50% snoep Max Havelaar/Fair Trade
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
2
2
2
2
2
100% biologische melk in kantine
100% biologische karnemelk in kantine
100% biologische desserts in kantine
100% biologisch afbakbrood in kantine
100% overig (niet afbak) biologisch brood in kantine
100% biologische kaas in kantine
100% biologisch vlees in kantine
In delen warme maaltijd biologische producten
1
Percentage besteed geld inkoop biologische catering 0%
Percentage besteed geld inkoop biologische catering 1 - 5%
Percentage besteed geld inkoop biologische catering 6-15%
Percentage besteed geld inkoop biologische catering 16-25%
Percentage besteed geld inkoop biologische catering 26-40%
Percentage besteed geld inkoop biologische catering meer dan 40%
Volgende aanbesteding catering stelt eisen percentage inkoop biologische producten
0
Maximale score
1
1
1
1
1
1
1
2
4
6
8
10
2
30
Op de volgende pagina’s vindt u de vragenlijst Duurzaam Inkopen inclusief de
uitgebreide toelichting.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
9
2.2
Duurzaam Inkopen, vragen inclusief toelichting
2.2.1 Algemeen beleid
Algemeen beleid levert 7 van de 100 potentiële punten op. Het zijn vooral
procesindicatoren waarbij we kijken naar de inbedding en uitgangspunten van het
beleid.
Algemeen beleid
De gemeenteraad besloot
dat duurzaamheid
uitgangspunt voor het
inkoopbeleid moet zijn.
beleids ind.
1
beleids ind.
2
De gemeente tekende in dat
verband de
deelnemersverklaring
duurzaam inkopen.
beleids ind.
3
De uitgangspunten van
duurzaamheid in het
inkoopbeleid zijn helder en
duidelijk inclusief de
uitgangspunten voor een
eerlijke handel (bijvoorbeeld
Fair Trade.
De gemeente houdt bij
inkopen niet alleen rekening
met de prijs van het aan te
schaffen product of dienst
maar beoordeelt op basis
van de Total Cost of
Ownership (investerings- en
exploitatiekosten).
proces ind.
4
proces ind.
5
Er is een budget voor de
meerprijs van een duurzame
aanbesteding zodat de
kosten voor aanschaf
minstens 5% meer dan de
prijs van het niet-duurzame
product mag zijn.
Duurzaam inkopen zou de 'norm' moeten zijn voor het
inkoopbeleid van nationale, provinciale en lokale overheden. Er
zijn handleidingen en 'checklisten' genoeg, trainingen en
scholingen, intentieverklaringen en campagnes. Zie hiervoor ook
www.senternovem.nl/duurzaaminkopen. Met de ondertekening
van het Klimaatakkoord in november 2007 kwamen rijksoverheid
en de VNG overeen dat gemeenten in 2010 voor 75% duurzaam
in zullen kopen en in 2015 voor 100%. Voor de rijksoverheid zelf
ligt de lat op 100% duurzaam inkopen in 2010. Er mag alleen
niet-duurzaam ingekocht worden als dit niet anders kan. (ref.
vraag 1, Duurzaam en Ondernemen)
In Nederland wordt 'duurzaamheid' vaak ingevuld met 'milieu'.
Dat is te beperkt. Duurzame ontwikkeling gaat over voorkomen
van afwentelling naar volgende generaties en naar andere
landen. Dit zowel op het gebied van milieu, als op sociaal gebied
(denk aan mensenrechten, arbeidsomstandigheden) en
economisch (denk aan prijsgaranties, inkomsten). Dat moet wel
duidelijk tot uiting komen in het gemeentelijk duurzaam
inkoopbeleid. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
) De deelnameverklaring duurzaam inkopen is een statement dat
formeel bevestigt dat op het gebied van duurzaam inkopen
geïnvesteerd wordt. In de praktijk blijkt dat veel overheden al in
meer of mindere mate actief zijn met duurzaam inkopen. Het
ondertekenen van de deelnameverklaring maakt voor alle
medewerkers van een overheidsorganisatie, evenals voor externe
partijen, duidelijk dat duurzaamheid serieus genomen wordt.
Voor een overzicht welke gemeenten de deelnameverklaring
ondertekend instuurden naar SenterNovem zie
http://www.duurzaaminkopen.nu of
http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/deelname/index.a
sp (Ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Veel 'duurzame producten' vergen minder onderhoud. Ze zijn
soms wel duurder in aanschaf, maar de beheers- of
onderhoudskosten zijn minder. Wanneer je de totale kosten van
het 'eigendom' (Total Cost of Ownership: TCO) berekent, kom je
goedkoper uit. Een bekend voorbeeld is de spaarlamp: Aanschaf
ervan kost ongeveer acht keer zoveel als een vergelijkbare
'gewone gloei'-lamp. Maar de energiekosten zijn een stuk lager
(dus voordeliger in gebruik) terwijl de lamp zelf tot wel tien keer
langer mee gaat. Zonder de onderhoudskosten (in- en uitdraaien
van de lamp bv.) mee te rekenen blijken de totale kosten van het
gebruik van een spaarlamp minder dan een kwart van de prijs te
zijn in vergelijking tot een gewone lamp. (Ref. Duurzaam
Inkopen 2006)
Duurzaam inkopen is ook wat 'waard'. Door het hanteren van
criteria voor duurzaam inkopen kan het gebeuren dat de
aanbesteding, vanwege het duurzame karakter, iets duurder
uitvalt. Veelal moeten inkopers zo 'goedkoop' mogelijk
aanbesteden waardoor de criteria voor duurzaam inkopen wel
gehanteerd worden (vraag 1 en 2 worden positief beantwoord)...
maar in de praktijk niet leiden tot veel meer duurzame inkopen.
Om dat te voorkomen moet de inkoper ruimte krijgen om bij het
toepassen van de duurzaamheidscriteria tot 5% meer te
besteden. Overigens is de meerprijs niet altijd bekend. (Ref.
vraag 4, Duurzaam en Ondernemen 2005)
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
10
1
ja/nee
1
ja/nee
2
ja/nee
2
ja/nee
1
2.2.2 Algemeen proces
De procesvragen leveren maximaal 6 punten op. Samen met algemeen beleid
vormt het daarmee de basis van het inkoopbeleid (met 13 punten).
Algemeen proces
Uw gemeente hanteert de
criteria voor duurzaam
inkopen door ze concreet
mee te wegen in het
aanbestedingstraject.
Wanneer een gemeente producten op grote schaal in koopt,
wordt van te voren (in het bestek) aangegeven welke kwaliteit
wenselijk is. Er komt een hele lijst van 'eisen' en 'wensen'.
Vereiste duurzaamheidscriteria (zowel milieugerelateerde als
sociale criteria) horen hierbij te staan. Hoe dat uitwerkt is per
inkoopproces anders, maar alleen vroegtijdig aangeven wat
gewenst is geeft de garantie dat duurzaamheid bewust is
meegewogen. (Ref. vraag 2, Duurzaam en Ondernemen 2005)
2
ja/nee
Uw gemeente hanteert de
criteria voor duurzaam
inkopen voor zowel primaire
(bijv. stoeptegels,
plantmateriaal etc., zaken
die groot worden ingekocht)
als secundaire inkopen
(zaken die ten dienste staan
van de organisatie, bijv. de
koffieautomaten)
De primaire inkopen zijn zaken als stoeptegels, verkeerslichten,
plantmateriaal voor groenvoorzieningen, de elektriciteit voor
straatverlichting etc. Het zijn zaken die veelal in grote
hoeveelheden worden ingekocht en tegenwoordig vaak
uitbesteed zijn aan onderaannemers. Vaak worden deze
producten en diensten ingekocht door de 'budgethouders', de
beambten met hun wethouders die voor die sector
verantwoordelijk zijn. Secundaire inkopen zijn zaken die facilitair
zijn voor het functioneren van het gemeentelijk apparaat. De
koffieautomaat, de inrichting van het gemeentehuis of
gemeentewerf, maar ook de elektriciteit voor de gemeentelijke
kantoren. Deze producten worden veelal ingekocht door de
dienst facilitaire zaken. Vaak zijn hier verschillende inkopers
betrokken en kan het voorkomen dat de gemeente voor haar
eigen gemeentehuis wel groene stroom koopt, maar dat voor de
straatverlichting niet doet. (Ref. vraag 3, Duurzaam en
Ondernemen 2005)
1
ja/nee
Budgethouder, inkoper en
milieu-afdeling zijn voor
(bijna) iedere aanbesteding
betrokken bij het opstellen
van het "programma van
eisen".
Veel duurzaamheidscriteria zijn milieugerelateerd. Vaak vereist
de beoordeling van deze criteria specialistische kennis. De
gegevens over producten zijn overigens over het algemeen goed
opvraagbaar. Maar een inkoper die vooral thuis is in juridische en
financiële aspecten van een aankoop, heeft van
duurzaamheidscriteria veelal minder kennis. Dan is het zinvol
wanneer een beleidsmedewerker van de milieuafdeling
vroegtijdig (dus regelmatig) overleg heeft over aankomende
aanbestedingen. De inkoper overlegt meestal met degene die
voor de afdeling een product wil aanschaffen (de budgethouder).
Bij dit overleg is aanwezigheid van de milieuafdeling gewenst,
bijvoorbeeld om te kijken naar de vraag zelf. Bijvoorbeeld bij de
aanschaf van auto's kan het zinvol zijn eerst een
vervoersbeleidsplan voor de gemeente te formuleren. De
facilitaire dienst die de auto's aan wil schaffen is daar mogelijk
niet van op de hoogte. Het vastleggen van de behoefte vooraf
kan onnodige aanschaf voorkomen. In simpel Nederlands
geformuleerd; De meest duurzame aanschaf is soms afzien van
de aanschaf. (ref. vraag 10 Duurzaam en Ondernemen 2005)
2
ja/nee
(Inkoop)medewerkers van
uw gemeente doen jaarlijks
mee aan
(bij)scholingsbijeenkomsten
over duurzaam inkopen.
SenterNovem, NEVI, PIANOO en andere partijen organiseren
regelmatig scholings- en ontmoetingsdagen over duurzaam
inkopen. Inkopers krijgen daar de laatste 'tools' voor hun
aanbestedingstrajecten, kunnen ervaringen uitwisselen en in
gesprek gaan met producenten. Voor een relatief nieuw
beleidsveld zijn deze bijeenkomsten wezenlijk om ervaring op te
doen en uit te wisselen. (ref. vraag 12, Duurzaam en
Ondernemen 2005)
1
ja/nee
proces ind.
6
proces ind.
7
proces ind.
8
proces ind.
9
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
11
2.2.3 Communicatie en Externe betrekkingen
Met 7 punten neemt communicatie en externe betrekkingen een belangrijke plek
in. Er zijn in de vragenlijst mogelijk nog meer vragen die hierop betrekking
hebben (zoals bij energie een vraag over het Klimaatverbond). Communicatie
gaat over een heel aantal aspecten van duurzaam inkopen. Het is een lastige
keuze om het onderwerp echt los te maken van de thematiek en daarom is het
goed om, ook bij de afzonderlijke onderwerpen (zoals schone kleren of duurzaam
sparen en beleggen) weer even terug te grijpen naar deze lijst.
Communicatie en Externe Betrekkingen
De gemeente stimuleert
duurzaam inkopen bij
andere partijen.
proces ind.
10
prestatie ind.
11
In relatiegeschenken en bij
versieringen maakt de
gemeente alleen gebruik
van bloemen die voldoen
aan minstens het milieukeur
MPS.
prestatie ind.
12
In relatiegeschenken en
kerstpakketten wordt, waar
de producten beschikbaar
zijn, gebruik gemaakt van
FairTrade en/of biologische
producten
proces ind.
13
De gemeente communiceert
over het belang van
duurzaam sparen en
beleggen naar haar
werknemers.
proces ind.
14
Stimuleert de gemeente de
inkoop van groene stroom
bij haar inwoners?
Onderwijsinstellingen, woningcorporaties en waterschappen maar
ook winkeliers, bedrijfsleven en burgers spelen een belangrijke
rol bij duurzaam inkopen. Het is belangrijk wanneer een
gemeente het goede voorbeeld geeft. Maar zonder over
achtergronden en intenties van duurzaam inkopen te
communiceren zal dit nauwelijks tot navolging leiden. Niet alleen
door te vertellen hoe 'goed' de gemeente het doet, maar echt
met structurele samenwerking met andere partijen. Gemeenten
kunnen hierover communiceren in bijvoorbeeld de gemeentelijke
krant(pagina), of vanuit bredere concepten als
Millenniumgemeente (zie www.millenniumgemeente.nl) of
FairTrade Gemeente (zie www.fairtradegemeenten.nl). (ref.
Duurzaam Inkopen 2006)
FairTrade producten zijn bij uitstek geschikt voor bijvoorbeeld
kerstpakketten. Snoep, wijn, koffie, likeur, chocolade... het is
allemaal in 'eerlijke' vorm beschikbaar. Ook wijn als cadeau bij
een afscheid of anderszins kan uitstekend van
MaxHavelaar/FairTrade en/of biologische bron zijn. (ref.
Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/nee
1
ja/nee
Via http://www.my-mps.com/ is veel informatie te verkrijgen
over het milieukeur van de tuinbouwsector zelf. Het is geen
biologisch of ecologisch keurmerk maar biedt wel een proces
naar energiezuiniger en milieuvriendelijkere bloemen en
sierteeltproducten. Bloemen die buiten deze lijn vallen dragen
veel meer bij aan de vervuiling van het milieu en het
energiegebruik. Leuk cadeautje voor de relatie misschien, maar
lelijk cadeautje voor de aarde en het nageslacht. Vanaf eind
2007 zijn de eerste bloemen en planten met FFP-keur te
verkrijgen, het Fair Flowers, Fair Plants keurmerk. Meer
informatie hierover is te vinden op
http://www.fairflowersfairplants.com (ref. Duurzaam Inkopen
2006)
Het is zeer wenselijk dat een gemeente Groene Stroom inkoopt,
maar minstens zo belangrijk dat dit breed naar de inwoners
wordt gecommuniceerd en die inwoners ook worden gestimuleerd
groene stroom (of beter nog natuurstroom) in te kopen. (ref.
vraag 8, Klimaat en Water 2005)
1
ja/nee
1
ja/nee
De gemeente kan, als grote werkgever, geheel vrijblijvend
duurzame financiële producten onder de aandacht van
werknemers brengen. Zo biedt bijvoorbeeld de ASN de
mogelijkheid om spaarloon of levensloop onder te brengen en
kan een duurzame bank goede diensten verlenen. Dit aanbod
groeit gestaag. Mogelijk willen andere banken, indien de
gemeente dat vraagt, ook een aanbod doen. De 'vraag' bepaalt
hier de markt. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/nee
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
12
proces ind
15
De gemeente roept
kledingwinkels in de eigen
gemeente op zich aan te
sluiten bij de Fair Wear
Foundation.
proces ind.
16
Bij aanbestedingen en
inkoop communiceert de
gemeente actief naar de
organisatie en specifiek naar
de gebruikers over de
genomen besluiten.
Bij elk aanbestedingstraject, of het nu om tapijt,
straatverlichting, of de catering gaat, worden besluiten over
duurzaamheid genomen (indien de criteria worden gehanteerd).
Het is de moeite waard om dat aan werknemers te
communiceren. Dat heeft ook het effect dat het onderwerp gaat
'leven', niet alleen op kantoor, maar ook thuis. Bovendien
stimuleert dit het meedenken in de breedte en stimuleert het ook
budgethouders vroegtijdig rekening te houden met
duurzaamheidscriteria. (ref. vraag 11, Duurzaam en Ondernemen
2005),
De Schone Kleren Campagne (www.schonekleren.nl) vindt niet
alleen dat de gemeente zelf 'schone' kleren moet aanschaffen,
maar ook moet zorgen voor communicatie naar buiten toe. Dat is
zinvol, want de inkoop voor de gemeentelijke organisatie is maar
een heel klein deel van de feitelijke handel in kleding. Voor
deelnemers aan de Fair Wear Foundation zie
http://www.fairwear.nl/index.php?p=49 (ref. Duurzaam Inkopen
2006)
1
ja/nee
1
ja/nee
Mobiliteit kan je duurzamer inkopen door i.p.v. met de auto met
OV/fiets naar het werk te komen/afspraken te gaan. Alkmaar is
een gemeente die trots is op haar bedrijfsvervoersplan, en goede
resultaten behaalde zie
http://www.milieuzorgoverheden.nl/is_vervoer_alkmaar.php
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/nee
Steeds meer gemeenten kiezen voor relatief schone auto's, zoals
auto's die op gas rijden, die voorzien zijn van speciale roetfilters
en extra zuinig zijn in het brandstofverbruik. In de keuze wordt
ook gekeken naar "noodzakelijke gewichtsklasse", dit gaat verder
dan keuze tussen verschillende energielabels. Voor nieuwe
aankopen kijkt u op de website van SenterNovem naar de
inkoopcriteria:
http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/index.asp
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Alle nieuwe personenauto’s zijn voorzien van een energielabel.
Dit label geeft informatie over het energiegebruik van een auto.
Auto's met een A-label zijn binnen hun gewichtsklasse het meest
efficiënt met brandstof. Auto's met G-label het minst. Auto's met
een C- of D-label hebben voor hun grootte een gemiddeld
brandstofverbruik. Binnen elke 'gewichtsklasse' zijn auto's met Aof B-label. Een auto met A-label verbruikt zeker 20% minder
brandstof dan een auto met een C- of D-label van dezelfde
gewichtsklasse. De brandstofrekening van een auto met B-label
is 10 tot 20% lager dan die van een auto met een voor die
grootte gemiddeld verbruik. Zie voor nadere toelichting de
criteria die SenterNovem al heeft ontwikkeld:
http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/index.asp
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
2
ja/nee
2
ja/nee
2.2.4 Wagenpark en dienstauto’s
Dat het wagenpark milieuvriendelijk wordt ingericht lijkt steeds meer een
vanzelfsprekendheid, zeker met de huidige ‘fijn-stof’ problematiek. Het is dan wel
interessant te weten of de gemeente hier ook concreet voor haar eigen
wagenpark wat mee doet. Dit aspect krijgt in totaal 9 punten van de te behalen
100 punten.
Wagenpark/dienstauto's
proces
17
prestatie ind.
18
In alle nieuwe bestekken
voor de aankoop van auto's
wordt uitgegaan van auto's
met een A of B label.
prestatie ind.
19
Uw gemeente trof de
afgelopen drie jaar of treft
het komend jaar
maatregelen om de eigen
mobiliteit te
beperken/verduurzamen.
(denk aan: fietsplan,
dienstfiets i.p.v. dienstauto,
met OV naar werkafspraken)
Uw gemeente heeft al
schonere en efficiëntere
auto’s in het bezit (met
roetfilters, hybride, A/B
label, Euronorm 5)
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
13
prestatie ind.
20
prestatieindicator
21
Prestatieindicator
22
Uw gemeente zal voor 2009
het wagenpark schoner
laten rijden door minstens
50% van de bestaande
dieselauto's van een
roetfilter te voorzien
Fijn stof is stevig in het nieuws. Een roetfilter is de enige manier
om bij een dieselmotor te zorgen dat het fijn stof wordt
weggevangen. Niet ideaal, want het fijne stof blijft nog in het
filter over (en dat is geen prettig spul). Goed alternatief is om te
kijken naar andere brandstoffen (zoals benzine, LPG of aardgas).
Het gaat hier nadrukkelijk ook over de huisvuilwagens,
veegmachines etc. Niet alleen over de personenwagens.
Gemeenten die actief omschakelen naar aardgas waardoor een
roetfilter niet meer aan de orde is mogen deze vraag ook positief
beantwoorden. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
2
ja/nee
Uw gemeente 'leased' haar
auto's bij een groen bedrijf,
zoals Greenlease.
Veel gemeenten 'leasen' in ieder geval een deel van het
autopark. Er zijn leasebedrijven die een milieuvriendelijk aanbod
hebben. Bijvoorbeeld door efficiënte auto's te leveren en door
bomen aan te planten die een deel van de uitstoot van
kooldioxide compenseren. Daarnaast bieden dergelijke bedrijven
ook cursussen voor 'het nieuwe rijden' aan waardoor gebruikers
aanzienlijk zuiniger leren rijden. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/nee
Uw gemeente stelt
voorwaarden aan de
milieukwaliteit (bv.
roetfilters voor dieselauto's)
van de wagens die gebruikt
worden bij uitbesteed werk
(zoals voor vuilniswagens of
veelal een deel van de
groenvoorziening).
Er rijden in de gemeente veel wagens rond die niet 'van' de
gemeente zijn, maar gebruikt worden voor opdrachten die de
gemeente ‘uitbesteedt'. Denk hierbij aan huisvuilwagens, aan de
vrachtwagens van bedrijven die onderhoud aan het groen doen
of de vrachtwagens met zout en schuivers om te strooien en
sneeuw te ruimen. Voor veel van deze bedrijven gaat het om een
langdurige 'relatie'. Contracten van vele jaren waarbij de
gemeente uitstekend voorwaarden kan stellen. Bijvoorbeeld dat
de vrachtwagens worden voorzien van roetfilters. Hoe u
dergelijke eisen in de aanbesteding regelt kunt u onder andere
terug vinden in de criteria voor aanbesteding openbaar vervoer
zie hiervoor
http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/index.asp
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/nee
1
ja/nee
2.2.5 Energie
We stellen vrij veel vragen over energie. Het is ook een belangrijk onderwerp,
getuige het gewicht van 20 punten dat we er aan toe kennen. In dit verband is
het ook interessant om na te gaan of de vragenlijst ‘Klimaat en Water’ recentelijk
beantwoord is. Vraag de gemeente om dat te doen, als het niet gebeurd is. Want
daarmee krijgt u een breed beeld van dit centrale beleidsveld. Een aantal vragen
komt ook weer in die vragenlijst terug (en zijn daarmee dan ook direct
beantwoord). Maar er zitten ook veel andere vragen in, o.a. over aanpassing aan
een veranderend klimaat (adaptatie).
Energie
Koopt uw gemeente voor
haar eigen gebruik
(gebouwen, verlichting etc.)
voor meer dan 10% en
minder dan 100% groene
stroom in?
prestatie ind.
