Handleiding Lokale Duurzaamheidsmeter, alle thema’s 1 2 3 4 5 Inleiding .............................................................................................. 2 1.1 Wat is duurzame ontwikkeling? ......................................................... 2 1.2 De Lokale Duurzaamheidsmeter ........................................................ 3 1.3 ‘Nulmeting’ voor gemeenteraden ...................................................... 4 1.4 De Lokale Duurzaamheidsmeter, Benchmark Duurzaam Inkopen 2008 .. 4 1.5 Concrete vragen ............................................................................. 4 1.6 Tips voor de uitvoering van de duurzaamheidsmeter ........................... 5 1.7 Helpdesk ........................................................................................ 6 Benchmark Duurzaam inkopen ............................................................... 7 2.1 Samenvatting vragen Duurzaam Inkopen........................................... 7 2.2 Duurzaam Inkopen, vragen inclusief toelichting ................................ 10 2.2.1 Algemeen beleid ..................................................................... 10 2.2.2 Algemeen proces .................................................................... 11 2.2.3 Communicatie en Externe betrekkingen ..................................... 12 2.2.4 Wagenpark en dienstauto’s ...................................................... 13 2.2.5 Energie .................................................................................. 14 2.2.6 Hout en Papier........................................................................ 18 2.2.7 Financiën ............................................................................... 20 2.2.8 Groen en verhardingen ............................................................ 22 2.2.9 Bedrijfskleding........................................................................ 23 2.2.10 Schoonmaak ....................................................................... 24 2.2.11 Catering ............................................................................. 25 2.2.12 Informatieve organisatievragen ............................................. 27 2.2.13 Aanvullende vragen over stimuleren MVO ............................... 27 2.2.14 Kantine .............................................................................. 29 Klimaat & water .................................................................................. 31 3.1 Gemeentelijk klimaatbeleid ............................................................ 31 3.2 Waterbeleid .................................................................................. 31 3.3 Het klimaatconvenant .................................................................... 32 3.4 Algemene vragen over klimaatbeleid ............................................... 32 3.5 Een verantwoordelijke gemeente .................................................... 33 3.6 De bebouwde omgeving ................................................................. 34 3.7 Verkeer en Vervoer ....................................................................... 35 3.8 Water .......................................................................................... 36 3.9 Resultaten en correcties................................................................. 38 De Sociale dimensie van duurzame ontwikkeling ..................................... 38 4.1 Processen naar een duurzame samenleving ...................................... 38 4.2 Internationale samenwerking ......................................................... 39 4.3 Inspiratie van buiten ..................................................................... 40 4.4 Samenwerking .............................................................................. 41 4.5 Verschillende groepen in de samenleving ......................................... 41 4.6 Emancipatie ................................................................................. 42 4.7 Solidariteit met de minima ............................................................. 43 4.8 Resultaten en correcties................................................................. 44 De economische dimensie van duurzame ontwikkeling ............................. 44 5.1 Duurzaam ondernemen en beheren ................................................. 44 5.2 Duurzaam inkopen ........................................................................ 45 5.3 De duurzame gemeente en haar omgeving ...................................... 46 5.4 De gemeente en haar natuur .......................................................... 48 5.5 Resultaten en correcties................................................................. 49 Richard van Leeuwen, COS Nederland, juli 2008 De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008 1 1 Inleiding Gemeenten investeren in duurzame ontwikkeling. In de wijk of het buitengebied, het gemeentegebouw, de school of het industrieterrein. Het gaat daarbij om mensen in relatie tot hun omgeving. Aandacht voor jongeren en ouderen, bewonersparticipatie en internationale samenwerking biedt ruimte voor een sociale en solidaire samenleving. Het gaat ook om investeringen in een gezonde economie. Stimulansen voor werkgelegenheid, efficiënte en duurzame bedrijfsvoering geven perspectief aan een sterke economie. Die mensen en hun economie leven in evenwicht met hun omgeving, de aarde. Investeringen in energiebesparing, schone energiebronnen en integraal waterbeheer dragen bij aan een beter milieu. Investeren in duurzame ontwikkelingen is investeren in een evenwichtige toekomst. Hoeveel investeren gemeenten in die duurzame ontwikkeling? Welke kansen pakken gemeenten en welke laten ze liggen? Welke gemeenten zijn de koplopers? Hoe kunnen we inspiratie putten uit het werk van deze voorhoede? De ‘Lokale Duurzaamheidsmeter’ (www.duurzaamheidsmeter.nl) geeft antwoorden op deze vragen. Met duurzame ontwikkeling bieden we andere volkeren en de toekomstige generaties ruimte om gezond, veilig en volwaardig te leven. Dat is geen 'hype' of 'mode', maar simpele noodzaak. 1.1 Wat is duurzame ontwikkeling? De Lokale Duurzaamheidsmeter is opgedeeld in de drie invalshoeken van duurzaamheid: People, Planet en Profit. Daar gaat het bij duurzame ontwikkeling immers om: de sociale, ecologische én economische dimensies van ontwikkeling in samenhang en evenwicht te brengen. Alleen zo kunnen de huidige generaties (hier in Nederland, maar ook elders in de wereld) gezond, veilig en in welvaart leven met behoud van de mogelijkheden voor toekomstige generaties om dat ook te kunnen doen. People: De ‘P’ voor ‘People’ zou ook kunnen staan voor de ‘P’ van ‘participatie’. Betrokkenheid van mensen bij hun omgeving, door gezamenlijk vorm te geven aan die omgeving, is een belangrijke basis voor duurzame ontwikkeling. Bewonersparticipatie, aandacht voor jongeren en ouderen, ook bij de inrichting van hún leefomgeving. En voorbij de straat en wijk het vormgeven van internationale samenwerking waarbij het wederkerige leerproces van mensen uit verschillende culturen en in verschillende omstandigheden centraal staat. Planet: De ‘P’ van Planet zou ook voor ‘Perspectief’ kunnen staan, want bij ‘Planet’ gaat het vooral om duurzaamheid in de tijd. De capaciteit van de aarde en haar atmosfeer om afval en vervuiling op te vangen is eindig. Gemeentelijk klimaatbeleid, gericht op energiebesparing en het stimuleren van schone energie, kan een belangrijke bijdrage leveren aan zorg voor de aarde. Ook duurzaam waterbeheer, gericht op de gevolgen van de klimaatverandering, vraagt om investeringen in de diepte. Profit: Deze ‘P’ van Profit staat ook voor het engelse ‘Progress’: vooruitgang. Maar dan vooruitgang in duurzame termen. Werkgelegenheid in bedrijven die bijdragen aan het brede perspectief van duurzame ontwikkeling. Een gemeente als voorbeeld van een duurzame onderneming, met alle zorg voor haar De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008 2 gebouwen, afvalbeheer en gebruikte materialen die daarbij hoort. Een gemeente die bedrijven en haar burgers betrekt bij het duurzame beheer van financiële reserves, die duurzaam inkoopt en daarbij geen producten gebruikt die bijdragen aan kinderarbeid of vernietiging van het milieu. Maar ook een gemeente die zorgt voor een duurzame inrichting van haar omgeving, zodat ze in haar ruimtelijke ordening ook perspectieven biedt voor de natuur. De Brundtland definitie Brundtland definieerde het als ‘een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarbij de behoeften van de toekomstige generaties in gevaar te brengen’ Daarbij gaat het om twee kernthema’s: Het nemen van verantwoordelijkheid voor de gevolgen van ons eigen handelen voor toekomstige generaties en de bewoners met wie we deze aarde delen (voorkomen en tegengaan van ‘afwenteling’) en het vormgeven van het participatieve proces dat het mogelijk maakt om gezamenlijk deze verantwoordelijkheid te nemen. Afwenteling gaat over kosten en nadelige effecten van ons concrete handelen op andere landen, volkeren en regio’s, maar ook op toekomstige generaties. Het gaat niet alleen om afwenteling naar mensen (antropocentrische benadering) maar ook naar de natuur en ecosystemen. De grootschalige uitstoot van kooldioxide is een goed voorbeeld van afwenteling. Effecten van klimaatverandering zijn het grootste in derde wereldlanden, die kwetsbaar zijn voor extremen in het klimaat en geen middelen hebben om zich aan een veranderend klimaat aan te passen (afwenteling in de ruimte). Onze kinderen en kleinkinderen zullen de niet te stuiten effecten van klimaatverandering voor Nederland op moeten vangen. Want opwarming van de aarde en zeespiegelstijging zullen nog eeuwen door gaan, zelfs al stoppen we nu met de excessieve productie van kooldioxide (afwenteling naar de toekomst). Participatie gaat in dit verband over het sturingsmechanisme om afwenteling tegen te gaan. De samenleving wordt niet gestuurd door één roerganger die eenvoudig koers kan wijzigen. Het sturingsmechanisme bij uitstek is democratische besluitvorming en brede deelname van bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden in besluitvorming en maatschappelijke evolutie. Kortom... er zitten heel wat handen aan het roer en voor een koerswijziging is een gezamenlijke kracht nodig om de juiste koers te laten bepalen en vast te houden. 1.2 De Lokale Duurzaamheidsmeter Antwoorden op tientallen vragen op het gebied van internationaal beleid, sociaal beleid, water –en klimaatbeleid en beleid op groen en ruimte gaven een goed beeld van de stand van zaken. Van de toen nog 487 Nederlandse gemeenten deden er in 2005 ruim 430 mee in het beantwoorden van één of meerdere vragenlijsten van de duurzaamheidsmeter. Daardoor was het mogelijk gemeenten te vergelijken, hiaten in beleid in beeld te krijgen. De vragen waren meestal met een simpel ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden. Een correctiemogelijkheid gaf ruimte voor de gewenste nuance. In tientallen gemeenten zorgden maatschappelijke organisaties voor het afnemen van de enquêtes. De dialoog tussen de maatschappelijke en gemeentelijke organisatie die daaruit ontstond versterkte wederzijds begrip en gaf stimulans aan nieuwe maatregelen wat leidde tot verhoging van ambities. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008 3 1.3 ‘Nulmeting’ voor gemeenteraden De brede campagne ‘de Lokale Duurzaamheidsmeter’ vindt vanaf 2005 steeds het jaar voorafgaande aan de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Hiermee ontstaat een 4-jaarlijks terugkerend meetinstrument dat de inspanningen van gemeente en politiek gedurende de afgelopen collegeperiode weergeeft. Tegelijk is het een ‘nulmeting’ voor de daarop volgende periode. De eerste volgende brede meting zal plaatsvinden in 2009. In de jaren tussen de gemeenteraadsverkiezingen zal op een aantal ‘thema’s’ nog hard gewerkt worden. In 2006 - 2008 staat het onderwerp ‘duurzaam inkopen’ centraal. Dat is aan de duurzaamheidsmeter 2006-2008 ook goed te zien. De vragenlijst ‘duurzaam inkopen’ en een extra vragenlijst voor de ‘kantine’ geven een goed beeld van wat een gemeente kan doen aan lokale duurzame ontwikkeling binnen de inkoopfunctie. De andere vragenlijsten blijven ‘actueel’. U kunt ze (laten) invullen en opsturen. We zullen de gegevens van de gemeenten aan de resultaten toevoegen. 1.4 De Lokale Duurzaamheidsmeter, Benchmark Duurzaam Inkopen 2008 De campagne loopt door vanuit 2006. Materiaal (een handleiding en de vragenlijsten, schriftelijk te verkrijgen en via www.duurzaamheidsmeter.nl ) blijft, in aangepaste vorm, beschikbaar. Gegevens kunnen direct via het Internet ingevoerd en verzonden worden. Deze gegevens worden gecontroleerd en vervolgens ingevoerd op de site www.duurzaamheidsmeter.nl. De gegevens van 149 gemeenten konden worden meegenomen in een voorlopige eindrapportage die op 10 oktober 2007 werd gepresenteerd. Voor deze rapportage verwijzen wij u graag naar www.duurzaamheidsmeter.nl/publicaties 2008: De vragenlijst blijft actief op internet. Dat betekent dat alle gemeenten in 2008 een nieuwe kans krijgen om de vragenlijst ingevuld te krijgen. Uiteraard is het ook mogelijk om gegevens uit 2006 en 2007 te actualiseren en te kijken of de gemeente vooruitgang boekt. In de toelichting op de vragen van de Benchmark Duurzaam Inkopen wordt gerefereerd aan de criteria van SenterNovem, van productgroepen waar die al gepubliceerd zijn. We zullen de toelichting op internet blijvend aanpassen. In deze handleiding hanteren we de in mei 2008 gepresenteerde criteria. Gegevens van de Benchmark worden in 2008 o.a. gebruikt bij de verschillende bijeenkomsten rond duurzaam inkopen die door de Provinciale Milieufederaties worden georganiseerd rond duurzame dinsdag (4 september 2008, voor meer informatie hierover zie www.duurzaaminkopendag.nu) COS Nederland, de Provinciale Milieufederaties, Vereniging Milieudefensie, Vereniging Klimaatverbond en Stichting Natuur en Milieu werken nauw samen om de gegevens voor de benchmark Duurzaam Inkopen boven tafel te krijgen. 1.5 Concrete vragen De vragen zijn meestal met een simpel 'Ja' of 'Nee' te beantwoorden: “De gemeenteraad besloot dat duurzaamheid uitgangspunt voor het inkoopbeleid moet zijn?”, “Criteria duurzaaminkopen wegen mee in aanbesteding?”, “Stimuleert de gemeente energiebesparing bij huishoudens?”, “Meer dan 10 en minder dan 100% groene stroom voor de gemeente”? Natuurlijk kan niet alles 'gevangen' worden in deze vragen. Daarvoor is een correctiemogelijkheid die vanuit elke gemeente specifiek kan worden ingevuld. Hier heeft de gemeente de mogelijkheid de “nuances” aan te geven. Zo veel mogelijk vragen zijn voor alle De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008 4 gemeenten van toepassing, helaas kunnen we niet helemaal voorkomen dat sommige vragen voor enkele gemeenten minder relevant zullen zijn. 1.6 Tips voor de uitvoering van de duurzaamheidsmeter De eerste tip die wij u geven is om regelmatig de website www.duurzaamheidsmeter.nl te bekijken. U kunt zich daar ook opgeven voor de nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief zal in de periode dat de meting voor de duurzaamheidsmeter plaatsvindt regelmatig uitkomen om u op de hoogte te houden van de meest recente ontwikkelingen. Een aantal belangrijkste tips (vooral bedoeld voor maatschappelijke groepen die met de Duurzaamheidsmeter aan de slag gaan, maar ook voor behandelend ambtenaren zinvol): a) Er zijn meerdere vragenlijsten die mogelijk de verantwoordelijkheid van 6 of meer ambtenaren betreft. In 2006 - 2008 staan de vragenlijsten duurzaam inkopen en kantine centraal. Maar ook de andere vragenlijsten blijven van belang. Zoek binnen de gemeente het contact op dat u kan verwijzen naar de juiste ambtenaren en leg dan de reeks vragen die bij de specifieke ambtenaar past voor. Onze ervaring is dat dit de grootste drempel is om aan de juiste antwoorden te komen. De energiecoördinator weet niet alles van het waterbeleid. De ambtenaar die duurzaam inkopen doet is niet altijd betrokken bij het groenbeheer. Het is dus handig om één ambtenaar te vinden die kan coördineren. Vaak is de afdeling voorlichting een goede invalshoek. Op http//www.duurzaamheidsmeter.nl/resultaten/2008/ staan per gemeente de ons bekende contactpersonen, die bij eerdere edities betrokken zijn. Veelal kunnen zij u helpen. b) Zorg dat de ambtenaren de vragenlijsten tijdig in handen krijgen. Vaak moet er even naar gekeken en over gepraat worden. De toelichtingen kunnen van belang zijn. Verwijs de betrokkenen door naar www.duurzaamheidsmeter.nl waar de vragenlijsten met toelichting zijn gepubliceerd. Of geef ze deze handleiding of kopieer de relevante stukken hieruit (dikke documenten worden slecht gelezen). c) Zorg dat niet het beeld ontstaat dat de gemeente een ‘kritische toets’ gaat krijgen, uitgevoerd door buitenstaanders. Het is een meetinstrument dat burgers, ambtelijk apparaat en politiek helpt om een beter beeld te krijgen van de positie van de gemeente op een aantal belangrijke thema’s. Openbaarheid van bestuur is daarbij een belangrijk gegeven. Maar voorkom dat de vragenlijsten zelf inzet worden van politiek debat. Als een gemeente aarzelt om mee te doen, dan zijn dit de belangrijkste argumenten. Indien uiteindelijk een gemeente weigert mee te doen, kunt u alsnog aangeven in de vragenlijsten wat u wel aan informatie boven water kan krijgen en vermelden dat de gemeente niet wilde meewerken. d) Denk na over publiciteit. Onze ervaring is dat lokale kranten heel graag de resultaten willen publiceren, mits ze op bondige wijze worden geïnformeerd. Uitgebreide rapportages zijn zinvol voor betrokken wethouders, gemeenteraad en ambtenaren. U kunt modellen voor persberichten via [email protected] opvragen. e) En bovenal, misschien de belangrijkste tip, zoek samenwerking op. De concrete vragenlijst is iets waarop vrijwilligers te mobiliseren zijn. Het is een duidelijke taak, afgerond in de tijd en resultaatgericht, die vrijwilligers graag willen uitvoeren. Mochten er vragen zijn, inhoudelijk of over het proces, dan staat de helpdesk van de Lokale Duurzaamheidsmeter voor u open. f) Belangrijk voor ons is dat u zoveel mogelijk van internet gebruik maakt. Het scheelt ons administratief en materieel veel tijd en geld als de ingevulde vragenlijsten via de website worden opgestuurd. Wij krijgen ze dan in ‘code’ die we gemakkelijk kunnen invoeren in onze database, zodat de resultaten snel op internet beschikbaar komen. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008 5 Indien u de resultaten schriftelijk wilt opsturen, dan kan dat naar: Lokale Duurzaamheidsmeter P/a COS Noord-Holland Antwoordnummer 281 1800 VB Alkmaar (een postzegel is niet nodig, mag wel) 1.7 Helpdesk Hebt u nog vragen? Wilt u in uw gemeente met een of meerdere thema's aan het werk, maar weet u niet hoe? Vindt u een vraag onduidelijk of zou u vragen toe willen voegen? Wilt u met jongeren of scholen aan de gang? Neemt u dan contact op met de helpdesk, uitgevoerd door COS Noord-Holland, coördinator van de Lokale Duurzaamheidsmeter voor de Vereniging COSNederland of mail naar [email protected]. U ontvangt zo snel mogelijk antwoord. COS Nederland beschikt over een stevig netwerk van regionale COSsen en goede relaties met andere ondersteuners die u van dienst kunnen zijn (voor meer informatie over COS Nederland: www.cossen.nl). Contact: Lokale Duurzaamheidsmeter, pa/ COS Noord-Holland Oudegracht 86 1811 CM Alkmaar Tel. 072-5202517, [email protected] Opmerking: Ook via www.duurzaamheidsmeter.nl is opgave mogelijk. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, Duurzaam Inkopen, juli 2008 6 2 Benchmark Duurzaam inkopen Allereerst geven we u de vragenlijst, in samengevatte versie. Daarna geven we u de uitgebreide vragenlijst met toelichting. Deze vragenlijst is ook te downloaden van www.duurzaamheidsmeter.nl/handleiding (kies hier de verkorte vragenlijst al dan niet met kantine) zodat u deze gemakkelijk mee kunt nemen of op kunt sturen. Voor belangrijke achtergronden over duurzaam inkopen heeft SenterNovem een zeer uitgebreide ondersteunende website: www.senternovem.nl/duurzaaminkopen. Daar vindt u de meest recente informatie, ook over de productgroepen die we hier noemen. Uiteraard is over elke productgroep veel te vertellen. Velen in de gemeente zullen zich afvragen waarom ze zich deze inspanning moeten getroosten: het is heel veel en het gaat zo ver. Die discussie (motivatie) vinden we wezenlijk en is toch een eerste stap waarop feitelijk deze vragenlijst volgt. We laten zien dat mooie intenties (we gaan duurzaam inkopen) vervolgens uitgewerkt dienen te worden in een consequente lijn. Die kunt u hier voor een aantal productgroepen volgen. Er zijn er nog meer, maar we houden ons ‘in’. Vaak zijn de vragen gedetailleerd en technisch. Dat is noodzakelijk, want aan ‘algemene uitspraken’ hebben we niet veel. Het kan zijn dat u nadere toelichting nodig heeft. Aarzel niet ons te mailen ([email protected]). We zullen uw vraag graag beantwoorden of doorspelen naar een deskundige. 