Apologetiek Een inleiding JJGrandia, Gomarus scholengemeenschap Inhoudsopgave Deel 1 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 Apologetiek, een inleiding Omschrijving Apologetiek – evangelisatie Apologetiek – dogmatiek Apologetiek voor jouw Conclusie. 2 2.1 2.2 2.3 2.4 Geschiedenis Vroege kerk Middeleeuwen Verlichting Conclusie 3 3.1 3.2 3.3 3.4 Christen- zijn nu Christen zijn Koninkrijk der hemelen Solidariteit en antithese Conclusie 4 4.1 4.1.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.3 4.4 Staan in de tijdgeest Moderniteit Secularisatie Reacties op secularisatie reactie 1 Solidariteit reactie 2 Verzuiling Verandering van strategie Plaats religie in publieke domein Conclusie Deel 2 5 Intellectuele hindernissen 5.1 Redenen om Gods bestaan af te wijzen 6 God bestaat 6.1 Godsbewijzen 6.1.1 Ontologisch Godsbewijs 6.1.2 Kosmologisch Godsbewijs 6.1.3 Teleologisch Godsbewijs 6.1.3.1 Antropisch Principe 6.1.3.2 Intelligent Design 6.1.4 Moreel Godsbewijs 6.2 Conclusie 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 Vele religies en een waarheid Pluralisme Universalisme Relativisme Exclusivisme Conclusie 8 8.1 8.2 God en het lijden Lijden en Gods bestaan Theodicee 8.3 8.4 Leiding in lijden Conclusie 9 9.1 9.2 6.3 Autonomie Herkomst autonomie Afweging Conclusie 10 10.1 10.2 10.3 Zingeving Wens van de mens Vijf bedenkingen Conclusie Deel 3 11 Ontmoetingspunten 11.1 11.1.1 11.1.2 11.1.3 11.4 Ontmoetingspunten Casus Inleiding Probleem Verwerking 11.2 11.2.1 11.2.2 11.2.3 11.2.4 Het onvervulde verlangen Casus Actualiteit Afweging Verwerking 11.3 11.3.1 11.3.2 11.3.3 11.3.4 Het besef van sterfelijkheid Casus Actualiteit Afweging Verwerking 11.4 11.4.1 11.4.2 11.4.3 11.4.4 De menselijke zedelijkheid Casus Actualiteit Afweging Verwerking 12 12.1 12.2 12.3 Argumenten voor het christelijk geloof Actualiteit Geloven is noodzakelijk Verwerking 13 Literatuur H.1 Apologetiek is … Inleiding Een buurman kwam een christen tegen. De buurman zei: "Ik weet zeker dat u niet in uw godsdienst gelooft". "Waarom niet?" vroeg de christen. "Omdat", zei de ander, "u me jarenlang bent tegengekomen als ik van huis naar de zaak op weg was. U gelooft toch dat er een hel is waar mensen in worden geworpen"? "Jazeker" zei de christen. "En u gelooft, dat ik zonder geloof in Christus daarheen gestuurd wordt?!" "Jazeker", zei de christen. "Ik weet zeker dat u er niet in gelooft", luidde het weerwoord. "Als dat wel zo was, moet u wel een heel onmenselijk zijn om me elke dag tegen te komen en daar nooit over te vertellen of me ervoor te waarschuwen". Leerdoelen: Je weet wat apologetiek betekent Je weet wat het verschil tussen apologetiek en evangelisatie is. Je weet hoe de relatie apologetiek en dogmatiek (geloofsleer) ligt. Je weet dat ook onbekeerden de verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van apologetiek. Je beseft dat een christen niet zonder apologetiek en evangelisatie in de wereld kan staan. 1.1 Omschrijving Apologetiek Het woord apologetiek is van oorsprong een Grieks woord. Via de Bijbel is het onder christenen een bekender woord. Apologetiek komt van het werkwoord apologeomai en het zelfstandige naamwoord apologia. Meestal worden deze woorden vertaalt met “verantwoorden” en “verantwoording”. Verantwoorden wil zeggen dat je aan een ander uitlegt wat je gedaan hebt. Je geeft antwoord op gestelde vragen. Zo legt Paulus aan Festus uit waarom hij door de Joden veroordeeld is (Hand.25:16). Aan de gemeente van Korinthe legt hij uit welke rechten en plichten hij heeft als apostel (1 Kor.9:3). Wanneer hij voor de rechter gedaagd wordt, dankt hij de gemeente te Filippi voor hun geestrijke medeleven tijdens zijn verantwoording. (Fil.1:7). Paulus legt verantwoording af van zijn apostelschap. Bij apologetiek gaat het om verantwoording. Omschrijving Apologetiek is: de bezinning op de intellectuele verantwoording van het christelijk belijden. 1.2 Apologetiek – Evangelisatie. Apologetiek is niet hetzelfde als evangelisatie. Je weet dat de apostel Paulus overal het Woord verkondigde. Bijvoorbeeld in Lystre (Hand.16:8,15). Of Filippi (Hand.16:10) Voor verkondigen lees je vaak het woord: “evangeliseren”. In de verkondiging wordt het Woord uitgelegd. Worden mensen opgeroepen tot bekering. Paulus doet dus twee verschillende dingen. Hij verkondigt het woord En hij verdedigt zijn doen en laten als apostel. Dus: Evangelisatie roept op tot geloof. Fillipus was voor de Moorman een echte Evangelist. Hij legde uit Wie Christus was naar aanleiding van Jesaja 53. Hij preekte, hij doopte. Apologetiek geeft antwoord op kritische vragen. Antwoord op hindernissen om in God te geloven. Je gaat het gesprek aan over vragen: bestaat God wel? 1.3 Apologetiek – dogmatiek Dogma is een Gezaghebbende leeruitspraak Apologetiek kan niet zonder dogmatiek. Onder dogmatiek komt van dogma. Een dogma is een gezaghebbende en leerstellige uitspraak. Een voorbeeld daarvan is: God is Drie-enig. Apologetiek veronderstelt dogmatiek. Het is onmogelijk om iets over God uit te leggen, wanneer we niet zouden weten Wie Hij is. Toch is tussen beiden een groot verschil. Dogmatiek verwoord wat de Bijbel zegt. Uit allerlei Schriftgegevens wordt duidelijk Wie God is, wat Drie-enigheid is, wat we onder voorzienigheid hebben te verstaan. Het gaat in de dogmatiek om eeuwige waarheden, en om de geloofsinhoud. In de apologetiek gaat het om de toepassing van die eeuwige waarheden in de tijdgeest. De tijdgeest wisselt. Dan is het taak van de apologetiek om met telkens andere bewoordingen, dezelfde aloude geloofsinhoud toegankelijk te maken aan critici daarvan. Apologetiek gaat dus niet vooraf aan de dogmatiek, maar volgt op de dogmatiek. Dat betekent dat apologetiek ook niet kan functioneren als een soort opstap naar de dogmatiek. Apologetiek dan ook geen cursus “christendom-voor-dummies”. Verschil dogmatiek en apologetiek 1.4 Apologetiek voor jou Paulus Paulus had een speciale zending van God om te evangeliseren. Daaruit vloeide voort dat hij zich moest verantwoorden. Hoe zit dat met christenen in het algemeen. Hebben die wat met apologetiek te doen? Uit Handelingen wordt dat niet duidelijk. Daar wordt verslag gedaan van de geschiedenis van de zending. Petrus De brieven in het Nieuwe Testament zijn daar wel duidelijk over. De apostel Petrus roept de gemeenteleden uitdrukkelijk op tot apologetiek. Kerntekst is 1 Petr. 3:15,16,17: 15 Maar heiligt God den Heere in uw harten; en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze. 16 En hebt een goede consciëntie, opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden, die uw goeden wandel in Christus lasteren. 17 Want het is beter dat gij wel doende (indien het de wil Gods wil) lijdt, dan kwaad doende. Petrus gaat in op een aantal vragen. 1 Wanneer moet je bereid zijn om aan apologetiek te doen? Altijd. Altijd wanneer een ander ter verantwoording roept. Petrus wil dus niet zeggen dat jij altijd en overal over je levensovertuiging moet beginnen. Het gaat in de tekst over een basishouding. Je moet altijd bereidwillig zijn, altijd in staat zijn om je levensovertuiging uit te kunnen leggen. 2 Waarom moet je aan apologetiek doen? Drie antwoorden. 1 Omdat God dat vraagt. God ontfermt Zich over de wereld. Daarom moeten Christenen dat ook doen. Daarin lijken christenen op Christus. Altijd bereid om in gesprek te gaan. 2 Om mensen die het Evangelie bespottelijk maken te beschamen. Om hen te laten zien en horen dat ze zich vergissen. Je zou het ook zo kunnen zeggen: Petrus wil dat je de ander respect voor het christendom leert hebben. 3 Tenslotte wijst de apostel Petrus in de tekst op een heel ander punt. Een persoonlijk punt. Wie de Naam van God belijden zal onder de mensen, zal vrijmoedigheid vinden in het gebed tot God. Je hebt namelijk een goed geweten. 3 Hoe moet je aan apologetiek doen? Met zachtmoedigheid en vreze, zo schrijft Petrus. Zachtmoedig wil zeggen in liefde. Vreze duidt op Godsvreze. Dat wil zeggen dat jij je afhankelijk voelt van God. Dat je uit eerbied voor Hem niet kunt zwijgen wanneer anderen Hem onteren. 4 En als je onbekeerd bent? Petrus adresseert de oproep tot apologetiek. Apologetiek kan niet zonder het heiligen van God in het hart. En het gaat over de hoop die in je is. Heiligen wil zeggen apart zetten, afzonderen. Door de Doop ben jij apart gezet van de wereld. Jij bent een christen, je weet van God. Daarnaast heeft heiligen een diepere betekenis. Dan gaat het over het eren van God. Eren wil zeggen dat je Zijn wil zwaar laat wegen. Je gehoorzaamt Hem uit liefde. Er zit dus een dubbele bodem in het woord heiligen. Nu het volgende gedeelte uit de tekst: de hoop die in je is. Hoop op het eeuwige leven, dat is een van de vruchten van het werk van Gods Geest in het hart. Hoop hoort bij geloof en liefde. Al die vruchten van het genadeleven kunnen iet buiten de kennis op. Dan stuiten we wat andere betekenis van de hoop. Het gaat om de hoopvolle leer van het Evangelie. 1.5 Conclusie Apologetiek is nodig, zodra ongeloof zich tegenover geloof verzet. Het is de bezinning op de verantwoording en communicatie van de christelijke levensovertuiging. Apologetiek speelt in op de actualiteit, brengt in de eigen tijdgeest de aloude geloofsinhoud onder de aandacht. Het is een roeping voor alle gemeenteleden en voor Gods kinderen in het bijzonder. In de verantwoording gaat het om twee dingen. Je bent in staat om uit te leggen wat het christendom inhoud en waarom je christen bent. Je laat de ander nadenken over wat je zegt. Je schept een klimaat van acceptatie ten aanzien van je christelijke levensovertuiging. Je maakt het christelijke geloof relevant voor de ander. 2 Geschiedenis “Gij vereert de goden niet”, zo verwijt men ons. “gij brengt geen offers voor de keizers”. Daarom worden wij beschuldigt van heiligschennis. Welnu, wij zijn opgehouden uw goden te vereren vanaf het ogenblik dat wij tot inzicht kwamen dat het geen goden zijn. Daarom hoeven ze niet geëerd te worden. We zouden strafbaar zijn als u kunt aantonen dat wat wij niet vereren, wel degelijk goden zijn. Wij protesteren. Uw goden zijn geen goden. Zal ik hen een voor een gaan bespreken? De oude en de nieuwe, de uitheemse, de Griekse, de Romeinse, de geadopteerde, de mannelijke en de vrouwelijke, de goden van land en stad, van zeelieden en krijgsheren? Het zou vervelend zijn al hun namen op te noemen. Om het samen te vatten, geen van de goden is ouder dan Saturnus. Van hem stammen alle goden af. Of althans de betere en meer bekende. Als Saturnus een mens is, stamt hij ook af van de mensen. Vereert gij alleen uzelf. Uit: Tertullianus, Aplogeticum Leerdoelen Je leert in de hoofdstuk de hoofdlijn van de geschiedenis van de apologetiek. Uit de geschiedenis leer je dat de apologeet altijd inspeelt op zijn eigen tijd. En dat we daarom opnieuw in onze tijd het christendom moeten neerzetten en onze tijd vanuit het christendom moeten doordenken. Ook maak je kennis met de valkuilen van de apologetiek. 2.1 Vroege Kerk Vanaf 200 n. Chr. Apologeten De eerste apologeten komen op rond 200 n. Chr. Enkele bekende namen zijn Tertullianus, Clemens, Origines en Augustinus. Welvaart Waarom kwam juist in de tweede eeuw n.Chr. de apologetiek op? Het was een tijd van grote welvaart. Sterke keizers, gekozen op kwaliteit van leider, brachten orde. De grenzen van het rijk werden goed bewaakt. De burgers kregen rust. Vrijheid van meningsuiting bevorderde de uitwisseling van gedachten. Kritiek op afgoden Kritiek op de oude goden groeide. Xenophanes, een heiden, zegt over de afgoden: “Een Ethiopier heeft zwarte goden, een Thracier blanke. Als koeien en paarden handen hadden, zouden ze goden maken die er als koeien en paarden uitzagen”. Plato, een heidense geleerde, stelde dat die goden door mensen zelf gemaakt waren. Dan stelden ze ook niet zo veel voor. Daarentegen groeide de belangstelling voor de Oosterse religies. Bekende voorbeelden naast de Mitrhas-dienst het Jodendom en het Christendom. De laatste twee wonnen veld door hun hoge levensstandaard. Apologeten: Voor machthebbers Twee stappen Voedingsbodem: - vrijheid van meningsuiting -Christenvervolging De apologeten gaan het Christendom onder de aandacht brengen van de intellectueel. Aan de machthebbers pogen ze het onredelijke van het ongeloof aan te tonen. Al het redelijke leidt tot het Christendom het heidendom Apologieën bestonden dan ook meestal uit twee stappen. 1 Laster op het Christendom wordt weerlegd 2 De kern van het Christendom wordt uiteengezet. Veelal sloot men aan bij bestaande gedachten van filosofen. Via redeneringen toonde men aan dat er maar een God kon zijn. De voedingsbodem voor de apologeten is de vrijheid van meningsuiting. Tegelijk staan de apologeten tegen de achtergrond van de christenvervolgen. Die waren constant aanwezig. Dan hier, dan daar. Maar echt vertrouwen deed men de christenen niet. Ondanks de grote mate van tolerantie achtte men christenen toch als staatsgevaarlijk door hun exclusieve waarheidsaanspraken. Christenen waren niet van plan om naast God de keizer als een god te vereren. Hoe loyaal waren christenen dan aan de samenleving? Die twijfel werd verder gevoed doordat christenen bepaalde cultuur uitingen meden. Ze gingen niet massaal naar de theaters en badhuizen. Daarnaast vormden christenen, samen met de joden, de enige groep gelovigen die geen zichtbare, tastbare beelden had. Wat deden zij precies in de kerk? Daar was geen duidelijk beeld over onder de gemiddelde romein. Daardoor gingen allerlei fantasieën rond. Men dacht zelfs aan kannibalisme, wanneer tijdens de bediening van het Heilig Avondmaal de predikant zei: “eet, drinkt, dit is Mijn Lichaam dat voor u verbroken wordt”. Christenen werden door heidense intellectuelen bespot. Celsus drong bijvoorbeeld aan: “Waarom brengt gij niet u zelf om het leven? Dan gaat ge dadelijk naar uw God en bezorgt ge ons weinig moeite”. De geschiedenis laat ook zien dat de martelaren met hun standvastigheid meer bijgedragen tot de verbreiding van het christendom, dan de apologeten met hun verstandelijke redeneren. De emoties die dat met zich mee brengt, spreken meer aan, dan een gedachte die je leest. Kenmerken van de apologeten: 1 richten zich tot de machthebbers. 2 defensief: appel gedaan om recht te doen. 3 offensief: onredelijke van ongeloof wordt aangetoond. 