Uitwerking In het aanvullend beleidsakkoord kondigde het kabinet eind maart 2009 aan dat er in 2009 en 2010 extra geld beschikbaar kwam voor verbetering van het binnenmilieu en energiebesparing in schoolgebouwen. Voor het voortgezet onderwijs wordt hiervoor plm. 40 miljoen verdeeld via de schoolbesturen. Voor het basis- en speciaal onderwijs wordt hiervoor 97,5 miljoen verdeeld door een specifieke uitkering voor gemeenten. Deze Regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair onderwijs 2009 is op 11 september 2009 gepubliceerd in Staatscourant nr 13525. Hoofdlijnen regeling Per gemeente is een in een bijlage bij de regeling vermeld maximaal bedrag beschikbaar. De kern van de aanvraag zal moeten bestaan uit een specificatie van “projectkosten”. In deze projectkosten moet een gemeente aangeven welke maatregelen, voor welke school, met behulp van de specifieke uitkering worden gerealiseerd. In een bijlage bij de regeling zijn een tiental activiteiten vermeld die als projectkosten in aanmerking komen voor financiering met het geld van de regeling (waaronder bijv. vervanging enkel glas door dubbel glas, aanbrengen CO2 meter e.d.). Per activiteit worden in de regeling (soms) aanvullende randvoorwaarden gesteld. Voor elke activiteit is in de bijlage tevens een maximaal bedrag per eenheid vermeld dat op grond van de regeling kan worden gefinancierd. Daarnaast kan maximaal 10 % van de totale projectkosten aan andersoortige activiteiten worden besteed. Tenslotte kan per Brinnummer van scholen die in de projectkosten worden vermeld een bedrag van € 1000 worden opgevoerd voor een Energie en Binnenmilieu Advies (EBA), omdat zo’n advies vereist is voor de onderbouwing van de noodzaak van de activiteit. Van de totale projectkosten wordt maximaal 60 % vergoed op grond van de regeling. De gemeente moet dus zorgen dat voor de overige 40 % van de projectkosten uit andere bron financiering beschikbaar is. De regeling vereist niet dat dit gemeentelijk geld is. Alleen activiteiten voor gebouwen opgeleverd vóór 31 december 2003 komen in aanmerking. De maatregelen moeten uiterlijk 31 december 2010 zijn gerealiseerd. De aanvraag moet door de gemeente uiterlijk 31 december 2009 zijn ingediend. De schoolbesturen moeten, als blijk van instemming met de gekozen maatregelen, de gemeentelijke aanvraag mede ondertekenen. Gezien het tijdstip van publicatie van de regeling hebben gemeenten bijzonder weinig tijd om een aanvraag voor te bereiden. Gemeenten zullen immers besluiten moeten nemen over: de mate waarin zij uit eigen middelen de vereiste co financiering beschikbaar hebben welke maatregelen zij, en de schoolbesturen in hun gemeente, wenselijk of noodzakelijk achten welke aanvullende voorwaarden zij aan deze maatregelen stellen (bijv. co financiering door een schoolbestuur bij bijvoorbeeld de vervanging van een CV ketel) of zij een subsidieplafond hanteren en hoe hoog dit subsidieplafond dan moet zijn welke prioriteitscriteria zij hanteren bij de verdeling van dit subsidieplafond op welke wijze zij de verdeling van de gelden over de scholen juridisch vormgeven. Ondersteuning VNG De VNG heeft in 2009 gemeenten ondersteund bij het tijdig indienen van een aanvraag, o.a. met en stappenplan en een rekenmodel. Deze documenten zijn na de sluiting van de aanvraagtermijn niet meer relevant en dus van onze site verwijderd. In 2010 zullen gemeente zich samen met de scholen moeten inspannen om de bij het rijk aangevraagde maatregelen tijdig te realiseren. VNG model aanvullende voorziening o.g.v. Verordening materiële en financiële gelijkstelling. De regeling van het rijk is gericht aan gemeenten. Schoolbesturen kunnen niet rechtstreeks een beroep op deze regeling doen. Gemeenten zullen als zij