Topkuil Het voeren van vochtige kuilen met een extreem hoog aandeel melkzuur is rantsoentechnisch lastig. De koe gaat zich beschermen tegen de overmaat aan zuur door minder te vreten. Kuilen met extreem hoog aandeel melkzuur niet gewenst Inkuilmiddel kan averechts werken Drogestofgehalte Wel of geen inkuilmiddel gebruiken? Dit is al jaren voer voor discussie. Feit is dat veel inkuilmiddelen het aandeel melkzuur in de kuil verhogen en daarmee het inkuilproces bevorderen. Dit werkt meestal positief uit, maar kan in extreme gevallen juist averechts werken. Baadt het niet, dan schaadt het niet, gaat dus niet op. In de loop van de tijd is het aantal kengetallen op het analyseformulier in gras- en maïskuilen toegenomen. Zo zetten de laboratoria ook de aandelen melkzuur, azijnzuur en boterzuur op de kuiluitslag. De insteek is dat deze zuren iets zeggen over het inkuilproces. Vrijwel elke veehouder weet dat het aandeel boterzuur laag moet zijn, omdat hij, bij een hoog aandeel boterzuursporen in de melk, gekort 30 MELKVEE NR 9 SEPTEMBER 2016 kan worden op het melkgeld. Voor melkzuur en azijnzuur geldt dit niet, maar indirect hebben deze zuren, zowel in positieve als negatieve zin, invloed op het saldo. Melkzuurvorming Om een gras- of maïskuil goed te laten conserveren, is melkzuur nodig. Hier zorgen die van nature niet op het gras zitten. Daarom raadden leveranciers van inkuilmiddelen aan om bij een hoog aandeel melkzuur in de kuil ook azijnzuurvormende bacteriën toe te voegen, zodat de vorming van gisten tegen wordt gegaan. Vooral tijdens het uitkuilen zijn kuilen met voldoende aandeel azijnzuur minder broeigevoelig. Gisten produceren namelijk veel warmte. Maar dat is niet de enige reden waarom de zuren op de analyse worden vermeld. Ook voedingstechnisch leveren ze hun bijdrage. Melkzuur zorgt namelijk voor geur aan de kuil waardoor koeien de kuil graag opnemen. Daarnaast is melkzuur een directe energiebron voor de melkkoe en werkt het productieverhogend. De variatie in het aandeel melkzuur is echter groot. Zo zijn er kuilen die nog geen 5 gram per kilo droge stof aan melkzuur bevatten en zijn er ook die in extreme situaties boven de 80 uitkomen. Hoge gehalten aan melkzuur gaan vaak samen met een laag drogestofpercentage en een laag aandeel suiker. Dit laatste is eenvoudigweg te verklaren doordat melkzuurvormende bacteriën suiker als energie verbruiken om melkzuur te produceren. Een proces dat ook in de koe plaatsvindt. de melkzuurvormende bacteriën voor, die onder normale omstandigheden voldoende aanwezig zijn op het gras. Wanneer het gras wat natter (onder de 40 procent droge stof) wordt ingekuild, is er extra melkzuur nodig om de kuil stabiel te krijgen. Meer melkzuur betekent echter ook meer vorming van gisten. Die voeden zich namelijk met melkzuur. Gisten wordt tegengegaan door azijnzuurbacteriën, Is hoger dan altijd beter? Robin Wolf, productmanager bij Eurofins, denkt van niet. „Wij houden op ons analyseformulier een streefwaarde aan afhankelijk van het drogestofgehalte. Een hoog aandeel melkzuur is gunstig en verhoogt de melkproductie, maar een te hoog aandeel melkzuur kan een flinke belasting van de pens veroorzaken. Melkzuur kan op twee manieren de pens-pH beïnvloeden, direct en indirect. Direct is het een sterk zuur die de pens-pH beïnvloedt. Indirect zorgen de zuren in kuilen ervoor dat er voorvertering plaatsvindt; dit maakt kuilen sneller afbreekbaar in de pens. Voedingsstoffen voeden bacteriën in de pens en het snel vrijkomen van voedingsstoffen zorgt daarom voor een hoge activiteit van pensbacteriën. Deze bacteriën produceren zuren waardoor de pH in de pens zakt. Bij een te lage pH kunnen bepaalde bacteriesoorten niet overleven. Dit zijn met name bacteriën die celwanden afbreken. Hierdoor is de pens minder in staat om zichzelf te bufferen met subklinische pensverzuring tot gevolg.” Ook spreekt Wolf over de negatieve gevolgen van kuilen met een lage pH die wat langer blijven liggen. „Bij zuurdere kuilen gaat het voorverteringsproces langzaam door. Dat kost energie.” De productmanager zegt dat ze dit ondervonden tijdens een proef met 54 maïskuilen (die over het algemeen een lagere pH hebben dan graskuilen), die ze elke maand Tekst: Sjouke Jacobsen Beeld: Ruth van Schriek Topkuil is een platform om kennis te delen, die leidt tot betere voorjaarskuilen. Onderdeel hiervan is de wedstrijd om de beste voorjaarskuil. Topkuil is een initiatief van Melkvee.nl, Countus, Eurofins Agro, OCI Agro, Plantum, Reesink en Van Iperen. Voor meer informatie: www.topkuil.nl opnieuw gemonsterd hebben. „We kwamen erachter dat de maïskuilen tot 70 gram zetmeel per kilo droge stof