2.2 Middeleeuwen Christendom is staatsgodsdienst, In de Middeleeuwen komen we in een ander klimaat. Het christendom is staatgodsdienst geworden (sinds 363 apologie gericht tegen ketterijen Scholastiek n.Chr.) In de loop der eeuwen heeft het een machtige positie in Europa gekregen. Het heidendom wordt steeds meer overwonnen, theologie gaat zich steeds meer ontwikkelen. Toch blijft de apologetiek in de belangstelling staan. Thomas van Aquino (1225-1274) schreef naast een dogmatiek ook de vierdelige Summa contra Gentiles. Dat boekwerk is een verantwoording voor Islamieten, Joden en andere atheïsten. Een apologetisch handboek dus. Maar dan gericht op de verbreiding van de waarheid. Thomas van Aquino gebruikt in zijn boek de universitaire methode. Die staat bekend onder de naam scholastiek. Daar zit het woord school in. Onder scholastiek verstaat men de universitaire manier van redeneren uit de middeleeuwen. In de middeleeuwen poogde men, onder leiding van het denken van mannen als Aristoteles, zo logisch mogelijk te denken in alle takken van wetenschap. Ook binnen de theologie. Geloof en rede werden daartoe heel dicht bij elkaar getrokken. Door de rede was het zelfs mogelijk om heel dicht bij de genade te komen. Als je maar op de juiste manier redeneerde. Taakstelling De taakstelling van de apologetiek is duidelijk: het overtuigen van de waarheid van het christelijk belijden door het rationeel inzichtelijk te maken. Door gebruik te maken van de scholastische methode legt men nadruk op de redelijkheid van het christelijk belijden. Ongeloof wordt als een denkfout benadert. Door goed gebruik van de natuurlijke vermogens wordt het mogelijk op te klimmen tot de genade Kenmerken Kenmerken van de middeleeuwse apologetiek: 1 denken vanuit “natuur – genade” schema 2 hanteren van de scholastieke denktrant 3 sterk offensief 2.3 Reformatie en Nadere Reformatie Verhouding geloof en rede Met de reformatie en nadere reformatie komen we in een andere theologie. De verhouding tussen rede en geloof gaat veranderen. Iemand als professor G. Voetius (1589 – 1676) maakt wel gebruik van de scholastieke methode, maar zegt heel duidelijk in zijn disputaties dat je niet door het gebruik van de rede gaat geloven in God. Ook is de rede niet de grond van het geloof. Het werk van de Heilige Geest komt op de voorgrond te staan. Binnen de apologetiek wordt dan ook niet zozeer betoogt dat je door de natuur kunt opklimmen tot de genade. Bekering is een werk van Gods Geest. Maar wel is er veel aandacht voor het weerleggen van dwalingen. Dat zie je duidelijk in het voorwoord van de Institutie van J.Calvijn, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. Nadruk op werk Gods Geest In het Duitse taalgebied verschijnt de Apologia van Ph.Melancton. Roomsen, Socinianen, Cartesianen en later de Remonstranten, ze werden allen, op grond van Schrift en belijdenis, weerlegt. Taakstelling Kenmerken Taakstelling van de reformatorische apologetiek: verbreiden van de gereformeerde leer weerlegging van ketterijen. J.Hoornbeeck spant met zijn Summa Controversiarum Religiones (1653) de kroon. Kenmerken van de reformatorische apologetiek: 1 Duidelijk ingaan op actuele vragen van toen, zoals. Socianisme, Arminianisme, Rooms-katholicisme. 2 Sterk dogmatisch. 3 Oecumenisch, alle reformatorische kerken werkten samen. 2.4 Na de Verlichting Opkomst atheïsme. Na de Verlichting verandert de invulling van de apologetiek opnieuw. Door de opkomst van het rationalisme krijgt de Bijbel een andere plaats. Het is niet langer vanzelfsprekend dat men christen is. Atheïsme komt op. Apologetiek verandert van inhoud. Want apologetiek is de brug tussen christen en moderne mensen geworden, in plaats van een wapen in de hand van christenen. Omdat de waarheidsvraag is omgebogen in de vraag van het elkaar verstaan. Apologetiek wordt een soort gespreksvaardigheid, op grond van de gedachte dat alle godsdiensten tot God leiden. Je zou ook kunnen zeggen: apologetiek wordt steeds meer verbonden aan hermeneutiek. Hermeneutiek gaat over het verstaan en begrijpen van de ander. Hetzij schriftelijk, hetzij mondeling. Andere inhoud apologetiek Hermeneutiek Apologetiek is de zoektocht naar humaniteit Een voorbeeld vind je bij F.D.E.Schleiermacher (17681834): Hij wil het christelijk geloof onder de aandacht van de ongelovige en intellectuele medemens brengen. Daarom schrijft hij zijn bekende “Rede ueber die Religion” (1799). Aan mensen die religie verachten, komt hij met voor die tijd een nieuwe visie. In religie komt de mens tot werkelijke mens-zijn. Bekering wordt ingevuld als: ervaren van het Boven-alles of Achter-alles. Daar hoort bij het inzicht komen van je mens-zijn. Zonder religie zijn wij mensen beroofd van onze hoogste mogelijkheden. Deze aanpak is later in de 19de eeuw veel toegepast. Een latere ontwikkeling is dat het in de apologetiek niet om de argumenten voor het christelijke belijden gaat, maar om de persoonlijke, existentiële keuze. Geloof is geen systeem van objectieve waarheden, voor de rede is geloof zelfs absurd. Geloof is de persoonlijke en irrationele stap. Die is voor ieder anders. Daarom geen argumenten. Apologetiek boort de ervaring aan. Het gaat om een beleving, om een zich afhankelijk weten van God. Religie is bij Schleiermacher gevoel voor het Oneindige, religie is afhankelijkheidsbesef. Ervaring van God en openbaring van God gaan dan samenvallen. Door de ervaring vind je de openbaring. Theologie wordt dan psychologie. Probleem bij deze aanpak is dat zo ervaring van de gelovige tegenover de ervaring van de ongelovige gezet wordt. Een ja tegenover een nee komt te staan. Zo heb je nog geen gesprek. Ook is deze methode niet eerlijk. Het kan een vorm zijn van religieuze chantage. Het christendom biedt dan oplossing aan mensen die vastlopen in allerlei vragen. Mensen wordt ongeluk aangepraat, opdat er een voedingsbodem voor het Evangelie zal komen. Het Evangelie wordt als een antwoord op onze vragen verkondigd. Dan gaat de Wet ten koste van het Evangelie naar de achtergrond. 2.5 Conclusie Algemene conclusie is dat we het werk van vorige eeuwen niet goed kunnen gebruiken in onze tijd. De apologeten uit de eerste eeuwen kunnen we niet zomaar overnemen. Om twee redenen 1 Omdat de dogmatische bezinning gering is bij hen. Die heeft juist na de derde en vierde eeuw een grote ontwikkeling doorgemaakt. 2 In plaats van dogmatiek gebruikten ze veel tijdgebonden filosofie. Bijvoorbeeld Justinus spreekt over een Logicus Spermaticus. Rede veelal gezien als de kiem van Logos. 3 Het nadrukkelijk gebruik van rede en logica is uiteindelijk toch niet zo sterk. De martelaren hebben meer bijgedragen hebben tot de verbreiding van het christendom dan de boeken van de apologeten. Anders gezegd, het redebewijs (oude apologeten, dogmatici) is niet overtuigend gebleken. In de Middeleeuwen en Reformatie verschuift de aandacht steeds meer naar het weerleggen van de dwalingen. Ook hun werk kunnen we niet gebruiken. Omdat we nu met andere dwalingen te doen hebben. De kerk van nu wordt verantwoording gevraagd over het Schriftberoep, over de autonomie van de mens, en na de WO II in versterkte mate over de theodicee. Daarnaast hebben we nu andere stromingen, zoals het existentialisme en post-modernisme. In de Verlichting verandert de koers opnieuw, apologetiek wordt een zoektocht naar waarheid. Naast de rede gaat de ervaring gaat een grotere rol spelen. De persoonlijke overtuiging wordt belangrijker. Ook de apologeten uit de moderne tijd kunnen we niet zomaar gebruiken. Omdat de waarheidsvraag te veel naar achtergrond verschuift, door de ervaring te benadrukken wordt waarheid subjectief. Dan wordt de belijdenis van de kerk verzwakt. Na de Verlichting wordt de vraag actueel of je met de apologetiek en zending kunt aanknopen bij ervaringen in de mens. In hoofdstuk 6 wordt hier verder op ingegaan. Dus: 1 We kunnen niet het werk van vroeger tijden copieren. De vragen en fronten zijn verandert. Apologeten verantwoorden het christelijk belijden in de eigen tijd. 2 Vermijdt puur verstandelijk redeneren (apologeten eerste eeuwen) en aansluiting bij ervaringen in de mensen (Verlichting). Het persoonlijke getuigenis is en blijft heel belangrijk. Want ongeloof is meer dan een denkfout. Ongeloof is ook vijandschap en onwil. Taak van de apologetiek: Klimaat van acceptatie scheppen Door het christelijke belijden als relevant neer te zetten Door levenswandel te laten zien wat het christelijke geloof betekent in het dagelijkse leven Met redelijke overwegingen het christelijke geloof kunnen onderbouwen. 3 Christen zijn nu Maandag morgen, koffiepauze. Jaap vertelt wat hij dit weekend heeft meegemaakt. Een prachtige wedstrijd van Vitesse. Subliem spel. Dan wordt jouw de vraag gesteld wat je dit weekend gedaan heb. Tja, je bent naar de kerk geweest. Daar werd belijdenis des geloofs afgenomen. Een kennis van je was daar ook bij. Moet je dat vertellen tegen voetbalfanaten? Plompverloren zegt Jaap: "Ik ben naar de kerk geweest. Daar werd belijdenis des geloofs afgenomen". Acht vragende ogen keken hem aan. Eén haalde de schouders op. En.... 3.1 Leerdoelen Je weet wat de Bijbel onder een christen verstaat Je weet wat met d uitdrukking "Koninkrijk der hemelen" bedoeld wordt. Je weet wat de roeping en taak van een christen is. Je weet hoe de begrippen solidariteit en antithese bedoeld wordt. Je kunt vanuit je christen-zijn omgaan met de wereld. 3.1 Christen zijn Beeld van christenen Christenen zijn kerkmensen, lezen uit de Bijbel. Zware christenen herken je aan hun kleding. Die doen niet aan zondagsarbeid, gaan niet naar de koopzondag, werken veelal hard en goed. Er is waardering in de maatschappij voor de betrokkenheid van christenen op maatschappelijke vraagstukken. Soms zijn orthodoxe christenen irritant aanwezig, als het gaat om discussie rondom de koopzondag, stamcelonderzoek. Dan verschijnen opeens felle meningen tegen christenen op weblogs van landelijke dagbladen e.d. Tot zover het beeld dat men heeft. Vier lijnen vanuit de Bijbel. Vanuit de Bijbel trekken in vier punten het beeld van de Christen. * Christenen leven, net als mensen die niet naar de kerk gaan, onder Gods oordeel. Alle mensen hebben in Adam gezondigd tegen God. Alle mensen delen in Zijn toorn. Want niemand gehoorzaamt God, niemand zoekt naar God. (Rom.3) Wat dat betreft is er geen verschil tussen christenen en niet-christenen. * Christenen hebben veel voor op mensen die niet van God weten. Christenen hebben het Woord van God. Ze mogen weten van wet en Evangelie. Door de prediking komt de oproep tot bekering tot hen. Dat noemen we de uitwendige roeping. * Door de Doop leven christen op het erf van het genadeverbond. Dat wil zeggen dat ze afgezonderd zijn van de wereld. God vraagt van hen dat ze heilig leven, Zijn wetten gehoorzamen. Zijn Naam in de wereld belijden en herkenbaar leven. * Wanneer de uitwendige roeping door Gods Geest gebruikt wordt om een nieuw hart te geven, wordt een christen een kind van God. Door het ware geloof wordt hij of zij een met Christus. Dan ontvang je vergeving van de zonden, een recht op het eeuwige leven. Dan komt er liefde tot God en medemens. Gods Geest gaat het verstand verlichten en de wil vernieuwen. In het hart komen de vruchten van God Geest zoals: geloof, hoop, liefde, ootmoed, matigheid, standvastigheid. Kortom, een Christen is op aarde een pelgrim naar een beter vaderland. 3.2 Koninkrijk der hemelen Drie lagen Koninkrijk van God Een christen is van Koning veranderd. Diende hij eerst de duivel, nu vreest hij de Koning der koningen, God. Een christen is onderdaan in het Koninkrijk der hemelen. Deze bekende uitdrukking lees je keer op keer in de prediking van de Christus. De gelijkenissen gaan over het Koninkrijk der hemelen. In de gelijkenis van het mosterdzaad wordt duidelijk dat het Koninkrijk van God de hele wereld omspant. Uit de gelijkenis van de schat in de akker blijkt dat het Koninkrijk in deze tijd te vinden is. Uit de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden blijkt dat het Koninkrijk toch ook nog zal komen. Deze wereld is voorlopig, straks komt er een nieuwe hemel en aarde. Het Koninkrijk is er al wel en tegelijk moet het in zijn volmaakte gedaante nog komen. Wat verstaan we onder het Koninkrijk der hemelen? Ondanks de bekendheid, is deze uitdrukking minder makkelijk te omschrijven dan je op het eerste gezicht zal vermoeden. Het Koninkrijk der hemelen is namelijk niet hetzelfde als de Kerk. De kerk is de vergadering van alle ware christgelovigen uit de wereld. De kerk heeft de roeping om in deze wereld te getuigen Het Koninkrijk der hemelen omvat daarentegen heel de wereld. God is Koning, Hij regeert over alles. Ook niet het hetzelfde als de hemel. Wanneer we de prediking van Johannes de Doper nagaan, dan is het bijzondere dat het Koninkrijk der hemelen nabij gekomen is. Kennelijk was het in de Oud-testamentische bedeling minder dicht bij. In Christus is het Koninkrijk nabij geworden. Christus is uit de hemel op de aarde gekomen. Het Koninkrijk van God omspant hemel en aarde. Wat is het Koninkrijk der hemelen? We onderscheiden drie lagen in het Koninkrijk: Het Koninkrijk van Gods macht. Dat wordt zichtbaar in de schepping. (Ps.103:19) Het Koninkrijk van Gods voorzienigheid. Doordat God de Schepper is van alles, is Hij ook de Eigenaar. Hij regeert over het Zijne. Het Koninkrijk van Gods genade. Dan gaat het over het nieuwe hart. Het koninkrijk der hemelen is binnen in u zegt Christus (Luk.17:20). Het bestaat in zachtmoedigheid (Matth11:29) en ootmoed (Luk.18:9), in doen van de wil van de Vader (Matth.7:21). Deze driedeling laat zien dat de kerk niet los is van de wereld. Het gaat om een Koninkrijk, dat schepping (wereld) en herschepping (Kerk) omvat. Dat betekent dat een christen vrijmoedig in de wereld kan staan en tegelijkertijd niet van deze wereld is. 3.3 Solidariteit en antithese Wereld is: Elke christen staat in deze wereld. “Wereld” heeft verschillende kanten. De schepping (in het Grieks: de kosmos). De mensheid (in het Grieks: de oikonemos) De van God vervreemde mensheid - in de wereld zult gij verdrukking hebben. In Hebr.1:3 staat dat God de wereld gemaakt heeft. Letterlijk staat er voor wereld: “eeuwen” Met eeuwen worden de ontwikkelingen onder de mensheid bedoeld. Ander gezegd: de tijdgeest. De wereld als voorwerp is van Gods liefde – Christus is noemt Zichzelf “Licht der wereld” (Joh.12). Gods Geest komt de wereld te overtuigen van zonde (Joh.16). Spanning: staan in In het leven van een christen is een spanning. Een christen heeft een taak en roeping in deze wereld waar te nemen. De de wereld wereld is door God geschapen. God heeft al aan Adam de opdracht gegeven om de aarde te bebouwen en bewaren. We noemen dat de cultuuropdracht. Daaruit vloeit de opdracht tot arbeid voort. De aarde mag ontgonnen worden, steden mogen gebouwd worden. De schepping wordt gebruikt. Er wordt van de schepping genoten. De soortenrijkdom, de kleuren, de geuren het is alles het werk van God scheppende macht. Dat mogen mensen zien en ervaren. Het is ons gegeven om God te eren (Ps.19). niet zijn van de wereld Tegelijk is een christen is niet "van deze wereld" (Joh.17). Dan verandert de betekenis van de woord wereld in zondige wereld. Dan komt er een kloof tussen christen en wereld. Paulus vermaand om deze wereld niet gelijkvormig te worden (Rom.12) Letterlijk staat er dat een christen een ander “schema” heeft dan de wereld. Een andere tijdsbesteding, een andere agenda. Ontspanning en vermaak hebben een andere invulling en een andere plek. Dat komt omdat een christen de zonde haat. Omdat de zonde ongehoorzaamheid tegenover God is. De strijd in het leven van een christen is de strijd tussen het werk van God en het werk van de vorst der duisternis. Misbruiken van de wereld en genieten van zonden staan een christen tegen. Daarin komt het werk van de vorst der duisternis tot uiting. Nu is heel de schepping door de zonde ontaard. Paulus ziet dat heel de schepping in barensnood is (Rom.8). Overals is wreedheid, pijn en verdriet. Door de zonde moet niet alleen het hart van mensen, maar heel de schepping moet vernieuwd worden. Gevolgen Dat heeft grote gevolgen voor de verhouding van de kerk tot de wereld. 1 Antithese: Een Christen is op aarde een vreemdeling of pelgrim. Zijn vaderland ligt elders. Dat komt concreet tot uiting in de omgang met geld en goed, de omgang tussen man en vrouw, omgaan met gezag en dergelijke. 2 Solidariteit: Een Christen heeft oog voor de nood van de wereld. Omdat hij in de nood de gevolgen van de zonde ziet. De zonde is schuld voor God. De gevolgen van de zonden zijn dat ook. Dus, de nood in de wereld weegt een christen als schuld. Het is de opdracht om de armen te helpen. In het Oude Testament mocht onder Israel geen bedelaar zijn. 3.4 Conclusie De kerk staat in deze wereld. Zowel de kerk als de wereld maken deel uit van het Koninkrijk van God. Dat betekent dat de kerk een sturende relatie heeft met de wereld. De kerk staat herkenbaar in de wereld. Die herkenbaarheid komt voort uit de hartvernieuwende genade. Het doen en laten van een Christen wordt gemotiveerd of aangedreven door geloof, hoop en liefde. Een Christen is pelgrim hier beneden. Een Christen ontfermt zich over de wereld, omdat de nood als schuld voor God geduid wordt. 