2.1 Samenvatting vragen Duurzaam Inkopen No 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 Score Algemeen beleid Duurzaam inkopen uitgangspunt beleid Eerlijke handel (Fair Trade) uitgangspunt beleid Deelnemersverklaring duurzaam inkopen getekend Kosten aankoop, gebruik en besparingen producten gezamenlijk uitgangspunt Budget voor meerprijs duurzame producten beschikbaar Algemeen proces Criteria duurzaaminkopen wegen mee in aanbesteding Criteria duurzaam inkopen voor alle inkopen Belangrijkste partijen werken samen bij elke aanbesteding (ook afd. Milieu) (Inkoop)medewerkers doen mee aan scholing Communicatie en externe betrekkingen Gemeente stimuleert duurzaam inkopen bij anderen Bij relatiegeschenken en kerstpakketten biologische en fairtrade producten Bij relatiegeschenken en versieringen bloemen van minimaal milieukeur MPS Groene energie gestimuleerd bij burgers Duurzaam sparen en beleggen gestimuleerd bij werknemers Besluiten aanbestedingen breed gecommuniceerd bij gebruikers en organisatie Kledingwinkels worden opgeroepen om te werken aan eerlijke kleding Wagenpark/dienstauto's Eigen (gemeentelijke) mobiliteit wordt aangepakt Schonere auto's al in bezit Alle nieuwe auto's van efficiëntere A en B label Voor 2009 gemeentelijke diesel voor meer dan 50% aan roetfilter Auto's worden geleasd van groene lease bedrijven Voor uitbesteed werk (afval/groen bv.) eisen aan milieu voor wagens De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 7 1 1 2 2 1 6 2 1 2 1 7 1 1 1 1 1 1 1 9 1 2 2 2 1 1 7 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 Energie Meer dan 10 en minder dan 100% groene stroom voor de gemeente 100% groene stroom voor de gemeente Meer dan 50% gas voor de gemeente is 'groen' Voorwaarden (geen kernenergie/kolen) aan grijze stroom gesteld Duurzame energiescan uitgevoerd in de gemeente Zelf duurzame energie opwekken of energie opslaan in/rond gemeentelijke gebouwen Standby-knop wordt automatisch aangepakt met 'standby-killers' Bij aanschaf ICT apparatuur en kopieermachines verlaging energiegebruik kwaliteitseis Meetbare doelen energiebesparing gemeentelijke gebouwen Uitvoeringsplan energiebesparing openbare verlichting actueel Meer dan 90% verlichting in gebouwen van gemeente A of B efficiënt Gemeente lid van het klimaatverbond Internationale reizen klimaatgecompenseerd Hout en papier Alleen hardhout eigen gebruik van FSC keurmerk Naaldhout en plaathout ook alleen van FSC keurmerk FSC verplichting staat in gemeentelijke bestekken Controle dat hout FSC gekeurd is wordt steeds uitgevoerd Voorlichting naar personeel over papier en papierbesparing Meer dan 50% papier gemeente is gerecycled Papier van de gemeente is niet chloorgebleekt Niet gerecycled papier is van FSC keurmerk Financien Een deel, minder dan 5%, financiën duurzaam belegd Een deel, 5% of meer, financiën duurzaam belegd Verzekeringen mogelijk ook duurzaam, wordt onderzocht Groen en verharding Geen chemische bestrijdingsmiddelen openbaar groen en verharding Gemeente doet mee aan project duurzamer onkruidbeheer Gemeente doet mee aan certificering duurzaam terreinbeheer Gemeente gaat voor zilver of goud in certificaat duurzaam terreinbeheer Biologische bollen, planten en bomen hebben voorkeur bij gemeente Bij gebruik natuursteen zeker geen kinderarbeid betrokken Bedrijfskleding Eerlijke kleren (zoals Fair Wear Foundation) uitgangspunt >70% van bedrijfskleding budget van bedrijven met gedragscode Meer dan 0% maar minder dan 5% bedrijfskleding milieuvriendelijk materiaal Tussen 5% en 10% bedrijfskleding milieuvriendelijk materiaal Meer dan 10% bedrijfskleding milieuvriendelijk materiaal Katoenen producten ongebleekt Fournituren niet pvc of met gegalvaniseerd (met metaal) materiaal Schoonmaak Schoonmaakbedrijf voor gemeente gecertificeerd milieuvriendelijk Dagelijkse reiniging vooral met microvezeldoekjes Meer dan 50% schoonmaakmiddelen van Ecolabel Catering Meer dan 90 % koffie van Max Havelaar/Fair Trade Meer dan 90% koffie met EKO keurmerk Meer dan 90% van de melkchocolade van Max Havelaar/Fair Trade Meer dan 90% melkchocolade met EKO keurmerk Meer dan 90% van de thee van Max Havelaar/Fair Trade Meer dan 90% van de thee met EKO keurmerk Informatieve organisatievraag Uw inkoopbeleid is geheel gecentraliseerd De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 20 1 2 1 1 2 2 1 2 2 2 2 2 1 10 2 2 1 1 1 1 1 1 9 3 5 4 8 2 1 1 1 1 2 9 2 2 1 2 3 1 1 9 3 3 3 6 1 1 1 1 1 1 0 0 8 70 71 72 73 74 75 76 77 78 Uw inkoopbeleid is grotendeels gecentraliseerd Uw inkoopbeleid is gedeeltelijk centraal en gedeeltelijk decentraal georganiseerd Uw inkoopbeleid is grotendeels decentraal georganiseerd Uw inkoopbeleid is geheel decentraal georganiseerd Aanvullende vragen over stimuleren MVO Stimuleert uw gemeente MVO bij het lokale bedrijfsleven, bijvoorbeeld door middel van een project of heeft uw gemeente een dergelijk project de afgelopen twee jaar uitgevoerd? Hoeveel bedrijven in uw gemeente namen deel aan bovengenoemd project(en) Waren dat 0 - 20 bedrijven? Waren dat 20 - 50 bedrijven? Waren dat meer dan 50 bedrijven? Totaal Uw gemeente heeft een kantine (bij ja, svp kantinevragen beantwoorden) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 100 0 We hebben ook vragen over de kantine, los van deze ‘duurzaam inkopen’ lijst, maar er wel mee verbonden. Kantine U gemeente heeft een kantine 1 Aantal gebruikers kantine tussen 0 en 100 2 Aantal gebruikers kantine tussen 100 en 500 3 Aantal gebruikers kantine meer dan 500 4 Meer dan 50% sappen Max Havelaar/Fair Trade 5 Meer dan 50% sappen met EKO keurmerk 6 Meer dan 25% fruit Max Havelaar/Fair Trade 7 Meer dan 50% fruit met EKO keurmerk 8 Meer dan 50% snoep Max Havelaar/Fair Trade 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 2 2 2 2 2 100% biologische melk in kantine 100% biologische karnemelk in kantine 100% biologische desserts in kantine 100% biologisch afbakbrood in kantine 100% overig (niet afbak) biologisch brood in kantine 100% biologische kaas in kantine 100% biologisch vlees in kantine In delen warme maaltijd biologische producten 1 Percentage besteed geld inkoop biologische catering 0% Percentage besteed geld inkoop biologische catering 1 - 5% Percentage besteed geld inkoop biologische catering 6-15% Percentage besteed geld inkoop biologische catering 16-25% Percentage besteed geld inkoop biologische catering 26-40% Percentage besteed geld inkoop biologische catering meer dan 40% Volgende aanbesteding catering stelt eisen percentage inkoop biologische producten 0 Maximale score 1 1 1 1 1 1 1 2 4 6 8 10 2 30 Op de volgende pagina’s vindt u de vragenlijst Duurzaam Inkopen inclusief de uitgebreide toelichting. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 9 2.2 Duurzaam Inkopen, vragen inclusief toelichting 2.2.1 Algemeen beleid Algemeen beleid levert 7 van de 100 potentiële punten op. Het zijn vooral procesindicatoren waarbij we kijken naar de inbedding en uitgangspunten van het beleid. Algemeen beleid De gemeenteraad besloot dat duurzaamheid uitgangspunt voor het inkoopbeleid moet zijn. beleids ind. 1 beleids ind. 2 De gemeente tekende in dat verband de deelnemersverklaring duurzaam inkopen. beleids ind. 3 De uitgangspunten van duurzaamheid in het inkoopbeleid zijn helder en duidelijk inclusief de uitgangspunten voor een eerlijke handel (bijvoorbeeld Fair Trade. De gemeente houdt bij inkopen niet alleen rekening met de prijs van het aan te schaffen product of dienst maar beoordeelt op basis van de Total Cost of Ownership (investerings- en exploitatiekosten). proces ind. 4 proces ind. 5 Er is een budget voor de meerprijs van een duurzame aanbesteding zodat de kosten voor aanschaf minstens 5% meer dan de prijs van het niet-duurzame product mag zijn. Duurzaam inkopen zou de 'norm' moeten zijn voor het inkoopbeleid van nationale, provinciale en lokale overheden. Er zijn handleidingen en 'checklisten' genoeg, trainingen en scholingen, intentieverklaringen en campagnes. Zie hiervoor ook www.senternovem.nl/duurzaaminkopen. Met de ondertekening van het Klimaatakkoord in november 2007 kwamen rijksoverheid en de VNG overeen dat gemeenten in 2010 voor 75% duurzaam in zullen kopen en in 2015 voor 100%. Voor de rijksoverheid zelf ligt de lat op 100% duurzaam inkopen in 2010. Er mag alleen niet-duurzaam ingekocht worden als dit niet anders kan. (ref. vraag 1, Duurzaam en Ondernemen) In Nederland wordt 'duurzaamheid' vaak ingevuld met 'milieu'. Dat is te beperkt. Duurzame ontwikkeling gaat over voorkomen van afwentelling naar volgende generaties en naar andere landen. Dit zowel op het gebied van milieu, als op sociaal gebied (denk aan mensenrechten, arbeidsomstandigheden) en economisch (denk aan prijsgaranties, inkomsten). Dat moet wel duidelijk tot uiting komen in het gemeentelijk duurzaam inkoopbeleid. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) ) De deelnameverklaring duurzaam inkopen is een statement dat formeel bevestigt dat op het gebied van duurzaam inkopen geïnvesteerd wordt. In de praktijk blijkt dat veel overheden al in meer of mindere mate actief zijn met duurzaam inkopen. Het ondertekenen van de deelnameverklaring maakt voor alle medewerkers van een overheidsorganisatie, evenals voor externe partijen, duidelijk dat duurzaamheid serieus genomen wordt. Voor een overzicht welke gemeenten de deelnameverklaring ondertekend instuurden naar SenterNovem zie http://www.duurzaaminkopen.nu of http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/deelname/index.a sp (Ref. Duurzaam Inkopen 2006) Veel 'duurzame producten' vergen minder onderhoud. Ze zijn soms wel duurder in aanschaf, maar de beheers- of onderhoudskosten zijn minder. Wanneer je de totale kosten van het 'eigendom' (Total Cost of Ownership: TCO) berekent, kom je goedkoper uit. Een bekend voorbeeld is de spaarlamp: Aanschaf ervan kost ongeveer acht keer zoveel als een vergelijkbare 'gewone gloei'-lamp. Maar de energiekosten zijn een stuk lager (dus voordeliger in gebruik) terwijl de lamp zelf tot wel tien keer langer mee gaat. Zonder de onderhoudskosten (in- en uitdraaien van de lamp bv.) mee te rekenen blijken de totale kosten van het gebruik van een spaarlamp minder dan een kwart van de prijs te zijn in vergelijking tot een gewone lamp. (Ref. Duurzaam Inkopen 2006) Duurzaam inkopen is ook wat 'waard'. Door het hanteren van criteria voor duurzaam inkopen kan het gebeuren dat de aanbesteding, vanwege het duurzame karakter, iets duurder uitvalt. Veelal moeten inkopers zo 'goedkoop' mogelijk aanbesteden waardoor de criteria voor duurzaam inkopen wel gehanteerd worden (vraag 1 en 2 worden positief beantwoord)... maar in de praktijk niet leiden tot veel meer duurzame inkopen. Om dat te voorkomen moet de inkoper ruimte krijgen om bij het toepassen van de duurzaamheidscriteria tot 5% meer te besteden. Overigens is de meerprijs niet altijd bekend. (Ref. vraag 4, Duurzaam en Ondernemen 2005) De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 10 1 ja/nee 1 ja/nee 2 ja/nee 2 ja/nee 1 2.2.2 Algemeen proces De procesvragen leveren maximaal 6 punten op. Samen met algemeen beleid vormt het daarmee de basis van het inkoopbeleid (met 13 punten). Algemeen proces Uw gemeente hanteert de criteria voor duurzaam inkopen door ze concreet mee te wegen in het aanbestedingstraject. Wanneer een gemeente producten op grote schaal in koopt, wordt van te voren (in het bestek) aangegeven welke kwaliteit wenselijk is. Er komt een hele lijst van 'eisen' en 'wensen'. Vereiste duurzaamheidscriteria (zowel milieugerelateerde als sociale criteria) horen hierbij te staan. Hoe dat uitwerkt is per inkoopproces anders, maar alleen vroegtijdig aangeven wat gewenst is geeft de garantie dat duurzaamheid bewust is meegewogen. (Ref. vraag 2, Duurzaam en Ondernemen 2005) 2 ja/nee Uw gemeente hanteert de criteria voor duurzaam inkopen voor zowel primaire (bijv. stoeptegels, plantmateriaal etc., zaken die groot worden ingekocht) als secundaire inkopen (zaken die ten dienste staan van de organisatie, bijv. de koffieautomaten) De primaire inkopen zijn zaken als stoeptegels, verkeerslichten, plantmateriaal voor groenvoorzieningen, de elektriciteit voor straatverlichting etc. Het zijn zaken die veelal in grote hoeveelheden worden ingekocht en tegenwoordig vaak uitbesteed zijn aan onderaannemers. Vaak worden deze producten en diensten ingekocht door de 'budgethouders', de beambten met hun wethouders die voor die sector verantwoordelijk zijn. Secundaire inkopen zijn zaken die facilitair zijn voor het functioneren van het gemeentelijk apparaat. De koffieautomaat, de inrichting van het gemeentehuis of gemeentewerf, maar ook de elektriciteit voor de gemeentelijke kantoren. Deze producten worden veelal ingekocht door de dienst facilitaire zaken. Vaak zijn hier verschillende inkopers betrokken en kan het voorkomen dat de gemeente voor haar eigen gemeentehuis wel groene stroom koopt, maar dat voor de straatverlichting niet doet. (Ref. vraag 3, Duurzaam en Ondernemen 2005) 1 ja/nee Budgethouder, inkoper en milieu-afdeling zijn voor (bijna) iedere aanbesteding betrokken bij het opstellen van het "programma van eisen". Veel duurzaamheidscriteria zijn milieugerelateerd. Vaak vereist de beoordeling van deze criteria specialistische kennis. De gegevens over producten zijn overigens over het algemeen goed opvraagbaar. Maar een inkoper die vooral thuis is in juridische en financiële aspecten van een aankoop, heeft van duurzaamheidscriteria veelal minder kennis. Dan is het zinvol wanneer een beleidsmedewerker van de milieuafdeling vroegtijdig (dus regelmatig) overleg heeft over aankomende aanbestedingen. De inkoper overlegt meestal met degene die voor de afdeling een product wil aanschaffen (de budgethouder). Bij dit overleg is aanwezigheid van de milieuafdeling gewenst, bijvoorbeeld om te kijken naar de vraag zelf. Bijvoorbeeld bij de aanschaf van auto's kan het zinvol zijn eerst een vervoersbeleidsplan voor de gemeente te formuleren. De facilitaire dienst die de auto's aan wil schaffen is daar mogelijk niet van op de hoogte. Het vastleggen van de behoefte vooraf kan onnodige aanschaf voorkomen. In simpel Nederlands geformuleerd; De meest duurzame aanschaf is soms afzien van de aanschaf. (ref. vraag 10 Duurzaam en Ondernemen 2005) 2 ja/nee (Inkoop)medewerkers van uw gemeente doen jaarlijks mee aan (bij)scholingsbijeenkomsten over duurzaam inkopen. SenterNovem, NEVI, PIANOO en andere partijen organiseren regelmatig scholings- en ontmoetingsdagen over duurzaam inkopen. Inkopers krijgen daar de laatste 'tools' voor hun aanbestedingstrajecten, kunnen ervaringen uitwisselen en in gesprek gaan met producenten. Voor een relatief nieuw beleidsveld zijn deze bijeenkomsten wezenlijk om ervaring op te doen en uit te wisselen. (ref. vraag 12, Duurzaam en Ondernemen 2005) 1 ja/nee proces ind. 6 proces ind. 7 proces ind. 8 proces ind. 9 De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 11 2.2.3 Communicatie en Externe betrekkingen Met 7 punten neemt communicatie en externe betrekkingen een belangrijke plek in. Er zijn in de vragenlijst mogelijk nog meer vragen die hierop betrekking hebben (zoals bij energie een vraag over het Klimaatverbond). Communicatie gaat over een heel aantal aspecten van duurzaam inkopen. Het is een lastige keuze om het onderwerp echt los te maken van de thematiek en daarom is het goed om, ook bij de afzonderlijke onderwerpen (zoals schone kleren of duurzaam sparen en beleggen) weer even terug te grijpen naar deze lijst. Communicatie en Externe Betrekkingen De gemeente stimuleert duurzaam inkopen bij andere partijen. proces ind. 10 prestatie ind. 11 In relatiegeschenken en bij versieringen maakt de gemeente alleen gebruik van bloemen die voldoen aan minstens het milieukeur MPS. prestatie ind. 12 In relatiegeschenken en kerstpakketten wordt, waar de producten beschikbaar zijn, gebruik gemaakt van FairTrade en/of biologische producten proces ind. 13 De gemeente communiceert over het belang van duurzaam sparen en beleggen naar haar werknemers. proces ind. 14 Stimuleert de gemeente de inkoop van groene stroom bij haar inwoners? Onderwijsinstellingen, woningcorporaties en waterschappen maar ook winkeliers, bedrijfsleven en burgers spelen een belangrijke rol bij duurzaam inkopen. Het is belangrijk wanneer een gemeente het goede voorbeeld geeft. Maar zonder over achtergronden en intenties van duurzaam inkopen te communiceren zal dit nauwelijks tot navolging leiden. Niet alleen door te vertellen hoe 'goed' de gemeente het doet, maar echt met structurele samenwerking met andere partijen. Gemeenten kunnen hierover communiceren in bijvoorbeeld de gemeentelijke krant(pagina), of vanuit bredere concepten als Millenniumgemeente (zie www.millenniumgemeente.nl) of FairTrade Gemeente (zie www.fairtradegemeenten.nl). (ref. Duurzaam Inkopen 2006) FairTrade producten zijn bij uitstek geschikt voor bijvoorbeeld kerstpakketten. Snoep, wijn, koffie, likeur, chocolade... het is allemaal in 'eerlijke' vorm beschikbaar. Ook wijn als cadeau bij een afscheid of anderszins kan uitstekend van MaxHavelaar/FairTrade en/of biologische bron zijn. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/nee 1 ja/nee Via http://www.my-mps.com/ is veel informatie te verkrijgen over het milieukeur van de tuinbouwsector zelf. Het is geen biologisch of ecologisch keurmerk maar biedt wel een proces naar energiezuiniger en milieuvriendelijkere bloemen en sierteeltproducten. Bloemen die buiten deze lijn vallen dragen veel meer bij aan de vervuiling van het milieu en het energiegebruik. Leuk cadeautje voor de relatie misschien, maar lelijk cadeautje voor de aarde en het nageslacht. Vanaf eind 2007 zijn de eerste bloemen en planten met FFP-keur te verkrijgen, het Fair Flowers, Fair Plants keurmerk. Meer informatie hierover is te vinden op http://www.fairflowersfairplants.com (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Het is zeer wenselijk dat een gemeente Groene Stroom inkoopt, maar minstens zo belangrijk dat dit breed naar de inwoners wordt gecommuniceerd en die inwoners ook worden gestimuleerd groene stroom (of beter nog natuurstroom) in te kopen. (ref. vraag 8, Klimaat en Water 2005) 1 ja/nee 1 ja/nee De gemeente kan, als grote werkgever, geheel vrijblijvend duurzame financiële producten onder de aandacht van werknemers brengen. Zo biedt bijvoorbeeld de ASN de mogelijkheid om spaarloon of levensloop onder te brengen en kan een duurzame bank goede diensten verlenen. Dit aanbod groeit gestaag. Mogelijk willen andere banken, indien de gemeente dat vraagt, ook een aanbod doen. De 'vraag' bepaalt hier de markt. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/nee De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 12 proces ind 15 De gemeente roept kledingwinkels in de eigen gemeente op zich aan te sluiten bij de Fair Wear Foundation. proces ind. 16 Bij aanbestedingen en inkoop communiceert de gemeente actief naar de organisatie en specifiek naar de gebruikers over de genomen besluiten. Bij elk aanbestedingstraject, of het nu om tapijt, straatverlichting, of de catering gaat, worden besluiten over duurzaamheid genomen (indien de criteria worden gehanteerd). Het is de moeite waard om dat aan werknemers te communiceren. Dat heeft ook het effect dat het onderwerp gaat 'leven', niet alleen op kantoor, maar ook thuis. Bovendien stimuleert dit het meedenken in de breedte en stimuleert het ook budgethouders vroegtijdig rekening te houden met duurzaamheidscriteria. (ref. vraag 11, Duurzaam en Ondernemen 2005), De Schone Kleren Campagne (www.schonekleren.nl) vindt niet alleen dat de gemeente zelf 'schone' kleren moet aanschaffen, maar ook moet zorgen voor communicatie naar buiten toe. Dat is zinvol, want de inkoop voor de gemeentelijke organisatie is maar een heel klein deel van de feitelijke handel in kleding. Voor deelnemers aan de Fair Wear Foundation zie http://www.fairwear.nl/index.php?p=49 (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/nee 1 ja/nee Mobiliteit kan je duurzamer inkopen door i.p.v. met de auto met OV/fiets naar het werk te komen/afspraken te gaan. Alkmaar is een gemeente die trots is op haar bedrijfsvervoersplan, en goede resultaten behaalde zie http://www.milieuzorgoverheden.nl/is_vervoer_alkmaar.php (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/nee Steeds meer gemeenten kiezen voor relatief schone auto's, zoals auto's die op gas rijden, die voorzien zijn van speciale roetfilters en extra zuinig zijn in het brandstofverbruik. In de keuze wordt ook gekeken naar "noodzakelijke gewichtsklasse", dit gaat verder dan keuze tussen verschillende energielabels. Voor nieuwe aankopen kijkt u op de website van SenterNovem naar de inkoopcriteria: http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/index.asp (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Alle nieuwe personenauto’s zijn voorzien van een energielabel. Dit label geeft informatie over het energiegebruik van een auto. Auto's met een A-label zijn binnen hun gewichtsklasse het meest efficiënt met brandstof. Auto's met G-label het minst. Auto's met een C- of D-label hebben voor hun grootte een gemiddeld brandstofverbruik. Binnen elke 'gewichtsklasse' zijn auto's met Aof B-label. Een auto met A-label verbruikt zeker 20% minder brandstof dan een auto met een C- of D-label van dezelfde gewichtsklasse. De brandstofrekening van een auto met B-label is 10 tot 20% lager dan die van een auto met een voor die grootte gemiddeld verbruik. Zie voor nadere toelichting de criteria die SenterNovem al heeft ontwikkeld: http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/index.asp (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 2 ja/nee 2 ja/nee 2.2.4 Wagenpark en dienstauto’s Dat het wagenpark milieuvriendelijk wordt ingericht lijkt steeds meer een vanzelfsprekendheid, zeker met de huidige ‘fijn-stof’ problematiek. Het is dan wel interessant te weten of de gemeente hier ook concreet voor haar eigen wagenpark wat mee doet. Dit aspect krijgt in totaal 9 punten van de te behalen 100 punten. Wagenpark/dienstauto's proces 17 prestatie ind. 18 In alle nieuwe bestekken voor de aankoop van auto's wordt uitgegaan van auto's met een A of B label. prestatie ind. 19 Uw gemeente trof de afgelopen drie jaar of treft het komend jaar maatregelen om de eigen mobiliteit te beperken/verduurzamen. (denk aan: fietsplan, dienstfiets i.p.v. dienstauto, met OV naar werkafspraken) Uw gemeente heeft al schonere en efficiëntere auto’s in het bezit (met roetfilters, hybride, A/B label, Euronorm 5) De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 13 prestatie ind. 20 prestatieindicator 21 Prestatieindicator 22 Uw gemeente zal voor 2009 het wagenpark schoner laten rijden door minstens 50% van de bestaande dieselauto's van een roetfilter te voorzien Fijn stof is stevig in het nieuws. Een roetfilter is de enige manier om bij een dieselmotor te zorgen dat het fijn stof wordt weggevangen. Niet ideaal, want het fijne stof blijft nog in het filter over (en dat is geen prettig spul). Goed alternatief is om te kijken naar andere brandstoffen (zoals benzine, LPG of aardgas). Het gaat hier nadrukkelijk ook over de huisvuilwagens, veegmachines etc. Niet alleen over de personenwagens. Gemeenten die actief omschakelen naar aardgas waardoor een roetfilter niet meer aan de orde is mogen deze vraag ook positief beantwoorden. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 2 ja/nee Uw gemeente 'leased' haar auto's bij een groen bedrijf, zoals Greenlease. Veel gemeenten 'leasen' in ieder geval een deel van het autopark. Er zijn leasebedrijven die een milieuvriendelijk aanbod hebben. Bijvoorbeeld door efficiënte auto's te leveren en door bomen aan te planten die een deel van de uitstoot van kooldioxide compenseren. Daarnaast bieden dergelijke bedrijven ook cursussen voor 'het nieuwe rijden' aan waardoor gebruikers aanzienlijk zuiniger leren rijden. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/nee Uw gemeente stelt voorwaarden aan de milieukwaliteit (bv. roetfilters voor dieselauto's) van de wagens die gebruikt worden bij uitbesteed werk (zoals voor vuilniswagens of veelal een deel van de groenvoorziening). Er rijden in de gemeente veel wagens rond die niet 'van' de gemeente zijn, maar gebruikt worden voor opdrachten die de gemeente ‘uitbesteedt'. Denk hierbij aan huisvuilwagens, aan de vrachtwagens van bedrijven die onderhoud aan het groen doen of de vrachtwagens met zout en schuivers om te strooien en sneeuw te ruimen. Voor veel van deze bedrijven gaat het om een langdurige 'relatie'. Contracten van vele jaren waarbij de gemeente uitstekend voorwaarden kan stellen. Bijvoorbeeld dat de vrachtwagens worden voorzien van roetfilters. Hoe u dergelijke eisen in de aanbesteding regelt kunt u onder andere terug vinden in de criteria voor aanbesteding openbaar vervoer zie hiervoor http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/index.asp (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/nee 1 ja/nee 2.2.5 Energie We stellen vrij veel vragen over energie. Het is ook een belangrijk onderwerp, getuige het gewicht van 20 punten dat we er aan toe kennen. In dit verband is het ook interessant om na te gaan of de vragenlijst ‘Klimaat en Water’ recentelijk beantwoord is. Vraag de gemeente om dat te doen, als het niet gebeurd is. Want daarmee krijgt u een breed beeld van dit centrale beleidsveld. Een aantal vragen komt ook weer in die vragenlijst terug (en zijn daarmee dan ook direct beantwoord). Maar er zitten ook veel andere vragen in, o.a. over aanpassing aan een veranderend klimaat (adaptatie). Energie Koopt uw gemeente voor haar eigen gebruik (gebouwen, verlichting etc.) voor meer dan 10% en minder dan 100% groene stroom in? prestatie ind. 23 Sommige gemeenten geven aan dat het doel is om in 2020 voor 20% van de energie uit hernieuwbare energiebronnen te winnen(ref. Klimaatakkoord Rijk en VNG, november 2007). Om die reden kopen zij niet meer dan 20% van hun elektriciteit als 'groene energie' in. ( Wanneer uw gemeente deze vraag positief scoort, voldoet zij niet aan de door SenterNovem voor dit onderdeel vastgestelde criteria! In de criteria voor duurzame inkoop van elektriciteit wordt als minimumeis gesteld 100% groene energie, zie http://www.senternovem.nl/mmfiles/Criteriadocument%20elektri citeit_tcm24-267214.doc (ref. Vraag 7, Klimaat en Water 2005) De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 14 Of koopt uw gemeente voor haar eigen gebruik (gebouwen, verlichting, etc.) voor 100% groene stroom in? prestatie ind. 24 Koopt de gemeente voor meer dan 50% van haar gas 'groen' in? prestatie ind. 25 Stelt de gemeente de eis dat kernenergie en ( bruin)kolen geen onderdeel zijn van de grijze stroom (deze vraag positief beantwoorden als de gemeente 100% groene stroom gebruikt) prestatie ind. 26 Proces ind. 27 De gemeente heeft een Duurzame Energie Scan gedaan waardoor ze weet waar en hoe ze zelf schone energie kan opwekken. Groene stroom is milieuvriendelijker dan grijze stroom. Vanuit de coalitie Duurzaam Inkopen vinden wij dat gemeenten het goede voorbeeld moeten geven en voor 100% groene stroom moeten inkopen. Overigens mag dat geen excuus zijn om andere aspecten van het klimaatbeleid zwakker in te vullen, iets waar energiecoördinatoren van gemeenten wel bevreesd voor zijn. De Trias Energetica blijft van toepassing: Stap 1. Beperk de energievraag (goed geïsoleerd en luchtdicht bouwen, warmteterugwinning). Stap 2. Gebruik duurzame energiebronnen (bodemwarmte, zonne-energie, wind, etc.) Stap 3. Gebruik eindige energiebronnen efficiënt (hoog rendement). Uiteraard is het klimaatbeleid veel breder dan 'groene stroom' en is het zaak om op het gebruik van groene stroom ook zo grootschalig mogelijk te bezuinigen. Er is (nog) onvoldoende capaciteit van hernieuwbare bronnen en ten tweede is ook groene stroom niet zonder risico. Een deel van de stroom is met behulp van biomassa (organische deel van het afval) gemaakt en daarover is nog heel wat discussie mogelijk. Relevant hierin is wat SenterNovem in haar criteria hierover meldt: http://www.senternovem.nl/mmfiles/Criteriadocument%20elektri citeit_tcm24-267214.doc Maar kijk zeker ook eens naar de brochure “Helder Groene Stroom” een uitgave van Natuur en Milieu en Milieufederatie Noord-Holland (http://www.milieufederatienoordholland.nl/publicaties/Heldergro ene%20Biomassa%20-%20Flyer.pdf) (ref Vraag 6, Klimaat en Water 2005) Tegenwoordig is het mogelijk om ook aardgas 'groen' in te kopen. Dat betekent dat er een extra belasting op dit gas geheven wordt waarmee de CO2 emissie als gevolg van het gebruiken van gas wordt gecompenseerd (bv. via bosaanplant). Leveranciers gebruiken verschillende termen bijv. Bosgecompenseerd gas, CO2-gecompenseerd gas etc. Een relatief nieuwe ontwikkeling die we hier niet bedoelen maar die zeer interessant is, is het opwekken van Groen gas. Groen gas staat voor methaanhoudend gas dat is geproduceerd uit biomassa en kan dienen als alternatief voor aardgas. Groen gas kan worden geproduceerd via: chemische processen (bio – SNG, Substitute Natural Gas) of biologische processen (BIO-Gas) Voor meer informatie hierover zie de factsheet: http://www.senternovem.nl/mmfiles/Factsheet%20Groen%20Ga s%20-%20PNG%20-%2021-04-2008_tcm24-262851.pdf Gemeenten die dit laatste groene gas inkopen moeten dat zeker doorgeven wat dat verdient waardering, maar bedoelen we met deze vraag dus niet. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Grijze stroom' is afkomstig uit allerlei verschillende niet hernieuwbare energiebronnen: gas, kolen, olie en kernenergie zijn daarvan de belangrijkste. Gas is hiervan de schoonste bron. Kolen zouden, vanwege het broeikaseffect (met kolen wordt relatief veel kooldioxide per energie-eenheid geproduceerd) niet gebruikt moeten worden. Kernenergie zou vanwege een aantal redenen (kernafval, terrorisme, gevaar voor ongelukken en vernietigende uraniummijnbouw) niet gebruikt moeten worden. Een grootgebruiker van energie, zoals een gemeente, kan eisen stellen aan de opwekking van grijze energie. Dat kan omdat er een 'energielabel' hangt aan de verschillende soorten energie. Dus een gemeente kán zeggen dat ze geen energie uit kolen of kernenergie wil hebben. Beter is het uiteraard om groene elektriciteit in te kopen. (ref. Vraag 11, Klimaat en Water 2005) De Duurzame Energiescan (DE-scan) brengt het totale potentieel voor duurzame-energie-opwekking en de beschikbare beleidsinstrumenten binnen uw gemeente in kaart. Kijk bv. op http://www.cea.nl/de-scan/ of http://www.senternovem.nl/mmfiles/3MJAF03.44%20%20Factsheet%20Duurzame%20Energiescan%20%20februari%202006_tcm24-111790.pdf (ref. Duurzaam Inkopen 2006). De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 15 2 ja/nee 1 ja/nee 1 ja/nee 2 ja/nee Er zijn gemeentelijke gebouwen die zelf energie opwekken (via zonneenergie of wind) of energie opslaan (via warmtepompen en aardwarmte). Toepassen van zonne-energie wordt door veel gemeenten gestimuleerd. Maar heeft de gemeente in dat kader zelf het voorbeeld gegeven? Wanneer er een nieuwe school wordt gebouwd, veelal met gemeenschapsgeld, is er dan gebruik gemaakt van zonne-energie, of geothermie (warmte uit de grond)? Of van andere mogelijkheden om energie op te wekken. Eigenlijk een vraag die meer hoort bij het 'klimaatbeleid' van de gemeente, maar de energie wordt geleverd aan het net of het gebouw... het is toch een kwestie van inkopen. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 2 ja/nee Uw gemeente plaats bij apparatuur met 'standbyknop' zogenaamde 'standbykillers'. Veel elektrische apparaten staan 23 uur per dag in de standbystand. Dit 'stand-by- verbruik' maakt 12-15% uit van de totale stroomrekening. Voorbeelden zijn televisies, maar ook computers en bijhorende randapparatuur. In kantoren neemt het standbyverbruik nog jaarlijks toe. Het is goed mogelijk hier iets aan te doen. Er zijn “slimme apparaten” die apparatuur dat niet wordt gebruikt na een in te stellen tijdsperiode automatisch volledig uitschakelen. U kunt ze daarna weer gemakkelijk op stand-by stand krijgen. Uiteraard kunnen gebruikers ook zelf de standbystand uitschakelen door gebruik van zogeheten stekkerdozen met aan/uit schakelaar (vaak ook nog voorzien van overspanningbeveiliging). (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Computers gebruiken veel energie. Zelfs in 'duurzaam gebouwde' gemeentehuizen stijgt hierdoor het totale energiegebruik (gasverbruik daalt omdat de warmtebehoefte daalt, maar elektragebruik stijgt vanwege al die computers). Daar is heel goed wat aan te doen. Kijk maar op http://www.mfgroningen.nl/ict.htm naar het rapport dat de Milieufederatie Groningen over deze thematiek maakte. In de criteria voor hardware (zie http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/Automatis ering/aanschaf_hardware.asp) zijn onder andere de volgende minimumeisen in de criteria opgenomen: De te leveren desk- en laptops voldoen aan de eisen van Energy Star voor computers, versie 4.0, d.d. 20-07-2007, hoofdstuk 3 en 4; Monitoren voldoen aan de eisen van Energy Star voor monitoren, versie 4.0, d. d. 1 januari 2006, hoofdstuk 3 en 4. Voor de energie-eisen gesteld aan reproductieapparatuur zie: Uit criteria SenterNovem ten aanzien van de inkoop van reproductieapparatuur (zie http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/kantoor/r eproductieapparatuur.asp) In de criteria voor audiovisuele apparatuur heeft SenterNovem ook minimumeisen geformuleerd ten aanzien energiegebruik, zie hiervoor: http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/kantoor/a udiovisuele_apparatuur.asp (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/nee 2 ja/nee prestatie ind. 28 prestatieindicator 29 Verlaging van het energiegebruik is een kwaliteitseis bij de aanschaf van ICT apparatuur en kopieermachines. proces ind. 30 De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 16 Uw gemeente heeft meetbare doelen gesteld voor energiebesparing voor bijna alle openbare gebouwen. De eerste stap die een gemeente moet nemen, is het eigen energiegebruik onder de loep leggen. We vragen hier naar het eigen energiegebruik in volle omvang! We vragen naar al het energiegebruik onder beheer van de gemeente, dus gebouwen waar de gemeente een verantwoordelijkheid in heeft. Dat begrip is rekbaar. Buurtcentra, welzijnsinstellingen en scholen vallen er ook onder, hoewel ze vaak zelf het beheer doen. Maar een groot deel van hun financiën, dus ook voor het betalen van de energierekening, komt via het gemeentefonds bij hen terecht. De gemeente mag dan best eisen dat hier concrete besparingsdoelen zijn gesteld. Met het begrip 'bijna alle' openbare gebouwen bedoelen we dan ook dat het om meer dan 90% van de openbare gebouwen gaat(inclusief dus de welzijnsinstellingen, scholen, gymzalen etc.). (ref. vraag 7, Klimaat en Water 2003; vraag 14, Klimaat en Water 2005) 2 ja/nee De gemeente heeft een concreet uitvoeringsplan om verouderde armaturen en lampen voor openbare verlichting te vervangen door energie-efficiënte systemen. Veel gemeenten hebben beleidsplannen openbare verlichting. Daarin staat vaak beschreven hoe de gemeente voor openbare verlichting zorgt. Er zijn tegenwoordig heel efficiënte lampen, ook voor de straatverlichting. Het vervangen van de oude, inefficiënte, lampen kost tijd en vraagt planning. Daarom moet de gemeente echt een uitvoeringsplan hebben zodat je zeker bent dat de vervanging van verouderde lampen snel zal verlopen. De gemeente Heerenveen schreef een inspirerende nota over openbare verlichting zie: http://www.mfgroningen.nl/Artikel-lichtconcept.pdf. De gemeente Amsterdam heeft proeven lopen met LED-verlichting zie http://amsterdam.nl/gemeente/college/tjeerd_herrema/redactio nele/item_126063. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Lampen zijn tegenwoordig verplicht voorzien van een Energielabel. Hierbij geldt ook: Een lamp met het A-label is het zuinigst. Het G-label is voor lampen die de meeste energiegebruiken. Voorbeeld: Spaarlampen en tl verlichting zijn vaak voorzien van een A of B-label, halogeenverlichting C of Dlabel en gloeilampen E, F of G-label. Ook hierbij is de ontwikkeling van Led-lampen zeer interessant, deze komen rap in ontwikkeling en de prijzen dalen snel. SenterNovem start juni 2007 met de criteria ontwikkeling voor de inkoop van openbare verlichting. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) De Vereniging Klimaatverbond Nederland is een dynamisch netwerk van gemeenten, provincies, en waterschappen, dat samenwerkt aan projecten, kennis uitwisselt en belangen behartigt om een effectief lokaal klimaatbeleid te verankeren, uit te voeren en zichtbaar te maken. Klimaatbeleid door zowel het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen en aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, alsook door mondiale samenwerking. Lidmaatschap van het klimaatverbond is niet zozeer 'duurzaam inkopen' zelf, maar het klimaatverbond zorgt wel voor ondersteuning en kennis op dit vlak, specifiek rond energie. Meer over het Klimaatverbond zie:www.klimaatverbond.nl Voor het ledenoverzicht zie: http://webdata.net/KVN/index.php?action=&site=&rubriek=14100&basis=1 4000&basis2=14100. (ref. Duurzaam Inkopen 2006). 2 ja/nee 2 ja/nee 2 ja/nee beleids ind. 31 beleids ind. 32 Uw gemeente gebruikt voor de verlichting van haar gebouwen voor meer dan 90% lampen met een A of B-label. beleids ind. 33 De gemeente is lid van het Klimaatverbond proces ind. 34 De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 17 prestatie ind. 35 Alle internationale reizen die voor en door gemeentelijke medewerkers en bestuurders gemaakt worden, worden gecompenseerd, door gebruik te maken van een compensatiefonds. Als eersten boden Trees for Travel (www.treesfortravel.nl) en Greenseat (www.greenseat.com) de mogelijkheid om de CO2 emissie te compenseren in de vorm van bosaanplant in ontwikkelingslanden. Na het verminderen van het aantal vliegreizen en internationale autoreizen is het compenseren van de “niet te vermijden uitstoot” het beste dat een gemeente kan doen. Er zijn verschillende compensatiefondsen die samenwerken omdat er steeds meer kritiek op de controleerbaarheid van de compensatie is. Voor een overzicht zie: http://www.klimaatcompensatie.nl (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/nee 2 ja/nee 2.2.6 Hout en Papier 10 punten kunnen gemeenten verzamelen over dit belangrijke onderwerp. Een belangrijk verschil met eerdere vragenlijsten is dat we heel concreet ‘doorvragen’. Het is wel mooi als de gemeenteraad zegt dat er alleen maar duurzaam hout gebruikt mag worden. Maar dat moet dan ook echt geregeld worden, bv. in de bestekken en in de controles. Want anders gaat het toch weer verkeerd. ‘Hout’ en ‘papier’ (vooral het laatste) wordt in grote hoeveelheden gebruikt in de gemeentelijke omgeving. Er is nogal wat weerstand tegen het gebruik van FSC papier of gerecycled papier. Het is goed om in dat geval toch nog eens inhoudelijk in te gaan op de effecten van het gebruik van niet gecertificeerde producten (als papier) op bossen, zowel in Europa als in de Derde Wereld. FSC Nederland heeft veel informatie. Hout en papier Schrijft de gemeente voor haar eigen projecten voor alleen gebruik te maken van (tropisch) hardhout met het FSC keurmerk (zowel bij bouwprojecten als bij wateren groenvoorzieningen) beleids ind. 36 FSC staat voor Forest Stewardship Council (Raad voor goed Bosbeheer). Het is een organisatie die regels heeft opgesteld voor verantwoord bosbeheer en daarvoor een keurmerk ontwikkelde. FSC wordt als enig keurmerksysteem gesteund door alle grote milieu- en ontwikkelingsorganisatie in de wereld en het (internationale)bedrijfsleven. Hout afkomstig uit bossen gecertificeerd door de Forest Stewardship Council is op een duurzame wijze geproduceerd. Dat hout krijgt het FSC keurmerk. In eerdere edities van de Duurzaamheidsmeter stelden we deze vraag in algemene termen, over al het hout. Nu stellen we de vraag specifieker, over (tropisch) hardhout. Want vaak zien we dat gemeenten dit aspect wel meenemen maar niet kijken naar verantwoord bosbeheer als het om plaatmateriaal gaat (waarbij vaak ook hardhout wordt gebruikt). Meer informatie over FSC is te vinden op www.fscnl.org; zie bijvoorbeeld de factsheet Gemeenten, FSC en eigen werken (http://www.fscnl.org/documents/Gemeenten/Gemeenten,_FSC_ en_eigen_werken.pdf) Binnen het DBO-programma van SneterNovem worden de duurzaam inkoopcriteria ontwikkeld. Vooralsnog zijn er geen criteria bekend voor duurzaam hout- en houtproducten. Veel discussie gaat over welke keurmerken geaccepteerd worden om aan te tonen dat het om duurzaam geproduceerd hout gaat. De samenwerkende NGO’s binnen de benchmark Duurzaam Inkopen kiezen nadrukkelijk voor FSC, omdat dit keurmerk een ketenwaarborg garandeert en zowel milieu- als sociale en economische criteria hanteert. Het is mogelijk dat FSC-hout binnen de criteria van DBO-programma als wenselijk wordt opgenomen en niet binnen de eisen. Veel gemeenten echter eisen al FSC-gecertificeerd hout, kijk maar eens naar de inkooprichtlijnen van de gemeente Amsterdam te downloaden bij de DMB (http://www.dmb.amsterdam.nl/ipp/main.asp?action=display_ht ml_pagina&name=publicatie&item_id=85) (ref. vraag 14, Klimaat en Water 2003; vraag 7, Duurzaam en Ondernemen 2005) De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 18 Schrijft de gemeente voor haar eigen projecten voor alleen gebruik te maken van naaldhout en plaatmateriaal (waarin naaldhout is verwerkt) met het FSC keurmerk (zowel bij bouwprojecten als bij groenvoorzieningen) Zie ook de toelichting bij vraag 36. In eerdere edities van de Duurzaamheidsmeter stelden we deze vraag in algemene termen, over al het hout. Nu stellen we de vraag specifieker, over naaldhout. Want vaak zien we dat gemeenten dit aspect wel meenemen maar niet kijken naar verantwoord bosbeheer als het om naaldhout en plaatmateriaal gaat (waarbij vaak ook naaldhout wordt gebruikt). (Ref. vraag 14, Klimaat en Water 2003; vraag 7, Duurzaam en Ondernemen 2005) 2 ja/nee Wordt gebruik van FSCgecertificeerd hout en houtproducten standaard in gemeentelijke bestekken voorgeschreven Het gemeentelijk beleid is soms te vrijblijvend. Uitspraken die hierboven gedaan worden (vraag 36 en 37) moeten vervolg krijgen in de concrete bestekken waarop ingekocht wordt. In het 'bestek' wordt aangeven hoeveel en van welke kwaliteit de producten moeten zijn. Het is de basis waarop een inkoper werkt. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/nee Heeft de gemeente een procedure om tijdens of na de loop van het bouwproces te controleren of er daadwerkelijk FSC-hout is toegepast? Het kan beleid zijn, het kan in een bestek staan, maar FSC-hout kun je van buiten niet 'herkennen'. Dus moet er een procedure zijn waarbij de leverancier of aannemer concreet aan geeft dat het ingekochte materiaal werkelijk van FSC bron is. Dat is niet zo ingewikkeld, want dat hoort op de afleveringsbon van de leveranciers vermeld te zijn. FSC is een zogeheten ketencertificering waarbij het keurmerk behouden blijft zolang de schakels in de keten gecertificeerd zijn. Tot en met de aannemer moet er dus sprake zijn van certificering. Van belang is dan ook nog dat de leveranciers voldoen aan wettelijke normen van hun administratie. De gemeente kan deze zogenaamde ISO normering eisen in hun procedure. Alleen hout van die leveranciers die hun administratie op orde hebben mag worden gebruikt! Zie ook de factsheet die FSC Nederland hiervoor maakte; http://www.fscnl.org/documents/Gemeenten/Gemeenten_en_co ntrole_op_de_daadwerkelijke_toepassing_van_FSC-hout.pdf (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Veel van het papierverbruik heeft vooral met 'gedrag' te maken. Gebruikt men kladpapier? Wordt er tweezijdig gekopieerd, worden stukken op het beeldscherm nagelezen voordat men ze uitprint? Überhaupt weten hoeveel papier de gemeente eigenlijk verwerkt is al nuttig! Regelmatig de aandacht hiervoor herhalen is zeer belangrijk en maakt dat gewoonten ten goede veranderen. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Er zijn fantastische soorten papier op de markt, ook afkomstig van hergebruik. In sommige gevallen is het niet mogelijk of wenselijk om het papier van gerecyclede bron te betrekken omdat een bepaalde druk, representatie of houdbaarheid vereist is. Maar dat zal nooit al het papier betreffen. Er zijn verschillende archivarissen die gerecycled papier toestaan en aangeven dat dit binnen de NEN-normen voor houdbaarheid mogelijk is. (Ref. Vraag 8, Duurzaam Ondernemen 2005) SenterNovem formuleerde mei 2007 inkoopcriteria voor papier maar deze worden nog nagekeken op mogelijke juridische en inkooptechnische aanpassingen. Houd hun website in de gaten. Gebruik van hun eisen is daarom voorlopig voor eigen risico. We noemen ze toch (zie http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria/kantoor/p apier.asp) Eis: 1. Het papier voldoet aan de laatst geldende versie van de eisen van minimaal het Europees Ecolabel, Nordic Swan, Milieukeur of Blaue Engel, of gelijkwaardig. Wens: 1. Het vezelmateriaal in het papier bestaat uit pulp uit virgin grondstof, afkomstig uit duurzaam beheerde bossen en is voorzien van een BRL-certificaat, of een daaraan gelijkwaardig certificaat OF 1 ja/nee 1 ja/nee 1 ja/nee beleids ind. 37 proces ind. 38 proces ind. 39 proces ind. 40 Meer dan 50% van het papier dat de gemeente gebruikt is gerecycled papier. prestatie ind. 41 Het personeel wordt regelmatig geïnformeerd over hoeveelheden en kwaliteiten gebruikt papier en mogelijkheden om op papier te besparen De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 19 Het vezelmateriaal in het papier bestaat uit pulp uit 100% postconsumer gerecyclede vezels. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Papier van de gemeente is niet chloorgebleekt. Zie ook vraag 41 met verwijzing naar de criteria van SenterNovem. Bleken met chloor vervuild het milieu ernstig. Dat het papier niet met chloorgebleekt is, moet op de pakken papier die de gemeente gebruikt staan. Belangrijk is ook dat deze eis doorgegeven is aan de drukkers die in opdracht van de gemeente werken. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/nee Papier van de gemeente dat niet van recycling afkomstig is heeft wel het FSC keurmerk. Zie ook vraag 41 met verwijzing naar de criteria van SenterNovem. Papier is een product dat gemeenten in grote hoeveelheden verbruiken. Zowel voor eigen gebruik als gebruik in opdracht (voor publicaties e.d.) betrekt de gemeente papier dat van FSC-gecertificeerd bosbeheer afkomstig is. Te herkennen aan het Forest Stewardship (FSC) keurmerk. Speciaal voor gemeenten maakte FSC_Nederland een factsheet Gemeenten en FSC-papier zie: http://www.fscnl.org/documents/Gemeenten/Gemeenten_en_FS C-gecertificeerd_papier.pdf (ref. vraag 9, Duurzaam en Ondernemen 2005) 1 ja/nee prestatie ind. 42 prestatie ind. 43 2.2.7 Financiën Voor drie vragen geven we zo ‘9’ punten weg. We willen wel meer vragen stellen (doen we ook... bij communicatie en externe betrekkingen) maar dit is echt een pioniersgebied. Maar van zo’n wezenlijk belang dat we vinden dat een gemeente die hiermee aan het werk gaat, ook snel beloond dient te worden. En het kan werkelijk, dit duurzaam beleggen met gemeentegeld. Bijna alle gemeenten hebben geld (ook als waarborg voor hun goed functioneren...) en volgens de wet kunnen ze er een deel van beleggen. Maar ze doen het nog nauwelijks. COS Nederland werkt aan een onderzoek op dit gebied. De Provincie Utrecht en SenterNovem ook. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 20 Financiën De gemeente beheert een deel, maar minder dan 5% van haar financiële reserves op duurzame wijze. prestatie ind. 44 De gemeente beheert minstens 5% van haar financiële reserves op duurzame wijze 3 ja/nee 5 ja/nee Verzekeren kost veel geld. Dat geld wordt door verzekeringsmaatschappijen belegd, in allerlei producten en activiteiten. Zelden vragen we ons af wat ze ermee doen, maar dat kan uitstekend. Spreekt uw gemeente nu met haar verzekeraars om dit te veranderen, of heeft ze advies ingewonnen bij een van de gespecialiseerde duurzame verzekeringsbureaus? Gemeenten kunnen ook kiezen voor duurzame verzekeringsvormen voor de verzekering van hun wagenpark, de zogeheten groene autoverzekering waarbij bijvoorkeur gerepareerd wordt met gebruikte onderdelen (onder garantie) of waarbij automatisch bosaanplant als compensatie wordt uitgevoerd. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 4 ja/nee prestatie ind. 45 In eerdere edities van de Duurzaamheidsmeter stelden we deze vraag ook, maar zonder een percentage te noemen. Nu vinden we dat we concreter moeten worden. Om met de deur in huis te vallen: de meeste gemeenten zullen zeggen dat het überhaupt niet 'kan' omdat ze a) geen reserves hebben en b) het ook niet 'mag' volgens de financiële wetgeving (wet Fido). Echter, bijna alle gemeenten hebben een reserve (waaruit ze hun organisatie/afbetalingen etc. financieren, zoals weerstandsvermogen etc.) en, zoals uit o.a. onderzoek van KPMG in opdracht van de provincie Utrecht blijkt, mag ook binnen de wet Fido een overheid iig een deel van die reserves zelf 'beleggen', uitaard met allerlei garanties onderbouwd. De gemeente Leusden heeft op die manier bv. bijna een half miljoen Euro bij de ASN belegd. Meer dan 3% van het Nederlandse spaar en beleggingsgeld is duurzaam. De overheid kan niet achterblijven, moet voorop lopen. Veel gemeenten hebben, zelfs al hebben ze financiële tekorten, financiële reserves die vaak in obligaties (staatsleningen) of op spaarrekeningen of beleggingsrekeningen zijn weggezet. Het eigen vermogen van de Nederlandse gemeenten was in 2003 ruim 25 miljard Euro. Bijna alle gemeenten beschikken over een substantieel eigen vermogen. Er bestaan veel mogelijkheden om deze gelden op duurzame wijze te laten beheren, bijvoorbeeld via de bekende duurzame beleggers als Triodos of ASN, maar bijvoorbeeld ook door het aankopen van aandelen in het microkredietsysteem van Oikokredit. Gemeenten kunnen de huisbankier ook vragen naar duurzame en/of groenbeleggingen. We waarderen dit hoog in deze vragenlijst omdat een gemeente die dit doet een voorloper is. We weten dat de meeste gemeenten niet duurzaam beleggen. Recent (in 2008) besloten de gemeenten Den Haag en Tilburg duurzaam te gaan beleggen. COS Nederland bracht een brochure uit die de dilemma’s en mogelijkheden van duurzaam sparen en beleggen nog eens toelicht (zie: http://www.duurzaamheidsmeter.nl/file/67) (ref. vraag 16, Duurzaam en Ondernemen 2005) Zie de toelichting bij vraag 44. (ref. vraag 16 Duurzaam en Ondernemen 2005) De gemeente onderzoekt mogelijkheden om via haar verzekeringsbeleid bij te dragen aan duurzame ontwikkeling. proces ind. 46 De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 21 2.2.8 Groen en verhardingen Eigenlijk zouden we aan dit onderwerp veel meer gewicht willen toekennen. Verharding is een enorme kostenpost (wegenonderhoud) en vraagt ook enorm veel materiaal. Daar is, op het gebied van duurzaamheid, nog veel mee te doen. We hebben ons hier wat ingehouden. Deels omdat het heel technisch en specifiek is (overal weer anders, dus moeilijk te generaliseren). Maar ook omdat andere thema’s eveneens belangrijk zijn. De 8 te scoren punten lijken ons voldoende balans geven. Groen en verhardingen Chemische bestrijdingsmiddelen zijn bij openbaar groenbeheer en onderhoud van de bestrating verboden prestatie ind. 47 De gemeente heeft zich aangesloten bij het project 'duurzamer onkruidbeheer verhardingen' zodat er wel wordt gewerkt aan minder gebruik van gif Procesindicator 48 Heeft de gemeente zich aangesloten bij de certificering 'duurzaam terreinbeheer'? procesindicator 49 prestatie-indicator 50 Haalt uw gemeente in het certificeringschema 'duurzaam terreinbeheer' het certificaat zilver of goud? Veel gemeenten vinden dit een lastige vraag. Soms wordt bij het onderhoud van de bestrating toch gespoten. De gemeente zegt dan meestal 'terughoudend' te zijn. We accepteren hier dat antwoord niet. De gemeente moet gif gewoon niet gebruiken, ook niet als het groenbeheer wordt uitbesteed. Overigens is een belangrijk argument tegen het gebruik van bestrijdingsmiddelen dat resten ervan steeds vaker in het oppervlakte -en grondwater worden aangetroffen. Het mag dan wel in het groenbeheer zelf relatief goedkoop zijn, maar de rekening wordt elders betaald, bijvoorbeeld in het verwijderen van giftige bagger. Kijk ook eens op http://home.wanadoo.nl/natuurverrijking/ voor actuele informatie over gebruik van gif in groen en op verharding. (ref. vraag 15, Ruimte&Groen 2003; vraag 18, Duurzaam en Ondernemen 2005) Een aantal gemeenten werkt samen met deskundige organisaties aan het verminderen van het gifgebruik door heel specifiek beheer. Dat project heet 'Duurzaam Onkruibeheer Verhardingen' (zie ook http://www.dob-verhardingen.nl). Uiteraard kan dat heel goed in combinatie met de uitspraak dat de gemeente geen chemische middelen gebruiken zal. Ook dan is het goed om aan te sluiten bij een dergelijk netwerk omdat de gemeente dan goede ondersteuning kan krijgen en ook haar informatie aan anderen doet toekomen! De DOB-richtlijnen zijn bij professionele toepassing van glyfosaat (RoundUp Evolution) voor onkruidbestrijding op verhardingen verplicht. Dit staat in het wettelijk gebruiksvoorschrift/gebruiksaanwijzing en op het etiket. De opgebruiktermijn is per 1 januari 2008 verstreken. Op website vindt u uitgebreide informatie over de toepassing van de DOB richtlijnen.( http://www.dobverhardingen.nl/nl/Algemeen/DOB+richtlijnen.htm.) (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Grote terreinbeheerders zoals gemeenten, waterschappen en grote bedrijven kunnen het (onkruid)beheer op vrijwillige basis laten certificeren conform de Barometer Duurzaam Terreinbeheer. Dit certificaat heeft drie niveaus Goud, Zilver of Brons. Het zijn nog niet zoveel gemeenten die zich laten certificeren voor duurzaam terreinbeheer. Maar uiteraard is het wel verstandig dit te doen, want dan weet je zeker dat je het goede pakket aan maatregelen neemt. De gemeente Lelystad deed dit bijvoorbeeld, maar dan met de voorwaarde van het waterschap dat de gemeente wel naar het hoogste certificeringniveau streeft (zie ook www.plant.wur.nl/projects/bdt/default.htm). (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Grote terreinbeheerders zoals gemeenten, waterschappen en grote bedrijven kunnen het (onkruid)beheer op vrijwillige basis laten certificeren conform de Barometer Duurzaam Terreinbeheer. Dit certificaat heeft drie niveaus Goud, Zilver of Brons. Het niveau Brons is gebaseerd op de DOB-methode en heeft als doel de emissie van bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk te voorkomen. Niveau Zilver gaat een stap verder en stelt ook strenge beperkingen aan het gebruik van chemie in het openbaar groen en op sportvelden. Alleen in gevaarlijke situaties waar De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 22 2 Ja/ nee 1 ja/ nee 1 ja/ nee 1 ja/ nee De gemeente gebruikt, indien het alternatief beschikbaar is, in de groenvoorziening bij voorkeur biologisch geteelde bollen, planten en bomen. prestatie-indicator 51 Bij het gebruik van natuursteen, verzekerd de gemeente zich dat bij de productie ervan geen kinderarbeid is gebruikt proces ind. 52 alternatieven onvoldoende oplossingen bieden (oa. reuzenberenklauw, eikenprocessie¬rups, verkeersveiligheid) is een chemische aanpak onder voorwaarden toegestaan. Goud is het meest ambitieuze niveau. Dit stelt naast voorwaarden aan bestrijdingsmiddelen ook eisen aan een groot aantal andere aspecten bij het beheer zoals duurzaam inkopen, verwerking van groen- en zwerfafval en toepassing van meststoffen. (zie ook de volgende vraag). (ref. Duurzaam Inkopen 2006) De biologische sierplantenteelt is nog niet erg groot terwijl het gebruik van pesticiden in de reguliere teelt enorm is. Ook voor bollenteelt geldt dit. De gemeente zal even op zoek moeten gaan, maar ergens moet je een begin maken! Niveau goud in de Barometer Duurzaam Terreinbeheer stelt eisen ten aanzien van de duurzame inkoop van planten en plantmateriaal. Er zijn verschillende kwekerijen die werken aan verduurzaming van hun productaanbod. Kijk maar eens op http://www.duurzamebomen.nl/. Volgens planning zullen in 2008 nog de duurzaamheidscriteria Groenvoorzieningen gepubliceerd worden. In het conceptdocument staat bijvoorbeeld al als eis opgenomen: Minimaal 50% (op basis van van de aankoopsom) van het te gebruiken plantmateriaal voldoet ten minste aan de eisen van EKO- en/of Milieukeur zoals opgenomen in bijlage… Zie verder http://www.senternovem.nl/mmfiles/criteriadocument%20groen voorzieningen%202.0_tcm24-262377.pdf. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Veel natuursteen (in toenemende mate) komt uit lage lonen landen. In veel gevallen wordt daarbij zeer onveilig gewerkt en komt nog kinderarbeid voor. Organisaties, zoals de Landelijke India Werkgroep, werken met de sector samen om dit tegen te gaan. We horen nog wel eens dat gemeenten nauwelijks natuursteen inkopen. Echter veel bordestrappen, en pleinen worden voorzien van natuursteen waarvan gemeenten veelal niet weten waar het vandaan komt. De Landelijke India Werkgroep heeft, met samenwerkingspartners uit o.a. de natuursteenbranche zelf, een brochure uitgebracht zie http://www.indianet.nl/pdf/natuursteen.pdf (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 2.2.9 Bedrijfskleding Bedrijfskleding is een belangrijk thema, niet het minst omdat hier heel duidelijke sociale criteria een rol spelen. Kinderarbeid, maar ook mensenrechten in het algemeen (zoals recht op een vakbond, op een minimumloon e.d.). In een internationaliserende wereld is dat wezenlijk om te garanderen. Daarom rekenen we hier ook 9 punten voor dit blok. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 23 1 ja/ nee 2 ja/ nee Bedrijfskleding De gemeenteraad onderschrijft de stelling dat bedrijfskleding moet voldoen aan de normen zoals geformuleerd door de Fair Wear Foundation. De gedragscode opgesteld door de Fair Wear Foundation gaat iets verder dan de eis dat bedrijfskleding aan ILO normen (sociale normen, zoals vakbondsvrijheid, minimum inkomen, geen kinderarbeid) moet voldoen. Die normen vormen bij de Fair Wear Foundation wel het uitgangspunt, maar er is ook een controle- en organisatiesysteem aan gekoppeld. Want een bedrijf kan wel zeggen dat het zich netjes gedraagt, maar hoe weet je dat zeker? En als een bedrijf wil veranderen naar betere arbeidsvoorwaarden, hoe ben je dan zeker dat dit proces ook daadwerkelijk plaats vindt? Kijk ook op www.fairwear.nl/?p=132 Eind 2008 worden naar verwachting de duurzaamheidscriteira voor bedrijfskleding door SenterNovem gepubliceerd. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Feitelijk gaat het hier om bedrijven die aangesloten zijn bij de Fair Wear Foundation. Eerder werd wel gesteld dat vanwege de eis dat grote aanbestedingen Europees moeten verlopen het vaak niet mogelijk is om zoveel bedrijfskleding 'duurzaam' in te kopen. Het zou ook concurrentiebeperkend zijn, maar alle bedrijven kunnen de uitgangspunten van Fair Wear onderschrijven. De gemeente Enschede heeft laten zien dat dit heel goed mogelijk is. Ook de Fair Wear Foundation is internationaal goed georganiseerd en kan helpen (www.fairwear.nl). Zie verder vraag 53. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 2 ja/ nee 2 ja/ nee Meer dan 0% maar minder dan 5% van het inkoopvolume van bedrijfskleding bestaat uit milieuvriendelijk geproduceerde materialen Tussen de 5 en 10% van het inkoopvolume van de bedrijfskleding bestaat uit milieuvriendelijke geproduceerde materialen Meer dan 10% van het inkoopvolume van de bedrijfskleding bestaat uit milieuvriendelijk geproduceerde materialen Bij katoenen producten wordt – waar mogelijk – gekozen voor ongebleekt katoen Met milieuvriendelijk geproduceerde materialen bedoelen we biologisch geproduceerd katoen of materiaal dat voldoet aan het Europees Ecolabel Textiel. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/ nee Met Milieuvriendelijk geproduceerde materialen bedoelen we biologisch geproduceerd katoen of materiaal dat voldoet aan het Europees Ecolabel Textiel.(ref. Duurzaam Inkopen 2006) 2 ja/ nee Met Milieuvriendelijk geproduceerde materialen bedoelen we biologisch geproduceerd katoen of materiaal dat voldoet aan het Europees Ecolabel Textiel.(ref. Duurzaam Inkopen 2006) 3 ja/ nee Bij het bleken van katoen wordt vaak chloor gebruikt, wat zwaar vervuilend is. Ook wordt er wel waterstofperoxide toegepast. Dat vervuilt minder, maar is toch geen prettig stofje. Heel vaak is ongebleekt katoen helemaal geen probleem en wordt voor 'niets' het milieu vervuild. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/ nee De fournituren behorende bij ingekochte kleding (allerlei extra's, zoals knopen, ritsen e.d.) bevatten geen pvc's en gegalvaniseerde stoffen. Bij de productie van PVC (en het verwerken in de afvalstroom) komen chloorverbindingen vrij die zeer giftig zijn. Het is beter geen PVC te gebruiken. Galvaniseren betekent dat materialen van een laagje metaal voorzien worden. Vaak een vervuilend proces terwijl dit metaal in de afvalstroom vermengd raakt met andere afvalstoffen en niet meer te verwijderen is.(ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 ja/ nee beleids ind. 53 55 prestatie ind. prestatie ind. 54 prestatie ind. 56 58 prestatie ind. prestatie ind. 57 prestatie ind. 59 2.2.10 Minimaal 70 procent van het bedrijfskledingbudget bij bedrijven wordt besteed bij bedrijven die een goede en onafhankelijke helder controleerbare gedragscode hebben op het gebied van arbeidsnormen en milieu Schoonmaak Schoonmaakmiddelen hebben een enorme impact op ons milieu. Daar zijn ze ook voor gemaakt. Ze lossen zaken op, zorgen dat ze in het riool komen of in de afvalbak. Dat je daar op kan en moet letten is duidelijk en daarmee zijn de 9 punten voor dit blok ook gerechtvaardigd. De vragen zijn niet eens zo moeilijk en De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 24 de implementatie ook niet. Dus voor een gemeente ruime kans om hierop 100% te scoren. Schoonmaak Het schoonmaakbedrijf van uw gemeente besteedt aandacht aan milieuzorg, en heeft een ISO 14001 of EMAS certificaat. proces ind. 60 De dagelijkse reiniging wordt vooral uitgevoerd met microvezel doekjes. prestatie ind. 61 prestatie ind. 62 2.2.11 Meer dan 50% van de schoonmaakmiddelen die worden gebruikt dragen het Europese Ecolabel of daaraan gelijkwaardig (bijv. Nordic Swan, Duitse Blauwe Engel) ISO 14001 en het EMAS certificaat zijn bewijzen dat het bedrijf administratief en organisatorisch zaken op orde heeft. Dus als het bedrijf aandacht aan milieuzorg 'zegt' te geven, dan kan je met een ISO 14001 of EMAS certificaat vrij zeker zijn dat dit inderdaad ook naar behoren wordt uitgevoerd. Zie ook http://www.iso14000.nl/veelgesteldevragen.html SenterNovem publiceerde in mei 2007 inkoopcriteria Schoonmaak. Deze criteria worden op dit moment inkooptechnisch en juridisch getoetst. Het is mogelijk dat deze hierdoor nog wijzigen. Gebruik ervan is voor eigen risico. Voor de inhoud zie http://www.senternovem.nl/mmfiles/Criteria%20Schoonmaak% 20mei%202007_tcm24-266976.doc In deze duurzaamheidscriteria staat bij de eisen momenteel opgenomen: Het schoonmaakbedrijf beschikt over een kwaliteitssysteem ten behoeve van milieubeheer dat voldoet aan ISO 14001 of gelijkwaardig. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Vooral stof en dergelijke wordt dan vergaard, maar je hebt geen vervuiling van oplosmiddelen of zepen. Dus in verhouding zijn microvezeldoekjes milieuvriendelijk. Microvezels bestaan sinds het midden van de jaren tachtig. Ze zijn ontwikkeld als garen voor thermische kleding vanwege hun eigenschap transpiratievocht goed op te kunnen nemen. Deze goede vochtopnemende eigenschap leent zich ook uitstekend bij het klamvochtig reinigen van interieurs. Reinigingsdoeken van microvezels worden sinds het begin van de jaren negentig op de markt gebracht. De microvezel is samengesteld uit 70% polyester en 30% polyamide. Door de bijzondere samenstelling van de doeken kunnen ze worden toegepast bij de dagelijkse interieurreiniging. Ze zijn geschikt voor het snel verwijderen van licht aangehecht vuil op harde oppervlakken zoals staal, meubels, glas, spiegels, vloeren enz. Doekje van synthetische vezel die kleiner is dan alle bestaande natuurlijke vezels (in de praktijk 12 mm) gebruikt voor bijvoorbeeld vloer-, interieur- en sanitairreiniging. Daarmee vormen ze een goed alternatief voor de emmers met reinigingsmiddelen en verschillende vormen van natte 'moppen' en 'dweilen'. In de duurzaamheidscriteria Schoonmaak (zie vraag 60) staat opgenomen: Waar dit schoonmaaktechnisch en hygiënisch verantwoord is wordt schoongemaakt met microvezeldoekjes zonder gebruik van een schoonmaakmiddel. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) De milieukeurmerken voor schoonmaakmiddelen zijn bv. het Europees Ecolabel, Nordic Swan of de Duitse Blauwe Engel. Voor elk product is wel een keurmerk te vinden in deze lijst. In de duurzaamheidscriteria Schoonmaak (zie vraag 60) staat opgenomen: Minimaal 25% van het totale volume van de gebruikte allesreinigers, sanitairreinigers, hand- en machineafwasmiddelen voldoet aan de laatst geldende versie van de eisen van minimaal het Europees Ecolabel of Nordic Swan of gelijkwaardig. Wij gaan hierin dus een stap verder dan de voorlopige criteria van SenterNovem daar wordt meer dan 25% als wenselijk opgenomen…. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Catering De liefde gaat door de maag... maar gaat dat ook op als het om koffie, chocomelk of thee gaat. Ach... het lijken kleine zaken, zo in de marge. Maar tel maar eens op hoeveel koffie we drinken en kijk eens naar het belang van de koffiehandel voor honderdduizenden, zo niet miljoenen kleine boeren. Duurzame koffie is niet De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 25 3 ja/ nee 3 ja/ nee 3 ja/ nee van gisteren, maar van de toekomst. En de FairTrade organisatie heeft ruime keuze. Soms is het wel lastig om die keuze te maken. Bijvoorbeeld als net een lange termijn contract is gesloten (met een stevige korting) met een niet duurzaam bedrijf. Dan moet de toezegging komen dat dit niet weer gebeurt. Want goedkoop voor ons... betekent uiteindelijk gewoon afwenteling op anderen. Bestudeer de koffie, chocolade of thee branche maar eens. Catering Meer dan 90% van de koffie (inclusief de koffie uit de automaten) is van Max Havelaar/FairTrade prestatie ind. 63 Meer dan 90% van de koffie (inclusief de koffie uit de automaten) is biologisch prestatie ind. 64 prestatie ind. 65 prestatieindicator 66 Meer dan 90% van de chocolademelk (vaak beschikbaar via de automaten) is Max Havelaar/Fair Trade Meer dan 90% van de melkchocolade is biologisch Veel gemeenten geven het goede voorbeeld door het keurmerk Max Havelaar/Fair Trade te stimuleren. Een toegevoegde vraag is of die koffie ook 'biologisch' is (zie de volgende vraag). Max Havelaar/Fair Trade is een keurmerk voor eerlijke producten. In Nederland was Max Havelaar zowel keurmerk al producent en kenden we FairTrade als importorganisatie. Voor velen verwarrend, vanaf oktober 2008 is deze verwarring uit de wereld. Er bestaat dan alleen nog het MaxHavelaar/Fair Trade keurmerk. Meer dan 90% betekent dat gewoon bijna alle koffie van Max Havelaar/FairTrade is. Er sluipt altijd een kopje doorheen. In de cateringcriteria van SenterNovem wordt hierover gezegd: Voor deze productgroep zijn ook sociale aspecten relevant. Er zullen aan deze set van criteria op termijn ook één of meerdere sociale criteria worden toegevoegd. Naar verwachting worden deze criteria eind 2008 opnieuw vastgesteld. Wij kiezen nadrukkelijk voor Max Havelaar als keurmerk en vinden Utz Kapeh en Rain Forest Alliance heel goede initiatieven, maar niet vergenoeg gaan. Die scoren hier dus niet. (Ref. vraag 21, lokaal/mondiaal 2003, vraag 13 Duurzaam en Ondernemen 2005, Duurzaam Inkopen 2006) Om koffie te produceren worden enorme hoeveelheden bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt. Bij Max Havelaar/FairTrade koffie is dit al een stuk minder, maar je hebt bij biologische koffie de garantie dat de koffie daadwerkelijk zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest is geteeld. Biologische koffie draagt het EKO keurmerk. Meer dan 90% betekent dat gewoon bijna alle koffie van biologisch is. Er sluipt altijd een kopje doorheen. In de voorlopige cateringcriteria van SenterNovem staat hierover opgenomen: Minimaal 40% van het gehele assortiment (inkoopniveau in euro’s) bestaat uit biologische producten: geteeld zonder chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest, vrij van genetische modificatie en waarbij dieren vrije uitloop hebben. Biologische koffie draagt dus prima bij aan het behalen van dit criterium. Er is ook heerlijke koffie dat zowel het Max Havelaarals het EKO-keurmerk draagt. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Als er een product is waar Max Havelaar/Fair Trade van belang is, dan is het wel chocolade. Waar bescherming van lokale producenten ontbreekt, is helaas slavenarbeid niet uitgesloten (zie ook http://www.indymedia.nl/nl/2003/05/11831.shtml). Meer dan 90% betekent dat gewoon bijna alle chocolade van Max Havelaar/FairTrade is. Er sluipt altijd een kopje doorheen. Voor aansluiting bij de criteria van SenterNovem zie vraag 63. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Bij Max Havelaar/Fair Trade chocolade productie worden minder bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt. Maar bij biologische chocolade heb je de garantie dat de teelt daadwerkelijk zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest plaats vond. Biologische cacao draagt het EKO keurmerk. Meer dan 90% betekent dat gewoon bijna alle chocolade biologisch is. Er sluipt altijd een kopje doorheen. Voor aansluiting bij de criteria van SenterNovem zie vraag 64. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 26 1 ja/ nee 1 ja/ nee 1 ja/ nee 1 ja/ nee prestatie ind. 67 prestatieindicator 68 2.2.12 Meer dan 90% van de thee is van het keurmerk van Max Havelaar/FairTrade. 1 ja/ nee 1 ja/ nee Uw inkoopbeleid is geheel gecentraliseerd We willen graag weten hoe het inkoopbeleid georganiseerd is. Sommige gemeenten hebben een heel centrale inkoop, bij andere gemeenten is het juist geheel gedecentraliseerd. Aan elk voordeel zit een nadeel, dus we doen geen uitspraak over de beste situatie, maar willen gewoon weten hoe de structuur in elkaar zit. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 0 ja/ nee Uw inkoopbeleid is grotendeels gecentraliseerd 0 ja/ nee Uw inkoopbeleid is gedeeltelijk centraal en gedeeltelijk decentraal georganiseerd 0 ja/ nee Uw inkoopbeleid is grotendeels decentraal georganiseerd 0 ja/ nee Uw inkoopbeleid is geheel decentraal georganiseerd 0 ja/ nee Meer dan 90% van de thee is biologisch. Veel gemeenten geven het goede voorbeeld door Max Havelaar/FairTrade koffie te stimuleren. Uiteraard kan Max Havelaar/Fair Trade thee hierbij niet achterblijven. Helaas niet voor alle gemeenten vanzelfsprekend. Meer dan 90% betekent dat gewoon bijna alle thee biologisch is. Er sluipt altijd een kopje doorheen. Voor aansluiting bij de criteria van SenterNovem zie vraag 63. (ref. Vraag 22, lokaal/mondiaal 2003; vraag 13, Duurzaam en Ondernemen 2005) Bij de Max Havelaar/Fair Trade thee worden minder bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt. Maar bij biologische thee heb je de garantie dat de teelt daadwerkelijk zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest is geweest. Biologische thee draagt het EKO keurmerk. Meer dan 90% betekent dat gewoon bijna alle thee biologisch is. Er sluipt altijd een kopje doorheen. Voor aansluiting bij de criteria van SenterNovem zie vraag 64. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Informatieve organisatievragen Voor deze vragen geen punten. Hoe uw inkoop is georganiseerd is voor ons belangrijk om te weten opdat we in volgende edities nog beter rekening kunnen houden met de gemeentelijke organisatie. 69 70 71 72 73 Informatieve Informatieve Informatieve Informatieve Informatieve vraag vraag vraag vraag vraag Informatieve organisatievragen 2.2.13 Aanvullende vragen over stimuleren MVO We vragen hier op verzoek van SenterNovem en MVO-Nederland specifiek of uw gemeente haar bedrijfsleven stimuleert Maatschappelijk Verantwoord te Ondernemen. Geen score voor deze vragen omdat deze vragen in 2007 nieuw zijn. Van belang is de toelichting op de vragen omdat we niet naar maatschappelijk betrokken ondernemen vragen, maar naar zogeheten ketenverantwoordelijkheid. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 27 Aanvullende vragen over stimuleren MVO Informatieve vraag over externe communicatie en mvo 74 verdiepingsvraag 75 verdiepingsvraag 76 verdiepingsvraag 77 verwijzing naar andere vragenlijst 78 Stimuleert uw gemeente MVO bij het lokale bedrijfsleven, bijvoorbeeld door middel van een project of heeft uw gemeente een dergelijk project de afgelopen twee jaar uitgevoerd? We vragen hier nadrukkelijk naar stimuleringsproject rond MVO (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) gericht op aanpassingen in de primaire bedrijfsprocessen. Het gaat daarbij om het op basis van criteria en uitgangspunten toetsen en aanpassen van de bedrijfsvoering op het gebied van ketenverantwoordelijkheid m.b.t. zaken als kinderarbeid, eerlijke prijzen, werkomstandigheden bij toeleveranciers, mensenrechten, behoud van milieu en geen onomkeerbare aantasting van natuurlijke hulpbronnen en transparantie in de bedrijfsverslaglegging hierover. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van het MVO-referentiekader van het MVO-Platform Nederland. Projecten gericht op Maatschappelijk Betrokken Ondernemen waaronder wordt verstaan activiteiten buiten de bedrijfsprocessen, zoals het bevorderen van vrijwilligerswerk ‘in de baas zijn tijd’, opknappen van de kinderboerderij als bedrijfsuitje etc. worden hier niet bedoeld.(ref. Duurzaam Inkopen 2007) Deze vraag kan alleen positief beantwoord worden indien u ook vraag 74 positief heeft beantwoord.(ref. Duurzaam Inkopen 2007) 0 Ja/ nee 0 Ja/ nee Waren dat 20 – 50 bedrijven? Deze vraag kan alleen positief beantwoord worden indien u ook vraag 74 positief heeft beantwoord.(ref. Duurzaam Inkopen 2007) 0 Ja/ nee Waren dat meer dan 50 bedrijven? Deze vraag kan alleen positief beantwoord worden indien u ook vraag 74 positief heeft beantwoord.(ref. Duurzaam Inkopen 2007) 0 Ja/ nee Heeft uw organisatie een of meerdere kantine(s)? Zo ja, ga dan door met de vragenlijst 'kantine'. De antwoorden hierop zullen apart 'gewogen' worden en verschijnen dus in een benchmark duurzame kantine. Veel kleinere gemeenten beschikken niet over een eigen kantine. Maar grotere organisaties verzorgen zelf een bedrijfsrestaurant of besteden dat uit. Dan is het goed mogelijk om hier in biologische catering te voorzien. Uiteraard kunnen we slechts gemeenten vergelijken die over een kantine beschikken en werken we dit uit in een aparte vragenlijst. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Hoeveel bedrijven in uw gemeente namen deel aan bovengenoemd project(en) Waren dat 0- 20 bedrijven? De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 28 0 Ja/ nee 2.2.14 Kantine Voor de kantine hebben we een aparte lijst opgesteld. Daar kunnen in totaal 30 punten worden verkregen. Lang niet alle gemeenten hebben een kantine. Daarom konden we deze lijst niet opnemen bij de andere vragen. Maar als de kantine er is, dan opent dat legio mogelijkheden. Misschien zijn de vragen hier en daar wat technisch, maar aan goede intenties hebben we niets. We willen getallen! Informatieve vraag Kantine (indien uw gemeente beschikt over een of meer eigen kantines) Het aantal lunchgebruikers in de kantines waarover u de onderstaande vragen beantwoordt, bedraagt Deze vraag krijgt geen 'score' maar is bedoeld om een goed referentiekader te ontwikkelen voor de antwoorden. Het zou bv. kunnen zijn dat in grotere kantines meer biologische producten gebruikt worden. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 0-100 2 100-500 3 meer dan 500 4 Meer dan 50% van de sappen die aangeboden worden is van Max Havelaar/Fair Trade origine Een duurzame kantine heeft de keuze tussen biologische en/of Max Havelaar/Fair Trade sappen. We willen hier niet de 'voorkeur' uitspreken. Max Havelaar/Fair Trade sappen houden nadrukkelijk rekening met sociaal/economische aspecten en betrekken daar ook de milieuaspecten bij. Biologische sappen zijn specifiek interessant vanwege de milieuaspecten. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 2 Meer dan 50% van de sappen die aangeboden worden is biologisch Een duurzame kantine heeft de keuze tussen biologische of Max Havelaar/Fair Trade sappen. We willen hier niet de 'voorkeur' uitspreken. Max Havelaar/Fair Trade sappen houden nadrukkelijk rekening met sociaal/economische aspecten en betrekken daar ook de milieuaspecten bij. Biologische sappen zijn specifiek interessant vanwege de milieuaspecten. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 2 ja/ nee Meer dan 25% van het fruit dat aangeboden wordt is van Max Havelaar/Fair Trade Bekend zijn de bananen en sinaasappels van FairTrade. Die zijn voldoende aanwezig voor reguliere aanvoer naar de kantine. Juist bij deze producten is de impact op economie en natuur enorm. Bij FairTrade producten wordt ook scherp rekening gehouden met het verminderen van het pesticidengebruik. In die zin zijn Fair Trade bananen beter dan bv. het Chiquita merk dat zich profileert op haar milieu- en mensvriendelijke beleid, met steun van de Rainforest Alliance, gesymboliseerd door een boomkikkertje. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 2 ja/ nee Meer dan 50% van het fruit dat aangeboden wordt is biologisch Fair Trade heeft zeker niet het volledig assortiment fruit. Uiteraard is het van belang om een zo groot mogelijk fruit assortiment biologisch te leveren. Bv. de appelen, veelal afkomstig uit Nederland zelf. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 2 ja/ nee Meer dan 50% van de chocola en snoep, koekjes en pepermunt is afkomstig van Max Havelaar/Fair Trade Fair Trade heeft een uitstekend assortiment snoepgoed, voorzien van eerlijke chocola en andere materialen. Eenvoudig te bestellen, dus nauwelijks een reden om af te wijzen. (ref. Duurzaam inkopen 2006) 2 ja/ nee 1 ja/ nee prestatie ind. 1 prestatie ind. 5 7 prestatie ind. prestatie ind. 6 prestatie ind. 8 ja/ nee ja/ nee ja/ nee ja/ nee De onderstaande producten in de kantine(s) zijn volledig vervangen door de biologische variant Melk pres tati e ind. 9 Te controleren aan het EKO keurmerk. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 29 10 Karnemelk Te herkennen aan het EKO keurmerk. (ref. Duurzaam inkopen 2006) 1 11 Desserts Te herkennen aan het EKO keurmerk.(ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 12 Afbakbrood Te herkennen aan het EKO keurmerk. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 13 overig brood Te herkennen aan het EKO keurmerk. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 14 Kaas Te herkennen aan het EKO keurmerk. (Ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 15 Vlees Te herkennen aan het EKO keurmerk.(ref. Duurzaam Inkopen 2006) 1 16 delen van de warme maaltijd Te herkennen aan het EKO keurmerk. Uiteraard zal dat niet altijd 'zichtbaar' zijn bij warme maaltijden maar dan moet het wel expliciet worden aangegeven bij het uitserveren. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Het percentage aan biologische producten van de totale financiële inkoop aan voeding (inclusief automatenkoffie) bedraagt: 1 17 0% 0 ja/ nee 18 1 tot en met 5% 2 ja/ nee 19 6 tot en met 15% 4 ja/ nee 20 16 tot en met 25% 6 ja/ nee 21 26 tot en met 40% 8 ja/ nee 22 40 tot en met 100% 10 ja/ nee 23 Bij de volgende aanbesteding neemt de gemeente in het programma van eisen een percentage van de financiële inkoop aan voeding, dat biologisch wordt ingekocht, op. 2 Ja/ nee Hier zijn de criteria van SenterNovem ook relevant. Zie voor de criteria van SenterNovem: http://www.senternovem.nl/mmfiles/Criteria%20Catering%20december%202 006_tcm24-266972.doc Deze criteria zijn in december 2006 vastgesteld maar worden op juridische consequenties nagekeken en gebruik is daarom voor eigen risico. We noemen de hier relevante eis: 1. Minimaal 40% van het gehele assortiment (inkoopniveau in euro’s) bestaat uit biologische producten: geteeld zonder chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest, vrij van genetische modificatie en waarbij dieren vrije uitloop hebben. Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus niet aan de minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Zie ook de toelichting bij vraag 17. Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus niet aan de minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Zie ook de toelichting bij vraag 17. Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus niet aan de minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Zie ook de toelichting bij vraag 17. Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus niet aan de minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Zie ook de toelichting bij vraag 17. Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus pas bij het halen van de 40% aan de minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Zie ook de toelichting bij vraag 17. Gemeenten die deze vraag positief beantwoorden voldoen dus aan de minimumeis zoals SenterNovem die formuleerde. Het is goed mogelijk dat de gemeente aan het wensenniveau voldoet (gesteld op 60% voorlopig). (ref. Duurzaam Inkopen 2006) Het kan natuurlijk zo zijn dat de gemeente nog lopende contracten heeft en best met biologische catering aan de gang wil. Dat kan, door aan te geven dat bij een volgende aanbesteding/contract heel concreet wordt aangegeven hoeveel biologisch ingekocht dient te worden. (ref. Duurzaam Inkopen 2006) De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 30 ja/ nee ja/ nee ja/ nee ja/ nee ja/ nee ja/ nee ja/ nee 3 Klimaat & water Het klimaatvraagstuk is misschien wel het grootste ontwikkelingsdilemma van de 21ste eeuw. De uitstoot van kooldioxide en andere broeikasgassen is onmiskenbaar verantwoordelijk voor een stijging van de temperatuur van de atmosfeer. Nu al lijkt het onvermijdelijk dat de aarde 2 graden warmer zal worden. Een stijging met enorme gevolgen. Poolkappen en gletsjers zullen smelten, de zeespiegel zal stijgen, extreme droogten en extreme regens nemen toe. De gevolgen voor derde wereldlanden zijn nauwelijks te overzien, want juist rond de evenaar is het weer extreem, en die extremen worden groter. Droogten duren langer, overstromingen worden heviger. Grote regio’s zijn voor de watertoevoer afhankelijk van gletsjers, denk maar aan de Himalaya en de Andes. Voor honderden miljoenen mensen is er nauwelijks perspectief voor leven als deze waterbronnen wegsmelten. Dat dit gebeuren zal is een kwestie van tijd. Voor nog eens honderden miljoenen mensen is de zeespiegelstijging een verschrikkelijk vooruitzicht. Zij leven aan en van de kust. Waar kunnen ze naartoe? Economieën van landen in de Derde Wereld zijn sterk afhankelijk van de landbouw. Juist die activiteit is kwetsbaar voor klimaatverandering. 3.1 Gemeentelijk klimaatbeleid Voor Nederland zijn de gevolgen ook ingrijpend. Bestuurders beginnen zich dat te realiseren. Met moeite zullen we misschien aan de bescheiden doelstellingen van het Kyoto-verdrag kunnen voldoen, echter alleen door emissies in het buitenland te kopen. De uitstoot van broeikasgassen in Nederland blijft stijgen. Onze economie en samenleving is volledig afhankelijk van fossiele brandstoffen en een verandering vergt ingrijpen op alle niveaus in de samenleving. Gemeenten zijn aan zet, juist omdat daar zich het grondvlak van het klimaatbeleid bevindt. Dáár is de overheid die direct in contact is met burgers, onderwijs, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Dat is ook de reden dat de landelijke overheid, samen met gemeenten, provincies en waterbeheerders een Bestuurs Akkoord (BANS) sloten voor een krachtdadig klimaatbeleid. 3.2 Waterbeleid Tegelijk moeten we ons voorbereiden op de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering. Voor Nederland gaat het dan om langdurige droogte in de zomer en sterke toename van neerslag in de winter. Rivieren zullen in de zomer eerder laag komen te staan (ook omdat er minder smeltwater in komt doordat de gletsjers kleiner worden), terwijl ze juist in de winter zeer hoge niveaus kunnen bereiken. De zeespiegel zal stijgen. Mogelijk zal die stijging aan het einde van deze eeuw desastreus zijn voor grote delen van Nederland. Nu gaat het nog om de directe dreiging die ervan uit kan gaan als in de winter het water hoog komt te staan en afvoer vanuit de rivieren, bijvoorbeeld door een sterke noordwesterstorm niet meer mogelijk is. De gevolgen moeten we opvangen. Dat betekent dat we voldoende waterreserves in de zomer moeten hebben. Anders verdroogt onze grond en gaat de landbouw en veeteelt ten gronde. Maar we moeten voor de winter ook ruimte vinden om water tijdelijk vast te houden als we het niet kunnen lozen in de boezem en op zee. Dat betekent enorme claims op de ruimte om ons heen. En ook over die ruimte “gaan” de gemeenten, die samen met waterbeheerders en gebruikers van de grond tot afspraken moeten komen over de juiste bestemming. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 31 In de duurzaamheidsmeter 2004/5 stellen we 32 vragen over gemeentelijk klimaatbeleid waarvoor in totaal 50 punten te behalen zijn. We stellen 10 vragen over het waterbeleid, waarvoor 20 punten te behalen zijn. Een belangrijk deel van de vragen die in de Lokale Duurzaamheidsspiegel zijn gesteld komt terug. 3.3 Het klimaatconvenant De “gouden kans” voor Nederlandse gemeenten omdat er door de landelijke overheid een stevige som is vrijgemaakt voor gemeentelijk klimaatbeleid. Medewerkers van het agentschap van de overheid, SenterNovem, trekken zo hard als ze kunnen aan het gemeentelijk beleid en er zijn meer dan honderd gemeenten die inderdaad ‘en route’ zijn. Hoort uw gemeente daarbij? We stellen nog een vraag over het berekenen van de CO2-productie in uw gemeente. We plaatsen die vraag bij het 'klimaatconvenant' want dat deel gaat vooral over maatregelen. De gemeente wil toch weten of die maatregelen 'werken', dus elke gemeente in Nederland zou ook haar CO2-productie berekend willen hebben. Dat biedt overigens ook mogelijkheden voor communicatieve activiteiten in het kader van het klimaatbeleid, zoals het berekenen van de Mondiale Voetafdruk (zie ook www.voetenbank.nl). Berekenen van de CO2productie is niet duur. Voor 950 EUR heeft de gemeente een eerste goede berekening (www.beco.nl, Ir. Maxim Luttmer). no. Vraag 1 Heeft uw gemeente een subsidieaanvraag ingediend in het kader van de BANS subsidie? 2 Heeft de gemeente gekozen voor het Pluspakket bij de aanvraag in het kader van de BANS subsidie? Toelichting score (vraag 1 vragenlijst klimaat 2003) BANS staat voor Bestuurs Akkoord ja/nee 2 Nieuwe Stijl. Binnen dat bestuursakkoord is een klimaatconvenant ontwikkeld. Een BANS-aanvraag betekent dat je een klimaatscan hebt laten uitvoeren, dat de raad akkoord is met een investering in klimaatbeleid en dat een eigen bijdrage is gereserveerd. De gemeente kan kiezen voor verschillende ambitieniveaus in deze aanvraag. Dat komt bij de volgende vraag aan de orde. In de subsidieaanvraag kan gekozen worden tussen een 'basispakket'of een ja/nee 2 'pluspakket'. Het 'pluspakket' is ambitieuzer dan het basispakket. 3 Uw gemeente berekent, op z'n minst op basis van globale modellen, de CO2 productie door burgers, bedrijven en eigen organisaties. Een klimaatbeleid formuleren, subsidies aanvragen en projecten starten is ja/nee prachtig. Maar leidt dat ook tot minder broeikasgassen? Dat is wel een essentiële vraag. Vaak zie je het energiegebruik toenemen in een gemeente. Dat kan natuurlijk komen doordat er meer mensen komen wonen en/of werken. Maar ook omdat er toch meer energie verspild wordt. Alle gemeenten kunnen op basis van een heel simpel model een eerste berekening maken van de uitstoot van kooldioxide in hun gemeente. Dat kost niet veel. Een eenvoudige berekening krijg je al voor 950 Euro. Beco (www.beco.nl) en Ecofys BV (www.ecofys.nl) doen deze berekeningen bijvoorbeeld. We vragen naar die simpele gegevens. Natuurlijk is het zinvol om daar bovenop nog specifiek berekeningen te maken, zoals het energiegebruik per werknemer van bedrijven, per leerlingen van scholen, per huishouden. Ook die gegevens zijn op een rij te zetten. Dat kost wat meer, maar levert zinvolle informatie op. Want je wilt toch weten of je werkelijk bijdraagt aan het bereiken van de Kyoto doelstellingen? 4 Er is een structureel budget voor Veel gemeenten besteden wel projectmatig wat geld aan klimaatbeleid, ja/nee het klimaatbeleid in de begroting. voor een besparing bij gemeentelijke gebouwen bijvoorbeeld, maar de energiecoördinator beschikt niet jaarlijks over een 'structureel budget' waarvoor ook op de langere termijn beleid is gemaakt. Elk begrotingsjaar moeten in dat geval gelden weer veiliggesteld worden, veelal voor projecten van korte termijn. Het is veel beter als er een basis is waar de energiecoördinator jaarlijks op kan rekenen. 5 Uw gemeente communiceert (Vraag 6, vragenlijst klimaat 2003). Het is goed als een gemeente probeert ja/nee klimaatproblematiek breed naar de om met haar kennis over de energieconsumptie naar buiten te treden. De bevolking, daarbij steun en Europese Unie besloot in 1997 op de Klimaattop in Kyoto om zijn CO2verbreding zoekend voor haar emissies in 2010 met 8 procent te verlagen ten opzichte van 1990. klimaatbeleid Gemeenten zullen daaraan een concrete bijdrage leveren. Maximaal klimaatconvenant en Bans 3.4 2 2 9 Algemene vragen over klimaatbeleid De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 1 32 Er is rond het klimaatbeleid een aantal algemene zaken die een gemeente kan oppakken. De inkoop van groene stroom, brede samenwerking met maatschappelijke partners, energievoorlichting aan burgers en bedrijven en nog een aantal vanzelfsprekende stappen die moeten leiden tot een lagere uitstoot. Welke stappen neemt uw gemeente? 6 Koopt uw gemeente voor haar eigen Groene stroom is milieuvriendelijker dan grijze stroom. Milieuorganisaties gebruik (gebouwen, verlichting, als Milieudefensie vinden dat gemeenten het goede voorbeeld moeten etc.) voor 100% groene stroom in? geven en voor 100% groene stroom moeten inkopen. Overigens mag dat geen excuus zijn om andere aspecten van het klimaatbeleid zwakker in te vullen, iets waar energiecoördinatoren van gemeenten wel bevreesd voor zijn. Niet helemaal ongegrond, die vrees. Uiteraard is het klimaatbeleid veel breder dan 'groene stroom' en is het ook zaak om op het gebruik van groene stroom zo grootschalig mogelijk te bezuinigen. Er is tekort aan deze schone bron en ten tweede is ook groene stroom niet zonder vervuiling. Een groot deel van de stroom is met behulp van biomassa (organische deel van het afval) gemaakt en daarover is nog heel wat discussie mogelijk. 7 Of koopt uw gemeente voor haar Sommige gemeenten zeggen dat het doel op korte termijn is om 10% van eigen gebruik (gebouwen, de energie uit vernieuwbare energiebronnen te halen en kopen daarom niet verlichting etc.) voor meer dan 10% meer dan 10% van hun elektriciteit in de vorm van 'groene energie' in. en minder dan 100% groene stroom in? 8 Stimuleert de gemeente de inkoop Het is mooi als een gemeente Groene Stroom inkoopt, maar nog mooier als van groene stroom bij burgers? dat breed naar burgers wordt gecommuniceerd en die burgers ook wordt geadviseerd groene stroom (of natuurstroom) in te kopen. 9 Heeft uw gemeente een ambtenaar (Vraag 4 vragenlijst klimaat 2003) Meestal gaat het hier om de energiebesparing/ duurzame 'energiecoördinator'. Wil de gemeente energiebesparing en alternatieve energie in dienst, alléén of in energie serieus nemen dan zal ze, alléén of samen met buurgemeenten, zo gewestelijk verband? iemand moeten aanstellen. Daarmee is er iemand verantwoordelijk voor dit onderwerp. 10 In uw gemeente is sprake van een (Vraag 5, vragenlijst klimaat 2003). Overleg met maatschappelijke actieve en gestructureerde organisaties, bedrijfsleven, woningcorporaties is van wezenlijk belang om klimaatbeleid vorm te geven. Er zijn heel wat programma's voor verschillende groepen samenwerking op het gebied van klimaat/energiebeleid met actoren in de samenleving die energiebesparing mogelijk maken. Om die programma's ook in uitvoering van het klimaatbeleid. daadwerkelijk te introduceren is overleg noodzakelijk. Dat overleg moet structureel zijn en niet op basis van toevalligheid plaats vinden. Het overleg moet genotuleerd worden, de deelnemers moeten tijdig een agenda krijgen en het overleg moet regelmatig plaatsvinden. 11 Stelt de gemeente eisen aan de Grijze stroom' is afkomstig uit allerlei verschillende energiebronnen: gas, kolen, olie, kernenergie zijn daarvan de belangrijkste. Gas is nog de schoonste bron in die kwaliteit van de 'grijze stroom'? reeks. Kolen zouden, vanwege het broeikaseffect (met kolen wordt relatief veel (Deze vraag positief waarderen indien de gemeente 100% groene kooldioxide per energie-eenheid geproduceerd) niet gebruikt moeten worden. stroom in koopt... want dan zijn de Kernenergie zou vanwege een aantal redenen (zoals afval, terrorisme, gevaar voor ongelukken, ellende bij de uraniummijnbouw) niet gebruikt moeten worden. Een eisen niet echt relevant). grootgebruiker, zoals een gemeente, kan eisen stellen aan de grijze energie. Dat kan omdat er een 'energielabel' hangt aan de verschillende soorten energie. Dus een gemeente kán zeggen dat ze geen energie uit kolen of kernenergie wil hebben. 12 Uw gemeente stimuleert door (Vraag 16, vragenlijst klimaat 2003). Gemeenten hebben het moeilijk met voorlichting energiebesparende hun voorlichting rond energiebesparing. Subsidieregelingen voor zonnemaatregelen bij energie en energieprestatieadviezen zijn afgebouwd door de nationale bewoners/huiseigenaars, overheid. Toch is het belangrijk dat de gemeente blijft investeren. Het bijvoorbeeld met behulp van het Energie Prestatie Advies is een vrijblijvend advies dat door erkende Energie Prestatie Advies. installateurs wordt uitgebracht. Een woning wordt, met behulp van een gestandaardiseerd onderzoeksmodel, geanalyseerd op alle mogelijkheden van energiebesparing en de bewoner krijgt een advies met daarbij het volledige kostenplaatje, inclusief terugverdientijden en mogelijke subsidies. 13 Uw gemeente geeft intensief (Vraag 19, Vragenlijst klimaat 2003). Voor elk type bedrijfsleven zijn weer voorlichting aan bedrijven over andere mogelijkheden. Een winkel met veel verwarming en een open deur energiebesparing. en veel verlichting vraagt iets heel anders dan een kantoorgebouw of een productiebedrijf. Er zijn dan ook voor al de verschillende sectoren instrumenten ontwikkeld, zoals een Energie Prestatie Advies Utiliteitsbouw, goed bruikbaar in de kantooromgeving. Maar ook voor de winkelier en voor productiebedrijven, restaurants en agrarische bedrijven zijn er scans op energie-efficiency. In sommige gevallen kunnen die scans aangeboden worden in combinatie met de vergunningverlening. In de meeste gevallen werkten dit soort activiteiten het beste als er samenwerking is tussen de branche en de gemeente, dus een goed overleg. Totaal energiebesparing, groene energie, communicatie 3.5 ja/nee 2 ja/nee 1 ja/nee 1 ja/nee 1 ja/nee 2 ja/nee 2 ja/nee 1 ja/nee 1 11 Een verantwoordelijke gemeente Het goede voorbeeld geven is misschien wel het eerste wat een gemeente kan gaan doen. Heldere doelen stellen voor de eigen gebouwen en zorgen dat je geen De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 33 illegaal hout gebruikt. Tropische regenwouden zijn immers belangrijke ecosystemen die veel CO2 vasthouden en het klimaat reguleren? 14 Uw gemeente heeft meetbare doelen gesteld voor energiebesparing voor bijna alle openbare gebouwen. (vraag 7, vragenlijst klimaat 2003) De eerste stap die een gemeente kan ja/nee nemen, is het eigen energiegebruik onder de loep leggen. We vragen hier dus naar het eigen energieverbruik in volle omvang! We vragen naar al het energiegebruik onder beheer van de gemeente, dus gebouwen waar de gemeente een verantwoordelijkheid in heeft. Dat begrip is rekbaar. Buurtcentra, welzijnsinstellingen en scholen vallen er ook onder, hoewel ze vaak zelf het beheer doen. Maar een groot deel van hun financiën, dus ook voor het betalen van de energierekening, komt via het gemeentefonds bij hen terecht. De gemeente mag dan best eisen dat hier concrete besparingsdoelen zijn gesteld. Met het begrip 'bijna alle' openbare gebouwen bedoelen we ook dat het om meer dan 90% van de openbare gebouwen (inclusief dus de welzijnsinstellingen, scholen, gymzalen etc.) betreft. 