Thesis gemeente – provincie

advertisement
De veranderende relatie
tussen provincie en
gemeenten
Wat betekent decentralisatie van middelen
voor cultuur voor de samenwerking?
Naam: Marisa de Ruiter
Studentnummer: 3040178
Blok: 3 en 4
Studiejaar: 2009-2010
Datum: augustus 2010
Begeleider: Marta Zarzycka
Tweede lezer: Philomeen Lelieveldt
1
Voorwoord
In 2009 en 2010 heb ik stage gelopen bij de Gemeente Meppel. In 2009
was een actueel onderwerp het sluiten van een culturele alliantie tussen
de provincie en gemeente. Vanuit mijn stage ben ik onder andere
betrokken geweest bij de invulling van de culturele alliantie voor de
Gemeente Meppel en het schrijven van een bijbehorend
meerjarenprogramma. Dit traject en de zaken die bij de samenwerking
kwamen kijken hebben mij op dit onderwerp gebracht. De documenten
en beleidsstukken die aan de alliantie ten grondslag liggen, maar ook
beleidsstukken en onderzoeken die gericht zijn op het cultuurbeleid van
lokale overheden hebben geholpen om een antwoord te krijgen op de
hoofdvraag.
Tijdens de scriptie waren de mensen bij de Gemeente Meppel
bereid om mij te helpen en hebben mij de kans gegeven om mijn
onderzoek deels op de stageplek af te ronden. Voor hun hulp en
interesse ben ik hen dankbaar. Daarnaast ben ik mijn scriptiebegeleider,
Marta Zarzycka, dankbaar voor haar snelle reacties en opbouwende
commentaar.
2
Inhoudsopgave
Blz.
Inleiding
4
1. Provincie
7
2. Gemeente
17
3. Fonds Cultuurparticipatie
23
4. Culturele alliantie
34
5. Provinciale culturele instellingen
49
6. Conclusie
57
Literatuurlijst
61
Bijlage 1 Onderzoek cultuurbeleid van gemeenten in Drenthe
63
3
Inleiding
Op het gebied van cultuur ligt de taakverdeling tussen Rijk, provincie en
gemeente al geruime tijd vast. Het Rijk neemt de verantwoordelijkheid
voor de productie van de kunst, de provincie voor spreiding en
participatie en de gemeente voor infrastructuur en afname1. Naast de
eigen verantwoordelijkheden worden taken en functies gedeeld,
bijvoorbeeld op het gebied van archeologie. De provincie krijgt echter
steeds minder middelen vanuit het Rijk. De middelen voor cultuur van
het Rijk gaan in de toekomst rechtstreeks naar de gemeenten. De
gedachte is dat lokale overheden hierdoor meer investeringen op het
gebied van cultuur kunnen doen. Deze decentralisatie van middelen
heeft invloed op de relatie tussen de gemeenten en provincies.
Gemeenten kunnen minder gebruik maken van subsidies, omdat de
provincies niet meer het aangewezen orgaan zijn om subsidie bij aan te
vragen. Dit zorgt voor veranderingen in de samenwerking tussen de
partijen. Ook het gebruik van beleidsinstrumenten door de overheden zal
de komende tijd veranderen.
Zo hebben gemeenten culturele allianties met de provincies
gesloten waarin afspraken worden gemaakt per culturele discipline.
Binnen de culturele alliantie spelen ook de regeling voor provincies en
gemeenten van het Fonds Cultuurparticipatie, de nationale organisatie
waar lokale overheden subsidie kunnen aanvragen voor het bevorderen
van cultuurparticipatie, en de provinciale culturele instellingen een rol.
Om over concrete voorbeelden en gevolgen te kunnen spreken zal ik in
deze thesis de inhoudelijke relatie tussen de provincie Drenthe en de
Gemeente Meppel gebruiken als voorbeeld voor de relatie tussen
provincie en gemeenten.
In deze thesis zal ik de relatie tussen de provincie en de
gemeente belichten aan de hand van de culturele disciplines die door de
provincie worden aangedragen bij de culturele alliantie. Doordat de
provincie en gemeente beide de culturele disciplines hanteren ontstaat
duidelijkheid over het gebruik van middelen in de uitvoering van het
Provincie Drenthe Cultuur als Magneet; Culturele en Museale agenda
2009-2012. Assen, 2009. p.10
1
4
beleid. Hierbij zal de volgende hoofdvraag worden beantwoord: Welke
gevolgen heeft de wijziging van financieringsstroom van het rijk naar de
gemeenten op de relatie tussen provincie en gemeenten op het gebied
van cultuur?
Ik zal gebruik maken van beleidsnota’s van de provincie en de
gemeente. De basis ligt in het literatuuronderzoek. Daarnaast zal ik
gebruik maken van beleidsnota’s van organisaties die een rol spelen
binnen de relatie tussen provincies en gemeenten. Met behulp van de
beleidsnota’s zal ik aantonen op welke manier provincie en gemeenten
gebruik maken van de organisaties. In dit onderzoek heb ik ervoor
gekozen om het Fonds Cultuurparticipatie, de culturele alliantie en de
provinciale culturele instellingen uit te diepen en hun betekenis te
onderzoeken in het beleid van de provincie en gemeenten. Daarnaast
wordt hun rol als middel weergegeven. Ik zal ook gebruik maken van
mijn ervaringen en observaties bij de Gemeente Meppel. Tijdens mijn
stage ben ik betrokken geweest bij de invulling van de culturele alliantie
tussen de provincie en de gemeente.
Door de decentralisatie verandert de uitvoering van beleid en
worden de instellingen op een andere manier ingezet in de uitvoering
van dat beleid door de provincie en gemeenten. Dit gebeurt om
samenwerking te bewerkstelligen tussen provincie en gemeenten die
anders zou verdwijnen. Binnen de provincie Drenthe zijn de belangrijkste
spelers in deze maatregelen de regeling voor provincies en gemeenten
van het Fonds Cultuurparticipatie, de culturele alliantie en de provinciale
instellingen. De inzet van deze partijen is kenmerkend voor de manier
waarop wordt samengewerkt tussen de provincie Drenthe en Gemeente
Meppel.
In het eerste en tweede hoofdstuk komen de partijen uit de
hoofdvraag aan bod. In het eerste hoofdstuk zal ik een overzicht geven
van het beleid van de provincie en schetsen met welke onderwerpen de
provincie op dit moment te maken heeft. Het tweede hoofdstuk geeft
eerst een korte schets van het werkveld van de Gemeente Meppel en
vervolgens een overzicht van de onderwerpen die bij gemeenten spelen.
In het derde, vierde en vijfde hoofdstuk zal ik de middelen, die door de
5
provincie en gemeenten worden ingezet, behandelen. Het derde
hoofdstuk is gewijd aan het Fonds Cultuurparticipatie. Het Fonds heeft
een regeling voor gemeenten en provincies die het mogelijk maakt om
middelen te krijgen voor het bevorderen van cultuurparticipatie. De
regeling en het gebruik ervan worden in het derde hoofdstuk uitgelegd.
De werking van de culturele alliantie is het onderwerp van hoofdstuk
vier. In hoofdstuk vijf zal ik de provinciale culturele instellingen uit
Drenthe behandelen en de gevolgen van het gebruik van de instellingen
door provincie en gemeenten. Deze hoofdstukken moeten leiden tot een
antwoord op de hoofdvraag in hoofdstuk zes.
6
1. Provincie
In de tijd dat Nederland nog een republiek was, speelden de Provinciën
een grote rol in het land2. Drenthe was in die tijd nog geen provincie,
maar een ‘landschap’. Het gebied werd vanuit Den Haag als te arm
beschouwd om een provincie te zijn. Na de tijd van de republiek is de
positie van de provincie aanvankelijk zwak, maar dit verandert wanneer
het advies van Thorbecke, om de positie van de provincie te versterken,
wordt uitgevoerd in de Grondwetsherziening 1848. De taken van de
provincie werden in 1850 vastgelegd in de Provinciale Wet3. Sinds de
invoering van deze wet werd gewerkt volgens een ‘huishouding’. De
Raad voor openbaar bestuur legt het begrip als volgt uit 4:
“de besturen van provincies (en gemeenten) zijn in beginsel
bevoegd elk openbaar belang ter hand te nemen voor zover die
behartiging niet door hogere regelingen aan hun bemoeienis is
onttrokken.”
Dit betekent dat de provincie zelf verantwoordelijk is voor haar beleid.
De beperkingen die bestaan, zijn afhankelijk van wettelijk vastgelegde
kaders en eventueel taken en bevoegdheden die bij het Rijk liggen in
plaats van bij de provincie. Het Rijk kan wel besluiten om bepaalde
taken over te hevelen naar de provincie (of gemeente). De huishouding
is vastgelegd in de grondwet en wordt beschouwd als het fundament
voor de provinciale autonomie. De provincie beslist zelf over de taken
die zij wil uitvoeren, tenzij die taken via een wet bij een andere partij
liggen. Het uitvoeren van een eigen beleid, een eigen huishouding, past
in de ‘driekringenleer’5. Dat betekent dat de drie bestuurslagen elk
zoveel mogelijk hun eigen huishouding verzorgen, zowel financieel als
op het gebied van regeling en bestuur.
Statencommissie rol en taken provincie Drenthe. Amen is geen
Amsterdam; Een onderzoek naar positionering, rollen en taken van de
provincie Drenthe. Mei, 2008 p.16
3
Ibid. p.16
4
Ibid. p.17
5
Ibid. p.17
2
7
In de twintigste eeuw werd de driekringenleer steeds minder
toegepast. De grenzen tussen de bestuurlagen overheid, provincie en
gemeente werden minder scherp. Hierdoor gingen meerdere
bestuurslagen zich bezighouden met hetzelfde plan. In het rapport
‘Amen is geen Amsterdam’ wordt aangegeven dat de vervaging van de
grenzen zich doorzet.
Het Rijk wil de grenzen tussen de overheidslagen opnieuw
instellen. Daarom worden taken binnen cultuur verdeeld per overheid.
Het Rijk zal enkele taken decentraliseren en ook de provincie zal dit
doen. Hiermee komen er op elke overheidslaag veranderingen in het
takenpakket. De wettelijk vastgestelde taken zullen niet veranderen.
Taken zullen door één overheidslaag worden uitgevoerd. In de toekomst
zal de provincie een regierol op zich willen nemen:
“op grond van haar eigen instrumenten, kennis en inzichten
ontfermt de provincie zich over de regionale agenda. Daarnaast
heeft de provincie een sturende, kaderscheppende functie voor
maatschappelijke organisaties; het bijeenbrengen en
onderhouden van contacten met organisaties die op provinciale of
regionale schaal functioneren, met uiteindelijk doel het realiseren
van het voor de regio meest gewenste beleid.6”
Het werk van de provincie beperkt zich in eerste instantie dus tot het
sturen van het veld. De gemeenten hebben de taak om op lokaal niveau
beleid uit te voeren. De provincie zal alleen nog actief inspringen bij
activiteiten met een bovenlokaal belang.
De provincie Drenthe heeft, vergeleken met provincies die rond
de Randstad liggen, minder te maken met bestuurslagen die door elkaar
lopen. De provincie ligt relatief ver van het centrum van het
overheidsbeleid (Den Haag) en daardoor is er minder inmenging.
Hoewel dit een voordeel lijkt bij het maken en uitvoeren van het beleid, is
6
Ibid. p.18
8
het geen voordeel voor de verdeling van middelen vanuit het Rijk. In een
rapport van het IPO (InterProvinciaal Overleg) uit 2007 worden de
resultaten van een onderzoek naar de inzet vanuit het Rijk voor cultuur
per provincie gepresenteerd. Hieruit blijkt dat de provincie Drenthe, met
uitzondering van Flevoland, de minste middelen vanuit het Rijk krijgt.
Drenthe krijgt 3,6% van de totale rijksgeldstromen cultuur7. De andere
noordelijke provincies Friesland (6,1%) en Groningen (9,4%) krijgen
duidelijk meer middelen. De samenwerkingsverbanden die bestaan
tussen de noordelijke provincies om meer slagkracht te krijgen en meer
middelen binnen te halen kan voor de provincie Drenthe een impuls
betekenen voor het cultuurbeleid.
Verschillende commissies hebben aanbevelingen gedaan voor de
taken die een provincie of gemeente uit zou moeten voeren. Zo heeft de
commissie van Aartsen gepleit voor de gemeente als eerst
aangewezene om taken uit te voeren. Daarnaast zien zij graag dat het
provinciale belastinggebied wordt overgedragen aan de gemeente8. Ook
de commissie Lodders heeft onderzoek gedaan naar een decentralisatie
van taken naar de provincie. De commissie vindt dat provincies zich met
cultuur bezig moeten houden en gemeenten met andere terreinen, zoals
zorg en welzijn. Naast de decentralisatie van taken moet er ook
bezuinigd worden. De commissie Lodders denkt dat de decentralisatie
een middel kan zijn om te voldoen aan de bezuinigingseisen.
Een verschil tussen provincies met lichtbevolkte gebieden en
provincies met dichtbevolkte gebieden zijn de problemen waar een
provincie mee te maken krijgt. In grote steden zijn de lijnen tussen
gemeenten en provincie korter. De twee overheidslagen hebben als
overeenkomst dat zij een groot gebied moeten besturen. Deze gebieden
kunnen elkaar overlappen en daardoor kunnen de werkzaamheden van
de provincie als hinderlijk worden gezien door de gemeenten. In
provincies met minder inwoners, staan de taken en
verantwoordelijkheden van de provincie verder van de gemeenten af. Dit
IPO De provincies; kijk zo zit dat. De culturele infrastructuur op regionale
schaal in kaart gebracht. Maart, 2007. p.27
8
Amen is geen Amsterdam. p.19
7
9
vraagt ook om een ander pakket van taken die de provincie in moet
vullen. Daarom wordt in een onderzoek van het IPO gepleit voor
differentiatie in het middenbestuur9. De taken en functies worden door
differentiatie afgestemd op de situatie in een provincie. Een voorbeeld
voor de provincie Drenthe is de samenwerking met de provincies
Friesland en Groningen of de samenwerking die wordt gezocht met
delen van Duitsland en Noord-Europa. De provincie Drenthe zet ook het
landschap en geschiedenis, wat karakteristiek is voor het gebied, in. In
het rapport ‘Amen is geen Amsterdam’ is gesignaleerd dat de problemen
die voorkomen in het middenbestuur vooral van toepassing zijn op het
middenbestuur in de Randstad10. In dat rapport is daarnaast naar voren
gekomen dat de ‘Randstadprovincies’ moeilijk beslissingen kunnen
nemen, omdat de afstemming tussen de verschillende partijen niet
aanwezig is. In en rondom de provincie Drenthe zijn de
verantwoordelijkheden helder. De inzet voor de provincie is
samenwerking en niet het verdedigen van de eigen grenzen.
De grote afstand tussen de rijksoverheid en de provincie Drenthe
lijkt niet slecht uit te pakken voor de provincie, maar er zijn ook andere
geluiden in het rapport die de tendens rond 2008 weergeven. De
gemeente wordt steeds meer gezien als het belangrijkste loket voor de
burger. Dit kan betekenen dat de provincie niet meer rechtstreeks te
maken krijgt met subsidieaanvragen van klein formaat. Bij het Rijk en de
gemeenten bestaat de indruk dat provincies een groot vermogen hebben
en teveel middelen innen. Hierdoor komt de relatie tussen de provincie
en andere overheden onder druk te staan. De taken van de provincie
staan verder ter discussie bij gemeenten, omdat er onduidelijkheid is
over de verdeling van de taken.
Op het gebied van cultuur is de decentralisatie doorgezet en gaan
er taken en middelen van de provincie naar de gemeenten. Dit wil niet
zeggen dat de provincie niets meer doet, maar wel dat zij andere taken
uit gaat voeren. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt aangegeven wat
9
Ibid. p.23
Ibid. p.24
10
10
de prioriteiten van de provincie zijn en op welke manier deze worden
uitgevoerd.
In 1998 vond de gemeentelijke herindeling plaats11. In Drenthe
ging het aantal gemeenten terug van 34 naar 12. De herindeling moest
ervoor zorgen dat de slagkracht van de gemeenten werd vergroot. De
gemeente krijgt door de herindeling de kans om op grotere schaal te
werken en is ook uitgerust om deze taken uit te voeren. De gemeenten
moesten nu zelfstandig beleid maken op de verschillende terreinen,
waaronder cultuur. Het cultuurbeleid, samen met welzijn en zorg, van de
provincie na de gemeentelijke herindeling werd beschreven in de nota
‘In schaduwen vooruit, CWZ-beleid voor de jaren 2000-2004’. De
provincie sprak met deze nota de gemeenten voor het eerst aan op hun
verantwoordelijkheid12. De gemeenten hebben deze
verantwoordelijkheid niet opgepakt. Uit onderzoek van de provincie
bleek de reden hiervoor dat gemeenten niet bekend waren met het
provinciale beleid. In de daaropvolgende beleidsperiode van 2005 tot
2008 kwam de provincie opnieuw met een nota, dit keer specifiek voor
cultuur: ‘De kunst van het combineren’. Uit het onderzoek dat de
provincie heeft gedaan naar de bekendheid van het cultuurbeleid bij de
gemeenten bleek dat gemeenten meer bekend waren met de provinciale
standpunten in vergelijking met de voorgaande beleidsperiode. Een punt
van kritiek van de gemeenten was dat zij niet werden betrokken bij de
ontwikkeling van nieuwe plannen. Gemeenten wilden in een vroeg
stadium overleggen met de provincie over aankomende plannen. Die
gesprekken moeten op een gelijkwaardige manier plaatsvinden om de
betrokkenheid van alle partijen te garanderen13.