23
Sommige gemeenten geven aan dat het doel is om in 2020 voor
20% van de energie uit hernieuwbare energiebronnen te
winnen(ref. Klimaatakkoord Rijk en VNG, november 2007). Om
die reden kopen zij niet meer dan 20% van hun elektriciteit als
'groene energie' in. ( Wanneer uw gemeente deze vraag positief
scoort, voldoet zij niet aan de door SenterNovem voor dit
onderdeel vastgestelde criteria! In de criteria voor duurzame
inkoop van elektriciteit wordt als minimumeis gesteld 100%
groene energie, zie
http://www.senternovem.nl/mmfiles/Criteriadocument%20elektri
citeit_tcm24-267214.doc
(ref. Vraag 7, Klimaat en Water 2005)
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
14
Of koopt uw gemeente voor
haar eigen gebruik
(gebouwen, verlichting, etc.)
voor 100% groene stroom
in?
prestatie ind.
24
Koopt de gemeente voor
meer dan 50% van haar gas
'groen' in?
prestatie ind.
25
Stelt de gemeente de eis dat
kernenergie en ( bruin)kolen
geen onderdeel zijn van de
grijze stroom (deze vraag
positief beantwoorden als de
gemeente 100% groene
stroom gebruikt)
prestatie ind.
26
Proces ind.
27
De gemeente heeft een
Duurzame Energie Scan
gedaan waardoor ze weet
waar en hoe ze zelf schone
energie kan opwekken.
Groene stroom is milieuvriendelijker dan grijze stroom. Vanuit de
coalitie Duurzaam Inkopen vinden wij dat gemeenten het goede
voorbeeld moeten geven en voor 100% groene stroom moeten
inkopen. Overigens mag dat geen excuus zijn om andere
aspecten van het klimaatbeleid zwakker in te vullen, iets waar
energiecoördinatoren van gemeenten wel bevreesd voor zijn. De
Trias Energetica blijft van toepassing: Stap 1. Beperk de
energievraag (goed geïsoleerd en luchtdicht bouwen,
warmteterugwinning).
Stap 2. Gebruik duurzame energiebronnen (bodemwarmte,
zonne-energie, wind, etc.)
Stap 3. Gebruik eindige energiebronnen efficiënt (hoog
rendement).
Uiteraard is het klimaatbeleid veel breder dan 'groene stroom' en
is het zaak om op het gebruik van groene stroom ook zo
grootschalig mogelijk te bezuinigen. Er is (nog) onvoldoende
capaciteit van hernieuwbare bronnen en ten tweede is ook
groene stroom niet zonder risico. Een deel van de stroom is met
behulp van biomassa (organische deel van het afval) gemaakt en
daarover is nog heel wat discussie mogelijk. Relevant hierin is
wat SenterNovem in haar criteria hierover meldt:
http://www.senternovem.nl/mmfiles/Criteriadocument%20elektri
citeit_tcm24-267214.doc Maar kijk zeker ook eens naar de
brochure “Helder Groene Stroom” een uitgave van Natuur en
Milieu en Milieufederatie Noord-Holland
(http://www.milieufederatienoordholland.nl/publicaties/Heldergro
ene%20Biomassa%20-%20Flyer.pdf) (ref Vraag 6, Klimaat en
Water 2005)
Tegenwoordig is het mogelijk om ook aardgas 'groen' in te
kopen. Dat betekent dat er een extra belasting op dit gas
geheven wordt waarmee de CO2 emissie als gevolg van het
gebruiken van gas wordt gecompenseerd (bv. via bosaanplant).
Leveranciers gebruiken verschillende termen bijv.
Bosgecompenseerd gas, CO2-gecompenseerd gas etc. Een
relatief nieuwe ontwikkeling die we hier niet bedoelen maar die
zeer interessant is, is het opwekken van Groen gas. Groen gas
staat voor methaanhoudend gas dat is geproduceerd uit
biomassa en kan dienen als alternatief voor aardgas. Groen gas
kan worden geproduceerd via: chemische processen (bio – SNG,
Substitute Natural Gas) of biologische processen (BIO-Gas) Voor
meer informatie hierover zie de factsheet:
http://www.senternovem.nl/mmfiles/Factsheet%20Groen%20Ga
s%20-%20PNG%20-%2021-04-2008_tcm24-262851.pdf
Gemeenten die dit laatste groene gas inkopen moeten dat zeker
doorgeven wat dat verdient waardering, maar bedoelen we met
deze vraag dus niet. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Grijze stroom' is afkomstig uit allerlei verschillende niet
hernieuwbare energiebronnen: gas, kolen, olie en kernenergie
zijn daarvan de belangrijkste. Gas is hiervan de schoonste bron.
Kolen zouden, vanwege het broeikaseffect (met kolen wordt
relatief veel kooldioxide per energie-eenheid geproduceerd) niet
gebruikt moeten worden. Kernenergie zou vanwege een aantal
redenen (kernafval, terrorisme, gevaar voor ongelukken en
vernietigende uraniummijnbouw) niet gebruikt moeten worden.
Een grootgebruiker van energie, zoals een gemeente, kan eisen
stellen aan de opwekking van grijze energie. Dat kan omdat er
een 'energielabel' hangt aan de verschillende soorten energie.
Dus een gemeente kán zeggen dat ze geen energie uit kolen of
kernenergie wil hebben. Beter is het uiteraard om groene
elektriciteit in te kopen. (ref. Vraag 11, Klimaat en Water 2005)
De Duurzame Energiescan (DE-scan) brengt het totale potentieel
voor duurzame-energie-opwekking en de beschikbare
beleidsinstrumenten binnen uw gemeente in kaart. Kijk bv. op
http://www.cea.nl/de-scan/ of
http://www.senternovem.nl/mmfiles/3MJAF03.44%20%20Factsheet%20Duurzame%20Energiescan%20%20februari%202006_tcm24-111790.pdf (ref. Duurzaam
Inkopen 2006).
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
15
2
ja/nee
1
ja/nee
1
ja/nee
2
ja/nee
Er zijn gemeentelijke
gebouwen die zelf energie
opwekken (via zonneenergie of wind) of energie
opslaan (via warmtepompen
en aardwarmte).
Toepassen van zonne-energie wordt door veel gemeenten
gestimuleerd. Maar heeft de gemeente in dat kader zelf het
voorbeeld gegeven? Wanneer er een nieuwe school wordt
gebouwd, veelal met gemeenschapsgeld, is er dan gebruik
gemaakt van zonne-energie, of geothermie (warmte uit de
grond)? Of van andere mogelijkheden om energie op te wekken.
Eigenlijk een vraag die meer hoort bij het 'klimaatbeleid' van de
gemeente, maar de energie wordt geleverd aan het net of het
gebouw... het is toch een kwestie van inkopen. (ref. Duurzaam
Inkopen 2006)
2
ja/nee
Uw gemeente plaats bij
apparatuur met 'standbyknop' zogenaamde 'standbykillers'.
Veel elektrische apparaten staan 23 uur per dag in de standbystand. Dit 'stand-by- verbruik' maakt 12-15% uit van de totale
stroomrekening. Voorbeelden zijn televisies, maar ook computers
en bijhorende randapparatuur. In kantoren neemt het standbyverbruik nog jaarlijks toe. Het is goed mogelijk hier iets aan te
doen. Er zijn “slimme apparaten” die apparatuur dat niet wordt
gebruikt na een in te stellen tijdsperiode automatisch volledig
uitschakelen. U kunt ze daarna weer gemakkelijk op stand-by
stand krijgen. Uiteraard kunnen gebruikers ook zelf de
standbystand uitschakelen door gebruik van zogeheten
stekkerdozen met aan/uit schakelaar (vaak ook nog voorzien van
overspanningbeveiliging). (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Computers gebruiken veel energie. Zelfs in 'duurzaam gebouwde'
gemeentehuizen stijgt hierdoor het totale energiegebruik
(gasverbruik daalt omdat de warmtebehoefte daalt, maar
elektragebruik stijgt vanwege al die computers). Daar is heel
goed wat aan te doen. Kijk maar op
http://www.mfgroningen.nl/ict.htm naar het rapport dat de
Milieufederatie Groningen over deze thematiek maakte. In de
criteria voor hardware (zie
http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/Automatis
ering/aanschaf_hardware.asp) zijn onder andere de volgende
minimumeisen in de criteria opgenomen:
De te leveren desk- en laptops voldoen aan de eisen van Energy
Star voor computers, versie 4.0, d.d. 20-07-2007, hoofdstuk 3
en 4;
Monitoren voldoen aan de eisen van Energy Star voor monitoren,
versie 4.0, d. d. 1 januari 2006, hoofdstuk 3 en 4.
Voor de energie-eisen gesteld aan reproductieapparatuur zie: Uit
criteria SenterNovem ten aanzien van de inkoop van
reproductieapparatuur (zie
http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/kantoor/r
eproductieapparatuur.asp)
In de criteria voor audiovisuele apparatuur heeft SenterNovem
ook minimumeisen geformuleerd ten aanzien energiegebruik, zie
hiervoor:
http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/kantoor/a
udiovisuele_apparatuur.asp
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/nee
2
ja/nee
prestatie ind.
28
prestatieindicator
29
Verlaging van het
energiegebruik is een
kwaliteitseis bij de aanschaf
van ICT apparatuur en
kopieermachines.
proces ind.
30
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
16
Uw gemeente heeft
meetbare doelen gesteld
voor energiebesparing voor
bijna alle openbare
gebouwen.
De eerste stap die een gemeente moet nemen, is het eigen
energiegebruik onder de loep leggen. We vragen hier naar het
eigen energiegebruik in volle omvang! We vragen naar al het
energiegebruik onder beheer van de gemeente, dus gebouwen
waar de gemeente een verantwoordelijkheid in heeft. Dat begrip
is rekbaar. Buurtcentra, welzijnsinstellingen en scholen vallen er
ook onder, hoewel ze vaak zelf het beheer doen. Maar een groot
deel van hun financiën, dus ook voor het betalen van de
energierekening, komt via het gemeentefonds bij hen terecht. De
gemeente mag dan best eisen dat hier concrete
besparingsdoelen zijn gesteld. Met het begrip 'bijna alle'
openbare gebouwen bedoelen we dan ook dat het om meer dan
90% van de openbare gebouwen gaat(inclusief dus de
welzijnsinstellingen, scholen, gymzalen etc.).
(ref. vraag 7, Klimaat en Water 2003; vraag 14, Klimaat en
Water 2005)
2
ja/nee
De gemeente heeft een
concreet uitvoeringsplan om
verouderde armaturen en
lampen voor openbare
verlichting te vervangen
door energie-efficiënte
systemen.
Veel gemeenten hebben beleidsplannen openbare verlichting.
Daarin staat vaak beschreven hoe de gemeente voor openbare
verlichting zorgt. Er zijn tegenwoordig heel efficiënte lampen, ook
voor de straatverlichting. Het vervangen van de oude,
inefficiënte, lampen kost tijd en vraagt planning. Daarom moet
de gemeente echt een uitvoeringsplan hebben zodat je zeker
bent dat de vervanging van verouderde lampen snel zal
verlopen. De gemeente Heerenveen schreef een inspirerende
nota over openbare verlichting zie:
http://www.mfgroningen.nl/Artikel-lichtconcept.pdf. De
gemeente Amsterdam heeft proeven lopen met LED-verlichting
zie
http://amsterdam.nl/gemeente/college/tjeerd_herrema/redactio
nele/item_126063. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Lampen zijn tegenwoordig verplicht voorzien van een
Energielabel. Hierbij geldt ook: Een lamp met het A-label is het
zuinigst. Het G-label is voor lampen die de meeste
energiegebruiken. Voorbeeld: Spaarlampen en tl verlichting zijn
vaak voorzien van een A of B-label, halogeenverlichting C of Dlabel en gloeilampen E, F of G-label. Ook hierbij is de
ontwikkeling van Led-lampen zeer interessant, deze komen rap
in ontwikkeling en de prijzen dalen snel. SenterNovem start juni
2007 met de criteria ontwikkeling voor de inkoop van openbare
verlichting. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
De Vereniging Klimaatverbond Nederland is een dynamisch
netwerk van gemeenten, provincies, en waterschappen, dat
samenwerkt aan projecten, kennis uitwisselt en belangen
behartigt om een effectief lokaal klimaatbeleid te verankeren, uit
te voeren en zichtbaar te maken. Klimaatbeleid door zowel het
verminderen van de uitstoot van broeikasgassen en aanpassen
aan de gevolgen van klimaatverandering, alsook door mondiale
samenwerking. Lidmaatschap van het klimaatverbond is niet
zozeer 'duurzaam inkopen' zelf, maar het klimaatverbond zorgt
wel voor ondersteuning en kennis op dit vlak, specifiek rond
energie. Meer over het Klimaatverbond
zie:www.klimaatverbond.nl Voor het ledenoverzicht zie:
http://webdata.net/KVN/index.php?action=&site=&rubriek=14100&basis=1
4000&basis2=14100. (ref. Duurzaam Inkopen 2006).
2
ja/nee
2
ja/nee
2
ja/nee
beleids ind.
31
beleids ind.
32
Uw gemeente gebruikt voor
de verlichting van haar
gebouwen voor meer dan
90% lampen met een A of
B-label.
beleids ind.
33
De gemeente is lid van het
Klimaatverbond
proces ind.
34
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
17
prestatie ind.
35
Alle internationale reizen die
voor en door gemeentelijke
medewerkers en
bestuurders gemaakt
worden, worden
gecompenseerd, door
gebruik te maken van een
compensatiefonds.
Als eersten boden Trees for Travel (www.treesfortravel.nl) en
Greenseat (www.greenseat.com) de mogelijkheid om de CO2
emissie te compenseren in de vorm van bosaanplant in
ontwikkelingslanden. Na het verminderen van het aantal
vliegreizen en internationale autoreizen is het compenseren van
de “niet te vermijden uitstoot” het beste dat een gemeente kan
doen. Er zijn verschillende compensatiefondsen die samenwerken
omdat er steeds meer kritiek op de controleerbaarheid van de
compensatie is. Voor een overzicht zie:
http://www.klimaatcompensatie.nl (ref. Duurzaam Inkopen
2006)
1
ja/nee
2
ja/nee
2.2.6 Hout en Papier
10 punten kunnen gemeenten verzamelen over dit belangrijke onderwerp. Een
belangrijk verschil met eerdere vragenlijsten is dat we heel concreet ‘doorvragen’.
Het is wel mooi als de gemeenteraad zegt dat er alleen maar duurzaam hout
gebruikt mag worden. Maar dat moet dan ook echt geregeld worden, bv. in de
bestekken en in de controles. Want anders gaat het toch weer verkeerd.
‘Hout’ en ‘papier’ (vooral het laatste) wordt in grote hoeveelheden gebruikt in de
gemeentelijke omgeving. Er is nogal wat weerstand tegen het gebruik van FSC
papier of gerecycled papier. Het is goed om in dat geval toch nog eens inhoudelijk
in te gaan op de effecten van het gebruik van niet gecertificeerde producten (als
papier) op bossen, zowel in Europa als in de Derde Wereld. FSC Nederland heeft
veel informatie.
Hout en papier
Schrijft de gemeente voor
haar eigen projecten voor
alleen gebruik te maken van
(tropisch) hardhout met het
FSC keurmerk (zowel bij
bouwprojecten als bij wateren groenvoorzieningen)
beleids ind.
36
FSC staat voor Forest Stewardship Council (Raad voor goed
Bosbeheer). Het is een organisatie die regels heeft opgesteld
voor verantwoord bosbeheer en daarvoor een keurmerk
ontwikkelde. FSC wordt als enig keurmerksysteem gesteund door
alle grote milieu- en ontwikkelingsorganisatie in de wereld en het
(internationale)bedrijfsleven. Hout afkomstig uit bossen
gecertificeerd door de Forest Stewardship Council is op een
duurzame wijze geproduceerd. Dat hout krijgt het FSC keurmerk.
In eerdere edities van de Duurzaamheidsmeter stelden we deze
vraag in algemene termen, over al het hout. Nu stellen we de
vraag specifieker, over (tropisch) hardhout. Want vaak zien we
dat gemeenten dit aspect wel meenemen maar niet kijken naar
verantwoord bosbeheer als het om plaatmateriaal gaat (waarbij
vaak ook hardhout wordt gebruikt). Meer informatie over FSC is
te vinden op www.fscnl.org; zie bijvoorbeeld de factsheet
Gemeenten, FSC en eigen werken
(http://www.fscnl.org/documents/Gemeenten/Gemeenten,_FSC_
en_eigen_werken.pdf) Binnen het DBO-programma van
SneterNovem worden de duurzaam inkoopcriteria ontwikkeld.
Vooralsnog zijn er geen criteria bekend voor duurzaam hout- en
houtproducten. Veel discussie gaat over welke keurmerken
geaccepteerd worden om aan te tonen dat het om duurzaam
geproduceerd hout gaat. De samenwerkende NGO’s binnen de
benchmark Duurzaam Inkopen kiezen nadrukkelijk voor FSC,
omdat dit keurmerk een ketenwaarborg garandeert en zowel
milieu- als sociale en economische criteria hanteert. Het is
mogelijk dat FSC-hout binnen de criteria van DBO-programma
als wenselijk wordt opgenomen en niet binnen de eisen. Veel
gemeenten echter eisen al FSC-gecertificeerd hout, kijk maar
eens naar de inkooprichtlijnen van de gemeente Amsterdam te
downloaden bij de DMB
(http://www.dmb.amsterdam.nl/ipp/main.asp?action=display_ht
ml_pagina&name=publicatie&item_id=85)
(ref. vraag 14, Klimaat en Water 2003; vraag 7, Duurzaam en
Ondernemen 2005)
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
18
Schrijft de gemeente voor
haar eigen projecten voor
alleen gebruik te maken van
naaldhout en plaatmateriaal
(waarin naaldhout is
verwerkt) met het FSC
keurmerk (zowel bij
bouwprojecten als bij
groenvoorzieningen)
Zie ook de toelichting bij vraag 36. In eerdere edities van de
Duurzaamheidsmeter stelden we deze vraag in algemene
termen, over al het hout. Nu stellen we de vraag specifieker,
over naaldhout. Want vaak zien we dat gemeenten dit aspect wel
meenemen maar niet kijken naar verantwoord bosbeheer als het
om naaldhout en plaatmateriaal gaat (waarbij vaak ook
naaldhout wordt gebruikt).
(Ref. vraag 14, Klimaat en Water 2003; vraag 7, Duurzaam en
Ondernemen 2005)
2
ja/nee
Wordt gebruik van FSCgecertificeerd hout en
houtproducten standaard in
gemeentelijke bestekken
voorgeschreven
Het gemeentelijk beleid is soms te vrijblijvend. Uitspraken die
hierboven gedaan worden (vraag 36 en 37) moeten vervolg
krijgen in de concrete bestekken waarop ingekocht wordt. In het
'bestek' wordt aangeven hoeveel en van welke kwaliteit de
producten moeten zijn. Het is de basis waarop een inkoper
werkt. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/nee
Heeft de gemeente een
procedure om tijdens of na
de loop van het bouwproces
te controleren of er
daadwerkelijk FSC-hout is
toegepast?
Het kan beleid zijn, het kan in een bestek staan, maar FSC-hout
kun je van buiten niet 'herkennen'. Dus moet er een procedure
zijn waarbij de leverancier of aannemer concreet aan geeft dat
het ingekochte materiaal werkelijk van FSC bron is. Dat is niet zo
ingewikkeld, want dat hoort op de afleveringsbon van de
leveranciers vermeld te zijn. FSC is een zogeheten
ketencertificering waarbij het keurmerk behouden blijft zolang de
schakels in de keten gecertificeerd zijn. Tot en met de aannemer
moet er dus sprake zijn van certificering. Van belang is dan ook
nog dat de leveranciers voldoen aan wettelijke normen van hun
administratie. De gemeente kan deze zogenaamde ISO
normering eisen in hun procedure. Alleen hout van die
leveranciers die hun administratie op orde hebben mag worden
gebruikt! Zie ook de factsheet die FSC Nederland hiervoor
maakte;
http://www.fscnl.org/documents/Gemeenten/Gemeenten_en_co
ntrole_op_de_daadwerkelijke_toepassing_van_FSC-hout.pdf
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Veel van het papierverbruik heeft vooral met 'gedrag' te maken.
Gebruikt men kladpapier? Wordt er tweezijdig gekopieerd,
worden stukken op het beeldscherm nagelezen voordat men ze
uitprint? Überhaupt weten hoeveel papier de gemeente eigenlijk
verwerkt is al nuttig! Regelmatig de aandacht hiervoor herhalen
is zeer belangrijk en maakt dat gewoonten ten goede
veranderen. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Er zijn fantastische soorten papier op de markt, ook afkomstig
van hergebruik. In sommige gevallen is het niet mogelijk of
wenselijk om het papier van gerecyclede bron te betrekken
omdat een bepaalde druk, representatie of houdbaarheid vereist
is. Maar dat zal nooit al het papier betreffen. Er zijn verschillende
archivarissen die gerecycled papier toestaan en aangeven dat dit
binnen de NEN-normen voor houdbaarheid mogelijk is. (Ref.
Vraag 8, Duurzaam Ondernemen 2005)
SenterNovem formuleerde mei 2007 inkoopcriteria voor papier
maar deze worden nog nagekeken op mogelijke juridische en
inkooptechnische aanpassingen. Houd hun website in de gaten.
Gebruik van hun eisen is daarom voorlopig voor eigen risico. We
noemen ze toch (zie
http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/kantoor/p
apier.asp) Eis:
1.
Het papier voldoet aan de laatst geldende versie van de
eisen van minimaal het Europees Ecolabel, Nordic Swan,
Milieukeur of Blaue Engel, of gelijkwaardig.
Wens:
1.
Het vezelmateriaal in het papier bestaat uit pulp uit
virgin grondstof, afkomstig uit duurzaam beheerde bossen en is
voorzien van een BRL-certificaat, of een daaraan gelijkwaardig
certificaat
OF
1
ja/nee
1
ja/nee
1
ja/nee
beleids ind.
37
proces ind.
38
proces ind.
39
proces ind.
40
Meer dan 50% van het
papier dat de gemeente
gebruikt is gerecycled
papier.
prestatie ind.
41
Het personeel wordt
regelmatig geïnformeerd
over hoeveelheden en
kwaliteiten gebruikt papier
en mogelijkheden om op
papier te besparen
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
19
Het vezelmateriaal in het papier bestaat uit pulp uit 100% postconsumer gerecyclede vezels.
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Papier van de gemeente is
niet chloorgebleekt.
Zie ook vraag 41 met verwijzing naar de criteria van
SenterNovem. Bleken met chloor vervuild het milieu ernstig. Dat
het papier niet met chloorgebleekt is, moet op de pakken papier
die de gemeente gebruikt staan. Belangrijk is ook dat deze eis
doorgegeven is aan de drukkers die in opdracht van de gemeente
werken.
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/nee
Papier van de gemeente dat
niet van recycling afkomstig
is heeft wel het FSC
keurmerk.