kunnen verliezen. Het verteringsproces staat dus niet stil.” Dilemma Jan Rozeboom, nutritionist bij ABZDiervoeding, herkent het verhaal van de te hoge aandelen melkzuur in gras- en maïskuilen. „Wij komen in de praktijk wel eens kuilen tegen met meer dan 80 tot soms wel over de 100 gram melkzuur.” Rozeboom vertelt dat dit heel lastige kuilen zijn om een goed rantsoen mee te maken. Daarbij legt hij allereerst uit dat de drogestofopname onder druk komt te staan bij dergelijke melkzuurgehalten. „De koe gaat zich beschermen tegen het zuur door minder te vreten.” Een ander aspect dat de nutritionist noemt, is het feit dat melkzuur wel een directe energiebron voor de koe is, maar niet voor de pensbacteriën. Er wordt als het ware een stukje voorvertering in de pens overgeslagen. „Een gezonde koe heeft een actief pensmilieu nodig”, stelt Rozeboom. „Kuilen met een hoog aandeel melkzuur hebben vaak weinig suiker. Maar extra suiker of een andere energiebron voeren die in de pens verteert, betekent een nog hogere belasting van de pens, die al veel te verduren krijgt door het hoge aandeel zuur. Dit is een lastige situatie waar veel rantsoenberekeningsprogramma’s geen goed antwoord op hebben. De oplossing is dan vaak om voldoende energiebronnen die langzamer beschikbaar komen te verstrekken, in combinatie met buffers om het pensmilieu te stabiliseren en de omzetting van melkzuur naar propionzuur goed te doen verlopen. Goed zanddek beter Desondanks vindt Rozeboom dat melkzuur geen slechte naam mag krijgen. „In beperkte hoeveelheid is het alleen maar gunstig om de kuil sneller stabiel te krijgen.” Het gebruik van inkuilmiddelen die de melkzuurproductie bevorderen bij drogere kuilen is wat hem betreft goed, maar het standaard gebruik van inkuilmiddelen gaat hem te ver. „Bij normale omstandigheden met voldoende suiker in het gras en een gemiddeld drogestofgehalte rond de 40 tot 45 procent is een inkuilmiddel niet nodig. Een goed zanddek is beter.” Bij natte kuilen vindt hij dat het toevoegen van melkzuurvormende inkuilmiddelen juist averechts kan werken. „Het is een dilemma omdat veel melkzuur nodig is voor een goede conservering, maar je daarmee wel extreme situaties in de hand werkt. Wij adviseren om in die situatie silagemix te gebruiken, een mengsel op basis van bietenpulp die laagsgewijs over de kuil wordt uitgereden. Daarmee wordt het suikergehalte in de kuil beïnvloed en tevens beperkt dit de perssapverliezen, doordat het mengsel veel vocht opneemt.” Inschatten lastig Ook Piet Riemersma, ruwvoeradviseur bij Van Iperen, producent van onder andere meststoffen maar ook verkoper van inkuilmiddelen, onderkent het probleem van te hoge melkzuurgehalten. „Dat is iets dat je niet moet willen. In zulke gevallen is er vaak sprake van een vochtig ingekuild product, waar ondoordacht nog eens extra melkzuurbacteriën aan zijn toegevoegd”, vertelt hij. Geen inkuilmiddel in zo’n situatie is wat hem betreft ook geen optie. „Met een hoog aandeel melkzuur weet je één ding: gisten gaan ook explosief aan de slag. Daarom is het toevoegen van azijnzuur nodig om broei te voorkomen.” Riemersma spreekt niet tegen dat bij normale omstandigheden en een goed inkuilmanagement een inkuilmiddel niet nodig is, maar maakt daarbij wel de opmerking dat het van tevoren erg moeilijk is in te schatten. Toch vindt hij dat er wel een paar aspecten zijn die kunnen meewegen of en welk inkuilmiddel gebruikt kan worden. „Melkzuurbacteriën zitten, onder normale omstandigheden, voldoende op het gras en komen met het inkuilen in de kuil terecht. Bij hogere temperaturen zijn er voldoende melkzuurbacteriën aanwezig om de kuil stabiel te krijgen. Is het een koud voorjaar, dan is het aandeel melkzuurvormende bacteriën veel lager. In dat geval is het toevoegen van melkzuur gewenst. Lijkt het ruweiwitgehalte boven de 16 procent uit te komen, dan is er extra melkzuur nodig om de kuil stabiel te krijgen. „Wanneer het conserveringsproces te lang duurt, zet een deel van het eiwit om in ammoniak.” ‘Veilige’ melkzuurbacteriën Bij twijfel kan volgens Riemersma ook gekozen worden voor een inkuilmiddel met ‘veilige’ melkzuurbacteriën en azijnzuurvormende bacteriën. Deze combinatie van bacteriën zijn minder belastend voor de pens. Dat deze combinatie van bacteriën niet standaard gebruikt wordt, is een economisch verhaal. „Dit soort inkuilmiddelen zijn wat duurder”, aldus de ruwvoeradviseur. Voor Riemersma staat één ding voorop. „Melkveehouders doen er verstandig aan zich goed te verdiepen en zich te laten adviseren in de soorten inkuilmiddelen en hun werking.” Dat voorkomt wat hem betreft teleurstellingen. MELKVEE NR 9 SEPTEMBER 2016 31