15 Uw gemeente ondersteunt actief de Een energie prestatie advies (EPA) voor de Utiliteitsbouw (zoals scholen) ja/nee uitvoering van Energie Prestatie wordt verplicht, waarschijnlijk in 2006. Gemeenten kunnen hierop inspelen. Adviezen voor het onderwijs Scholen verspillen tienduizenden euro's aan slecht energiebeheer, geld dat veel beter besteedt kan worden aan het onderwijs en natuurlijk de maatregelen om energie te besparen. Energiebeleid is bepaald niet de 'core-business' van het onderwijs en het is dan ook logisch dat een gemeente hierin investeert. Overigens kan dat heel goed via de BANS (zie vraag 1) meegefinancierd worden. Veel van het onderwijs wordt in gebouwen van de gemeente gegeven. Daarom laten we het onder deze categorie vallen. Totaal 'eigen' gebouwen en energiebesparing 3.6 3 2 5 De bebouwde omgeving Een groot deel van het energiegebruik wordt bepaald door onze gebouwen. Een huis bouw je voor tientallen jaren, liefst voor eeuwen. Als je goed isoleert en milieuvriendelijk en duurzaam materiaal gebruikt heb je en heeft de samenleving daar dus heel lang nut van. We bouwen voor de toekomst. Maar bouwt uw gemeente ook voor een duurzame toekomst? 16 Voor de uitvoering van het beleid duurzaam bouwen is een coördinator vrijgesteld. (Vraag 8, vragenlijst klimaat 2003) In kleine gemeenten kan dat een ja/nee ambtenaar zijn die enkele uren daaraan kan besteden. In grote gemeenten kunnen het een of meer ambtenaren zijn die daar fulltime aan werken. 2 17 Voor de uitvoering van het beleid duurzaam bouwen is een structureel budget aanwezig. (Vraag 9, vragenlijst klimaat 2003) Duurzaam bouwen' vraagt om een ja/nee sterke inzet van de gemeente. Dat betekent dat er ook geld moet zijn voor een medewerker en voor uitvoeringstaken, zoals het inhuren van een adviesbureau en het geven van voorlichting. Dat budget moet 'structureel' zijn, dus de komende jaren steeds vast in de begroting van de gemeente terug komen. Want 'duurzaam bouwen' is ook een kwestie van lange adem. 2 (Vragen 10 en 11, vragenlijst klimaat 2003). We stellen hier twee vragen in ja/nee één. Een aantal gemeenten heeft wel een convenant duurzaam bouwen maar voert dat niet structureel uit. Het blijft een vrijblijvend stuk papier zonder verplichtingen en vervolg. Als het convenant wél structureel wordt uitgevoerd dan is er steeds overleg en samenwerking tussen de betrokken partijen en worden ook, in het kader van het convenant steeds weer afspraken gemaakt. Gemeenten moeten van het ministerie VROM terughoudend zijn wat betreft dwingende voorschriften als het om duurzaam bouwen gaat. Een manier om er toch voor te zorgen dat alle partijen die bij het bouwen en renoveren van huizen betrokken zijn, daadwerkelijk, mee doen is het tekenen van een convenant. Daarin wordt door architecten, projectontwikkelaars, aannemers, de gemeente, woningcorporaties en andere partijen afgesproken wat hun inspanningen zijn op het gebied van duurzaam bouwen. Een dergelijk convenant is een belangrijke basis voor het werk van een coördinator duurzaam bouwen. 19 Elk nieuwbouw- en grootschalig (Vraag 12, vragenlijst klimaat 2003). Dat zal blijken uit het vroegtijdig ja/nee renovatie- of sloopplan wordt in een voorleggen van al deze plannen aan de coördinator duurzaam bouwen. zeer vroeg stadium op de eisen van Maar echte veranderingen krijg je pas als bij elk plan in de ontwerpfase duurzaam bouwen doorgelicht. wordt gecontroleerd op de eisen van duurzaam bouwen. Er zijn heel wat gemeenten met mooie plannen, met een coördinator, maar zonder regeling voor álle bouw-, sloop- en renovatieprojecten, waardoor toch heel regelmatig niet duurzaam gebouwd wordt. 20 De gemeente houdt bij hoeveel (vraag 13, vragenlijst klimaat 2003). Meten is belangrijk. Je kunt prachtige ja/nee duurzaam gebouwde en regels opstellen. Maar weet je dan ook of daadwerkelijk actie ondernomen gerenoveerde huizen en gebouwen is? Alleen door consequent bijhouden van de gegevens zal uiteindelijk een binnen de grenzen van de beeld ontstaan van voor- of achteruitgang. gemeente staan en welke maatregelen daarbij zijn getroffen. 2 18 In uw gemeente is een "convenant duurzaam bouwen" getekend dat structureel wordt uitgevoerd. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 34 2 1 21 Uw gemeente rekent de Energie Prestatie Coëfficiënt in bouwaanvragen na. Een bouwaanvraag bevat vele details. Eén daarvan betreft de Energie ja/nee Efficiëntie van het gebouw. Die wordt uitgedrukt in Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Veel gemeenten streven naar een EPC lager dan 1.0 voor woonhuizen. Dan verbruikt het gebouw vrij weinig energie. Overigens kan het nog makkelijk lager. Maar wie zegt dat de berekening van de architect en aannemer klopt? Daar heeft SenterNovem overigens handige elektronische rekenmodellen voor die de controleur kan gebruiken. 1 Aannemers willen vaak toch wat goedkoper uit komen dan de formele ja/nee papieren aangeven. Dus een controle op papier, bij het indienen van de bouwaanvraag, is pas effectief als er ook een controle op de bouwplaats is. Doet uw gemeente dat? 23 In uw gemeente is, per 1 januari (Vraag 17, vragenlijst klimaat 2003). Er zijn ongeveer 6,5 miljoen ja/nee 2005, per 100 huishoudens huishoudens in Nederland. De doelstelling van het Nederlands' beleid voor minstens één zonneboiler geplaatst. zonneboilers is dat er 80.000 zonneboilers in het jaar 2000 zijn geplaatst. Sommige huishoudens zullen er twee hebben, een aantal zonneboilers komt bij bedrijven en sportgelegenheden. Dus als 1 op de 100 huishoudens een zonneboiler heeft, dan komen we aardig in de richting van de landelijke doelstelling. Nu kunt u dus eenvoudig aan uw gemeente vragen of in januari 2005 deze doelstelling gehaald is. In 2010 moeten er 400.000 zonneboilers zijn. Dan zal 1 op de 20 huishoudens een zonneboiler moeten hebben. 24 In uw gemeente is, per 1 januari (Vraag 18, vragenlijst klimaat 2003). Dezelfde berekening kan gemaakt ja/nee 2005, minstens één vierkante worden voor fotovoltaïsche cellen, de zonnepanelen die elektriciteit produceren. Voor het jaar 2000 is een oppervlak van 77.000 vierkante meter het uitgangspunt. Voor meter zonnepaneel geplaatst per het jaar 2007 moet dat groeien naar 1.000.000 vierkante meter. Dat is een ware vijftig tot honderd huishoudens. revolutie in de zonne-energie! Aangezien er 6,5 miljoen huishoudens zijn, zou er in het jaar 2000 per 100 huishoudens zeker 1 vierkante meter zonnepaneel moeten zijn. In het jaar 2007 zal er per zes huishoudens zeker 1 vierkante meter zonnepaneel geïnstalleerd moeten worden. Gemeenten hebben hierin een belangrijke taak. Wij zijn benieuwd of uw gemeente al een bescheiden start heeft gemaakt door in ieder geval aan de doelstelling voor het jaar 2000 te voldoen 1 25 In uw gemeente is, per 1 januari 2005, minstens één vierkante meter zonnepaneel geplaatst per één tot vijftig huishoudens. 2 22 Uw gemeente controleert en handhaaft de Energie Prestatie Coëfficiënt op de bouwplaats. Hoewel in 2003 slechts 16% positief kon antwoorden op de vraag of per ja/nee honderd huishoudens minstens één vierkante meter zonnepaneel is geplaatst moeten we toch constateren dat de ambitie van de Nederlandse overheid veel groter is. In 2007 zou er per zes huishoudens minstens één vierkante meter zonnepaneel moeten zijn. Dan zou het toch niet zo gek zijn om te vragen of per 1 januari 2005 enige vooruitgang is gemaakt? Totaal duurzaam bouwen 3.7 1 1 15 Verkeer en Vervoer De auto is een enorme energiegebruiker. Niet alleen de auto zelf, maar ook de infrastructuur en het ruimtebeslag zijn een belangrijke factor. En natuurlijk de veiligheid en bereikbaarheid. Misschien is het waar dat we niet of nauwelijks meer zonder auto kunnen. Maar een feit is dat nog steeds het grootste deel van de autokilometers gemaakt wordt voor kleine ritjes, beneden de 5 kilometer. De overheid kan, samen met bevolking en bedrijfsleven, een gerichte stimulans geven om dat deel en een belangrijk deel van het woon/werkverkeer per fiets, lopend en/of openbaar vervoer te doen plaatsvinden. Investeert uw gemeente in duurzame mobiliteit? 26 Het energie- en/of klimaatvraagstuk (Vraag 20, vragenlijst klimaat 2003). De gemeente heeft een beleid op ja/nee is een onderdeel van het beleid op verkeer en vervoer. Vaak gaat dat over doorstroming, oplossen van verkeer&vervoer. knelpunten, verminderen van geluidshinder en vervuiling. Maar gaat het ook over het verminderen van de uitstoot van kooldioxide? Wordt aangegeven dat een energie-efficiënt verkeers- en vervoersbeleid noodzakelijk is? 27 De gemeente streeft naar meer (Vraag 21, vragenlijst klimaat 2003). Dat is meer dan 'zeggen' dat het ja/nee gebruik van het openbaar vervoer openbaar vervoer en/of de fiets gestimuleerd moet worden. Er moeten en de fiets. concrete maatregelen worden geformuleerd, liefst met ook een (controleerbare) doelstelling waarin wordt aangegeven hoeveel het gebruik van openbaar vervoer of fiets zou moeten toenemen. Meer dan de helft van het aantal verreden autokilometers wordt gereden op afstanden binnen 5 kilometer, veelal goed te vervangen door de fiets. 28 De gemeente maakt gebruik van de In 2003 deden 125 gemeenten dit. Met behulp van de 'fietsbalans' wordt ja/nee ' fietsbalans' of adviezen van de nagegaan wat verbeterpunten in het gemeentelijk beleid zijn. Kijk daarvoor Fietsersbond om uitvoering van het ook naar www.fietsbalans.nl. fietsbeleid te verbeteren. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 35 1 2 1 29 In uw gemeente is meer dan de (Vraag 22, vragenlijst klimaat 2003). Eind 1977 zijn de wegbeheerders in helft van de woonstraten als 30 km Nederland (gemeenten, provincies, waterschappen en het rijk) een aantal zone aangewezen. maatregelen overeengekomen die ervoor moeten zorgen dat Nederland verkeersveiliger wordt. Eén van die maatregelen is dat uiterlijk in 2002 de helft van elke gemeente als 'verblijfsgebied' is ingericht met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het gaat dan om de woonwijken, omgeving van scholen, winkelstraten en andere gebieden waar veel voetgangers, fietsers en spelende kinderen zijn. Uiteindelijk moet zo'n 80% van elke gemeente 'verblijfsgebied' worden. Zie ook www.3VO.nl. 30 Uw gemeente heeft sinds 2000, met (Vraag 23 (met toevoeging van de 'actualiteit' van de analyse (sinds 2000), de verschillende groepen burgers vragenlijst klimaat 2003). Kinderen en ouders weten vaak al te goed waar en bewoners (zoals kinderen en ze overzicht over het verkeer hebben, waar het oversteken gevaarlijk is en ouderen), een analyse gemaakt van waar verbeteringen noodzakelijk zijn. Er zijn gemeenten die samen met knelpunten op het gebied van deze groepen, bijvoorbeeld als onderdeel van een schoolproject, die verkeersveiligheid. inventarisatie maken. We hebben deze vraag nu wat aangescherpt om de actualiteit in beeld te krijgen. De analyse moet wel redelijk recent zijn (sinds 2000) want het verkeersbeeld verandert snel. 31 Bij alle scholen zijn speciale (Vraag 24, vragenlijst klimaat 2003). Zo vanzelfsprekend als het lijkt, zo voorzieningen getroffen voor het weinig gebeurt het. Honderdduizenden kinderen gaan hollend, springend en veilig maken van aan- en spelend van huis naar school en terug. Ze letten vaak slecht op en het afvoerroutes en oversteekplaatsen. verkeer is gevaarlijk. Daarom moeten er effectieve maatregelen genomen worden om hun veiligheid te verbeteren. Een wegversmalling bij de school, hekken om te voorkomen dat kinderen zo de weg op springen. 'Klaar-overs' die het verkeer regelen als de scholen 'in' of 'uit' gaan. Het moet bij alle scholen een basisvoorziening zijn. Het is niet voldoende als de gemeente zegt dat het bij de meeste scholen goed geregeld is. Dat moet bij álle scholen het geval zijn. Soms is het gewoon niet nodig omdat de school zo goed en veilig bereikbaar is dat geen speciale voorzieningen getroffen hoeven te worden. 32 Uw gemeente deed in 2004 mee (Vraag 26, vragenlijst klimaat 2003). Waar eerder sprake was van een aan 'De Week van de Vooruitgang'. 'Autovrije Dag' is nu sprake van een hele week waarin diverse activiteiten worden georganiseerd. De Week van de Vooruitgang (www.weekvandevooruitgang.nl) biedt gemeenten, burgers en maatschappelijke organisaties een groot aantal mogelijkheden om duurzame mobiliteit onder de aandacht te brengen. 33 Uw gemeente doet mee aan de (Vraag 27, vragenlijst klimaat 2003). Elk jaar is er een dag dat de straat voor de kinderen is. Het laat zien dat de straat een plek is waar kinderen nationale straatspeeldag in graag spelen en ook ruimte nodig hebben. De nationale straatspeeldag 2005. wordt op veel plekken georganiseerd: www.straatspeeldag.nl Totaal verkeer & vervoer 3.8 ja/nee 1 ja/nee 2 ja/nee 2 ja/nee 1 ja/nee 1 11 Water Terwijl we eerder veel vragen stelden over de riolering en de waterkwaliteit concentreren we ons nu vooral op de relatie tussen water en klimaatbeleid. Dát zal een bepalend thema zijn voor het ruimtegebruik van de Nederlandse gemeenten. Heeft uw gemeente dat al in beeld? 34 Uw gemeente beschikt zelf of in regionaal verband over een integraal waterplan dat samengesteld is met grote betrokkenheid van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en andere instellingen. 35 In uw gemeentelijk rioleringsplan wordt uitgegaan van de 'trits 'preventie, scheiden, zuiveren'. (Vragen 1 en 2, vragenlijst water 2003). Duurzaam waterbeheer brengt alle ja/nee aspecten van het watergebruik en -beheer samen in één integraal waterplan. Daarmee geeft uw gemeente aan hoe 'water' een rol speelt in alle beleidsvelden, wat haar ambities zijn en hoe het samenspel is met de burgers, bedrijven, waterschappen, zuiveringsschap en andere betrokkenen. 2 (Vraag 19, vragenlijst water 2003). Het is natuurlijk beter om weinig afvalwater te hebben. Wat is het uitgangsplan van het rioleringsplan (een plan dat elke gemeente volgens de wet moet hebben)? Voor een positief antwoord zal de trits 'preventie, scheiden en zuiveren' heel duidelijk aangegeven moeten zijn. 2 De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 ja/nee 36 36 De gemeente koppelt de (Vraag 8, vragenlijst water 2003). Het 'rioolrecht' wordt door elke rioolheffing aan de rekening van het gemeente zelf vastgesteld. Er zijn gemeenten die géén rioolrecht heffen. drinkwatergebruik voor Water wordt veelal als 'basisvoorziening' gezien en de kosten voor de huishoudens (smal waterspoor). leverantie en zuivering zijn vaak nog een 'heikel' thema. Tóch zijn er tientallen gemeenten in Nederland die het rioolrecht (mede) afhankelijk hebben gemaakt van de hoeveelheid water dat een huishouden gebruikt. De bedoeling is dus om de consumenten te laten betalen voor wat ze feitelijk gebruiken (en vervuilen). Het effect hiervan kan zijn dat de consument, gestimuleerd door het financiële voordeel, water gaat besparen. Deze koppeling wordt ook wel het 'smal waterspoor' genoemd. In combinatie met voorlichting (zie de vraag over voorlichting rond waterbesparing) is een bezuiniging van 5% op het watergebruik te halen. Als naast de kosten voor de riolering ook de zuiveringslasten aan de rekening worden gekoppeld kan de besparing nog verder toenemen (tot 20%). Dit wordt het 'brede waterspoor' genoemd. Hieraan zitten nog een aantal juridische belemmeringen vast. 37 De gemeente voert een actief (Vraag 9, vragenlijst water 2003). Besparing van het watergebruik (zo'n voorlichtingsbeleid naar de slordige 120 liter per dag per persoon) is heel goed mogelijk. Een bevolking op het gebied van waterbesparende douchekop, een zuinig toilet, de aanschaf van een waterbesparing. regenton zijn slechts een paar ideeën die zonder grote kosten tot grote besparingen kunnen leiden. Veel gemeenten laten dit voorlichtingsbeleid over aan het waterleidingbedrijf. 'Is onze taak niet', zo hoor je vaak. Over 'energie' wordt dat niet gezegd. Wonderlijk eigenlijk, want het waterprobleem is groot en er wordt veel energie en ruimte (en natuur) verspild om schoon drinkwater te maken. Een duidelijke invulling van het aspect 'preventie'. 38 De gemeente geeft voorlichting aan (Vraag 14, vragenlijst water 2003). Veel bedrijven hebben een groot bedrijven op het gebied van watergebruik. De horeca, metaalbedrijven, landbouw- en veeteeltbedrijven waterbesparing. zijn daar goede voorbeelden van. Vaak gaat het om vele duizenden liters per dag. Dan telt besparing echt! Maar er zijn niet veel gemeenten die hiervoor aandacht lijken te hebben. Misschien hoort uw gemeente bij de uitzonderingen. De Milieudienst Amsterdam wijst bedrijven door met behulp van een kleine checklist. De waterleidingbedrijven kunnen voor een gratis 'scan' zorgen bij een bedrijf dat veel water gebruikt. Een duidelijke invulling van het aspect 'preventie'. 39 Uw gemeente gaat in het Het waterbeheer, volgend op de adviezen van de Commissie Waterbeheer waterbeheer uit van de trits 21ste eeuw, gaat uit van deze trits. Water vasthouden doe je bijvoorbeeld 'vasthouden, bergen, afvoeren'. door ervoor te zorgen dat afstromend regenwater eerst in een plantsoen of open grond terechtkomt. 'Bergen' betekent dat je in de gemeente zorgt voor voldoende ruimte om dat afstromend water eerst op te vangen, bijvoorbeeld in ruime sloten met een langzaam oplopend taluud zodat het veel water kan bergen. Daarna ga je pas afvoeren. 40 Uw gemeente heeft, bij de aanleg (Vraag 5, vragenlijst water 2003). Sommige wijken lijken wel totaal verhard van stoepen, wegen en te zijn... het regenwater kan maar één kant op... het riool in. Dat kan parkeerplaatsen, een beleid gericht anders. Bijvoorbeeld door stoepen wat minder breed te maken, door op het zoveel mogelijk 'open' openbaar groen te stimuleren waar afstromend water ook in kan lopen, houden van de bodem zodat door op parkeerplaatsen materiaal te gebruiken dat ruimte open laat voor regenwater kan infiltreren. vegetatie. 41 Uw gemeente ontziet gebieden voor (Vraag 20, vragenlijst water 2003). De zomers kunnen extreem droog regionale seizoensberging van worden door klimaatverandering. Hoogheemraadschappen en waterschappen hebben dan de grootste moeite om de 'boezem' op peil te houden (problematiek van water. de veendijken bv.). Maar ook voor de landbouw, natuur en voor de bewoonde omgeving (zeker als het om fundamenten van hout gaat) is het belangrijk om het grondwaterpeil zo hoog mogelijk te houden. Daarvoor is 'opslag' in het natte seizoen belangrijk. Die opslag kan door het grondwaterpeil in sommige delen te verhogen maar kan ook door bepaalde delen uit te graven of onder water te zetten. Iedere regio heeft zo z'n eigen opslagmogelijkheden en er zijn maar weinig regio's die dat niet hebben. Het is wel een gevoelig onderwerp want je concurreert met deze berging met andere vormen van grondgebruik. Zo zul je, door het grondwaterpeil in een polder te verhogen, mogelijk een conflict krijgen met het agrarisch gebruik ter plekke. Het is echter een logisch vervolg op de keuze om water 'vast te houden en te bergen'. ja/nee 3 ja/nee 2 ja/nee 2 ja/nee 2 ja/nee 1 ja/nee 2 (Vraag 21, vragenlijst water 2003). Een uitwerking van 'ruimte voor water' ja/nee is dat bij de aanleg van een verhard oppervlak (een wijk, weg, kassencomplex of iets anders) compensatie plaats vindt in de vorm van wateropslag. Het verharde oppervlak zal namelijk zorgen voor een versnelde afvoer van water bij hevige buien. De gemeente kan berekenen om hoeveel water het gaat en ervoor zorgen dat dit water binnen het gebied opgevangen wordt, middels extra investeringen in open water of glooiend taluud van sloten. Deze compensatie wordt primair binnen het plangebied gezocht en pas secundair buiten dat gebied (en dat kan best gemeentegrenzen overstijgen omdat een plangebied bijvoorbeeld een stroomgebied is). Ook hier is sprake van een uitwerking van het concept 'vasthouden en bergen'. 2 43 Uw gemeente zet zich actief in voor (Vraag 22, vragenlijst water 2003). Om water voldoende ruimte te geven is ja/nee het totstandkomen van de het belangrijk dat de gemeente gebieden aanwijst voor natte natuur waterkansenkaart (bijvoorbeeld kwelgebieden), infiltratie, berging/retentie en noodoverloop. Deze gebieden worden op een waterkansenkaart weergegeven. Deze kaart is een handig hulpmiddel bij het toepassen van de watertoets, waar beoordeeld wordt of functies en inrichtingsplannen geen negatieve invloed hebben op het functioneren van het watersysteem 2 42 Verharde oppervlakten' in uw gemeente worden gecompenseerd met mogelijkheden voor extra wateropvang. Subtotaal aan water gerelateerde vragen: maximale score De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 20 37 3.9 Resultaten en correcties In totaal kan een gemeente voor haar klimaatbeleid in de Lokale Duurzaamheidsmeter 50 punten behalen. Voor water zijn dat er 20. Dus in totaal is voor deze vragenlijst een score van 70 punten mogelijk. Natuurlijk kunnen we hier niet alle vragen stellen. Elke gemeente is anders, heeft specifieke beleidsmogelijkheden die ze kan pakken. Is uw gemeente zo enthousiast om haar eigen beleidsruimte nog verder in te vullen? Of geven de positieve antwoorden op de vragen eigenlijk een te positief beeld. Is veel op papier wel vastgelegd maar in de praktijk nog niet uitgewerkt. U kan corrigeren door maximaal 5 punten extra toe te kennen of af te trekken voor het klimaatbeleid en 2 punten voor het waterbeleid. De motivatie voor deze correcties hoort er wel bij. Zonder die gegevens zullen we de correcties niet toe kunnen passen. 4 De Sociale dimensie van duurzame ontwikkeling Een samenleving zonder samenhang zal zich niet organiseren, zal de zwakkeren niet weerbaar maken, zal geen verandering teweeg brengen. Misschien zijn het dan de consumptieve individualisten die zich op de maat van de economie ontwikkelen. De Brundtlandt-commissie, die in de jaren tachtig een fundament legde voor het huidige debat over duurzame ontwikkeling, had het in haar definitie over de 'aspiraties' van volgende generaties. Is daarbij ruimte voor samenhang, voor solidariteit, lokaal en internationaal? Bij de sociale dimensie van duurzame ontwikkeling gaat het om de samenleving om de 'hoek', dichtbij. Daar waar mensen elkaar opzoeken, zich organiseren, hun omgeving concreet vorm geven. Maar ook om de wereldsamenleving. Wereldburgerschap met andere volkeren en culturen. Internationale samenwerking als inspiratiebron voor de samenwerking naar een duurzame wereld. Internationale samenwerking is bij uitstek een 'ontmoeting', een sociaal onderdeel van duurzame ontwikkeling. 4.1 Processen naar een duurzame samenleving Samenwerking tussen overheid, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven is dé voorwaarde voor een proces richting een duurzame samenleving. Dat is niet zo eenvoudig te organiseren. Duurzame ontwikkeling lijkt in een moeilijk economisch tij even ‘uit’. Echter, geen beleidsveld is in één decennium tot wasdom gekomen, dus waarom zouden we dat van zo’n complex onderwerp, waarin zoveel beleidsvelden samenkomen, verwachten. Daarom moet de gemeente wel blijven investeren. Hoort uw gemeente bij die 'aanhouder'? De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 38 (vraag 1, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Internationaal wordt dit proces vaak de 'Lokale Agenda 21' genoemd (vandaar de afkorting LA21 die ook in de website van de Lokale Duurzaamheidsmeter een rol speelt). De Agenda 21 kwam tot stand als slotdocument van de VN-vergadering over duurzame ontwikkeling in 1992. Daar werd ook afgesproken de Agenda voor de 21ste eeuw uit te werken op lokaal niveau. Een breed proces is daarvoor een vereiste want het gaat om ingrijpende vragen die alle burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven aangaan. Er was een periode veel aandacht voor Lokale Agenda 21, o.a. omdat er een subsidieregeling van het rijk voor was. Dat is nu voorbij. We zien een snelle afname van de bredere en open processen richting duurzame ontwikkeling en meer aandacht voor concrete projecten met resultaten op de korte termijn. 