Zie ook vraag 41 met verwijzing naar de criteria van
SenterNovem. Papier is een product dat gemeenten in grote
hoeveelheden verbruiken. Zowel voor eigen gebruik als gebruik
in opdracht (voor publicaties e.d.) betrekt de gemeente papier
dat van FSC-gecertificeerd bosbeheer afkomstig is. Te herkennen
aan het Forest Stewardship (FSC) keurmerk. Speciaal voor
gemeenten maakte FSC_Nederland een factsheet Gemeenten en
FSC-papier zie:
http://www.fscnl.org/documents/Gemeenten/Gemeenten_en_FS
C-gecertificeerd_papier.pdf (ref. vraag 9, Duurzaam en
Ondernemen 2005)
1
ja/nee
prestatie ind.
42
prestatie ind.
43
2.2.7 Financiën
Voor drie vragen geven we zo ‘9’ punten weg. We willen wel meer vragen stellen
(doen we ook... bij communicatie en externe betrekkingen) maar dit is echt een
pioniersgebied. Maar van zo’n wezenlijk belang dat we vinden dat een gemeente
die hiermee aan het werk gaat, ook snel beloond dient te worden. En het kan
werkelijk, dit duurzaam beleggen met gemeentegeld. Bijna alle gemeenten
hebben geld (ook als waarborg voor hun goed functioneren...) en volgens de wet
kunnen ze er een deel van beleggen. Maar ze doen het nog nauwelijks. COS
Nederland werkt aan een onderzoek op dit gebied. De Provincie Utrecht en
SenterNovem ook.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
20
Financiën
De gemeente beheert een
deel, maar minder dan 5%
van haar financiële reserves
op duurzame wijze.
prestatie ind.
44
De gemeente beheert
minstens 5% van haar
financiële reserves op
duurzame wijze
3
ja/nee
5
ja/nee
Verzekeren kost veel geld. Dat geld wordt door
verzekeringsmaatschappijen belegd, in allerlei producten en
activiteiten. Zelden vragen we ons af wat ze ermee doen, maar
dat kan uitstekend. Spreekt uw gemeente nu met haar
verzekeraars om dit te veranderen, of heeft ze advies
ingewonnen bij een van de gespecialiseerde duurzame
verzekeringsbureaus? Gemeenten kunnen ook kiezen voor
duurzame verzekeringsvormen voor de verzekering van hun
wagenpark, de zogeheten groene autoverzekering waarbij
bijvoorkeur gerepareerd wordt met gebruikte onderdelen (onder
garantie) of waarbij automatisch bosaanplant als compensatie
wordt uitgevoerd.
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
4
ja/nee
prestatie ind.
45
In eerdere edities van de Duurzaamheidsmeter stelden we deze
vraag ook, maar zonder een percentage te noemen. Nu vinden
we dat we concreter moeten worden. Om met de deur in huis te
vallen: de meeste gemeenten zullen zeggen dat het überhaupt
niet 'kan' omdat ze a) geen reserves hebben en b) het ook niet
'mag' volgens de financiële wetgeving (wet Fido). Echter, bijna
alle gemeenten hebben een reserve (waaruit ze hun
organisatie/afbetalingen etc. financieren, zoals
weerstandsvermogen etc.) en, zoals uit o.a. onderzoek van
KPMG in opdracht van de provincie Utrecht blijkt, mag ook
binnen de wet Fido een overheid iig een deel van die reserves
zelf 'beleggen', uitaard met allerlei garanties onderbouwd. De
gemeente Leusden heeft op die manier bv. bijna een half miljoen
Euro bij de ASN belegd. Meer dan 3% van het Nederlandse spaar
en beleggingsgeld is duurzaam. De overheid kan niet
achterblijven, moet voorop lopen. Veel gemeenten hebben, zelfs
al hebben ze financiële tekorten, financiële reserves die vaak in
obligaties (staatsleningen) of op spaarrekeningen of
beleggingsrekeningen zijn weggezet. Het eigen vermogen van de
Nederlandse gemeenten was in 2003 ruim 25 miljard Euro. Bijna
alle gemeenten beschikken over een substantieel eigen
vermogen. Er bestaan veel mogelijkheden om deze gelden op
duurzame wijze te laten beheren, bijvoorbeeld via de bekende
duurzame beleggers als Triodos of ASN, maar bijvoorbeeld ook
door het aankopen van aandelen in het microkredietsysteem van
Oikokredit. Gemeenten kunnen de huisbankier ook vragen naar
duurzame en/of groenbeleggingen. We waarderen dit hoog in
deze vragenlijst omdat een gemeente die dit doet een voorloper
is. We weten dat de meeste gemeenten niet duurzaam beleggen.
Recent (in 2008) besloten de gemeenten Den Haag en Tilburg
duurzaam te gaan beleggen. COS Nederland bracht een brochure
uit die de dilemma’s en mogelijkheden van duurzaam sparen en
beleggen nog eens toelicht (zie:
http://www.duurzaamheidsmeter.nl/file/67)
(ref. vraag 16, Duurzaam en Ondernemen 2005)
Zie de toelichting bij vraag 44.
(ref. vraag 16 Duurzaam en Ondernemen 2005)
De gemeente onderzoekt
mogelijkheden om via haar
verzekeringsbeleid bij te
dragen aan duurzame
ontwikkeling.
proces ind.
46
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
21
2.2.8 Groen en verhardingen
Eigenlijk zouden we aan dit onderwerp veel meer gewicht willen toekennen.
Verharding is een enorme kostenpost (wegenonderhoud) en vraagt ook enorm
veel materiaal. Daar is, op het gebied van duurzaamheid, nog veel mee te doen.
We hebben ons hier wat ingehouden. Deels omdat het heel technisch en specifiek
is (overal weer anders, dus moeilijk te generaliseren). Maar ook omdat andere
thema’s eveneens belangrijk zijn. De 8 te scoren punten lijken ons voldoende
balans geven.
Groen en verhardingen
Chemische
bestrijdingsmiddelen zijn bij
openbaar groenbeheer en
onderhoud van de bestrating
verboden
prestatie ind.
47
De gemeente heeft zich
aangesloten bij het project
'duurzamer onkruidbeheer
verhardingen' zodat er wel
wordt gewerkt aan minder
gebruik van gif
Procesindicator
48
Heeft de gemeente zich
aangesloten bij de
certificering 'duurzaam
terreinbeheer'?
procesindicator
49
prestatie-indicator
50
Haalt uw gemeente in het
certificeringschema
'duurzaam terreinbeheer'
het certificaat zilver of
goud?
Veel gemeenten vinden dit een lastige vraag. Soms wordt bij het
onderhoud van de bestrating toch gespoten. De gemeente zegt
dan meestal 'terughoudend' te zijn. We accepteren hier dat
antwoord niet. De gemeente moet gif gewoon niet gebruiken,
ook niet als het groenbeheer wordt uitbesteed. Overigens is een
belangrijk argument tegen het gebruik van bestrijdingsmiddelen
dat resten ervan steeds vaker in het oppervlakte -en grondwater
worden aangetroffen. Het mag dan wel in het groenbeheer zelf
relatief goedkoop zijn, maar de rekening wordt elders betaald,
bijvoorbeeld in het verwijderen van giftige bagger. Kijk ook eens
op http://home.wanadoo.nl/natuurverrijking/ voor actuele
informatie over gebruik van gif in groen en op verharding.
(ref. vraag 15, Ruimte&Groen 2003; vraag 18, Duurzaam en
Ondernemen 2005)
Een aantal gemeenten werkt samen met deskundige organisaties
aan het verminderen van het gifgebruik door heel specifiek
beheer. Dat project heet 'Duurzaam Onkruibeheer Verhardingen'
(zie ook http://www.dob-verhardingen.nl). Uiteraard kan dat
heel goed in combinatie met de uitspraak dat de gemeente geen
chemische middelen gebruiken zal. Ook dan is het goed om aan
te sluiten bij een dergelijk netwerk omdat de gemeente dan
goede ondersteuning kan krijgen en ook haar informatie aan
anderen doet toekomen!
De DOB-richtlijnen zijn bij professionele toepassing van glyfosaat
(RoundUp Evolution) voor onkruidbestrijding op verhardingen
verplicht. Dit staat in het wettelijk
gebruiksvoorschrift/gebruiksaanwijzing en op het etiket. De
opgebruiktermijn is per 1 januari 2008 verstreken. Op website
vindt u uitgebreide informatie over de toepassing van de DOB
richtlijnen.( http://www.dobverhardingen.nl/nl/Algemeen/DOB+richtlijnen.htm.) (ref.
Duurzaam Inkopen 2006)
Grote terreinbeheerders zoals gemeenten, waterschappen en
grote bedrijven kunnen het (onkruid)beheer op vrijwillige basis
laten certificeren conform de Barometer Duurzaam
Terreinbeheer. Dit certificaat heeft drie niveaus Goud, Zilver of
Brons.
Het zijn nog niet zoveel gemeenten die zich laten certificeren
voor duurzaam terreinbeheer. Maar uiteraard is het wel
verstandig dit te doen, want dan weet je zeker dat je het goede
pakket aan maatregelen neemt. De gemeente Lelystad deed dit
bijvoorbeeld, maar dan met de voorwaarde van het waterschap
dat de gemeente wel naar het hoogste certificeringniveau streeft
(zie ook www.plant.wur.nl/projects/bdt/default.htm). (ref.
Duurzaam Inkopen 2006)
Grote terreinbeheerders zoals gemeenten, waterschappen en
grote bedrijven kunnen het (onkruid)beheer op vrijwillige basis
laten certificeren conform de Barometer Duurzaam
Terreinbeheer. Dit certificaat heeft drie niveaus Goud, Zilver of
Brons.
Het niveau Brons is gebaseerd op de DOB-methode en heeft als
doel de emissie van bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk te
voorkomen. Niveau Zilver gaat een stap verder en stelt ook
strenge beperkingen aan het gebruik van chemie in het openbaar
groen en op sportvelden. Alleen in gevaarlijke situaties waar
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
22
2
Ja/
nee
1
ja/
nee
1
ja/
nee
1
ja/
nee
De gemeente gebruikt,
indien het alternatief
beschikbaar is, in de
groenvoorziening bij
voorkeur biologisch geteelde
bollen, planten en bomen.
prestatie-indicator
51
Bij het gebruik van
natuursteen, verzekerd de
gemeente zich dat bij de
productie ervan geen
kinderarbeid is gebruikt
proces ind.
52
alternatieven onvoldoende oplossingen bieden (oa.
reuzenberenklauw, eikenprocessie¬rups, verkeersveiligheid) is
een chemische aanpak onder voorwaarden toegestaan. Goud is
het meest ambitieuze niveau. Dit stelt naast voorwaarden aan
bestrijdingsmiddelen ook eisen aan een groot aantal andere
aspecten bij het beheer zoals duurzaam inkopen, verwerking van
groen- en zwerfafval en toepassing van meststoffen. (zie ook de
volgende vraag). (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
De biologische sierplantenteelt is nog niet erg groot terwijl het
gebruik van pesticiden in de reguliere teelt enorm is. Ook voor
bollenteelt geldt dit. De gemeente zal even op zoek moeten
gaan, maar ergens moet je een begin maken! Niveau goud in de
Barometer Duurzaam Terreinbeheer stelt eisen ten aanzien van
de duurzame inkoop van planten en plantmateriaal. Er zijn
verschillende kwekerijen die werken aan verduurzaming van hun
productaanbod. Kijk maar eens op
http://www.duurzamebomen.nl/.
Volgens planning zullen in 2008 nog de duurzaamheidscriteria
Groenvoorzieningen gepubliceerd worden. In het
conceptdocument staat bijvoorbeeld al als eis opgenomen:
Minimaal 50% (op basis van van de aankoopsom) van het te
gebruiken plantmateriaal voldoet ten minste aan de eisen van
EKO- en/of Milieukeur zoals opgenomen in bijlage… Zie verder
http://www.senternovem.nl/mmfiles/criteriadocument%20groen
voorzieningen%202.0_tcm24-262377.pdf. (ref. Duurzaam
Inkopen 2006)
Veel natuursteen (in toenemende mate) komt uit lage lonen
landen. In veel gevallen wordt daarbij zeer onveilig gewerkt en
komt nog kinderarbeid voor. Organisaties, zoals de Landelijke
India Werkgroep, werken met de sector samen om dit tegen te
gaan. We horen nog wel eens dat gemeenten nauwelijks
natuursteen inkopen. Echter veel bordestrappen, en pleinen
worden voorzien van natuursteen waarvan gemeenten veelal niet
weten waar het vandaan komt. De Landelijke India Werkgroep
heeft, met samenwerkingspartners uit o.a. de
natuursteenbranche zelf, een brochure uitgebracht zie
http://www.indianet.nl/pdf/natuursteen.pdf (ref. Duurzaam
Inkopen 2006)
2.2.9 Bedrijfskleding
Bedrijfskleding is een belangrijk thema, niet het minst omdat hier heel duidelijke
sociale criteria een rol spelen. Kinderarbeid, maar ook mensenrechten in het
algemeen (zoals recht op een vakbond, op een minimumloon e.d.). In een
internationaliserende wereld is dat wezenlijk om te garanderen. Daarom rekenen
we hier ook 9 punten voor dit blok.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
23
1
ja/
nee
2
ja/
nee
Bedrijfskleding
De gemeenteraad
onderschrijft de stelling dat
bedrijfskleding moet
voldoen aan de normen
zoals geformuleerd door de
Fair Wear Foundation.
De gedragscode opgesteld door de Fair Wear Foundation gaat
iets verder dan de eis dat bedrijfskleding aan ILO normen
(sociale normen, zoals vakbondsvrijheid, minimum inkomen,
geen kinderarbeid) moet voldoen. Die normen vormen bij de Fair
Wear Foundation wel het uitgangspunt, maar er is ook een
controle- en organisatiesysteem aan gekoppeld. Want een bedrijf
kan wel zeggen dat het zich netjes gedraagt, maar hoe weet je
dat zeker? En als een bedrijf wil veranderen naar betere
arbeidsvoorwaarden, hoe ben je dan zeker dat dit proces ook
daadwerkelijk plaats vindt? Kijk ook op www.fairwear.nl/?p=132
Eind 2008 worden naar verwachting de duurzaamheidscriteira
voor bedrijfskleding door SenterNovem gepubliceerd.
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Feitelijk gaat het hier om bedrijven die aangesloten zijn bij de
Fair Wear Foundation. Eerder werd wel gesteld dat vanwege de
eis dat grote aanbestedingen Europees moeten verlopen het vaak
niet mogelijk is om zoveel bedrijfskleding 'duurzaam' in te kopen.
Het zou ook concurrentiebeperkend zijn, maar alle bedrijven
kunnen de uitgangspunten van Fair Wear onderschrijven. De
gemeente Enschede heeft laten zien dat dit heel goed mogelijk
is. Ook de Fair Wear Foundation is internationaal goed
georganiseerd en kan helpen (www.fairwear.nl).
Zie verder vraag 53. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
2
ja/
nee
2
ja/
nee
Meer dan 0% maar minder
dan 5% van het
inkoopvolume van
bedrijfskleding bestaat uit
milieuvriendelijk
geproduceerde materialen
Tussen de 5 en 10% van het
inkoopvolume van de
bedrijfskleding bestaat uit
milieuvriendelijke
geproduceerde materialen
Meer dan 10% van het
inkoopvolume van de
bedrijfskleding bestaat uit
milieuvriendelijk
geproduceerde materialen
Bij katoenen producten
wordt – waar mogelijk –
gekozen voor ongebleekt
katoen
Met milieuvriendelijk geproduceerde materialen bedoelen we
biologisch geproduceerd katoen of materiaal dat voldoet aan het
Europees Ecolabel Textiel. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/
nee
Met Milieuvriendelijk geproduceerde materialen bedoelen we
biologisch geproduceerd katoen of materiaal dat voldoet aan het
Europees Ecolabel Textiel.(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
2
ja/
nee
Met Milieuvriendelijk geproduceerde materialen bedoelen we
biologisch geproduceerd katoen of materiaal dat voldoet aan het
Europees Ecolabel Textiel.(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
3
ja/
nee
Bij het bleken van katoen wordt vaak chloor gebruikt, wat zwaar
vervuilend is. Ook wordt er wel waterstofperoxide toegepast. Dat
vervuilt minder, maar is toch geen prettig stofje. Heel vaak is
ongebleekt katoen helemaal geen probleem en wordt voor 'niets'
het milieu vervuild. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/
nee
De fournituren behorende
bij ingekochte kleding
(allerlei extra's, zoals
knopen, ritsen e.d.)
bevatten geen pvc's en
gegalvaniseerde stoffen.
Bij de productie van PVC (en het verwerken in de afvalstroom)
komen chloorverbindingen vrij die zeer giftig zijn. Het is beter
geen PVC te gebruiken. Galvaniseren betekent dat materialen
van een laagje metaal voorzien worden. Vaak een vervuilend
proces terwijl dit metaal in de afvalstroom vermengd raakt met
andere afvalstoffen en niet meer te verwijderen is.(ref.
Duurzaam Inkopen 2006)
1
ja/
nee
beleids ind.
53
55
prestatie ind. prestatie ind.
54
prestatie
ind.
56
58
prestatie ind. prestatie
ind.
57
prestatie ind.
59
2.2.10
Minimaal 70 procent van het
bedrijfskledingbudget bij
bedrijven wordt besteed bij
bedrijven die een goede en
onafhankelijke helder
controleerbare gedragscode
hebben op het gebied van
arbeidsnormen en milieu
Schoonmaak
Schoonmaakmiddelen hebben een enorme impact op ons milieu. Daar zijn ze ook
voor gemaakt. Ze lossen zaken op, zorgen dat ze in het riool komen of in de
afvalbak. Dat je daar op kan en moet letten is duidelijk en daarmee zijn de 9
punten voor dit blok ook gerechtvaardigd. De vragen zijn niet eens zo moeilijk en
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
24
de implementatie ook niet. Dus voor een gemeente ruime kans om hierop 100%
te scoren.
Schoonmaak
Het schoonmaakbedrijf van
uw gemeente besteedt
aandacht aan milieuzorg, en
heeft een ISO 14001 of EMAS
certificaat.
proces ind.
60
De dagelijkse reiniging wordt
vooral uitgevoerd met
microvezel doekjes.
prestatie ind.
61
prestatie ind.
62
2.2.11
Meer dan 50% van de
schoonmaakmiddelen die
worden gebruikt dragen het
Europese Ecolabel of daaraan
gelijkwaardig (bijv. Nordic
Swan, Duitse Blauwe Engel)
ISO 14001 en het EMAS certificaat zijn bewijzen dat het bedrijf
administratief en organisatorisch zaken op orde heeft. Dus als
het bedrijf aandacht aan milieuzorg 'zegt' te geven, dan kan je
met een ISO 14001 of EMAS certificaat vrij zeker zijn dat dit
inderdaad ook naar behoren wordt uitgevoerd. Zie ook
http://www.iso14000.nl/veelgesteldevragen.html
SenterNovem publiceerde in mei 2007 inkoopcriteria
Schoonmaak. Deze criteria worden op dit moment
inkooptechnisch en juridisch getoetst. Het is mogelijk dat deze
hierdoor nog wijzigen. Gebruik ervan is voor eigen risico. Voor
de inhoud zie
http://www.senternovem.nl/mmfiles/Criteria%20Schoonmaak%
20mei%202007_tcm24-266976.doc
In deze duurzaamheidscriteria staat bij de eisen momenteel
opgenomen: Het schoonmaakbedrijf beschikt over een
kwaliteitssysteem ten behoeve van milieubeheer dat voldoet aan
ISO 14001 of gelijkwaardig. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Vooral stof en dergelijke wordt dan vergaard, maar je hebt geen
vervuiling van oplosmiddelen of zepen. Dus in verhouding zijn
microvezeldoekjes milieuvriendelijk. Microvezels bestaan sinds
het midden van de jaren tachtig. Ze zijn ontwikkeld als garen
voor thermische kleding vanwege hun eigenschap
transpiratievocht goed op te kunnen nemen. Deze goede
vochtopnemende eigenschap leent zich ook uitstekend bij het
klamvochtig reinigen van interieurs. Reinigingsdoeken van
microvezels worden sinds het begin van de jaren negentig op de
markt gebracht. De microvezel is samengesteld uit 70%
polyester en 30% polyamide.
Door de bijzondere samenstelling van de doeken kunnen ze
worden toegepast bij de dagelijkse interieurreiniging. Ze zijn
geschikt voor het snel verwijderen van licht aangehecht vuil op
harde oppervlakken zoals staal, meubels, glas, spiegels, vloeren
enz.
Doekje van synthetische vezel die kleiner is dan alle bestaande
natuurlijke vezels (in de praktijk 12 mm) gebruikt voor
bijvoorbeeld vloer-, interieur- en sanitairreiniging. Daarmee
vormen ze een goed alternatief voor de emmers met
reinigingsmiddelen en verschillende vormen van natte 'moppen'
en 'dweilen'.
In de duurzaamheidscriteria Schoonmaak (zie vraag 60) staat
opgenomen: Waar dit schoonmaaktechnisch en hygiënisch
verantwoord is wordt schoongemaakt met microvezeldoekjes
zonder gebruik van een schoonmaakmiddel. (ref. Duurzaam
Inkopen 2006)
De milieukeurmerken voor schoonmaakmiddelen zijn bv. het
Europees Ecolabel, Nordic Swan of de Duitse Blauwe Engel. Voor
elk product is wel een keurmerk te vinden in deze lijst. In de
duurzaamheidscriteria Schoonmaak (zie vraag 60) staat
opgenomen: Minimaal 25% van het totale volume van de
gebruikte allesreinigers, sanitairreinigers, hand- en
machineafwasmiddelen voldoet aan de laatst geldende versie
van de eisen van minimaal het Europees Ecolabel of Nordic
Swan of gelijkwaardig. Wij gaan hierin dus een stap verder dan
de voorlopige criteria van SenterNovem daar wordt meer dan
25% als wenselijk opgenomen…. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Catering
De liefde gaat door de maag... maar gaat dat ook op als het om koffie, chocomelk
of thee gaat. Ach... het lijken kleine zaken, zo in de marge. Maar tel maar eens
op hoeveel koffie we drinken en kijk eens naar het belang van de koffiehandel
voor honderdduizenden, zo niet miljoenen kleine boeren. Duurzame koffie is niet
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
25
3
ja/
nee
3
ja/
nee
3
ja/
nee
van gisteren, maar van de toekomst. En de FairTrade organisatie heeft ruime
keuze. Soms is het wel lastig om die keuze te maken. Bijvoorbeeld als net een
lange termijn contract is gesloten (met een stevige korting) met een niet
duurzaam bedrijf. Dan moet de toezegging komen dat dit niet weer gebeurt.