De subsidiestromen werden tot op dat moment verstrekt via
verschillende overheidslagen. De middelen voor het Actieplan
Cultuurbereik kwamen vanuit het Rijk en konden rechtstreeks naar
provincies gaan, rechtstreeks naar gemeenten of via provincies naar
11
12
13
Cultuur als Magneet. p.9
Ibid. p.9
Ibid. p.9
11
gemeenten. Middelen die allemaal vanuit hetzelfde punt komen en
worden ingezet om hetzelfde doel te bereiken, volgen dus niet hetzelfde
traject. Naast de middelen die vanuit het Rijk komen, verstrekt de
provincie zelf ook subsidies aan instellingen en organisaties. Dit zijn
subsidies voor initiatieven die bij gemeenten niet in aanmerking komen,
omdat de initiatieven te weinig lokaal georiënteerd zijn. Deze aanvragen
pakt de provincie op. De werkzaamheden die de provincie uitvoert,
komen deels voort uit de overheid en de wetten die zijn opgesteld, maar
het zijn ook werkzaamheden die de provincie zelf oppakt.
Een onderzoek naar het cultuurbeleid van de provincie onder
instellingen en wethouders heeft opgeleverd dat de wethouders een
terughoudende rol zien voor de provincie. Alleen bij activiteiten die de
lokale grenzen overschrijden, zou de provincie taken op moeten
pakken14. Daarnaast zien de wethouders het als een taak voor de
provincie om de gemeenten te stimuleren om de afstemming op
verschillende domeinen te regelen. De provincie moet de behoeften van
de gemeenten op de eerste plaats hebben en de overgebleven vlakken
zelf invullen. Hierbij is duidelijk het eigen belang van de wethouders te
zien. De wethouders willen gebruik maken van de kennis die bij de
provincie bestaat en van de middelen die beschikbaar zijn. De culturele
instellingen willen juist dat de provincie inhaakt bij de plannen die zij zelf
hebben ontwikkeld als instelling. De instellingen vertrouwen wat betreft
kennis op zichzelf en niet op de provincie. Zij vinden ook dat de
provincie moet handelen naar wat de instellingen nodig hebben. De
instellingen geven verder in het onderzoek aan dat zij de provincie als
voornaamste bestuurslaag zien. In het rapport staat niet aangegeven
met welke instellingen dit onderzoek is uitgevoerd, maar de voorkeur
voor de provinciale bestuurslaag kan afhankelijk zijn van het soort
instelling. Dat ligt onder andere aan het overheidsniveau van wie de
instelling subsidie krijgt en op welk niveau de instelling opereert
(provinciaal of gemeentelijk). Uit de interviews met de wethouders en
culturele instellingen komt naar voren dat zij de voorkeur hebben voor
14
Amen is geen Amsterdam. p.31
12
een benadering van onderaf. Zij willen niet van boven worden
voorgeschreven welke plannen zij moeten uitvoeren, maar zelf de
plannen creëren met hulp van de provincie.
De meest voorkomende rol van de provincie, ook voor de
gemeente, is die van subsidieverstrekker. In het rapport staat
beschreven dat het voor gemeenten op het platteland noodzakelijker is
om gebruik te maken van de kennis en de diensten van de provincie dan
voor stedelijke gemeenten. Dit is te wijten aan de moeite die een
gemeente op het platteland moet doen om goede ambtenaren aan te
trekken en te behouden. Het is wel belangrijk dat de provincie weet
wanneer zij de taken terug moet geven aan de gemeente.
Samenvattend wordt in het rapport de verwachte taken van de provincie
weergegeven15:
-
Heldere visievorming voor de lange termijn
-
De provincie als vertaler van het rijksbeleid naar de lokale
situatie
-
Op geëigende momenten gebruiken maken van de
doorzettingsmacht (de provincie kan na het horen van alle
standpunten de knoop doorhakken)
Heden
De taak van de provincie; spreiding en participatie, komt terug in het
huidige beleid. Met het starten van de culturele alliantie wordt beleid
gemaakt voor participatie. Voor een evenwichtige spreiding biedt de
provincie op enkele terreinen collectieve programma’s aan waarvan alle
gemeenten in Drenthe gebruik kunnen maken.
De provincie zet in de beleidsperiode 2009-2012 taken over naar de
gemeente zoals archeologie, ruimtelijke ordening en BKV. De provincie
krijgt echter ook nieuwe taken vanuit het rijk zoals de steunpunten
monumentenzorg. Deze decentralisatie is gebeurd naar aanleiding van
rapporten van de commissies Lodders, Oosting en Van der Tuuk. Hierin
werd aangegeven dat per beleidsterrein niet meer dan twee
15
Ibid. p.38
13
overheidslagen nodig zijn. De provincie zet dus taken door naar de
gemeente, maar krijgt ook nieuwe taken van het Rijk. Daarnaast voert
de provincie haar eigen beleid uit. De provincie ziet zichzelf als een
partner van de gemeente bij het ontwikkelen van beleid. De provincie
heeft zich de kritiek uit het onderzoek naar de eerste cultuurnota van de
provincie sinds de gemeentelijke herindeling aangetrokken. Hierin bleek
het provinciale beleid niet bekend te zijn bij gemeenten. Zij proberen nu
in een vroeg stadium de gemeenten te betrekken en samen actief te
werken aan beleid.
Door verbindingen met andere beleidsterreinen, regio’s en landen
probeert de provincie ook buiten de grenzen een gezicht te krijgen.
Gemeenten werken samen met de provincie binnen de
provinciegrenzen, de provincie werkt ook buiten de provinciegrenzen. Zo
werkt Drenthe samen met de provincies Groningen en Friesland én met
de gemeenten Groningen en Leeuwarden om meer middelen vanuit het
Rijk te krijgen voor het Noorden. Deze samenwerking streeft naar een
evenwichtiger manier om rijksmiddelen voor cultuur te verspreiden in
Nederland16.
De provincie Drenthe heeft in een vroeg stadium erkend dat er
nieuwe ontwikkelingen zouden plaatsvinden in het rijksbeleid.
Voorbeelden hiervan zijn het verdwijnen van het Actieplan Cultuurbereik
en de geldstroom BKV. De provincie probeert deze ontwikkelingen vroeg
op te pakken door zich in de jaren 2009 tot 2011 te richten op vier
prioriteiten17:
-
Versterken van de culturele infrastructuur
-
Vergroten cultuurparticipatie
-
Behoud en ontwikkeling van het cultureel erfgoed
-
Vormgeven kwaliteit in de openbare ruimte
Deze vier prioriteiten moeten leiden tot de realisatie van twee
hoofddoelen.
De eerste is culturele participatie, waarin de provincie als taak heeft
om te zorgen voor een goede spreiding, toegankelijkheid en kwaliteit van
16
17
Cultuur als Magneet. p.14
Ibid. p.3
14
cultuur. Hierin fungeert de gemeente als verantwoordelijke voor de
lokale infrastructuur. Opvallend aan deze taakverdeling is dat vanuit de
provincie verwacht wordt dat de gemeenten investeren in ‘stenen’.
Podia, kunstencentra en huisvesting van amateurkunstorganisaties moet
dan ook een taak zijn van de gemeente. Tegelijkertijd verwacht de
provincie wel van de gemeente dat zij zich ook inzetten voor actieve
participatie van mensen. Om actieve participatie te bevorderen kan de
gemeente niet volstaan om enkel de huisvesting van lokale culturele
partijen te regelen. Aandacht voor de activiteiten van de partijen is ook
noodzakelijk. Het merendeel van het culturele budget van de gemeente
gaat echter op aan huisvesting van de culturele partijen. Het is daarom
belangrijk dat de provincie zich manifesteert in het bevorderen van de
actieve participatie.
Het tweede doel is een aantrekkelijk en ‘aantrekkend’ cultureel
klimaat. Het culturele klimaat is niet alleen bedoeld voor de inwoners van
de gemeenten, maar ook voor toeristen, bedrijven en mensen die de
provincie willen bezoeken of zich willen vestigen. Hierbij wordt ook
samenwerking gezocht met andere beleidsterreinen zoals economie en
toerisme.
De middelen om deze doelen te bereiken zijn onder andere het
veranderen van het subsidie-instrumentarium. Het doel hiervan is om
flexibeler met de beschikbare middelen om te kunnen gaan. Daarnaast
start een samenwerkingsverband tussen gemeenten en provincie
(genaamd Studio 13) en is er samenwerking tussen provincie,
gemeenten en provinciale culturele instellingen.
De provincie wil de verantwoordelijkheid voor het cultuurbeleid
delen met de gemeenten18. Dit blijkt uit de afspraken rondom Studio 13
die de inhoudelijke samenwerking moeten realiseren, maar ook
afspraken over rolverdeling, taakafbakening en beleidsdoelen
bevatten19. De provincie ziet het kleine aantal gemeenten en inwoners
als een voordeel om dit te bereiken. De provincie vindt de gemeenten
overzichtelijk, maar voor de gemeenten kan onduidelijkheid bestaan
18
19
Ibid. p.6
Ibid. p.6
15
over wie de verantwoordelijke voor cultuur bij de provincie is. Het
beleidsterrein cultuur is verdeeld onder drie gedeputeerden. De
gemeenten en provincie kunnen makkelijk contact leggen doordat de
verantwoordelijken voor cultuur elkaar treffen bij vergaderingen. De
vergaderingen worden een aantal keer per jaar ingeroosterd en worden
voorgezeten door de VDG (Vereniging Drentse Gemeenten). Hierin
worden zaken besproken waar cultuurambtenaren tegenaan lopen in
hun dagelijkse werkzaamheden, maar ook ontwikkelingen in het
rijksbeleid of het provinciale beleid worden besproken.
Om de samenwerking tussen de provincie en gemeenten nog
meer te bevorderen is de provincie gestart met het project Studio 13. Dit
is een samenwerking tussen provincie en gemeenten in de vorm van
een culturele alliantie. In hoofdstuk vier wordt er verder ingegaan op de
inhoud van de alliantie.
De provincie heeft dus te maken met een vermindering van
middelen vanuit het Rijk. Zij zullen op andere manieren betrokken
kunnen blijven op het bestaande niveau. Dat is echter ook afhankelijk
van de manier waarop de provincie de beschikbare middelen inzet.
Bovendien is de relatie met de gemeenten van belang in het creëren van
draagvlak voor het beleid wat de provincie wil uitvoeren. In het volgende
hoofdstuk zullen de zaken waar de gemeente mee te maken krijgt
worden blootgelegd.
16
2. Gemeenten
De provincie krijgt steeds minder taken om uit te voeren en de
gemeenten krijgen steeds meer. Beide overheden hebben te maken met
factoren die invloed hebben op de uitvoering van hun beleid. In het
vorige hoofdstuk zijn de factoren voor de provincie weergegeven. In dit
hoofdstuk worden de factoren voor de gemeente behandeld aan de
hand van de zaken waar de Gemeente Meppel mee te maken krijgt.
Deze factoren leggen de basis voor de behandeling van de middelen
waar de overheden mee werken in de overige hoofdstukken.
Meppel is een gemeente met 32.399 inwoners20. In de gemeente
is een culturele infrastructuur met grote partijen als de schouwburg,
bioscoop, museum, bibliotheek en een centrum voor de kunsten.
Daarnaast zijn er amateurverenigingen, galeries en festivals.
De Gemeente Meppel is in 2008 begonnen met het opstellen van
een kadernota Cultuur. Hierin moest het beleid voor de jaren 2009-2012
beschreven worden. De kadernota is de eerste nota over cultuur in
Meppel. Dat kan één van de redenen zijn geweest waarom de periode
tot de vaststelling van het document door de raad (in januari 2010) zo
lang was. De nota moet zowel ambtelijk als bestuurlijk draagvlak hebben
voordat het wordt gepresenteerd aan de gemeenteraad. Bovendien
moeten de voornemens realistisch zijn ten opzichte van het budget, de
beschikbare ambtelijke ureninzet, de beschikbare culturele infrastructuur
en de deelname van partijen uit het veld.
Gemeenten hebben als taak om de culturele infrastructuur op
lokale schaal te verzorgen. Dit betekent het instandhouden van
verenigingen en plaatsen waar verenigingen hun activiteiten kunnen
uitvoeren. De gemeente is ook deels verantwoordelijk voor grote
instellingen zoals de bibliotheek, schouwburg/theater en het centrum
voor de kunsten. De instellingen en verenigingen richten zich
voornamelijk op de inwoners van de gemeenten waardoor de provincie
niet bijdraagt aan de activiteiten van deze partijen. Naast het verlenen
van structurele subsidies, verstrekt de gemeente ook incidentele
Op 1 januari 2009. CBS http://overheidslinks.nl/gemeente/meppel.htm
Geraadpleegd op 28-04-2010
20
17
subsidies aan lokale initiatieven. Het instandhouden van de lokale
infrastructuur is een taak die door de gemeente wordt uitgevoerd, maar
zij worden ook gevraagd om bijdragen te leveren aan activiteiten.
Hierdoor kan het voorkomen dat een vereniging die elk jaar een vast
bedrag per lid aan subsidie krijgt, ook wordt gesubsidieerd voor een
voorstelling die zij uitvoeren. Een vereniging kan ‘dubbel’ worden
gefinancierd. De taak van de gemeente, die vooral facilitair moet
optreden, is dus veel uitgebreider dan in eerste instantie duidelijk wordt.
Bovendien heeft de gemeente zelf ook wensen en beperkt zich niet tot
het instandhouden van bestaande organisaties.
In de cultuurnota van de gemeente wordt aangegeven wat de
doelen zijn die zij in de aankomende beleidsperiode verwezenlijkt willen
zien worden. De Gemeente Meppel zet in op het verbinden van partijen
en het verankeren van die contacten21. Een manier om dit beleid te
sturen in het veld is het gebruik van subsidies. Activiteiten die zich
richten op een bepaalde doelgroep kunnen voorkeur hebben bij de
toekenning van subsidie. Op deze manier kan de gemeente de regie
voeren op het cultuurbeleid. De gemeente kan verder sturen op het
cultuurbeleid door aanwezig te zijn bij netwerkbijeenkomsten, zoals het
netwerk cultuureducatie.
Ook gemeenten volgen de trend van het maken van meerjarige
afspraken met partners uit het culturele veld. Dit is ontstaan in navolging
van de subsidies die voor vier jaar kunnen worden aangevraagd bij het
Fonds Cultuurparticipatie, maar ook de afspraken die de provincie maakt
met de provinciale culturele instellingen. Instellingen die een
subsidierelatie hebben met een overheid (lokaal, provinciaal of
nationaal) geven aan welke activiteiten zij zullen uitvoeren met het
verkregen subsidiebedrag. De gemeente sluit alleen meerjarige
afspraken met de grote lokale culturele instellingen. Dit wordt ook wel
een BCF-contract (Beleidsgestuurde Contract Financiering) genoemd.
Hierin wordt aangegeven welke diensten een instelling levert voor het
bedrag wat zij ontvangen van een overheid. De meerjarige afspraken
Kadernota cultuur Gemeente Meppel. De kunst van verbinden en
verankeren. p.12/13
21
18
worden dus niet alleen tussen verschillende overheden afgesloten, maar
ook met partijen uit het veld, zowel op lokale als nationale schaal. Door
te werken met deze contracten bij grote culturele partijen bestaat er
minder kans dat dubbele subsidiering plaatsvindt door onduidelijkheid
over het takenpakket van de instelling.
Gemeenten krijgen door de decentralisatie van taken vanuit het
Rijk meer verantwoordelijkheden. Voor subsidies uit landelijke fondsen
moeten gemeenten zelf aanvragen indienen. Voorheen was de provincie
nog een tussenstation voor de subsidies. Het Rijk verleende subsidies
voor kunst en cultuur aan de provincie en de provincie verleende
subsidie aan de gemeenten. Vanuit het Rijk wordt de positie van de
provincie ondervraagd. Daarom krijgt de provincie minder middelen
vanuit het Rijk en de gemeenten meer. De gemeenten pakken nieuwe
taken op zoals archeologie. Het uitgangspunt van het Rijk, de provincie
en de gemeente blijft het aanmoedigen van deelname aan kunst en
cultuur door zoveel mogelijk mensen. Dit doel is gestart tijdens de eerste
vier jaar van het Actieplan Cultuurbereik in de periode 2001-2004,
doorgezet in de tweede periode (2005-2008) en in de objectieven van
het Fonds Cultuurparticipatie. Het Fonds richt zich echter specifiek op de
actieve participatie van mensen in tegenstelling tot het Actieplan dat een
bijdrage aan de passieve participatie van mensen heeft geleverd.
De gemeenten merken aan de verstandhouding met de provincie
dat er steeds meer samenwerking plaatsvindt. Daarnaast geven zij aan
dat de bekendheid van de beleidsnota’s niet het criterium is voor een
goede relatie, maar het contact met de mensen die bij de provincie
werken. De manier waarop de provincie een gesprek ingaat, kan van
invloed zijn op de bereidheid van de vertegenwoordigers van de
gemeenten.
Waar gemeenten de afgelopen jaren problemen mee hebben
gehad is dat de provincie uitwerking wilde geven aan een plan, maar dat
de uitvoering bij de gemeenten kwam te liggen. In het verlengde daarvan
zijn er ‘pilotprojecten’ ontstaan door samenwerking tussen de provincie
19
en een gemeente22. De middelen voor die projecten waren niet
structureel. Voor de gemeente betekent het dat de overname van de
middelen voor het project op hun schouders komt te liggen. Daarnaast
lopen er vaak meerdere pilotprojecten tegelijkertijd waardoor de kosten
voor de gemeente oplopen. De kosten van de provincie voor de
projecten zouden incidenteel genoemd kunnen worden, waarna van de
gemeenten wordt verwacht dat zij de structurele kosten op zich nemen.
