12 Argumenten voor het christelijk geloof

advertisement
Apologetiek
Een inleiding
JJGrandia,
Gomarus scholengemeenschap
Inhoudsopgave
Deel 1
1
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
Apologetiek, een inleiding
Omschrijving
Apologetiek – evangelisatie
Apologetiek – dogmatiek
Apologetiek voor jouw
Conclusie.
2
2.1
2.2
2.3
2.4
Geschiedenis
Vroege kerk
Middeleeuwen
Verlichting
Conclusie
3
3.1
3.2
3.3
3.4
Christen- zijn nu
Christen zijn
Koninkrijk der hemelen
Solidariteit en antithese
Conclusie
4
4.1
4.1.1
4.2
4.2.1
4.2.2
4.2.3
4.3
4.4
Staan in de tijdgeest
Moderniteit
Secularisatie
Reacties op secularisatie
reactie 1 Solidariteit
reactie 2 Verzuiling
Verandering van strategie
Plaats religie in publieke domein
Conclusie
Deel 2
5
Intellectuele hindernissen
5.1
Redenen om Gods bestaan af te wijzen
6
God bestaat
6.1
Godsbewijzen
6.1.1 Ontologisch Godsbewijs
6.1.2 Kosmologisch Godsbewijs
6.1.3 Teleologisch Godsbewijs
6.1.3.1 Antropisch Principe
6.1.3.2 Intelligent Design
6.1.4 Moreel Godsbewijs
6.2
Conclusie
7
7.1
7.2
7.3
7.4
7.5
Vele religies en een waarheid
Pluralisme
Universalisme
Relativisme
Exclusivisme
Conclusie
8
8.1
8.2
God en het lijden
Lijden en Gods bestaan
Theodicee
8.3
8.4
Leiding in lijden
Conclusie
9
9.1
9.2
6.3
Autonomie
Herkomst autonomie
Afweging
Conclusie
10
10.1
10.2
10.3
Zingeving
Wens van de mens
Vijf bedenkingen
Conclusie
Deel 3
11
Ontmoetingspunten
11.1
11.1.1
11.1.2
11.1.3
11.4
Ontmoetingspunten
Casus
Inleiding
Probleem
Verwerking
11.2
11.2.1
11.2.2
11.2.3
11.2.4
Het onvervulde verlangen
Casus
Actualiteit
Afweging
Verwerking
11.3
11.3.1
11.3.2
11.3.3
11.3.4
Het besef van sterfelijkheid
Casus
Actualiteit
Afweging
Verwerking
11.4
11.4.1
11.4.2
11.4.3
11.4.4
De menselijke zedelijkheid
Casus
Actualiteit
Afweging
Verwerking
12
12.1
12.2
12.3
Argumenten voor het christelijk geloof
Actualiteit
Geloven is noodzakelijk
Verwerking
13
Literatuur
H.1
Apologetiek is …
Inleiding
Een buurman kwam een christen tegen. De buurman zei: "Ik
weet zeker dat u niet in uw godsdienst gelooft". "Waarom
niet?" vroeg de christen. "Omdat", zei de ander, "u me
jarenlang bent tegengekomen als ik van huis naar de zaak op
weg was. U gelooft toch dat er een hel is waar mensen in
worden geworpen"? "Jazeker" zei de christen. "En u gelooft,
dat ik zonder geloof in Christus daarheen gestuurd wordt?!"
"Jazeker", zei de christen. "Ik weet zeker dat u er niet in
gelooft", luidde het weerwoord. "Als dat wel zo was, moet u
wel een heel onmenselijk zijn om me elke dag tegen te
komen en daar nooit over te vertellen of me ervoor te
waarschuwen".
Leerdoelen:
Je weet wat apologetiek betekent
Je weet wat het verschil tussen apologetiek en evangelisatie is.
Je weet hoe de relatie apologetiek en dogmatiek (geloofsleer) ligt.
Je weet dat ook onbekeerden de verantwoordelijkheid hebben ten
aanzien van apologetiek.
Je beseft dat een christen niet zonder apologetiek en evangelisatie
in de wereld kan staan.
1.1
Omschrijving
Apologetiek
Het woord apologetiek is van oorsprong een Grieks woord.
Via de Bijbel is het onder christenen een bekender woord.
Apologetiek komt van het werkwoord apologeomai en het
zelfstandige naamwoord apologia. Meestal worden deze
woorden vertaalt met “verantwoorden” en
“verantwoording”. Verantwoorden wil zeggen dat je aan een
ander uitlegt wat je gedaan hebt. Je geeft antwoord op
gestelde vragen.
Zo legt Paulus aan Festus uit waarom hij door de Joden
veroordeeld is (Hand.25:16). Aan de gemeente van
Korinthe legt hij uit welke rechten en plichten hij heeft als
apostel (1 Kor.9:3). Wanneer hij voor de rechter gedaagd
wordt, dankt hij de gemeente te Filippi voor hun geestrijke
medeleven tijdens zijn verantwoording. (Fil.1:7).
Paulus legt verantwoording af van zijn apostelschap. Bij
apologetiek gaat het om verantwoording.
Omschrijving
Apologetiek is: de bezinning op de intellectuele
verantwoording van het christelijk belijden.
1.2
Apologetiek – Evangelisatie.
Apologetiek is niet hetzelfde als evangelisatie. Je weet dat
de apostel Paulus overal het Woord verkondigde.
Bijvoorbeeld in Lystre (Hand.16:8,15). Of Filippi
(Hand.16:10) Voor verkondigen lees je vaak het woord:
“evangeliseren”. In de verkondiging wordt het Woord
uitgelegd. Worden mensen opgeroepen tot bekering.
Paulus doet dus twee verschillende dingen.
Hij verkondigt het woord
En hij verdedigt zijn doen en laten als apostel.
Dus:
 Evangelisatie roept op tot geloof. Fillipus was voor de
Moorman een echte Evangelist. Hij legde uit Wie
Christus was naar aanleiding van Jesaja 53. Hij
preekte, hij doopte.

Apologetiek geeft antwoord op kritische vragen.
Antwoord op hindernissen om in God te geloven. Je
gaat het gesprek aan over vragen: bestaat God wel?
1.3
Apologetiek – dogmatiek
Dogma is een
Gezaghebbende
leeruitspraak
Apologetiek kan niet zonder dogmatiek. Onder dogmatiek
komt van dogma. Een dogma is een gezaghebbende en
leerstellige uitspraak. Een voorbeeld daarvan is: God is
Drie-enig.
Apologetiek veronderstelt dogmatiek. Het is onmogelijk om
iets over God uit te leggen, wanneer we niet zouden weten
Wie Hij is.
Toch is tussen beiden een groot verschil. Dogmatiek
verwoord wat de Bijbel zegt. Uit allerlei Schriftgegevens
wordt duidelijk Wie God is, wat Drie-enigheid is, wat we
onder voorzienigheid hebben te verstaan. Het gaat in de
dogmatiek om eeuwige waarheden, en om de
geloofsinhoud.
In de apologetiek gaat het om de toepassing van die
eeuwige waarheden in de tijdgeest. De tijdgeest wisselt.
Dan is het taak van de apologetiek om met telkens andere
bewoordingen, dezelfde aloude geloofsinhoud toegankelijk
te maken aan critici daarvan. Apologetiek gaat dus niet
vooraf aan de dogmatiek, maar volgt op de dogmatiek. Dat
betekent dat apologetiek ook niet kan functioneren als een
soort opstap naar de dogmatiek. Apologetiek dan ook geen
cursus “christendom-voor-dummies”.
Verschil dogmatiek
en apologetiek
1.4
Apologetiek voor jou
Paulus
Paulus had een speciale zending van God om te
evangeliseren. Daaruit vloeide voort dat hij zich moest
verantwoorden. Hoe zit dat met christenen in het
algemeen. Hebben die wat met apologetiek te doen?
Uit Handelingen wordt dat niet duidelijk. Daar wordt verslag
gedaan van de geschiedenis van de zending.
Petrus
De brieven in het Nieuwe Testament zijn daar wel duidelijk
over. De apostel Petrus roept de gemeenteleden
uitdrukkelijk op tot apologetiek. Kerntekst is 1 Petr.
3:15,16,17:
15 Maar heiligt God den Heere in uw harten; en zijt altijd bereid tot
verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die
in u is, met zachtmoedigheid en vreze.
16 En hebt een goede consciëntie, opdat in hetgeen zij kwalijk van u
spreken, als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden, die uw
goeden wandel in Christus lasteren.
17 Want het is beter dat gij wel doende (indien het de wil Gods wil) lijdt,
dan kwaad doende.
Petrus gaat in op een aantal vragen.
1 Wanneer moet je bereid zijn om aan apologetiek te doen?
Altijd. Altijd wanneer een ander ter verantwoording roept.
Petrus wil dus niet zeggen dat jij altijd en overal over je
levensovertuiging moet beginnen. Het gaat in de tekst over
een basishouding. Je moet altijd bereidwillig zijn, altijd in
staat zijn om je levensovertuiging uit te kunnen leggen.
2 Waarom moet je aan apologetiek doen?
Drie antwoorden.