4.0 Staan in de tijdgeest. Leerdoelen Je leert in dit hoofdstuk 1 Op welke manieren christenen in de wereld kunnen staan. 2 De hoofdlijnen van de tijdgeest 3 Wat verzuiling is, wat de redenen zijn voor verzuiling en welke toekomst de verzuiling zou kunnen hebben. 4.1 Moderniteit Moderne tijd Onze tijd wordt wel de Moderne tijd genoemd. De moderne tijd laten we in Europa ongeveer rond 1800 beginnen. Toen kwam de industrialisatie opgang, met alle gevolgen van dien. Invloed van de kerk in het openbare leven nam af. Socialisme nam de taak van de kerk gedeeltelijk over. Ook wordt de Bijbel rationeel benadert. De rede wordt norm in de uitleg van de openbaring. Tijdgeest Kenmerken onze tijd Elke periode heeft zijn eigen kenmerkende manier van denken en handelen door het grootste deel van de bevolking. Dat noemen we de tijdgeest. Een paar voorbeelden. Zo waren de jaren 20 van de vorige eeuw vooral losbandig, de jaren 50 heerste gelatenheid, de jaren 60 progressief en revolutionair, de jaren 70 was de wij-tijd, flower power. De jaren 80 werden gekenmerkt door doemdenken. De jaren 90 door ik-gerichtheid. Dwars door al deze typeringen kunnen we een doorgaande lijn ontdekken in onze tijd. Kernwoorden die onze moderne tijd weergeven zijn de volgende: Toename van welvaart, economie en techniek, consumentisme. Secularisatie; onderscheiding van privé en publiek domein, verandering van religiositeit. Rationaliteit; grote invloed van wetenschap. Individualisme en democratisering. Hoewel al deze kernwoorden een samenhang hebben, lichten we alleen de secularisatie verder toe. Omdat voor je houding als christen en apologeet je houding ten opzichte van de secularisatie van direct belang is. 4.1.1 Secularisatie Secularisatie Oorspronkelijk werd onder secularisatie de overname van kerkelijke goederen door de staat of de maatschappij mee aangeduid: kerkgebouwen en landerijen gingen van de kerk over in handen van de staat. Een juridisch begrip dus. In onze tijd wordt het begrip secularisatie anders gebruikt. Secularisatie is een proces waardoor het politieke, wetenschappelijke en culturele leven onttrokken wordt aan de invloed van de kerk. Die aspecten van het leven en die levensterreinen worden ten opzichte van het godsdienstig en kerkelijk leven zelfstandig. Zij bestaan en functioneren onafhankelijk van godsdienst en kerk. Oorzaken secularisatie Voor het proces van secularisatie zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Vroeger ging men wel uit van de secularisatiethese, die inhield dat modernisering van de samenleving als vanzelf secularisatie, en uiteindelijk het verdwijnen van de godsdienst tot gevolg heeft. Dat werkt als volgt. Door de komst van de techniek als kassenbouw werd men minder afhankelijk van droogte of regen. Ziekten werden bestreden of uitgebannen door middel van inentingen. Afname armoede zorgde ook voor een afname van vertrouwen op Gods leiding. Zo zijn er vele voorbeelden te noemen. Tegenwoordig zoekt men de oorzaken van de secularisatie ook binnen de kerk. Onderzoek heeft uitgewezen dat een prediking waarin de Bijbel als een tijdgebonden boek wordt gelezen, leidt tot vermindering invloed van de Bijbel op het persoonlijke en maatschappelijke leven. Opkomst media, waardoor allerlei gedachten op elkaar gaan inwerken. Taboes worden door een medium als de TV makkelijker doorbroken. Ook de verschillende fora op internet dragen bij aan ongeleide meningsvorming. Scheiding van kerk en staat. Ieder heeft in het publieke domein een eigen rol en functie. De staat moet neutraal zijn om de eigen rol goed te kunnen vervullen. De secularisatie hypothese is niet de meest waarschijnlijke verklaring voor de secularisatie. Daar zijn drie verschillende redenen voor. 1 De voorbeelden van samenlevingen die en religieus en modern zijn. De Verenigde Staten van Amerika bijvoorbeeld. Ook in de Scandinavische landen blijft de kerkelijkheid opvallend hoog. Ongeveer 80 % van de bevolking gaat in die landen naar de kerk. In Ierland geldt hetzelfde. 2 De secularisatie hypothese kan gemakkelijk ingegeven zijn uit persoonlijke afkeer van religie. De wetenschappelijke objectiviteit van de hypothese is niet aan te tonen. 3 Godsdienstigheid kan veranderen. Spiritualiteit wordt doorleefd door mensen die leven in hun eigen tijdgeest. De tijdgeest wisselt, de spiritualiteit dus ook. Niet alleen de spiritualiteit kan wisselen, ook de manier waarop mensen spiritualiteit vormgeven kan veranderen. Een terugtrekkende kerk uit het publieke domein wil niet zeggen dat er geen religie onder burgers gevonden wordt. Religie is breder dan kerkelijkheid. Dus zijn de overige twee oorzaken, ontwikkelingen binnen de kerk en de opkomst van de media voor de Nederlandse situatie meer waarschijnlijk om de secularisatie te verklaren. 4.2 Reacties op secularisatie 4.2.1 Reactie 1: Solidariteit Doorbraak gedachte Christus roept op tot barmhartigheid. Hij genas zieken. Daarin is Hij het grote voorbeeld van ware humaniteit. Christus ging zonder aanzien des persoons om. Hij zat aan tafel bij Zacheus, een gewezen tollenaar. Hij sprak met een overspelige vrouw, die letterlijk in de put zat. Voor Christus golden geen muren van denominaties. Hij is gekomen voor heel de wereld. Hij is een partijganger voor armen. Hij roept Zijn gemeente op om in de wereld te staan, als een licht en als een veilige stad. Deze visie op Christus en humaniteit ligt ten grondslag aan de doorbraak gedachte. Dit idee, dat opkwam na de Tweede Wereldoorlog, is een poging vanuit de kerken om de scheidslijn tussen christelijke en niet-christelijke partijen te doorbreken. De scheppers ervan wilden de antithese van Abraham Kuyper ongedaan maken. Doorbraak betekende, dat men zich in zijn keuze niet langer liet leiden door confessionele argumenten, en juist als christen welbewust op een politieke partij kon stemmen die niet een godsdienstige grondslag had. De doorbraak werd een de-confessionalisering. Dat was niet precies hetzelfde. Was in het eerste begrip de christelijke inspiratie belangrijk, in het tweede was een afscheid van de confessionele organisatie doorslaggevend. Achtergrond Religieloos christendom In dezelfde tijd ontwierp D.Bonhoeffer (1906-1945) in Duitsland het idee van religieloos christendom. Daarvoor moet het begrip religie wel herijkt worden. Religie als binding aan de een hogere Macht is acht Bonhoeffer om twee redenen gevaarlijk. 1 Omdat daarmee de weg van het religieus fanatisme geopend wordt. Dan ondermijnt religie juist de humaniteit. Een religieloos christendom rekent daarom af met de verheerlijking. Geen verheerlijking van God, geen verheerlijking van het hier en nu, geen verheerlijking van autoriteiten. Verheerlijking kan ons doen wegvluchten in een ideële wereld en leidt ons daarmee af van onze verantwoordelijkheid in het heden. 2 Omdat het leidt tot “God dienen is de wereld verzaken”. Deze boodschap is, tegen de achtergrond van de gruwelijke ervaringen tijdens het nationaal-socialisme, voor Bonhoeffer onaanvaardbaar geworden. Wij staan in het hier en nu, zullen er ook nooit buiten kunnen treden. Concreet komt dat neer op het aanvaarden van verleden, heden en toekomst. Christenen moeten verantwoordelijkheid nemen. Hij zag in de secularisering een uitdaging liggen. Omdat in een geseculariseerde samenleving verschillen gaan wegvallen tussen huidskleur en godsdienst, zijn er meer mogelijkheden om gemeenschappelijke waarden te delen. Zo ontstaat een echte gemeenschap, waarin voor christenen de goede werken van Jezus Christus de inspiratiebron zijn. Maar waarin verheerlijking van wat dan ook door Christenen afgezworen wordt. De verhouding tot God is geen religieuze verhouding tot de Hoogste, maar onze verhouding tot God bestaat in het er zijn voor anderen. Een seculiere samenleving is dan bij Bonhoeffer niet het tegendeel van een religieuze samenleving. God spreekt door het doen en laten van mensen, de verhouding tot God. God wordt en ontstaat in en door het doen en laten van mensen. Je begrijpt, deze gedachten slaan aan in een tijd waarin autoriteiten het duidelijk mis hebben. Deze gedachten blijven ook in onze tijd doorklinken. Omdat ze ons aanspreken op onze verantwoordelijkheid. Godsdienst vindt niet alleen plaats binnen de kerk, godsdienst is niet geïnstitutionaliseerd Maar het dienen van God gebeurd overal. Voor de bezinning is het nodig dit te weten. Het gaat om de vraag hoe we onze medemens benaderen. Willen we aansluiten bij algemene humaniteit? Verwachten we dat onze medemens naar de kerk zal gaan? Antwoorden op deze vragen bepalen mede je houding naar de medemens. 4.2.2 Reactie 2: Verzuiling Zuil De gereformeerde gezindte heeft zich maatschappelijk gezien gegroepeerd in de reformatorische zuil. Onder een zuil verstaan we: "Bevolkingsgroepen die hun sociaal-culturele en politieke activiteiten binnen eigen levensbeschouwelijke kring verrichten doordat verschillende organisaties daartoe de mogelijkheid bieden". De verzuiling is een typisch Nederlands verschijnsel, opgekomen eind 19de eeuw. De aanleiding vormde de schoolstrijd. Rooms-katholieken en protestanten werden gedwongen samen te werken, maar wilden ook ieder hun eigen kring in stand houden. De visie van A.Kuyper op de samenleving (Soevereiniteit in eigen Kring) heeft verzuiling gelegitimeerd. Typisch Nederlands Vorming reformatorische zuil Drie redenen Ontzuiling Dat het reformatorisch volksdeel tot vorming van een maatschappelijk zuil overgaat, is begrijpelijk en verrassend tegelijk. Begrijpelijk, omdat bevindelijk-gereformeerden zich steeds minder thuis voelden bij de modernisering van de protestants christelijke instellingen in de jaren '70. Verrassend, omdat de goed georganiseerde Gereformeerde Kerken menigmaal als een baken in zee worden beschouwd. Ook omdat nog nooit eerder in de geschiedenis in Nederland de bevindelijke-gereformeerden overgegaan zijn tot het vormen van een zuil. Dit brengt ons bij de vraag waarom de reformatorische zuil zich aftekent. Er zijn twee verschillende factoren. Bescherming van de eigen groep. Maatschappelijk gezien leefde in de jaren 60-70 de 'doorbraak' gedachte. Alle zuilen moesten opgeheven worden. Dat betekende dat christenen veel meer in de wereld kwamen te staan. In een wereld die steeds meer doordrenkt werd met de geest van evolutionisme, autonomie en optimisme. De bevindelijk-gereformeerden zagen, terecht overigens, dat jongeren in dit klimaat mogelijk kopje onder konden gaan. Ter bescherming werden reformatorische scholen gesticht. Tegelijk is een andere reden aan te wijzen. Ontwikkeling van de eigen groep. Elke verzuiling komt ook voort uit emancipatie-streven. Men wil zich ontwikkelen en bij de tijd blijven. Men wil met elkaar overleggen over het innemen van posities in de samenleving. Theologisch gezien liggen de aanzetten bij het ervaren van de kloof met de wereld. En bij de opdracht om op een herkenbare manier in de wereld te staan. Niet gelijkvormig te worden aan de wereld, niet van de wereld te zijn, een zoutend zout te kunnen zijn. Zo gezien is verzuiling een vorm van heiliging. De verzuiling hield stand tot ongeveer halverwege de vorige eeuw. In de jaren vijftig waren bijvoorbeeld evenveel RoomsKatholieke als neutrale scholen. Daarna is de afbrokkeling van de zuilen erg snel gegaan. Oorzaken daarvan zijn: Op persoonlijk vlak: Welvaart, techniek en economie, met de daarbij behorende materialistische levenscultus en individualistische grondhouding. Het christelijke geloof wordt afgedankt. Op maatschappelijk vlak: Onbegrip voor staatssteun aan christelijke organisaties, met name de scholen. Artikel 23 (vrijheid van gesubsidieerd onderwijs) stond begin van het millennium ter discussie. Angst voor opkomst Islam. Overheidssteun aan organisaties houdt in dat ook Moslims zich kunnen gaan organiseren. Gelet op een mogelijke dreiging vanuit fundamentalistische groeperingen is het de vraag hoe wenselijk dat is. Momenteel staat de reformatorische zuil ook onder spanning van binnen uit. Naar binnen gekeerde houding kan leiden dat men te weinig met gedachten van buiten de zuil in aanraking komt. Dit kan leiden tot kortzichtigheid en angst om missionair in de wereld te staan. Het leven in twee werelden kan leiden tot ongewilde dubbelhartigheid. Het is de vraag wat de verzuiling met de christelijke individu doet. Heiliging van het leven kan ten onrechte omgebogen worden tot vormen van een eigen organisatie. Waar dat plaatsvindt, gaan we de confrontatie met de wereld ten onrecht uit de weg. Commerciële belangen kunnen verstrengeld raken met principiële zaken. Denk aan een verschijnsel als de Wegwijsbeurs. Toch blijft de reformatorische zuil in tact. Door interne factoren in de zuil zelf: Scholen vormen jongeren, het Reformatorisch Dagblad zorgt voor meningsvorming binnen de gezindte. Gefilterd internet wordt gezien als een groot goed. Gemotiveerd vanuit het gebod deze wereld niet gelijkvormig te worden, werfkracht naar buiten toe te bezitten. Door externe factoren in de samenleving: De verzuilde samenleving biedt burgers een maximale vrijheid. Voor ieder is er wel iets georganiseerd. Zo georganiseerd, dat ze een stem hebben in het publieke domein. De verzuilde samenleving garandeert een rechtvaardige verdeling van gemeenschapsgeld. 4.2.3 Verandering van strategie. Christenen kunnen verschillende visies hebben op het staan in de wereld. Die houding hoeft niet altijd dezelfde te blijven. Een voorbeeld van veranderende strategie vertonen de Dopersen. Eerst koos de doperse beweging voor een militante strategie. Men wilde het Koninkrijk Gods op aarde met alle geweld vestigen. Later, na de nederlaag van Munster (1535 na Chr.) trok men zich in een isolement terug. Na een aantal decennia ontwikkelde men zich tot een open, vreedzame groepering. Hetzelfde zien we bij de Nederlandse rooms-katholieken. Ook zij doorliepen in de loop der eeuwen verschillende strategieën. Was men voor de Reformatie duidelijk aanwezig in de samenleving, na de Reformatie kwam men samen in schuilkerken. Hoewel de rooms-katholieken al eeuwenlang hun geloof in alle vrijheid mochten belijden, kwam voor hen toch pas in onze eeuw de doorbraak en de dialoog. Deze veranderingen in opstelling zijn te verklaren. Door gebruik te maken van de volgende twee begrippen: "ervaren machtsverschil" en "ervaren cultuurverschil". Beide begrippen hangen nauw met elkaar samen. Met ervaren machtsverschil bedoelen we de bedreiging die uitgaat van de wereld, doordat christenen een numerieke minderheid vormen. Met ervaren cultuurverschil bedoelen we het verschil in identiteit. Christen zijn niet alleen numeriek in de minderheid, ook hun mening wordt afgewezen. Bijbelse normen en waarden tellen niet mee, doordat velen anders denken. Te denken valt aan de zogenoemde sollicitatie achterstand. Wie niet op zondag wil werken, kan afgewezen worden bij een sollicitatie. Wanneer christenen een minderheid vormen, staan ze tegenover een dergelijke gang van zaken machteloos. Dat betekent dat ook binnen de reformatorische kringen dingen kunnen veranderen, met de bedoeling dezelfde te blijven. Het staan in de wereld is een dynamisch proces. Onderstaand schema kan het proces verduidelijken: 4.4 Plaats religie in publieke domein Kerk heeft plaats in publieke domein. De verhouding tussen kerk en staat is in de westerse samenleving een belangrijk discussiepunt. Omdat tussen beiden een spanning bestaat, terwijl zowel de kerk als de staat zeggenschap hebben over het gehele leven van mensen gaan. De doorwerking van de secularisatie heeft de discussie over de plaats van de religie in de samenleving op de achtergrond doen verdwijnen. Echter, door de komst van de Islam in de westerse samenleving, is de discussie de laatste vijftig jaar steeds actueler geworden. De kerk heeft een plaats in het publieke domein. Onder het publieke domein wordt dan de ruimte bedoeld waar het publieke debat gevoerd wordt over de inrichting van de samenleving. Groepsbelangen ontmoeten daar elkaar. Ze komen in gesprek en kunnen daardoor opgaan tot een groter geheel. De discussie gaat over de vraag of religieuze overtuigingen in het publieke debat over maatschappelijke kwesties ingebracht mogen worden. Publieke domein Drie visies Daarop zijn drie visies. Exclusief neutraliteit. Deze wordt voorgestaan onder de franse naam “laïcité”. Liberale kringen zijn van mening dat religie tot het privédomein behoort. Het publieke domein is niet religieus en dus neutraal. Inclusief neutraliteit. In deze visie krijgen allen burgers evenveel gelegenheid om overeenkomstig de eigen levensovertuiging te spreken en te handelen. De overheid bevoordeeld noch benadeeld, maar steunt allen gelijkelijk. Er is dus in de publieke sfeer ruimte voor religie. Compenserende neutraliteit Ook hier is ruimte voor religie in de publieke ruimte. Maar niet allen worden gelijk gesteund vanuit de overheid. Groepen die door de vrije markt geen kans krijgen, ontvangen extra steun van de overheid. Dat kan betekenen dat de ene gemeente wel een Moskee toegewezen en gesubsidieerd krijgt, terwijl een andere gemeente dat niet krijgt. In Nederland In ons land wordt niet de eerste variant, maar wel de tweede en derde variant gehanteerd. Vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid. De eerste variant stuit namelijk op bezwaren. Achter het pleidooi voor een neutraal publiek domein gaat een gekleurde mensvisie schuil. Neutraal is dus niet zo neutraal. 