Gemeenten geven daarom in het rapport ‘In Communi’ aan dat zij een
meer structurele houding van de provincie willen zien. De pilotprojecten
zijn daarnaast van toepassing op één gemeente. Wanneer de provincie
een doel wil verwezenlijken, zal dat niet slagen als het maar in één
gemeente wordt ingevoerd. De provincie zal ook een basis moeten
leggen bij andere gemeenten. Voor gemeenten is het moeilijk om te
voldoen aan de wensen van de provincie. De idealen achter een plan
kunnen wel gedeeld worden, maar de kosten zijn vaak een breekpunt.
De gemeenten hebben de afgelopen jaren een evaluatie gedaan
van de werkwijze en het contact met de provincie. Hierin kwamen de
succesvolle en mislukte projecten aan bod. Het project de Drentse
Uitdag is als dieptepunt bestempeld23. De provincie is dit project gestart
zonder te overleggen met de gemeenten en er is niet gedacht aan de
consequenties voor de gemeenten. Die moeten mensen en uren
inzetten voor een relatief kleine bijdrage van de provincie. De Drentse
Uitdag is een project wat in elke gemeente van de provincie wordt
georganiseerd aan het begin van het culturele jaar. Instellingen en
verenigingen kunnen hun activiteiten voor het komende jaar presenteren
aan de inwoners van de gemeente. De provincie heeft zich de kritiek op
deze dag aangetrokken. In 2009 heeft de provincie ondersteuning
geboden door de instelling Kunst & Cultuur Drenthe de opdracht te
geven om de marketing voor de dag te verzorgen. In de Gemeente
Meppel heeft dit ertoe geleid dat in 2010 het project groter wordt
Van Os, J. In Communi; Resultaten van het onderzoek “Herhaalde meting
onder Drentse gemeenten: beoordeling, inhoud en vormgeving provinciaal
beleid op het gebied van cultuur, welzijn en zorg.” Bureau BeleidSupport,
februari 2008. p.22
23
Ibid. p.25
22
20
aangepakt, met meerdere deelnemende partijen. Door een verbeterde
inzet van de provincie is het project ook meer gaan leven in de
gemeente.
Culturele activiteiten worden zowel door de provincie als de
gemeenten gesubsidieerd. De provincie neemt alleen aanvragen mee
die een bovenlokaal karakter hebben of vernieuwend zijn. Voor
gemeenten is het zaak om op deze eisen in te spelen. Voor grotere
gemeenten binnen de provincie is dit makkelijker dan voor kleinere
gemeenten, omdat zij meer ervaring hebben met stedelijke activiteiten.
Kleinschalige initiatieven en initiatieven van amateur-kunstenaars
worden hierdoor niet snel gehonoreerd onder de noemer bovenlokaal.
Gemeenten hebben, zoals elk overheidsorgaan, te maken met
partijen uit het culturele veld en andere overheidsorganen. De spagaat
die dit oplevert kan zowel in het voordeel als in het nadeel van de
gemeente werken. Door de contacten met de provincie kan de
gemeente gebruik maken van de expertise en contacten die de provincie
heeft. Bovendien kan door samenwerking met de provincie een aantal
middelen en diensten worden binnengehaald. Aan de andere kant
betekent het gebruik van de aangeboden diensten dat de gemeente iets
in ruil moet doen. Dit kan een schriftelijke verantwoording zijn, maar ook
het inzetten van eigen middelen. Daarnaast kan de provincie plannen
ontwikkelen waar de gemeente aan mee moet doen om kans te maken
op middelen24. Bij de contacten tussen de gemeente en de lokale
culturele partijen zijn ook positieve en negatieve effecten te
onderscheiden. Cultuur is voor een gemeente een manier om zich te
presenteren aan de inwoners en aan potentiële inwoners. Het
cultuurbeleid kan bijdragen aan een goed woon- en leefklimaat. De
gemeente kan door goede contacten en het inzetten van subsidies
sturend optreden om zo hun doel te bereiken, maar instellingen en
verenigingen voeren ook hun eigen beleid uit. Zij zullen niet alle
voornemens van de gemeente uitvoeren. Door de bekendheid van de
gemeente bij de lokale culturele spelers, zullen de partijen de weg naar
24
Ibid. p.27
21
de gemeente voor middelen weten te vinden. De hoeveelheid initiatieven
kan hierdoor groeien met het risico dat activiteiten geen subsidie krijgen
door het beperkte culturele budget van de gemeente.
In de komende jaren zal het voor de gemeente moeilijker worden
om hun budget voor cultuurbeleid te vergroten. Er zal op alle
overheidslagen bezuinigd worden en de cultuursector blijkt één van de
eerste terreinen waarop mogelijkheden worden gezocht om geld te
besparen. Voor de gemeente, die hun cultuurbeleid hebben vastgelegd
in een kadernota cultuur, wordt het moeilijk om het voorgestelde beleid
uit te gaan voeren. Naast de interne bezuinigingsopdracht die moet
worden voldaan, krijgt de gemeente ook te maken met directe en
indirecte bezuinigingen vanuit de provincie en het Rijk. In het vervolg
van de thesis wordt per beleidsterrein uiteengezet wat de gemeente doet
binnen de discipline, van welke diensten zij vanuit de provincie gebruik
kunnen maken, welke invloed de eventuele betrokkenheid van een
provinciale culturele instelling heeft binnen de discipline en met welke
bezuinigingen er rekening gehouden moet worden. Hierdoor ontstaat
een beeld van welke spanning er bestaat in de relatie tussen gemeenten
en provincies.
22
3. Fonds Cultuurparticipatie
In dit hoofdstuk is de regeling voor provincies en gemeenten van het
Fonds Cultuurparticipatie het eerste voorbeeld van een middel dat door
de provincie wordt ingezet om samenwerking te realiseren met de
gemeente. Door aan te geven hoe het Fonds is ontstaan en hoe de
speerpunten van het Fonds worden ingezet door provincie en
gemeenten, wordt antwoord gegeven op de vraag hoe het Fonds de
samenwerking tussen de provincie en gemeenten beïnvloedt.
Het Fonds Cultuurparticipatie is een subsidieverstrekker voor de
provinciale en gemeentelijke overheid, maar ook een fonds waar
zelfstandige partijen uit het culturele veld aanvragen kunnen indienen.
Scholen en centra voor de kunsten kunnen projecten aandragen bij het
Fonds die de cultuurparticipatie van mensen vergroot. Het Fonds heeft
speciale regelingen voor bijvoorbeeld muziekeducatieve projecten en het
bevorderen van de samenwerking tussen amateur-kunstenaars en
professionele kunstenaars25. In het vervolg van dit hoofdstuk zijn de
afzonderlijke regelingen niet van belang.
Verleden
Het Fonds Cultuurparticipatie is een vervolg op het Actieplan
Cultuurbereik. Het Actieplan Cultuurbereik had als doel om zoveel
mogelijk mensen te bereiken door middel van cultuur. Het Actieplan is in
2008 afgelopen. De deelnemende partijen hebben het Actieplan gebruikt
om het cultuurbereik te vergroten. Gemeenten en provincies hebben
verschillende initiatieven opgezet om het cultuurbereik onder hun
inwoners te vergroten. Dit plan is succesvol geweest en wordt vanaf
2009 voortgezet door de regeling ‘cultuurparticipatie gemeenten en
provincies 2009-2012’26. Het Fonds blijft participatie van mensen
belangrijk vinden en daarom zet het Fonds zich nog steeds in om de
participatie van mensen aan cultuur te vergroten. Naast de focus op
Fonds Cultuurparticipatie http://www.cultuurparticipatie.nl/?sec=3
Geraadpleegd op 7 juni 2010
26
Fonds Cultuurparticipatie
http://www.cultuurparticipatie.nl/?sec=6&sub=6 Geraadpleegd op 29-042010
25
23
participatie heeft het Fonds drie aanvullende speerpunten:
amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur. Volkscultuur is een nieuw
speerpunt voor beleidsmakers dat ook moet bijdragen aan de
bevordering van participatie. Binnen deze drie speerpunten zijn er nog
drie doorsnijdende aandachtspunten, namelijk ontwikkeling, verankering
en diversiteit. De missie van het Fonds luidt als volgt:
“Het Fonds voor Cultuurparticipatie stimuleert de actieve
deelname aan het culturele leven van inwoners van Nederland, in
al hun diversiteit, ongeacht leeftijd, herkomst, opleiding en
woonplaats27. “
Een belangrijk onderdeel van de missie is het voornemen om vooral
actieve deelname te bewerkstelligen. In het oudere Actieplan
Cultuurbereik had dit geen prioriteit en lag de nadruk op passieve
deelname. Om de missie, speerpunten en aandachtspunten te
verwezenlijken heeft het Fonds twee doelstellingen: meer mensen die
meedoen en betere faciliteiten creëren. De doelstellingen moeten
worden uitgevoerd door de partijen die middelen van het Fonds krijgen.
Aanvraag
De middelen die het Fonds verstrekt zijn gebaseerd op matching
door de gemeente en provincie. Dit betekent dat gemeenten en
provincies zelf een bedrag voor initiatieven op het gebied van
cultuurparticipatie reserveren, waarbij het Fonds maximaal hetzelfde
bedrag bijlegt. Bij het indienen van de aanvraag is het grootste verschil
voor de aanvragers dat het verzoek tot middelen rechtstreeks ingediend
moet worden bij het Fonds in plaats van bij het ministerie van OCW,
zoals eerder gangbaar was. Het Fonds is een meerjarig
subsidiesysteem waar instellingen, regionale en lokale overheden
beroep op kunnen doen. Het Fonds heeft een deel van hun budget
Fonds Cultuurparticipatie
http://www.cultuurparticipatie.nl/?sec=6&sub=2 Geraadpleegd op 29-042010
27
24
gereserveerd voor de regeling met gemeenten en provincies. De
regelingen worden uitgevoerd met 12 provincies en 35 grote
gemeenten28. Samen is er 14 miljoen euro beschikbaar voor deze
partijen. De gemeenten en provincies hebben in 2008 al aanvragen in
kunnen dienen voor een periode van vier jaar.
In de provincie Drenthe is er één gemeente die zelfstandig een
aanvraag heeft ingediend bij het Fonds. Dat is de gemeente Emmen. De
overige gemeenten in de provincie29 hebben in samenwerking met de
provincie Drenthe een aanvraag ingediend. Gedurende de periode
waarin het Fonds middelen verstrekt aan de provincies en gemeenten
houdt het Fonds contact over de uitwerking van de programma’s met de
aanvrager.
De provincie Drenthe heeft namens de elf andere gemeenten in
Drenthe een aanvraag ingediend bij het Fonds en dus ook voor de
Gemeente Meppel. Vooraf heeft de gemeente gesprekken gevoerd met
de provincie over de invulling van de aanvraag. De gesprekken over de
drie speerpunten van het Fonds gingen gepaard met gesprekken over
andere culturele terreinen. De provincie nam zich voor om een culturele
alliantie af te sluiten met de gemeente op meer terreinen dan alleen
amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur. In dit hoofdstuk worden
de methode en invulling van de drie speerpunten van het Fonds
besproken. De overige terreinen komen terug in het hoofdstuk over de
culturele alliantie.
De provincie is begonnen met verkennende gesprekken over de
speerpunten. Daarbij lag de nadruk op wat er tot op dat moment voor
initiatieven werden uitgevoerd en op de ambities voor de komende jaren.
Bij de volgende gesprekken werd door de provincie een format
aangereikt die de gemeente kon invullen met de plannen voor de
komende vier jaar. Tussen de bijeenkomsten door werd het format
ingevuld en aangevuld door de gemeente. De belangrijkste eisen vanuit
Fonds Cultuurparticipatie
http://www.cultuurparticipatie.nl/?sec=6&sub=5 Geraadpleegd op 29-042010
29
11 overige gemeenten: Aa & Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden,
De Wolden, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo en
Westerveld.
28
25
de provincie zijn om activiteiten te benoemen die de participatie
bevorderen en vooral de actieve participatie stimuleren. Dit kwam
overeen met de eisen vanuit het Fonds. De gemeente heeft hierbij de
taak om concrete plannen aan te leveren met de bijbehorende kosten.
Toekenning
De toekenning van de middelen vanuit het Fonds komt op naam van de
provincie. De provincie keert echter niet rechtstreeks een bedrag uit aan
de gemeenten. Door een bijdrage van de provincie is de inzet van het
Fonds, de provincie en gemeenten van gelijke grootte. De toekenning
van de middelen kan echter verschillen. Elke gemeente krijgt een bedrag
per inwoner voor cultuurparticipatie30. Voor speciale projecten of
collectieve projecten vanuit de provincie kan de gemeente aanspraak
maken op een groter bedrag. De reden voor de onevenwichtige
verdeling van middelen is de samenvoeging van plannen in het kader
van de aanvraag voor het Fonds en in het kader van de door de
provincie voorgestelde culturele alliantie. Het bedrag voor projecten op
het gebied van cultuurparticipatie31 is voor alle gemeenten een bedrag
van € 0.79 per inwoner. De overige domeinen die in de culturele alliantie
beschreven staan32 zorgen voor de verschillen in de bedragen. In het
hoofdstuk over de culturele alliantie worden de gevolgen van deze
verdeling verder behandeld.
De gemeenten moeten een plan indienen bij de provincie waarin wordt
beschreven welke voornemens en projecten worden uitgevoerd met de
nieuwe middelen.
Cultuurparticipatie
Het onderwerp cultuurparticipatie is niet nieuw in de beleidsperiode
2009-2012. De provincie benoemt het doel van de participatie in hun
nota ‘Cultuur als Magneet’ als volgt:
€ 0,79 per inwoner
Amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur
32
Monumentenzorg, archeologie, archiefbeleid, museumbeleid,
bibliotheekvernieuwing en beeldende kunst & vormgeving.
30
31
26
“cultuur vergroot de onderlinge betrokkenheid van mensen,
versterkt de sociale cohesie en zorgt voor nieuwe verbindingen
tussen bevolkingsgroepen en draagt zodoende bij aan onderling
begrip, ook tussen mensen van verschillende achtergronden33.”
De provincie ziet de samenwerking met gemeenten als een voordeel om
doelgroepen te bereiken34. De gemeenten staan dichter bij de partijen
en instellingen die de provincie wil bereiken. Daarom moet een
samenwerking tussen provincie en gemeenten leiden tot makkelijke
contacten met instellingen, die resulteren in projecten die het
cultuurbereik bij mensen vergroot. De inzet en objectieven van het
Actieplan Cultuurbereik blijven hetzelfde na invoering van het
programma voor cultuurparticipatie. Het enige grote verschil is dat in de
nieuwe periode wordt ingezet op actieve participatie. Voorheen werd
gesproken over participatie, maar in de praktijk kwam dat in projecten
vaak neer op passieve participatie. Met actieve participatie, wat vanuit
het Rijk een belangrijke peiler in het cultuurbeleid is geworden, willen de
overheden andere doelgroepen bereiken en de participatie vergroten.
Cultuureducatie
Cultuureducatie is volgens het Fonds Cultuurparticipatie een
“verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoededucatie en mediaeducatie35”. Het is een onderwerp wat in veel scholen is geïntroduceerd.
Het is voor scholen een onderdeel wat ad hoc in het schooljaar werd
geprogrammeerd. De afgelopen jaren is er in steeds meer gemeenten
een aanbod voor cultuur gekomen met een grote diversiteit.
De overgang van passieve naar actieve participatie is ook een
onderwerp wat aan bod komt binnen cultuureducatie. De eerste stap in
het cultuureducatiebeleid is echter om zoveel mogelijk scholen te laten
deelnemen aan een programma voor cultuur. De inhoudelijke invulling
Cultuur als Magneet. p.19
Ibid. p.19
35
Fonds Cultuurparticipatie Regeling provincies en gemeenten
http://www.cultuurparticipatie.nl/media/docs/regeling_definitief.pdf
Geraadpleegd op 29-04-2010
33
34
27
van de educatie moet in de nieuwe periode uitgebreid worden van
kunsteducatie naar cultuureducatie. Dit betekent dat scholen ook
cultureel erfgoed gaan verankeren in hun aanbod. Hiermee wordt het
speerpunt volkscultuur van het Fonds in de netwerken geïntegreerd. Tot
nu toe is in het aanbod van de scholen wel sporadisch aandacht besteed
aan cultureel erfgoed, maar dat is afhankelijk van de inzet van
individuele scholen. Scholen kunnen erfgoededucatie gebruiken om
leerlingen bekend te maken met de geschiedenis van hun omgeving.
Het aanbod van erfgoed in gemeenten kan vanuit een provinciale
instelling worden afgenomen, maar ook plaatselijke verenigingen,
geschiedenis en musea kunnen bijdragen aan de kennis bij leerlingen
over hun gemeente en voorouders.
Het streven van de Gemeente Meppel is om op elke school
cultuureducatie te verankeren. Dit betekent dat op basisscholen
leerlingen door de jaren heen met elke cultuuruiting in aanraking komen.
Hierdoor hebben kinderen een beeld van de mogelijkheden die er zijn
voor het beoefenen van cultuur en kunnen zij zichzelf ontplooien.