Want goedkoop voor ons... betekent uiteindelijk gewoon afwenteling op anderen.
Bestudeer de koffie, chocolade of thee branche maar eens.
Catering
Meer dan 90% van de koffie
(inclusief de koffie uit de
automaten) is van Max
Havelaar/FairTrade
prestatie ind.
63
Meer dan 90% van de koffie
(inclusief de koffie uit de
automaten) is biologisch
prestatie ind.
64
prestatie ind.
65
prestatieindicator
66
Meer dan 90% van de
chocolademelk (vaak
beschikbaar via de
automaten) is Max
Havelaar/Fair Trade
Meer dan 90% van de
melkchocolade is biologisch
Veel gemeenten geven het goede voorbeeld door het keurmerk
Max Havelaar/Fair Trade te stimuleren. Een toegevoegde vraag
is of die koffie ook 'biologisch' is (zie de volgende vraag). Max
Havelaar/Fair Trade is een keurmerk voor eerlijke producten. In
Nederland was Max Havelaar zowel keurmerk al producent en
kenden we FairTrade als importorganisatie. Voor velen
verwarrend, vanaf oktober 2008 is deze verwarring uit de
wereld. Er bestaat dan alleen nog het MaxHavelaar/Fair Trade
keurmerk. Meer dan 90% betekent dat gewoon bijna alle koffie
van Max Havelaar/FairTrade is. Er sluipt altijd een kopje
doorheen.
In de cateringcriteria van SenterNovem wordt hierover gezegd:
Voor deze productgroep zijn ook sociale aspecten relevant. Er
zullen aan deze set van criteria op termijn ook één of meerdere
sociale criteria worden toegevoegd. Naar verwachting worden
deze criteria eind 2008 opnieuw vastgesteld.
Wij kiezen nadrukkelijk voor Max Havelaar als keurmerk en
vinden Utz Kapeh en Rain Forest Alliance heel goede
initiatieven, maar niet vergenoeg gaan. Die scoren hier dus niet.
(Ref. vraag 21, lokaal/mondiaal 2003, vraag 13 Duurzaam en
Ondernemen 2005, Duurzaam Inkopen 2006)
Om koffie te produceren worden enorme hoeveelheden
bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt. Bij Max
Havelaar/FairTrade koffie is dit al een stuk minder, maar je hebt
bij biologische koffie de garantie dat de koffie daadwerkelijk
zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest is geteeld.
Biologische koffie draagt het EKO keurmerk. Meer dan 90%
betekent dat gewoon bijna alle koffie van biologisch is. Er sluipt
altijd een kopje doorheen. In de voorlopige cateringcriteria van
SenterNovem staat hierover opgenomen: Minimaal 40% van het
gehele assortiment (inkoopniveau in euro’s) bestaat uit
biologische producten: geteeld zonder chemische
bestrijdingsmiddelen en kunstmest, vrij van genetische
modificatie en waarbij dieren vrije uitloop hebben.
Biologische koffie draagt dus prima bij aan het behalen van dit
criterium. Er is ook heerlijke koffie dat zowel het Max Havelaarals het EKO-keurmerk draagt. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Als er een product is waar Max Havelaar/Fair Trade van belang
is, dan is het wel chocolade. Waar bescherming van lokale
producenten ontbreekt, is helaas slavenarbeid niet uitgesloten
(zie ook http://www.indymedia.nl/nl/2003/05/11831.shtml).
Meer dan 90% betekent dat gewoon bijna alle chocolade van
Max Havelaar/FairTrade is. Er sluipt altijd een kopje doorheen.
Voor aansluiting bij de criteria van SenterNovem zie vraag 63.
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Bij Max Havelaar/Fair Trade chocolade productie worden minder
bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt. Maar bij
biologische chocolade heb je de garantie dat de teelt
daadwerkelijk zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest plaats
vond. Biologische cacao draagt het EKO keurmerk. Meer dan
90% betekent dat gewoon bijna alle chocolade biologisch is. Er
sluipt altijd een kopje doorheen.
Voor aansluiting bij de criteria van SenterNovem zie vraag 64.
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
26
1
ja/
nee
1
ja/
nee
1
ja/
nee
1
ja/
nee
prestatie ind.
67
prestatieindicator
68
2.2.12
Meer dan 90% van de thee is
van het keurmerk van Max
Havelaar/FairTrade.
1
ja/
nee
1
ja/
nee
Uw inkoopbeleid is geheel gecentraliseerd
We willen graag weten hoe het inkoopbeleid georganiseerd is. Sommige gemeenten hebben
een heel centrale inkoop, bij andere gemeenten is het juist geheel gedecentraliseerd. Aan elk
voordeel zit een nadeel, dus we doen geen uitspraak over de beste situatie, maar willen
gewoon weten hoe de structuur in elkaar zit. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
0
ja/
nee
Uw inkoopbeleid is grotendeels gecentraliseerd
0
ja/
nee
Uw inkoopbeleid is gedeeltelijk centraal en gedeeltelijk decentraal georganiseerd
0
ja/
nee
Uw inkoopbeleid is grotendeels decentraal georganiseerd
0
ja/
nee
Uw inkoopbeleid is geheel decentraal georganiseerd
0
ja/
nee
Meer dan 90% van de thee is
biologisch.
Veel gemeenten geven het goede voorbeeld door Max
Havelaar/FairTrade koffie te stimuleren. Uiteraard kan Max
Havelaar/Fair Trade thee hierbij niet achterblijven. Helaas niet
voor alle gemeenten vanzelfsprekend. Meer dan 90% betekent
dat gewoon bijna alle thee biologisch is. Er sluipt altijd een
kopje doorheen. Voor aansluiting bij de criteria van
SenterNovem zie vraag 63. (ref. Vraag 22, lokaal/mondiaal
2003; vraag 13, Duurzaam en Ondernemen 2005)
Bij de Max Havelaar/Fair Trade thee worden minder
bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt. Maar bij
biologische thee heb je de garantie dat de teelt daadwerkelijk
zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest is geweest.
Biologische thee draagt het EKO keurmerk. Meer dan 90%
betekent dat gewoon bijna alle thee biologisch is. Er sluipt altijd
een kopje doorheen. Voor aansluiting bij de criteria van
SenterNovem zie vraag 64. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Informatieve organisatievragen
Voor deze vragen geen punten. Hoe uw inkoop is georganiseerd is voor ons
belangrijk om te weten opdat we in volgende edities nog beter rekening kunnen
houden met de gemeentelijke organisatie.
69
70
71
72
73
Informatieve Informatieve Informatieve Informatieve Informatieve
vraag
vraag
vraag
vraag
vraag
Informatieve organisatievragen
2.2.13
Aanvullende vragen over stimuleren MVO
We vragen hier op verzoek van SenterNovem en MVO-Nederland specifiek of uw
gemeente haar bedrijfsleven stimuleert Maatschappelijk Verantwoord te
Ondernemen. Geen score voor deze vragen omdat deze vragen in 2007 nieuw
zijn. Van belang is de toelichting op de vragen omdat we niet naar
maatschappelijk betrokken ondernemen vragen, maar naar zogeheten
ketenverantwoordelijkheid.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
27
Aanvullende vragen over stimuleren MVO
Informatieve vraag over externe
communicatie en mvo
74
verdiepingsvraag
75
verdiepingsvraag
76
verdiepingsvraag
77
verwijzing naar
andere vragenlijst
78
Stimuleert uw gemeente
MVO bij het lokale
bedrijfsleven, bijvoorbeeld
door middel van een project
of heeft uw gemeente een
dergelijk project de
afgelopen twee jaar
uitgevoerd?
We vragen hier nadrukkelijk naar stimuleringsproject rond MVO
(Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) gericht op
aanpassingen in de primaire bedrijfsprocessen. Het gaat daarbij
om het op basis van criteria en uitgangspunten toetsen en
aanpassen van de bedrijfsvoering op het gebied van
ketenverantwoordelijkheid m.b.t. zaken als kinderarbeid,
eerlijke prijzen, werkomstandigheden bij toeleveranciers,
mensenrechten, behoud van milieu en geen onomkeerbare
aantasting van natuurlijke hulpbronnen en transparantie in de
bedrijfsverslaglegging hierover. Bijvoorbeeld door gebruik te
maken van het MVO-referentiekader van het MVO-Platform
Nederland.
Projecten gericht op Maatschappelijk Betrokken Ondernemen
waaronder wordt verstaan activiteiten buiten de
bedrijfsprocessen, zoals het bevorderen van vrijwilligerswerk ‘in
de baas zijn tijd’, opknappen van de kinderboerderij als
bedrijfsuitje etc. worden hier niet bedoeld.(ref. Duurzaam
Inkopen 2007)
Deze vraag kan alleen positief beantwoord worden indien u ook
vraag 74 positief heeft beantwoord.(ref. Duurzaam Inkopen
2007)
0
Ja/
nee
0
Ja/
nee
Waren dat 20 – 50
bedrijven?
Deze vraag kan alleen positief beantwoord worden indien u ook
vraag 74 positief heeft beantwoord.(ref. Duurzaam Inkopen
2007)
0
Ja/
nee
Waren dat meer dan 50
bedrijven?
Deze vraag kan alleen positief beantwoord worden indien u ook
vraag 74 positief heeft beantwoord.(ref. Duurzaam Inkopen
2007)
0
Ja/
nee
Heeft uw organisatie een of
meerdere kantine(s)? Zo ja,
ga dan door met de
vragenlijst 'kantine'. De
antwoorden hierop zullen
apart 'gewogen' worden en
verschijnen dus in een
benchmark duurzame
kantine.
Veel kleinere gemeenten beschikken niet over een eigen
kantine. Maar grotere organisaties verzorgen zelf een
bedrijfsrestaurant of besteden dat uit. Dan is het goed mogelijk
om hier in biologische catering te voorzien. Uiteraard kunnen we
slechts gemeenten vergelijken die over een kantine beschikken
en werken we dit uit in een aparte vragenlijst. (ref. Duurzaam
Inkopen 2006)
Hoeveel bedrijven in uw
gemeente namen deel aan
bovengenoemd project(en)
Waren dat 0- 20 bedrijven?
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
28
0
Ja/
nee
2.2.14
Kantine
Voor de kantine hebben we een aparte lijst opgesteld. Daar kunnen in totaal 30
punten worden verkregen. Lang niet alle gemeenten hebben een kantine. Daarom
konden we deze lijst niet opnemen bij de andere vragen. Maar als de kantine er
is, dan opent dat legio mogelijkheden. Misschien zijn de vragen hier en daar wat
technisch, maar aan goede intenties hebben we niets. We willen getallen!
Informatieve
vraag
Kantine (indien uw gemeente beschikt over een of meer eigen
kantines)
Het aantal lunchgebruikers
in de kantines waarover u de
onderstaande vragen
beantwoordt, bedraagt
Deze vraag krijgt geen 'score' maar is bedoeld om een goed
referentiekader te ontwikkelen voor de antwoorden. Het zou bv.
kunnen zijn dat in grotere kantines meer biologische producten
gebruikt worden. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
0-100
2
100-500
3
meer dan 500
4
Meer dan 50% van de
sappen die aangeboden
worden is van Max
Havelaar/Fair Trade origine
Een duurzame kantine heeft de keuze tussen biologische en/of
Max Havelaar/Fair Trade sappen. We willen hier niet de
'voorkeur' uitspreken. Max Havelaar/Fair Trade sappen houden
nadrukkelijk rekening met sociaal/economische aspecten en
betrekken daar ook de milieuaspecten bij. Biologische sappen
zijn specifiek interessant vanwege de milieuaspecten. (ref.
Duurzaam Inkopen 2006)
2
Meer dan 50% van de
sappen die aangeboden
worden is biologisch
Een duurzame kantine heeft de keuze tussen biologische of Max
Havelaar/Fair Trade sappen. We willen hier niet de 'voorkeur'
uitspreken. Max Havelaar/Fair Trade sappen houden nadrukkelijk
rekening met sociaal/economische aspecten en betrekken daar
ook de milieuaspecten bij. Biologische sappen zijn specifiek
interessant vanwege de milieuaspecten. (ref. Duurzaam Inkopen
2006)
2
ja/
nee
Meer dan 25% van het fruit
dat aangeboden wordt is van
Max Havelaar/Fair Trade
Bekend zijn de bananen en sinaasappels van FairTrade. Die zijn
voldoende aanwezig voor reguliere aanvoer naar de kantine.
Juist bij deze producten is de impact op economie en natuur
enorm. Bij FairTrade producten wordt ook scherp rekening
gehouden met het verminderen van het pesticidengebruik. In die
zin zijn Fair Trade bananen beter dan bv. het Chiquita merk dat
zich profileert op haar milieu- en mensvriendelijke beleid, met
steun van de Rainforest Alliance, gesymboliseerd door een
boomkikkertje. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
2
ja/
nee
Meer dan 50% van het fruit
dat aangeboden wordt is
biologisch
Fair Trade heeft zeker niet het volledig assortiment fruit.
Uiteraard is het van belang om een zo groot mogelijk fruit
assortiment biologisch te leveren. Bv. de appelen, veelal
afkomstig uit Nederland zelf. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
2
ja/
nee
Meer dan 50% van de
chocola en snoep, koekjes
en pepermunt is afkomstig
van Max Havelaar/Fair Trade
Fair Trade heeft een uitstekend assortiment snoepgoed, voorzien
van eerlijke chocola en andere materialen. Eenvoudig te
bestellen, dus nauwelijks een reden om af te wijzen. (ref.
Duurzaam inkopen 2006)
2
ja/
nee
1
ja/
nee
prestatie ind.
1
prestatie ind.
5
7
prestatie ind.
prestatie ind.
6
prestatie
ind.
8
ja/
nee
ja/
nee
ja/
nee
ja/
nee
De onderstaande producten in de kantine(s) zijn volledig vervangen door de biologische variant
Melk
pres
tati
e
ind.
9
Te controleren aan het EKO keurmerk. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
29
10
Karnemelk
Te herkennen aan het EKO keurmerk. (ref. Duurzaam inkopen 2006)
1
11
Desserts
Te herkennen aan het EKO keurmerk.(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
12
Afbakbrood
Te herkennen aan het EKO keurmerk. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
13
overig brood
Te herkennen aan het EKO keurmerk. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
14
Kaas
Te herkennen aan het EKO keurmerk. (Ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
15
Vlees
Te herkennen aan het EKO keurmerk.(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
1
16
delen van de
warme maaltijd
Te herkennen aan het EKO keurmerk. Uiteraard zal dat niet altijd 'zichtbaar'
zijn bij warme maaltijden maar dan moet het wel expliciet worden
aangegeven bij het uitserveren. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Het percentage aan biologische producten van de totale financiële inkoop aan voeding (inclusief
automatenkoffie) bedraagt:
1
17
0%
0
ja/
nee
18
1 tot en met
5%
2
ja/
nee
19
6 tot en met
15%
4
ja/
nee
20
16 tot en met
25%
6
ja/
nee
21
26 tot en met
40%
8
ja/
nee
22
40 tot en met
100%
10
ja/
nee
23
Bij de volgende
aanbesteding
neemt de
gemeente in
het programma
van eisen een
percentage van
de financiële
inkoop aan
voeding, dat
biologisch
wordt
ingekocht, op.
2
Ja/
nee
Hier zijn de criteria van SenterNovem ook relevant. Zie voor de criteria van
SenterNovem:
http://www.senternovem.nl/mmfiles/Criteria%20Catering%20december%202
006_tcm24-266972.doc
Deze criteria zijn in december 2006 vastgesteld maar worden op juridische
consequenties nagekeken en gebruik is daarom voor eigen risico. We noemen
de hier relevante eis:
1.
Minimaal 40% van het gehele assortiment (inkoopniveau in euro’s)
bestaat uit biologische producten: geteeld zonder chemische
bestrijdingsmiddelen en kunstmest, vrij van genetische modificatie en waarbij
dieren vrije uitloop hebben.
Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus niet aan de
minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. (ref. Duurzaam Inkopen
2006)
Zie ook de toelichting bij vraag 17.
Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus niet aan de
minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. (ref. Duurzaam Inkopen
2006)
Zie ook de toelichting bij vraag 17.
Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus niet aan de
minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. (ref. Duurzaam Inkopen
2006)
Zie ook de toelichting bij vraag 17.
Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus niet aan de
minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. (ref. Duurzaam Inkopen
2006)
Zie ook de toelichting bij vraag 17.
Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus pas bij het
halen van de 40% aan de minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde.
(ref. Duurzaam Inkopen 2006)
Zie ook de toelichting bij vraag 17.
Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus aan de
minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. Het is goed mogelijk dat de
gemeente aan het wensenniveau voldoet (gesteld op 60% voorlopig). (ref.
Duurzaam Inkopen 2006)
Het kan natuurlijk zo zijn dat de gemeente nog lopende contracten heeft en
best met biologische catering aan de gang wil. Dat kan, door aan te geven dat
bij een volgende aanbesteding/contract heel concreet wordt aangegeven
hoeveel biologisch ingekocht dient te worden. (ref. Duurzaam Inkopen 2006)
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
30
ja/
nee
ja/
nee
ja/
nee
ja/
nee
ja/
nee
ja/
nee
ja/
nee
3 Klimaat & water
Het klimaatvraagstuk is misschien wel het grootste ontwikkelingsdilemma van de
21ste eeuw. De uitstoot van kooldioxide en andere broeikasgassen is
onmiskenbaar verantwoordelijk voor een stijging van de temperatuur van de
atmosfeer. Nu al lijkt het onvermijdelijk dat de aarde 2 graden warmer zal
worden. Een stijging met enorme gevolgen. Poolkappen en gletsjers zullen
smelten, de zeespiegel zal stijgen, extreme droogten en extreme regens nemen
toe. De gevolgen voor derde wereldlanden zijn nauwelijks te overzien, want juist
rond de evenaar is het weer extreem, en die extremen worden groter. Droogten
duren langer, overstromingen worden heviger. Grote regio’s zijn voor de
watertoevoer afhankelijk van gletsjers, denk maar aan de Himalaya en de Andes.
Voor honderden miljoenen mensen is er nauwelijks perspectief voor leven als
deze waterbronnen wegsmelten. Dat dit gebeuren zal is een kwestie van tijd.
Voor nog eens honderden miljoenen mensen is de zeespiegelstijging een
verschrikkelijk vooruitzicht. Zij leven aan en van de kust. Waar kunnen ze
naartoe? Economieën van landen in de Derde Wereld zijn sterk afhankelijk van de
landbouw. Juist die activiteit is kwetsbaar voor klimaatverandering.
3.1
Gemeentelijk klimaatbeleid
Voor Nederland zijn de gevolgen ook ingrijpend. Bestuurders beginnen zich dat te
realiseren. Met moeite zullen we misschien aan de bescheiden doelstellingen van
het Kyoto-verdrag kunnen voldoen, echter alleen door emissies in het buitenland
te kopen. De uitstoot van broeikasgassen in Nederland blijft stijgen. Onze
economie en samenleving is volledig afhankelijk van fossiele brandstoffen en een
verandering vergt ingrijpen op alle niveaus in de samenleving. Gemeenten zijn
aan zet, juist omdat daar zich het grondvlak van het klimaatbeleid bevindt. Dáár
is de overheid die direct in contact is met burgers, onderwijs, bedrijfsleven en
maatschappelijke organisaties. Dat is ook de reden dat de landelijke overheid,
samen met gemeenten, provincies en waterbeheerders een Bestuurs Akkoord
(BANS) sloten voor een krachtdadig klimaatbeleid.
3.2
Waterbeleid
Tegelijk moeten we ons voorbereiden op de onvermijdelijke gevolgen van
klimaatverandering. Voor Nederland gaat het dan om langdurige droogte in de
zomer en sterke toename van neerslag in de winter. Rivieren zullen in de zomer
eerder laag komen te staan (ook omdat er minder smeltwater in komt doordat de
gletsjers kleiner worden), terwijl ze juist in de winter zeer hoge niveaus kunnen
bereiken. De zeespiegel zal stijgen. Mogelijk zal die stijging aan het einde van
deze eeuw desastreus zijn voor grote delen van Nederland. Nu gaat het nog om
de directe dreiging die ervan uit kan gaan als in de winter het water hoog komt te
staan en afvoer vanuit de rivieren, bijvoorbeeld door een sterke
noordwesterstorm niet meer mogelijk is. De gevolgen moeten we opvangen. Dat
betekent dat we voldoende waterreserves in de zomer moeten hebben. Anders
verdroogt onze grond en gaat de landbouw en veeteelt ten gronde. Maar we
moeten voor de winter ook ruimte vinden om water tijdelijk vast te houden als we
het niet kunnen lozen in de boezem en op zee. Dat betekent enorme claims op de
ruimte om ons heen. En ook over die ruimte “gaan” de gemeenten, die samen
met waterbeheerders en gebruikers van de grond tot afspraken moeten komen
over de juiste bestemming.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
31
In de duurzaamheidsmeter 2004/5 stellen we 32 vragen over gemeentelijk
klimaatbeleid waarvoor in totaal 50 punten te behalen zijn. We stellen 10 vragen
over het waterbeleid, waarvoor 20 punten te behalen zijn. Een belangrijk deel
van de vragen die in de Lokale Duurzaamheidsspiegel zijn gesteld komt terug.
3.3
Het klimaatconvenant
De “gouden kans” voor Nederlandse gemeenten omdat er door de landelijke
overheid een stevige som is vrijgemaakt voor gemeentelijk klimaatbeleid.
Medewerkers van het agentschap van de overheid, SenterNovem, trekken zo hard
als ze kunnen aan het gemeentelijk beleid en er zijn meer dan honderd
gemeenten die inderdaad ‘en route’ zijn. Hoort uw gemeente daarbij?
We stellen nog een vraag over het berekenen van de CO2-productie in uw
gemeente. We plaatsen die vraag bij het 'klimaatconvenant' want dat deel gaat
vooral over maatregelen. De gemeente wil toch weten of die maatregelen
'werken', dus elke gemeente in Nederland zou ook haar CO2-productie berekend
willen hebben. Dat biedt overigens ook mogelijkheden voor communicatieve
activiteiten in het kader van het klimaatbeleid, zoals het berekenen van de
Mondiale Voetafdruk (zie ook www.voetenbank.nl). Berekenen van de CO2productie is niet duur. Voor 950 EUR heeft de gemeente een eerste goede
berekening (www.beco.nl, Ir. Maxim Luttmer).
no.