4.5 Conclusie Onze tijd kenmerkt zich door secularisatie. Daarop zijn verschillende reacties mogelijk. Globaal kunnen we spreken over wereld-mijding of wereld-wijding. Om in deze wereld te kunnen staan is het nodig om herkenbaar te zijn. Dat vraagt God van de kerk. Ook moet je toegerust in deze wereld staan, niet met allerlei wind van leer bewogen worden. Daartoe is het goed dat er een reformatorische zuil is. De reformatorische zuil heeft toekomst, als het doel daarvan blijft om het reformatorisch volksdeel toe te rusten om in de wereld te kunnen staan. Zodra de zuil een doel op zich zelf wordt en door commercie uitgehold wordt, heeft ze geen recht van bestaan. Ook heeft de reformatorische zuil toekomst vanuit de plaats die de religie in het publieke domein heeft. De overheid steunt religie. Ze heeft dus een plaats in het publieke domein. 5.0 Intellectuele hindernissen Misschien wel de belangrijkste reden waarom atheïsten niet geloven in het bestaan van god of goden, is dat er geen enkele aanwijzing is voor hun bestaan. Het geloof in god is net zo min aannemelijk als het geloof in Sinterklaas, de tandenfee of onzichtbare kaboutertjes. Als er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van goden, komt men automatisch uit op het a-theïsme, de afwezigheid van theïsme 5.1 Redenen om Gods bestaan af te wijzen Atheïsme is Het atheïsme stelt op een beredeneerde manier vast dat God niet kan bestaan. Atheïsme betekent letterlijk “zonder God”. Logisch onhoudbaar Daar kunnen wij tegenover stellen dat het atheïsme op logische gronden geen houdbare gedachte is. Want: Om te zeggen dat God niet bestaat, moet je alles weten. Ook alles weten over de dingen die buiten onze waarneming liggen. Weten dat de buiten-zintuigelijke waarneming er niet is. Of als er wel iets is buiten onze waarneming, dat daar dan in ieder geval geen God te vinden is. Je begrijpt, die kennis is voor ons mensen onmogelijk. Omdat we niet alles kunnen weten. Maar ook omdat we niet kunnen weten wat buiten onze waarneming ligt. Dus is het ook onmogelijk om te weten dat God niet bestaat. Agnosticisme Om deze redenen is er dan ook een tweede mogelijkheid. Het agnosticisme stelt dat we over God niets kunnen weten. Letterlijk betekent agnosme: “zonder kennis”. Dan gaat het over kennis aangaande God. Misschien bestaat Hij wel, maar dan nog is er weinig met zekerheid te vermelden over Hem. We weten niet of Hij wel of niet bestaat. Logisch onhoudbaar Daar kunnen we tegenover stellen dat Het riskant is om op grond dat wij het niet goed op een rij krijgen, dan maar te veronderstellen dat er geen God zal zijn. Stel dat wij ons vergissen, en dat Hij er wel is! Dan zal Hij rekenschap afeisen van ons. Het goede in de wereld onverklaarbaar is zonder God. Zowel het atheïsme als het agnosticisme kunnen bekritiseerd worden. Daaruit volgt dat het theïsme is een mogelijkheid is. Onder theïsme verstaan we het geloof in een hogere Macht, in het midden gelaten of dat onze God is. De kerk gelooft in het bestaan van God. Atheïsten en agnosten hebben redenen voor hun Argumenten voor atheïsme en agnosticisme Atheïsme is meer dan een denkfout. overtuiging. Hieronder staan de meest bekende. God is niet waarneembaar, we kunnen niets met zekerheid om Hem zeggen. Het woord God is betekenisloos. Er zijn zoveel verschillende godsdiensten, dat laat zien dat het voor gelovigen onderling niet duidelijk te krijgen is Wie God is. Het lijden en het kwaad op de wereld pleit tegen een Almachtige en Goede God. Veel Joden zijn atheïst geworden, door de verschrikkelijke ervaringen opgedaan in de Tweede Wereldoorlog. Geloof is wensdenken. Christenen hopen dat er een God bestaat. Geloof is voor zwakke mensen, die het leven niet aankunnen. Christenen geloven omdat ze van jongs af aan opgegroeid zijn met de Bijbel. Geloof is aangepraat. Wonderen kunnen toch niet waar zijn. Wonderen zijn oncontroleerbaar, doordat ze niet te herhalen zijn. Opstanding van Jezus kan niet lichamelijk geweest zijn. Deze tegenwerpingen zijn voor het christendom in meerdere of mindere mate echte problemen. Vooral de vraag naar het bestaan van God in relatie tot het lijden in deze wereld is niet gemakkelijk. Nu is ongeloof meer dan een denkfout. Achter het atheïsme gaat niet alleen een verkeerde redenering schuil. Alle mensen zijn in Adam gevallen, alle mensen hebben een verduisterd verstand. Atheïsme komt ook uit onwil en vijandschap voort. Tegenwerpingen hoeven daarom niet echt problemen te zijn. Ze kunnen ook als "bliksemafleiders", dienen, zodat het gesprek niet te persoonlijk wordt. Heel wat keren hoor je stereotype tegenwerpen, zoals: "Ik mag toch zeker zelf uitmaken hoe ik leef" of "als je maar oprecht bent". Dergelijke tegenwerpingen zijn ontwijkend. Ze gaan het echte gesprek uit de weg, omdat dergelijke tegenwerpingen niet doordacht zijn. Wie zegt: "Het maakt niet uit wat je gelooft, als je maar oprecht bent", zou er niet over piekeren om dit ook op andere terreinen van het leven toe te passen. Wie zou durven beweren dat het niet belangrijk is of je op een examen onzin of verstandige zaken opschrijft, zolang je maar eerlijk bent? En hoe oprecht je vertrouwen in het openbaar vervoer ook zou zijn, zonder raadplegen van de vertrektijden mis je hoogstwaarschijnlijk de juiste trein of bus. Zo lijken argumenten soms het gesprek te openen, maar ze kunnen het echte gesprek blokkeren. Hoe je moet omgaan met tegenwerpingen wijst zich vanzelf. Alleen op echte vragen hoef je in te gaan. De apologeet verantwoord zich. Dat wil zeggen dat hij antwoord geeft. Dan moet er wel een vraag zijn. Als er geen echte vraag is, is er geen ruimte voor een antwoord. Dan moeten we zwijgen. 6.0 God bestaat "Geloof jij dat God bestaat? Man, kijk naar al het onrecht. Je maakt mij niet wijs dat Hij bestaat!" Ze keek hem recht in de ogen. "Bewijs dat maar eens!" Paul wist niet goed wat hij nu zeggen moest. Bewijzen, bewijzen? Kan ik het bestaan van God bewijzen? "Ik denk" Hij stopte. Kan ik het wel aannemelijk maken? Mag ik het wel aannemelijk maken? "Nee" zo zei Paul, "het is niet te bewijzen. Je moet het geloven". "O", zei "daar kan ik niets mee". "Want wat ik geloof, dat moet eerst aannemelijk zijn. Ik wil best geloven dat we morgen geen les hebben. Maar dan moet ik wel een roosterwijziging gezien hebben, of het van een leraar gehoord hebben. Anders kan je je ook vergissen". Leerdoelen Je weet wat onder Godsbewijzen verstaan wordt Je weet wat het verschil tussen het ontologische, kosmologisch en teleologisch Godsbewijs is. Je weet welke waarde Godsbewijzen hebben. Je bent in staat om twijfel aan het bestaan van God met intellectuele argumenten te weerleggen 6.1 Godsbewijzen Nut Godsbewijzen 6.1.1 Omschrijving Anselmus redenering Godsbewijzen Onder Godsbewijzen verstaan we poging om het bestaan van een Hogere Macht aannemelijk te maken. Een poging die zo oud is als de mensheid. Plato probeerde het bestaan van goden al te bewijzen. Nu is zeer de vraag of het geloof geloofwaardiger wordt van al die Godsbewijzen. Zodra ze onhoudbaar blijken, valt de intellectuele basis voor het geloof weg. De Godsbewijzen zijn daarom nooit de basis voor het christelijk geloof. De opstanding van Christus vormt de basis. Toch is het goed de Godsbewijzen te kennen. Het maakt je "wendbaar" in het gesprek. Ze laten ook zien dat geloven niet een irrationele zaak is. De christelijke levensovertuiging is te onderbouwen. Ontlogische Godsbewijs Ontologische Godsbewijzen leiden vanuit de Eigenschappen van God Zijn bestaan af. Het woord ontologisch is afgeleid van het Griekse werkwoord ontos, dat zijn betekent. De bekendste verdediger van het ontologisch Godsbewijs is Anselmus (1033-1109). Het verhaal gaat dat hij niet gerust was over de reeds bestaande Godsbewijzen. Ze deden aan Gods eer tekort, doordat ze niet van Zelf uitgingen. Anselmus had er slapeloze nachten van. Hij wil zo graag een Godsbewijs, dat zoveel mogelijk los van de zintuiglijke waarneming staat. Omdat alleen dan God geëerd wordt als God. Na drie slapeloze nachten was hij er uit. Hij redeneert op de volgende twee manieren. God is volmaakt. Maar een volmaakt Wezen moet noodzakelijkerwijs bestaan. Zonder “er zijn” is het Geldigheid van Anselmus redenering is beperkt. Geloof belangrijker dan bewijs 6.1.2 Omschrijving Redenering van Th.van Aquino volmaakte nog niet volmaakt. We hebben in de taal de overtreffende trap, groot groter - grootst. Pas de overtreffende trap op het goddelijke toe. Denk je het meest volmaakte in. En dat waarboven niets groters denkbaar is, is God. Is deze redenering geldig? Niet iedereen is daarvan overtuigt. Gaunilo werpt tegen dat het mooiste, rijkste, fijnste niet echt hoeft te bestaan. Volkomenheid en fantasie kunnen samen gaan. We kunnen ons de meest ideale plek op aarde voorstellen, zonder dat die echt hoeft te bestaan. We kunnen ons de meest ideale mens voorstellen, zonder dat die leeft. We kunnen ons een volmaakte God voorstellen, zonder dat Hij er is. Anselmus is het daar niet mee eens. Het grootste dat niet bestaat, is niet het grootste. Het grootste dat is, is het bestaande grootste. Wil de superlatief van de overtreffende trap geldig zijn, zal het voorwerp ook echt moeten bestaan. Anders is het denken niet geldig. Denken en bestaan zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar. Anselmus manier van denken kunnen wij niet meer zo volgen. Anselmus is een begripsrealist. Dat wil zeggen dat niet de concrete dingen, maar de algemene begrippen de werkelijkheid vormen. Het begrip God is alleen mogelijk als God Zelf bestaat. Het Godsbewijs van Anselmus is geen bewijs in de eigenlijke zin van het woord. In de kerkgeschiedenis staat hij bekend als de man die het geloof benadrukt. Van hem is het bekende gezegde: het geloof dat inzicht zoekt (fides quarens intellectum). Anselmus kende God door de persoonlijke ontmoeting. God is het Zijn zelf, dat we niet hoeven te bewijzen. De gedachte dat met het idee van God ook zijn bestaan gegeven is, is een vorm van vertrouwend geloof. Kosmologisch Godsbewijs Een krappe tweehonderd jaar later leeft Thomas van Aquino (1225-1274). Hij heeft liefst vijf Godsbewijzen gegeven. Zelf spreekt hij niet over Godsbewijzen, maar over de weg tot God. De meest bekende is het zogenoemde kosmologisch Godsbewijs. Vanuit het bestaan van de wereld (in het Grieks: kosmos) klimt Thomas op tot het bestaan van God. De denklijn verloopt als volgt: Alle gevolg heeft een oorzaak. Aan het begin van die keten vinden we de Onbewogen Beweger. De weg tot God is volgens Thomas van Aquino een route vanuit de natuur naar de boven-natuurlijke wereld. Het kosmologisch Godsbewijs is een onderdeel van de natuurlijke theologie. Daaronder verstaan we een theologie die zonder bovennatuurlijk ingrijpen, toch zinvolle uitspraken over God kan doen. Dat is alleen mogelijk als mensen hun verstand logisch inzetten. Het kosmologisch Godsbewijs is tegenwoordig meer in de belangstelling gekomen. Mede door de Big Bang theorie, die het ontstaan van de aarde verklaart vanuit een ontploffing in het niets. Wat was er voor de ontploffing? Wat heeft de ontploffing veroorzaakt? Christen gaan op die vragen in, onder andere door middel van het kosmologische Godsbewijs. 6.1.3 Omschrijving 6.1.3.1 Omschrijving Teleologisch Godsbewijs Het griekse woord telos betekent doel, ontwerp. Het teleologisch Godsbewijs stelt dat het complexiteit van de schepping verwijst naar een intelligente Ontwerper. Het teleologisch Godsbewijs staat opnieuw in de belangstelling door de ontwikkeling van het antropisch principe en de ontwikkeling rond Intelligent Design Antropisch principe Natuurwetenschappers tonen aan dat het leven op aarde afhankelijk van veel factoren. De afstand tot de zon, de hoeveelheid zuurstof in de dampkring, de zwaartekracht en noem maar op. Al die zaken moeten heel precies afgestemd zijn. Dat noemen we het anthropisch principe. Anthropisch, daarin zit het Griekse woord anthropos. Dat betekent mens. Het anthropisch principe wil zeggen dat de zon, de aarde, het heelal, alles meewerkt om leven mogelijk te maken. Als de waarden maar een klein beetje zouden veranderen, is het leven onmogelijk geworden. Momenteel zijn er ruim 120 van zulke principes gevonden. Een paar voorbeelden: De zuurstofspanning in de lucht is 21%. Bij 25% ontstaan overal spontane ontbrandingen. Bij 15% stikken we. Deze spanning is al eeuwenlang gelijk. De doorzichtigheid van de lucht is zo dat we elkaar goed kunnen zien. Maar tegelijk zo dicht, dat zonnestralen afgeremd worden zodat we niet verbranden. Jupiter heeft een zodanige baan in ons zonnestelsel, dat het als een stofzuiger werkt. Hij vangt al het gruis op zodat wij ongeschonden door de ruimte zweven. Door het anthropisch principe is de kans dat het leven toevallig is ontstaan ook erg klein. Net zo klein als dat een Boeing 747 ontstaat door een orkaan die over een vuilnisbelt raast. Het anthropisch principe trekt de laatste jaren veel aandacht. Er zijn natuurwetenschappers die op grond van het anthropisch principe neigen tot het theïsme. Zo schrijft atronoom Greenstein: De gedachte komt onmiddellijk op dat een of andere bovennatuurlijke macht in het spel is. Is het mogelijk dat we opeens, zonder dat het de bedoeling was, gestoten zijn op bewijs voor bestaan van een Opperwezen? 