De provincie levert middelen aan de gemeenten om de doelen
voor cultuureducatie te realiseren. Deze werkwijze komt voort uit de wil
van de provincie om te zorgen voor spreiding van het cultuurbeleid. De
provincie vindt daarnaast samenwerking in lokale netwerken
belangrijk36. Scholen zijn in deze netwerken vertegenwoordigd evenals
vertegenwoordigers van lokale culturele instellingen. Het plaatsnemen in
deze netwerken moet leiden tot uitwisseling. De scholen maken gebruik
van de faciliteiten en/of producties van lokale instellingen en de lokale
instellingen kunnen de aandacht voor hun instelling vergroten. Zo
kunnen theaters en centra voor de kunsten meer bezoekers werven. De
amateurkunstverenigingen kunnen zich presenteren aan de leerlingen in
de hoop dat zij ook buiten de schooltijden interesse hebben in hun
vereniging. Dit is ook een doel wat in beleidsnota’s van overheden
terugkomt; leerlingen maken kennis met cultuur binnen schooltijden,
maar worden daarmee ook enthousiast gemaakt om met cultuur buiten
36
Cultuur als Magneet. p.22
28
de schooltijden bezig te zijn. De provincie levert ondersteuning voor de
netwerken. In de provincie Drenthe betekent dit dat een provinciale
culturele instelling, Kunst en Cultuur Drenthe, de netwerken opzet. De
taken die daarbij komen kijken zijn onder andere het bij elkaar halen van
verschillende partijen (zowel scholen als instellingen), de coördinatie van
vergaderingen van het netwerk, het creëren van aanbod afgestemd op
de vraag van de scholen en het evalueren van de ontstane projecten. De
provincie levert dus middelen voor het netwerk aan de gemeente. De
gemeente zet vervolgens die middelen, met een eigen bijdrage, door
aan de scholen. De scholen leggen zelf ook een bedrag voor cultuur bij.
Vanuit dit bedrag betalen scholen de kosten voor cultuuractiviteiten
gedurende het schooljaar. De provincie subsidieert naast de gemeenten
ook de productie van cultuureducatie37. Dit gaat om projecten die een
bovenlokaal karakter hebben. Voor gemeenten zijn deze projecten vaak
niet te verantwoorden aan de gemeenteraad. De provincie neemt de
verantwoordelijkheid op zich om deze projecten te realiseren. Naast de
middelen die de gemeenten en provincies krijgen van het Fonds is er
ook de mogelijkheid voor instellingen om op projectbasis subsidie aan te
vragen.
De Gemeente Meppel heeft twee netwerken cultuureducatie: het
Cultuurmenu voor de basisscholen en het Cultuurtraject voor het
voortgezet onderwijs. In de netwerken hebben naast vertegenwoordigers
van scholen, vertegenwoordigers van culturele instellingen en soms
zelfs de gemeenten een plaats. De coördinatie van het Cultuurmenu lag
tot 2009 bij de provinciale instelling K&C Drenthe die het netwerk
Kunstmenu uitvoerde. De coördinatie wordt door het plaatselijke centrum
voor de Kunsten overgenomen. Inhoudelijk zal het onderwerp cultureel
erfgoed aan het netwerk worden toegevoegd waardoor het Kunstmenu
verandert in het Cultuurmenu. De coördinatie van het Cultuurtraject is
overgenomen door een vertegenwoordiger van een school. Ook in dit
netwerk wordt het onderwerp cultureel erfgoed toegevoegd. De partijen
in het netwerk stellen voor de zomer een programma vast voor het
37
Ibid. p.22
29
volgende schooljaar. Hierbij is het streven van de netwerken om een
aanbod samen te stellen waarbij leerlingen minstens één keer in
aanraking komen met elke vorm van cultuur (zoals theater, dans,
audiovisueel, muziek enz.).
Amateurkunst
Amateurkunst is een manier om mensen op een laagdrempelige manier
te laten participeren aan cultuur. Mensen kunnen zich bij een vereniging
aansluiten bij welke discipline zij maar willen. Het Fonds is een
voorstander van amateurkunst, omdat het de actieve participatie
bevordert. De bijdrage die de amateurkunstverenigingen leveren aan het
culturele klimaat is de reden voor de gemeente om
waarderingssubsidies te verlenen38. Gemeenten kunnen met deze
subsidies een relatief groot effect bewerkstelligen met
verhoudingsgewijs weinig middelen. Verschillende doelgroepen vinden
elkaar bij een vereniging en de activiteiten bevorderen daarmee de
sociale cohesie.
Voor initiatieven op het gebied van amateurkunst is de gemeente
de eerste aangewezene om ondersteuning te bieden.
Amateurkunstverenigingen zijn vaak plaatsgebonden en richten zich ook
op de plaatselijke bevolking. De gemeente is verantwoordelijk voor de
plaatselijke voorzieningen voor de verenigingen. Zoals eerder is
aangegeven, zorgt de gemeente voor de faciliteiten en is de provincie
actief op productieniveau. De provincie neemt de verantwoordelijkheid
voor projecten van provinciaal belang39.
Ook het ondersteunen van festivals, waar amateur-kunstenaars
ook vaak op het programma staan, is een middel om het cultuurbereik te
vergroten en kunstenaars in de gelegenheid te stellen om zich te
presenteren aan een publiek40.
In de Gemeente Meppel zijn amateurverenigingen actief op
verschillende disciplines, zoals zang, dans, orkest, toneel, fotografie en
38
39
40
Kadernota cultuur Gemeente Meppel. p.29
Cultuur als Magneet. p.22
Ibid. p.24
30
schilderkunst. Naast de verenigingen zijn initiatieven van organisaties
aanwezig die culturele evenementen verzorgen. De Gemeente Meppel
probeert om de onderlinge samenwerking tussen verenigingen en
organisaties te stimuleren. De gemeente heeft aangegeven dat zij een
participatienetwerk amateurkunst wil starten. Hierin nemen
gesubsidieerde culturele instellingen plaats om gezamenlijk nieuwe
initiatieven te starten en nieuwe doelgroepen aan te boren.
Amateurkunstverenigingen zijn laagdrempelig en toegankelijk voor elke
inwoner van de gemeente. Amateurkunstverenigingen zijn daarom de
ideale partner om de cultuurparticipatie van de lokale bewoners te
vergroten.
Volkscultuur
Het derde speerpunt van het Fonds is volkscultuur. Het is het nieuwste
onderwerp binnen cultuurparticipatie. Aan amateurkunst en
cultuureducatie is de afgelopen jaren veel aandacht besteed. Voor die
terreinen is voor de aanvragers van subsidie duidelijk wat de
inhoudelijke eisen zijn. Volkscultuur is een nieuw onderwerp binnen het
cultuurbeleid. Daarom willen gemeenten weten wat volkscultuur
betekent en welke projecten daarbij aan kunnen sluiten. Het Nederlands
Centrum voor Volkscultuur geeft de volgende omschrijving41:
“Volkscultuur is de manier waarop mensen hun dagelijks leven
vormgeven. Het zijn de alledaagse dingen, gewoonten en
gebruiken, normen en waarden, tradities en rituelen die in ieders
leven een rol spelen. Volkscultuur heeft dus te maken met roots
en identiteit.”
De definitie die de provincie, en ook het ministerie van OCW, hanteert
is42:
Nederlands Centrum voor Volkscultuur.
http://www.volkscultuur.nl/beleid-voor-volkscultuur_100.html
Geraadpleegd op 6 juni 2010
42
Provincie Drenthe. Samen delen! Programma Cultuurparticipatie Drenthe
2009-2012. Assen, 2009. p.11
41
31
“cultuuruitingen die wezenlijk zijn voor specifieke groepen, in
relatie met traditie, verleden en identiteit. Elke generatie maakt
haar eigen keuzes, daardoor is het een dynamisch fenomeen.”
De provincie voegt hieraan toe dat ook immaterieel erfgoed, sociale
betekenisgeving, cohesie en het beleven en toe-eigenen van
volkscultuur onder de definitie valt. Hierbij worden gemeenten
gestimuleerd om traditionele en vernieuwende projecten te initiëren en te
steunen.
Voor gemeenten is deze omschrijving nog niet duidelijk. Om
initiatieven te subsidiëren moet een gemeente een aantal voorwaarden
hebben waar een initiatief aan getoetst kan worden. Deze definitie kan
zoveel omvatten dat het de vraag is of je alles moet willen subsidiëren.
Zo kan een buurtbarbecue een traditie worden genoemd, maar voor de
gemeente kan het onder de noemer cultuur niet wenselijk zijn om
subsidie aan te verlenen.
Beide definities kunnen verschillend geïnterpreteerd worden. Als
gemeenten aanvragen krijgen voor projecten rond volkscultuur moeten
zij een kader hebben om de aanvragen aan te toetsen. Dat dit kader niet
bestaat bij de gemeenten blijkt uit onderzoek naar het cultuurbeleid van
gemeenten in de provincie Drenthe. In bijlage 1 is de inzet per gemeente
op volkscultuur te zien. Hieruit blijkt dat de term onduidelijk is. Enkele
gemeenten gebruiken de termen volkscultuur en cultureel erfgoed door
elkaar. Andere gemeenten vullen het domein volkscultuur helemaal niet
in, maar besteden wel aandacht aan cultureel erfgoed,
monumentenzorg, archeologie en archiefbeleid. De laatstgenoemde
domeinen kunnen allemaal overeenkomsten hebben met volkscultuur.
Om daar zeker van te zijn moet onderscheid bestaan tussen de
domeinen en de betekenis van die domeinen.
Het gevolg van de onduidelijkheid is dat de Gemeente Meppel wel
het voornemen heeft om lokale initiatieven voor volkscultuur te
32
ondersteunen43, maar eigenlijk niet weet welke projecten daar onder
zouden kunnen vallen. In het uitvoeringsprogramma van de Gemeente
Meppel wordt zelfs gesproken over initiatieven op het gebied van
erfgoed en musea. Totdat de definitie en de voorwaarden voor
volkscultuur bij de gemeente duidelijk zijn, zal de uitvoering van dit
speerpunt niet tot zijn recht komen. Een manier waarop de projecten op
het gebied van volkscultuur een impuls kunnen krijgen is door de
expertise van K&C Drenthe en het Drents Plateau in te zetten.
De drie speerpunten van het Fonds zijn gedeeltelijk bekend bij de
gemeenten. De speerpunten cultuureducatie en amateurkunst worden in
de Gemeente Meppel succesvol uitgevoerd. De onbekendheid van
volkscultuur levert echter een probleem op. De Gemeente Meppel weet
niet goed wat de voorwaarden zijn van volkscultuur en hoe die afwijken
van overlappende culturele disciplines als cultureel erfgoed, musea en
archeologie. De provincie zou hierin een grotere rol moeten gaan
spelen. Andere gemeenten in de provincie hebben hier ook problemen
mee, met als gevolg dat er geen projecten worden ontwikkeld. Bij de
verantwoording aan het Fonds, die middelen heeft verstrekt voor onder
andere volkscultuur, zal de provincie moeten aangeven wat de
gemeenten voor wie zij de aanvraag hebben ingediend, met het
ontvangen bedrag hebben gedaan. Om te zorgen voor een goede
verantwoording ligt er ook voor het Rijk en nationale instellingen op het
gebied van volkscultuur een taak om gemeenten voor te lichten.
De Gemeente Meppel heeft zich bij de afspraken met de provincie
niet beperkt tot de drie speerpunten van het Fonds en heeft over
meerdere culturele disciplines afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn
vastgelegd in de culturele alliantie.
Uitvoeringsprogramma culturele alliantie Gemeente Meppel 2009-2010.
p.2
43
33
4. Culturele alliantie
De culturele alliantie is het belangrijkste middel van de provincie om
samenwerking met de gemeenten te realiseren. De speerpunten van het
Fonds, in hoofdstuk drie, zijn voor de provincie aanleiding geweest om
uit te breiden naar een grotere samenwerking in de vorm van een
alliantie. De provinciale instellingen in hoofdstuk vijf zijn, evenals de
speerpunten van het Fonds, een onderdeel van de alliantie. In dit
hoofdstuk worden de aspecten van de alliantie onderzocht om te weten
te komen waarom de provincie dit middel heeft ingezet en wat de
gevolgen zijn voor de samenwerking met de gemeenten.
De provincie maakt in het kader van het project Studio 13
afspraken met de twaalf Drentse gemeenten in allianties. De provincie
beschrijft een alliantie als volgt:
“Een alliantie is een bestuurlijke afspraak tussen de provincie en
een of meer (en waar mogelijk alle) Drentse gemeenten over
gezamenlijke inzet van middelen voor de uitvoering van sociaal
en cultureel beleid op basis van een gezamenlijk gevoelde
verantwoordelijkheid.”44
De voorwaarden en regels bij het maken van de culturele alliantie zijn
van tevoren vast gelegd door de provincie en de gemeenten.
In de zomer van 2008 zijn de eerste concepten voor de culturele
alliantie al ingevuld. Deze concepten werden in de daaropvolgende
maanden aangevuld door de gemeenten. De provincie gaf voor enkele
domeinen, waarbij collectieve projecten werden aangeboden, voorzetten
tot samenwerking. Deze collectieve projecten zorgen, bij voldoende
deelname, voor de spreiding die de provincie voor ogen staat. De
collectieve projecten zijn een middel voor de provincie om aan hun taak
te voldoen.
Provincie Drenthe. Beleidsinstrumenten 2009-2012; Sociale agenda,
Sociaal doe je niet alleen. Culturele & museale agenda, Cultuur als Magneet.
p.3
44
34
In het verleden kwam het voor dat gemeenten niet op de hoogte
waren van de plannen van de provincie. Het beleid van de provincie
werd omgezet in initiatieven waarvan vervolgens werd verwacht dat de
gemeenten de plannen zouden overnemen of tenminste zouden
ondersteunen. De provincie startte bijvoorbeeld pilotprojecten die na de
start een structureel karakter moesten krijgen door langdurige inzet van
de gemeente. Voordat de projecten werden gerealiseerd en uitgevoerd
was vaak geen contact met de gemeenten. De gemeenten ervaren deze
werkwijze als dominant45. Hierdoor ontstaat een zekere frictie tijdens de
uitvoering. Dit kan slecht zijn voor de uitvoering van een initiatief. Door
de gemeenten is aangegeven dat in de toekomst de behoefte bestaat
om samen op te trekken. Dit is naar voren gekomen in een evaluatie van
de beleidsperiode 2005-2008. Dat betekent gezamenlijk plannen maken
en die plannen gezamenlijk uitvoeren. De samenwerking komt tot uiting
in een overleg van de VDG tussen de gemeenten en de provincie. Hierin
worden zaken besproken op het gebied van cultuurbeleid die van
invloed zijn op het provinciale en gemeentelijke beleid of een combinatie
daarvan. De continuïteit van overleg tussen de provincie en gemeente is
gerealiseerd. De andere kritiekpunten zijn dat er te weinig bekendheid is
over het provinciale beleid en de bijbehorende subsidieregelingen bij de
gemeenten en dat de taakverdeling tussen de provincie en de
gemeenten niet helder is46.
De provincie heeft naar aanleiding van de kritiek in het onderzoek
‘In Communi’ op de cultuurnota 2005-2008 van de provincie, de
gemeenten in een vroeg stadium betrokken bij hun plannen. De
verwachting van de provincie is dat de problemen uit de voorgaande
jaren en de behoefte aan gezamenlijkheid op te lossen is door het
sluiten van een convenant cultuur. Het convenant kan niet alleen
bijdragen aan de samenwerking tussen provincie en gemeenten, maar
ook aan de samenwerking met andere beleidsterreinen zoals toerisme
en economie. Met dit convenant wil de provincie zichzelf in een regierol
plaatsen. De regierol is in de evaluatie van de vorige beleidsperiode
45
46
In Communi. p.6
Ibid. p.13
35
door de gemeenten niet positief aangemerkt47. In het vervolg van dit
hoofdstuk zal worden onderzocht of het sluiten van dit convenant tussen
de provincie Drenthe en de Gemeente Meppel veranderingen heeft
opgeleverd.
Vanuit het concept van de provincie is het voornemen om
allianties te sluiten op tien domeinen:
-
Cultuurparticipatie
-
Amateurkunst
-
Cultuureducatie
-
Volkscultuur
-
Bibliotheekbeleid
-
Archiefbeleid
-
Cultureel erfgoed
-
Archeologie
-
Museumbeleid
-
Beeldende kunst en vormgeving
De provincie heeft de aanvraag voor het Fonds Cultuurparticipatie
gecombineerd met het sluiten van een culturele alliantie met de
gemeenten. Deze culturele alliantie is een afspraak tussen de provincie
en gemeenten op het gebied van cultuur. De mogelijkheid bestaat om op
tien domeinen afspraken te maken met de provincie. Ook deze
afspraken zijn, net als de aanvraag bij het Fonds Cultuurparticipatie,
gebaseerd op het principe van matching. Alle gemeenten zijn vrij om te
beslissen op welke domeinen zij afspraken willen maken. Het kan
voorkomen dat gemeenten die niet veel nieuwe middelen hebben op het
gebied van cultuur, afspraken maken op minder dan de tien domeinen.