1 Omdat God dat vraagt. God ontfermt Zich over de wereld.
Daarom moeten Christenen dat ook doen. Daarin lijken
christenen op Christus. Altijd bereid om in gesprek te gaan.
2 Om mensen die het Evangelie bespottelijk maken te
beschamen. Om hen te laten zien en horen dat ze zich
vergissen. Je zou het ook zo kunnen zeggen: Petrus wil dat
je de ander respect voor het christendom leert hebben.
3 Tenslotte wijst de apostel Petrus in de tekst op een heel
ander punt. Een persoonlijk punt. Wie de Naam van God
belijden zal onder de mensen, zal vrijmoedigheid vinden in
het gebed tot God. Je hebt namelijk een goed geweten.
3 Hoe moet je aan apologetiek doen?
Met zachtmoedigheid en vreze, zo schrijft Petrus.
Zachtmoedig wil zeggen in liefde. Vreze duidt op
Godsvreze. Dat wil zeggen dat jij je afhankelijk voelt van
God. Dat je uit eerbied voor Hem niet kunt zwijgen wanneer
anderen Hem onteren.
4 En als je onbekeerd bent?
Petrus adresseert de oproep tot apologetiek. Apologetiek
kan niet zonder het heiligen van God in het hart. En het
gaat over de hoop die in je is.
Heiligen wil zeggen apart zetten, afzonderen. Door de Doop
ben jij apart gezet van de wereld. Jij bent een christen, je
weet van God. Daarnaast heeft heiligen een diepere
betekenis. Dan gaat het over het eren van God. Eren wil
zeggen dat je Zijn wil zwaar laat wegen. Je gehoorzaamt
Hem uit liefde. Er zit dus een dubbele bodem in het woord
heiligen.
Nu het volgende gedeelte uit de tekst: de hoop die in je is.
Hoop op het eeuwige leven, dat is een van de vruchten van
het werk van Gods Geest in het hart. Hoop hoort bij geloof
en liefde. Al die vruchten van het genadeleven kunnen iet
buiten de kennis op. Dan stuiten we wat andere betekenis
van de hoop. Het gaat om de hoopvolle leer van het
Evangelie.
1.5
Conclusie
Apologetiek is nodig, zodra ongeloof zich tegenover geloof
verzet. Het is de bezinning op de verantwoording en
communicatie van de christelijke levensovertuiging.
Apologetiek speelt in op de actualiteit, brengt in de eigen
tijdgeest de aloude geloofsinhoud onder de aandacht.
Het is een roeping voor alle gemeenteleden en voor Gods
kinderen in het bijzonder.
In de verantwoording gaat het om twee dingen.

Je bent in staat om uit te leggen wat het christendom
inhoud en waarom je christen bent.

Je laat de ander nadenken over wat je zegt. Je
schept een klimaat van acceptatie ten aanzien van je
christelijke levensovertuiging. Je maakt het
christelijke geloof relevant voor de ander.
2
Geschiedenis
“Gij vereert de goden niet”, zo verwijt men ons. “gij brengt
geen offers voor de keizers”. Daarom worden wij
beschuldigt van heiligschennis. Welnu, wij zijn opgehouden
uw goden te vereren vanaf het ogenblik dat wij tot inzicht
kwamen dat het geen goden zijn. Daarom hoeven ze niet
geëerd te worden. We zouden strafbaar zijn als u kunt
aantonen dat wat wij niet vereren, wel degelijk goden zijn.
Wij protesteren. Uw goden zijn geen goden.
Zal ik hen een voor een gaan bespreken? De oude en de
nieuwe, de uitheemse, de Griekse, de Romeinse, de
geadopteerde, de mannelijke en de vrouwelijke, de goden
van land en stad, van zeelieden en krijgsheren? Het zou
vervelend zijn al hun namen op te noemen. Om het samen
te vatten, geen van de goden is ouder dan Saturnus. Van
hem stammen alle goden af. Of althans de betere en meer
bekende. Als Saturnus een mens is, stamt hij ook af van de
mensen. Vereert gij alleen uzelf.
Uit: Tertullianus, Aplogeticum
Leerdoelen
Je leert in de hoofdstuk de hoofdlijn van de geschiedenis van de
apologetiek. Uit de geschiedenis leer je dat de apologeet altijd
inspeelt op zijn eigen tijd. En dat we daarom opnieuw in onze tijd
het christendom moeten neerzetten en onze tijd vanuit het
christendom moeten doordenken.
Ook maak je kennis met de valkuilen van de apologetiek.
2.1
Vroege Kerk
Vanaf 200 n. Chr.
Apologeten
De eerste apologeten komen op rond 200 n. Chr. Enkele
bekende namen zijn Tertullianus, Clemens, Origines en
Augustinus.
Welvaart
Waarom kwam juist in de tweede eeuw n.Chr. de
apologetiek op? Het was een tijd van grote welvaart. Sterke
keizers, gekozen op kwaliteit van leider, brachten orde. De
grenzen van het rijk werden goed bewaakt. De burgers
kregen rust. Vrijheid van meningsuiting bevorderde de
uitwisseling van gedachten.
Kritiek op afgoden
Kritiek op de oude goden groeide. Xenophanes, een heiden,
zegt over de afgoden: “Een Ethiopier heeft zwarte goden,
een Thracier blanke. Als koeien en paarden handen hadden,
zouden ze goden maken die er als koeien en paarden
uitzagen”. Plato, een heidense geleerde, stelde dat die
goden door mensen zelf gemaakt waren. Dan stelden ze
ook niet zo veel voor.
Daarentegen groeide de belangstelling voor de Oosterse
religies. Bekende voorbeelden naast de Mitrhas-dienst het
Jodendom en het Christendom. De laatste twee wonnen
veld door hun hoge levensstandaard.
Apologeten:
Voor machthebbers
Twee stappen
Voedingsbodem:
- vrijheid van
meningsuiting
-Christenvervolging
De apologeten gaan het Christendom onder de aandacht
brengen van de intellectueel. Aan de machthebbers pogen
ze het onredelijke van het ongeloof aan te tonen. Al het
redelijke leidt tot het Christendom het heidendom
Apologieën bestonden dan ook meestal uit twee stappen.
1 Laster op het Christendom wordt weerlegd
2 De kern van het Christendom wordt uiteengezet. Veelal
sloot men aan bij bestaande gedachten van filosofen. Via
redeneringen toonde men aan dat er maar een God kon
zijn.
De voedingsbodem voor de apologeten is de vrijheid van
meningsuiting. Tegelijk staan de apologeten tegen de
achtergrond van de christenvervolgen. Die waren constant
aanwezig. Dan hier, dan daar. Maar echt vertrouwen deed
men de christenen niet. Ondanks de grote mate van
tolerantie achtte men christenen toch als staatsgevaarlijk
door hun exclusieve waarheidsaanspraken. Christenen
waren niet van plan om naast God de keizer als een god te
vereren. Hoe loyaal waren christenen dan aan de
samenleving? Die twijfel werd verder gevoed doordat
christenen bepaalde cultuur uitingen meden. Ze gingen niet
massaal naar de theaters en badhuizen.
Daarnaast vormden christenen, samen met de joden, de
enige groep gelovigen die geen zichtbare, tastbare beelden
had. Wat deden zij precies in de kerk? Daar was geen
duidelijk beeld over onder de gemiddelde romein. Daardoor
gingen allerlei fantasieën rond. Men dacht zelfs aan
kannibalisme, wanneer tijdens de bediening van het Heilig
Avondmaal de predikant zei: “eet, drinkt, dit is Mijn
Lichaam dat voor u verbroken wordt”.
Christenen werden door heidense intellectuelen bespot.
Celsus drong bijvoorbeeld aan: “Waarom brengt gij niet u
zelf om het leven? Dan gaat ge dadelijk naar uw God en
bezorgt ge ons weinig moeite”.
De geschiedenis laat ook zien dat de martelaren met hun
standvastigheid meer bijgedragen tot de verbreiding van
het christendom, dan de apologeten met hun verstandelijke
redeneren. De emoties die dat met zich mee brengt,
spreken meer aan, dan een gedachte die je leest.
Kenmerken van de apologeten:
1 richten zich tot de machthebbers.
2 defensief: appel gedaan om recht te doen.
3 offensief: onredelijke van ongeloof wordt aangetoond.
2.2
Middeleeuwen
Christendom is
staatsgodsdienst,
In de Middeleeuwen komen we in een ander klimaat. Het
christendom is staatgodsdienst geworden (sinds 363
apologie gericht
tegen ketterijen
Scholastiek
n.Chr.) In de loop der eeuwen heeft het een machtige
positie in Europa gekregen. Het heidendom wordt steeds
meer overwonnen, theologie gaat zich steeds meer
ontwikkelen.
Toch blijft de apologetiek in de belangstelling staan.
Thomas van Aquino (1225-1274) schreef naast een
dogmatiek ook de vierdelige Summa contra Gentiles. Dat
boekwerk is een verantwoording voor Islamieten, Joden en
andere atheïsten. Een apologetisch handboek dus. Maar dan
gericht op de verbreiding van de waarheid. Thomas van
Aquino gebruikt in zijn boek de universitaire methode. Die
staat bekend onder de naam scholastiek. Daar zit het woord
school in. Onder scholastiek verstaat men de universitaire
manier van redeneren uit de middeleeuwen.