Vraag
1 Heeft uw gemeente een
subsidieaanvraag ingediend in het
kader van de BANS subsidie?
2 Heeft de gemeente gekozen voor
het Pluspakket bij de aanvraag in
het kader van de BANS subsidie?
Toelichting
score
(vraag 1 vragenlijst klimaat 2003) BANS staat voor Bestuurs Akkoord
ja/nee
2
Nieuwe Stijl. Binnen dat bestuursakkoord is een klimaatconvenant
ontwikkeld. Een BANS-aanvraag betekent dat je een klimaatscan hebt laten
uitvoeren, dat de raad akkoord is met een investering in klimaatbeleid en
dat een eigen bijdrage is gereserveerd. De gemeente kan kiezen voor
verschillende ambitieniveaus in deze aanvraag. Dat komt bij de volgende
vraag aan de orde.
In de subsidieaanvraag kan gekozen worden tussen een 'basispakket'of een ja/nee
2
'pluspakket'. Het 'pluspakket' is ambitieuzer dan het basispakket.
3 Uw gemeente berekent, op z'n
minst op basis van globale
modellen, de CO2 productie door
burgers, bedrijven en eigen
organisaties.
Een klimaatbeleid formuleren, subsidies aanvragen en projecten starten is ja/nee
prachtig. Maar leidt dat ook tot minder broeikasgassen? Dat is wel een
essentiële vraag. Vaak zie je het energiegebruik toenemen in een
gemeente. Dat kan natuurlijk komen doordat er meer mensen komen
wonen en/of werken. Maar ook omdat er toch meer energie verspild wordt.
Alle gemeenten kunnen op basis van een heel simpel model een eerste
berekening maken van de uitstoot van kooldioxide in hun gemeente. Dat
kost niet veel. Een eenvoudige berekening krijg je al voor 950 Euro. Beco
(www.beco.nl) en Ecofys BV (www.ecofys.nl) doen deze berekeningen
bijvoorbeeld. We vragen naar die simpele gegevens. Natuurlijk is het zinvol
om daar bovenop nog specifiek berekeningen te maken, zoals het
energiegebruik per werknemer van bedrijven, per leerlingen van scholen,
per huishouden. Ook die gegevens zijn op een rij te zetten. Dat kost wat
meer, maar levert zinvolle informatie op. Want je wilt toch weten of je
werkelijk bijdraagt aan het bereiken van de Kyoto doelstellingen?
4 Er is een structureel budget voor
Veel gemeenten besteden wel projectmatig wat geld aan klimaatbeleid,
ja/nee
het klimaatbeleid in de begroting.
voor een besparing bij gemeentelijke gebouwen bijvoorbeeld, maar de
energiecoördinator beschikt niet jaarlijks over een 'structureel budget'
waarvoor ook op de langere termijn beleid is gemaakt. Elk begrotingsjaar
moeten in dat geval gelden weer veiliggesteld worden, veelal voor projecten
van korte termijn. Het is veel beter als er een basis is waar de
energiecoördinator jaarlijks op kan rekenen.
5 Uw gemeente communiceert
(Vraag 6, vragenlijst klimaat 2003). Het is goed als een gemeente probeert ja/nee
klimaatproblematiek breed naar de om met haar kennis over de energieconsumptie naar buiten te treden. De
bevolking, daarbij steun en
Europese Unie besloot in 1997 op de Klimaattop in Kyoto om zijn CO2verbreding zoekend voor haar
emissies in 2010 met 8 procent te verlagen ten opzichte van 1990.
klimaatbeleid
Gemeenten zullen daaraan een concrete bijdrage leveren.
Maximaal klimaatconvenant en Bans
3.4
2
2
9
Algemene vragen over klimaatbeleid
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
1
32
Er is rond het klimaatbeleid een aantal algemene zaken die een gemeente kan
oppakken. De inkoop van groene stroom, brede samenwerking met
maatschappelijke partners, energievoorlichting aan burgers en bedrijven en nog
een aantal vanzelfsprekende stappen die moeten leiden tot een lagere uitstoot.
Welke stappen neemt uw gemeente?
6 Koopt uw gemeente voor haar eigen Groene stroom is milieuvriendelijker dan grijze stroom. Milieuorganisaties
gebruik (gebouwen, verlichting,
als Milieudefensie vinden dat gemeenten het goede voorbeeld moeten
etc.) voor 100% groene stroom in? geven en voor 100% groene stroom moeten inkopen. Overigens mag dat
geen excuus zijn om andere aspecten van het klimaatbeleid zwakker in te
vullen, iets waar energiecoördinatoren van gemeenten wel bevreesd voor
zijn. Niet helemaal ongegrond, die vrees. Uiteraard is het klimaatbeleid veel
breder dan 'groene stroom' en is het ook zaak om op het gebruik van
groene stroom zo grootschalig mogelijk te bezuinigen. Er is tekort aan deze
schone bron en ten tweede is ook groene stroom niet zonder vervuiling. Een
groot deel van de stroom is met behulp van biomassa (organische deel van
het afval) gemaakt en daarover is nog heel wat discussie mogelijk.
7 Of koopt uw gemeente voor haar
Sommige gemeenten zeggen dat het doel op korte termijn is om 10% van
eigen gebruik (gebouwen,
de energie uit vernieuwbare energiebronnen te halen en kopen daarom niet
verlichting etc.) voor meer dan 10% meer dan 10% van hun elektriciteit in de vorm van 'groene energie' in.
en minder dan 100% groene
stroom in?
8 Stimuleert de gemeente de inkoop Het is mooi als een gemeente Groene Stroom inkoopt, maar nog mooier als
van groene stroom bij burgers?
dat breed naar burgers wordt gecommuniceerd en die burgers ook wordt
geadviseerd groene stroom (of natuurstroom) in te kopen.
9 Heeft uw gemeente een ambtenaar (Vraag 4 vragenlijst klimaat 2003) Meestal gaat het hier om de
energiebesparing/ duurzame
'energiecoördinator'. Wil de gemeente energiebesparing en alternatieve
energie in dienst, alléén of in
energie serieus nemen dan zal ze, alléén of samen met buurgemeenten, zo
gewestelijk verband?
iemand moeten aanstellen. Daarmee is er iemand verantwoordelijk voor dit
onderwerp.
10 In uw gemeente is sprake van een (Vraag 5, vragenlijst klimaat 2003). Overleg met maatschappelijke
actieve en gestructureerde
organisaties, bedrijfsleven, woningcorporaties is van wezenlijk belang om
klimaatbeleid vorm te geven. Er zijn heel wat programma's voor verschillende groepen
samenwerking op het gebied van
klimaat/energiebeleid met actoren in de samenleving die energiebesparing mogelijk maken. Om die programma's ook
in uitvoering van het klimaatbeleid. daadwerkelijk te introduceren is overleg noodzakelijk. Dat overleg moet structureel zijn
en niet op basis van toevalligheid plaats vinden. Het overleg moet genotuleerd worden,
de deelnemers moeten tijdig een agenda krijgen en het overleg moet regelmatig
plaatsvinden.
11 Stelt de gemeente eisen aan de
Grijze stroom' is afkomstig uit allerlei verschillende energiebronnen: gas, kolen,
olie, kernenergie zijn daarvan de belangrijkste. Gas is nog de schoonste bron in die
kwaliteit van de 'grijze stroom'?
reeks. Kolen zouden, vanwege het broeikaseffect (met kolen wordt relatief veel
(Deze vraag positief waarderen
indien de gemeente 100% groene kooldioxide per energie-eenheid geproduceerd) niet gebruikt moeten worden.
stroom in koopt... want dan zijn de Kernenergie zou vanwege een aantal redenen (zoals afval, terrorisme, gevaar voor
ongelukken, ellende bij de uraniummijnbouw) niet gebruikt moeten worden. Een
eisen niet echt relevant).
grootgebruiker, zoals een gemeente, kan eisen stellen aan de grijze energie. Dat kan
omdat er een 'energielabel' hangt aan de verschillende soorten energie. Dus een
gemeente kán zeggen dat ze geen energie uit kolen of kernenergie wil hebben.
12 Uw gemeente stimuleert door
(Vraag 16, vragenlijst klimaat 2003). Gemeenten hebben het moeilijk met
voorlichting energiebesparende
hun voorlichting rond energiebesparing. Subsidieregelingen voor zonnemaatregelen bij
energie en energieprestatieadviezen zijn afgebouwd door de nationale
bewoners/huiseigenaars,
overheid. Toch is het belangrijk dat de gemeente blijft investeren. Het
bijvoorbeeld met behulp van het
Energie Prestatie Advies is een vrijblijvend advies dat door erkende
Energie Prestatie Advies.
installateurs wordt uitgebracht. Een woning wordt, met behulp van een
gestandaardiseerd onderzoeksmodel, geanalyseerd op alle mogelijkheden
van energiebesparing en de bewoner krijgt een advies met daarbij het
volledige kostenplaatje, inclusief terugverdientijden en mogelijke subsidies.
13 Uw gemeente geeft intensief
(Vraag 19, Vragenlijst klimaat 2003). Voor elk type bedrijfsleven zijn weer
voorlichting aan bedrijven over
andere mogelijkheden. Een winkel met veel verwarming en een open deur
energiebesparing.
en veel verlichting vraagt iets heel anders dan een kantoorgebouw of een
productiebedrijf. Er zijn dan ook voor al de verschillende sectoren
instrumenten ontwikkeld, zoals een Energie Prestatie Advies Utiliteitsbouw,
goed bruikbaar in de kantooromgeving. Maar ook voor de winkelier en voor
productiebedrijven, restaurants en agrarische bedrijven zijn er scans op
energie-efficiency. In sommige gevallen kunnen die scans aangeboden
worden in combinatie met de vergunningverlening. In de meeste gevallen
werkten dit soort activiteiten het beste als er samenwerking is tussen de
branche en de gemeente, dus een goed overleg.
Totaal energiebesparing, groene energie, communicatie
3.5
ja/nee
2
ja/nee
1
ja/nee
1
ja/nee
1
ja/nee
2
ja/nee
2
ja/nee
1
ja/nee
1
11
Een verantwoordelijke gemeente
Het goede voorbeeld geven is misschien wel het eerste wat een gemeente kan
gaan doen. Heldere doelen stellen voor de eigen gebouwen en zorgen dat je geen
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
33
illegaal hout gebruikt. Tropische regenwouden zijn immers belangrijke
ecosystemen die veel CO2 vasthouden en het klimaat reguleren?
14 Uw gemeente heeft meetbare
doelen gesteld voor
energiebesparing voor bijna alle
openbare gebouwen.
(vraag 7, vragenlijst klimaat 2003) De eerste stap die een gemeente kan
ja/nee
nemen, is het eigen energiegebruik onder de loep leggen. We vragen hier
dus naar het eigen energieverbruik in volle omvang! We vragen naar al het
energiegebruik onder beheer van de gemeente, dus gebouwen waar de
gemeente een verantwoordelijkheid in heeft. Dat begrip is rekbaar.
Buurtcentra, welzijnsinstellingen en scholen vallen er ook onder, hoewel ze
vaak zelf het beheer doen. Maar een groot deel van hun financiën, dus ook
voor het betalen van de energierekening, komt via het gemeentefonds bij
hen terecht. De gemeente mag dan best eisen dat hier concrete
besparingsdoelen zijn gesteld. Met het begrip 'bijna alle' openbare
gebouwen bedoelen we ook dat het om meer dan 90% van de openbare
gebouwen (inclusief dus de welzijnsinstellingen, scholen, gymzalen etc.)
betreft.
15 Uw gemeente ondersteunt actief de Een energie prestatie advies (EPA) voor de Utiliteitsbouw (zoals scholen)
ja/nee
uitvoering van Energie Prestatie
wordt verplicht, waarschijnlijk in 2006. Gemeenten kunnen hierop inspelen.
Adviezen voor het onderwijs
Scholen verspillen tienduizenden euro's aan slecht energiebeheer, geld dat
veel beter besteedt kan worden aan het onderwijs en natuurlijk de
maatregelen om energie te besparen. Energiebeleid is bepaald niet de
'core-business' van het onderwijs en het is dan ook logisch dat een
gemeente hierin investeert. Overigens kan dat heel goed via de BANS (zie
vraag 1) meegefinancierd worden. Veel van het onderwijs wordt in
gebouwen van de gemeente gegeven. Daarom laten we het onder deze
categorie vallen.
Totaal 'eigen' gebouwen en energiebesparing
3.6
3
2
5
De bebouwde omgeving
Een groot deel van het energiegebruik wordt bepaald door onze gebouwen. Een
huis bouw je voor tientallen jaren, liefst voor eeuwen. Als je goed isoleert en
milieuvriendelijk en duurzaam materiaal gebruikt heb je en heeft de samenleving
daar dus heel lang nut van. We bouwen voor de toekomst. Maar bouwt uw
gemeente ook voor een duurzame toekomst?
16 Voor de uitvoering van het beleid
duurzaam bouwen is een
coördinator vrijgesteld.
(Vraag 8, vragenlijst klimaat 2003) In kleine gemeenten kan dat een
ja/nee
ambtenaar zijn die enkele uren daaraan kan besteden. In grote gemeenten
kunnen het een of meer ambtenaren zijn die daar fulltime aan werken.
2
17 Voor de uitvoering van het beleid
duurzaam bouwen is een
structureel budget aanwezig.
(Vraag 9, vragenlijst klimaat 2003) Duurzaam bouwen' vraagt om een
ja/nee
sterke inzet van de gemeente. Dat betekent dat er ook geld moet zijn voor
een medewerker en voor uitvoeringstaken, zoals het inhuren van een
adviesbureau en het geven van voorlichting. Dat budget moet 'structureel'
zijn, dus de komende jaren steeds vast in de begroting van de gemeente
terug komen. Want 'duurzaam bouwen' is ook een kwestie van lange adem.
2
(Vragen 10 en 11, vragenlijst klimaat 2003). We stellen hier twee vragen in ja/nee
één. Een aantal gemeenten heeft wel een convenant duurzaam bouwen
maar voert dat niet structureel uit. Het blijft een vrijblijvend stuk papier
zonder verplichtingen en vervolg. Als het convenant wél structureel wordt
uitgevoerd dan is er steeds overleg en samenwerking tussen de betrokken
partijen en worden ook, in het kader van het convenant steeds weer
afspraken gemaakt. Gemeenten moeten van het ministerie VROM
terughoudend zijn wat betreft dwingende voorschriften als het om
duurzaam bouwen gaat. Een manier om er toch voor te zorgen dat alle
partijen die bij het bouwen en renoveren van huizen betrokken zijn,
daadwerkelijk, mee doen is het tekenen van een convenant. Daarin wordt
door architecten, projectontwikkelaars, aannemers, de gemeente,
woningcorporaties en andere partijen afgesproken wat hun inspanningen
zijn op het gebied van duurzaam bouwen. Een dergelijk convenant is een
belangrijke basis voor het werk van een coördinator duurzaam bouwen.
19 Elk nieuwbouw- en grootschalig
(Vraag 12, vragenlijst klimaat 2003). Dat zal blijken uit het vroegtijdig
ja/nee
renovatie- of sloopplan wordt in een voorleggen van al deze plannen aan de coördinator duurzaam bouwen.
zeer vroeg stadium op de eisen van Maar echte veranderingen krijg je pas als bij elk plan in de ontwerpfase
duurzaam bouwen doorgelicht.
wordt gecontroleerd op de eisen van duurzaam bouwen. Er zijn heel wat
gemeenten met mooie plannen, met een coördinator, maar zonder regeling
voor álle bouw-, sloop- en renovatieprojecten, waardoor toch heel
regelmatig niet duurzaam gebouwd wordt.
20 De gemeente houdt bij hoeveel
(vraag 13, vragenlijst klimaat 2003). Meten is belangrijk. Je kunt prachtige ja/nee
duurzaam gebouwde en
regels opstellen. Maar weet je dan ook of daadwerkelijk actie ondernomen
gerenoveerde huizen en gebouwen is? Alleen door consequent bijhouden van de gegevens zal uiteindelijk een
binnen de grenzen van de
beeld ontstaan van voor- of achteruitgang.
gemeente staan en welke
maatregelen daarbij zijn getroffen.
2
18 In uw gemeente is een "convenant
duurzaam bouwen" getekend dat
structureel wordt uitgevoerd.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
34
2
1
21 Uw gemeente rekent de Energie
Prestatie Coëfficiënt in
bouwaanvragen na.
Een bouwaanvraag bevat vele details. Eén daarvan betreft de Energie
ja/nee
Efficiëntie van het gebouw. Die wordt uitgedrukt in Energie Prestatie
Coëfficiënt (EPC). Veel gemeenten streven naar een EPC lager dan 1.0 voor
woonhuizen. Dan verbruikt het gebouw vrij weinig energie. Overigens kan
het nog makkelijk lager. Maar wie zegt dat de berekening van de architect
en aannemer klopt? Daar heeft SenterNovem overigens handige
elektronische rekenmodellen voor die de controleur kan gebruiken.
1
Aannemers willen vaak toch wat goedkoper uit komen dan de formele
ja/nee
papieren aangeven. Dus een controle op papier, bij het indienen van de
bouwaanvraag, is pas effectief als er ook een controle op de bouwplaats is.
Doet uw gemeente dat?
23 In uw gemeente is, per 1 januari
(Vraag 17, vragenlijst klimaat 2003). Er zijn ongeveer 6,5 miljoen
ja/nee
2005, per 100 huishoudens
huishoudens in Nederland. De doelstelling van het Nederlands' beleid voor
minstens één zonneboiler geplaatst. zonneboilers is dat er 80.000 zonneboilers in het jaar 2000 zijn geplaatst. Sommige
huishoudens zullen er twee hebben, een aantal zonneboilers komt bij bedrijven en
sportgelegenheden. Dus als 1 op de 100 huishoudens een zonneboiler heeft, dan
komen we aardig in de richting van de landelijke doelstelling. Nu kunt u dus eenvoudig
aan uw gemeente vragen of in januari 2005 deze doelstelling gehaald is. In 2010
moeten er 400.000 zonneboilers zijn. Dan zal 1 op de 20 huishoudens een zonneboiler
moeten hebben.
24 In uw gemeente is, per 1 januari
(Vraag 18, vragenlijst klimaat 2003). Dezelfde berekening kan gemaakt
ja/nee
2005, minstens één vierkante
worden voor fotovoltaïsche cellen, de zonnepanelen die elektriciteit produceren.
Voor het jaar 2000 is een oppervlak van 77.000 vierkante meter het uitgangspunt. Voor
meter zonnepaneel geplaatst per
het jaar 2007 moet dat groeien naar 1.000.000 vierkante meter. Dat is een ware
vijftig tot honderd huishoudens.
revolutie in de zonne-energie! Aangezien er 6,5 miljoen huishoudens zijn, zou er in het
jaar 2000 per 100 huishoudens zeker 1 vierkante meter zonnepaneel moeten zijn. In
het jaar 2007 zal er per zes huishoudens zeker 1 vierkante meter zonnepaneel
geïnstalleerd moeten worden. Gemeenten hebben hierin een belangrijke taak. Wij zijn
benieuwd of uw gemeente al een bescheiden start heeft gemaakt door in ieder geval
aan de doelstelling voor het jaar 2000 te voldoen
1
25 In uw gemeente is, per 1 januari
2005, minstens één vierkante
meter zonnepaneel geplaatst per
één tot vijftig huishoudens.
2
22 Uw gemeente controleert en
handhaaft de Energie Prestatie
Coëfficiënt op de bouwplaats.
Hoewel in 2003 slechts 16% positief kon antwoorden op de vraag of per
ja/nee
honderd huishoudens minstens één vierkante meter zonnepaneel is
geplaatst moeten we toch constateren dat de ambitie van de Nederlandse
overheid veel groter is. In 2007 zou er per zes huishoudens minstens één
vierkante meter zonnepaneel moeten zijn. Dan zou het toch niet zo gek zijn
om te vragen of per 1 januari 2005 enige vooruitgang is gemaakt?
Totaal duurzaam bouwen
3.7
1
1
15
Verkeer en Vervoer
De auto is een enorme energiegebruiker. Niet alleen de auto zelf, maar ook de
infrastructuur en het ruimtebeslag zijn een belangrijke factor. En natuurlijk de
veiligheid en bereikbaarheid. Misschien is het waar dat we niet of nauwelijks meer
zonder auto kunnen. Maar een feit is dat nog steeds het grootste deel van de
autokilometers gemaakt wordt voor kleine ritjes, beneden de 5 kilometer. De
overheid kan, samen met bevolking en bedrijfsleven, een gerichte stimulans
geven om dat deel en een belangrijk deel van het woon/werkverkeer per fiets,
lopend en/of openbaar vervoer te doen plaatsvinden. Investeert uw gemeente in
duurzame mobiliteit?
26 Het energie- en/of klimaatvraagstuk (Vraag 20, vragenlijst klimaat 2003). De gemeente heeft een beleid op
ja/nee
is een onderdeel van het beleid op verkeer en vervoer. Vaak gaat dat over doorstroming, oplossen van
verkeer&vervoer.
knelpunten, verminderen van geluidshinder en vervuiling. Maar gaat het
ook over het verminderen van de uitstoot van kooldioxide? Wordt
aangegeven dat een energie-efficiënt verkeers- en vervoersbeleid
noodzakelijk is?
27 De gemeente streeft naar meer
(Vraag 21, vragenlijst klimaat 2003). Dat is meer dan 'zeggen' dat het
ja/nee
gebruik van het openbaar vervoer openbaar vervoer en/of de fiets gestimuleerd moet worden. Er moeten
en de fiets.
concrete maatregelen worden geformuleerd, liefst met ook een
(controleerbare) doelstelling waarin wordt aangegeven hoeveel het gebruik
van openbaar vervoer of fiets zou moeten toenemen. Meer dan de helft van
het aantal verreden autokilometers wordt gereden op afstanden binnen 5
kilometer, veelal goed te vervangen door de fiets.
28 De gemeente maakt gebruik van de In 2003 deden 125 gemeenten dit. Met behulp van de 'fietsbalans' wordt
ja/nee
' fietsbalans' of adviezen van de
nagegaan wat verbeterpunten in het gemeentelijk beleid zijn. Kijk daarvoor
Fietsersbond om uitvoering van het ook naar www.fietsbalans.nl.
fietsbeleid te verbeteren.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
35
1
2
1
29 In uw gemeente is meer dan de
(Vraag 22, vragenlijst klimaat 2003). Eind 1977 zijn de wegbeheerders in
helft van de woonstraten als 30 km Nederland (gemeenten, provincies, waterschappen en het rijk) een aantal
zone aangewezen.
maatregelen overeengekomen die ervoor moeten zorgen dat Nederland
verkeersveiliger wordt. Eén van die maatregelen is dat uiterlijk in 2002 de
helft van elke gemeente als 'verblijfsgebied' is ingericht met een
maximumsnelheid van 30 km/uur. Het gaat dan om de woonwijken,
omgeving van scholen, winkelstraten en andere gebieden waar veel
voetgangers, fietsers en spelende kinderen zijn. Uiteindelijk moet zo'n 80%
van elke gemeente 'verblijfsgebied' worden. Zie ook www.3VO.nl.