Gemeenten met meer mogelijkheden, maken afspraken op meerdere
domeinen. De provincie heeft aan de Drentse gemeenten een leeg
format geleverd met de tien domeinen. Het format kon vervolgens in
overleg worden ingevuld. Overleg over de inhoud beperkt zich niet
alleen tussen de provincie en de gemeentelijke cultuurambtenaar, maar
47
Ibid. p.15
36
ook op gemeentelijk niveau tussen de cultuurambtenaar en de
wethouder. Daarnaast hebben de diensten die de provinciale instellingen
kunnen bieden, invloed op de inhoud van de gemeentelijke plannen bij
het deelnemen aan collectieve projecten. De provincie heeft op enkele
domeinen collectieve projecten voorbereid. De verwachting is dat een
merendeel van de gemeenten aan deze collectieve projecten meedoet,
omdat de inzet van de gemeenten bij deze projecten hetzelfde is. De
gemeenten kunnen ondanks de collectiviteit toch besluiten van deze
projecten af te zien. Een voorbeeld van een collectief project is op het
domein Museumbeleid. Door deelname aan dit project of door het
voeren van eigen beleid kunnen grote verschillen ontstaan in de
middelen die per gemeente worden binnengehaald. Gesprekken tussen
vertegenwoordigers van de provincie en de Gemeente Meppel hebben
hierin geen duidelijkheid gebracht. Het zicht van de gemeenten op de
verdeling van de middelen in het kader van de culturele alliantie is niet
helder.
Bij enkele domeinen zijn wel aanvullende voorwaarden aanwezig.
Deze voorwaarden worden in het vervolg van dit hoofdstuk besproken
per domein. Daarnaast kan de inbreng van de gemeenten en provincie
ook liggen op het gebied van expertise of ureninzet.
De allianties die gesloten worden tussen provincies en
gemeenten kunnen ook uitgebreid worden naar allianties met grote
instellingen of partners. Voor de provincies kunnen dit de provinciale
culturele instellingen, waarmee zij een subsidierelatie hebben, zijn. In de
gemeenten kunnen allianties ontstaan met grote lokale partners.
De middelen voor de culturele domeinen die buiten de speerpunten van
het Fonds Cultuurparticipatie liggen, kunnen per gemeente verschillen.
Gemeenten mogen zelf beslissen over welke domeinen zij afspraken
sluiten met de provincie. De voorwaarde van de provincie is dat de
gemeente middelen inzet voor nieuwe projecten. Dit betekent dat
gemeenten die een bezuinigingsopdracht hebben, geen nieuwe
middelen kunnen inzetten en dus geen middelen vanuit de provincie
krijgen. Een mogelijkheid is om bestaande middelen voor cultuur in een
37
gemeente in te zetten voor nieuwe plannen. Hiermee kan een bedrag
wat ingezet moet worden voor amateurkunst nog steeds voor
amateurkunst worden ingezet. De manier waarop dat wordt ingezet kan
verschillen. Zo zijn er verschillende gemeenten in Drenthe die al jaren
vormen van amateurkunst subsidiëren, maar nu, bijvoorbeeld door het
opzetten van een ondersteuningsnetwerk amateurkunst, een nieuwe
invulling geven aan een bestaand voornemen.
Enkele taken die de provincie eerst uitvoerde komen echter wel naar de
gemeente. De middelen die de provincie eerder aan die taken heeft
besteed worden niet doorgezet naar de gemeente. Dit maakt het moeilijk
om nieuwe projecten te realiseren binnen het gemeentelijk cultuurbeleid.
Een overzicht van de projecten en de middelen die voor de projecten
worden ingezet, zijn vastgelegd in een uitvoeringsprogramma tussen de
provincie en de gemeente. Deze uitvoeringsprogramma’s beslaan twee
jaar. De middelen die voor de gemeenten beschikbaar zijn, zijn verdeeld
op basis van het inwoneraantal. Elke gemeente krijgt per inwoner 0,79
eurocent48 voor cultuurparticipatie. Voor de Gemeente Meppel betekent
dit per jaar een bedrag van €25.000,-. Naast dit vaste bedrag kan de
gemeente meer middelen binnenhalen door individuele projecten op te
nemen in de alliantie of deel te nemen aan collectieve projecten.
In het vervolg van dit hoofdstuk wordt inhoudelijk ingegaan op de
voornemens en plannen per domein. De domeinen die passen binnen
het Fonds Cultuurparticipatie zijn in het vorige hoofdstuk aan bod
gekomen en worden daarom niet per domein besproken in dit hoofdstuk.
Bibliotheekbeleid
Op het gebied van bibliotheken is de decentralisatie van taken al
begonnen in 200049, in tegenstelling tot de decentralisatie op andere
terreinen die zijn begonnen in de beleidsperiode 2009-2012. De
provincie trekt zich steeds meer terug en de gemeente neemt meer
verantwoordelijkheid op zich. De bibliotheken in de provincie gaan
samenwerken in het Drents Netwerk Bibliotheken. De bibliotheken
48
49
Samen delen. p.24
Cultuur als Magneet. p.37.
38
hebben de afgelopen jaren gewerkt volgens de vernieuwingsagenda.
Deze agenda bestaat uit vijf punten50:
-
de bibliotheek als warenhuis van kennis en informatie
(informatiefunctie)
-
de bibliotheek als centrum voor ontwikkeling en educatie
(educatieve functie)
-
de bibliotheek als encyclopedie van kunst en cultuur (culturele
functie)
-
de bibliotheek als inspiratiebron van lezen en literatuur
(leesbevorderingfunctie)
-
de bibliotheek als podium voor ontmoeting en debat
(maatschappelijke of ontmoetingsfunctie)
De provincie vervult voor de bibliotheken alleen haar wettelijke taken en
is verantwoordelijk voor Biblionet Drenthe, de provinciale
serviceorganisatie. De samenwerking van de bibliotheken komt voort uit
het beleid van de provincie waar vraaggericht werken en spreiding wordt
benadrukt.
De provincie heeft zich ingezet voor de bibliotheekvernieuwing.
Het project was verbonden aan een stuurgroep die de ontwikkelingen
rondom de bibliotheekvernieuwing in kaart bracht. Sinds 2007 is het een
slapende stuurgroep. Ook de Gemeente Meppel heeft in de alliantie
aangegeven dat het gevoerde beleid wat betreft de bibliotheek steunt op
de bibliotheekvernieuwing. Nieuwe projecten zijn niet in de alliantie
opgenomen. Middelen voor bibliotheekvernieuwing zijn aanwezig bij de
provincie, maar er is geen openheid over de verdeling van die middelen.
De Gemeente Meppel subsidieert de lokale bibliotheek en verwacht een
bijdrage van de provincie door subsidiering via de culturele alliantie. Tot
op heden heeft de Gemeente Meppel via de culturele alliantie niets
ontvangen voor bibliotheekvernieuwing. Indirect krijgt de lokale
bibliotheek wel ondersteuning door de inzet van Biblionet die door de
provincie wordt gefinancierd. Met de aankomende bezuinigingen is het
50
Meerjarenbeleid bibliotheek Meppel/Nijeveen. P.1-2
39
belangrijk voor gemeenten om een beeld te hebben van de
mogelijkheden bij de provincie.
Archiefbeleid
Voor het behouden van archieven die van belang zijn voor Drenthe,
ondersteunt de provincie het Drents Archief. Deze organisatie moet het
archief veilig bewaren en toegankelijk maken voor het publiek. De
provincie wil de gemeenten betrekken bij dit beleidsterrein door in te
zetten op een collectief project wat wordt opgenomen in de culturele
alliantie. Behoud van bronnen uit het verleden en de digitalisering
hiervan is het doel van het collectieve project. De inhoud van het project
is om alle archieven van de gemeenten beschikbaar te maken voor het
publiek. Hiertoe wil de provincie een site maken waarop links worden
gezet naar alle archieven van gemeenten in de provincie.
De Gemeente Meppel heeft aangegeven niet aan dit project mee
te werken. Het archief van de gemeenten is al digitaal toegankelijk en
deelname aan het project heeft daarom geen toegevoegde waarde. Dit
domein is een voorbeeld van de keuzevrijheid die de gemeenten hebben
bij het opstellen van de alliantie. Ook enkele andere gemeenten in de
provincie hebben archiefbeleid niet opgenomen in de alliantie of in hun
cultuurbeleid51. De gemeenten die dit wel hebben gedaan zetten in op
digitalisering van de bestaande archieven.
Cultureel erfgoed
Voor het domein cultureel erfgoed heeft de Gemeente Meppel geen
individuele plannen voor projecten. Zij nemen wel deel aan het
collectieve project wat de provincie heeft opgestart. Het project gaat over
monumentenzorg. Dit onderwerp is door de provincie geplaatst binnen
het domein cultureel erfgoed. Net als bij het domein volkscultuur, is
cultureel erfgoed een begrip wat zich niet in een vaststaand takenpakket
laat indelen. De verantwoordelijkheden op het gebied van cultureel
erfgoed kunnen hierdoor per gemeente verschillen. In de Gemeente
Zie bijlage 1. Onderzoek cultuurbeleid van gemeenten in Drenthe. Marisa
de Ruiter, 2010.
51
40
Meppel valt cultureel erfgoed onder de cultuurambtenaar, maar is het
onderwerp monumentenzorg bij een andere ambtenaar onder gebracht.
Dit maakt het afsluiten van een culturele alliantie binnen de
gemeentelijke organisatie een opdracht van meerdere mensen. De
afstemming die hier bij komt kijken en vooral het in kaart brengen van de
transparantie van de beschikbare middelen kost de gemeente tijd. De
provincie gebruikt ook meerdere ambtenaren als aanspreekpunt voor
cultuur wat de contacten onoverzichtelijk maakt. Het gevaar van de
contacten is dat afspraken worden gemaakt waar andere mensen
binnen dezelfde organisatie niet van op de hoogte zijn.
Monumentenzorg is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van het
Rijk en de gemeenten. Bij de provincie Drenthe bestaat de wens om een
provinciale monumentenlijst te maken. Dit is een verantwoordelijkheid
die de provincie zelf opneemt en is dus niet wettelijk opgelegd. Het
Steunpunt voor Monumentenzorg wordt vanuit het Rijk overgegeven aan
de provincie52. De invulling van het Steunpunt moet leiden tot de kennis
en stimulansen om andere partijen die met monumenten te maken
hebben in gelegenheid te stellen hun functie op een juiste manier uit te
oefenen. Het collectieve project is vanuit de provincie opgezet en die
hebben de inzet verzorgd van de provinciale instelling Drents Plateau.
Dit project verschilt van de andere collectieve projecten in het volgende
opzicht: de matching gebeurt niet door de inzet van een gelijkwaardig
bedrag. De provincie zorgt voor de middelen om het Steunpunt op te
zetten en de Gemeente Meppel zet uren in voor de
vergunningsverlening en de handhaving53. Dit project moet leiden tot
een loket bij de Gemeente Meppel voor de vergunningsverlening en
monumenten. De invulling van de projecten is niet alleen mogelijk
wanneer de provincie en gemeente hetzelfde bedrag besteden, maar
kan ook ontstaan door inzet van andere middelen.
Cultuur als Magneet. p.33
Uitvoeringsprogramma culturele alliantie Gemeente Meppel 2009-2010.
p.2
52
53
41
De Gemeente Meppel heeft in de alliantie geen individuele
projecten op het gebied van monumentenzorg ingeruimd54. Wel moet de
gemeente voldoen aan de wettelijke taak: het uitbrengen van advies
over wijzigingen, verplaatsing en sloop van rijksmonumenten op basis
van de Monumentenwet die in 1988 is vastgesteld55.
Archeologie
Ook voor archeologie geldt dat de taak Steunpunt Archeologie van de
overheid wordt doorgezet naar de provincie. De provincie zet op haar
beurt weer taken door naar de gemeenten. Dit is gebeurd na de
invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in 2007 56.
Gemeenten moeten de archeologie beschermen met middelen zoals
vergunningverlening en het opnemen van archeologie in de
bestemmingsplannen.
De taken die de provincie moet uitvoeren zijn:
“uitvoering van de functie van provinciaal archeoloog,
instandhouding van een archeologisch depot en het al dan niet
aanwijzen van attentiegebieden. Andere provinciale
verantwoordelijkheden zijn: de kwaliteitsborging van
archeologisch onderzoek, het aannemen van vondstmeldingen,
vergunningverlening daar waar de provincie bevoegd gezag is bij
verstoringen (bijvoorbeeld ontgrondingen) en de inbreng van
archeologie in milieueffectrapportages57.”
Ook voor archeologie heeft de provincie een collectief project opgesteld.
Het doel van het project is om archeologie een kwaliteitsimpuls te geven.
Daarbij heeft de provincie drie ontwikkelingen benoemd die dat
bewerkstelligen: het vaststellen van een archeologiebeleid, het maken
van een archeologische beleidsadvieskaart en het aanstellen van een
Uitvoeringsprogramma culturele alliantie Gemeente Meppel 2009-2010.
p.2
55
VNG. Handreiking gemeentelijke monumentencommissies. p.7
56
Cultuur als Magneet. p.34
57
Ibid. p.35
54
42
gemeente- of regioarcheoloog58. De Gemeente Meppel geeft in het
uitvoeringsprogramma aan alle drie punten uit te gaan voeren. Net als bij
het collectieve project van het domein cultureel erfgoed, is archeologie
niet een onderdeel wat wordt opgepakt door de cultuurambtenaar. Het
bedrag wat de Gemeente Meppel in dit project steekt wordt niet uit het
cultuurbudget gehaald. Afdelingen die zich bezighouden met bouwen en
wonen komen in aanraking met archeologische vondsten wanneer zij
grondonderzoeken doen. Daarom wordt een gemeentearcheoloog vanuit
dat team opgeleid. De gemeente en de provincie leggen hetzelfde
bedrag in om de drie punten uit te voeren. De verantwoordelijke mensen
die het project moeten uitvoeren komen van een andere afdeling dan
cultuur. Voor het overzicht van de cultuurambtenaar is dit lastig. De
cultuurambtenaar is niet het enige aanspreekpunt van de provincie. De
transparantie van het werk van de provincie verdwijnt hiermee voor de
cultuurambtenaar.
Bij de punten Monumentenzorg en Archeologie komt dus duidelijk naar
voren dat met de decentralisatie van taken vanuit het Rijk, functies
overgeheveld worden naar provincies of gemeenten. Sommige taken,
zoals bij archeologie, zijn zelfs wettelijk verplicht. Tegelijkertijd vindt er
ook een decentralisatie van de provincie naar de gemeente plaats. Met
behulp van de collectieve projecten kunnen de provincie en gemeenten
gebruik maken van elkaars expertise en bronnen.
Museumbeleid
In de cultuurnota van de provincie Drenthe, Cultuur als Magneet, wordt
de agenda voor culturele domeinen in de komende jaren geschetst. De
ondertitel van de nota is: ‘Culturele en Museale agenda 2009-2012’.
Hiermee lijkt de provincie aan te geven het museumbeleid te
beschouwen als een apart beleidsterrein. Voor de overige culturele
domeinen worden er hoofdstukken ingedeeld binnen de culturele
agenda, maar de museale agenda wordt specifiek genoemd in de titel.
Uitvoeringsprogramma culturele alliantie Gemeente Meppel 2009-2010.
p.2
58
43
Hiermee lijkt de provincie het museumbeleid een belangrijke taak toe te
dichten.
In de nota komt naar voren dat de provincie zich alleen
verantwoordelijk voelt voor musea met een bovenlokaal belang en de
provinciale steunfuncties musea. Verder ziet zij verbeteringen tegemoet
op het gebied van kwaliteit, positionering en afbakening, samenwerking
en publieksbereik59. De provincie zelf heeft geen wettelijke taak op het
gebied van musea, maar kan wel ondersteuning bieden. Zo kunnen er
verbindingen worden gelegd met andere beleidsterreinen zoals
cultuurtoerisme. De provincie maakt ook een collectief project om het
provinciale museumbestel te versterken. Musea kunnen zich hierbij
aansluiten wanneer zij een financiële bijdrage leveren. De musea
kunnen zich aanmelden om plaats te nemen in een platform om
kleinschalige musea een impuls te bieden op het gebied van PR,
marketing en bedrijfsvoering. Voor deelname aan dit project is wel een
bijdrage nodig van het museum van € 2.000,-60. De gemeente is echter
verantwoordelijk voor het sluiten van de afspraak waardoor het
onduidelijk is wie de bijdrage aan het collectieve project moet leveren;
het museum of de gemeente. De bijdrage van de provincie in dit
collectieve project is de inzet van een museumconsulent vanuit de
provinciale instelling Drents Plateau en middelen om het platform in
stand te houden. Voor gemeenten zit in dit collectieve project niet veel
ruimte om eigen beleid door te voeren waardoor het minder aantrekkelijk
is om aan te participeren. Daarnaast is de wil van de lokale musea om te
participeren een essentieel onderdeel om deelname aan het project te
overwegen.
De Gemeente Meppel heeft één museum, dat is het
Drukkerijmuseum. Toen bekend werd dat de provincie dit collectieve
project voor kleinere musea zou starten, zijn er gesprekken geweest
tussen het museum en de gemeente. Het besluit is genomen om niet
Cultuur als Magneet. p.43
Uitvoeringsprogramma culturele alliantie gemeente De Wolden 20092010
http://www.provincie.drenthe.nl/thema/cultuur/cultuurbeleid/culturele_allia
nties/ Geraadpleegd op 6 juni 2010
59
60
44
aan dit project deel te nemen. De voorstellen van de provincie kunnen
de gemeenten in een lastige positie brengen. De mogelijkheid voor
culturele organisaties, zoals een museum in dit collectieve project, om
mee te doen is afhankelijk van de wil en de mogelijkheden bij de
gemeente. Er kunnen instellingen zijn die vinden dat zij oneerlijk worden
behandeld, omdat een vergelijkbare instelling in een andere gemeente
wel de mogelijkheid krijgt om te participeren aan dit project. De provincie
start projecten op met een goede onderliggende gedachte, maar de
uitvoering is afhankelijk van meerdere factoren in de gemeente.