6.1.3.2 Intelligent Design 6.1.4 Omschrijving Morele Godsbewijs Redenering I.Kant Ook uit moraliteit is het bestaan van God af te leiden. Behalve de reeds genoemde Godsbewijzen, is er nog een invloedrijk 'bewijs', opgesteld door I.Kant (1724-1804). Kant, vader van de Verlichting, gaat uit van het feit van de moraliteit. Hij redeneert als volgt: elk mens heeft te maken met een geweten. "Ieder mens ziet zich geobserveerd door een innerlijke rechter die dreigt en die de mens in het gareel houdt. Die rechter kent het hart. Ook heeft die rechter de hoogste autoriteit. Ja, hij moet de hoogste macht in hemel en aarde hebben, omdat hij anders zijn geboden niet de juiste kracht kan bijzetten. Die rechter noemen we God". Dat spoort met de ervaring dat alle mensen een objectieve morele orde van goed en kwaad erkennen. We vinden in onszelf een gebod om goed te doen. Kant noemt dat de categoriale imperatief. Imperatief omdat het 'gij zult' klinkt. Categoriaal, omdat die imperatief absoluut is. Welnu, die orde om goed te doen slaat zonder de volgende drie zaken nergens op: 1 We zijn echt vrij om te kiezen tussen goed en kwaad. 2 Er moet iets in het leven zijn dat een overtreffende betekenis aan het leven geeft: een leven na dit leven in de eeuwigheid, waarin beloning van goed plaats vindt. 3 God moet dus als de hoogste bron van de morele orde bestaan. Het bestaan van God wordt door Kant 'bewezen' op grond van de moraliteit van ons mensen. Want je vindt geen gewetensprincipes in een groep atomen. Tot op de dag van vandaag wordt de geldigheid van deze redenering erkent. Maar dan wel in een wat gewijzigde vorm. Moraal kan voortkomen uit evolutie. We kunnen geleerd hebben goed te doen, uit het besef dat goed doen de overlevingskansen van de soort mens vergroot. Maar er zijn mensen die zichzelf belangeloos opofferen. Altruïsme noemen we dat. En dat is niet te verklaren. “Als er buiten het heelal een bestierende macht bestond, zou deze zich niet aan ons tonen als een van de feiten binnen het heelal – net zomin als de architect van een huis een muur of trap of stookplaats in dat huis zou zijn. De enige manier waarop deze macht zich zou kunnen openbaren is binnen onszelf, als een invloed of instructie om ons tot bepaald gedrag aan te zetten. En dat is precies wat we binnen onszelf aantreffen. Dat zou ons toch te deken moeten geven”, zo betoogt C.S.Lewis 6.2 Conclusie Je hebt een aantal gangbare Godsbewijzen onder ogen gehad. Eigenlijk is de uitdrukking "Godsbewijzen" niet zo gelukkig. Immers is het bestaan van God niet te bewijzen, want Hij is zo anders dan wij mensen zijn. God staat boven het bewijsbare. De zogenoemde Godsbewijzen zijn dan ook meer getuigenissen voor het bestaan van God, dan bewijzen in de strikte zin van het woord. Daar komt nog bij, dat de gangbare "Godsbewijzen" hoogstens het bestaan van een hogere Macht aannemelijk maken. Maar niet een precieze invulling van die Macht kunnen geven. Met andere woorden, een islamiet of hindoeist kan op exact dezelfde manier zijn god bewijzen, als een christen. Godsbewijzen zijn geen onontkoombare bewijzen. Dan zou iedereen die een goede redenering over het bestaan van God leest, een overtuigt theïst zijn. Zo werkt het in de praktijk niet. Hoe komt dat? We kunnen op twee verschillende zaken wijzen. In de eerste plaats hebben de Godsbewijzen hun vertrekpunt in het verstand van mensen. Vanuit het menselijke logica wordt geredeneerd over God, Wie Hij is en hoe Hij is. Stap voor stap voert de logica ons tot een conclusie. Het verstand is te vergelijken met een ladder, die van het aardse naar het hemelse leidt. Dat is een route vanuit de mens naar God. In de Bijbel lezen we van een andere weg. De weg van God naar de mens toe. De weg van openbaring. God maakt Zich alleen in Zijn openbaring kenbaar maakt. Hij openbaart Zich in Zijn Woord. En Hij openbaart Zich door Woord en Geest beide aan Zijn kinderen. In de tweede plaats werken de Godsbewijzen niet door onze val in Adam. We zijn vijanden van God geworden. Ongeloof is meer dan een denkfout. Geloof in God is niet de conclusie van een argument. De vreze des Heere is niet het resultaat van wijsheid, maar het beginsel van wijsheid. Verschillende inzichten en ervaringen bij elkaar bevestigen een levensovertuiging, waarin God een centrale positie bekleedt. Godsbewijzen ondersteunen een overtuiging, maar wekken die overtuiging alleen niet op. Zijn de Godsbewijzen dan waardeloos? Nee, beslist niet. Omdat ze laten zien aan anderen dat er goede gronden zijn die je overtuiging rechtvaardigen. 7 Vele religies en een waarheid Elk geloof berust op een eigen waarheid, terwijl ze elkaar uitsluiten en het onmogelijk is te bepalen welke beter is. Dit maakt elk geloof strikt persoonlijk. Blijkbaar is God niet zo duidelijk. De enige uitweg uit dit probleem is, om met de woorden van Herman Philipse te spreken, "dat gelovigen hun verhalen moeten nemen voor wat ze zijn: mythen die stammen uit een vroegere cultuurfase van de mensheid en die ons soms nog beroeren omdat ze getuigen van menselijke verlangens en tekortkomingen." Leerdoelen Je kunt de begrippen godsdienst en religie goed definiëren. Je weet wat het universalisme, relativisme en exclusivisme antwoordt op de vraag of alle godsdiensten gelijk zijn. Je bent in staat om overtuiging dat het christelijk geloof alleen zaligmakend, is bijbels te onderbouwen. 7.1 Pluralisme Pluralisme is We leven in een pluralistische samenleving. Daaronder verstaan we dat allerlei verschillende levensovertuigingen en religies principieel als gelijken worden gezien en behandeld. Dat is op zich geen nieuw gegeven. Rond het begin van de jaartelling bestonden vele verschillende meningen en overtuigingen naast elkaar. De snelle verbreiding van het christendom is mede mogelijk geweest door de grote belangstelling die men had voor het verschijnsel godsdienst. In Athene stonden overal beelden van goden. Naast bekende goden als Zeus, Jupiter of Venus werden zonder problemen nieuwe goden toegevoegd. Een voorbeeld daarvan is de Mithrasdienst. Eeuwen later treffen zendelingen in de donkere bossen van Germania de verering van Wodan en Freia aan. Ook hier schiet het christendom wortel. Eeuwen later, ten tijde van de Reformatie, woonden in Nederland Joden, Socianianen, Wederdopers, Roomsen en Gereformeerden. Er zijn vele godsdiensten. Altijd al geweest. Alleen, in de Verlichting treedt verandering op in de manier waarop we met dit verschijnsel omgaan. Een illustratie. Adrianus Relandus geeft in 1705 een wetenschappelijk boekje uit over de Islam. Hij schrijft vanuit de basishouding, dat andere religies met steekhoudende argumenten bestreden moeten worden. De waarheid van het christelijk belijden werd in West-Europa door weinigen betwijfeld. Echter, er zijn uitzonderingen. Bekend is de vergelijking die Lessing trekt in zijn drama Nathan der Weise. Daarin komt de volgende parabel voor. Een man had een geweldig kostbare ring. Een ring die de eigenaar aangenaam bij God en mensen zou maken. En hij belooft de ring aan zijn zoon. En aan zijn tweede zoon. En aan de jongste. Toen het sterven werd, heeft hij de ring bij laten maken. Identiek. En Veranderingen tijdens de Verlichting. gaf de ring aan de oudste, middelste en jongste zoon. Na het sterven van de vader, claimde de oudste zoon de echte te hebben. Evenzo deed de jongste. En de middelste. Wat is nu de moraal van dit verhaal? Dat we niet kunnen achterhalen wat de ware religie is. Belangrijk is dat we aangenaam worden bij God en medemens. Deugd, verdraagzaamheid en tolerantie zijn kernwoorden. Dat ijkt religie. De vorm doet er niet toe. Een parabel met een geweldige zeggingskracht. In de Verlichting ontstaat een andere houding ten aanzien een andere religie. Niet alleen het christelijk geloof, maar elk geloof bevat een kern van waarheid. Voor ons heeft dat directe gevolgen. Er wordt van ons verwacht dat we open en loyaal tegenover andere godsdiensten staan. Wie dat niet doet is onverdraagzaam en kortzichtig. Jazeker, we hebben een ieder in zijn waarde te laten. Tegelijk moeten we oppassen om als gevolg daarvan afgoderij en allerlei vormen van eigenwillige godsdienst goed te praten. Veranderingen in 20ste eeuw De gedachte dat elke godsdienst een kern van waarheid bevat, is al oud. Toch gaan we in onze eeuw anders met deze vraag om dan daarvoor. Twee verschillende factoren voeden deze verandering. 1 Een belangrijke factor is dat we meer en meer op de grenzen van onze westerse samenleving stuiten. Vervuiling, zinloos geweld en verslavingen worden door onze manier van leven op geroepen. Onze hoog beschaafde eeuw blijkt tevens de meest gewelddadige te zijn. Onze christelijke cultuur heeft twee wereldoorlogen ontketend. Wie dat beseft, gaat twijfelen aan de superioriteit van onze christelijke cultuur boven andere. Velen vragen zich af of de christelijke godsdienst wel boven andere vormen van religiositeit te stellen is. 2 Een andere factor is dat we nu het tekort van de verlichting gaan beseffen. We geloven niet meer in de gedachte van de universele kennis en in de kracht van de rede. Grote, alles verklarende theorieën lopen stuk. Als gevolg daarvan gaan we twijfelend op zoek naar fragmenten van waarheid. Consequentie daarvan is dat pluralisme niet langer een gegeven is, maar een ideologie wordt. Bovenstaande leidt tot een belangrijke conclusie. Namelijk dat pluralisme en relativisme voortkomen uit de crisis in de moderne westerse cultuur. Ze komen niet voort uit een crisis in het Christendom zelf. Met andere woorden: niet het christendom, maar de cultuur waarin wij leven geeft aanleiding tot pluralisme. 7.2 Universalisme Omschrijving Het universalisme stelt: alle ethische godsdiensten zijn in principe gelijkwaardig. Omdat alle religies een brug naar het Hogere zijn. Alle aanhangers noemen we daarom gelovigen. Elke godsdienst vraagt overgave. Vanzelf, er zijn zaken die buiten de grootste gemene deler vallen. Zoals Christus als Zoon van God. Maar die zaken zijn niet bepalend voor het verschijnsel godsdienst. De verschillen zijn slechts kleine aanvullingen op het grote verschijnsel religie. Wat telt is de gezindheid. Alle oprechten zullen God vinden. Kritiek op Kritiek Universalisme is niet aannemelijk. Sommige vormen van religie vertonen grote tegenspraak met andere vormen. Een voorbeeld daarvan is de leer van de reïncarnatie. Dit is een heel belangrijk geloofsartikel voor een Hindoestaan. Maar reïncarnatie is in tegenspraak met de verhouding tijd eeuwigheid binnen het christelijk belijden. En het Boeddhisme veronderstelt niet eens het bestaan van God! En zijn Nirwana en Koninkrijk Gods wel gelijke grootheden? Hebben religies wel een gemeenschappelijk inhoud? De ene godsdienst stelt dat er een God is, de andere stelt dat er juist geen God is. Kan dat samengaan? Universalisme veronderstelt al-verzoening. Niet iedere religie erkent Christus als Zoon van God. Toch leidt elke religie tot God. Dan kun je dus zalig worden buiten de kennis van Christus. Dat kan alleen als je alverzoening aanvaard. Concreet betekent dit dat Islam en de Jehova’s Getuigen oprechte kinderen van God kunnen zijn en tegelijk Christus als Zoon van God afwijzen. Dan is het centrum van de religie God zonder Christus. 7.3 Relativisme Omschrijving Het relativisme stelt: alle godsdiensten zijn zo verschillend, dat je ze niet vergelijken kunt. Gedragingen en begrippen hebben alleen binnen een bepaalde religie betekenis. Net als een grammatica Nederlands geen betekenis heeft voor de franse taal. Zo is het ook met godsdiensten. Ze hebben beperkte, lokale betekenis. Ook woorden hebben per religie een eigen betekenis. Genade is bijvoorbeeld voor een christen anders dan voor een Hindoestaan of Islamiet. Het zelfde geldt voor een zaak als zonde. Ondanks alle verschillen, zijn er overeenkomsten. Er wordt een relatie met het hogere aangegaan. Elke gelovige is te vergelijken met een kind. Een kind dat zijn papa de beste papa vindt. Zo vindt ieder mens zijn eigen godsdienst uiteindelijk de beste vorm om het hogere te dienen. Binnen het relativisme zijn twee vormen te onderscheiden. Sommige mensen zeggen dat elke godsdienst een uiting is van de eigen cultuur. Anderen stellen dat elke godsdienst alleen betekenis heeft en zin geeft voor zover de waarheid voor ons geldig is. Wie dit meent kan zeggen dat het Christendom waar is voor ons en tegelijk zeggen dat het Christendom in een andere cultuur zijn zingeving verliest. Kritiek op relativisme Kritiek Het is waar, er zijn verschillen tussen de religies. Die zijn onoverbrugbaar groot. Maar het relativisme denkt onlogisch. Religies verschillen. Ongemerkt is binnen het relativisme een beeld duidelijk over religie. Het zoekt naar het verschijnsel religie als een apart, herkenbaar verschijnsel, terwijl de waarheidsvraag onbeantwoord blijft. Daar zit het probleem. Over religie spreken en de waarheidsvraag buiten beschouwing laten, is het hetzelfde als over het huwelijk te spreken en de liefde buiten beeld te laten. 7.4 Exclusivisme Omschrijving Het exclusivisme stelt dat slechts één religie waar is. Waarheid is gekoppeld aan openbaring van God. Dat is een bijbelse gedachte. Paulus getuigt: Er is onder de hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is door Welken wij moeten zalig worden". Op grond van Christus Zelfgetuigen. Christus getuigt Zelf dat Hij de waarheid is. Vanuit universalisme en relativisme wordt dit standpunt aangevallen. Beide stromingen verwijten het exclusivisme geestelijk triomfantalisme en imperialisme. Daardoor is het een bedreiging voor de een vredige samenleving. Zo gesteld leidt een politieke overtuiging tot een theologische uitspraak dat alle godsdiensten hetzelfde zijn. Ook wijst men erop dat exclusivisme alleen opgaat vanuit een vooringenomen subjectivisme. John Hick noemt daarom het exclusivisme 'ptolemaic theology'. Zoals in het wereldbeeld van Ptolemeus de aarde centraal staat, zo staat in het exclusivisme de eigen godsdienst centraal. In zijn ogen is dat kortzichtig. Voor de apologeet is de centrale vraag: hoe kan het christendom volhouden dat het de enige waarheid is? Letten we nog op de redenering zelf. Kort gezegd komt de gedachte van velen hier op neer: Bezwaar tegen exclusivisme Centrale vraag voor apologeet (1) (2) (3) Verschillende mensen hebben verschillende godsdienstige overtuigingen Godsdienstige overtuigingen zijn geldig Dus zijn alle godsdienstige overtuigingen even geldig. Is deze redenering geldig? Schakel (1) is duidelijk. Maar het is de vraag of schakel (2) opgaat. Er is tegenwoordig niemand die een warm pleidooi voert voor het geloof in Zeus. Omdat niemand de waarheidsaanspraken aanvaard van Zeus. Vaak passen we bovenstaande gedachte aan tot: (4) Iedere overtuiging die oprecht aangehangen wordt, is waar. Toch is deze redenering niet geldig. Er zit een drogredenering in. Stilzwijgend wordt er vanuit gegaan dat waarheid een samenhang vertoond met oprechtheid. Dat is niet terecht. Ga maar na door het woord "overtuiging" concreet in te vullen met "satanisme" of met "geloven dat de aarde plat is". Wie (4) oprecht meent, zet een streep door elk kritisch onderscheidingsvermogen. Waarheid hangt niet af van oprechtheid. En waarheid hangt ook niet af van geboorte, van plaats of tijd. Het is niet logisch om te zeggen: (5) (6) (7) Mensen verschillen per cultuur Mensen zijn oprecht in hun beleving van godsdienst elke oprechte beleving van godsdienstigheid verschilt per cultuur. Ook kunnen we wijzen op de onderling grote verschillen tussen de godsdiensten. Een islamiet wil niet van Jezus als Zoon van God weten. Daarmee heeft hij een ander godsbeeld dan een christen. Dan is Allah niet met God gelijk te stellen. En een Boeddhist gaat niet eens uit van het bestaan van een god. Als de Godsbeelden zo verschillend zijn, zullen dan de godsdiensten allen even geldig zijn? Wie dus stelt dat alle godsdiensten hetzelfde zeggen of een kern van waarheid bezitten, kan dat alleen vanuit een vooringenomen standpunt volhouden. Een pleidooi voor gelijkheid van