INFOFOLDER ENDOCRIENE AANDOENINGEN Prof.Dr. A. Rijnberk, juni 2010 Enkele endocriene aandoeningen bij de kat Endocriene klieren geven aan het bloed stoffen (hormonen) af die in bepaalde doelwitorganen effecten bewerkstelligen. Bij katten wordt een brede variatie aan endocriene (hormonale) afwijkingen gezien. De bekendste zijn diabetes mellitus (suikerziekte) en hyperthyreoïdie (te sterke productie van schildklierhormoon). Daarnaast zijn afwijkingen bekend van endocriene organen zoals de hypofyse (hersenaanhangselklier) en de bijnieren. Op aandoeningen van deze laatstgenoemde klieren zal worden ingegaan. Hypofyse De hypofyse van de volwassen kat is een klein (ongeveer 35 mg), vrijwel wit en ovaal weefsel aan de basis van de hersenen. Ruwweg kan onderscheid gemaakt worden tussen een voorkwab en een achterkwab. De achterkwab produceert hormonen die betrokken zijn bij de waterhuishouding (vasopressine = antidiuretisch hormoon) en bij de geboorte en de melkafgifte (oxytocine). De hypofysevoorkwab bevat veel verschillende celtypen, die een reeks verschillende hormonen produceren, zoals bijvoorbeeld de hormonen betrokken bij de regulatie van endocriene klieren als de schildklieren (schildklierstimulerend hormoon: TSH), de geslachtsklieren (follikelstimulerend hormoon: FSH en luteïniserend hormoon: LH) en de bijnieren (bijnierschorsstimulerend hormoon: ACTH). Daarnaast geeft de hypofyse groeihormoon af dat een zeer belangrijke sturende rol vervult bij zowel de groei (van het jonge dier) als bij de stofwisseling. Langdurige overmatige afgifte van groeihormoon (GH) leidt tot acromegalie, een aandoening van de oudere kat, die wordt gekenmerkt door uitgroei van bot, bindweefsel en ingewanden. Acromegalie De overmatige hoeveelheden groeihormoon worden geproduceerd door een hypofysetumor die uitgaat van de GH-producerende cellen. Deze tumoren kunnen sterk in grootte variëren. Soms is de hypofyse nauwelijks of niet vergroot, terwijl in andere gevallen bij eerste onderzoek al een flinke tumor wordt aangetroffen. De uitgroei van bot, bindweefsel en ingewanden manifesteert zich soms als een vergroving van de lichaamscontouren. De kat wordt forser met vooral een zwaardere kop en meer buikomvang. Het belangrijkste effect van de GH-overmaat is echter de invloed op de koolhydraatstofwisseling. Katten met acromegalie worden meestal niet aangeboden vanwege de uiterlijke veranderingen, maar omdat er sprake is van een niet te reguleren diabetes mellitus. GH is een tegenregulerend hormoon voor insuline. GH-overmaat bewerkstelligt een sterke insulineresistentie. Dit wordt in eerste instantie nog gecompenseerd door een verhoging van de insulineproductie door de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier, maar op termijn leidt dit tot uitputting van de insulineproducerende cellen. Voor de behandeling staan in beginsel drie wegen open: medicamenteus, chirurgisch en bestraling. Met elk van de drie benaderingen is enige ervaring opgedaan. Per patiënt moet worden nagegaan wat de beste optie is. Deze folder maakt deel uit van de serie infofolders van de Stichting Feline Welfare Foundation. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van het bestuur van de Stichting. Website: www.felinewelfarefoundation.org Bijnieren De bijnieren (adrenale klieren) zijn lichtgeel gekleurde orgaantjes met een gewicht van 0,35 à 0,40 gram, gelegen aan de voorkant van de nieren. Het betreft eigenlijk twee endocriene klieren in één orgaan: het bijniermerg en de bijnierschors. Het bijniermerg maakt ongeveer 20% van de bijnieren uit en produceert de (stress)hormonen adrenaline en noradrenaline. De overige 80% is de bijnierschors. Het bekendste hormoon van de bijnierschors is het glucocorticoïd cortisol. Dit hormoon speelt een belangrijke rol bij de stofwisseling. De afgifte ervan