Beeldende kunst en vormgeving
De provincie is een voorstander van het gebruik van de omgeving bij de
inrichting van de openbare ruimte. Dit betekent dat de identiteit en
herkenbaarheid van de omgeving worden gebruikt in de beeldende
kunst61. De provincie heeft echter ook te maken met een verandering in
de middelen voor beeldende kunst. Op 1 januari 2009 is het Rijk gestart
met het overhevelen van middelen beeldende kunst uit de BKV-regeling
naar gemeenten. De financiën vanuit het Rijk gaan nu rechtstreeks naar
de 35 grote gemeenten62. De reden voor de omschakeling is dat het Rijk
meer wil investeren in (internationale) topkunst en het creatieve
stedelijke klimaat wil stimuleren63.
Voor de provincie Drenthe betekent deze nieuwe insteek dat de
middelen voor beeldende kunst en vormgeving rechtstreeks naar de
gemeenten Assen en Emmen gaan. Het Rijk gaat er vanuit dat in de
grote gemeenten een infrastructuur bestaat waardoor de verstrekte
rijksmiddelen ingezet kunnen worden voor projecten. De provincie voelt
zich door deze verandering niet meer verantwoordelijk voor het
beeldende kunst- en vormgevingsbeleid. De andere gemeenten in de
provincie Drenthe worden door deze verandering volledig
verantwoordelijk voor het plaatselijke beeldende kunst en
vormgevingsbeleid, maar krijgen niet meer middelen om hun beleid uit te
Cultuur als Magneet. p.27
Ronald Plasterk. Beleidsbrief Beeldend Kunstbeleid. Ministerie OCW, 7
december 2007. p.3
63
Cultuur als Magneet. p.27
61
62
45
voeren. De gemeenten hebben in het evaluatierapport over het
provinciale beleid in de periode 2005-2008 aangegeven dat zij de
regeling willen continueren wanneer het Rijk stopt. De gemeenten zien
een samenwerking met de provincie op het gebied van beeldende kunst
tegemoet waar vraag en aanbod in evenwicht zijn. Projecten zijn niet
alleen besteed aan de gemeenten Assen en Emmen.
De participatie van mensen in gemeenten krijgt veel aandacht bij
de terreinen cultuureducatie en amateurkunst, maar voor beeldende
kunst wordt dit standpunt blijkbaar niet ingenomen. Dat is opmerkelijk,
want zonder de middelen voor beeldende kunst zou een gemeente zelf
voor alle kosten moeten opdraaien. Een instelling als de Kunstuitleen in
de Gemeente Meppel zou dan niet meer ondersteuning krijgen vanuit de
provinciale instelling voor beeldende kunst en zal naar alle
waarschijnlijkheid bij de gemeente aankloppen voor middelen. Dit kan
ten koste gaan van de toegankelijkheid van deze cultuuruiting. De
gemeenten zullen om deze toegankelijkheid te waarborgen meer
middelen moeten reserveren voor beeldende kunst en vormgeving. De
vraag is of dit kan in een tijd waarin bezuinigingen worden
aangekondigd. Blijkbaar vindt het Rijk, en in het verlengde daarvan ook
de provincie, dat participatie aan beeldende kunst niet belangrijk is voor
een breed publiek in vergelijking met de terreinen cultuureducatie en
amateurkunst. De middelen gaan immers alleen naar de twee grote
gemeenten in de provincie Drenthe.
In de alliantie heeft de Gemeente Meppel aangegeven de
adviesfunctie van een consulent BKV te willen behouden64. Het CBK
Drenthe krijgt subsidie van de provincie om de gemeenten te
ondersteunen bij projecten kunst in de openbare ruimte. In Meppel is
een project opgezet wat moet leiden tot een kunstwerk in een wijk. Dit
project is ook opgenomen in de culturele alliantie. De gemeente probeert
door het project op te nemen in de culturele alliantie het budget voor het
kunstwerk te verhogen. In de alliantie is echter niet een specifiek bedrag
opgenomen dat door de provincie wordt verstrekt. Hoewel er dus
Uitvoeringsprogramma culturele alliantie Gemeente Meppel 2009-2010.
p.3
64
46
concrete afspraken staan in de alliantie, soms zelfs met concrete
bedragen, heeft de provincie niets willen toezeggen voor dit project. Het
gevolg is dat de gemeente aan aparte aanvraag in moet dienen voor het
kunstwerk. Hieruit blijkt dat de provincie geen toezeggingen wil doen aan
gemeenten die zelf met projecten komen, maar wel van gemeenten
verwachten dat zij bij deelname precies het bedrag en de tijdlijn
aangeven.
De provincie zet haar taak niet van de één op andere dag over
naar de gemeenten, maar bouwt haar functies en ondersteuning
geleidelijk af. Om het beleid over te geven stelt de provincie een
overgangsperiode in. De provincie verwacht na het afbouwen van de
middelen aan de gemeenten dat de overige tien Drentse gemeenten ‘
“een eigen verantwoordelijkheid nemen voor delen van het BKVbeleid65.”
De overgangsperiode is niet alleen van invloed voor de werkwijze van de
gemeente, maar ook voor de provinciale instelling Centrum Beeldende
Kunst (CBK). Zij krijgen ook te maken met een vermindering van de
middelen. Zij zullen hun taken en functies moeten gaan veranderen. In
hoofdstuk vijf worden de gevolgen voor provinciale instellingen
besproken. De provincie Drenthe zal in de komende beleidsperiode hun
taken voor beeldende kunst en vormgeving afbouwen. Zij zullen nog wel
de verantwoordelijkheid nemen voor projecten van bovenlokaal belang.
Deze projecten moeten bijdragen aan het in de markt zetten van
Drenthe, onder andere door combinaties te zoeken met projecten die
natuur en recreatie bevorderen66. Projecten, in het kader van de
culturele alliantie, die gehonoreerd worden door de provincie moeten
vooral aan hun werkwijze voldoen. De inzet die van de gemeenten
verwacht wordt, lijkt de provincie zelf niet te hanteren.
De tien domeinen
65
66
Cultuur als Magneet. p.29
Ibid. p.29
47
De culturele alliantie, een combinatie van de speerpunten van het Fonds
en zes culturele disciplines aangedragen door de provincie, is een
middel geweest van de provincie om direct contact te houden met het
gemeentelijk cultuurbeleid. De provincie heeft gekozen om de alliantie te
starten en voor te leggen aan de gemeenten in de hoop dat zij willen
participeren. De gemeenten participeren aan deze regeling omdat zij
middelen krijgen voor cultuur vanuit de provincie. Naast een bedrag per
inwoner voor cultuurparticipatie (en de drie speerpunten van het Fonds)
kunnen gemeenten door het indienen van projecten op de overige zes
disciplines meer middelen verwerven. De gemeenten merken door
bezuinigingen op overheidslagen dat zij minder te besteden hebben voor
cultuur. Hoewel het voor de gemeenten veel werk oplevert om de
alliantie in te vullen, zijn de middelen die ermee verworven kunnen
worden nodig om het cultuurbeleid op peil te houden. Voor de Gemeente
Meppel is de alliantie een manier om middelen te verwerven. Voor de
provincie is het een manier om betrokken te blijven bij het cultuurbeleid
op lokale schaal en om de taken die verdwijnen door de decentralisatie
op te vangen door het creëren van een nieuwe taak.
De provincie zet bij het maken van de alliantie de hulp in van de
provinciale culturele instellingen. Zij verlenen subsidie aan de culturele
instellingen en in ruil voeren de instellingen taken uit in het kader van de
alliantie. In het volgende hoofdstuk wordt uiteengezet welke instellingen
hierbij zijn betrokken en wat hun taken zijn.
48
5. Provinciale culturele instellingen
Het derde middel dat wordt gebruikt in de samenwerking tussen
provincie en gemeenten zijn de provinciale culturele instellingen. Op
lokale schaal kunnen de provinciale instellingen van belang zijn voor de
gemeenten. De instellingen zijn ingericht op de karakteristieken van de
provincie en kunnen daardoor producten op maat leveren aan
organisaties in hun provincie. In dit hoofdstuk worden de instellingen in
Drenthe besproken en de manier waarop de provincie en gemeenten
gebruik maken van hun diensten. Hierdoor is antwoord te geven op de
vraag welke rol de provinciale instellingen spelen in de relatie tussen
provincie en gemeenten.
Gemeenten gebruiken de diensten van provinciale culturele
instellingen. Die instellingen krijgen middelen van de provincie, maar
komen ook steeds meer bij de gemeenten om projecten of langdurige
subsidie aan te vragen. Om overlap te voorkomen is het belangrijk dat
provincie en gemeente van elkaar weten wat zij subsidiëren en welke
diensten zij daarvoor terug krijgen. Ook zijn er situaties waarin de
provincie een instelling subsidieert om ondersteuning te bieden aan de
gemeenten door bepaalde diensten te leveren.
De provincie ondersteunt op het gebied van cultuur vijf culturele
instellingen met een provinciaal karakter. Dat zijn:
-
Biblionet Drenthe
-
Kunst & Cultuur Drenthe
-
Drents Plateau
-
CBK Drenthe
-
Huus van de Taol
Van deze instellingen wordt verwacht dat zij steeds meer marktgericht
gaan werken. Daarom is de provincie de relatie met de instellingen aan
het ombouwen. De instellingen krijgen niet zomaar een subsidiebedrag,
maar sluiten prestatieafspraken af die gericht zijn op het behalen van
resultaten67. De verantwoording van de instellingen is voor de provincie
belangrijk. Om het marktgerichte werken te stimuleren bij de instellingen,
67
Beleidsinstrumenten. p.7
49
verlaagt de provincie het subsidiebedrag68. Hierdoor moeten de
instellingen, vanuit het oogpunt van de provincie, zichzelf op de markt
positioneren en vervolgens meer eigen middelen binnenhalen. Door op
deze manier te werken maken de instellingen gebruik van flexibele
budgetten. Deze flexibilisering van een gedeelte van het budget
betekent ook dat de provincie een deel van de markt kan zijn.
Instellingen kunnen door het aannemen van projecten of het aanvragen
van incidentele subsidies een deel van het bedrag wat gekort is,
terugverdienen. Deze nieuwe manier van subsidiëren vanuit de provincie
is een gevolg van de administratieve druk die is ontstaan door de
controle van alle bedragen69.
De provinciale instellingen spelen een rol in de culturele alliantie.
De instellingen worden door de provincie gesubsidieerd om de
collectieve projecten uit de alliantie uitvoering te geven. De provincie is
dus de initiator en de instellingen zijn de uitvoerende partijen, in
samenwerking met de gemeenten die aan het project deelnemen. De
gevolgen voor de instellingen en de gemeente worden per instelling
besproken.
Biblionet Drenthe
De instelling Biblionet Drenthe is een serviceorganisatie voor de
bibliotheken in Drenthe. Lokale bibliotheken kunnen gebruik maken van
de expertise die Biblionet bezit en de faciliteiten die worden
aangeboden. De instelling wordt door de provincie gesubsidieerd en de
lokale bibliotheken worden door de gemeenten gesubsidieerd. Biblionet
zet zichzelf steeds meer in de markt door in te zetten op de ontwikkeling
van een digitale bibliotheek. Daarnaast heeft Biblionet het doel om de
culturele functie van de bibliotheek uit te bouwen, nieuw beleid te
ontwikkelen ten aanzien van bibliotheekwerk in kleine kernen en het
uitbouwen van marketing & PR70.
Ibid. p.7
Ibid. p.9
70
Biblionet Drenthe
http://www.biblionetdrenthe.nl/content/blogsection/12/309/ Geraadpleegd
op 31 mei 2010
68
69
50
Naast het uitlenen van boeken als basisvoorziening voor de
bibliotheek wordt ingezet op het digitaal beschikbaar maken van
informatie. De bibliotheek organiseert daarnaast activiteiten voor het
onderwijs en voert projecten uit rond leespromotie. De opdrachtgevers
van de projecten kunnen vanuit de bibliotheken zelf komen, maar
provincie en gemeenten kunnen ook vragen aan Biblionet om een
project uit te voeren.
De lokale bibliotheken zijn afhankelijk van de provinciale instelling
Biblionet. De instelling helpt hen op inhoudelijk vlak, maar ook de
administratieve ondersteuning wordt van daaruit georganiseerd. De
komende jaren is de vraag of deze wisselwerking kan blijven bestaan.
De lokale bibliotheken krijgen te maken met bezuinigingen vanuit de
gemeenten. Hierdoor zullen zij keuzes moeten maken ten aanzien van
de gevolgen. De bezuinigingen kunnen gevolgen hebben voor de
inhoudelijke activiteiten die de bibliotheken organiseren, maar kan ook
gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering. Als deze bezuinigingen
kunnen worden opgevangen bestaat de kans dat vanuit het Rijk
bezuinigingen worden doorgevoerd naar de gemeenten. De gemeenten
zullen hierdoor voor de tweede keer een bezuinigingsronde moeten
toepassen. De gemeentelijke bezuinigingen hebben invloed op de
werkwijze van de lokale bibliotheken. Bezuinigingen van de provincie op
de instelling Biblionet heeft gevolgen voor het werk van de instelling,
maar indirect ook voor de lokale bibliotheken. Hun gehele digitale
systeem komt bijvoorbeeld voort uit steun van Biblionet. Wanneer de
steun verdwijnt, bestaat de kans dat het project verdwijnt. Daarnaast
heeft Biblionet te maken met het feit dat de provincie vanuit het Rijk
minder middelen krijgt met als gevolg dat de uitgaven van de provincie
minder zullen worden.
De bezuinigingen voor de lokale bibliotheken komen vanuit twee
kanten, de provinciale instelling en de gemeente. De gemeente heeft via
de middelen van de culturele alliantie kans om een deel van het tekort
op te vangen. De lokale bibliotheken zullen bij een tekort, door de
bezuinigingen bij Biblionet, proberen om meer middelen vanuit de
gemeente te krijgen. De gemeente heeft echter te maken met eigen
51
bezuinigingen en de bezuinigingen die vanuit de provincie worden
doorgevoerd.
Kunst en Cultuur Drenthe
Kunst en Cultuur Drenthe is een provinciale instelling die zich inzet voor
cultuurparticipatie en –educatie. Zij leveren culturele producten voor
scholen en instellingen, maar bieden ook ondersteuning aan gemeenten
met betrekking tot het maken van beleid. K&C Drenthe heeft adviseurs
in dienst die zich hebben gespecialiseerd in verschillende culturele
disciplines71. Daarnaast zijn zij in de afgelopen jaren begonnen om het
Kunstmenu (primair onderwijs) en het Cultuurtraject (voortgezet
onderwijs) vorm te geven. Deze netwerken kunnen worden
overgenomen door lokale partijen.
De instelling is nauw betrokken geweest bij het lokale onderwijs
en kreeg voor elke deelnemende leerling een vaststaand bedrag per jaar
om een cultureel programma te leveren. Door de aangekondigde
bezuiniging van de provincie heeft K&C Drenthe besloten, bij de nieuwe
contractbesprekingen met scholen en de vaststelling van het
cultuurprogramma voor de komende jaren, een nieuwe aanbieding neer
te leggen bij de scholen. K&C Drenthe was contracten met de scholen
aangegaan voor een periode van vier jaar. Bij deze afspraken werden de
financiën gedeeld door de provincie (die K&C aanstuurt), de gemeente
en de scholen. Aan het eind van de periode moest een nieuw contract
worden gesloten voor cultuureducatie. Verschillende partijen, waaronder
K&C Drenthe, hebben een offerte ingediend waarop de scholen in
Meppel hebben besloten om de coördinerende rol van het netwerk bij
het plaatselijke centrum voor de kunsten (Scala) neer te leggen. De
bezuinigingen bij de provincie hebben ook effect gehad op K&C Drenthe.
Doordat K&C Drenthe minder middelen krijgt van de provincie, maar wel
dezelfde activiteiten wil aanbieden, worden de kosten voor die
activiteiten hoger. Voor scholen is het de taak om een afweging te
maken tussen de offertes die hen worden aangeboden. In Meppel heeft
Kunst en Cultuur Drenthe http://www.kunstencultuurdrenthe.nl/overkcdr/
Geraadpleegd op 31 mei 2010
71
52
het onderwijs gekozen voor een lokale partij (Scala voor het primair
onderwijs en een leraar voor het voortgezet onderwijs). Dit betekent
wederom een afname van de inkomsten van K&C Drenthe.
De instelling zal zich breder moeten profileren en zelf meer
opdrachten moeten binnenhalen. Aanvankelijk was het de provincie die
opdrachten bij de instelling neerlegde, maar met de terugtrekking van de
middelen vanuit de provincie zal K&C Drenthe zich op de markt moeten
begeven om projecten uit te voeren.
Drents Plateau
Het Drents Plateau is een instelling die zich bezighoudt met erfgoed en
ruimtelijke kwaliteit. De instelling opereert op provinciaal niveau en
betrekt daarbij de eigenschappen die voor de provincie kenmerkend zijn.
De opdrachten die de instelling uitvoert komen voornamelijk vanuit de
provincie en gemeenten, maar ook van andere instellingen die zich
bezighouden met cultuurhistorie en architectuur72.