In de middeleeuwen poogde men, onder leiding van het
denken van mannen als Aristoteles, zo logisch mogelijk te
denken in alle takken van wetenschap. Ook binnen de
theologie. Geloof en rede werden daartoe heel dicht bij
elkaar getrokken. Door de rede was het zelfs mogelijk om
heel dicht bij de genade te komen. Als je maar op de juiste
manier redeneerde.
Taakstelling
De taakstelling van de apologetiek is duidelijk: het
overtuigen van de waarheid van het christelijk belijden door
het rationeel inzichtelijk te maken. Door gebruik te maken
van de scholastische methode legt men nadruk op de
redelijkheid van het christelijk belijden. Ongeloof wordt als
een denkfout benadert. Door goed gebruik van de
natuurlijke vermogens wordt het mogelijk op te klimmen
tot de genade
Kenmerken
Kenmerken van de middeleeuwse apologetiek:
1 denken vanuit “natuur – genade” schema
2 hanteren van de scholastieke denktrant
3 sterk offensief
2.3
Reformatie en Nadere Reformatie
Verhouding geloof
en rede
Met de reformatie en nadere reformatie komen we in een
andere theologie. De verhouding tussen rede en geloof gaat
veranderen. Iemand als professor G. Voetius (1589 – 1676)
maakt wel gebruik van de scholastieke methode, maar zegt
heel duidelijk in zijn disputaties dat je niet door het gebruik
van de rede gaat geloven in God. Ook is de rede niet de
grond van het geloof. Het werk van de Heilige Geest komt
op de voorgrond te staan.
Binnen de apologetiek wordt dan ook niet zozeer betoogt
dat je door de natuur kunt opklimmen tot de genade.
Bekering is een werk van Gods Geest. Maar wel is er veel
aandacht voor het weerleggen van dwalingen. Dat zie je
duidelijk in het voorwoord van de Institutie van J.Calvijn,
de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels.
Nadruk op werk
Gods Geest
In het Duitse taalgebied verschijnt de Apologia van
Ph.Melancton. Roomsen, Socinianen, Cartesianen en later
de Remonstranten, ze werden allen, op grond van Schrift
en belijdenis, weerlegt.
Taakstelling
Kenmerken
Taakstelling van de reformatorische apologetiek:
 verbreiden van de gereformeerde leer
 weerlegging van ketterijen. J.Hoornbeeck spant met
zijn Summa Controversiarum Religiones (1653) de
kroon.
Kenmerken van de reformatorische apologetiek:
1 Duidelijk ingaan op actuele vragen van toen, zoals.
Socianisme, Arminianisme, Rooms-katholicisme.
2 Sterk dogmatisch.
3 Oecumenisch, alle reformatorische kerken werkten
samen.
2.4
Na de Verlichting
Opkomst
atheïsme.
Na de Verlichting verandert de invulling van de apologetiek
opnieuw. Door de opkomst van het rationalisme krijgt de
Bijbel een andere plaats. Het is niet langer vanzelfsprekend
dat men christen is. Atheïsme komt op.
Apologetiek verandert van inhoud. Want apologetiek is de
brug tussen christen en moderne mensen geworden, in
plaats van een wapen in de hand van christenen. Omdat de
waarheidsvraag is omgebogen in de vraag van het elkaar
verstaan. Apologetiek wordt een soort gespreksvaardigheid,
op grond van de gedachte dat alle godsdiensten tot God
leiden. Je zou ook kunnen zeggen: apologetiek wordt
steeds meer verbonden aan hermeneutiek. Hermeneutiek
gaat over het verstaan en begrijpen van de ander. Hetzij
schriftelijk, hetzij mondeling.
Andere inhoud
apologetiek
Hermeneutiek
Apologetiek is de
zoektocht naar
humaniteit
Een voorbeeld vind je bij F.D.E.Schleiermacher (17681834): Hij wil het christelijk geloof onder de aandacht van
de ongelovige en intellectuele medemens brengen. Daarom
schrijft hij zijn bekende “Rede ueber die Religion” (1799).
Aan mensen die religie verachten, komt hij met voor die tijd
een nieuwe visie. In religie komt de mens tot werkelijke
mens-zijn. Bekering wordt ingevuld als: ervaren van het
Boven-alles of Achter-alles. Daar hoort bij het inzicht
komen van je mens-zijn. Zonder religie zijn wij mensen
beroofd van onze hoogste mogelijkheden.
Deze aanpak is later in de 19de eeuw veel toegepast. Een
latere ontwikkeling is dat het in de apologetiek niet om de
argumenten voor het christelijke belijden gaat, maar om de
persoonlijke, existentiële keuze. Geloof is geen systeem van
objectieve waarheden, voor de rede is geloof zelfs absurd.
Geloof is de persoonlijke en irrationele stap. Die is voor
ieder anders. Daarom geen argumenten.
Apologetiek boort
de ervaring aan.
Het gaat om een beleving, om een zich afhankelijk weten
van God. Religie is bij Schleiermacher gevoel voor het
Oneindige, religie is afhankelijkheidsbesef. Ervaring van
God en openbaring van God gaan dan samenvallen. Door
de ervaring vind je de openbaring. Theologie wordt dan
psychologie.
Probleem bij deze aanpak is dat zo ervaring van de gelovige
tegenover de ervaring van de ongelovige gezet wordt. Een
ja tegenover een nee komt te staan. Zo heb je nog geen
gesprek. Ook is deze methode niet eerlijk. Het kan een
vorm zijn van religieuze chantage. Het christendom biedt
dan oplossing aan mensen die vastlopen in allerlei vragen.
Mensen wordt ongeluk aangepraat, opdat er een
voedingsbodem voor het Evangelie zal komen. Het
Evangelie wordt als een antwoord op onze vragen
verkondigd. Dan gaat de Wet ten koste van het Evangelie
naar de achtergrond.
2.5
Conclusie
Algemene conclusie is dat we het werk van vorige eeuwen
niet goed kunnen gebruiken in onze tijd.
De apologeten uit de eerste eeuwen kunnen we niet zomaar
overnemen. Om twee redenen
1 Omdat de dogmatische bezinning gering is bij hen. Die
heeft juist na de derde en vierde eeuw een grote
ontwikkeling doorgemaakt.
2 In plaats van dogmatiek gebruikten ze veel tijdgebonden
filosofie. Bijvoorbeeld Justinus spreekt over een Logicus
Spermaticus. Rede veelal gezien als de kiem van Logos.
3 Het nadrukkelijk gebruik van rede en logica is uiteindelijk
toch niet zo sterk. De martelaren hebben meer bijgedragen
hebben tot de verbreiding van het christendom dan de
boeken van de apologeten. Anders gezegd, het redebewijs
(oude apologeten, dogmatici) is niet overtuigend gebleken.
In de Middeleeuwen en Reformatie verschuift de aandacht
steeds meer naar het weerleggen van de dwalingen.
Ook hun werk kunnen we niet gebruiken. Omdat we nu met
andere dwalingen te doen hebben. De kerk van nu wordt
verantwoording gevraagd over het Schriftberoep, over de
autonomie van de mens, en na de WO II in versterkte mate
over de theodicee. Daarnaast hebben we nu andere
stromingen, zoals het existentialisme en post-modernisme.
In de Verlichting verandert de koers opnieuw, apologetiek
wordt een zoektocht naar waarheid. Naast de rede gaat de
ervaring gaat een grotere rol spelen. De persoonlijke
overtuiging wordt belangrijker.
Ook de apologeten uit de moderne tijd kunnen we niet
zomaar gebruiken. Omdat de waarheidsvraag te veel naar
achtergrond verschuift, door de ervaring te benadrukken
wordt waarheid subjectief. Dan wordt de belijdenis van de
kerk verzwakt.
Na de Verlichting wordt de vraag actueel of je met de
apologetiek en zending kunt aanknopen bij ervaringen in de
mens. In hoofdstuk 6 wordt hier verder op ingegaan.
Dus:
1 We kunnen niet het werk van vroeger tijden copieren. De
vragen en fronten zijn verandert. Apologeten
verantwoorden het christelijk belijden in de eigen tijd.
2 Vermijdt puur verstandelijk redeneren (apologeten eerste
eeuwen) en aansluiting bij ervaringen in de mensen
(Verlichting). Het persoonlijke getuigenis is en blijft heel
belangrijk. Want ongeloof is meer dan een denkfout.
Ongeloof is ook vijandschap en onwil.
Taak van de apologetiek:
 Klimaat van acceptatie scheppen
 Door het christelijke belijden als relevant neer te zetten
 Door levenswandel te laten zien wat het christelijke
geloof betekent in het dagelijkse leven
 Met redelijke overwegingen het christelijke geloof
kunnen onderbouwen.