30 Uw gemeente heeft sinds 2000, met (Vraag 23 (met toevoeging van de 'actualiteit' van de analyse (sinds 2000),
de verschillende groepen burgers
vragenlijst klimaat 2003). Kinderen en ouders weten vaak al te goed waar
en bewoners (zoals kinderen en
ze overzicht over het verkeer hebben, waar het oversteken gevaarlijk is en
ouderen), een analyse gemaakt van waar verbeteringen noodzakelijk zijn. Er zijn gemeenten die samen met
knelpunten op het gebied van
deze groepen, bijvoorbeeld als onderdeel van een schoolproject, die
verkeersveiligheid.
inventarisatie maken. We hebben deze vraag nu wat aangescherpt om de
actualiteit in beeld te krijgen. De analyse moet wel redelijk recent zijn
(sinds 2000) want het verkeersbeeld verandert snel.
31 Bij alle scholen zijn speciale
(Vraag 24, vragenlijst klimaat 2003). Zo vanzelfsprekend als het lijkt, zo
voorzieningen getroffen voor het
weinig gebeurt het. Honderdduizenden kinderen gaan hollend, springend en
veilig maken van aan- en
spelend van huis naar school en terug. Ze letten vaak slecht op en het
afvoerroutes en oversteekplaatsen. verkeer is gevaarlijk. Daarom moeten er effectieve maatregelen genomen
worden om hun veiligheid te verbeteren. Een wegversmalling bij de school,
hekken om te voorkomen dat kinderen zo de weg op springen. 'Klaar-overs'
die het verkeer regelen als de scholen 'in' of 'uit' gaan. Het moet bij alle
scholen een basisvoorziening zijn. Het is niet voldoende als de gemeente
zegt dat het bij de meeste scholen goed geregeld is. Dat moet bij álle
scholen het geval zijn. Soms is het gewoon niet nodig omdat de school zo
goed en veilig bereikbaar is dat geen speciale voorzieningen getroffen
hoeven te worden.
32 Uw gemeente deed in 2004 mee
(Vraag 26, vragenlijst klimaat 2003). Waar eerder sprake was van een
aan 'De Week van de Vooruitgang'. 'Autovrije Dag' is nu sprake van een hele week waarin diverse activiteiten
worden georganiseerd. De Week van de Vooruitgang
(www.weekvandevooruitgang.nl) biedt gemeenten, burgers en
maatschappelijke organisaties een groot aantal mogelijkheden om
duurzame mobiliteit onder de aandacht te brengen.
33 Uw gemeente doet mee aan de (Vraag 27, vragenlijst klimaat 2003). Elk jaar is er een dag dat de straat
voor de kinderen is. Het laat zien dat de straat een plek is waar kinderen
nationale straatspeeldag in
graag spelen en ook ruimte nodig hebben. De nationale straatspeeldag
2005.
wordt op veel plekken georganiseerd: www.straatspeeldag.nl
Totaal verkeer & vervoer
3.8
ja/nee
1
ja/nee
2
ja/nee
2
ja/nee
1
ja/nee
1
11
Water
Terwijl we eerder veel vragen stelden over de riolering en de waterkwaliteit
concentreren we ons nu vooral op de relatie tussen water en klimaatbeleid. Dát
zal een bepalend thema zijn voor het ruimtegebruik van de Nederlandse
gemeenten. Heeft uw gemeente dat al in beeld?
34 Uw gemeente beschikt zelf of in
regionaal verband over een
integraal waterplan dat
samengesteld is met grote
betrokkenheid van
maatschappelijke organisaties,
bedrijfsleven en andere
instellingen.
35 In uw gemeentelijk rioleringsplan
wordt uitgegaan van de 'trits
'preventie, scheiden, zuiveren'.
(Vragen 1 en 2, vragenlijst water 2003). Duurzaam waterbeheer brengt alle ja/nee
aspecten van het watergebruik en -beheer samen in één integraal
waterplan. Daarmee geeft uw gemeente aan hoe 'water' een rol speelt in
alle beleidsvelden, wat haar ambities zijn en hoe het samenspel is met de
burgers, bedrijven, waterschappen, zuiveringsschap en andere
betrokkenen.
2
(Vraag 19, vragenlijst water 2003). Het is natuurlijk beter om weinig
afvalwater te hebben. Wat is het uitgangsplan van het rioleringsplan (een
plan dat elke gemeente volgens de wet moet hebben)? Voor een positief
antwoord zal de trits 'preventie, scheiden en zuiveren' heel duidelijk
aangegeven moeten zijn.
2
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
ja/nee
36
36 De gemeente koppelt de
(Vraag 8, vragenlijst water 2003). Het 'rioolrecht' wordt door elke
rioolheffing aan de rekening van het gemeente zelf vastgesteld. Er zijn gemeenten die géén rioolrecht heffen.
drinkwatergebruik voor
Water wordt veelal als 'basisvoorziening' gezien en de kosten voor de
huishoudens (smal waterspoor).
leverantie en zuivering zijn vaak nog een 'heikel' thema. Tóch zijn er
tientallen gemeenten in Nederland die het rioolrecht (mede) afhankelijk
hebben gemaakt van de hoeveelheid water dat een huishouden gebruikt.
De bedoeling is dus om de consumenten te laten betalen voor wat ze
feitelijk gebruiken (en vervuilen). Het effect hiervan kan zijn dat de
consument, gestimuleerd door het financiële voordeel, water gaat
besparen. Deze koppeling wordt ook wel het 'smal waterspoor' genoemd. In
combinatie met voorlichting (zie de vraag over voorlichting rond
waterbesparing) is een bezuiniging van 5% op het watergebruik te halen.
Als naast de kosten voor de riolering ook de zuiveringslasten aan de
rekening worden gekoppeld kan de besparing nog verder toenemen (tot
20%). Dit wordt het 'brede waterspoor' genoemd. Hieraan zitten nog een
aantal juridische belemmeringen vast.
37 De gemeente voert een actief
(Vraag 9, vragenlijst water 2003). Besparing van het watergebruik (zo'n
voorlichtingsbeleid naar de
slordige 120 liter per dag per persoon) is heel goed mogelijk. Een
bevolking op het gebied van
waterbesparende douchekop, een zuinig toilet, de aanschaf van een
waterbesparing.
regenton zijn slechts een paar ideeën die zonder grote kosten tot grote
besparingen kunnen leiden. Veel gemeenten laten dit voorlichtingsbeleid
over aan het waterleidingbedrijf. 'Is onze taak niet', zo hoor je vaak. Over
'energie' wordt dat niet gezegd. Wonderlijk eigenlijk, want het
waterprobleem is groot en er wordt veel energie en ruimte (en natuur)
verspild om schoon drinkwater te maken. Een duidelijke invulling van het
aspect 'preventie'.
38 De gemeente geeft voorlichting aan (Vraag 14, vragenlijst water 2003). Veel bedrijven hebben een groot
bedrijven op het gebied van
watergebruik. De horeca, metaalbedrijven, landbouw- en veeteeltbedrijven
waterbesparing.
zijn daar goede voorbeelden van. Vaak gaat het om vele duizenden liters
per dag. Dan telt besparing echt! Maar er zijn niet veel gemeenten die
hiervoor aandacht lijken te hebben. Misschien hoort uw gemeente bij de
uitzonderingen. De Milieudienst Amsterdam wijst bedrijven door met behulp
van een kleine checklist. De waterleidingbedrijven kunnen voor een gratis
'scan' zorgen bij een bedrijf dat veel water gebruikt. Een duidelijke invulling
van het aspect 'preventie'.
39 Uw gemeente gaat in het
Het waterbeheer, volgend op de adviezen van de Commissie Waterbeheer
waterbeheer uit van de trits
21ste eeuw, gaat uit van deze trits. Water vasthouden doe je bijvoorbeeld
'vasthouden, bergen, afvoeren'.
door ervoor te zorgen dat afstromend regenwater eerst in een plantsoen of
open grond terechtkomt. 'Bergen' betekent dat je in de gemeente zorgt
voor voldoende ruimte om dat afstromend water eerst op te vangen,
bijvoorbeeld in ruime sloten met een langzaam oplopend taluud zodat het
veel water kan bergen. Daarna ga je pas afvoeren.
40 Uw gemeente heeft, bij de aanleg
(Vraag 5, vragenlijst water 2003). Sommige wijken lijken wel totaal verhard
van stoepen, wegen en
te zijn... het regenwater kan maar één kant op... het riool in. Dat kan
parkeerplaatsen, een beleid gericht anders. Bijvoorbeeld door stoepen wat minder breed te maken, door
op het zoveel mogelijk 'open'
openbaar groen te stimuleren waar afstromend water ook in kan lopen,
houden van de bodem zodat
door op parkeerplaatsen materiaal te gebruiken dat ruimte open laat voor
regenwater kan infiltreren.
vegetatie.
41 Uw gemeente ontziet gebieden voor (Vraag 20, vragenlijst water 2003). De zomers kunnen extreem droog
regionale seizoensberging van
worden door klimaatverandering. Hoogheemraadschappen en waterschappen
hebben dan de grootste moeite om de 'boezem' op peil te houden (problematiek van
water.
de veendijken bv.). Maar ook voor de landbouw, natuur en voor de bewoonde
omgeving (zeker als het om fundamenten van hout gaat) is het belangrijk om het
grondwaterpeil zo hoog mogelijk te houden. Daarvoor is 'opslag' in het natte seizoen
belangrijk. Die opslag kan door het grondwaterpeil in sommige delen te verhogen maar
kan ook door bepaalde delen uit te graven of onder water te zetten. Iedere regio heeft
zo z'n eigen opslagmogelijkheden en er zijn maar weinig regio's die dat niet hebben.
Het is wel een gevoelig onderwerp want je concurreert met deze berging met andere
vormen van grondgebruik. Zo zul je, door het grondwaterpeil in een polder te
verhogen, mogelijk een conflict krijgen met het agrarisch gebruik ter plekke. Het is
echter een logisch vervolg op de keuze om water 'vast te houden en te bergen'.
ja/nee
3
ja/nee
2
ja/nee
2
ja/nee
2
ja/nee
1
ja/nee
2
(Vraag 21, vragenlijst water 2003). Een uitwerking van 'ruimte voor water' ja/nee
is dat bij de aanleg van een verhard oppervlak (een wijk, weg, kassencomplex of
iets anders) compensatie plaats vindt in de vorm van wateropslag. Het verharde
oppervlak zal namelijk zorgen voor een versnelde afvoer van water bij hevige buien.
De gemeente kan berekenen om hoeveel water het gaat en ervoor zorgen dat dit water
binnen het gebied opgevangen wordt, middels extra investeringen in open water of
glooiend taluud van sloten. Deze compensatie wordt primair binnen het plangebied
gezocht en pas secundair buiten dat gebied (en dat kan best gemeentegrenzen
overstijgen omdat een plangebied bijvoorbeeld een stroomgebied is). Ook hier is
sprake van een uitwerking van het concept 'vasthouden en bergen'.
2
43 Uw gemeente zet zich actief in voor (Vraag 22, vragenlijst water 2003). Om water voldoende ruimte te geven is ja/nee
het totstandkomen van de
het belangrijk dat de gemeente gebieden aanwijst voor natte natuur
waterkansenkaart
(bijvoorbeeld kwelgebieden), infiltratie, berging/retentie en noodoverloop.
Deze gebieden worden op een waterkansenkaart weergegeven. Deze kaart
is een handig hulpmiddel bij het toepassen van de watertoets, waar
beoordeeld wordt of functies en inrichtingsplannen geen negatieve invloed
hebben op het functioneren van het watersysteem
2
42 Verharde oppervlakten' in uw
gemeente worden gecompenseerd
met mogelijkheden voor extra
wateropvang.
Subtotaal aan water gerelateerde vragen: maximale score
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
20
37
3.9
Resultaten en correcties
In totaal kan een gemeente voor haar klimaatbeleid in de Lokale
Duurzaamheidsmeter 50 punten behalen. Voor water zijn dat er 20. Dus in totaal
is voor deze vragenlijst een score van 70 punten mogelijk. Natuurlijk kunnen we
hier niet alle vragen stellen. Elke gemeente is anders, heeft specifieke
beleidsmogelijkheden die ze kan pakken. Is uw gemeente zo enthousiast om haar
eigen beleidsruimte nog verder in te vullen? Of geven de positieve antwoorden op
de vragen eigenlijk een te positief beeld. Is veel op papier wel vastgelegd maar in
de praktijk nog niet uitgewerkt.
U kan corrigeren door maximaal 5 punten extra toe te kennen of af te trekken
voor het klimaatbeleid en 2 punten voor het waterbeleid. De motivatie voor deze
correcties hoort er wel bij. Zonder die gegevens zullen we de correcties niet toe
kunnen passen.
4 De Sociale dimensie van duurzame ontwikkeling
Een samenleving zonder samenhang zal zich niet organiseren, zal de zwakkeren
niet weerbaar maken, zal geen verandering teweeg brengen. Misschien zijn het
dan de consumptieve individualisten die zich op de maat van de economie
ontwikkelen. De Brundtlandt-commissie, die in de jaren tachtig een fundament
legde voor het huidige debat over duurzame ontwikkeling, had het in haar
definitie over de 'aspiraties' van volgende generaties. Is daarbij ruimte voor
samenhang, voor solidariteit, lokaal en internationaal?
Bij de sociale dimensie van duurzame ontwikkeling gaat het om de samenleving
om de 'hoek', dichtbij. Daar waar mensen elkaar opzoeken, zich organiseren, hun
omgeving concreet vorm geven. Maar ook om de wereldsamenleving.
Wereldburgerschap met andere volkeren en culturen. Internationale
samenwerking als inspiratiebron voor de samenwerking naar een duurzame
wereld. Internationale samenwerking is bij uitstek een 'ontmoeting', een sociaal
onderdeel van duurzame ontwikkeling.
4.1
Processen naar een duurzame samenleving
Samenwerking tussen overheid, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven is
dé voorwaarde voor een proces richting een duurzame samenleving. Dat is niet
zo eenvoudig te organiseren. Duurzame ontwikkeling lijkt in een moeilijk
economisch tij even ‘uit’. Echter, geen beleidsveld is in één decennium tot
wasdom gekomen, dus waarom zouden we dat van zo’n complex onderwerp,
waarin zoveel beleidsvelden samenkomen, verwachten. Daarom moet de
gemeente wel blijven investeren. Hoort uw gemeente bij die 'aanhouder'?
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
38
(vraag 1, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Internationaal wordt dit proces
vaak de 'Lokale Agenda 21' genoemd (vandaar de afkorting LA21 die ook in
de website van de Lokale Duurzaamheidsmeter een rol speelt). De Agenda 21
kwam tot stand als slotdocument van de VN-vergadering over duurzame
ontwikkeling in 1992. Daar werd ook afgesproken de Agenda voor de 21ste
eeuw uit te werken op lokaal niveau. Een breed proces is daarvoor een
vereiste want het gaat om ingrijpende vragen die alle burgers,
maatschappelijke organisaties en bedrijven aangaan. Er was een periode veel
aandacht voor Lokale Agenda 21, o.a. omdat er een subsidieregeling van het
rijk voor was. Dat is nu voorbij. We zien een snelle afname van de bredere en
open processen richting duurzame ontwikkeling en meer aandacht voor
concrete projecten met resultaten op de korte termijn.
2
Er is voor dit proces van lokale
(vraag 6. vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003). Als een gemeente start met een
duurzame ontwikkeling een actueel
dergelijk ingrijpend proces dan moet ze ook een plan hebben waarin duidelijk
(na 2001 bevestigd) plan van aanpak, wordt waar het om gaat en hoe het proces er uit gaat zien, welke middelen
onderschreven door gemeenteraad en daarvoor beschikbaar zijn en wat de tijdsplanning is. Dat plan moet natuurlijk
partners.
gezamenlijk met het maatschappelijk veld (maatschappelijke organisaties en
bedrijfsleven) uitgewerkt zijn.
3
Er is een apart budget voor het
(vraag 5, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003). 'Geld' is niet alles... maar
financieren van dit proces.
belangrijk genoeg. Want er zullen discussies moeten plaatsvinden, posters
worden gemaakt en mogelijk een onderzoek of projecten worden uitgevoerd.
Er zijn gemeenten die een apart budget hebben voor initiatieven van de
bevolking om initiatieven richting duurzame ontwikkeling te nemen.
4
De gemeente heeft een verordening voor
Het burgerinitiatief is een belangrijk instrument voor burgers om zaken
het burgerinitiatief in de maak of binnen
aanhangig te maken in de gemeenteraad, vooral bedoeld om initiatieven van
2005 in werking
burgers formeel bespreekruimte te geven in de raad. Het is een middel om de
burger naast het 'kiesrecht' ook een meer direct initiatiefrecht te geven. Een
aantal organisaties, zoals het IVN, het IPP en Agora Europa hebben in dit
kader het project 'Duurzame Initiatieven' opgezet dat erop gericht is burgers
te stimuleren om gezamenlijk initiatieven voor een duurzame samenleving te
nemen.
Maximale score algemeen
1
4.2
De gemeente werkt het begrip
'duurzame ontwikkeling' uit in een
breed maatschappelijk proces waar
verschillende partijen in deelnemen.
ja/nee
2
ja/nee
2
ja/nee
2
ja/nee
2
8
Internationale samenwerking
Er zijn een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden wil een gemeente
internationale samenwerking een serieus oppakken. Er zal iemand
verantwoordelijk moeten zijn, met een budget dat structureel en van redelijke
omvang is en met de vrijheid (en stimulans) om daarbij in voorlichting en
bewustwording de bevolking, maatschappelijke organisaties, het onderwijs en
bedrijfsleven te betrekken.
5
6
7
8
In uw gemeente is een ambtenaar
verantwoordelijk voor internationale
samenwerking.
(Vraag 11, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Bij grote gemeenten is dat vaak
een aparte ambtenaar, bij kleinere gemeenten is dit verwerkt in de functie
van de afdeling voorlichting. In dat geval moet toch wel een taakomschrijving
en uren beschikbaar zijn.
Uw gemeente heeft een structureel
(Vraag 9, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Gemeenschappen in alle
budget voor internationale
uithoeken van de wereld proberen vorm te geven aan een duurzame wereld.
samenwerking en/of mondiale
Samenwerking tussen gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers
bewustwording.
over de grenzen biedt inspiratie. Daarbij gaat het bij duurzame ontwikkeling
veelal om verdelingsvraagstukken. Een internationale band met een gemeente
in voormalig Oost -of Midden Europa of een derdewereldland kan daar
belangrijke aspecten van laten zien. Vriendschap ga je niet voor één jaar aan.
Dat vergt ook een structureel budget, want er is altijd wel voorlichting, een
reis of een project nodig.
Dit budget is hoger dan Euro 0,50 per (Vraag 10, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Enige jaren geleden is Euro 0,50
inwoner.
per inwoner als richtlijn genomen voor het budget 'internationale
samenwerking/mondiale bewustwording'. We weten dat een aantal
gemeenten meer dan dit bedrag beschikbaar heeft. Hoort uw gemeente daar
ook bij?
Uw gemeente besteedt in ieder geval Er zijn gemeenten die vinden dat al het geld dat vrijgemaakt wordt direct naar
een gedeelte van dit budget aan
partners in Oost-Europa of de derde wereld moet gaan. Door het budget te
voorlichting en bewustwording.
investeren in voorlichting en bewustwording kan de gemeente echter zorgen
voor een veel groter draagvlak voor internationale samenwerking. Dat kan
veel grotere geldstromen opleveren. Daarnaast 'gaat' het veelal helemaal niet
alleen om overdracht van geld, maar kan een gemeente ook steun leveren
aan bewustwording in het algemeen. Bijvoorbeeld over hoe 'onze'
geldstromen ontwikkelingsperspectieven in het zuiden veranderen, hoe onze
keus voor al of niet duurzame producten het leven in andere delen van de
wereld beïnvloedt. Maar ook over oorzaken van migratie en vluchtgedrag,
culturele en religieuze diversiteit.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
ja/nee
2
ja/nee
2
ja/nee
2
ja/nee
2
39
4.3
Inspiratie van buiten
Twee simpele initiatieven kunnen behulpzaam zijn. Zorg dat je lid bent van een
internationale organisatie die ook concrete ondersteuning biedt. De in de
vragenlijst genoemde organisaties hebben programma's voor ondersteuning.
Daarnaast is er ook nog IULA, de International Union for Local Authorities, een
soort Internationaal VNG. Lidmaatschap daarvan zegt niet veel over de
inspanningen richting duurzaamheid van uw gemeente, maar de boodschap is
helder: zoek inspiratie bij anderen en voorkom dat uw gemeente het wiel weer
opnieuw uit gaat vinden!
9
Uw gemeente is lid van ICLEI (International (Vraag 14, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) ICLEI is een organisatie waar
Council for Local Environmental Initiatives). een groot aantal gemeenten zich bij heeft aangesloten. Allerlei voorbeelden
over duurzame ontwikkeling worden verzameld en uitgewisseld, trainingen
worden gegeven en leden zoeken met elkaar naar financiën om gezamenlijk
vorm te geven aan projecten voor duurzame ontwikkeling.
ja/nee
1
10
U gemeente is lid van de organisatie
'European Cities and Towns towards
Sustainability'.
ja/nee
1
(Vraag 13, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Honderden gemeenten in
Europa ondertekenden het Aalborg Handvest, dat in 2004 nog is
geactualiseerd. Daarmee verbinden deze gemeenten zich tot een
samenwerking richting duurzame ontwikkeling en worden tegelijk lid van de
organisatie 'European Cities and Towns towards Sustainability'. De
ondertekening op zich is niet meer dan een mooi gebaar. De praktijk is
belangrijker. Maar juist in dit soort netwerken wordt veel praktijkervaring
uitgewisseld. Het zijn geen theorieclubjes.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
40
4.4
Samenwerking
De stedenbanden (Nederlandse gemeenten hebben er velen) kunnen een
belangrijke inspiratiebron en stimulans zijn voor investeringen op het gebied van
duurzame ontwikkeling. Stedenbanden zijn vaak relaties waarin ook de lokale
samenleving vele jaren investeert, van beide kanten. Talloze voorbeelden in
binnen- en buitenland getuigen daarvan.