Drents Plateau krijgt van de provincie de opdracht om diensten te
leveren aan de gemeenten. Een voorbeeld hiervan is de provinciale
archeoloog, die bij Drents Plateau zijn standplaats heeft, maar door de
hele provincie ingezet kan worden. Erfgoededucatie is een onderwerp
wat de afgelopen jaren veel aandacht heeft gekregen. Drents Plateau
helpt scholen om een doorgaande leerlijn erfgoededucatie te
ontwikkelen. Daarbij dragen zij zorg voor de producten en implementatie
van erfgoed. De scholen leveren in samenwerking met de gemeenten
een bedrag voor de producten van Drents Plateau. Ook deze projecten
komen onder druk te staan door de aankomende bezuinigingen. De
bezuinigingen bij de gemeenten kunnen effect hebben op het starten
van een programma erfgoededucatie bij scholen. Producten voor
erfgoededucatie worden op maat gemaakt, oftewel voor elke gemeente
wordt een product aangepast op het lokale erfgoed en de geschiedenis.
Dit betekent dat de kosten voor de producten niet makkelijk op te
Drents Plateau
http://www.drentsplateau.nl/index.php?option=com_content&task=view&id
=1&Itemid=2 Geraadpleegd op 1 juni 2010
72
53
vangen zijn door de scholen wanneer de gemeenten hun bijdrage
verminderen.
Naast de lokale bezuinigingen, die invloed hebben op de afname
bij het Drents Plateau, zijn ook provinciale bezuinigingen van invloed op
de werkwijze van Drents Plateau. De provincie is door het verstrekken
van subsidie een opdrachtgever van de instelling. Bij een vermindering
van de middelen is een vermindering van de projecten een gevolg.
Drents Plateau zal, net als K&C Drenthe, zich meer moeten bewegen op
de markt. De expertise van Drents Plateau ligt echter op een gebied wat
heel specifiek is en onderhevig is aan externe factoren. Het onderdeel
welstandsadvisering over bouwplannen zal teruglopen met de teruggang
in de bouwmarkt. De bezuinigingen bij verschillende overheidslagen
hebben gevolgen voor een provinciale instelling als Drents Plateau,
maar ook de gevolgen in een ander deel van de markt kan voor deze
provinciale culturele instelling veranderingen opleveren.
CBK Drenthe
Beeldende kunst wordt in de provincie ondersteund door het Centrum
Beeldende Kunst Drenthe. Zij worden door de provincie gesubsidieerd
om gemeenten (en andere partijen) te ondersteunen bij documentatie,
advies en bemiddeling over kunst in de openbare ruimte, het stimuleren
en het initiëren van projecten. Naast deze provinciale taken zorgt het
CBK Drenthe voor de Kunstuitleen in de gemeenten Assen, Emmen,
Hoogeveen, Meppel en Noordenveld. Bij de Kunstuitleen kunnen
mensen voor een vergoeding per maand een kunstwerk uit de collectie
van het CBK lenen. Het doel van de Kunstuitleen is om zoveel mogelijke
mensen op een laagdrempelige manier in aanraking te laten komen met
beeldende kunst.
In de beleidsperiode 2009-2012 wordt de ondersteuning van de
provincie aan het CBK met 50% afgebouwd73. Dit moet gevolgen
hebben voor de diensten die het CBK aan de gemeenten kan leveren.
Het CBK zit op dit moment in een proces waarin zij elk jaar minder
73
CBK Drenthe. Jaarverslag 2009. p.4
54
middelen vanuit de provincie krijgen en hun diensten aan derden
stapsgewijs afbouwen.
De Kunstuitleen wordt in Meppel hoofdzakelijk ondersteund vanuit
het CBK met een bijdrage van de gemeente voor de kosten in de
huisvesting. Door de aankomende bezuinigingen kan het CBK besluiten
om de verantwoordelijkheid voor de Kunstuitleen over te dragen aan de
gemeente. Ook bij de bezuinigingen binnen deze instelling komt de
vraag op of de gemeenten in staat zijn om de diensten, die door de
provincie werden gefinancierd, over te nemen. De bezuinigingen bij de
gemeenten zelf zullen het moeilijk maken om nieuwe taken op te
pakken.
Het CBK zet met de Kunstuitleen in op de digitalisering van het
bestaande aanbod. Dit betekent dat ook voor inwoners van gemeenten
die geen Kunstuitleen hebben, de mogelijkheid bestaat om te
participeren. Voor gemeenten die wel een fysieke Kunstuitleen hebben
kan de digitale Kunstuitleen een manier zijn om de kosten van een
fysieke Kunstuitleen te verminderen.
Het CBK zal op projectbasis ondersteuning leveren aan
initiatieven binnen gemeenten. Zo is bij de ontwikkeling van een
community-art project in de wijk Haveltermade in Meppel de steun van
het CBK ingezet bij het selecteren van kunstenaars, het beoordelen van
ontwerpen en het opstellen van contracten74.
De bezuinigingen in de komende jaren zijn voor het CBK
werkelijkheid. Zij hebben keuzes moeten maken binnen de activiteiten
die zij kunnen uitvoeren. De diensten aan de gemeenten worden minder,
maar het CBK probeert door digitalisering en projectmatig werken hun
draagvlak te behouden.
Huus van de Taol
Het bevorderen van de Drentse taal is het doel van het Huus van de
Taol. Deze instelling krijgt subsidie van de provincie om activiteiten,
cursussen en ondersteuning te organiseren. De instelling werkt met veel
CBK Drenthe. http://www.cbkdrenthe.nl/index.cfm?fuid=23
Geraadpleegd op 6 juni 2010
74
55
vrijwilligers. Het Huus van de Taol krijgt van de provincie en van de
gemeenten een subsidiebedrag per jaar. De instelling werkt met een
klein budget en vraagt voor enkele activiteiten een kleine bijdrage. Deze
bijdrage is gericht op het dekken van de gemaakte kosten door
bijvoorbeeld de persoon die een lezing geeft.
Deze instelling is klein vergeleken met de andere provinciale
instellingen wat betreft personeel en bereik. Het Huus van de Taol richt
zich net als K&C Drenthe op leerlingen van scholen, maar heeft niet een
structureel bereik bij scholen zoals K&C Drenthe. De activiteiten van de
instelling zijn niet opgenomen in de collectieve afspraken rond de
culturele alliantie.
De inzet van provinciale instellingen is een middel voor de provincie om
het provinciale beleid te vertalen in concrete plannen. De bezuinigingen
hebben echter effect op de werkwijze van de instellingen. De participatie
in de alliantie betekent dat enkele taken voor de provinciale instellingen
voor vier jaar gegarandeerd zijn. Toch wordt het subsidiebedrag van de
provincie in de komende jaren gekort. Dit kan ten koste gaan van de
gemaakte afspraken in de alliantie. Voor de gemeenten betekent dit een
terugloop van het aantal diensten die door de gemeenten zonder eigen
bijdrage kunnen worden afgenomen. De gemeenten hebben naast hun
eigen bezuinigingen ook indirect te maken met de bezuinigingen van de
provincie op de provinciale instellingen.
De maatregelen bij overheden kunnen van invloed zijn op de
manier waarop de provinciale instellingen hun werk uitvoeren.
Bezuinigingen kunnen leiden tot een terugloop van inkomsten bij de
instellingen. Voor de provincie en gemeenten kunnen zij door hun
expertise van grote invloed zijn op de werking van het culturele veld in
de provincie, zowel op lokale als bovenlokale schaal. De instellingen zijn
net als het Fonds en de culturele alliantie een middel in het beleid van
de provincie.
56
6. Conclusie
De provincie en gemeenten hebben beide te maken met de
decentralisatie van middelen vanuit het Rijk. De provincie krijgt steeds
minder verantwoordelijkheden, omdat de middelen voor cultuur vanuit
het Rijk rechtstreeks naar gemeenten gaan. Het Rijk verwacht dat door
deze decentralisatie meer investeringen in cultuur op lokale schaal
kunnen worden gedaan. De provincie en de gemeenten maken gebruik
van middelen om hun cultuurbeleid uit te voeren. Deze middelen zijn de
regeling voor gemeenten en provincies van het Fonds
Cultuurparticipatie, de culturele alliantie en de provinciale culturele
instellingen. De veranderingen in het beleid hebben invloed op het
culturele veld, maar zeker ook op de relatie die bestaat tussen de
provincie en gemeenten. Welke gevolgen heeft de wijziging van
financieringsstroom van het rijk naar de gemeenten op de relatie tussen
provincie en gemeenten op het gebied van cultuur?
In de relatie tussen de provincie Drenthe en de Gemeente Meppel
is vanuit voorgaande beleidsperiodes de wens gekomen om tot een
betere en langdurige samenwerking te komen. Dit heeft de provincie
proberen te realiseren door het starten van een culturele alliantie met de
gemeente. De organisaties en instellingen die de invulling van de
alliantie verzorgden werden door de provincie en gemeente behandeld
als middelen om de onderlinge samenwerking te verbeteren. Zo werden
de financiële middelen die zijn verkregen bij het Fonds
Cultuurparticipatie ingezet als onderhandelingsinstrument tijdens de
culturele alliantie en hetzelfde geldt voor de diensten van de provinciale
culturele instellingen. Het gebruik van de middelen en diensten maakte
de vierjarige samenwerking tussen de provincie Drenthe en de
Gemeente Meppel een feit.
De provincie heeft ervoor gekozen om namens de gemeenten
een aanvraag in te dienen bij het Fonds. Met een eigen aanvulling heeft
de provincie zichzelf in een positie gebracht waarin zij de
cultuurmiddelen van gemeenten beheren. Door zichzelf op te werpen en
in deze positie te brengen creëert de provincie een positie waarin zij het
gemeentelijk cultuurbeleid nog kunnen aansturen. Bovendien kunnen zij
57
hun eigen provinciaal beleid uitvoeren. De decentralisatie heeft ervoor
gezorgd dat er minder middelen en taken naar de provincie gaan. Dat
heeft als gevolg dat de gemeenten steeds minder een beroep zullen
doen op de provincie, omdat daar niets te halen valt. De rol van de
provincie wordt hierdoor nog kleiner. Door middelen als de culturele
alliantie, het Fonds Cultuurparticipatie en de provinciale culturele
instellingen in te zetten probeert de provincie meer invloed te krijgen en
taken naar zich toe te trekken.
De werkwijze van de provincie zou beschouwd kunnen worden
als een wanhopige poging om zichzelf te legitimeren in een wereld
waarin zij door de overheid een kleinere rol krijgen toegedicht. Dit is
echter niet het geval wanneer gemeenten participeren aan de plannen.
Gemeenten voelen ook de gevolgen van de decentralisatie. Zij krijgen, in
tegenstelling tot de provincie, meer taken om uit te voeren. Dit betekent
een hogere werkdruk in een tijd waarin bezuinigingen worden
aangekondigd en al deels worden doorgevoerd. De gemeenten grijpen
daarom alle kansen aan om middelen te verwerven. De participatie aan
de culturele alliantie is voornamelijk ontstaan vanuit financiële
overwegingen. De taken die via de decentralisatie naar de gemeenten
komen worden niet gelijkwaardig overgezet met de middelen die eerder
voor die diensten werden ingezet. Dit betekent dat de gemeenten met
minder middelen meer diensten moeten uitvoeren. De beschikbare
middelen vanuit de culturele alliantie zijn dus meer dan welkom.
Tot zover lijkt dit een situatie waarvan beide partijen profiteren. In
de praktijk kost de participatie aan de alliantie de gemeenten veel tijd.
De provincie moet een verantwoording indienen bij het Fonds voor de
verkregen middelen en daarom moeten de gemeenten een
verantwoording indienen bij de provincie. Dit gebeurt in de vorm van een
uitvoeringsprogramma die twee jaar beslaat. Hierin wordt per culturele
discipline aangegeven welke plannen worden uitgevoerd en welke
middelen daarvoor worden ingezet.
De verwachting van de provincie, dat de culturele alliantie een
middel is om meer subsidie te verstrekken door de gemeente, blijkt in de
praktijk niet het resultaat te zijn. Dit is deels te wijten aan de
58
bezuinigingen die bij elke overheidslaag uitgevoerd moeten worden,
maar is ook deels te wijten aan het systeem van de culturele alliantie en
de bijbehorende werkwijze van de provincie. De provincie beheert de
middelen vanuit de alliantie en verstrekt per gemeente een bedrag per
inwoner voor cultuurparticipatie. Het bedrag wat overblijft wordt door de
provincie verdeeld op basis van projecten die de gemeenten opvoeren
en het ontwikkelen van collectieve projecten met de provinciale culturele
instellingen. Door de voorwaarde van de provincie om voor de projecten
buiten cultuurparticipatie nieuw geld in te zetten wordt het voor
gemeenten, die een bezuinigingsopdracht hebben, moeilijk om nieuwe
projecten aan te dragen. Voor gemeenten is het belangrijk om creatief te
zijn met hun eigen budget wanneer zij middelen willen verwerven vanuit
de culturele alliantie.
De voorlichting vanuit de provincie over de verdeling van de
middelen uit de culturele alliantie is onduidelijk. De verdeling van dat
bedrag is afhankelijk van de eisen van de provincie waardoor de
mogelijkheid bestaat dat de gemeente niet hetzelfde bedrag krijgt als
een andere gemeente. Door de onduidelijkheid bij projecten van de
provincie en het gebrek aan transparantie over de kosten van dezelfde
projecten, is het voor gemeenten moeilijk om beleid te maken op lange
termijn. De projecten die in het kader van de culturele alliantie zijn
ontstaan, hebben geen zekerheid op een vervolg wat betreft een
gemeentelijke subsidie. Het gevaar van deze werkwijze rond de culturele
alliantie lijkt het werken op ad hoc basis te zijn. Dit is opmerkelijk, omdat
het doel van de alliantie was om een meerjarige samenwerking te
realiseren.
Aan de ene kant kunnen we zeggen dat de relatie tussen de
provincie en de gemeente niet verandert. De samenwerking blijft
bestaan, de invulling van de samenwerking verandert echter wel. De
decentralisatie heeft gezorgd voor een inhoudelijke verandering in de
samenwerking. De inzet van nieuwe middelen (de regeling voor
provincies en gemeenten van het Fonds Cultuurparticipatie en de
culturele alliantie) heeft geleid tot een meerjarige samenwerking, maar
ook de inzet van een bestaand middel (de provinciale culturele
59
instellingen) heeft gevolgen voor de samenwerking. De provincie heeft
de decentralisatie aangegrepen om de samenwerking met de
gemeenten te veranderen. Door de manier waarop de provincie dat
heeft ingevuld, heeft zij zichzelf in een positie gebracht waardoor zij
waardevol zijn voor de gemeenten. De gemeenten hebben door de
decentralisatie een tekort aan middelen, omdat zij meer taken moeten
uitvoeren. Zij zijn dus aangewezen op de provincie, omdat de provincie
één van de laatste partijen is waar nog middelen te verwerven zijn. De
provincie en gemeenten hebben verschillende motivaties om te
participeren aan de samenwerking, maar proberen voor henzelf de beste
positie in die samenwerking te creëren. In de praktijk zorgt de
decentralisatie en de daaropvolgende samenwerking voor frictie tussen
de provincie en gemeenten.
Hoewel de inhoudelijke samenwerking tussen provincies en
gemeenten een grote verandering heeft ondergaan, bestaat de kans dat
in de komende jaren de functies en samenwerking nog rigoureuzer gaan
veranderen. Daarom zullen de provincies en gemeenten voorbereid
moeten zijn op nieuwe veranderingen in hun onderlinge relatie.
60
Literatuurlijst
-
CBK Drenthe. Jaarverslag 2009.
-
De Ruiter, M. Onderzoek cultuurbeleid van gemeenten in
Drenthe. 2010.
-
IPO De provincies; kijk zo zit dat. De culturele infrastructuur op
regionale schaal in kaart gebracht. Maart, 2007.
-
Kadernota cultuur Gemeente Meppel. De kunst van verbinden en
verankeren 2009-2012.
-
Meerjarenbeleid bibliotheek Meppel/Nijeveen.
-
Plasterk, R. Beleidsbrief Beeldend Kunstbeleid. Ministerie OCW,
7 december 2007.
-
Provincie Drenthe. Beleidsinstrumenten 2009-2012; Sociale
agenda, Sociaal doe je niet alleen. Culturele & museale agenda,
Cultuur als Magneet.
-
Provincie Drenthe Cultuur als Magneet; Culturele en Museale
agenda 2009-2012. Assen, 2009.
-
Provincie Drenthe. Samen delen! Programma Cultuurparticipatie
Drenthe 2009-2012. Assen, 2009.
-
Statencommissie rol en taken provincie Drenthe. Amen is geen
Amsterdam; Een onderzoek naar positionering, rollen en taken
van de provincie Drenthe. Mei, 2008.
-
Uitvoeringsprogramma culturele alliantie gemeente De Wolden
2009-2010.
-
Uitvoeringsprogramma culturele alliantie Gemeente Meppel 20092010.
-
Van Os, J. In Communi; Resultaten van het onderzoek
“Herhaalde meting onder Drentse gemeenten: beoordeling,
inhoud en vormgeving provinciaal beleid op het gebied van
cultuur, welzijn en zorg.” Bureau BeleidSupport, februari 2008.
-
VNG. Handreiking gemeentelijke monumentencommissies.
61
Sites
-
Biblionet Drenthe
http://www.biblionetdrenthe.nl/content/blogsection/12/309/
-
CBK Drenthe. http://www.cbkdrenthe.nl/index.cfm?fuid=23
-
CBS http://overheidslinks.nl/gemeente/meppel.htm
-
Drents Plateau
http://www.drentsplateau.nl/index.php?option=com_content&task
=view&id=1&Itemid=2
-
Fonds Cultuurparticipatie. www.cultuurparticipatie.nl
-
Kunst en Cultuur Drenthe
http://www.kunstencultuurdrenthe.nl/overkcdr/
-
Nederlands Centrum voor Volkscultuur.
http://www.volkscultuur.nl/beleid-voor-volkscultuur_100.html
62
Bijlage 1 Onderzoek cultuurbeleid van gemeenten in Drenthe
Cultuurbeleid gemeenten in Drenthe
Cultuurparticipatie
Amateurkunst
Cultuureducatie
Aa en Hunze
Brede
samenwerking/MFA.