3
Christen zijn nu
Maandag morgen, koffiepauze. Jaap vertelt wat hij dit
weekend heeft meegemaakt. Een prachtige wedstrijd van
Vitesse. Subliem spel. Dan wordt jouw de vraag gesteld wat
je dit weekend gedaan heb. Tja, je bent naar de kerk
geweest. Daar werd belijdenis des geloofs afgenomen. Een
kennis van je was daar ook bij. Moet je dat vertellen tegen
voetbalfanaten? Plompverloren zegt Jaap: "Ik ben naar de
kerk geweest. Daar werd belijdenis des geloofs afgenomen".
Acht vragende ogen keken hem aan. Eén haalde de
schouders op. En....
3.1
Leerdoelen
Je weet wat de Bijbel onder een christen verstaat
Je weet wat met d uitdrukking "Koninkrijk der hemelen" bedoeld
wordt.
Je weet wat de roeping en taak van een christen is.
Je weet hoe de begrippen solidariteit en antithese bedoeld wordt.
Je kunt vanuit je christen-zijn omgaan met de wereld.
3.1
Christen zijn
Beeld van
christenen
Christenen zijn kerkmensen, lezen uit de Bijbel. Zware
christenen herken je aan hun kleding. Die doen niet aan
zondagsarbeid, gaan niet naar de koopzondag, werken
veelal hard en goed. Er is waardering in de maatschappij
voor de betrokkenheid van christenen op maatschappelijke
vraagstukken.
Soms zijn orthodoxe christenen irritant aanwezig, als het
gaat om discussie rondom de koopzondag,
stamcelonderzoek. Dan verschijnen opeens felle meningen
tegen christenen op weblogs van landelijke dagbladen e.d.
Tot zover het beeld dat men heeft.
Vier lijnen vanuit
de Bijbel.
Vanuit de Bijbel trekken in vier punten het beeld van de
Christen.
* Christenen leven, net als mensen die niet naar de kerk
gaan, onder Gods oordeel. Alle mensen hebben in Adam
gezondigd tegen God. Alle mensen delen in Zijn toorn.
Want niemand gehoorzaamt God, niemand zoekt naar God.
(Rom.3) Wat dat betreft is er geen verschil tussen
christenen en niet-christenen.
* Christenen hebben veel voor op mensen die niet van God
weten. Christenen hebben het Woord van God. Ze mogen
weten van wet en Evangelie. Door de prediking komt de
oproep tot bekering tot hen. Dat noemen we de uitwendige
roeping.
* Door de Doop leven christen op het erf van het
genadeverbond. Dat wil zeggen dat ze afgezonderd zijn van
de wereld. God vraagt van hen dat ze heilig leven, Zijn
wetten gehoorzamen. Zijn Naam in de wereld belijden en
herkenbaar leven.
* Wanneer de uitwendige roeping door Gods Geest gebruikt
wordt om een nieuw hart te geven, wordt een christen een
kind van God. Door het ware geloof wordt hij of zij een met
Christus. Dan ontvang je vergeving van de zonden, een
recht op het eeuwige leven. Dan komt er liefde tot God en
medemens. Gods Geest gaat het verstand verlichten en de
wil vernieuwen. In het hart komen de vruchten van God
Geest zoals: geloof, hoop, liefde, ootmoed, matigheid,
standvastigheid. Kortom, een Christen is op aarde een
pelgrim naar een beter vaderland.
3.2
Koninkrijk der
hemelen
Drie lagen
Koninkrijk van God
Een christen is van Koning veranderd. Diende hij eerst de
duivel, nu vreest hij de Koning der koningen, God. Een christen is onderdaan in het Koninkrijk der hemelen. Deze
bekende uitdrukking lees je keer op keer in de prediking van
de Christus. De gelijkenissen gaan over het Koninkrijk der
hemelen. In de gelijkenis van het mosterdzaad wordt
duidelijk dat het Koninkrijk van God de hele wereld omspant.
Uit de gelijkenis van de schat in de akker blijkt dat het
Koninkrijk in deze tijd te vinden is. Uit de gelijkenis van de
wijze en dwaze maagden blijkt dat het Koninkrijk toch ook
nog zal komen. Deze wereld is voorlopig, straks komt er een
nieuwe hemel en aarde. Het Koninkrijk is er al wel en tegelijk
moet het in zijn volmaakte gedaante nog komen.
Wat verstaan we onder het Koninkrijk der hemelen? Ondanks
de bekendheid, is deze uitdrukking minder makkelijk te
omschrijven dan je op het eerste gezicht zal vermoeden.
Het Koninkrijk der hemelen is namelijk niet hetzelfde als de
Kerk. De kerk is de vergadering van alle ware christgelovigen
uit de wereld. De kerk heeft de roeping om in deze wereld te
getuigen Het Koninkrijk der hemelen omvat daarentegen heel
de wereld. God is Koning, Hij regeert over alles.
Ook niet het hetzelfde als de hemel. Wanneer we de
prediking van Johannes de Doper nagaan, dan is het bijzondere dat het Koninkrijk der hemelen nabij gekomen is.
Kennelijk was het in de Oud-testamentische bedeling minder
dicht bij. In Christus is het Koninkrijk nabij geworden.
Christus is uit de hemel op de aarde gekomen. Het Koninkrijk
van God omspant hemel en aarde.
Wat is het Koninkrijk der hemelen?
We onderscheiden drie lagen in het Koninkrijk:
 Het Koninkrijk van Gods macht. Dat wordt zichtbaar in de
schepping. (Ps.103:19)
 Het Koninkrijk van Gods voorzienigheid. Doordat God de
Schepper is van alles, is Hij ook de Eigenaar. Hij regeert
over het Zijne.
 Het Koninkrijk van Gods genade. Dan gaat het over het
nieuwe hart. Het koninkrijk der hemelen is binnen in u
zegt
Christus
(Luk.17:20).
Het
bestaat
in
zachtmoedigheid (Matth11:29) en ootmoed (Luk.18:9), in
doen van de wil van de Vader (Matth.7:21).
Deze driedeling laat zien dat de kerk niet los is van de
wereld. Het gaat om een Koninkrijk, dat schepping (wereld)
en herschepping (Kerk) omvat. Dat betekent dat een christen
vrijmoedig in de wereld kan staan en tegelijkertijd niet van
deze wereld is.
3.3
Solidariteit en antithese
Wereld is:
Elke christen staat in deze wereld. “Wereld” heeft
verschillende kanten.
 De schepping (in het Grieks: de kosmos).
 De mensheid (in het Grieks: de oikonemos)
 De van God vervreemde mensheid - in de wereld zult gij
verdrukking hebben. In Hebr.1:3 staat dat God de wereld
gemaakt heeft. Letterlijk staat er voor wereld: “eeuwen”
Met eeuwen worden de ontwikkelingen onder de
mensheid bedoeld. Ander gezegd: de tijdgeest.
 De wereld als voorwerp is van Gods liefde – Christus is
noemt Zichzelf “Licht der wereld” (Joh.12). Gods Geest
komt de wereld te overtuigen van zonde (Joh.16).
Spanning: staan in In het leven van een christen is een spanning. Een christen
heeft een taak en roeping in deze wereld waar te nemen. De
de wereld
wereld is door God geschapen. God heeft al aan Adam de
opdracht gegeven om de aarde te bebouwen en bewaren. We
noemen dat de cultuuropdracht.
Daaruit vloeit de opdracht tot arbeid voort. De aarde mag
ontgonnen worden, steden mogen gebouwd worden. De
schepping wordt gebruikt.
Er wordt van de schepping genoten. De soortenrijkdom, de
kleuren, de geuren het is alles het werk van God scheppende
macht. Dat mogen mensen zien en ervaren. Het is ons
gegeven om God te eren (Ps.19).
niet zijn van de
wereld
Tegelijk is een christen is niet "van deze wereld" (Joh.17).
Dan verandert de betekenis van de woord wereld in zondige
wereld. Dan komt er een kloof tussen christen en wereld.
Paulus vermaand om deze wereld niet gelijkvormig te worden
(Rom.12) Letterlijk staat er dat een christen een ander
“schema” heeft dan de wereld. Een andere tijdsbesteding,
een andere agenda. Ontspanning en vermaak hebben een
andere invulling en een andere plek.
Dat komt omdat een christen de zonde haat. Omdat de
zonde ongehoorzaamheid tegenover God is. De strijd in het
leven van een christen is de strijd tussen het werk van God
en het werk van de vorst der duisternis. Misbruiken van de
wereld en genieten van zonden staan een christen tegen.
Daarin komt het werk van de vorst der duisternis tot uiting.
Nu is heel de schepping door de zonde ontaard. Paulus ziet
dat heel de schepping in barensnood is (Rom.8). Overals is
wreedheid, pijn en verdriet. Door de zonde moet niet alleen
het hart van mensen, maar heel de schepping moet
vernieuwd worden.
Gevolgen
Dat heeft grote gevolgen voor de verhouding van de kerk tot
de wereld.
1 Antithese:
Een Christen is op aarde een vreemdeling of pelgrim. Zijn
vaderland ligt elders. Dat komt concreet tot uiting in de
omgang met geld en goed, de omgang tussen man en vrouw,
omgaan met gezag en dergelijke.
2 Solidariteit:
Een Christen heeft oog voor de nood van de wereld. Omdat
hij in de nood de gevolgen van de zonde ziet. De zonde is
schuld voor God. De gevolgen van de zonden zijn dat ook.