alle religies is niet objectief en is niet logisch. Trouwens, wie zal het criterium aandragen waaraan godsdiensten moeten voldoen? Die criteria komen niet uit de godsdiensten zelf voort, maar worden door anderen opgelegd. En verschillen per onderzoeker, per cultuur, per tijd. En de verschillende godsdiensten worden net zo lang 'bewerkt', totdat er enig zins op elkaar lijkende 'tempels' ontstaan. Maar zo doen we elkaar geen recht. Het christendom komt voort uit de openbaring van God in de Persoon van Jezus Christus. Dat heeft geen enkele andere religie. Daarmee is het christendom onvergelijkbaar met andere godsdiensten. Maar dit is zo bepalend, dat elk vergelijk dan ook mank gaat. 7.5 Conclusie Er zijn verschillende godsdiensten, leiden ze allen tot dezelfde God? Velen zijn deze mening toegedaan. Echter, deze mening is niet Bijbels. Gij zult geen andere goden dienen, zo Zelfgetuigenis van Christus 8 houdt God ons voor in het eerste gebod. Er is ook geen andere Naam door Welken wij moeten zalig worden, zo schrijft de apostel Paulus. Het Christendom stelt exclusief de waarheid. Omdat Christus de Weg, de Waarheid en het Leven is. Dat noemen we de Zelfgetuigenis van Christus. Geen andere stichter heeft ooit geclaimd de waarheid zelf te zijn. Dat kan en mag alleen Christus. Achter de discussie of het christendom exclusief is, staat de visie op de waarheid van het spreken van God in de Schrift. Waarheid komt niet tot stand door opvoeding noch door cultuur. Waarheid ontstaat ook niet door de goede bedoeling van mensen. God openbaart waarheid. God en het lijden "Ik voerde lange gesprekken met mijn klasgenoten, omdat ik nieuwsgierig was naar hun motivatie om wel een hogere macht te accepteren in hun leven. Maar hoe ik ook luisterde, nooit heb ik kunnen begrijpen wat hen dreef. Op de dag dat een vriendin van me stierf aan een hartaanval en een docent meldde dat "God het zo gewild had", haakte ik af en vervloekte mezelf om alle aandacht die ik had geschonken aan zoiets onmenselijks als het protestantse geloof". (Rob van Erkelens) Leerdoelen Je hebt inzicht in de problematiek van het lijden met betrekking tot het Godsbeeld Je kunt je voorstellen dat het lijden een obstakel tot het christelijk belijden kan vormen. Je kent het begrip theodicee. Je weet de argumentatie van belangrijke theodicees Je bent in staat op vragen rondom het lijden in te gaan 8.1 Lijden en Gods bestaan Serieus gesprek In de confrontatie tussen de kerk en de wereld is het gesprek over het lijden een serieus gesprek. Om drie redenen het lijden lijkt een heel sterk argument tegen het bestaan van God. Lijden treft ons allen. We leven in een tijd van grote technische vooruitgang. We zijn instaat om veel medicijnen te ontwikkelen, knappe operaties uit te voeren. Daardoor is het mogelijk dat we vrijwel pijnloos door het leven kunnen. Dat is een enorme luxe, vergeleken met voorgaande eeuwen. De technische vooruitgang heeft ook een andere kant. Geavanceerde oorlogsindustrie draagt ertoe bij dat onze eeuw een van de meest wrede eeuwen is. Dus: aan de ene kant wordt pijn beheersbaar, aan de andere kant doen we elkaar veel leed aan. Probleemstelling De probleemstelling is in feite eenvoudig. God is Almachtig en Hij is Liefde. Tegelijk merken we dat mensen lijden aan de gevolgen van ongelukken en natuurrampen, oorlogen, onderdrukking of noem maar op. Dat betekent dat God dus niet almachtig is, of niet alleen liefde is. Of, wanneer God inderdaad Almachtig en alleen Liefde zou zijn, dan bestaat Hij als zodanig inderdaad niet. Want er is lijden. Een van de meest voor de hand liggende oplossingen is wel het atheïsme Men ontkend het bestaan van God. God is niet merkbaar. Het lijden wel. Dan lijkt het voor de hand te liggen om God als logisch onmogelijk weg te denken. Oplossing atheisme afgewezen Toch is het atheïsme geen goede oplossing. Omdat het atheïsme een paar lastige vragen oproept, die niet te beantwoorden zijn. Atheïsme vermindert de ervaring van het lijden niet. Sterker, het neemt een mogelijke steun of troost weg. Omdat atheïsme alleen maar zegt hoe het niet moet, maar niet positief stelt wat er voor God in de plaats zou kunnen komen Atheïsme maakt het goede te midden van het kwaad onverklaarbaar. Atheïsme kan niet uitleggen welke redenen mensen hebben om opofferingsgezind en vergevingsgezind te zijn. Theïsme kan deze vragen beter beantwoorden dan atheïsme Daarom is atheïsme geen goede oplossing voor het vraagstuk van het lijden. 8.2 Theodicee Omschrijving Alle andere oplossingen kan je rangschikken onder het woord: theodicee. Letterlijk betekent het woord theodicee: de rechtvaardiging van God. Het gaat dan niet om de rechtvaardiging van de goddeloze, maar om het verdedigen van Gods beleid of gedrag. De uitdrukking is in de 18e eeuw gangbaar geworden, door toedoen van de filosoof G.W.Leibniz (1646-1716). Hij schreef een boek getiteld ‘”Essay de theodicee”. Hierin verdedigt hij het beleid van God. Hij doet dat als christen-filosoof. In de Verlichting, een tijdperk waarin het gezag van de kerk snel afbrokkelde, probeert hij op een heel andere manier naar een oplossing te Herkomst zoeken. Voor het christendom zich verbreidde, was er een heel Eerdere oplossingen eenvoudige manier om de goedheid van de goden voor tijdperk van de veilig te stellen. Zoals licht tegenover duisternis staat, Verlichting: zo staat het goede tegenover het kwade. De duivel dualisme Dualisme niet christelijk Oplossingen tijdens Verlichting Dit is de best mogelijke wereld Zwijgen over het lijden. grijpt door het doen van het kwade, in op de goede schepping van de goden. Dit noemen we het dualisme. Goed (God) en kwaad (duivel) staan als even sterke machten tegenover elkaar. Dan wint de een, dan wint de ander. Met de komst van het Christendom zijn andere oplossingen binnen beeld gekomen. Augustinus heeft duidelijk aangewezen dat het dualisme het kwaad buiten onze verantwoordelijkheid en schuld laat vallen. Niet wij mensen, maar de duivel bewerkt het kwade. Dat is niet Bijbels. Daarom heeft reeds Augustinus erop gewezen dat er niet meer dan Eén Scheppingsbron is. Het bestaan van de zonde en het lijden zijn niet verklaren. Zonde en lijden zijn schuld. Wanneer de Verlichting zijn intrede doet, voldoet dit antwoord niet meer. Twee invloedrijke gedachten uit de Verlichting 1 Dit is de best mogelijke wereld. G.W.Leibniz gaat zoeken naar een ander oplossing. Hij gaat ervan uit dat God de best mogelijke wereld geschapen had. Want God is Goed, Wijs en Almachtig. Maar, hoe komt het dan dat het meest volmaakte een overmaat aan ellende kent? Leibniz: "Dat komt door de aard van de geschapen werkelijkheid. God, de Ongeschapene is volmaakt. De schepping is niet gelijk aan God. Schepping is tijdelijk, veranderlijk, kortom: niet volmaakt. Bij het onvolmaakte hoort ook het lijden. De geschapen mens moet, juist omdat hij niet goddelijk is, noodzakelijkerwijs falen en zondigen." Tegelijk wijst Leibniz op het vele goede dat er in deze wereld gevonden wordt. Het kwade weegt niet op tegen het goede. 2 Doe hier goed, over God weten we niets. Ook I.Kant (1724 - 1804), een buitengewoon invloedrijk denker, heeft zich bezig gehouden met de theodicee. Wanneer we hem zouden vragen hoe hij over de theodicee denkt, dan zou hij antwoorden: "Met Leibniz ben ik het in ieder geval niet eens. De vragen rondom het Godsbestuur zijn niet op te lossen zijn voor ons mensen. Die gaan ons verstand te boven. God is voor mensen niet te begrijpen, laat staan dat we Zijn doen en laten kunnen beoordelen. We hebben te maken met het hier en nu. Het is onze opdracht om zo veel mogelijk goed te doen". Leibniz en Kant hebben beide gemeenschappelijk dat ze op een rationele wijze een antwoord te zoeken over de grilligheid van het lijden. Beide denkers houden daarin vast aan Gods onbegrijpelijke Almacht. Hedendaagse oplossingen God is weerloos Tegenwoordig horen we andere gedachten. Theologen kiezen veelal voor de mening dat God onmachtig is. Hieronder lees je twee voorbeelden daarvan. Toen D. Bonhoeffer, (1905-1945) gevangen zat, schreef hij brieven aan familie en vrienden. Die brieven zijn later van grote invloed gebleken. In één van die brieven schrijft Bonhoeffer: "God laat Zich de wereld uit dragen aan het kruis. God is onmachtig en zwak in die wereld. Juist en alleen op die wijze is Hij ons nabij en helpt Hij ons...". Alleen de lijdende God kan ons mensen helpen. Deze gedachte vindt tegenwoordig weerklank. Wie de moeite neemt om het boek “Christelijk Geloof” van H.Berkhof door te bladeren stuit op het idee dat God weerloos is. God wijkt willens en wetens terug om plaats te maken voor de mens. Om ruimte te maken Zijn schepping. God stelt plannen bij Niet iedereen is gelukkig met bovenstaande oplossing voor het kwaad. Iemand als A. van der Beek neemt uit invalshoek dat God berouw heeft. Eerst kiest Hij Saul, later verwerpt Hij hem als koning. "De God van het Oude Testament", zo schrijft Van der Beek, "is een emotionele, heftige, wisselende God, die vandaag de ene koers gaat en morgen de andere. God is veranderlijk". Weet God dan van geen trouw meer? Jawel, God blijft door alle wisselingen heen Zichzelf. Hij blijft de emotionele, meelevende, meelijdende God. 8.3 Leiding in lijden Dualisme onbijbels De geschiedenis van de kerk leert ons ten aanzien van de oorsprong van het kwaad dat er altijd belangstelling heeft bestaan voor het dualisme. Het dualisme stelt dat God de bron van al het goede is. En los van Hem de duivel als bron van het kwaad werkt. Het dualisme keert, zodra je denkt dat God niet boven de macht van het kwaad staat, maar eromheen draait en probeert ondanks het kwade, voor ons mensen het beste ervan te maken. Toch is het dualisme verkeerd. Omdat in het dualisme het kwaad een zelfstandige macht wordt, die staat buiten Gods scheppingsmacht. Dan staat het kwaad boven elke wet. Dan is niet het onwettige van het kwaad in het geding, maar het bovenwettelijke. Iemand als rabbijn Harold S. Kushner geeft in zijn bestseller “Als het kwaad goede mensen treft” een populaire versie van het dualisme. Hij stelt dat God niets met het kwaad te maken heeft. Die les leert God aan Job. God strijdt tegen de Leviathan (beeld van de duivel). God laat daarmee aan Job zien dat ook Hij niet alles in de hand heeft. Kushner verbindt daar de conclusie aan dat tegenslag niet van God afkomstig is. Terecht werpt hij zelf de vraag op wat we aan God hebben, als het kwaad dat goede mensen overkomt, niet van Hem afkomstig is. Kushner geeft zelf een antwoord op deze vraag. Ten eerste gebeuren op deze wereld uiteindelijk meer goede, dan kwade dingen. Ten tweede inspireert God mensen om te helpen. En tenslotte geeft God ons de kracht om lijden te doorstaan. Bijbelgetrouwe theologen hebben dergelijke gedachte als on-Schriftuurlijk afgewezen. Nimmer is in de belijdenisgeschriften van de kerk Gods Almacht ingekort. In het eerste artikel van de Apostolische Geloofsbelijdenis belijdt de kerk haar geloof in de Almachtige, Schepper van hemel en aarde. En zingt de kerk der eeuwen niet dat God, zelfs bij het naderen van de dood, een volkomen uitkomst kan, wil, en zal geven? Bijbelse lijn: Te midden van alle vragen reikt de Bijbel ons de volgende vier zaken aan. Oog voor eigen Ten eerste mag je niet spreken over het lijden zonder schuld onze eigen verantwoordelijkheid in het lijden mee te nemen. Ons hart is verdorven. Onze wil is verkeerd. Wij hebben God de rug toegekeerd. De dood is de bezoldiging van de zonde. Wie zijn wij om dan opstandig te zijn? Om Gods bestaan in twijfel te brengen? Geen antwoord over Op de vraag naar de oorsprong van het kwaad geeft de oorsprong kwaad Bijbel geen antwoord. We lezen in Genesis 3 de geschiedenis, in Psalm 51 de schuldbelijdenis van de erfzonde. Maar waarom de wereld in zonde gevallen is wordt ons nergens uitgelegd. Ook geeft de Bijbel nergens inzicht in de verhouding tussen God en duivel, dan alleen dat God boven de duivel staat. God laat het kwade toe. Maar hoe we ons die toelating precies moeten voorstellen, blijft onduidelijk. Christus leed Wanneer men het bestaan van God betwijfeld vanwege het lijden, mag je verwijzing naar het lijden van Christus. God heeft in Christus geleden. Hij weet hoe het voelt om pijn te hebben. Hij kan werkelijke medelijden betonen. Christus heeft in armoede geleefd. Christus heeft dorst geleden. Christus heeft haat gevoeld. Christus is gegeseld, geslagen ja zelfs gedood. Laat niemand zeggen dat God in Christus niet weet wat de mens lijden kan. Meer nog. God in Christus kan ook hoop geven. Doordat Hij uit de dood is opgestaan. Soms lees je wel eens van levens die door het lijden kapot gemaakt zijn. Hoe komen ze erbij? De apostel Paulus geloofde vurig dat het lijden van de tegenwoordige wereld niet opweegt tegen de heerlijkheid die aanstaande is. Hoe weten we dat Paulus gelijk heeft? Woorden krijgen betekenis door de ervaring die verwoord wordt. Is er iemand die een verachtelijke dood gestorven is en vervolgens uit de dood is teruggekeerd tot het leven? Ja, Christus is opgestaan. Daardoor weet Paulus dat er een heerlijkheid is, die hem wacht. Daardoor weet Paulus ook dat lijden tot heerlijkheid kan voeren. De opstanding van Christus geeft het lijden uitzicht. Ten vierde moeten we ons Godsbeeld goed uit te werken. Dat God liefde is, weet iedereen wel. Bijna niemand weet die liefde te rijmen met het lijden. Waardoor komt dat? Doordat we nu zoveel beter nadenken? Dat is het punt niet. Het komt doordat we ons een verkeerde voorstelling van Gods Liefde en Almacht maken. Liefde wordt vereenzelvigd met welwillendheid en met het zoeken van genot. Almacht met onbegrensde mogelijkheden. Kloppen deze beelden? Juist in de theodicee heeft het Godsbeeld een belangrijke plaats. Wij maken onderscheid tussen de verschillende Deugden of Eigenschappen van God. Dat komt door de beperkingen van ons verstand. God is Zijn Deugden of Eigenschappen. Zijn liefde is gelijk zijn rechtvaardigheid en is gelijk zijn almacht. God is enkelvoudig. Dat betekent dat we liefde van God niet moeten verwarren met welwillendheid of toegeeflijkheid. Liefde van God is ook rechtvaardigheid. In liefde straft God de zonden in Christus. God in Christus geeft hoop. Godsbeeld goed uitwerken 8.4 Conclusie Het lijden stelt het christelijk geloof voor een serieuze vraag. We mogen noch Gods Almacht noch Zijn Liefde in twijfel trekken. Gods Almacht wordt openbaar in de schepping. Gods liefde blijkt uit het sterven van Zijn Zoon. Pastoraal gezien is berusting is het enige juiste antwoord, daar wij mensen leem zijn in de handen van de Pottenbakker. Dat wil niet zeggen dat we niet mogen klagen. Echter, de kracht om te dragen ligt in God. 9 Autonomie Jan komt wekelijks bij zijn moeder op bezoek. Voor zijn moeder, die verder niet de deur uit kan, zijn deze bezoeken heel belangrijk. Jan is oprecht blij dat hij haar op deze manier gelukkig kan maken. Toen ontstond een probleem. Jan, vennoot bij een accountantsbureau, kreeg promotie aangeboden bij een dochteronderneming, aan de andere kant van het land. Wat te doen? Moeder opgeven voor carrière Je carrière aftoppen voor je moeder? Wanneer ben je echt jezelf, maak je je keuze in alle vrijheid? Leerdoelen Je weet wat onder autonomie verstaan wordt. Je weet hoe Gods Woord over de menselijke vrijheid spreekt. 