We zijn wel kritisch over de stedenbanden. Misschien gaan veel van deze relaties
nog teveel over geld en is de Nederlandse partner nog teveel een 'donor'. Vaak
staat het 'goed doen' voorop, zonder dat kritisch naar het eigen handelen
gekeken wordt en serieus een gesprek met de partners wordt aangegaan.
Daarom vragen we naar het belang van de stedenband voor hoofdthema's in het
beleid, zoals klimaatbeleid. En vragen we naar wederkerigheid, want vriendschap
komt van twee kanten.
11
Uw gemeente of door de gemeente
gesteunde organisaties onderhouden
één of meer relaties met gemeenten in
Oost- of Midden-Europa.
(Vraag 15, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Veel gemeenten hebben banden ja/nee
met voormalig Oost- en Midden-Europa. Een relatie die het isolement van de
communistische gemeenschappen enigszins doorbrak. Ook nu zijn de relaties
zinvol, omdat veel van deze partnersteden bestuurlijk en technisch hulp nodig
hebben. Kijk maar op www.stedenbanden.nl om een overzicht te krijgen.
2
12
Uw gemeente of door de gemeente
gesteunde organisaties onderhouden
één of meer relaties met andere
gemeenten in de Derde Wereld.
(Vraag 16, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Ongeveer evenveel gemeenten ja/nee
onderhoudt relaties met een gemeente of regio in een ontwikkelingsland. Op
www.stedenbanden.nl wordt een goed overzicht gegeven. Relaties met derde
wereldlanden hebben vaak ook een sterk cultureel aspect in zich omdat de
cultuurverschillen veelal groot zijn.
2
13
In de internationale relatie met
gemeenten buiten West-Europa speelt
gesprek en uitwisseling op het brede
werkveld van duurzame ontwikkeling
een belangrijke rol.
Duurzame ontwikkeling is een breed begrip en gaat veel verder dan de wat
ja/nee
beperkte invulling richting milieu & ontwikkeling die er in Nederland veelal aan
wordt gegeven. Die discussie, over samenhang tussen sociale, ecologische en
economische dimensie, oorzaken van de huidige niet-duurzame
ontwikkelingsrichting spelen een belangrijke rol in uw internationale relatie.
2
14
In de internationale relatie met
Als er één thema is waarop uitwisseling in de breedte zinvol en perspectiefvol ja/nee
gemeenten buiten West-Europa speelt is, dan is het wel het klimaatvraagstuk. Op zowel het verlagen van uitstoot
de klimaatproblematiek een
van broeikasgassen als op de aanpassing aan een veranderend klimaat is in
belangrijke rol.
veel gevallen samenwerking goed mogelijk. Daarbij hebben Nederlandse
gemeenten een (historische) verantwoordelijkheid op dit gebied. Het zijn de
emissies van de rijke landen, zoals Nederland, die primair zorgen voor de
klimaatverandering. Inderdaad groeit de uitstoot van aan aantal derde
wereldlanden snel, maar die is nog niet in verhouding tot de historische
verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld Nederland.
De internationale relatie met
Wederkerigheid veronderstelt een tweerichtingsverkeer en gelijkwaardigheid. ja/nee
gemeenten buiten West Europa is
Dat is niet zo makkelijk. Veelal gaat het bij een stedenband toch om het
gebaseerd op wederkerigheid.
verzamelen en geven van geld en is er een eenzijdigheid in de relatie. Om die
'wederkerigheid' vorm te geven zal in de internationale relatie geïnvesteerd
moeten worden. Bijvoorbeeld door de partners uit te nodigen om
vraagstukken in de Nederlandse partnergemeente te analyseren, adviezen te
geven en te helpen bij het stellen van prioriteiten in het lokaal Nederlandse
beleid.
2
15
Voor internationale samenwerking kan de gemeente maximaal 20 punten halen.
4.5
Verschillende groepen in de samenleving
Nog niet zo lang geleden investeerden gemeenten specifiek in allerlei 'groepen' in
de samenleving. Dat doelgroepenbeleid is 'uit'. Tegenwoordig gaat het vooral om
een integrale aanpak. Toch zijn er groepen die specifiek aandacht nodig hebben.
Jongeren bijvoorbeeld, vluchtelingen die geen kant meer op kunnen, daklozen die
in aantal snel groeien of gehandicapten die met de bezuinigingen in deze tijd
weer terug in het isolement geduwd dreigen te worden. Voor deze groepen is
volwaardige deelname in de samenleving en solidariteit wezenlijk.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
41
2
16
Uw gemeente steunt gedurende deze
collegeperiode een 'jongerenraad' of
een ander concreet en structureel
initiatief om jongeren te betrekken bij
de gemeentelijke politiek
17
De gemeente hanteert voor álle
beleidsterreinen een integraal
gehandicaptenbeleid.
18
19
20
(Vraag 1, vragenlijst sociaal 2003) Klagen over de geringe betrokkenheid van ja/nee
jongeren bij de politiek heeft weinig zin. Het is niet makkelijk om deze
bewegelijke groep individualisten bij het vaak zo abstracte en ogenschijnlijk
saaie raadswerk te betrekken. Toch is het wel mogelijk, bijvoorbeeld in
samenwerking met het IPP, de Nationale Jeugdraad of Jongeren Milieu Actief.
Maar dan moet de gemeente wel haar nek uitsteken!
2
(Vraag 13, vragenlijst Sociaal 2003) Dit komt o.a. tot uitdrukking in een
ja/nee
aparte paragraaf bij alle grote beleidsdocumenten waarin aandacht aan de
gevolgen en mogelijkheden voor gehandicapten wordt besteed. De wet geeft
aan dat de reikwijdte van cliëntenparticipatie het integraal gemeentelijk
gehandicaptenbeleid dient te zijn. De uitvoering van die wet is niet zo
makkelijk. Het gehandicaptenbeleid is breed en zou ook chronisch zieken
moeten betrekken en de relatie met ouderenzorg moeten leggen. Het is nodig
om op ieder terrein waarop de gemeente actief is, expliciet aandacht te
vragen voor de behoeften en mogelijkheden van verschillende groepen van
mensen met beperkingen. De gehandicaptenraad stelt dat dit zou kunnen
door bij iedere beleidsnotitie een paragraaf op te nemen met de vraag "Wat
zijn de effecten van bepaalde beleidsbeslissingen op mensen met een
handicap of chronische aandoening?" Daarbij zou het goed zijn als iemand
aangesteld wordt om ervoor te zorgen dat dit samenhangend beleid ook
werkelijk tot stand komt. Veel informatie is te verkrijgen bij de
gehandicaptenraad (www.gehandicaptenraad.nl).
In de gemeente is vanaf 1 januari
De cliëntenraad is een door de gemeente in het leven geroepen structuur die ja/nee
2005 of eerder een "cliëntenraad"
mensen verenigt die spreken namens alle mensen die een beroep doen op de
geïnstalleerd
Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG).
De cliëntenraad is geen klachtencommissie, maar richt zich vooral op
beleidszaken. In de nieuwe Wet Werk en Bijstand speelt de cliëntenraad een
belangrijke rol.
Uw gemeente besteedt in deze
(Vraag 4, vragenlijst sociaal 2003) Wat het resultaat van die 'aandacht' was
ja/nee
collegeperiode expliciet aandacht aan vinden wij iets dat lokaal ingevuld moet worden. Maar de discussie over
de problematiek van uitgeprocedeerde vluchtelingen en hun positie in onze samenleving is door heel Nederland aan
vluchtelingen.
de orde geweest. Het zou logisch zijn als uw gemeente hier ook een debat aan
wijde, want ook in uw gemeente zijn illegale uitgeproduceerde vluchtelingen.
2
De gemeente stelt zich tot doel om
iedereen een dak boven het hoofd te
geven, ook illegalen.
ja/nee
2
(Vraag 5, vragenlijst sociaal 2003) Emancipatie is een ingewikkeld begrip. Het ja/nee
is sterk verbonden, in onze belevingswereld, met de positie van vrouwen.
Maar het gaat evenzeer op voor andere groepen in de samenleving, zoals
gehandicapten en migranten. De sterkste traditie ligt echter op de rol van
vrouwen. Vrouwen zijn nog steeds ondervertenwoordigd in hogere functies en
nemen het grootste aandeel in de zorgtaken voor hun rekening. De gemeente
heeft hierin een verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld door de situatie in kaart te
brengen (een inventarisatie) en samen met deskundige organisaties zorg te
dragen voor een verbetering van de positie van vrouwen in het eigen bedrijf
en in de gemeente. Het minste wat de gemeente kan (en zou moeten) doen is
voor haar eigen bedrijf zorg dragen voor een goed emancipatiebeleid. Dat
moet wel een beleid zijn dat sinds 1999 is bijgesteld. Want gemeenten werken
meestal met een beleidscyclus van vier jaar. Het is dus interessant te weten
of deze afgelopen collegeperiode een dergelijke bijstelling heeft
plaatsgevonden!
1
Nederland telt zo'n 80.000 dak- en thuislozen. Deze groep groeit
langzamerhand, aangevuld met een steeds grotere groep illegale migranten,
zoals vluchtelingen die zijn afgewezen. Is het acceptabel dat in het
welvarende Nederland niet iedereen de kans krijgt op een droge, schone en
veilige slaapplaats? Gemeenten moeten zich voorbereiden op de steeds
grotere groep dak- en thuislozen.
2
2
Emancipatie levert in totaal maximaal 10 punten op.
4.6
Emancipatie
Emancipatie is een ingewikkeld begrip. Het gaat over een brede groep mensen
die in staat moet zijn om zichzelf in deze samenleving volwaardig te ontwikkelen.
Het gaat dus niet alleen om vrouwen, zoals velen denken. Het gaat ook om
homo's en lesbiennes, om illegalen, daklozen, migranten en nog veel meer
groepen die een minderheidspositie of achterstandspositie in onze samenleving
hebben gekregen. Het gaat om praktische vormen van solidariteit waarbij onze
grondwet de basis is van gelijkheid en gelijkwaardigheid. Dus hoe komt het dat
vrouwen nog steeds in de minderheid zijn bij leidinggevende posities, dat
gemeenten en bedrijven nog steeds minder migranten in dienst hebben? De
meeste gemeenten hebben hun emancipatienota’s onder het stof begraven. Het is
tijd om ze uit de kast te halen, af te stoffen en te vernieuwen. Hoever is uw
gemeente in dat proces?
21
Uw gemeente heeft een goedgekeurd
Emancipatiebeleid dat na 1999 is
bijgesteld.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
42
22
Uw gemeente zorgt in het
personeelsbeleid nadrukkelijk voor een
aanname en opleidings- en
begeleidingsbeleid dat leidt tot een
personeelssamenstelling die een
evenredige afspiegeling van de lokale
samenleving is.
23
Uw gemeenteraad bestaat voor
minimaal 33% uit vrouwen
24
Minimaal 40% van de leidinggevende
functies in uw gemeentelijke
organisatie worden door vrouwen
uitgevoerd.
(Vraag 6, vragenlijst sociaal 2003) Onze samenleving verandert snel.
ja/nee
Migranten bevolken onze grotere steden en vormen daar al lang geen
minderheid meer. Maar ook buiten die dichtbevolkte locaties verandert de
samenstelling van de bevolking snel. Het is voor het ontwikkelings- en
integratieproces wezenlijk dat migranten, maar ook andere groepen in de
samenleving (zoals gehandicapten, homoseksuelen, mannen en vrouwen) deel
kunnen nemen in het arbeidsproces. Dat vraagt soms om een investering,
zoals het specifiek opleiden of begeleiden van werknemers. Zo wordt bij de
politie specifiek geïnvesteerd in een versterkte positie van vrouwen en
migranten. Investeert uw gemeente ook in een dergelijk personeelsbeleid?
Het is moeilijk om een 'kengetal' te geven voor emancipatie. Maar de helft van ja/nee
onze bevolking (iets meer zelfs) bestaat uit vrouwen wiens opleidingsniveau
ook nog wat hoger is dan dat van de mannen. Nu hoeft natuurlijk niet precies
50% van uw gemeenteraad uit vrouwen te bestaan. Er moet wat ruimte voor
variatie blijven. Maar minimaal een derde zou toch een aardige indicatie
geven over het evenwicht, zeker als we zoveel gemeenten in beeld krijgen?
2
Ook hier is een 'kengetal´ moeilijk te geven, maar hoeveel vrouwen zitten in ja/nee
het managementteam en weten de organisatie dus mede aan te sturen? Is dat
meer dan 40%?
2
2
Emancipatie levert maximaal 7 punten op.
4.7
Solidariteit met de minima
Het lijkt niet van deze tijd, niet voor dit land... armoede. En toch is die er, op
grote schaal. De haperende economie doet daar nog een schep bovenop.
Werkeloos zijn, soms chronisch, betekent al snel dat je in financiële problemen
komt. Wat gebeurt er met mensen met een laag inkomen? Hoe geven we, lokaal,
vorm aan onze solidariteit. Want gemeenten hebben daarin een belangrijke rol te
spelen, zeker in de vernieuwde wetgeving. De 'armen' zijn niet alleen ver weg,
maar waarschijnlijk ook bij u om de hoek. Kent de gemeente hen? Is er
onderzoek naar gedaan? Overigens hoef je niet alleen in de steden armoede te
verwachten. De groei van stille armoede in het buitengebied is groot. De
agrarische bedrijfstak loopt leeg en voordat de agrarische ondernemer het heeft
opgegeven zijn alle centen vele keren omgedraaid. De vragen die we hier stellen
zijn van belang voor de grote stad met grote achterstandswijken, maar ook het
kleine dorp met veel rustiek groen.
25
26
27
De gemeente maakt het aanvragen
van kwijtschelding van gemeentelijke
lasten eenvoudiger door a)
bijstandsgerechtigden ambtshalve
kwijtschelding te verlenen en b)
meerjarige kwijtschelding te verlenen
(met inkomenstoets).
(Vraag 8, vragenlijst Sociaal 2003) De gemeentelijke lasten (zoals onroerend- ja/nee
zaakbelasting, afvalstoffenheffing, reinigingsrecht en rioolrecht) kunnen een
enorme last zijn voor mensen met een laag inkomen. Daarom is er een
kwijtscheldingsbeleid ontwikkeld. Gemeenten mogen zelf normen stellen voor
kwijtschelding. Daarvoor moet eerst een vermogenstoets worden uitgevoerd:
heeft de betrokkene voldoende betalingscapaciteit? Daarom kan een
gemeente, op basis van de gegevens die de gemeente al heeft, berekenen
welke mensen in ieder geval voor kwijtschelding in aanmerking komen. Deze
personen krijgen dan bv. geen heffing of belasting of krijgen informatie
waaruit blijkt dat ze de heffing of belasting niet hoeven te betalen. Dit heet
'ambtshalve kwijtschelding'.
Chronisch zieken en gehandicapten
Chronisch zieken en gehandicapten vormen een categorie die als groep nog
ja/nee
ontvangen een vast bedrag aan
bijstand mag ontvangen. Ook mensen boven de 65 vormen zo'n groep. De
bijstand waarbij inkomens- en
gemeente kan er op toe zien dat, waar mogelijk, maximaal gebruik gemaakt
vermogensgrenzen ruimer gesteld
wordt van de ruimte die de Wet Werk en Bijstand biedt. De inkomens en
worden dan bij de Wet Werk en
vermogensgrenzen zijn zo'n aspect. Ben je chronisch ziek of gehandicapt dan
Bijstand voorgeschreven is.
kan dat in veel gevallen betekenen dat je zeker tot aan het totale minimum
komt omdat de inkomens en vermogensgrenzen zo laag zijn voordat je
bijstand ontvangt. Het is de gemeente toegestaan om die grenzen ruimer te
stellen. Heeft de gemeente dat ook gedaan?
De gemeente bewaakt de kwaliteit van (Vraag 10, vragenlijst Sociaal 2003) De gemeente kan wel zeggen dat ze alle ja/nee
het minimabeleid door de volgende
minima probeert te bereiken, maar hoe doet ze dat? En worden de resultaten
drie maatregelen: a) overleg met een ook gemeten? Om een beeld te krijgen van de problematiek is op z'n minst
klantenraad, b) een minima-effectstructureel overleg noodzakelijk met o.a. vertegenwoordigers van
rapportage en c) nieuwe technieken
bijstandgerechtigden. Tegelijkertijd moet de gemeente ook weten hoe groot
zoals bestandskoppeling of een scan. de groep nu werkelijk is en wat de invloed is van het gevoerde beleid. Een
methode hiervoor is de minima-effectenrapportage van het NIBUD, maar er
zijn natuurlijk ook andere methoden. Ook zal er naar innovatieve manieren
gezocht moeten worden om mensen echt te bereiken. Bijvoorbeeld door het
koppelen van bestanden of het persoonlijk bezoeken van mensen met een
minimuminkomen. Pas als een gemeente dit hele pakket uitvoert, waarderen
we dit met een score...
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
43
1
1
2
28
De gemeente vergoedt schoolkosten
voor scholieren in het voortgezet
onderwijs als het gezin op het sociaal
minimum zit.
29
De gemeente heeft een regeling
getroffen voor een collectieve
aanvullende ziektekostenverzekering
voor kwetsbare groepen.
(Vraag 12, vragenlijst Sociaal 2003) De overheid moet zorgen dat kinderen en ja/nee
jongeren vrijheid in schoolkeuze (type en plaats) hebben en dat de kosten die
deze keuze met zich mee brengt niet ten laste komen van het veel te krappe
gezinsbudget van mensen met een laag inkomen. De kosten voor
schoolgaande kinderen, zeker als het meer kinderen in het voortgezet
onderwijs zijn, zijn hoog.
Via een amendement heeft de Tweede Kamer het mogelijk gemaakt dat een
ja/nee
gemeente vanuit de bijzondere bijstand een categoriale regeling treft voor een
collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. Het belang hiervan wordt
steeds groter nu het pakket dat verzekerd is via het ziekenfonds verkleind is.
Het kan veel aanvragen voor bijzondere bijstand voorkomen als mensen op
vrijwillige basis de mogelijkheid krijgen deel te nemen aan een collectieve
aanvullende verzekering. De kosten daarvan kunnen in zijn geheel of
minstens voor een aanzienlijk deel betaald worden uit de bijzondere bijstand.
Door een collectieve verzekering af te sluiten kan een gemeente een
premiereductie bedingen en een breed pakket. Dat is in het belang van de
verzekerden, maar ook in het belang van de gemeente die hierdoor immers
minder aanvragen voor bijzondere bijstand in verband met ziektekosten zal
krijgen (voor meer informatie: ga naar de landelijke clientenraad, link op de
website, onder aan pagina sociaal).
Solidariteit met de minima levert maximaal 6 punten op.
4.8
Resultaten en correcties
In totaal kunnen voor de ‘algemene vragen’ maximaal 8 punten gehaald worden,
voor vragen over mondiaal beleid 20 punten en voor het sociaal beleid kunnen 22
punten gehaald worden. Deze sociale dimensie van duurzame ontwikkeling kan
dus maximaal 50 punten scoren.
U kan corrigeren door maximaal 5 punten extra toe te kennen of af te trekken.
De motivatie voor deze correcties hoort er wel bij. Zonder die gegevens zullen we
de correcties niet toe kunnen passen.
5 De economische dimensie van duurzame
ontwikkeling
5.1
Duurzaam ondernemen en beheren
‘ Verbeter het milieu en begin bij jezelf!’ Is ook een kreet die de gemeenten zich
aantrekken. De investeringen in duurzaam ondernemen groeien dan ook snel.
Waar eerder de gemeente de (verplichte) taak ‘gemeentelijke interne milieuzorg’
veelal mondjesmaat uitvoerde is het werkveld nu sterk verbreed. Nu gaat het
onder andere om duurzaam inkopen. Dat betekent dat milieu en mensenrechten
uitgangspunt moeten zijn van het inkoopbeleid. Niet zo simpel, want mooie
intenties moet je ook kunnen waarmaken. En uiteindelijk wil ook de gemeente de
beste kwaliteit voor het minste geld. De vraag is alleen of nu bij die ‘kwaliteit’
ook de ‘duurzaamheid’ een rol speelt. De gemeente gaat verder dan het inkopen
van zaken voor de eigen organisatie. Ook in het uitbesteden van groenbeheer en
in het met het bedrijfsleven vormgeven en inrichten van industrieterreinen komt
duurzame ontwikkeling aan de orde.
De ondernemer beheert ook haar gronden. Duurzaam inkopen met zorg voor het
milieu en mensenrechten is uitstekend, maar tegelijk zal de gemeente de zorg
voor de natuur in de eigen omgeving een plek moeten geven. Dat maakt de
gemeente overigens ook aantrekkelijk. Weldadig groen, natuurlijke oevers en
kwakende kikkers geven de bewoners rust en de mogelijkheid om in een meer
natuurlijke omgeving bij te tanken. Bij het vestigingsbeleid van bedrijven wordt
ook gekeken naar de woonomgeving. Maar ook zonder dat hoort de zorg voor de
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
44
1
1
natuur in de stad en het buitengebied tot de intrinsieke taak van de duurzaam
ondernemende gemeente.
5.2
Duurzaam inkopen
De inkopers van de overheid hebben het maar makkelijk. Via SenterNovem
(www.senternovem.nl/duurzaaminkopen) is veel materiaal te vinden. Duurzaam
inkopen wordt ‘mainstream’. De meeste vragen komen ook terug in de vragenlijst
‘duurzaam inkopen’. Deze lijst ‘komt’ uit de vragenlijst 2005 en willen we
vergelijken met andere gemeenten en het verleden, dan is het toch handig even
deze vragen te beantwoorden. Het tweede deel van de vragenlijst (ruimte en
groen) komt namelijk niet terug en die antwoorden zouden we dan kwijt raken.
1 De gemeenteraad besloot dat
Duurzaam inkopen zou de 'norm' moeten worden voor het inkoopbeleid van
duurzaamheid uitgangspunt
nationale, provinciale overheden. Er zijn handleidingen en 'checklisten' genoeg,
voor het inkoopbeleid moet zijn. trainingen en scholingen, intentieverklaringen en campagnes. Deze vraag lijkt een
beetje op 'vraag 4' in deze vragenlijst, maar daar (en in de andere vragen) gaat
het ons om de concrete uitwerking terwijl we hier vooral vragen naar de politieke
basis, dus de keuze in de gemeenteraad.