Dus, de nood in de wereld weegt een christen als schuld. Het
is de opdracht om de armen te helpen. In het Oude
Testament mocht onder Israel geen bedelaar zijn.
3.4
Conclusie
De kerk staat in deze wereld. Zowel de kerk als de wereld
maken deel uit van het Koninkrijk van God. Dat betekent
dat de kerk een sturende relatie heeft met de wereld.
De kerk staat herkenbaar in de wereld. Die herkenbaarheid
komt voort uit de hartvernieuwende genade. Het doen en
laten van een Christen wordt gemotiveerd of aangedreven
door geloof, hoop en liefde. Een Christen is pelgrim hier
beneden.
Een Christen ontfermt zich over de wereld, omdat de nood
als schuld voor God geduid wordt.
4.0
Staan in de tijdgeest.
Leerdoelen
Je leert in dit hoofdstuk
1 Op welke manieren christenen in de wereld kunnen staan.
2 De hoofdlijnen van de tijdgeest
3 Wat verzuiling is, wat de redenen zijn voor verzuiling en welke
toekomst de verzuiling zou kunnen hebben.
4.1
Moderniteit
Moderne tijd
Onze tijd wordt wel de Moderne tijd genoemd. De moderne
tijd laten we in Europa ongeveer rond 1800 beginnen. Toen
kwam de industrialisatie opgang, met alle gevolgen van
dien. Invloed van de kerk in het openbare leven nam af.
Socialisme nam de taak van de kerk gedeeltelijk over. Ook
wordt de Bijbel rationeel benadert. De rede wordt norm in
de uitleg van de openbaring.
Tijdgeest
Kenmerken onze
tijd
Elke periode heeft zijn eigen kenmerkende manier van
denken en handelen door het grootste deel van de
bevolking. Dat noemen we de tijdgeest.
Een paar voorbeelden. Zo waren de jaren 20 van de vorige
eeuw vooral losbandig, de jaren 50 heerste gelatenheid, de
jaren 60 progressief en revolutionair, de jaren 70 was de
wij-tijd, flower power. De jaren 80 werden gekenmerkt door
doemdenken. De jaren 90 door ik-gerichtheid.
Dwars door al deze typeringen kunnen we een doorgaande
lijn ontdekken in onze tijd. Kernwoorden die onze moderne
tijd weergeven zijn de volgende:
 Toename van welvaart, economie en techniek,
consumentisme.
 Secularisatie; onderscheiding van privé en publiek
domein, verandering van religiositeit.
 Rationaliteit; grote invloed van wetenschap.
 Individualisme en democratisering.
Hoewel al deze kernwoorden een samenhang hebben,
lichten we alleen de secularisatie verder toe. Omdat voor je
houding als christen en apologeet je houding ten opzichte
van de secularisatie van direct belang is.
4.1.1
Secularisatie
Secularisatie
Oorspronkelijk werd onder secularisatie de overname van
kerkelijke goederen door de staat of de maatschappij mee
aangeduid: kerkgebouwen en landerijen gingen van de kerk
over in handen van de staat. Een juridisch begrip dus.
In onze tijd wordt het begrip secularisatie anders gebruikt.
Secularisatie is een proces waardoor het politieke,
wetenschappelijke en culturele leven onttrokken wordt aan
de invloed van de kerk. Die aspecten van het leven en die
levensterreinen worden ten opzichte van het godsdienstig
en kerkelijk leven zelfstandig. Zij bestaan en functioneren
onafhankelijk van godsdienst en kerk.
Oorzaken
secularisatie
Voor het proces van secularisatie zijn verschillende
oorzaken aan te wijzen.
 Vroeger ging men wel uit van de secularisatiethese, die
inhield dat modernisering van de samenleving als
vanzelf secularisatie, en uiteindelijk het verdwijnen van
de godsdienst tot gevolg heeft. Dat werkt als volgt. Door
de komst van de techniek als kassenbouw werd men
minder afhankelijk van droogte of regen. Ziekten
werden bestreden of uitgebannen door middel van
inentingen. Afname armoede zorgde ook voor een
afname van vertrouwen op Gods leiding. Zo zijn er vele
voorbeelden te noemen.
 Tegenwoordig zoekt men de oorzaken van de
secularisatie ook binnen de kerk. Onderzoek heeft
uitgewezen dat een prediking waarin de Bijbel als een
tijdgebonden boek wordt gelezen, leidt tot vermindering
invloed van de Bijbel op het persoonlijke en
maatschappelijke leven.
 Opkomst media, waardoor allerlei gedachten op elkaar
gaan inwerken. Taboes worden door een medium als de
TV makkelijker doorbroken. Ook de verschillende fora op
internet dragen bij aan ongeleide meningsvorming.
 Scheiding van kerk en staat. Ieder heeft in het publieke
domein een eigen rol en functie. De staat moet neutraal
zijn om de eigen rol goed te kunnen vervullen.
De secularisatie hypothese is niet de meest waarschijnlijke
verklaring voor de secularisatie. Daar zijn drie verschillende
redenen voor.
1 De voorbeelden van samenlevingen die en religieus en
modern zijn. De Verenigde Staten van Amerika
bijvoorbeeld. Ook in de Scandinavische landen blijft de
kerkelijkheid opvallend hoog. Ongeveer 80 % van de
bevolking gaat in die landen naar de kerk. In Ierland geldt
hetzelfde.
2 De secularisatie hypothese kan gemakkelijk ingegeven
zijn uit persoonlijke afkeer van religie. De
wetenschappelijke objectiviteit van de hypothese is niet aan
te tonen.
3 Godsdienstigheid kan veranderen. Spiritualiteit wordt
doorleefd door mensen die leven in hun eigen tijdgeest. De
tijdgeest wisselt, de spiritualiteit dus ook. Niet alleen de
spiritualiteit kan wisselen, ook de manier waarop mensen
spiritualiteit vormgeven kan veranderen. Een
terugtrekkende kerk uit het publieke domein wil niet zeggen
dat er geen religie onder burgers gevonden wordt. Religie is
breder dan kerkelijkheid.
Dus zijn de overige twee oorzaken, ontwikkelingen binnen
de kerk en de opkomst van de media voor de Nederlandse
situatie meer waarschijnlijk om de secularisatie te
verklaren.
4.2
Reacties op secularisatie
4.2.1
Reactie 1: Solidariteit
Doorbraak
gedachte
Christus roept op tot barmhartigheid. Hij genas zieken.
Daarin is Hij het grote voorbeeld van ware humaniteit.
Christus ging zonder aanzien des persoons om. Hij zat aan
tafel bij Zacheus, een gewezen tollenaar. Hij sprak met een
overspelige vrouw, die letterlijk in de put zat. Voor Christus
golden geen muren van denominaties. Hij is gekomen voor
heel de wereld. Hij is een partijganger voor armen. Hij
roept Zijn gemeente op om in de wereld te staan, als een
licht en als een veilige stad.
Deze visie op Christus en humaniteit ligt ten grondslag aan
de doorbraak gedachte. Dit idee, dat opkwam na de
Tweede Wereldoorlog, is een poging vanuit de kerken om
de scheidslijn tussen christelijke en niet-christelijke partijen
te doorbreken. De scheppers ervan wilden de antithese van
Abraham Kuyper ongedaan maken. Doorbraak betekende,
dat men zich in zijn keuze niet langer liet leiden door
confessionele argumenten, en juist als christen welbewust
op een politieke partij kon stemmen die niet een
godsdienstige grondslag had.
De doorbraak werd een de-confessionalisering. Dat was
niet precies hetzelfde. Was in het eerste begrip de
christelijke inspiratie belangrijk, in het tweede was een
afscheid van de confessionele organisatie doorslaggevend.
Achtergrond
Religieloos
christendom
In dezelfde tijd ontwierp D.Bonhoeffer (1906-1945) in
Duitsland het idee van religieloos christendom. Daarvoor
moet het begrip religie wel herijkt worden.
Religie als binding aan de een hogere Macht is acht
Bonhoeffer om twee redenen gevaarlijk.
1 Omdat daarmee de weg van het religieus fanatisme
geopend wordt. Dan ondermijnt religie juist de humaniteit.
Een religieloos christendom rekent daarom af met de
verheerlijking. Geen verheerlijking van God, geen
verheerlijking van het hier en nu, geen verheerlijking van
autoriteiten. Verheerlijking kan ons doen wegvluchten in
een ideële wereld en leidt ons daarmee af van onze
verantwoordelijkheid in het heden.
2 Omdat het leidt tot “God dienen is de wereld verzaken”.
Deze boodschap is, tegen de achtergrond van de gruwelijke
ervaringen tijdens het nationaal-socialisme, voor
Bonhoeffer onaanvaardbaar geworden. Wij staan in het hier
en nu, zullen er ook nooit buiten kunnen treden. Concreet
komt dat neer op het aanvaarden van verleden, heden en
toekomst. Christenen moeten verantwoordelijkheid nemen.