9.1 Herkomst visie op autonomie Autonomie is Om de betekenis van het woord autonomie scherp in beeld te krijgen, moeten we een stap terug in de tijd. Het woord autonoom heeft namelijk griekse wortels. Auto bekent zelf en nomie komt van nomos. Nomos betekent wet. Letterlijk betekent het woord autonomie dus: zelf wetten maken. Vrij vertaalt komt het erop neer dat je zelf mag weten wat je doet. In de klassieke oudheid paste men autonomie niet toe op personen, maar op steden. De steden waren autonome staten. De stadstaten. Die beslisten zelf wie burgerrechten verkreeg, hoe hoog de belasting was, wanneer men ten strijde moest trekken. Wanneer de filosoof Protagoras stelt: "De mens is maat alle dingen", geeft hij daarmee niet aan dat de mens vrij is. Maar dat wel dat de mens beperkt is. We beoordelen alles naar menselijke maatstaven. Voor ons heeft autonoom zijn een heel andere betekenis. Wij denken aan zelfverwerkelijking, zelf beslissen wat je doet. Onze autonomie is enorm belangrijk. Zodra we ons kunnen beroepen op autonomie, stopt de discussie. Zo kunnen heroïne verslaafde hoeren hun eigen autonome afwegingen maken om te stoppen met hun werk of door te gaan. Dat de mens autonoom is, is voor ons geen schokkende gedachte. Toch is de huidige invulling van het begrip betrekkelijk nieuw. In onze huidige vorm kennen we nog maar een kleine tweehonderd jaar. Het is goed om dat te weten, dat relativeert onze invulling van het woord. I.Kant (1724 - 1804) wordt als de vader van autonomie gezien. Het is dus goed om kort bij hem stil te staan. Hij is van mening dat de wil van de mens goed is. Zo goed, dat de wil niet anders wil dan het goede. Enkel en alleen omdat het alleen goede goed is. Je doet dus niet het goede omdat je er zelf een goed gevoel over houdt. Nee, je doet het goede omdat dat goed is. In klassieke Oudheid Huidige invulling nieuw. Existentialisme en autonomie 9.2 Waarom kiest onze wil voor het goede? Omdat we weten dat we het goede behoren te doen. Daar laten we ons door leiden. Vrijheid is dus het vermogen om ons door de wil te laten leiden. Dan zin we nog niet bij de moderne invulling van het begrip autonomie. Een sterke stimulans om de autonomie en vrijheid van de mens verder te formuleren, vormen de gedachten van Jean Paul Sartre (1905 - 1980). De mens bestaat. Anders gezegd, hij existeert. Doordat hij bestaat gaat hij keuzen maken. Door keuzen gaat hij zijn bestaan invullen en vormen. De mens is tot vrijheid geroepen, de mens verlegd telkens zijn grenzen. Sartre geeft daar een heel bekend voorbeeld bij. Stel dat een soldaat krijgt om onschuldige kinderen te doden. En hij doet het. "Ik moet het wel doen, anders wordt ik zelf gedood". Volgens Sartre klopt die redenering niet, om de menselijke vrijheid een verschrikkelijke verantwoordelijkheid is, waaraan wij mensen niet kunnen ontkomen. Je eigen leven dan? Sartre antwoordt: je mag niet zeggen dat je geen held bent. Je kiest er voor om geen held te zijn. De mens is wat hij van zichzelf maakt. De menselijke vrijheid hoort bij het mens-zijn en mag daarom niet ingeperkt worden. Als je zegt: Ik doe wat in de Bijbel staat", is dat voor Sartre verraad aan het mens-zijn. Je mag je vrijheid niet uitleveren aan een overheid, een godsdienst, een groepsmening of wat dan ook. En als God zou bestaan, is het onze roeping om in opstand tegen Hem waarlijk vrij te worden. Wie anders leeft, ontloopt de last van de vrijheid. Die drang naar vrijheid tref je niet alleen bij het existentialisme aan. Het existentialisme verwoordt een levensgevoel dat aansluiting vindt bij velen. Niet voor niets is het Vrijheidsbeeld van Amerika een symbool. Treffend is ook hoe men afrekent met de spanning tussen Gods Almacht en menselijke onwilligheid en onmachtigheid. Daar wordt je depressief van. Want die gedachte "zet de mens vast", zo schrijft Aleid Schilder in haar boek Hulpeloos maar schuldig. Het idee dat godsdienst onze menselijke ontplooiing in de weg staat, wordt wel vaker gehoord. K.Marx sprak van "Opium voor het volk". De mensen worden door godsdienst getroost met een utopie. Afweging In het gesprek met de tijdgeest is het verstandig om op twee zaken te letten. In de eerste plaats is het goed om erop te wijzen dat onze autonomie beperkt is. In de tweede plaats dient het evangelie door de invalspoort van het woord 'vrijheid' uitgelegd worden. Grenzen aan autonomie. Ten eerste de grenzen van de autonomie. Hoe vrij zijn wij? Die is minder groot dan op het eerste gezicht lijkt. 1 Er zijn maatschappelijke regels. Een voorbeeld. Wie op sollicitatie gesprek in rijtijd kleding verschijnt, met een flinke hond aan de riem, loopt grote kans afgewezen te worden. Er zijn algemene maatschappelijke regels. 2 Er zijn persoonlijke beperkingen en mogelijkheden. De een is creatief, een volgende gewiekst. Niet ieder is geschikt om programmeur te worden, of chirurg. 3 Er zijn morele grenzen. Ieder weet van goed en kwaad. Een voorbeeld: we spreken van zinloos geweld. Een stille tocht trekt duizenden mensen. Ook onkerkelijke mensen lopen daarin mee. Binnen onze samenleving is een groot draagvlak voor de afwijzing van zinloos geweld. Mogelijkheden in de autonomie Autonomie biedt de apologetiek wel mogelijkheden. Als je maar de juiste invalspoort neemt. In de eerste preek die van de Heere Jezus bekend is, getuigt Hij van Zichzelf dat hij gekomen is om "gevangen vrijheid te schenken". Er is bevrijding van schuld in Zijn sterven. Er is bevrijding van ons eigen ik wanneer we mogen leven in de kracht van Zijn opstanding. En er is bevrijding van vrees wanneer we mogen zien op Zijn heerschappij over alle dingen. Stel het evangelie voor in termen van bevrijding. Die vrijheid moeten we dan ook wel goed invullen. Al snel denken we dat vrijheid hetzelfde is als het wegnemen van dwang of beperkingen. Op Bevrijdingsdag herdenken we het de Duitse bezetting ten einde is. Toch is het een vergissing als we vrijheid alleen in negatieve termen omschrijven. Nederland kreeg na de bevrijding nationale zelfstandigheid terug opdat Nederland weer een eigen natie zou kunnen vormen. Vrijheid heeft altijd een doel. Ware vrijheid is jezelf kunnen zijn. Wanneer ben je echt jezelf? Als je Gods beeld gaat vertonen. Zo was je ooit geschapen, om beelddrager Gods te zijn. Zoals een vis alleen in het water kan leven, zo kan een mens alleen opbloeien in een levende relatie met God. Deze gedachte plaatst ons voor een schijnbare tegenstelling. Ware vrijheid is vrijheid om echt jezelf te kunnen zijn. God heeft mij gemaakt om lief te kunnen hebben. Liefde hebben houdt in dat ik mezelf wegcijfer voor de ander. "Om werkelijk vrij te zijn, moet ik dienen. Om werkelijk te leven, moet ik aan mezelf sterven. Om mijzelf te vinden, moet ik mij in liefde verliezen". Alleen omdat we in een God geloven, Die de Bron van vrijheid en autonomie is, krijgt onze menselijke vrijheid betekenis. Een voorbeeld. Het vijfde gebod lijkt je vrijheid in te perken. Toch is het geen knellend juk. Je kan het vijfde gebod ook zien als een waarde die je nu eenmaal vind in menselijke relaties. Het is niet zo dat God de beslissing heeft genomen wat Jan moet kiezen. Omdat de situatie van Jan uniek is, zoals elke situatie uniek is, geeft het gebod Gods de mogelijkheid van afweging te maken. 9.3 Conclusie Autonomie betekent dat de mens zichzelf de wet stelt. Een gedachte die eerst betrekking had op een collectief, de Griekse stadstaten. Eeuwen later, sinds I.Kant, heeft de autonomie ook betrekking op de mens als individu. Zij het, dat mensen aan een zedenwet gebonden zijn. Die binding heeft Sartre en het existentialisme doorgeknipt. De mens is vrij. Voor Christenen is het zaak om goed uit te leggen wat we onder vrijheid verstaan. Ook wat de vrijheid van een christenmens inhoud. Voor velen betekent het Christelijke geloof een bevrijding van angsten, verslavingen. Gods kinderen zijn waarlijk vrij. 10 Zingeving In Jadigirigutta, een kleine bedevaartplaats in India, schuifelt een rij pelgrims langszaam naar de tempel, die ligt op de top van de heuvel. De tempel is een grot. In de grot woont de lokale god Narasimha. Hij ziet eruit als een leeuw met een mensenhoofd. In de rij staat een vrouw. Zij houdt een kokosnoot vast, gewikkeld in een doek. Ze is onvruchtbaar en wil met haar offer de god vragen een kind te geven. Ze mag naar binnen. Na het gebed geeft ze kokosnoot aan de priester. Die hangt de noot aan het plafond. Leerdoelen Je weet hoe L.Feuerbach en S.Freud religie verklaren Je weet wat onder projectie verstaan wordt Je kunt de gedachte dat godsdienst projectie is bijbels weerleggen 10.1 De wens van de mens Godsdienst door mensen bedacht De gebeurtenis uit de introductie laat zien uit welke ingrediënten alle godsdiensten samengesteld zijn: behoefte - hulp zoeken - vertrouwen op middelen. Tegelijk zie je hier ook de zwakke plek van alle godsdiensten. Dienen we een Hogere Macht om onze eigen noden en zorgen te verlichten en verzachten? Is godsdienst niet gewoon een menselijke behoefte? Is doen aan religie iets voor labiele mensen, die zelf het leven niet aankunnen? F.W.Nietsche (1844-1900) heeft een diepgaande gedachten over God als projectie geschreven. In de periode dat er nog geen uit gekristalliseerde moraal was, heerst de sterke Nietsche Feuerbach Freud mens. Echter, de sterke mens wordt verdrongen de groep zwakkere, die een moraal ontwikkelden. Zijn moraal helpt te overleven. God wordt ontworpen om het leven aan te kunnen. Mensen hebben een waarheid nodig die er altijd is, die niet tegenspreekt, die niet bedriegt. Zwakke mensen zoeken naar een ware wereld, waarin geen lijden is, waarin geen wisseling is, geen tegenspraak is. Wie denkt zo? Alleen de lijdende, de levensmoede mens. Zo wordt de wil tot macht geknecht. Christendom is platonisme voor het volk. Door predikanten wordt de ware aard van ons mensen omgebogen. Eeuwenlang wordt ons gepredikt omhoog te zien om de zin van het leven te ontdekken. Zo wordt de mens een fantasiedier, die denkt over de zin van het leven in doelen die van boven komen en die van te voren al vast liggen. Nietsche stelt dat we er vanuit moeten gaan dat er geen God is. Zo wordt de weg gebaand naar een nieuwe periode, waarin wij mensen waarlijk vrij worden. Nietsche stond met zijn gedachten niet alleen. Hij vond weerklank. Vandaar dat in de vorige eeuw verschillende boeken zijn verschenen, waarin godsdienst vanuit de menselijke geest verklaard werd. Ludwig Feuerbach (18041872) is daar een voorbeeld van. "Ik heb de bovenwereldlijke, bovennatuurlijke aard van God herleidt tot menselijke bestanddelen. De mens het begin, midden en einde van alle godsdienst". Wie over God spreekt, onthult in feite zijn eigen innerlijke hoop en angst. Ja, wie over God spreekt, heeft het eigenlijk over zichzelf. Het kennen van God is niet dus meer dan menselijke zelfkennis. Feuerbach verbond aan deze gedachte een duidelijke conclusie: jammer voor de mens dat hij aan godsdienst doet. Als God een Geest is, past Hij niet bij de mens. Er ios geen aansluiting op elkaar. Lees maar in het citaat uit “Das Wesen der Religion” (1845): "De mensheid zoekt in godsdienst tevredenheid. Godsdienst is zijn hoogste goed. Maar hoe kan hij troost en vrede vinden in God, als God een wezenlijk ander Wezen dan de mens is?". Sigmund Freud (1856-1939) sluit hierbij nauw aan. De oorsprong van godsdienst berust op een verlangen naar de kinderjaren. "De godsdienstige persoon roept het beeld van zijn vader uit zijn kinderjaren op, tot een voor hem overdreven gewicht. Hij verheft dit beeld tot goddelijkheid en richt het mentaal op tot iets tegenwoordigs", zo schrijft hij in ergens. God is een surrogaat-vader. In godsdienst leven we onze verlangens en behoeften uit. Die verlangens en behoeften ontstaan doordat de samenleving de ontwikkeling en ontplooiing van de mens in de weg staat. Wanneer die verwringing er niet zou zijn, was religie overbodig. Verbeter de wereld en de godsdienst verdwijnt vanzelf. Mensen hebben dan geen behoefte meer aan God. Ze vinden troost en plezier in het hier en nu. Deze mening komt mede voort uit een bepaalde visie op religie. Freud beziet religie niet als een overtuiging. Religie is voor hem een verzameling handelingen of riten. Zoals kinderen een bepaald gedrag vertonen ten opzichte van volwassenen, zo vertonen mensen bepaald gedrag ten opzicht van het Goddelijke. Geloven is kinderlijk gedrag, bij volwassenen een ontwikkelingsstoornis. Geloven staat de ontwikkeling naar echte zelfstandigheid in de weg. Alleen onzelfstandige mensen geloven in God. Velen vinden zich in deze gedachte. 10.2 Vijf bedenkingen Is geloof inderdaad iets dat we zelf maken, is geloven wensdenken? Het lijkt een lastige uitdaging. Maar er zijn wel een aantal zaken tegenover te stellen, die deze gedachte ontkrachten. Onwetenschappelijk e theorie Een eerste bedenking. Bij de theorie van Freud is wetenschappelijk bezien een vraagteken te stellen. Freud stelt alles vanuit zijn theorie te kunnen verklaren. Maar juist dan verklaart een theorie niets meer. Omdat de theorie niet de falsifiëren is. Niemand kan de theorie testen op fouten of onwaarschijnlijkheid. Omdat er geen waarnemingen zijn die de theorie ontkrachten. Geloven is gezond Een tweede bedenking. Freud stelt dat godsdienst een ontwikkelingsstoornis is. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de redenering omgedraaid moet worden. Dan wordt ongeloof een stoornis en geloven getuigt van een gezonde ontwikkeling, waarin geen bindingsangst optreedt. Vergelijk het met het aangaan van een huwelijk. De toekomst is onbekend en toch willen die twee mensen samen door het leven. Ze binden zich aan elkaar zonder angst. Zo is het ook met de Hogere werkelijk. Om je daar zonder angst aan over te geven, gaat niet zomaar. Daar is een rijpingsproces voor nodig. Geloven getuigt van een psychisch gezonde ontwikkeling. Daarin overstijgen mensen egoïsme en durven zichzelf afhankelijk op te stellen. Deze gedachte is van H.C. von Rumke (- 1967), één van meest belangrijke psychologen die Nederland heeft voortgebracht. Verlangen is natuurlijk Een derde bedenking. Het verlangen naar een vader is een natuurlijk verlangen. Zou dit natuurlijke verlangen ook niet voor godsdienst opgaan? Drogredenering Een vierde bedenking. Feuerbach maakt zich schuldig aan een drogreden. Godsdienst is niet echt, God bestaat niet echt omdat we naar Hem verlangen. Die vergelijking gaat mank. Wensen en bestaan zijn verschillende dingen. De dingen bestaan niet omdat we ernaar verlangen. Maar die redenering kan je niet omdraaien. Het is verkeerd om te stellen: je verlangt ernaar en daarom bestaat het niet. Mensen zitten niet op God te wachten Een vijfde bedenking. Als God Zich aan mensen openbaart, hoe reageren mensen dan? Omarmen ze Hem dan, roepen ze dan uit: "Daar hebben we op zitten wachten?" Meestal ervaren mensen die verschijning als iets ontzagwekkends. Daniel werd er ziek van. Jeremia roept uit: "Wee mij, ik verga". Gods Aanwezigheid is zo majestueus, dat het niet te verdragen is. Waar Christus na de opstanding verschijnt, spreekt Hij "vrees niet", om de vrees in het hart te dempen. Er is ontzag voor God. Een gevoel van kleinheid, nietigheid en zondigheid tegenover de Heilige. Vele Bijbelheiligen worden ons als sterke persoonlijkheden getekend, die tegenover God zwak worden. In die zin dat ze leren dat hun eigen werken niet in tel zijn als het gaat om de grond van zalig worden. Daarom leren ze alles van God te verwachten. 10.3 Conclusie Er wordt wel gedacht dat geloof inbeelding of projectie is. We willen dat God bestaat, omdat we daaraan steun zouden vinden. We willen dat God bestaat, en daarom bestaat Hij ook daadwerkelijk. Die gedachte bevat een denkfout. Wensen dat iets er is, zegt niets over het bestaan ervan. Zo ook met God. Wensen dat Hij bestaat, zegt niets over Zijn al of niet bestaan. De gedachte dat mensen God uitgevonden hebben, is niet waarschijnlijk. Het Godsbeeld uit de Bijbel keert niet terug in andere religies. Kennelijk ligt het Bijbelse Godsbeeld niet voor de hand. Mensen kunnen het niet bedacht hebben. 