2 Er is voor dit proces van lokale (vraag 6. vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003). Als een gemeente start met een duurzame ontwikkeling een actueel dergelijk ingrijpend proces dan moet ze ook een plan hebben waarin duidelijk (na 2001 bevestigd) plan van aanpak, wordt waar het om gaat en hoe het proces er uit gaat zien, welke middelen onderschreven door gemeenteraad en daarvoor beschikbaar zijn en wat de tijdsplanning is. Dat plan moet natuurlijk partners. gezamenlijk met het maatschappelijk veld (maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven) uitgewerkt zijn. 3 Er is een apart budget voor het (vraag 5, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003). 'Geld' is niet alles... maar financieren van dit proces. belangrijk genoeg. Want er zullen discussies moeten plaatsvinden, posters worden gemaakt en mogelijk een onderzoek of projecten worden uitgevoerd. Er zijn gemeenten die een apart budget hebben voor initiatieven van de bevolking om initiatieven richting duurzame ontwikkeling te nemen. 4 De gemeente heeft een verordening voor Het burgerinitiatief is een belangrijk instrument voor burgers om zaken het burgerinitiatief in de maak of binnen aanhangig te maken in de gemeenteraad, vooral bedoeld om initiatieven van 2005 in werking burgers formeel bespreekruimte te geven in de raad. Het is een middel om de burger naast het 'kiesrecht' ook een meer direct initiatiefrecht te geven. Een aantal organisaties, zoals het IVN, het IPP en Agora Europa hebben in dit kader het project 'Duurzame Initiatieven' opgezet dat erop gericht is burgers te stimuleren om gezamenlijk initiatieven voor een duurzame samenleving te nemen. Maximale score algemeen 1 4.2 De gemeente werkt het begrip 'duurzame ontwikkeling' uit in een breed maatschappelijk proces waar verschillende partijen in deelnemen. ja/nee 2 ja/nee 2 ja/nee 2 ja/nee 2 8 Internationale samenwerking Er zijn een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden wil een gemeente internationale samenwerking een serieus oppakken. Er zal iemand verantwoordelijk moeten zijn, met een budget dat structureel en van redelijke omvang is en met de vrijheid (en stimulans) om daarbij in voorlichting en bewustwording de bevolking, maatschappelijke organisaties, het onderwijs en bedrijfsleven te betrekken. 5 6 7 8 In uw gemeente is een ambtenaar verantwoordelijk voor internationale samenwerking. (Vraag 11, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Bij grote gemeenten is dat vaak een aparte ambtenaar, bij kleinere gemeenten is dit verwerkt in de functie van de afdeling voorlichting. In dat geval moet toch wel een taakomschrijving en uren beschikbaar zijn. Uw gemeente heeft een structureel (Vraag 9, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Gemeenschappen in alle budget voor internationale uithoeken van de wereld proberen vorm te geven aan een duurzame wereld. samenwerking en/of mondiale Samenwerking tussen gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers bewustwording. over de grenzen biedt inspiratie. Daarbij gaat het bij duurzame ontwikkeling veelal om verdelingsvraagstukken. Een internationale band met een gemeente in voormalig Oost -of Midden Europa of een derdewereldland kan daar belangrijke aspecten van laten zien. Vriendschap ga je niet voor één jaar aan. Dat vergt ook een structureel budget, want er is altijd wel voorlichting, een reis of een project nodig. Dit budget is hoger dan Euro 0,50 per (Vraag 10, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Enige jaren geleden is Euro 0,50 inwoner. per inwoner als richtlijn genomen voor het budget 'internationale samenwerking/mondiale bewustwording'. We weten dat een aantal gemeenten meer dan dit bedrag beschikbaar heeft. Hoort uw gemeente daar ook bij? Uw gemeente besteedt in ieder geval Er zijn gemeenten die vinden dat al het geld dat vrijgemaakt wordt direct naar een gedeelte van dit budget aan partners in Oost-Europa of de derde wereld moet gaan. Door het budget te voorlichting en bewustwording. investeren in voorlichting en bewustwording kan de gemeente echter zorgen voor een veel groter draagvlak voor internationale samenwerking. Dat kan veel grotere geldstromen opleveren. Daarnaast 'gaat' het veelal helemaal niet alleen om overdracht van geld, maar kan een gemeente ook steun leveren aan bewustwording in het algemeen. Bijvoorbeeld over hoe 'onze' geldstromen ontwikkelingsperspectieven in het zuiden veranderen, hoe onze keus voor al of niet duurzame producten het leven in andere delen van de wereld beïnvloedt. Maar ook over oorzaken van migratie en vluchtgedrag, culturele en religieuze diversiteit. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 ja/nee 2 ja/nee 2 ja/nee 2 ja/nee 2 39 4.3 Inspiratie van buiten Twee simpele initiatieven kunnen behulpzaam zijn. Zorg dat je lid bent van een internationale organisatie die ook concrete ondersteuning biedt. De in de vragenlijst genoemde organisaties hebben programma's voor ondersteuning. Daarnaast is er ook nog IULA, de International Union for Local Authorities, een soort Internationaal VNG. Lidmaatschap daarvan zegt niet veel over de inspanningen richting duurzaamheid van uw gemeente, maar de boodschap is helder: zoek inspiratie bij anderen en voorkom dat uw gemeente het wiel weer opnieuw uit gaat vinden! 9 Uw gemeente is lid van ICLEI (International (Vraag 14, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) ICLEI is een organisatie waar Council for Local Environmental Initiatives). een groot aantal gemeenten zich bij heeft aangesloten. Allerlei voorbeelden over duurzame ontwikkeling worden verzameld en uitgewisseld, trainingen worden gegeven en leden zoeken met elkaar naar financiën om gezamenlijk vorm te geven aan projecten voor duurzame ontwikkeling. ja/nee 1 10 U gemeente is lid van de organisatie 'European Cities and Towns towards Sustainability'. ja/nee 1 (Vraag 13, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Honderden gemeenten in Europa ondertekenden het Aalborg Handvest, dat in 2004 nog is geactualiseerd. Daarmee verbinden deze gemeenten zich tot een samenwerking richting duurzame ontwikkeling en worden tegelijk lid van de organisatie 'European Cities and Towns towards Sustainability'. De ondertekening op zich is niet meer dan een mooi gebaar. De praktijk is belangrijker. Maar juist in dit soort netwerken wordt veel praktijkervaring uitgewisseld. Het zijn geen theorieclubjes. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 40 4.4 Samenwerking De stedenbanden (Nederlandse gemeenten hebben er velen) kunnen een belangrijke inspiratiebron en stimulans zijn voor investeringen op het gebied van duurzame ontwikkeling. Stedenbanden zijn vaak relaties waarin ook de lokale samenleving vele jaren investeert, van beide kanten. Talloze voorbeelden in binnen- en buitenland getuigen daarvan. We zijn wel kritisch over de stedenbanden. Misschien gaan veel van deze relaties nog teveel over geld en is de Nederlandse partner nog teveel een 'donor'. Vaak staat het 'goed doen' voorop, zonder dat kritisch naar het eigen handelen gekeken wordt en serieus een gesprek met de partners wordt aangegaan. Daarom vragen we naar het belang van de stedenband voor hoofdthema's in het beleid, zoals klimaatbeleid. En vragen we naar wederkerigheid, want vriendschap komt van twee kanten. 11 Uw gemeente of door de gemeente gesteunde organisaties onderhouden één of meer relaties met gemeenten in Oost- of Midden-Europa. (Vraag 15, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Veel gemeenten hebben banden ja/nee met voormalig Oost- en Midden-Europa. Een relatie die het isolement van de communistische gemeenschappen enigszins doorbrak. Ook nu zijn de relaties zinvol, omdat veel van deze partnersteden bestuurlijk en technisch hulp nodig hebben. Kijk maar op www.stedenbanden.nl om een overzicht te krijgen. 2 12 Uw gemeente of door de gemeente gesteunde organisaties onderhouden één of meer relaties met andere gemeenten in de Derde Wereld. (Vraag 16, vragenlijst Lokaal/Mondiaal 2003) Ongeveer evenveel gemeenten ja/nee onderhoudt relaties met een gemeente of regio in een ontwikkelingsland. Op www.stedenbanden.nl wordt een goed overzicht gegeven. Relaties met derde wereldlanden hebben vaak ook een sterk cultureel aspect in zich omdat de cultuurverschillen veelal groot zijn. 2 13 In de internationale relatie met gemeenten buiten West-Europa speelt gesprek en uitwisseling op het brede werkveld van duurzame ontwikkeling een belangrijke rol. Duurzame ontwikkeling is een breed begrip en gaat veel verder dan de wat ja/nee beperkte invulling richting milieu & ontwikkeling die er in Nederland veelal aan wordt gegeven. Die discussie, over samenhang tussen sociale, ecologische en economische dimensie, oorzaken van de huidige niet-duurzame ontwikkelingsrichting spelen een belangrijke rol in uw internationale relatie. 2 14 In de internationale relatie met Als er één thema is waarop uitwisseling in de breedte zinvol en perspectiefvol ja/nee gemeenten buiten West-Europa speelt is, dan is het wel het klimaatvraagstuk. Op zowel het verlagen van uitstoot de klimaatproblematiek een van broeikasgassen als op de aanpassing aan een veranderend klimaat is in belangrijke rol. veel gevallen samenwerking goed mogelijk. Daarbij hebben Nederlandse gemeenten een (historische) verantwoordelijkheid op dit gebied. Het zijn de emissies van de rijke landen, zoals Nederland, die primair zorgen voor de klimaatverandering. Inderdaad groeit de uitstoot van aan aantal derde wereldlanden snel, maar die is nog niet in verhouding tot de historische verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld Nederland. De internationale relatie met Wederkerigheid veronderstelt een tweerichtingsverkeer en gelijkwaardigheid. ja/nee gemeenten buiten West Europa is Dat is niet zo makkelijk. Veelal gaat het bij een stedenband toch om het gebaseerd op wederkerigheid. verzamelen en geven van geld en is er een eenzijdigheid in de relatie. Om die 'wederkerigheid' vorm te geven zal in de internationale relatie geïnvesteerd moeten worden. Bijvoorbeeld door de partners uit te nodigen om vraagstukken in de Nederlandse partnergemeente te analyseren, adviezen te geven en te helpen bij het stellen van prioriteiten in het lokaal Nederlandse beleid. 2 15 Voor internationale samenwerking kan de gemeente maximaal 20 punten halen. 4.5 Verschillende groepen in de samenleving Nog niet zo lang geleden investeerden gemeenten specifiek in allerlei 'groepen' in de samenleving. Dat doelgroepenbeleid is 'uit'. Tegenwoordig gaat het vooral om een integrale aanpak. Toch zijn er groepen die specifiek aandacht nodig hebben. Jongeren bijvoorbeeld, vluchtelingen die geen kant meer op kunnen, daklozen die in aantal snel groeien of gehandicapten die met de bezuinigingen in deze tijd weer terug in het isolement geduwd dreigen te worden. Voor deze groepen is volwaardige deelname in de samenleving en solidariteit wezenlijk. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 41 2 16 Uw gemeente steunt gedurende deze collegeperiode een 'jongerenraad' of een ander concreet en structureel initiatief om jongeren te betrekken bij de gemeentelijke politiek 17 De gemeente hanteert voor álle beleidsterreinen een integraal gehandicaptenbeleid. 18 19 20 (Vraag 1, vragenlijst sociaal 2003) Klagen over de geringe betrokkenheid van ja/nee jongeren bij de politiek heeft weinig zin. Het is niet makkelijk om deze bewegelijke groep individualisten bij het vaak zo abstracte en ogenschijnlijk saaie raadswerk te betrekken. Toch is het wel mogelijk, bijvoorbeeld in samenwerking met het IPP, de Nationale Jeugdraad of Jongeren Milieu Actief. Maar dan moet de gemeente wel haar nek uitsteken! 2 (Vraag 13, vragenlijst Sociaal 2003) Dit komt o.a. tot uitdrukking in een ja/nee aparte paragraaf bij alle grote beleidsdocumenten waarin aandacht aan de gevolgen en mogelijkheden voor gehandicapten wordt besteed. De wet geeft aan dat de reikwijdte van cliëntenparticipatie het integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid dient te zijn. De uitvoering van die wet is niet zo makkelijk. Het gehandicaptenbeleid is breed en zou ook chronisch zieken moeten betrekken en de relatie met ouderenzorg moeten leggen. Het is nodig om op ieder terrein waarop de gemeente actief is, expliciet aandacht te vragen voor de behoeften en mogelijkheden van verschillende groepen van mensen met beperkingen. De gehandicaptenraad stelt dat dit zou kunnen door bij iedere beleidsnotitie een paragraaf op te nemen met de vraag "Wat zijn de effecten van bepaalde beleidsbeslissingen op mensen met een handicap of chronische aandoening?" Daarbij zou het goed zijn als iemand aangesteld wordt om ervoor te zorgen dat dit samenhangend beleid ook werkelijk tot stand komt. Veel informatie is te verkrijgen bij de gehandicaptenraad (www.gehandicaptenraad.nl). In de gemeente is vanaf 1 januari De cliëntenraad is een door de gemeente in het leven geroepen structuur die ja/nee 2005 of eerder een "cliëntenraad" mensen verenigt die spreken namens alle mensen die een beroep doen op de geïnstalleerd Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG). De cliëntenraad is geen klachtencommissie, maar richt zich vooral op beleidszaken. In de nieuwe Wet Werk en Bijstand speelt de cliëntenraad een belangrijke rol. Uw gemeente besteedt in deze (Vraag 4, vragenlijst sociaal 2003) Wat het resultaat van die 'aandacht' was ja/nee collegeperiode expliciet aandacht aan vinden wij iets dat lokaal ingevuld moet worden. Maar de discussie over de problematiek van uitgeprocedeerde vluchtelingen en hun positie in onze samenleving is door heel Nederland aan vluchtelingen. de orde geweest. Het zou logisch zijn als uw gemeente hier ook een debat aan wijde, want ook in uw gemeente zijn illegale uitgeproduceerde vluchtelingen. 2 De gemeente stelt zich tot doel om iedereen een dak boven het hoofd te geven, ook illegalen. ja/nee 2 (Vraag 5, vragenlijst sociaal 2003) Emancipatie is een ingewikkeld begrip. Het ja/nee is sterk verbonden, in onze belevingswereld, met de positie van vrouwen. Maar het gaat evenzeer op voor andere groepen in de samenleving, zoals gehandicapten en migranten. De sterkste traditie ligt echter op de rol van vrouwen. Vrouwen zijn nog steeds ondervertenwoordigd in hogere functies en nemen het grootste aandeel in de zorgtaken voor hun rekening. De gemeente heeft hierin een verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld door de situatie in kaart te brengen (een inventarisatie) en samen met deskundige organisaties zorg te dragen voor een verbetering van de positie van vrouwen in het eigen bedrijf en in de gemeente. Het minste wat de gemeente kan (en zou moeten) doen is voor haar eigen bedrijf zorg dragen voor een goed emancipatiebeleid. Dat moet wel een beleid zijn dat sinds 1999 is bijgesteld. Want gemeenten werken meestal met een beleidscyclus van vier jaar. Het is dus interessant te weten of deze afgelopen collegeperiode een dergelijke bijstelling heeft plaatsgevonden! 1 Nederland telt zo'n 80.000 dak- en thuislozen. Deze groep groeit langzamerhand, aangevuld met een steeds grotere groep illegale migranten, zoals vluchtelingen die zijn afgewezen. Is het acceptabel dat in het welvarende Nederland niet iedereen de kans krijgt op een droge, schone en veilige slaapplaats? Gemeenten moeten zich voorbereiden op de steeds grotere groep dak- en thuislozen. 2 2 Emancipatie levert in totaal maximaal 10 punten op. 4.6 Emancipatie Emancipatie is een ingewikkeld begrip. Het gaat over een brede groep mensen die in staat moet zijn om zichzelf in deze samenleving volwaardig te ontwikkelen. Het gaat dus niet alleen om vrouwen, zoals velen denken. Het gaat ook om homo's en lesbiennes, om illegalen, daklozen, migranten en nog veel meer groepen die een minderheidspositie of achterstandspositie in onze samenleving hebben gekregen. Het gaat om praktische vormen van solidariteit waarbij onze grondwet de basis is van gelijkheid en gelijkwaardigheid. Dus hoe komt het dat vrouwen nog steeds in de minderheid zijn bij leidinggevende posities, dat gemeenten en bedrijven nog steeds minder migranten in dienst hebben? De meeste gemeenten hebben hun emancipatienota’s onder het stof begraven. Het is tijd om ze uit de kast te halen, af te stoffen en te vernieuwen. Hoever is uw gemeente in dat proces? 21 Uw gemeente heeft een goedgekeurd Emancipatiebeleid dat na 1999 is bijgesteld. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 42 22 Uw gemeente zorgt in het personeelsbeleid nadrukkelijk voor een aanname en opleidings- en begeleidingsbeleid dat leidt tot een personeelssamenstelling die een evenredige afspiegeling van de lokale samenleving is. 23 Uw gemeenteraad bestaat voor minimaal 33% uit vrouwen 24 Minimaal 40% van de leidinggevende functies in uw gemeentelijke organisatie worden door vrouwen uitgevoerd. (Vraag 6, vragenlijst sociaal 2003) Onze samenleving verandert snel. ja/nee Migranten bevolken onze grotere steden en vormen daar al lang geen minderheid meer. Maar ook buiten die dichtbevolkte locaties verandert de samenstelling van de bevolking snel. Het is voor het ontwikkelings- en integratieproces wezenlijk dat migranten, maar ook andere groepen in de samenleving (zoals gehandicapten, homoseksuelen, mannen en vrouwen) deel kunnen nemen in het arbeidsproces. Dat vraagt soms om een investering, zoals het specifiek opleiden of begeleiden van werknemers. Zo wordt bij de politie specifiek geïnvesteerd in een versterkte positie van vrouwen en migranten. Investeert uw gemeente ook in een dergelijk personeelsbeleid? Het is moeilijk om een 'kengetal' te geven voor emancipatie. Maar de helft van ja/nee onze bevolking (iets meer zelfs) bestaat uit vrouwen wiens opleidingsniveau ook nog wat hoger is dan dat van de mannen. Nu hoeft natuurlijk niet precies 50% van uw gemeenteraad uit vrouwen te bestaan. Er moet wat ruimte voor variatie blijven. Maar minimaal een derde zou toch een aardige indicatie geven over het evenwicht, zeker als we zoveel gemeenten in beeld krijgen? 2 Ook hier is een 'kengetal´ moeilijk te geven, maar hoeveel vrouwen zitten in ja/nee het managementteam en weten de organisatie dus mede aan te sturen? Is dat meer dan 40%? 2 2 Emancipatie levert maximaal 7 punten op. 4.7 Solidariteit met de minima Het lijkt niet van deze tijd, niet voor dit land... armoede. En toch is die er, op grote schaal. De haperende economie doet daar nog een schep bovenop. Werkeloos zijn, soms chronisch, betekent al snel dat je in financiële problemen komt. Wat gebeurt er met mensen met een laag inkomen? Hoe geven we, lokaal, vorm aan onze solidariteit. Want gemeenten hebben daarin een belangrijke rol te spelen, zeker in de vernieuwde wetgeving. De 'armen' zijn niet alleen ver weg, maar waarschijnlijk ook bij u om de hoek. Kent de gemeente hen? Is er onderzoek naar gedaan? Overigens hoef je niet alleen in de steden armoede te verwachten. De groei van stille armoede in het buitengebied is groot. De agrarische bedrijfstak loopt leeg en voordat de agrarische ondernemer het heeft opgegeven zijn alle centen vele keren omgedraaid. De vragen die we hier stellen zijn van belang voor de grote stad met grote achterstandswijken, maar ook het kleine dorp met veel rustiek groen. 25 26 27 De gemeente maakt het aanvragen van kwijtschelding van gemeentelijke lasten eenvoudiger door a) bijstandsgerechtigden ambtshalve kwijtschelding te verlenen en b) meerjarige kwijtschelding te verlenen (met inkomenstoets). (Vraag 8, vragenlijst Sociaal 2003) De gemeentelijke lasten (zoals onroerend- ja/nee zaakbelasting, afvalstoffenheffing, reinigingsrecht en rioolrecht) kunnen een enorme last zijn voor mensen met een laag inkomen. Daarom is er een kwijtscheldingsbeleid ontwikkeld. Gemeenten mogen zelf normen stellen voor kwijtschelding. Daarvoor moet eerst een vermogenstoets worden uitgevoerd: heeft de betrokkene voldoende betalingscapaciteit? Daarom kan een gemeente, op basis van de gegevens die de gemeente al heeft, berekenen welke mensen in ieder geval voor kwijtschelding in aanmerking komen. Deze personen krijgen dan bv. geen heffing of belasting of krijgen informatie waaruit blijkt dat ze de heffing of belasting niet hoeven te betalen. Dit heet 'ambtshalve kwijtschelding'. Chronisch zieken en gehandicapten Chronisch zieken en gehandicapten vormen een categorie die als groep nog ja/nee ontvangen een vast bedrag aan bijstand mag ontvangen. Ook mensen boven de 65 vormen zo'n groep. De bijstand waarbij inkomens- en gemeente kan er op toe zien dat, waar mogelijk, maximaal gebruik gemaakt vermogensgrenzen ruimer gesteld wordt van de ruimte die de Wet Werk en Bijstand biedt. De inkomens en worden dan bij de Wet Werk en vermogensgrenzen zijn zo'n aspect. Ben je chronisch ziek of gehandicapt dan Bijstand voorgeschreven is. kan dat in veel gevallen betekenen dat je zeker tot aan het totale minimum komt omdat de inkomens en vermogensgrenzen zo laag zijn voordat je bijstand ontvangt. Het is de gemeente toegestaan om die grenzen ruimer te stellen. Heeft de gemeente dat ook gedaan? De gemeente bewaakt de kwaliteit van (Vraag 10, vragenlijst Sociaal 2003) De gemeente kan wel zeggen dat ze alle ja/nee het minimabeleid door de volgende minima probeert te bereiken, maar hoe doet ze dat? En worden de resultaten drie maatregelen: a) overleg met een ook gemeten? Om een beeld te krijgen van de problematiek is op z'n minst klantenraad, b) een minima-effectstructureel overleg noodzakelijk met o.a. vertegenwoordigers van rapportage en c) nieuwe technieken bijstandgerechtigden. Tegelijkertijd moet de gemeente ook weten hoe groot zoals bestandskoppeling of een scan. de groep nu werkelijk is en wat de invloed is van het gevoerde beleid. Een methode hiervoor is de minima-effectenrapportage van het NIBUD, maar er zijn natuurlijk ook andere methoden. Ook zal er naar innovatieve manieren gezocht moeten worden om mensen echt te bereiken. Bijvoorbeeld door het koppelen van bestanden of het persoonlijk bezoeken van mensen met een minimuminkomen. Pas als een gemeente dit hele pakket uitvoert, waarderen we dit met een score... De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 43 1 1 2 28 De gemeente vergoedt schoolkosten voor scholieren in het voortgezet onderwijs als het gezin op het sociaal minimum zit. 29 De gemeente heeft een regeling getroffen voor een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering voor kwetsbare groepen. (Vraag 12, vragenlijst Sociaal 2003) De overheid moet zorgen dat kinderen en ja/nee jongeren vrijheid in schoolkeuze (type en plaats) hebben en dat de kosten die deze keuze met zich mee brengt niet ten laste komen van het veel te krappe gezinsbudget van mensen met een laag inkomen. De kosten voor schoolgaande kinderen, zeker als het meer kinderen in het voortgezet onderwijs zijn, zijn hoog. Via een amendement heeft de Tweede Kamer het mogelijk gemaakt dat een ja/nee gemeente vanuit de bijzondere bijstand een categoriale regeling treft voor een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. Het belang hiervan wordt steeds groter nu het pakket dat verzekerd is via het ziekenfonds verkleind is. Het kan veel aanvragen voor bijzondere bijstand voorkomen als mensen op vrijwillige basis de mogelijkheid krijgen deel te nemen aan een collectieve aanvullende verzekering. De kosten daarvan kunnen in zijn geheel of minstens voor een aanzienlijk deel betaald worden uit de bijzondere bijstand. Door een collectieve verzekering af te sluiten kan een gemeente een premiereductie bedingen en een breed pakket. Dat is in het belang van de verzekerden, maar ook in het belang van de gemeente die hierdoor immers minder aanvragen voor bijzondere bijstand in verband met ziektekosten zal krijgen (voor meer informatie: ga naar de landelijke clientenraad, link op de website, onder aan pagina sociaal). Solidariteit met de minima levert maximaal 6 punten op. 4.8 Resultaten en correcties In totaal kunnen voor de ‘algemene vragen’ maximaal 8 punten gehaald worden, voor vragen over mondiaal beleid 20 punten en voor het sociaal beleid kunnen 22 punten gehaald worden. Deze sociale dimensie van duurzame ontwikkeling kan dus maximaal 50 punten scoren. U kan corrigeren door maximaal 5 punten extra toe te kennen of af te trekken. De motivatie voor deze correcties hoort er wel bij. Zonder die gegevens zullen we de correcties niet toe kunnen passen. 