Hij zag in de secularisering een uitdaging liggen. Omdat in
een geseculariseerde samenleving verschillen gaan
wegvallen tussen huidskleur en godsdienst, zijn er meer
mogelijkheden om gemeenschappelijke waarden te delen.
Zo ontstaat een echte gemeenschap, waarin voor
christenen de goede werken van Jezus Christus de
inspiratiebron zijn. Maar waarin verheerlijking van wat dan
ook door Christenen afgezworen wordt. De verhouding tot
God is geen religieuze verhouding tot de Hoogste, maar
onze verhouding tot God bestaat in het er zijn voor
anderen.
Een seculiere samenleving is dan bij Bonhoeffer niet het
tegendeel van een religieuze samenleving. God spreekt
door het doen en laten van mensen, de verhouding tot God.
God wordt en ontstaat in en door het doen en laten van
mensen.
Je begrijpt, deze gedachten slaan aan in een tijd waarin
autoriteiten het duidelijk mis hebben. Deze gedachten
blijven ook in onze tijd doorklinken. Omdat ze ons
aanspreken op onze verantwoordelijkheid. Godsdienst vindt
niet alleen plaats binnen de kerk, godsdienst is niet
geïnstitutionaliseerd Maar het dienen van God gebeurd
overal.
Voor de bezinning is het nodig dit te weten. Het gaat om de
vraag hoe we onze medemens benaderen. Willen we
aansluiten bij algemene humaniteit? Verwachten we dat
onze medemens naar de kerk zal gaan? Antwoorden op
deze vragen bepalen mede je houding naar de medemens.
4.2.2
Reactie 2: Verzuiling
Zuil
De gereformeerde gezindte heeft zich maatschappelijk gezien
gegroepeerd in de reformatorische zuil.
Onder een zuil verstaan we: "Bevolkingsgroepen die hun
sociaal-culturele en politieke activiteiten binnen eigen
levensbeschouwelijke kring verrichten doordat verschillende
organisaties daartoe de mogelijkheid bieden".
De verzuiling is een typisch Nederlands verschijnsel,
opgekomen eind 19de eeuw. De aanleiding vormde de
schoolstrijd. Rooms-katholieken en protestanten werden
gedwongen samen te werken, maar wilden ook ieder hun
eigen kring in stand houden. De visie van A.Kuyper op de
samenleving (Soevereiniteit in eigen Kring) heeft verzuiling
gelegitimeerd.
Typisch
Nederlands
Vorming
reformatorische
zuil
Drie redenen
Ontzuiling
Dat het reformatorisch volksdeel tot vorming van een maatschappelijk zuil overgaat, is begrijpelijk en verrassend
tegelijk.
Begrijpelijk, omdat bevindelijk-gereformeerden zich steeds
minder thuis voelden bij de modernisering van de protestants
christelijke instellingen in de jaren '70.
Verrassend, omdat de goed georganiseerde Gereformeerde
Kerken menigmaal als een baken in zee worden beschouwd.
Ook omdat nog nooit eerder in de geschiedenis in Nederland
de bevindelijke-gereformeerden overgegaan zijn tot het
vormen van een zuil.
Dit brengt ons bij de vraag waarom de reformatorische zuil
zich aftekent. Er zijn twee verschillende factoren.
 Bescherming van de eigen groep. Maatschappelijk gezien
leefde in de jaren 60-70 de 'doorbraak' gedachte. Alle
zuilen moesten opgeheven worden. Dat betekende dat
christenen veel meer in de wereld kwamen te staan. In
een wereld die steeds meer doordrenkt werd met de geest
van evolutionisme, autonomie en optimisme. De
bevindelijk-gereformeerden zagen, terecht overigens, dat
jongeren in dit klimaat mogelijk kopje onder konden
gaan. Ter bescherming werden reformatorische scholen
gesticht. Tegelijk is een andere reden aan te wijzen.
 Ontwikkeling van de eigen groep. Elke verzuiling komt
ook voort uit emancipatie-streven. Men wil zich ontwikkelen en bij de tijd blijven. Men wil met elkaar overleggen
over het innemen van posities in de samenleving.
 Theologisch gezien liggen de aanzetten bij het ervaren
van de kloof met de wereld. En bij de opdracht om op een
herkenbare manier in de wereld te staan. Niet
gelijkvormig te worden aan de wereld, niet van de wereld
te zijn, een zoutend zout te kunnen zijn. Zo gezien is
verzuiling een vorm van heiliging.
De verzuiling hield stand tot ongeveer halverwege de vorige
eeuw. In de jaren vijftig waren bijvoorbeeld evenveel RoomsKatholieke als neutrale scholen. Daarna is de afbrokkeling
van de zuilen erg snel gegaan. Oorzaken daarvan zijn:
Op persoonlijk vlak:
 Welvaart, techniek en economie, met de daarbij
behorende materialistische levenscultus en individualistische grondhouding. Het christelijke geloof wordt
afgedankt.
Op maatschappelijk vlak:
 Onbegrip voor staatssteun aan christelijke organisaties,
met name de scholen. Artikel 23 (vrijheid van
gesubsidieerd onderwijs) stond begin van het millennium
ter discussie.
 Angst voor opkomst Islam. Overheidssteun aan
organisaties houdt in dat ook Moslims zich kunnen gaan
organiseren. Gelet op een mogelijke dreiging vanuit
fundamentalistische groeperingen is het de vraag hoe
wenselijk dat is.
Momenteel staat de reformatorische zuil ook onder spanning
van binnen uit.
 Naar binnen gekeerde houding kan leiden dat men te
weinig met gedachten van buiten de zuil in aanraking
komt. Dit kan leiden tot kortzichtigheid en angst om
missionair in de wereld te staan.
 Het leven in twee werelden kan leiden tot ongewilde
dubbelhartigheid. Het is de vraag wat de verzuiling met
de christelijke individu doet. Heiliging van het leven kan
ten onrechte omgebogen worden tot vormen van een
eigen organisatie. Waar dat plaatsvindt, gaan we de
confrontatie met de wereld ten onrecht uit de weg.
 Commerciële belangen kunnen verstrengeld raken met
principiële zaken. Denk aan een verschijnsel als de
Wegwijsbeurs.
Toch blijft de reformatorische zuil in tact.
Door interne factoren in de zuil zelf:
 Scholen vormen jongeren, het Reformatorisch Dagblad
zorgt voor meningsvorming binnen de gezindte. Gefilterd
internet wordt gezien als een groot goed.
 Gemotiveerd vanuit het gebod deze wereld niet
gelijkvormig te worden, werfkracht naar buiten toe te
bezitten.
Door externe factoren in de samenleving:
 De verzuilde samenleving biedt burgers een maximale
vrijheid. Voor ieder is er wel iets georganiseerd. Zo
georganiseerd, dat ze een stem hebben in het publieke
domein.
 De verzuilde samenleving garandeert een rechtvaardige
verdeling van gemeenschapsgeld.
4.2.3
Verandering van strategie.
Christenen kunnen verschillende visies hebben op het staan
in de wereld.
Die houding hoeft niet altijd dezelfde te blijven. Een voorbeeld van veranderende strategie vertonen de Dopersen.
Eerst koos de doperse beweging voor een militante strategie.
Men wilde het Koninkrijk Gods op aarde met alle geweld
vestigen. Later, na de nederlaag van Munster (1535 na Chr.)
trok men zich in een isolement terug. Na een aantal decennia
ontwikkelde men zich tot een open, vreedzame groepering.
Hetzelfde zien we bij de Nederlandse rooms-katholieken. Ook
zij doorliepen in de loop der eeuwen verschillende
strategieën. Was men voor de Reformatie duidelijk aanwezig
in de samenleving, na de Reformatie kwam men samen in
schuilkerken. Hoewel de rooms-katholieken al eeuwenlang
hun geloof in alle vrijheid mochten belijden, kwam voor hen
toch pas in onze eeuw de doorbraak en de dialoog.
Deze veranderingen in opstelling zijn te verklaren. Door
gebruik te maken van de volgende twee begrippen: "ervaren
machtsverschil" en "ervaren cultuurverschil". Beide begrippen
hangen nauw met elkaar samen.
 Met ervaren machtsverschil bedoelen we de bedreiging
die uitgaat van de wereld, doordat christenen een
numerieke minderheid vormen.
 Met ervaren cultuurverschil bedoelen we het verschil in
identiteit. Christen zijn niet alleen numeriek in de minderheid, ook hun mening wordt afgewezen. Bijbelse normen
en waarden tellen niet mee, doordat velen anders denken.
Te denken valt aan de zogenoemde sollicitatie achterstand. Wie niet op zondag wil werken, kan afgewezen
worden bij een sollicitatie. Wanneer christenen een
minderheid vormen, staan ze tegenover een dergelijke
gang van zaken machteloos.
Dat betekent dat ook binnen de reformatorische kringen
dingen kunnen veranderen, met de bedoeling dezelfde te
blijven. Het staan in de wereld is een dynamisch proces.
Onderstaand schema kan het proces verduidelijken:
4.4
Plaats religie in publieke domein
Kerk heeft plaats
in publieke
domein.
De verhouding tussen kerk en staat is in de westerse
samenleving een belangrijk discussiepunt. Omdat tussen
beiden een spanning bestaat, terwijl zowel de kerk als de
staat zeggenschap hebben over het gehele leven van
mensen gaan.