11 Aanknopingpunten Christus is niet alleen een remedie tegen uw vermoeidheid en moeilijkheden, Hij wil u zelfs een overvloed geven van het tegenovergestelde: blijdschap en genoegen. Diegenen die tot Christus komen, komen niet alleen bij een rustplaats na rondgedoold te hebben in een wildernis, maar zij komen ook bij een feestmaal waar ze mogen rusten en feestvieren. Ze mogen hun vroegere vermoeienissen en inspanningen achter zich laten en een tijd van vreugde en geestelijke blijdschap binnen gaan. (Jonathan Edwards) Leerdoelen: * Je weet dat het evangelie bij de mens moet aankomen * Je weet wat ontmoetingspunten zijn * Je weet wat landingspunten zijn. * Je weet waarom wij ontmoetingspunten accepteren en landingspunten afwijzen * Je weet de bedenkingen tegen de ontmoetingspunten 11.1 Geen aanknopingspunten Een christen is een mens. Dat betekent dat er op dat vlak ontmoetingspunten zijn voor een gesprek over het christelijk geloof. Er zijn ervaringen, die alle mensen gemeenschappelijk hebben. Te denken valt aan het verlangen naar geborgenheid of "doen aan religie", zingeving van het leven, “totaliteitservaringen”. In dit onderdeel gaan we verschillende ontmoetingspunten langs. Die punten helpen je om in het gesprek met anderen herkenbaar over je christelijke levensovertuiging te kunnen spreken. Dit is een belangrijk onderdeel. Want hierin zijn we niet onze geloofsovertuiging aan het verdedigen tegen aanvallen van buiten-af. In dit gedeelte zoeken we naar gemeenschappelijke ervaringen van het mens-zijn. In feite zetten we het christelijk als redelijk alternatief neer voor onze medemens. Wellicht kijk je daar wat vreemd tegenaan. We zijn niet zo gewend om het christendom als een redelijk alternatief naast allerlei andere levensbeschouwingen neer te zetten. Omdat we (terecht!) bang zijn aan het wonder van Gods genade te kort te doen. Het is geen vrucht verdienste van gezond en logisch nadenken dat je naar de kerk blijft gaan. Aanknopings- of ontmoetingspunten, dat zijn inderdaad betere woorden dan aangrijpingspunten. Waarom? Twee redenen. 1 Het woord aangrijpingspunt veronderstelt dat bij anderen iets van ongerepte waarheid te vinden is. Dat “iets” zouden we als opstap tot het christelijk geloof kunnen gebruiken. Die gedachte is niet Bijbels. Want er is niemand die God zoekt, tot niet één toe, zo zegt de apostel Paulus. Niemand ervaart zich als zondaar voor God, tenzij de Heilige Geest je overtuigt van zonde, oordeel en gerechtigheid. De natuurlijke Godskennis kunnen we niet als een aangrijpingspunt zien. Omdat ieder de waarheid in ongerechtigheid ten onder houdt. We verdringen de natuurlijke Godskennis. We strijden allemaal tegen God. 2 Het woord aanknopings- of ontmoetingspunt heeft dit voordeel, dat het een zekere mate van gelijkheid inhoud. Als je werkelijk iemand ontmoet, dan heb je een open gesprek. 11.2 Zingeving Alle mensen doen aan zingeving. Zingeving is de interpretatie van ons bestaan. Ze komen voort uit betrokkenheid op het leven en uit het tekort van ons menselijke bestaan. Crisis, ziekte, tegenslagen, teleurstellingen, hoogtepunten en vele andere gebeurtenissen of emoties kunnen je doen afvragen: waarvoor leef ik eigenlijk? Dan stuiten we op de zingeving. Soms heeft het leven hele intense ervaringen. Zoals liefde of de geboorte van een kind of het overlijden van een geliefde, of een overweldigende ervaring in de natuur. Dan breek je als het ware uit het alledaagse en bekijk je jezelf met andere ogen. Je beseft dat je met alles verbonden bent aan alles. We noemen dat een totaliteitservaring. Totaliteitservaringen hebben te maken met zingeving. Je gaat dan een waardeoordeel geven over het leven. Op het gebied van de zingeving vinden de we ontmoetingspunten. Te denken valt aan het besef van goed en kwaad, besef van eindigheid, aan het onvervulde verlangen. Deze zaken hebben alles te maken met zingeving. Daarom gaan we de zingeving gaan we verkennen vanuit 1 Het onvervulde verlangen 2 Moraliteit 11.2.1 Het onvervulde verlangen Plato, een Griekse wijsgeer die ongeveer 500 v. Chr. leefde, vergelijkt ons mensen met lekkende kruiken. We kunnen van alles en nog wat in het reservoir van het leven gieten, maar we zijn nooit echt vervuld. We blijven leeg. Augustinus heeft iets dergelijks ervaren. Hij leefde naar het goeddunken van zijn eigen hart. Verdiepte zich in de vragen van zijn tijd, woonde ongehuwd samen, streefde naar een baan in de ambtelijke top van Milaan. Hij bereikt wat hij wil. En schrijft vervolgens in zijn Confessiones: "U hebt ons voor Uzelf gemaakt. Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U". Hij ervaart dat de driehoekige wereld het ronde hart niet kan vervullen. Het verlangen naar meer wordt niet vervuld. Juist door het verlangen naar meer, dringt de eindigheid zich steeds meer op. De existentialist Albert Camus merkt op: "De mens is een dier dat zin zoekt". In diens “Caligula” staat dat: "Het onverdraaglijk is om te zien dat alle doel uit het leven wordt weggezogen, om te horen dat het leven geen zin heeft. De mens kan niet leven zonder doel". Dat wil niet zeggen dat Camus overtuigt is dat het leven ook daadwerkelijk zin heeft. Onze tijd kenmerkt zich door een crisis in de zingeving. Fr. Nietsche daarover bijna profetisch geschreven. Heel het leven wordt door krachten beheerst. De mens zoekt daarin zijn weg. Hij wil overleven. En daarom doet hij aan zingeving. Maar de grote massa is zwak. Kan het leven niet aan. Daarom ontwikkelt de zwakke mens een moraal, zodanig dat deze groep kan concurreren tegen de sterken. De sterke accepteert het lijden, maar de zwakken vluchten we van het lijden, door het te duiden. Om lijden te hanteren verzinnen ze een andere plaats dan dit leven. Zo herleidt Nietsche (1844-1900) religie: het is de onmacht tot macht, platonisme voor het volk. Geloof in God is een illusie. God is dood. Als gevolg daarvan is de zin van het leven ook minder duidelijk geworden. Dat kunnen we nog niet goed verwerken. In de achterliggende 2000 jaar zijn de antwoorden van geloof en filosofie steeds radicaler geworden. Nu valt alles weg. Er is een nihilistische levensinstelling gekomen. We zijn uit een evolutionair proces ontstaan. Toevallig en zomaar. Waarom we bestaan weten we niet. Het bestaan is absurd, onredelijk. Waarden blijken geen harde waarden te zijn. Een voorbeeld daarvan geeft Arthur Adamov in het toneelstuk Le Ping Pong. Twee studenten raken gefascineerd door de flipperkast in het café. Ze zien het als een kunstwerk. Als een zakelijk voorwerp om geld mee te verdienen. Liefdesrelaties ontstaan door ontmoetingen bij de flipperkast. Zo wordt de machine van middel tot verstrooiing doel op zichzelf. De machine geeft de twee studenten troost in hun lege leven. Hoe kunnen we de crisis in de zingeving te boven komen? Drie mogelijkheden doen zich voor: 1 Het leven beëindigen door middel van zelfdoding. 2 Het leven heeft geen zin, wegvluchten in pessimisme en nihilisme. Pessimisme wordt onderbouwd met gedachten als: Het nastreven van doelen heeft geen zin, geluk ligt alleen in het verleden, het leven is een illusie. Het gaat weer voorbij. Deze beide mogelijkheden zijn door hun negatieve insteek niet levensvatbaar. Vandaar dat velen kiezen voor een derde optie: 3 Een levensovertuiging aanvaarden. Dat kan een levensovertuiging zonder God. Een voorbeeld daarvan het humanisme, waarin zelfverwerkelijking belangrijk is. Persoonlijke vermogens worden ontwikkeld door lange en volhardende inzet. Zo kom je tot de topervaring. Traditie of omgeving zijn wel belangrijk, maar spelen geen doorslaggevende rol. Het gaat immers om je eigen persoonlijkheid. Mensen vinden de vrede in zichzelf. Vanuit die positie nemen zijn verantwoordelijkheid in de samenleving. Dat kan een levensovertuiging met God zijn. C.S.Lewis maakt zelfs van dit onvervulde verlangen een Godsbewijs. Het verlangen naar het oneindige kan er alleen zijn, als het oneindige ook werkelijk bestaat. Heel de schepping is geschapen, om de Schepper te kennen en te eren. Het is niet voor niets dat je in het Nieuwe Testament leest over de blijdschap die de Heilige Geest kan geven, over de doelgerichtheid die Hij in het leven kan schenken. 11.2.2 Moraliteit De mensheid kan niet zonder enige orde. Alle samenlevingen hebben op hun manier een gedragscode ontwikkelt. Daarin in wordt het collectief samenleving gewaarborgd. Daarnaast hebben alle mensen ergens een persoonlijk besef van goed en kwaad. Nu zijn er mensen die zeggen dat niets zeker is. Maar de stelligheid van die uitspraak ondermijnt zichzelf. Zeker te weten dat niets zeker is, kan niet. Dat biedt openingen om te veronderstellen dat er een scheidslijn tussen goed en kwaad bestaat. Het onderscheid tussen goed en kwaad is het bestaansrecht van filosofie en religie. Beiden denken na over de juiste handeling de verantwoording daarvan. Nu wordt moreel handelen ook wel verklaart vanuit de evolutie. De soort overleeft door orde. De voor-wat-hoortwat mentaliteit helpt ons verder. Toch is geeft ons dat een probleem. Een voorbeeld. Moeder Teresia is alom geacht als een voorbeeld van altruïsme. Zij geeft belangeloos haar hele leven aan het goede, door zelf opgelegde armoede zodat zij de stervenden in Calcutta kan helpen. Als moraal niet als een gevolg van evolutie te verklaren is, hoe dan wel? Een citaat: “Als er buiten het heelal een bestierende macht bestond, zou deze zich niet aan ons tonen als een van de feiten binnen het heelal – net zo min als de architect van een huis een muur of een trap of stookplaats in dat huis zou zijn. De enige manier waarop deze macht zich zou kunnen openbaren is bennen onszelf, als een invloed of instructie om ons tot bepaald gedrag aan te zetten. En dat is precies at we binnen onszelf aantreffen. Dat zou ons toch te denken moeten geven” (C.S.Lewis, Onversneden Christendom). . 11.3 Conclusie De apologeet heeft op het menselijke vlak vele raakvlakken met de medemens. Toch ligt er een groot probleem in de tijdgeest waarin we leven. Door onze tijd loopt een pessimistische lijn. Zingeving is niet nodig. Dat betekent dat de apologeet niet kan insteken op de een veronderstelde zingeving. Zingeving hoort niet bij het mens-zijn, maar wordt ons aangepraat door de Grote Verhalen, aangereikt door filosofie en religie. Zingeving is meer verbonden aan zelfverwerkelijking en de topervaring, dan aan een wereldbeeld dat het leven ordent, legitimeert, verklaart of integreert. Dat betekent dat het contact met de medemens meer op het gebied van het persoonlijk leven, de eigen emoties ligt dan op veronderstelde waarheden, waarden en normen. Het is voor de apologeet aannemelijk te maken dat er geen God is, via de moraal. 12 Waarom zou je geloven? "Het christendom moet zichzelf verkopen door z'n relevantie voor het leven aan te tonen en niet slechts z'n onlosmakelijke redelijkheid" Je hebt allemaal wel eens iemand over iets horen spreken dat op zich waar was. Bijvoorbeeld over een postzegelverzameling. Wellicht kan iemand je van alles vertellen over watermerken in de tijd van koningin Emma. Alleen, die waarheden hebben voor jouw geen relevantie. Het spreekt je niet aan. En daarom doe je er niets mee. Zo denken heel veel mensen over het christelijk geloof. “Wellicht interessant. Maar voor mij niet relevant. Ik kan zonder dat geloof net zo goed leven”. Wanneer de wereld niet geïnteresseerd is in het christelijk geloof, kan dat veroorzaakt worden doordat christenen er niet in slagen het geloof relevant te maken voor een ander. De relevantie van het christelijk geloof moet op aantal gebieden van het leven beslag leggen. * Mensen hebben behoefte aan een basis voor de moraal. * Mensen hebben behoefte aan een zinvolle interpretatie van gebeurtenissen. * Mensen hebben behoefte aan een visie die hen inspireert 12.1 Zonder geloof vaart niemand wel Voor je medemens is het begrijpelijk wanneer je geloof uitlegt in termen van 'nut'. Je legt aan een ander uit wat je aan je geloof hebt. Welke steun het geeft, welk houvast het biedt. Is die invalspoort bijbels? Je gelooft niet voor jezelf, maar door het geloof verheerlijk je God. Door Hem als Koning te erkennen en Hem te gehoorzamen. Dat lijkt een ander accent. Toch lees je dat de Heere Jezus mensen aanspoort zich te haasten "om huns levens wil". En de Heidelberger Catechismus vraagt in de bekende eerst zondag: "Wat is uw enige troost beide in leven en sterven". Over die formulering is nagedacht. Troost wordt met opzet als eerste genoemd. Trouwens, het woord troost heeft in het Middelnederlands van de 16e eeuw een veel bredere betekenis dan in ons hedendaagse Nederlands. Het betekent zoveel als: levensmoed, opwekking, kracht, steun. En is het je al eens opgevallen hoe vaak in de Heidelberger sprake is van "nut" of "bate". Al met al kan je heel verschillende redenen hebben om te kiezen voor een bepaalde levensovertuiging. Je kunt in een religie geloven omdat je ouders je daarin opgevoed hebben. Of omdat je vrienden erin geloven. Of omdat velen erin geloven. Of omdat je er iets van af weet. Al dit soort motivaties noemen zijn van sociologische aard. Daarnaast zijn er ook psychologische redenen voor een geloof. Bijvoorbeeld omdat het zin en oriëntatie aan je leven geeft. Of omdat het identiteit geeft, omdat het je van schuldgevoelens verlost, omdat het gewoon een goed gevoel geeft. Ongeveer de helft van de mensen die een religie geloven, geven psychologisch redenen als motivatie op. Anderen komen filosofische redenen tot een keuze uit de vele religies. Dan staat het begrip waarheid centraal. Een religie is logisch, waar, redelijk of iets dergelijks. Tenslotte zijn ook religieuze redenen waarom mensen aan godsdienst doen. Men gelooft omdat God op een directe manier ervaren wordt. Of omdat er wonderlijke uitreddingen beleefd zijn. Het merkwaardige doet zich voor dat men over het algemeen deze reden als laatste opgeeft. Heel deze opsomming laat zien via welke invalspoorten het christelijk geloof voor anderen relevantie kan krijgen. Ter beantwoording van de vraag welke motivatie het meest belangrijk is, het volgende citaat: "Er kan weinig twijfel over bestaan dat het hoofdmotief voor evangelisatie een theologisch motief was. De eerste christenen verbreiden het evangelie niet omdat dit raadzaam voor hen was. Of omdat ze dat als hun maatschappelijke verantwoordelijkheid beschouwden. Ze deden het niet uit medelijden. Ze evangeliseerden uit de geweldige ervaring van Gods liefde die ze ontvangen hadden door Christus", zo stelt M.Green. Jonathan Edwards komt tot geloof, wanneer hij door het lezen van Gods Woord, zoveel heerlijkheid in Christus ziet, dat hij niet anders kan of al zijn zonden aan Zijn voeten belijden. Dan ervaart hij ook de vergeving van zijn zonden. Het zien op Jezus, dat is het de kern waar het om gaat. De apostelen prediken het evangelie niet uit hobbyisme. Nee, wanneer Petrus door het Sanhedrin ter verantwoording wordt geroepen, zegt hij: "Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen (Hd.5:29). Niemand zit op een relatie met God te wachten. Want we zijn allen dood in zonden en misdaden. Daarom heeft Christus de Heilige Geest beloofd. "....maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal. En gij zult Mijn getuigen zijn" (Hd.1:8). 12.2 Conclusie Apologetiek is een Bijbelse opdracht. Die wij in ons leven moeten uitvoeren. Afhankelijkheid, creativiteit en liefde tot God zijn daartoe nodig. Het christelijk geloof kunnen we uitleggen in termen van “nut”, maar het christelijk geloof is boven dat vooral noodzakelijk. Omdat we te doen hebben met een vertoornd God die in Christus alleen de schuld vergeeft.