wordt gereguleerd door het bijnierschorsstimulerend hormoon uit de hypofyse ACTH. Daarnaast produceert de bijnierschors onder meer het mineralocorticoïd aldosteron, dat wezenlijk is voor de water-en zouthuishouding in het lichaam. De afgifte van aldosteron is vrijwel geheel onafhankelijk van het hypofysaire ACTH en wordt vooral gestuurd door de vulling van het vaatstelsel en het kaliumgehalte van het bloed. Hypercortisolisme (syndroom van Cushing) Dit syndroom is het gevolg van overmatige productie van het glucocorticoïd cortisol. De glucocorticoïdovermaat leidt tot een zodanige verandering van de stofwisseling dat eiwitstructuren worden afgebroken ten gunste van de aanmaak van koolhydraat (glucose) en vet. De vetophoping is vooral in de buik gelokaliseerd. Het verlies aan eiwithoudende weefsels wordt manifest door verschijnselen als spierzwakte en afname van de bespiering. De vacht wordt minder mooi, dat wil zeggen dor en dun ingeplant. Soms is er zelfs kaalheid en ontstaan er gemakkelijk huidbeschadigingen. De bevordering van de glucoseaanmaak wordt in eerste instantie vaak gecompenseerd door verhoging van de insulineproductie, doch ook bij deze aandoening ontstaat vaak na enige tijd diabetes mellitus. De mogelijkheid van hypercortisolisme wordt vooral overwogen bij katten met diabetes mellitus met een hoge insulinebehoefte. De diagnose kan worden gesteld door de cortisoluitscheiding in de urine te meten. Tevens moet dan met een remmingstest onderscheid gemaakt worden tussen de twee vormen van hypercortisolisme: 1) bijnierschorstumor en 2) te sterke stimulatie van de bijnierschors door een tumor(tje) van ACTH-producerende cellen in de hypofyse. De behandeling is afhankelijk van de vorm van de aandoening. Indien mogelijk, verdient bij beide vormen de chirurgische benadering de voorkeur. Een bijniertumor wordt (meestal via een flanksnede) chirurgisch verwijderd. De resterende bijnier neemt de functie (na enige tijd) over. Bij hypofyse-afhankelijk hypercortisolisme wordt de tumoreus ontaarde hypofyse verwijderd en worden voor de hierdoor uitgevallen hormonen vervangende medicijnen gegeven. Hyperaldosteronisme (syndroom van Conn) Al geruime tijd is bij katten een aanvalsgewijs optredende spierzwakte bekend. Het beeld wordt vooral gekenmerkt door een onzekere gang en het onvermogen de kop goed op te tillen. Deze stoornis van de spierfunctie komt voort uit een te lage concentratie van kalium in het bloed als gevolg van verlies via de nieren. Met verstrekking van extra kalium met de voeding is in veel gevallen (tijdelijk) een bevredigende situatie te handhaven. Voor de tekortschietende retentie van kalium door de nieren zijn diverse oorzaken aan te geven. Eén van de oorzaken is een hormonale afwijking, een te grote productie van het mineralocorticoïd aldosteron door de bijnierschors. Is dit eenmaal onderkend, dan kan veelal adequater worden behandeld dan met de toediening van extra kalium via de voeding. De te grote productie van aldosteron kan soms chirurgisch worden opgeheven door verwijdering van een bijnierschorstumor. In andere gevallen kan medicamenteus de overmatige aldosteronwerking ongedaan worden gemaakt. Overproductie van aldosteron kan ook leiden tot hoge druk in de slagaderen (hoge bloeddruk, hypertensie). Bij sommige katten kan die hoge bloeddruk manifest worden door (plotseling optredende) veranderingen in één of beide ogen (bloeding en netvliesloslating). Verdere lectuur Clinical Endocrinology of Dogs and Cats, an illustrated text. 2nd edition. A. Rijnberk, H.S. Kooistra, eds. Schlütersche Verlag, Hannover, 2010. Deze folder maakt deel uit van de serie infofolders van de Stichting Feline Welfare Foundation. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van het bestuur van de Stichting. Website: www.felinewelfarefoundation.org