De doorwerking van de secularisatie heeft de discussie over
de plaats van de religie in de samenleving op de
achtergrond doen verdwijnen. Echter, door de komst van de
Islam in de westerse samenleving, is de discussie de laatste
vijftig jaar steeds actueler geworden.
De kerk heeft een plaats in het publieke domein. Onder het
publieke domein wordt dan de ruimte bedoeld waar het
publieke debat gevoerd wordt over de inrichting van de
samenleving. Groepsbelangen ontmoeten daar elkaar. Ze
komen in gesprek en kunnen daardoor opgaan tot een
groter geheel.
De discussie gaat over de vraag of religieuze overtuigingen
in het publieke debat over maatschappelijke kwesties
ingebracht mogen worden.
Publieke domein
Drie visies
Daarop zijn drie visies.
 Exclusief neutraliteit.
Deze wordt voorgestaan onder de franse naam “laïcité”.
Liberale kringen zijn van mening dat religie tot het
privédomein behoort. Het publieke domein is niet religieus
en dus neutraal.
 Inclusief neutraliteit.
In deze visie krijgen allen burgers evenveel gelegenheid om
overeenkomstig de eigen levensovertuiging te spreken en
te handelen. De overheid bevoordeeld noch benadeeld,
maar steunt allen gelijkelijk. Er is dus in de publieke sfeer
ruimte voor religie.
 Compenserende neutraliteit
Ook hier is ruimte voor religie in de publieke ruimte. Maar
niet allen worden gelijk gesteund vanuit de overheid.
Groepen die door de vrije markt geen kans krijgen,
ontvangen extra steun van de overheid. Dat kan betekenen
dat de ene gemeente wel een Moskee toegewezen en
gesubsidieerd krijgt, terwijl een andere gemeente dat niet
krijgt.
In Nederland
In ons land wordt niet de eerste variant, maar wel de
tweede en derde variant gehanteerd. Vanuit het oogpunt
van rechtvaardigheid.
De eerste variant stuit namelijk op bezwaren. Achter het
pleidooi voor een neutraal publiek domein gaat een
gekleurde mensvisie schuil. Neutraal is dus niet zo neutraal.
4.5
Conclusie
Onze tijd kenmerkt zich door secularisatie. Daarop zijn
verschillende reacties mogelijk. Globaal kunnen we spreken
over wereld-mijding of wereld-wijding.
Om in deze wereld te kunnen staan is het nodig om
herkenbaar te zijn. Dat vraagt God van de kerk. Ook moet
je toegerust in deze wereld staan, niet met allerlei wind van
leer bewogen worden. Daartoe is het goed dat er een
reformatorische zuil is.
De reformatorische zuil heeft toekomst, als het doel
daarvan blijft om het reformatorisch volksdeel toe te rusten
om in de wereld te kunnen staan. Zodra de zuil een doel op
zich zelf wordt en door commercie uitgehold wordt, heeft ze
geen recht van bestaan.
Ook heeft de reformatorische zuil toekomst vanuit de plaats
die de religie in het publieke domein heeft. De overheid
steunt religie. Ze heeft dus een plaats in het publieke
domein.
5.0
Intellectuele hindernissen
Misschien wel de belangrijkste reden waarom atheïsten niet
geloven in het bestaan van god of goden, is dat er geen
enkele aanwijzing is voor hun bestaan. Het geloof in god is
net zo min aannemelijk als het geloof in Sinterklaas, de
tandenfee of onzichtbare kaboutertjes. Als er geen
aanwijzingen zijn voor het bestaan van goden, komt men
automatisch uit op het a-theïsme, de afwezigheid van
theïsme
5.1
Redenen om Gods bestaan af te wijzen
Atheïsme is
Het atheïsme stelt op een beredeneerde manier vast dat
God niet kan bestaan. Atheïsme betekent letterlijk “zonder
God”.
Logisch onhoudbaar
Daar kunnen wij tegenover stellen dat het atheïsme op
logische gronden geen houdbare gedachte is. Want:
 Om te zeggen dat God niet bestaat, moet je alles weten.
Ook alles weten over de dingen die buiten onze
waarneming liggen. Weten dat de buiten-zintuigelijke
waarneming er niet is. Of als er wel iets is buiten onze
waarneming, dat daar dan in ieder geval geen God te
vinden is.
Je begrijpt, die kennis is voor ons mensen onmogelijk.
Omdat we niet alles kunnen weten. Maar ook omdat we niet
kunnen weten wat buiten onze waarneming ligt. Dus is het
ook onmogelijk om te weten dat God niet bestaat.
Agnosticisme
Om deze redenen is er dan ook een tweede mogelijkheid.
Het agnosticisme stelt dat we over God niets kunnen weten.
Letterlijk betekent agnosme: “zonder kennis”. Dan gaat het
over kennis aangaande God. Misschien bestaat Hij wel,
maar dan nog is er weinig met zekerheid te vermelden over
Hem. We weten niet of Hij wel of niet bestaat.
Logisch onhoudbaar
Daar kunnen we tegenover stellen dat
 Het riskant is om op grond dat wij het niet goed op een
rij krijgen, dan maar te veronderstellen dat er geen God
zal zijn. Stel dat wij ons vergissen, en dat Hij er wel is!
Dan zal Hij rekenschap afeisen van ons.
 Het goede in de wereld onverklaarbaar is zonder God.
Zowel het atheïsme als het agnosticisme kunnen
bekritiseerd worden. Daaruit volgt dat het theïsme is een
mogelijkheid is. Onder theïsme verstaan we het geloof in
een hogere Macht, in het midden gelaten of dat onze God
is. De kerk gelooft in het bestaan van God.
Atheïsten
en
agnosten
hebben
redenen
voor
hun
Argumenten voor
atheïsme en
agnosticisme
Atheïsme is meer
dan een denkfout.
overtuiging. Hieronder staan de meest bekende.
 God is niet waarneembaar, we kunnen niets met
zekerheid om Hem zeggen. Het woord God is
betekenisloos.
 Er zijn zoveel verschillende godsdiensten, dat laat zien
dat het voor gelovigen onderling niet duidelijk te krijgen
is Wie God is.
 Het lijden en het kwaad op de wereld pleit tegen een
Almachtige en Goede God. Veel Joden zijn atheïst
geworden, door de verschrikkelijke ervaringen opgedaan
in de Tweede Wereldoorlog.
 Geloof is wensdenken. Christenen hopen dat er een God
bestaat. Geloof is voor zwakke mensen, die het leven
niet aankunnen. Christenen geloven omdat ze van jongs
af aan opgegroeid zijn met de Bijbel. Geloof is
aangepraat.
 Wonderen kunnen toch niet waar zijn. Wonderen zijn
oncontroleerbaar, doordat ze niet te herhalen zijn.
Opstanding van Jezus kan niet lichamelijk geweest zijn.
Deze tegenwerpingen zijn voor het christendom in
meerdere of mindere mate echte problemen. Vooral de
vraag naar het bestaan van God in relatie tot het lijden in
deze wereld is niet gemakkelijk. Nu is ongeloof meer dan
een denkfout.
Achter het atheïsme gaat niet alleen een verkeerde
redenering schuil. Alle mensen zijn in Adam gevallen, alle
mensen hebben een verduisterd verstand. Atheïsme komt
ook uit onwil en vijandschap voort.
Tegenwerpingen hoeven daarom niet echt problemen te
zijn. Ze kunnen ook als "bliksemafleiders", dienen, zodat
het gesprek niet te persoonlijk wordt. Heel wat keren hoor
je stereotype tegenwerpen, zoals: "Ik mag toch zeker zelf
uitmaken hoe ik leef" of "als je maar oprecht bent".
Dergelijke tegenwerpingen zijn ontwijkend. Ze gaan het
echte gesprek uit de weg, omdat dergelijke tegenwerpingen
niet doordacht zijn. Wie zegt: "Het maakt niet uit wat je
gelooft, als je maar oprecht bent", zou er niet over piekeren
om dit ook op andere terreinen van het leven toe te passen.
Wie zou durven beweren dat het niet belangrijk is of je op
een examen onzin of verstandige zaken opschrijft, zolang je
maar eerlijk bent? En hoe oprecht je vertrouwen in het
openbaar vervoer ook zou zijn, zonder raadplegen van de
vertrektijden mis je hoogstwaarschijnlijk de juiste trein of
bus. Zo lijken argumenten soms het gesprek te openen,
maar ze kunnen het echte gesprek blokkeren.
Hoe je moet omgaan met tegenwerpingen wijst zich
vanzelf. Alleen op echte vragen hoef je in te gaan. De
apologeet verantwoord zich. Dat wil zeggen dat hij
antwoord geeft. Dan moet er wel een vraag zijn. Als er
geen echte vraag is, is er geen ruimte voor een antwoord.
Dan moeten we zwijgen.
6.0
God bestaat
"Geloof jij dat God bestaat? Man, kijk naar al het onrecht. Je maakt mij
niet wijs dat Hij bestaat!" Ze keek hem recht in de ogen. "Bewijs dat maar
eens!" Paul wist niet goed wat hij nu zeggen moest. Bewijzen, bewijzen?