5 De economische dimensie van duurzame ontwikkeling 5.1 Duurzaam ondernemen en beheren ‘ Verbeter het milieu en begin bij jezelf!’ Is ook een kreet die de gemeenten zich aantrekken. De investeringen in duurzaam ondernemen groeien dan ook snel. Waar eerder de gemeente de (verplichte) taak ‘gemeentelijke interne milieuzorg’ veelal mondjesmaat uitvoerde is het werkveld nu sterk verbreed. Nu gaat het onder andere om duurzaam inkopen. Dat betekent dat milieu en mensenrechten uitgangspunt moeten zijn van het inkoopbeleid. Niet zo simpel, want mooie intenties moet je ook kunnen waarmaken. En uiteindelijk wil ook de gemeente de beste kwaliteit voor het minste geld. De vraag is alleen of nu bij die ‘kwaliteit’ ook de ‘duurzaamheid’ een rol speelt. De gemeente gaat verder dan het inkopen van zaken voor de eigen organisatie. Ook in het uitbesteden van groenbeheer en in het met het bedrijfsleven vormgeven en inrichten van industrieterreinen komt duurzame ontwikkeling aan de orde. De ondernemer beheert ook haar gronden. Duurzaam inkopen met zorg voor het milieu en mensenrechten is uitstekend, maar tegelijk zal de gemeente de zorg voor de natuur in de eigen omgeving een plek moeten geven. Dat maakt de gemeente overigens ook aantrekkelijk. Weldadig groen, natuurlijke oevers en kwakende kikkers geven de bewoners rust en de mogelijkheid om in een meer natuurlijke omgeving bij te tanken. Bij het vestigingsbeleid van bedrijven wordt ook gekeken naar de woonomgeving. Maar ook zonder dat hoort de zorg voor de De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 44 1 1 natuur in de stad en het buitengebied tot de intrinsieke taak van de duurzaam ondernemende gemeente. 5.2 Duurzaam inkopen De inkopers van de overheid hebben het maar makkelijk. Via SenterNovem (www.senternovem.nl/duurzaaminkopen) is veel materiaal te vinden. Duurzaam inkopen wordt ‘mainstream’. De meeste vragen komen ook terug in de vragenlijst ‘duurzaam inkopen’. Deze lijst ‘komt’ uit de vragenlijst 2005 en willen we vergelijken met andere gemeenten en het verleden, dan is het toch handig even deze vragen te beantwoorden. Het tweede deel van de vragenlijst (ruimte en groen) komt namelijk niet terug en die antwoorden zouden we dan kwijt raken. 1 De gemeenteraad besloot dat Duurzaam inkopen zou de 'norm' moeten worden voor het inkoopbeleid van duurzaamheid uitgangspunt nationale, provinciale overheden. Er zijn handleidingen en 'checklisten' genoeg, voor het inkoopbeleid moet zijn. trainingen en scholingen, intentieverklaringen en campagnes. Deze vraag lijkt een beetje op 'vraag 4' in deze vragenlijst, maar daar (en in de andere vragen) gaat het ons om de concrete uitwerking terwijl we hier vooral vragen naar de politieke basis, dus de keuze in de gemeenteraad. 2 Uw gemeente hanteert de Dat klinkt technisch en is het misschien ook. Maar als een inkoper van een criteria voor duurzaam inkopen gemeente een offerte vraagt aan verschillende partijen voor bijvoorbeeld door ze concreet mee te wegen computers dan kunnen duurzaamheidscriteria (bv. betreffende giftige in het aanbestedingstraject. brandvertragers en zware metalen) meewegen in de systematiek. De prijs weegt dan mee met een aantal punten, de kwaliteit en service ook en duurzaamheid krijgt ook een formele weging in deze systematiek. Dit is belangrijk om te voorkomen dat de criteria voor duurzaamheid gewoon een checklist zijn waar de inkoper naar kijkt en vervolgens naast zich neer legt. Deze vraag 'hoort' positief beantwoord te worden als vraag '1' over het besluit van de gemeenteraad ook positief is beantwoord. Het is echter de vraag of gemeenten de beleidsintentie die politiek is uitgesproken ook daadwerkelijk ten uitvoer brengen. 3 Uw gemeente hanteert de De primaire inkopen zijn zaken als stoeptegels, verkeerslichten, plantmateriaal criteria voor duurzaam inkopen voor groenvoorzieningen, de elektriciteit voor straatverlichting etc. Het zijn zaken voor zowel primaire als die veelal in grote hoeveelheden worden ingekocht en tegenwoordig vaak secundaire inkopen. uitbesteed zijn aan onderaannemers. Secundaire inkopen zijn zaken die facilitair zijn voor het functioneren van het gemeentelijk apparaat. De koffiemachine, de inrichting van het gemeentehuis of gemeentewerf, maar ook de elektriciteit voor de gemeentelijke kantoren. Vaak zijn het verschillende inkopers die actief zijn en zie je dus dat de gemeente voor haar eigen gemeentehuis wel groene stroom koopt, maar dat voor de straatverlichting niet doet. 4 Er is een budget voor de Duurzaam inkopen is ook wat 'waard'. Door het hanteren van criteria voor meerprijs van een duurzame duurzaam inkopen kan het gebeuren dat de aanbesteding, indien duurzaam, iets aanbesteding zodat de kosten duurder uitvalt. Veelal moeten inkopers zo 'goedkoop' mogelijk aanbesteden voor aanschaf minstens 5% waardoor de criteria voor duurzaam inkopen wel gehanteerd worden (vraag 1 en meer dan de prijs van het niet- 2 worden positief beantwoord)... maar niet leiden tot veel meer duurzame duurzame product mag zijn. inkopen. Om dat te voorkomen moet de inkoper ruimte krijgen om bij het toepassen van de duurzaamheidscriteria tot 5% meer te besteden. Overigens is de meerprijs niet altijd bekend. 5 De gemeenteraad ondersteunde (Vraag 4, vragenlijst lokaal/mondiaal 2003) De 'Schone Kleren Kampagne' richt een verklaring die er toe leidt zich o.a. op het overtuigen van gemeenten om te voldoen aan criteria van sociale dat bij de inkoop van duurzaamheid bij de inkoop van bedrijfskleding. Dan gaat het om zaken als bedrijfskleding milieu- en verbod op kinderarbeid, dwangarbeid, arbeidsomstandigheden en vrijheid van sociale criteria worden (vak)vereniging. Er bestaan handige 'tools' voor gemeenten om te zorgen dat ze op het juiste traject zitten. gehanteerd.‘ ja/nee 1 ja/nee 1 ja/nee 2 ja/nee 2 Ja/nee ja/ne e2 6 Bij aanschaf van bedrijfsauto's speelt duurzaamheid een belangrijke rol. Steeds meer gemeenten kiezen voor relatief schone auto's, zoals auto's die op gas rijden, die voorzien zijn van speciale roetfilters en extra zuinig zijn in het brandstofgebruik. ja/nee 2 7 Voor eigen projecten is de gemeente verplicht om alleen gebruik te maken van hout met het FSC keurmerk (zowel bij bouwprojecten als bij groenvoorzieningen) (Vraag 14, vragenlijst klimaat 2003). FSC staat voor Forest Stewardship Council. ja/nee Het is een organisatie die een aantal eisen aan de bosbouw heeft gesteld en daarvoor een keurmerk heeft ontwikkeld. Hout afkomstig uit bossen gecertificeerd door de Forest Stewardship Council is op een duurzame wijze geproduceerd. Dat hout krijgt het FSC keurmerk. 3 8 Meer dan 50% van het papier dat de gemeente gebruikt is gerecycled papier en niet chloorgebleekt Er zijn fantastische soorten papier op de markt, ook afkomstig van hergebruik. In ja/nee sommige gevallen is het niet mogelijk of wenselijk om het papier van recyclede bron te betrekken omdat een bepaalde druk of representatie vereist is. Maar dat zal nooit om een groot percentage gaan. Chloor is een gemeen stofje dat erg vervuilend is. Daarom moet het niet gebruikt worden om het papier licht te kleuren. Deze gegevens staan op de pakken papier die de gemeente gebruikt en worden doorgegeven aan de drukker die voor de gemeente werkt. De volgende vraag gaat over het niet-hergebruikte papier. 1 De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 45 9 Papier van de gemeente dat niet Papier is een product dat gemeenten in tonnen kunnen verzetten. Zowel voor van recycling afkomstig is heeft eigen gebruik als in opdracht (voor publicaties e.d.) heeft het papier dat direct wel het FSC keurmerk en is niet van bossen afkomstig is het FSC keurmerk. Daarbij is het niet gebleekt met chloorgebleekt behulp van Chloor, dat het milieu ernstig vervuilt. Deze kenmerken staan op de pakken papier die de gemeente gebruikt en deze eisen worden doorgegeven aan de drukkers die in opdracht van de gemeente werken. 10 Er is voor (bijna) iedere Veel duurzaamheidscriteria betreffen het milieu. Vaak vereist de beoordeling van aanbesteding contact tussen de de criteria specialistische kennis. De gegevens over producten zijn overigens goed beleidsafdeling milieu en de bekend en makkelijk opvraagbaar. Maar het is niet verwonderlijk dat een inkoper inkoper van de gemeente die vooral thuis is in juridische en financiële zaken daar minder kennis van heeft. Dan is handig als een beleidsmedewerker van de milieuafdeling regelmatig overleg heeft over aanbestedingen. 11 Bij aanbestedingen en inkoop Bij elk aanbestedingstraject, of het nu om tapijt, straatverlichting, de catering communiceert de gemeente gaat, worden besluiten over duurzaamheid genomen (indien de criteria worden actief naar de werkvloer over de gehanteerd). Het is de moeite waard om dat aan werknemers de communiceren. genomen besluiten. Dat heeft ook het effect dat het onderwerp gaat 'leven', niet alleen op kantoor, maar ook thuis. 12 Medewerkers van uw gemeente SenterNovem en andere partijen organiseren regelmatig scholings- en doen jaarlijks mee aan ontmoetingsdagen over duurzaam inkopen. Inkopers krijgen daar de laatste scholingsbijeenkomsten over 'tools' voor hun aanbestedingstrajecten, kunnen ervaringen uitwisselen en in duurzaam inkopen. gesprek gaan met producenten. Voor een relatief nieuw beleidsveld zijn deze bijeenkomsten wezenlijk om ervaring op te doen en uit te wisselen. ja/nee 1 ja/nee 3 ja/nee 2 ja/nee 1 (Vraag 21, vragenlijst lokaal/mondiaal 2003) Veel gemeenten geven het goede ja/nee voorbeeld door het keurmerk Max Havelaar te stimuleren. Een toegevoegde vraag zou kunnen zijn of die koffie ook 'biologisch' is. 1 14 In het gemeentehuis wordt thee (Vraag 22, vragenlijst lokaal/mondiaal 2003) Veel gemeenten geven het goede Ja/nee met het keurmerk van Max voorbeeld door het keurmerk Max Havelaar te stimuleren. Een toegevoegde vraag Havelaar geschonken. zou kunnen zijn of die thee ook 'biologisch' is. 1 15 De gemeente streeft ernaar een zo breed mogelijk assortiment biologische producten, maar minimaal biologische zuivel en brood(jes) in het assortiment op te nemen. 2 13 In het gemeentehuis wordt koffie met het keurmerk van Max Havelaar geschonken. Een aantal ministeries en provincies zijn al over op 'biologische' catering. In ieder ja/nee geval bieden ze medewerkers de keuze aan. Zo zijn biologische melk- en broodproducten breed beschikbaar. De gemeente zal in haar catering, zowel voor haar eigen medewerkers als voor recepties, voorkeur moeten geven aan deze biologische producten. Wie meer wil weten over de mogelijkheden hoeft maar "catering biologisch" in een zoekmachine van internet in te tikken en er volgt een keur van verwijzingen. 16 De gemeente beheert in ieder Veel gemeenten hebben, zelfs al hebben ze financiële tekorten, financiële ja/nee geval een deel van haar reserves die vaak in obligaties (staatsleningen) of op spaarrekeningen of financiële reserves op duurzame beleggingsrekeningen zijn weggezet. Er bestaan legio mogelijkheden om deze wijze. gelden op duurzame wijze te laten beheren, bijvoorbeeld via de bekende duurzame beleggers als Triodos of ASN, maar bijvoorbeeld ook door het aankopen van aandelen in het microkredietsysteem van Oikokredit. We waarderen dit hoog in deze vragenlijst omdat een gemeente die dit doet een voorloper is. We weten dat de meeste gemeenten niet duurzaam beleggen. Subtotaal duurzaam inkopen 5.3 3 28 De duurzame gemeente en haar omgeving Kerntaak van gemeenten is de planning en het onderhoud van de openbare ruimte. Over de bouw van huizen en kantoren vroegen we onder het thema klimaat al een en ander (duurzaam wonen en bouwen). Hier formuleren we een aantal vragen die indicatief zijn voor hoe de gemeente haar kerntaken duurzaam invult. 17 Voor de gemeente is duurzaamheid uitgangspunt in haar bedrijventerreinen, wat ook neergelegd is in de beleidsplannen en uitvoeringsplannen rond deze terreinen. (Vraag 16, vragenlijst ruimte&groen 2003) 'Duurzaam parkmanagement' is 'in'. ja/nee 'Park' is een soort eufemisme voor bedrijventerrein, maar inderdaad is er enorm veel te doen rond die bedrijventerreinen. Een voorbeeld van de collectieve aanpak is het vervoersmanagement. Een vervoersanalyse van alle bedrijven heeft inzicht gegeven in de behoefte aan een gezamenlijk carpoolsysteem en aan een grootverbruikerscontract met een aanbieder van openbaar vervoer. De beheerorganisatie heeft verder onderzocht waaraan bedrijven buiten het basispakket nog behoefte hebben. Gezamenlijke energie-inkoop bijvoorbeeld, of pandbeveiliging, catering, kinderopvang of gevelreiniging. Maar ook het meervoudig ruimtegebruik, zoals efficiënt gebruik van ruimte onder bedrijfsgebouwen voor parkeren of het ecologisch beheer van het groen gericht op ontwikkeling van echte natuurwaarden. De vraag is of de gemeente deze mogelijkheden, samen met het bedrijfsleven, in kaart bracht en daarvoor een uitvoeringsplan bestaat. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 46 2 18 De gemeente gebruikt géén chemische bestrijdingsmiddelen bij groenbeheer en onderhoud van de bestrating. 19 De gemeente stimuleert particulieren om natuurvriendelijk te tuinieren. 20 De gemeente stimuleert in haar bermbeheer de versterking van de natuurlijke en bloemrijke vegetatie. 21 De gemeente heeft een visie op het bomenbestand binnen haar grenzen en deze visie vertaalt zich in concrete actie om het bomenbestand te verbeteren cq te behouden (Vraag 15, vragenlijst ruimte&groen 2003) Veel gemeenten vinden dit een lastige ja/nee vraag. Soms wordt bij het onderhoud van de bestrating toch gespoten. De gemeente zegt dan meestal 'terughoudend' te zijn. We accepteren hier dat antwoord niet. De gemeente moet het gif gewoon niet gebruiken, ook niet als het groenbeheer wordt uitbesteed. Overigens is een belangrijk argument tegen het gebruik van bestrijdingsmiddelen dat resten ervan steeds vaker in het oppervlakte -en grondwater worden aangetroffen. Het mag dan wel in het groenbeheer zelf relatief goedkoop zijn, maar de rekening wordt elders betaald, bijvoorbeeld in het verwijderen van giftige bagger. Vraag 4, vragenlijst ruimte&groen 2003) Natuurvriendelijk tuinieren betekent Ja/nee meer dan het vermijden van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. Het gaat ook om het diervriendelijk 'inwinteren' van de tuin (composthoop, zorgen voor voldoende 'dekking' voor overwinterende zoogdieren en insecten) en het aanplanten van planten en heesters die insecten aantrekken. Ook tuinverenigingen kunnen hierin een rol spelen. Er bestaat zelfs een 'keurmerk' natuurvriendelijk tuinieren. De gemeente kan dit oppakken in de vorm van een campagne, gericht op het verbeteren van de straat (zoals ' Kleur voor je deur' van de gemeente Haarlem of geveltuinen projecten). Maar ook door per jaargetijde breed informatie te geven via lokale media. (Vraag 6, vragenlijst ruimte&groen 2003) Vroeger werden bermen vooral mooi ja/nee gevonden als ze een strakke graszode vormden. Nu kan een gemeente met veel aandacht voor bermvegetaties zorgen voor ongekende pracht en diversiteit langs de wegen. De gemeente moet dan waar mogelijk akkeronkruiden inzaaien en in haar bermbeheer zorgen dat de natuurlijke vegetatie zoveel mogelijk de ruimte krijgt. Duurzame ontwikkeling is zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. Bomen ja/nee dragen hier zeker toe bij. Ze zijn belangrijk voor ons welzijn en onze gezondheid. Gemeenten moeten daarom een goede balans vinden tussen bebouwing en groen. Het waarborgen van de kwaliteit van het bomenbestand heeft een hoge prioriteit. Dat betekent bij (her)inrichting: ruimte inbouwen voor bomen. Enerzijds door voldoende plaats te reserveren voor nieuwe bomen. Anderzijds door waardevolle bomen te sparen en in te passen in de bouwplannen. Overigens laat dit onderwerp goed zien waarom natuur en economie zo nauw verbonden zijn. De economische waarde van grote bomen is zeer groot. ‘Kap’ betekent dan ook vaak een werkelijke vernietiging van natuurlijk, historisch en financieel kapitaal. Subtotaal gemeente en omgeving De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 2 1 2 2 9 47 5.4 De gemeente en haar natuur Bij de ‘openbare ruimte’ hoort ook de natuur. We hebben lang getwijfeld of deze aspecten wel in het hoofdstuk ‘Economische dimensie’ van duurzame ontwikkeling thuis hoort. Want ‘natuur’ gaat niet over ‘profit’ maar over ‘planet’. Daar is veel voor te zeggen. En toch willen we die natuur dicht bij het duurzaam ondernemen van de gemeente houden. Want bij de inrichting van de omgeving, het thema van ruimtelijke ordening, komt veelal het conflict tussen de schaarste aan geld (de geldeconomie) en schaarste aan natuur concreet aan de orde. Dát gebiedsgerichte beleid ligt in de kern van het werk van gemeenten. Maken van bestemmingsplannen, onderhandelen over de ruimte en de directe zorg voor de ruimte, groen en grijs, is waar de gemeenten het veel over hebben. En steeds meer zie je gemeenten ook die relaties leggen, tussen de ‘rode functies’ (de economische dragers, de motors van de economie) en de ‘ groene functies’ (de natuur, de groene longen, recreatiegebieden). De onderlinge afhankelijkheid van deze functies wordt meer en meer erkend. En daarmee willen we de zorg voor de natuur in handen leggen bij de duurzaam ondernemende gemeente. Hoe pakt uw gemeente dat op? 22 In uw gemeente is een beleidsambtenaar die zich nadrukkelijk bezig houdt met natuur en biodiversiteit. (Vraag 2, vragenlijst ruimte&groen 2003) Sommige grotere gemeenten hebben een ' eigen' bioloog/ecoloog. Maar in kleinere gemeente is het ook mogelijk om, bijvoorbeeld in gewestelijk verband, te werken met een ambtenaar die specifiek natuur en biodiversiteit in de gaten houdt. ja/nee 2 23 De gemeente heeft overzicht van de rijkdom aan soorten planten (flora) binnen haar grenzen. (Vraag 10, vragenlijst ruimte&groen 2003) De gemeente dient hiertoe een inventarisatie van alle planten binnen de gemeentegrenzen in bezit te hebben. Die inventarisatie kan heel goed samen met lokale natuurgroepen gedaan zijn. Maar de vraag hier is of de gemeente 'zelf' dit overzicht ook heeft. ja/nee 1 24 De gemeente heeft overzicht van de rijkdom aan soorten dieren (fauna) binnen haar grenzen. (vraag 11, vragenlijst ruimte&groen 2003) Het gaat hier om een grote groep: ja/nee vogels, zoogdieren (muizen, vleermuizen, vossen e.d.), amfibieën en reptielen (kikkers, salamanders, slangen) maar ook insecten als vlinders, libellen of zweefvliegen. Niet alle dieren kunnen in kaart gebracht worden maar een algemeen overzicht van vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen mag wel verwacht worden. (vraag 9, vragenlijst ruimte&groen 2003) Het inventariseren van vlinders in de ja/nee wijk, broedvogels in een bepaald gebied of lieveheersbeestjes of hommels in de achtertuin schept mogelijkheden om het begrip 'biodiversiteit' handen en voeten te geven. Organisaties als KNNV, IVN en NJN doen ook regelmatig inventarisaties, soms voor gemeenten. Is de gemeente daar actief bij betrokken? 1 (Vraag 12, vragenlijst ruimte&groen 2003) De natuur is veel rijker en dichterbij ja/nee dan veel mensen denken. De gemeente kan, via haar natuur- en milieu afdeling bijvoorbeeld, regelmatig berichten uitgeven over ontwikkelingen op dat gebied. Soms worden zeldzame soorten gevonden, kunnen mensen bepaalde vleermuizen boven hun huis zien vliegen, is het tijd voor een vlindertrek. De gemeente heeft de mogelijkheid om te laten zien hoe haar beleid (bv. in groenbeheer, aanleggen van nestgelegenheid (wanden voor oeverzwaluwen, uilenkasten bijvoorbeeld)) tot resultaat leidt. (Vraag 13, vragenlijst ruimte&groen 2003) Rode lijsten zijn in de ja/nee natuurbescherming lijsten van planten en dieren die bedreigd worden met uitsterven. In elke gemeente komen die soorten wel voor en is het van belang dat rond deze soorten gericht beleid wordt ontwikkeld. Veel rode lijstsoorten zijn vertegenwoordigers van kwetsbare en zeldzame ecosystemen. Je kunt dan ook vaak niet de 'soort' beschermen zonder het 'ecosysteem' te beschermen. De gemeente dient daarvan af te weten en actie te ondernemen. Overigens is het ook wel handig voor de gemeente om te weten waar de 'rode lijstsoorten' zich bevinden want als er bouwplannen zijn op die locaties dan zal de gemeente goed moeten kijken hoe ze met de wettelijke bescherming van deze soorten moet om gaan. (Vraag 14, vragenlijst ruimte&groen 2003)Als u weet dat ze er zijn dan wordt het ja/nee ook interessant om uit te zoeken hoe u ze kan behouden. Bijvoorbeeld door het graven van speciale poelen voor padden worden zeldzame amfibieën beschermd. Of door het aanleggen van trekroutes waardoor dieren onder drukke wegen en onder bruggen door kunnen komen wordt voorkomen dat ze in isolement uitsterven. 2 25 Uw gemeente houdt, samen met de bevolking, de ontwikkeling van biodiversiteit in de gaten (monitoring). 26 De gemeente communiceert regelmatig over veranderingen in biodiversiteit binnen haar grenzen. 27 De gemeente houdt de 'rode lijstsoorten' bij die binnen de gemeentegrenzen voorkomen. 28 De gemeente voert gerichte actie om de leefomgeving van deze 'rode lijstsoorten' veilig te stellen of te verbeteren. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 48 2 1 1 29 Bij het uitvoeren van (Vraag 17, vragenlijst ruimte&groen 2003) Soms moet er op een plek wel ja/nee bouwplannen, zoals het bouwen gebouwd worden, ook al is het een mooi weiland of moet er een bos tegen de van wijken of wegen in een vlakte. De nieuwe regelgeving van het rijk vergroot de ruimte van gemeenten om weiland of bos compenseert de in het 'buitengebied' in te grijpen. Mogelijk kunnen de verloren gegane natuur- en gemeente het verloren gegane landschapswaarden elders weer (gedeeltelijk) teruggewonnen worden. groen door elders natuurfuncties 'Compensatie' heet dat. Ook op landelijk niveau wordt dit steeds meer vast te versterken. onderdeel van beleid. 30 Uw gemeente heeft een (Vraag 18, vragenlijst ruimte&groen 2003) We vragen hierboven naar natuur en ja/nee structureel budget voor 'Leren milieucommunicatie. Het denken hierover is de laatste jaren aanzienlijk verbreed voor Duurzame zodat nu sprake is van Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Een gemeente zal Ontwikkeling/NME' hierin 'structureel' moeten investeren want het gaat om processen die een lange adem en grote betrokkenheid van de bevolking vergen. Subtotaal gemeenten en natuur 5.5 2 13 Resultaten en correcties In totaal kunnen voor deze vragenlijst ‘Duurzaam ondernemen en beheren’ 50 punten behaald worden. Duurzaam inkopen levert 28 punten hiervan op. Duurzaam beheer van de openbare ruimte levert 9 punten op en de zorg voor de natuur levert 13 punten op. Ook hier kunnen correcties worden ingevoerd, tot een maximaal van 5 punten erbij of eraf. Motivatie van de correcties is belangrijk. Zonder deze motivatie is het moeilijk om de correcties door te voeren. De Lokale Duurzaamheidsmeter 2008, complete handleiding, juli 2008 1 49