Bevorderen deelname en
laagdrempeligheid.
Festivals.
Beleidsregels herijken/
prestatieafspraken.
Assen
Actieve participatie.
Stimuleringsregeling
Cultuur.
Nieuwe initiatieven/
combinaties.
Verenigingen financieel
en facilitair steunen.
Samenwerking.
Jongeren deelname.
ICO  BCF contract.
Brede samenwerking.
Jongeren (Kunstmenu
Cultuurtraject).
Aanbod en afname van
eigen gemeente
Nieuwe subsidieregeling.
Netwerk van
voorzieningen.
ICO  BCF contract.
Talentontwikkeling.
Brede School.
Kunstmenu,
Cultuurtraject blijft.
Borger-Odoorn
Samenwerking.
Structureel karakter van
organisaties terug laten
komen in subsidies.
Onderzoek
professionalisering TryOut.
Nieuwe ontwikkelingen.
Breed aanbod.
Cultuurfonds behouden.
(Financiële) drempels
wegnemen.
Overleggen hoe een
agenda en collectieve
promotie op te zetten.
Samenwerking met
toerismebeleid.
Mogelijkheden
cultuurtoerisme
vergroten.
Aanbod festivals beter
voor het voetlicht.
Subsidiesystematiek voor
verenigingen
onderzoeken.
Coevorden
Initiëren en stimuleren
levendig aanbod van
activiteiten.
MFA per grotere kern.
Samenwerking met
andere beleidsterreinen.
Afspraken maken met CQ
Subsidie voor Podiumplan
en Cultuurtraject.
Afstemming vraag en
Middelen om aanbod te
ontwikkelen.
Toenemend bewustzijn
voor cultuur bij leerlingen
moet leiden tot
bereidheid tot zijn van
Faciliteren en
ondersteunen van
levendige infrastructuur.
63
stimuleren.
Verdieping streekcultuur.
Gebruik streektaal.
Invulling 5 kernfuncties.
Functionele verbreding in
activiteiten.
Laagdrempelige toegang.
Uitwerkingsnotitie
bibliotheekbeleid.
Nota laaggeletterdheid.
Initiatieven Drentse toal
ondersteunen.
Subsidieafspraken.
Brede samenwerking.
Gemeentearchief beheren
en mogelijkheden bekend
-
aanbod.
Meer aandacht erfgoed.
-
Profiel uitwerken.
BCF contract.
BCF contract afsluiten
vanaf 2010.
Invulling
vernieuwingsproces.
Continueren/uitbouwen
netwerk leesbevordering.
Pilot Aanvalsplan
Laaggeletterdheid.
Steun voor plannen
Drents Archief.
-
Cultureel erfgoed
Beleid bescherming
cultuurlandschap
opbouwen.
Ontwikkeling.
Ruimtelijk erfgoed
ontsluiten.
Cultuurhistorie uitbreiden
en verdiepen.
Erfgoedkwartier
uitwerken.
Vertalen in BCF contract.
Sporen verleden
koesteren en voor het
voetlicht brengen.
Erfgoed biedt kansen op
verschillende
beleidsterreinen.
Zorgvuldig omgaan met
rijkdom in landschap.
Gebruik streektaal
stimuleren.
Archeologie
Inhoudelijk archeologisch
beleid opstellen.
-
Vergunningsverlenende
en toezichthoudende
taak.
Aparte ruimte voor
fysieke kant archief.
Professionalisering
medewerkers.
Behoud, ontwikkeling,
versterking, waarborgen
en communiceren over.
Integreren in ruimtelijke
ordeningsprocessen.
Integrale beleidsaanpak
met relevante
beleidsvelden.
Identiteitsdrager.
Gebiedsgerichte,
integrale aanpak.
Studie vorming
Erfgoedhuis.
Dialect/Drentse taal
stimuleren.
Draagvlak verbreden.
Bodemarchief behouden.
Betrekken bij ruimtelijke
Volkscultuur
Bibliotheekbeleid
Archiefbeleid
vrijwilliger.
-
64
Wet archeologische
monumentenzorg
betekent extra taken.
Museumbeleid
Geen bemoeienis met
plaatselijke musea.
Samenwerking Drents
Museum uitbouwen.
Deelname provinciaal
museumplatform door
Hunebedmuseum.
Beeldende kunst en
vormgeving
Gebruik beeldende kunst
bij
recreatieve/toeristische
voorzieningen.
Huidig beeldenbestand
inventariseren en
onderhoudsplan
samenstellen.
Gebiedsgericht beleid.
Kunstopdrachten
financieren.
Initiërend, coördinerend,
ev. uitvoerend.
Percentageregeling.
Positie CBK uitwerken.
Behoefteonderzoek naar
faciliteiten.
Positiebepaling voor BKVgelden.
Benoemen
stadskunstenaar.
-
plan ontwikkelingen.
Onderzoek bij ingrepen in
bodem en resultaat
zichtbaar.
Cultuurhistorische musea
tonen cultureel erfgoed.
Plan: Stedelijk Museum
privatiseren.
Kunst openbare ruimte
deel woon-/werkklimaat.
Meerjarige projecten
beeldende kunst sterkere
positie geven voor
culturele/toeristische
infrastructuur.
Aanvraag pilot project
planvorming/toepassing
beeldende kunst in de
openbare ruimte.
65
De Wolden
Kinderen doen mee
project.
Emmen
Actieve participatie.
Gevarieerd, divers,
breed, bereikbaar.
Vraaggericht aanbod.
Realiseren voorzieningen
voor de jeugd.
Hoogeveen
-
Amateurkunst
Ontwikkelen Cultureel
Platform, versterken
infrastructuur en gericht
op grotere deelname.
Professionalisering.
Samenwerking.
Alternatieven voor
vergrijzing/ verjonging in
sector.
Draagvlak door
samenwerking en
projecten.
Bevorderen aanbod en
uitvoering activiteiten in
stad/wijken/dorpen.
Cultuureducatie
Versterking
cultuureducatief netwerk
met inzet van
cultuureducatiecoach.
Inzet combinarissen en
Doorgaande leerlijn, ook
erfgoed/volkscultuur.
Vraaggestuurd, binnen en
buiten schooltijd.
Talentontwikkeling,
Cultuurmenu en
Cultuurtraject borgen en
versterken.
Realiseren/verankeren
Hip Hop werkplaats voor
Cultuurparticipatie
Meppel
Bereik en actieve
deelname.
Toegesneden op de vraag
en diversiteit.
Nieuwe doelgroepen
aanspreken.
Laagdrempelig aanbod.
Activiteiten in de wijk
bevorderen.
Combinatiefuncties.
Samenwerkingsverbanden.
Gebruik citymarketing.
Culturele infrastructuur
versterken.
Activiteiten op nieuwe
locaties.
Drentse Uitdag toevoegen
aan evenementen.
DMD cultureel versterken.
Mogelijkheid tot opleiding
en ontwikkeling amateurs.
Stimuleren van talent.
Ondersteuningsnetwerk.
Meer doen voor jongeren.
Talentontwikkelingprogramma.
Nieuwe doelgroepen.
Waarderingssubsidies
vastleggen voor langere
periode.
Beter structureren.
Integratie met
amateurkunst.
Alle jongeren tot 18
passief of actief in
66
wijkgericht werken +
combinatie brede
school/MFA’s.
voorzieningen,
opleidingen, nieuwe
communicatie.
Taalactivering.
ICC-ers,
combinatiefunctionarissen
jongeren 8-19 jaar.
Volkscultuur
-
Netwerk Erfgoed is
klankbord.
Community-art.
Bibliotheekbeleid
Bibliotheekvernieuwing,
functionele verbreding.
Bestelbus, bibliobus.
Procesafspraak:
ontwikkeling
Erfgoedpunt.
-
Archiefbeleid
-
De gemeente heeft actief
beleid in 2012.
Cultureel erfgoed
-
Behoud en ontwikkeling.
Architectuurgids
ontwikkelen.
Archeologie
-
Tijdelijke archeoloog stelt
Herziening
filialenstructuur.
Leesbevordering,
bestrijding
laaggeletterdheid en
informatie-educatie
gericht op
maatschappelijke
educatie en
talentontwikkeling.
Bibliotheekvernieuwing.
Onderbrenging collectie
journalist/auteur Huizing.
Digitalisering van het
lopende archief.
Toegankelijkheid via
digitaal loket.
Gebieds- en
ontwikkelingsgerichte
monumentenzorg.
Herziening
bestemmingsplannen.
Provinciaal
monumentenbeleid.
Cultuurhistorische Atlas
Drenthe.
Opbouwen
aanraking met cultuur.
Verankering bij een lokale
instelling.
Netwerk bevorderen door
samenbrengen
verschillende aanbieders.
Samenwerking disciplines.
Inzetten op rijke
geschiedenis m.b.v.
cultuurtoerisme.
Levenlang leren,
onafhankelijke
besluitvorming en
culturele ontwikkeling.
Zelfontplooiing en
cultureel bewustzijn.
Vernieuwingsagenda is
leidend.
Prestatieafspraken in BCF.
Vertaling provinciale plan
laaggeletterdheid.
-
Behoud door ontwikkeling.
Historische elementen
beter benutten als podium
culturele evenementen.
Cultuurtoerisme
verbeteren om -historie
een impuls te geven.
Intensievere inbreng
vanuit het culturele veld.
67
Museumbeleid
Beeldende kunst en
vormgeving
Professionalisering,
productverbetering en
marketing.
Ontwikkelen geschiedenis
van eigen gemeente.
Inzet musea bij
cultuureducatie.
Project verbouw Museum
Karstenhoeve.
Kerkje Echten, expo
ruimte.
-
nota Archeologische
Monumentenzorg op.
Actuele beleidsnota
opstellen.
Participatie
Museumplatform.
Fonds Museale
Voorzieningen.
Collecties beter benutten.
Inhoudelijk profiel.
Samenwerking.
Aantrekkelijk aanbod.
Beleidskader Fonds Kunst
in Openbare Ruimte.
Integrale
planontwikkeling waar
kunst onderdeel van is.
bodemarchiefkaart.
Ontwikkeling
toekomstvisie Museum
5000 de Morgen.
Creëren gezonde basis
voor toekomstvisie
(landelijke
museumregistratie en
haalbaarheid van
samenwerking).
Deelname
Museumplatform.
Stimuleren objecten op
zichtlocaties.
Realiseren beeldentuin
tussen Tamboer, Scala
en Museum de 5000
Morgen.
Secretarie en KIK bieden
aanknopingspunten voor
samenwerking met
plaatselijke instellingen en
activiteiten.
Innovatie bij beeldende
kunstprojecten initiëren.
Kunstuitleen behouden.
Onderhoud gemeentelijke
kunstwerken continueren.
Activiteiten Secretarie
voortzetten.
Samenwerking door
plaatselijke instellingen,
maar ook bij activiteiten.
Samenwerking in
afstemming, publiciteit en
volgen gezamenlijke
routes.
Laagdrempelige
kennismaking.
68
Midden-Drenthe
Bereikbaar voor alle
inwoners.
Nieuwe doelgroepen: 1215 jaar en allochtonen.
Talentherkenning en –
ontwikkeling.
Passieve en vooral
actieve participatie.
Handhaving
ledensubsidie en culturele
stichtingen.
Uitbreiding bestaande en
stimuleren nieuwe
initiatieven.
Noordenveld
Jongerenparticipatie.
Verbanden culturele sociale alliantie.
Profilering instellingen
versterken.
Herijken
subsidievoorwaarden.
Festivals/evenementen.
Ondersteunen amateurs
door professionals.
Cultuureducatie
Kinderen vroegtijdig in
aanraking met cultuur.
Uitbreiding Kunstmenu
naar Cultuurmenu.
Instellen Cultuurtraject.
Nieuwbouw Educatief en
Cultureel centrum.
Afspraken met ICO.
Vervolg cultuurmenu en
cultuurtraject.
Verankering
basisonderwijs, maatwerk
voortgezet onderwijs.
Laagdrempelig.
Cofinanciering/menskracht
inzetten nav alliantie.
Volkscultuur
Nieuwe initiatieven
ondersteunen.
Bestaand subsidiebeleid
Drentse toal hanteren en
promotionele
-
Cultuurparticipatie
Amateurkunst
Tynaarlo
Vergroten publieksbereik.
Versterking/verbreding
promotie activiteiten.
Voortzetten culturele
prijs.
Verbinding leggen met
WMO-beleid.
Westerveld
Ontwikkeling
cultuurpunt; centraal en
toegankelijk.
Publieksontsluiting lokale
erfgoed.
Organiseren tweejaarlijks
Shakespearefestival.
Instellen cultuurconsulent
i.s.m. Aa & Hunze en
Noordenveld.
Contact met instellingen
via informatieavonden.
Ontwikkelen/versterken
cultureel programma per
dorp.
Inhoud afspraken ICO na
2011.
Onderzoeken
mogelijkheden pop- en
podiumactiviteiten.
Jeugd zo vroeg mogelijk
laten kennismaken.
Breedtecultuurimpuls;
onderdeel is ook
combinatiefunctionaris.
Aansluiting binnen- en
buitenschoolse
activiteiten.
Kunstmenu blijft; vanaf
2010 nieuwe invulling.
Cultuurconsulent
onderzoekt of
ondersteuning nodig is
voor activiteiten en de
bijdrage aan versterken
-
Lokale instellingen
actiever betrekken.
Erfgoed nieuw onderdeel.
-
69
Bibliotheekbeleid
Archiefbeleid
Cultureel erfgoed
verbondenheid.
Laagdrempelig,
toegankelijk en nadruk
op kinderen/jongeren.
In kernen met school een
bibliotheekvoorziening en
onderzoek naar
huisvesting huidige
voorzieningen.
Vijf kernfuncties
uitvoeren binnen terrein
taal en cultuur.
Archief bij derden
onderbrengen.
Waardevolle panden en
inventariseren en
beschermen.
Aansluiting Culturele
Uitdag onderzoeken.
Bevorderen participatie.
Verkenning mogelijkheden
taalprogramma.
Materiaal in archieven
actief ontsluiten/benutten.
Behoud, waardering.
Benadrukken cultuurhist.
waarde en groene
omgeving en benutten.
van het aanbod.
Herziening subsidierelatie
(BCF).
Functionele verbreding en
horizontale
samenwerking.
Digitale dienstverlening
binnen MFA’s.
Bieb leert jongeren
omgaan met informatie.
Belang van lezen is groot.
Kans cultureel erfgoed.
Toegankelijkheid,
publieksbereik, digitale
mogelijkheden benutten.
Publiek betrekken.
Thema tentoonstellingen.
Acquisitie particuliere
initiatieven voortzetten.
Stimuleren educatieve
activiteiten.
In toekomst betrekken
cultureel erfgoed bij
nieuwe ontwikkelingen.
Actualisatie digitale
versie cultuurhistorische
atlas.
Nieuwe invulling Open
Monumentendag en Dag
van de Architectuur.
Molens extra onder
aandacht.
Architectuur belangrijke
cultuurdrager (rol MFA’s).
Ondersteuning
activiteiten Drentse toal.
Proactieve, informerende
-
Breder toegankelijk voor
publiek maken.
Inzet bij educatieve
projecten.
Uitvoering provinciale
monumentenlijst.
Integraal beleidsplan
publieksontsluiting
erfgoed/archeologische
vondsten.
Integrale
erfgoedverordening.
Werelderfgoedlijst;
Maatschappij
Weldadigheid
Frederiksoord nomineren.
70
Archeologie
Wet op de archeologische
Monumentenzorg
uitvoeren.
-
Museumbeleid
Kleinere musea
ondersteunen door
kwaliteitsverbetering
(Museumplatform).
Beeldende kunst en
vormgeving
Kunst in openbare ruimte
goed onderhouden.
Kunstenaars kunnen
exposeren in
gemeentehuis.
Behoud van de 1%
regeling.
Veenhuizen op wereld
erfgoedlijst UNESCO.
Samenwerking museale
instellingen en van daaruit
uitvoeringsplan musea.
Projecten kunst in
openbare ruimte
onderzoeken op
uitvoerbaarheid.
Aanbevelingen
inventarisatie
kunstobjecten
onderzoeken op
uitvoerbaarheid.
en begeleidende rol.
Regioarcheoloog vanaf
2010 met Aa & Hunze en
Borger-Odoorn.
Archeologische en
cultuurhistorische
waardenkaart opstellen.
Functie cultuureducatie
en –toerisme.
Investeren in
professionalisering en
kwaliteitsverbetering.
Creatieve kunstklimaat
versterken.
Verbindingen met andere
beleidsterreinen.
Inwoners laagdrempelig
in contact met beeldende
kunst. Eigen collectie
gemeente toegankelijk.
Kwaliteit openbare ruimte
verhogen.
1% regeling continueren.
Onderhoudsplan
buitenkunstwerken.
Regeling ontwikkelen die
kunst betrekt bij bouwrijp
maken van gebieden.
Kunstcollectie gemeente
documenteren en
expositiebeleid
continueren.
Inzetten behoud
bovenlokale provinciale
inzet BKV.
Opstellen archeologische
beleidskaart in 2009,
actualisatie in 2010.
Instellen regioarcheoloog.
-
Inrichting expositieruimte
in het gemeentehuis.
71
Download