een aanvraag indienen zelf ook een regeling moeten treffen op basis waarvan zij het geld over de schoolbesturen verdelen. De subsidietitel van de Awb is op deze regeling van toepassing, maar ook de onderwijswetgeving stelt eisen aan deze regeling. In artikel 6 van de WPO en de WEC is namelijk bepaald dat gemeenten geen uitgaven mogen doen ten behoeve van het niet door de gemeente in stand gehouden onderwijs dan krachtens de wet. De WPO en WEC bieden hiervoor drie mogelijkheden: 1 De Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs (gebaseerd op art. 102 WPO resp. art. 100 WEC); 2 De Verordening materiële en financiële gelijkstelling (gebaseerd op art. 140 of 140a of art. 141 WPO resp. art. 134 of art. 134a of art. 135 WEC) 3 een doordecentralisatieovereenkomst, in dit geval met een looptijd van één jaar (gebaseerd op art. 111 WPO resp. 109 WEC). Ad 1 De VNG is van mening dat de maatregelen waarvoor bij het rijk subsidie kan worden verkregen niet kunnen worden beschouwd als voorzieningen in de huisvesting in de zin van artikel 92 WPO. Daarom is het niet mogelijk om het geld onder scholen te verdelen met behulp van de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs. Ad 2 Voor allerlei andersoortige gemeentelijke uitgaven t.b.v. het onderwijs heeft de VNG een modelverordening materiële en financiële gelijkstelling, gebaseerd op artikel 140/140 a WPO. Voor specifieke uitgaven (bijv. vervoer naar zwembaden, extra ICT middelen e.d.) kunnen gemeenten in de vorm van een bijlage bij deze verordening op maat toekenningscriteria, aanvraagtermijnen, subsidieplafonds en prioriteitscriteria formuleren. De maatregelen voor binnenmilieu en energiebesparing behoren naar de mening van de VNG tot deze andersoortige uitgaven en kunnen dus alleen met behulp van een verordening o.g.v. artikel 140 of 140 a WPO aan scholen worden uitbetaald. De VNG modelverordening voorziet ook in een zogenaamde “aanvullende voorziening”, die speciaal bedoeld is voor spoedeisende maatregelen. De criteria hiervoor kunnen door het college worden geformuleerd. De wet vereist dat zo’n aanvullende voorziening binnen 1 week aan de betreffende schoolbesturen wordt verzonden, en binnen 12 weken aan de gemeenteraad ter bekrachtiging wordt voorgelegd. Deze aanvullende voorziening is dus uitermate geschikt om ook de maatregelen ter verbetering van het binnenmilieu aan schoolbesturen toe te kennen. Een model voor een aanvullende voorziening t.b.v. de maatregelen voor het binnenmilieu staat inmiddels op onze site. Gemeenten die nog geen verordening materiële en financiële gelijkstelling hebben vastgesteld zullen dit wel alsnog moeten doen. Ad 3 De onderwijswetgeving biedt, naast de weg van de twee verschillende verordeningen, ook nog de mogelijkheid om in een overeenkomst tussen gemeente en schoolbestuur een jaarlijks bedrag aan schoolbesturen ter beschikking te stellen ten behoeve van de huisvesting. Omdat deze mogelijkheid geplaatst is in de afdeling waarin de huisvesting van het onderwijs is geregeld is, net als de hierboven eerstgenoemde verordening , zo’n overeenkomst naar onze mening alleen bedoeld voor huisvestingsvoorzieningen in de zin van artikel 92 WPO. Het is daarom niet mogelijk om het geld via een overeenkomst door te geven aan scholen Oproep: stuur uw good practices in Heeft u voorbeelden van bijvoorbeeld collegevoorstellen, raadsvoorstellen, inventarisatieoverzichten of aanbesteding van EBA adviezen die ook bruikbaar zijn voor andere gemeenten dan plaatsen wij die graag op onze website. Indien u dat wenst kunnen wij ze ook anonimiseren. Wij ontvangen uw goede voorbeelden graag via [email protected] FAQ’s op site CFI Op www.cfi.nl vindt u een lijst met veelgestelde vragen over de rijksregeling