2 Uw gemeente hanteert de
Dat klinkt technisch en is het misschien ook. Maar als een inkoper van een
criteria voor duurzaam inkopen gemeente een offerte vraagt aan verschillende partijen voor bijvoorbeeld
door ze concreet mee te wegen computers dan kunnen duurzaamheidscriteria (bv. betreffende giftige
in het aanbestedingstraject.
brandvertragers en zware metalen) meewegen in de systematiek. De prijs weegt
dan mee met een aantal punten, de kwaliteit en service ook en duurzaamheid
krijgt ook een formele weging in deze systematiek. Dit is belangrijk om te
voorkomen dat de criteria voor duurzaamheid gewoon een checklist zijn waar de
inkoper naar kijkt en vervolgens naast zich neer legt. Deze vraag 'hoort' positief
beantwoord te worden als vraag '1' over het besluit van de gemeenteraad ook
positief is beantwoord. Het is echter de vraag of gemeenten de beleidsintentie die
politiek is uitgesproken ook daadwerkelijk ten uitvoer brengen.
3 Uw gemeente hanteert de
De primaire inkopen zijn zaken als stoeptegels, verkeerslichten, plantmateriaal
criteria voor duurzaam inkopen voor groenvoorzieningen, de elektriciteit voor straatverlichting etc. Het zijn zaken
voor zowel primaire als
die veelal in grote hoeveelheden worden ingekocht en tegenwoordig vaak
secundaire inkopen.
uitbesteed zijn aan onderaannemers. Secundaire inkopen zijn zaken die facilitair
zijn voor het functioneren van het gemeentelijk apparaat. De koffiemachine, de
inrichting van het gemeentehuis of gemeentewerf, maar ook de elektriciteit voor
de gemeentelijke kantoren. Vaak zijn het verschillende inkopers die actief zijn en
zie je dus dat de gemeente voor haar eigen gemeentehuis wel groene stroom
koopt, maar dat voor de straatverlichting niet doet.
4 Er is een budget voor de
Duurzaam inkopen is ook wat 'waard'. Door het hanteren van criteria voor
meerprijs van een duurzame
duurzaam inkopen kan het gebeuren dat de aanbesteding, indien duurzaam, iets
aanbesteding zodat de kosten
duurder uitvalt. Veelal moeten inkopers zo 'goedkoop' mogelijk aanbesteden
voor aanschaf minstens 5%
waardoor de criteria voor duurzaam inkopen wel gehanteerd worden (vraag 1 en
meer dan de prijs van het niet- 2 worden positief beantwoord)... maar niet leiden tot veel meer duurzame
duurzame product mag zijn.
inkopen. Om dat te voorkomen moet de inkoper ruimte krijgen om bij het
toepassen van de duurzaamheidscriteria tot 5% meer te besteden. Overigens is
de meerprijs niet altijd bekend.
5 De gemeenteraad ondersteunde (Vraag 4, vragenlijst lokaal/mondiaal 2003) De 'Schone Kleren Kampagne' richt
een verklaring die er toe leidt
zich o.a. op het overtuigen van gemeenten om te voldoen aan criteria van sociale
dat bij de inkoop van
duurzaamheid bij de inkoop van bedrijfskleding. Dan gaat het om zaken als
bedrijfskleding milieu- en
verbod op kinderarbeid, dwangarbeid, arbeidsomstandigheden en vrijheid van
sociale criteria worden
(vak)vereniging. Er bestaan handige 'tools' voor gemeenten om te zorgen dat ze
op het juiste traject zitten.
gehanteerd.‘
ja/nee
1
ja/nee
1
ja/nee
2
ja/nee
2
Ja/nee
ja/ne
e2
6 Bij aanschaf van bedrijfsauto's
speelt duurzaamheid een
belangrijke rol.
Steeds meer gemeenten kiezen voor relatief schone auto's, zoals auto's die op
gas rijden, die voorzien zijn van speciale roetfilters en extra zuinig zijn in het
brandstofgebruik.
ja/nee
2
7 Voor eigen projecten is de
gemeente verplicht om alleen
gebruik te maken van hout met
het FSC keurmerk (zowel bij
bouwprojecten als bij
groenvoorzieningen)
(Vraag 14, vragenlijst klimaat 2003). FSC staat voor Forest Stewardship Council. ja/nee
Het is een organisatie die een aantal eisen aan de bosbouw heeft gesteld en
daarvoor een keurmerk heeft ontwikkeld. Hout afkomstig uit bossen gecertificeerd
door de Forest Stewardship Council is op een duurzame wijze geproduceerd. Dat
hout krijgt het FSC keurmerk.
3
8 Meer dan 50% van het papier
dat de gemeente gebruikt is
gerecycled papier en niet
chloorgebleekt
Er zijn fantastische soorten papier op de markt, ook afkomstig van hergebruik. In ja/nee
sommige gevallen is het niet mogelijk of wenselijk om het papier van recyclede
bron te betrekken omdat een bepaalde druk of representatie vereist is. Maar dat
zal nooit om een groot percentage gaan. Chloor is een gemeen stofje dat erg
vervuilend is. Daarom moet het niet gebruikt worden om het papier licht te
kleuren. Deze gegevens staan op de pakken papier die de gemeente gebruikt en
worden doorgegeven aan de drukker die voor de gemeente werkt. De volgende
vraag gaat over het niet-hergebruikte papier.
1
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
45
9 Papier van de gemeente dat niet Papier is een product dat gemeenten in tonnen kunnen verzetten. Zowel voor
van recycling afkomstig is heeft eigen gebruik als in opdracht (voor publicaties e.d.) heeft het papier dat direct
wel het FSC keurmerk en is niet van bossen afkomstig is het FSC keurmerk. Daarbij is het niet gebleekt met
chloorgebleekt
behulp van Chloor, dat het milieu ernstig vervuilt. Deze kenmerken staan op de
pakken papier die de gemeente gebruikt en deze eisen worden doorgegeven aan
de drukkers die in opdracht van de gemeente werken.
10 Er is voor (bijna) iedere
Veel duurzaamheidscriteria betreffen het milieu. Vaak vereist de beoordeling van
aanbesteding contact tussen de de criteria specialistische kennis. De gegevens over producten zijn overigens goed
beleidsafdeling milieu en de
bekend en makkelijk opvraagbaar. Maar het is niet verwonderlijk dat een inkoper
inkoper van de gemeente
die vooral thuis is in juridische en financiële zaken daar minder kennis van heeft.
Dan is handig als een beleidsmedewerker van de milieuafdeling regelmatig
overleg heeft over aanbestedingen.
11 Bij aanbestedingen en inkoop
Bij elk aanbestedingstraject, of het nu om tapijt, straatverlichting, de catering
communiceert de gemeente
gaat, worden besluiten over duurzaamheid genomen (indien de criteria worden
actief naar de werkvloer over de gehanteerd). Het is de moeite waard om dat aan werknemers de communiceren.
genomen besluiten.
Dat heeft ook het effect dat het onderwerp gaat 'leven', niet alleen op kantoor,
maar ook thuis.
12 Medewerkers van uw gemeente SenterNovem en andere partijen organiseren regelmatig scholings- en
doen jaarlijks mee aan
ontmoetingsdagen over duurzaam inkopen. Inkopers krijgen daar de laatste
scholingsbijeenkomsten over
'tools' voor hun aanbestedingstrajecten, kunnen ervaringen uitwisselen en in
duurzaam inkopen.
gesprek gaan met producenten. Voor een relatief nieuw beleidsveld zijn deze
bijeenkomsten wezenlijk om ervaring op te doen en uit te wisselen.
ja/nee
1
ja/nee
3
ja/nee
2
ja/nee
1
(Vraag 21, vragenlijst lokaal/mondiaal 2003) Veel gemeenten geven het goede
ja/nee
voorbeeld door het keurmerk Max Havelaar te stimuleren. Een toegevoegde vraag
zou kunnen zijn of die koffie ook 'biologisch' is.
1
14 In het gemeentehuis wordt thee (Vraag 22, vragenlijst lokaal/mondiaal 2003) Veel gemeenten geven het goede
Ja/nee
met het keurmerk van Max
voorbeeld door het keurmerk Max Havelaar te stimuleren. Een toegevoegde vraag
Havelaar geschonken.
zou kunnen zijn of die thee ook 'biologisch' is.
1
15 De gemeente streeft ernaar een
zo breed mogelijk assortiment
biologische producten, maar
minimaal biologische zuivel en
brood(jes) in het assortiment op
te nemen.
2
13 In het gemeentehuis wordt
koffie met het keurmerk van
Max Havelaar geschonken.
Een aantal ministeries en provincies zijn al over op 'biologische' catering. In ieder ja/nee
geval bieden ze medewerkers de keuze aan. Zo zijn biologische melk- en
broodproducten breed beschikbaar. De gemeente zal in haar catering, zowel voor
haar eigen medewerkers als voor recepties, voorkeur moeten geven aan deze
biologische producten. Wie meer wil weten over de mogelijkheden hoeft maar
"catering biologisch" in een zoekmachine van internet in te tikken en er volgt een
keur van verwijzingen.
16 De gemeente beheert in ieder
Veel gemeenten hebben, zelfs al hebben ze financiële tekorten, financiële
ja/nee
geval een deel van haar
reserves die vaak in obligaties (staatsleningen) of op spaarrekeningen of
financiële reserves op duurzame beleggingsrekeningen zijn weggezet. Er bestaan legio mogelijkheden om deze
wijze.
gelden op duurzame wijze te laten beheren, bijvoorbeeld via de bekende
duurzame beleggers als Triodos of ASN, maar bijvoorbeeld ook door het aankopen
van aandelen in het microkredietsysteem van Oikokredit. We waarderen dit hoog
in deze vragenlijst omdat een gemeente die dit doet een voorloper is. We weten
dat de meeste gemeenten niet duurzaam beleggen.
Subtotaal duurzaam inkopen
5.3
3
28
De duurzame gemeente en haar omgeving
Kerntaak van gemeenten is de planning en het onderhoud van de openbare
ruimte. Over de bouw van huizen en kantoren vroegen we onder het thema
klimaat al een en ander (duurzaam wonen en bouwen). Hier formuleren we een
aantal vragen die indicatief zijn voor hoe de gemeente haar kerntaken duurzaam
invult.
17 Voor de gemeente is
duurzaamheid uitgangspunt in
haar bedrijventerreinen, wat
ook neergelegd is in de
beleidsplannen en
uitvoeringsplannen rond deze
terreinen.
(Vraag 16, vragenlijst ruimte&groen 2003) 'Duurzaam parkmanagement' is 'in'.
ja/nee
'Park' is een soort eufemisme voor bedrijventerrein, maar inderdaad is er enorm
veel te doen rond die bedrijventerreinen. Een voorbeeld van de collectieve aanpak
is het vervoersmanagement. Een vervoersanalyse van alle bedrijven heeft inzicht
gegeven in de behoefte aan een gezamenlijk carpoolsysteem en aan een
grootverbruikerscontract met een aanbieder van openbaar vervoer. De
beheerorganisatie heeft verder onderzocht waaraan bedrijven buiten het
basispakket nog behoefte hebben. Gezamenlijke energie-inkoop bijvoorbeeld, of
pandbeveiliging, catering, kinderopvang of gevelreiniging. Maar ook het
meervoudig ruimtegebruik, zoals efficiënt gebruik van ruimte onder
bedrijfsgebouwen voor parkeren of het ecologisch beheer van het groen gericht
op ontwikkeling van echte natuurwaarden. De vraag is of de gemeente deze
mogelijkheden, samen met het bedrijfsleven, in kaart bracht en daarvoor een
uitvoeringsplan bestaat.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
46
2
18 De gemeente gebruikt géén
chemische bestrijdingsmiddelen
bij groenbeheer en onderhoud
van de bestrating.
19 De gemeente stimuleert
particulieren om
natuurvriendelijk te tuinieren.
20 De gemeente stimuleert in haar
bermbeheer de versterking van
de natuurlijke en bloemrijke
vegetatie.
21 De gemeente heeft een visie op
het bomenbestand binnen haar
grenzen en deze visie vertaalt
zich in concrete actie om het
bomenbestand te verbeteren cq
te behouden
(Vraag 15, vragenlijst ruimte&groen 2003) Veel gemeenten vinden dit een lastige ja/nee
vraag. Soms wordt bij het onderhoud van de bestrating toch gespoten. De
gemeente zegt dan meestal 'terughoudend' te zijn. We accepteren hier dat
antwoord niet. De gemeente moet het gif gewoon niet gebruiken, ook niet als het
groenbeheer wordt uitbesteed. Overigens is een belangrijk argument tegen het
gebruik van bestrijdingsmiddelen dat resten ervan steeds vaker in het
oppervlakte -en grondwater worden aangetroffen. Het mag dan wel in het
groenbeheer zelf relatief goedkoop zijn, maar de rekening wordt elders betaald,
bijvoorbeeld in het verwijderen van giftige bagger.
Vraag 4, vragenlijst ruimte&groen 2003) Natuurvriendelijk tuinieren betekent
Ja/nee
meer dan het vermijden van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. Het
gaat ook om het diervriendelijk 'inwinteren' van de tuin (composthoop, zorgen
voor voldoende 'dekking' voor overwinterende zoogdieren en insecten) en het
aanplanten van planten en heesters die insecten aantrekken. Ook
tuinverenigingen kunnen hierin een rol spelen. Er bestaat zelfs een 'keurmerk'
natuurvriendelijk tuinieren. De gemeente kan dit oppakken in de vorm van een
campagne, gericht op het verbeteren van de straat (zoals ' Kleur voor je deur'
van de gemeente Haarlem of geveltuinen projecten). Maar ook door per
jaargetijde breed informatie te geven via lokale media.
(Vraag 6, vragenlijst ruimte&groen 2003) Vroeger werden bermen vooral mooi
ja/nee
gevonden als ze een strakke graszode vormden. Nu kan een gemeente met veel
aandacht voor bermvegetaties zorgen voor ongekende pracht en diversiteit langs
de wegen. De gemeente moet dan waar mogelijk akkeronkruiden inzaaien en in
haar bermbeheer zorgen dat de natuurlijke vegetatie zoveel mogelijk de ruimte
krijgt.
Duurzame ontwikkeling is zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. Bomen ja/nee
dragen hier zeker toe bij. Ze zijn belangrijk voor ons welzijn en onze gezondheid.
Gemeenten moeten daarom een goede balans vinden tussen bebouwing en groen.
Het waarborgen van de kwaliteit van het bomenbestand heeft een hoge prioriteit.
Dat betekent bij (her)inrichting: ruimte inbouwen voor bomen. Enerzijds door
voldoende plaats te reserveren voor nieuwe bomen. Anderzijds door waardevolle
bomen te sparen en in te passen in de bouwplannen. Overigens laat dit
onderwerp goed zien waarom natuur en economie zo nauw verbonden zijn. De
economische waarde van grote bomen is zeer groot. ‘Kap’ betekent dan ook vaak
een werkelijke vernietiging van natuurlijk, historisch en financieel kapitaal.
Subtotaal gemeente en omgeving
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
2
1
2
2
9
47
5.4
De gemeente en haar natuur
Bij de ‘openbare ruimte’ hoort ook de natuur. We hebben lang getwijfeld of deze
aspecten wel in het hoofdstuk ‘Economische dimensie’ van duurzame ontwikkeling
thuis hoort. Want ‘natuur’ gaat niet over ‘profit’ maar over ‘planet’. Daar is veel
voor te zeggen. En toch willen we die natuur dicht bij het duurzaam ondernemen
van de gemeente houden. Want bij de inrichting van de omgeving, het thema van
ruimtelijke ordening, komt veelal het conflict tussen de schaarste aan geld (de
geldeconomie) en schaarste aan natuur concreet aan de orde. Dát
gebiedsgerichte beleid ligt in de kern van het werk van gemeenten. Maken van
bestemmingsplannen, onderhandelen over de ruimte en de directe zorg voor de
ruimte, groen en grijs, is waar de gemeenten het veel over hebben. En steeds
meer zie je gemeenten ook die relaties leggen, tussen de ‘rode functies’ (de
economische dragers, de motors van de economie) en de ‘ groene functies’ (de
natuur, de groene longen, recreatiegebieden). De onderlinge afhankelijkheid van
deze functies wordt meer en meer erkend. En daarmee willen we de zorg voor de
natuur in handen leggen bij de duurzaam ondernemende gemeente. Hoe pakt uw
gemeente dat op?
22 In uw gemeente is een
beleidsambtenaar die zich
nadrukkelijk bezig houdt met
natuur en biodiversiteit.
(Vraag 2, vragenlijst ruimte&groen 2003) Sommige grotere gemeenten hebben
een ' eigen' bioloog/ecoloog. Maar in kleinere gemeente is het ook mogelijk om,
bijvoorbeeld in gewestelijk verband, te werken met een ambtenaar die specifiek
natuur en biodiversiteit in de gaten houdt.
ja/nee
2
23 De gemeente heeft overzicht
van de rijkdom aan soorten
planten (flora) binnen haar
grenzen.
(Vraag 10, vragenlijst ruimte&groen 2003) De gemeente dient hiertoe een
inventarisatie van alle planten binnen de gemeentegrenzen in bezit te hebben.
Die inventarisatie kan heel goed samen met lokale natuurgroepen gedaan zijn.
Maar de vraag hier is of de gemeente 'zelf' dit overzicht ook heeft.
ja/nee
1
24 De gemeente heeft overzicht
van de rijkdom aan soorten
dieren (fauna) binnen haar
grenzen.
(vraag 11, vragenlijst ruimte&groen 2003) Het gaat hier om een grote groep:
ja/nee
vogels, zoogdieren (muizen, vleermuizen, vossen e.d.), amfibieën en reptielen
(kikkers, salamanders, slangen) maar ook insecten als vlinders, libellen of
zweefvliegen. Niet alle dieren kunnen in kaart gebracht worden maar een
algemeen overzicht van vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen mag wel
verwacht worden.
(vraag 9, vragenlijst ruimte&groen 2003) Het inventariseren van vlinders in de
ja/nee
wijk, broedvogels in een bepaald gebied of lieveheersbeestjes of hommels in de
achtertuin schept mogelijkheden om het begrip 'biodiversiteit' handen en voeten
te geven. Organisaties als KNNV, IVN en NJN doen ook regelmatig inventarisaties,
soms voor gemeenten. Is de gemeente daar actief bij betrokken?
1
(Vraag 12, vragenlijst ruimte&groen 2003) De natuur is veel rijker en dichterbij
ja/nee
dan veel mensen denken. De gemeente kan, via haar natuur- en milieu afdeling
bijvoorbeeld, regelmatig berichten uitgeven over ontwikkelingen op dat gebied.
Soms worden zeldzame soorten gevonden, kunnen mensen bepaalde vleermuizen
boven hun huis zien vliegen, is het tijd voor een vlindertrek. De gemeente heeft
de mogelijkheid om te laten zien hoe haar beleid (bv. in groenbeheer, aanleggen
van nestgelegenheid (wanden voor oeverzwaluwen, uilenkasten bijvoorbeeld)) tot
resultaat leidt.
(Vraag 13, vragenlijst ruimte&groen 2003) Rode lijsten zijn in de
ja/nee
natuurbescherming lijsten van planten en dieren die bedreigd worden met
uitsterven. In elke gemeente komen die soorten wel voor en is het van belang dat
rond deze soorten gericht beleid wordt ontwikkeld. Veel rode lijstsoorten zijn
vertegenwoordigers van kwetsbare en zeldzame ecosystemen. Je kunt dan ook
vaak niet de 'soort' beschermen zonder het 'ecosysteem' te beschermen. De
gemeente dient daarvan af te weten en actie te ondernemen. Overigens is het
ook wel handig voor de gemeente om te weten waar de 'rode lijstsoorten' zich
bevinden want als er bouwplannen zijn op die locaties dan zal de gemeente goed
moeten kijken hoe ze met de wettelijke bescherming van deze soorten moet om
gaan.
(Vraag 14, vragenlijst ruimte&groen 2003)Als u weet dat ze er zijn dan wordt het ja/nee
ook interessant om uit te zoeken hoe u ze kan behouden. Bijvoorbeeld door het
graven van speciale poelen voor padden worden zeldzame amfibieën beschermd.
Of door het aanleggen van trekroutes waardoor dieren onder drukke wegen en
onder bruggen door kunnen komen wordt voorkomen dat ze in isolement
uitsterven.
2
25 Uw gemeente houdt, samen
met de bevolking, de
ontwikkeling van biodiversiteit
in de gaten (monitoring).
26 De gemeente communiceert
regelmatig over veranderingen
in biodiversiteit binnen haar
grenzen.
27 De gemeente houdt de 'rode
lijstsoorten' bij die binnen de
gemeentegrenzen voorkomen.
28 De gemeente voert gerichte
actie om de leefomgeving van
deze 'rode lijstsoorten' veilig te
stellen of te verbeteren.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
48
2
1
1
29 Bij het uitvoeren van
(Vraag 17, vragenlijst ruimte&groen 2003) Soms moet er op een plek wel
ja/nee
bouwplannen, zoals het bouwen gebouwd worden, ook al is het een mooi weiland of moet er een bos tegen de
van wijken of wegen in een
vlakte. De nieuwe regelgeving van het rijk vergroot de ruimte van gemeenten om
weiland of bos compenseert de in het 'buitengebied' in te grijpen. Mogelijk kunnen de verloren gegane natuur- en
gemeente het verloren gegane landschapswaarden elders weer (gedeeltelijk) teruggewonnen worden.
groen door elders natuurfuncties 'Compensatie' heet dat. Ook op landelijk niveau wordt dit steeds meer vast
te versterken.
onderdeel van beleid.
30 Uw gemeente heeft een
(Vraag 18, vragenlijst ruimte&groen 2003) We vragen hierboven naar natuur en ja/nee
structureel budget voor 'Leren milieucommunicatie. Het denken hierover is de laatste jaren aanzienlijk verbreed
voor Duurzame
zodat nu sprake is van Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Een gemeente zal
Ontwikkeling/NME'
hierin 'structureel' moeten investeren want het gaat om processen die een lange
adem en grote betrokkenheid van de bevolking vergen.
Subtotaal gemeenten en natuur
5.5
2
13
Resultaten en correcties
In totaal kunnen voor deze vragenlijst ‘Duurzaam ondernemen en beheren’ 50
punten behaald worden. Duurzaam inkopen levert 28 punten hiervan op.
Duurzaam beheer van de openbare ruimte levert 9 punten op en de zorg voor de
natuur levert 13 punten op. Ook hier kunnen correcties worden ingevoerd, tot
een maximaal van 5 punten erbij of eraf. Motivatie van de correcties is belangrijk.
Zonder deze motivatie is het moeilijk om de correcties door te voeren.
De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008
1
49
Download