Kan ik het bestaan van God bewijzen? "Ik denk" Hij stopte. Kan ik het wel
aannemelijk maken? Mag ik het wel aannemelijk maken? "Nee" zo zei Paul,
"het is niet te bewijzen. Je moet het geloven". "O", zei "daar kan ik niets
mee". "Want wat ik geloof, dat moet eerst aannemelijk zijn. Ik wil best
geloven dat we morgen geen les hebben. Maar dan moet ik wel een
roosterwijziging gezien hebben, of het van een leraar gehoord hebben.
Anders kan je je ook vergissen".
Leerdoelen
Je weet wat onder Godsbewijzen verstaan wordt
Je weet wat het verschil tussen het ontologische, kosmologisch en
teleologisch Godsbewijs is.
Je weet welke waarde Godsbewijzen hebben.
Je bent in staat om twijfel aan het bestaan van God met intellectuele
argumenten te weerleggen
6.1
Godsbewijzen
Nut Godsbewijzen
6.1.1
Omschrijving
Anselmus
redenering
Godsbewijzen
Onder Godsbewijzen verstaan we poging om het bestaan
van een Hogere Macht aannemelijk te maken. Een poging
die zo oud is als de mensheid. Plato probeerde het bestaan
van goden al te bewijzen.
Nu is zeer de vraag of het geloof geloofwaardiger wordt van
al die Godsbewijzen. Zodra ze onhoudbaar blijken, valt de
intellectuele basis voor het geloof weg.
De Godsbewijzen zijn daarom nooit de basis voor het
christelijk geloof. De opstanding van Christus vormt de
basis.
Toch is het goed de Godsbewijzen te kennen. Het maakt je
"wendbaar" in het gesprek. Ze laten ook zien dat geloven
niet
een
irrationele
zaak
is.
De
christelijke
levensovertuiging is te onderbouwen.
Ontlogische Godsbewijs
Ontologische Godsbewijzen leiden vanuit de Eigenschappen
van God Zijn bestaan af. Het woord ontologisch is afgeleid
van het Griekse werkwoord ontos, dat zijn betekent.
De bekendste verdediger van het ontologisch
Godsbewijs is Anselmus (1033-1109). Het verhaal gaat dat
hij niet gerust was over de reeds bestaande Godsbewijzen.
Ze deden aan Gods eer tekort, doordat ze niet van Zelf
uitgingen. Anselmus had er slapeloze nachten van. Hij wil
zo graag een Godsbewijs, dat zoveel mogelijk los van de
zintuiglijke waarneming staat. Omdat alleen dan God
geëerd wordt als God. Na drie slapeloze nachten was hij er
uit. Hij redeneert op de volgende twee manieren.

God is volmaakt. Maar een volmaakt Wezen moet
noodzakelijkerwijs bestaan. Zonder “er zijn” is het

Geldigheid van
Anselmus
redenering is
beperkt.
Geloof belangrijker
dan bewijs
6.1.2
Omschrijving
Redenering van
Th.van Aquino
volmaakte nog niet volmaakt.
We hebben in de taal de overtreffende trap, groot groter - grootst. Pas de overtreffende trap op het
goddelijke toe. Denk je het meest volmaakte in. En dat
waarboven niets groters denkbaar is, is God.
Is deze redenering geldig? Niet iedereen is daarvan
overtuigt. Gaunilo werpt tegen dat het mooiste, rijkste,
fijnste niet echt hoeft te bestaan. Volkomenheid en fantasie
kunnen samen gaan. We kunnen ons de meest ideale plek
op aarde voorstellen, zonder dat die echt hoeft te bestaan.
We kunnen ons de meest ideale mens voorstellen, zonder
dat die leeft. We kunnen ons een volmaakte God voorstellen, zonder dat Hij er is.
Anselmus is het daar niet mee eens. Het grootste dat niet
bestaat, is niet het grootste. Het grootste dat is, is het
bestaande grootste. Wil de superlatief van de overtreffende
trap geldig zijn, zal het voorwerp ook echt moeten bestaan.
Anders is het denken niet geldig. Denken en bestaan zijn
onlosmakelijk verbonden met elkaar.
Anselmus manier van denken kunnen wij niet meer zo
volgen. Anselmus is een begripsrealist. Dat wil zeggen dat
niet de concrete dingen, maar de algemene begrippen de
werkelijkheid vormen. Het begrip God is alleen mogelijk als
God Zelf bestaat.
Het Godsbewijs van Anselmus is geen bewijs in de
eigenlijke zin van het woord. In de kerkgeschiedenis staat
hij bekend als de man die het geloof benadrukt. Van hem is
het bekende gezegde: het geloof dat inzicht zoekt (fides
quarens intellectum). Anselmus kende God door de
persoonlijke ontmoeting. God is het Zijn zelf, dat we niet
hoeven te bewijzen. De gedachte dat met het idee van God
ook zijn bestaan gegeven is, is een vorm van vertrouwend
geloof.
Kosmologisch Godsbewijs
Een krappe tweehonderd jaar later leeft Thomas van Aquino
(1225-1274). Hij heeft liefst vijf Godsbewijzen gegeven.
Zelf spreekt hij niet over Godsbewijzen, maar over de weg
tot God.
De meest bekende is het zogenoemde kosmologisch
Godsbewijs. Vanuit het bestaan van de wereld (in het
Grieks: kosmos) klimt Thomas op tot het bestaan van God.
De denklijn verloopt als volgt:

Alle gevolg heeft een oorzaak. Aan het begin van die
keten vinden we de Onbewogen Beweger.
De weg tot God is volgens Thomas van Aquino een route
vanuit de natuur naar de boven-natuurlijke wereld. Het
kosmologisch Godsbewijs is een onderdeel van de
natuurlijke theologie. Daaronder verstaan we een theologie
die zonder bovennatuurlijk ingrijpen, toch zinvolle
uitspraken over God kan doen. Dat is alleen mogelijk als
mensen hun verstand logisch inzetten.
Het kosmologisch Godsbewijs is tegenwoordig meer in de
belangstelling gekomen. Mede door de Big Bang theorie, die
het ontstaan van de aarde verklaart vanuit een ontploffing
in het niets. Wat was er voor de ontploffing? Wat heeft de
ontploffing veroorzaakt? Christen gaan op die vragen in,
onder andere door middel van het kosmologische
Godsbewijs.
6.1.3
Omschrijving
6.1.3.1
Omschrijving
Teleologisch Godsbewijs
Het griekse woord telos betekent doel, ontwerp. Het
teleologisch Godsbewijs stelt dat het complexiteit van
de schepping verwijst naar een intelligente Ontwerper.
Het teleologisch Godsbewijs staat opnieuw in de
belangstelling door de ontwikkeling van het antropisch
principe en de ontwikkeling rond Intelligent Design
Antropisch principe
Natuurwetenschappers tonen aan dat het leven op aarde
afhankelijk van veel factoren. De afstand tot de zon, de
hoeveelheid zuurstof in de dampkring, de zwaartekracht en
noem maar op. Al die zaken moeten heel precies afgestemd
zijn.
Dat noemen we het anthropisch principe. Anthropisch,
daarin zit het Griekse woord anthropos. Dat betekent mens.
Het anthropisch principe wil zeggen dat de zon, de aarde,
het heelal, alles meewerkt om leven mogelijk te
maken. Als de waarden maar een klein beetje zouden
veranderen, is het leven onmogelijk geworden. Momenteel
zijn er ruim 120 van zulke principes gevonden. Een paar
voorbeelden:



De zuurstofspanning in de lucht is 21%. Bij 25%
ontstaan overal spontane ontbrandingen. Bij 15%
stikken we. Deze spanning is al eeuwenlang gelijk.
De doorzichtigheid van de lucht is zo dat we elkaar
goed kunnen zien. Maar tegelijk zo dicht, dat
zonnestralen afgeremd worden zodat we niet
verbranden.
Jupiter heeft een zodanige baan in ons zonnestelsel,
dat het als een stofzuiger werkt. Hij vangt al het
gruis op zodat wij ongeschonden door de ruimte
zweven.
Door het anthropisch principe is de kans dat het leven
toevallig is ontstaan ook erg klein. Net zo klein als dat een
Boeing 747 ontstaat door een orkaan die over een
vuilnisbelt raast. Het anthropisch principe trekt de laatste
jaren veel aandacht. Er zijn natuurwetenschappers die op
grond van het anthropisch principe neigen tot het theïsme.
Zo schrijft atronoom Greenstein:
De gedachte komt onmiddellijk op dat een of andere bovennatuurlijke
macht in het spel is. Is het mogelijk dat we opeens, zonder dat het de
bedoeling was, gestoten zijn op bewijs voor bestaan van een
Opperwezen?
6.1.3.2
Intelligent Design
6.1.4
Omschrijving
Morele Godsbewijs
Redenering I.Kant
Ook uit moraliteit is het bestaan van God af te leiden.
Behalve de reeds genoemde Godsbewijzen, is er nog een
invloedrijk 'bewijs', opgesteld door I.Kant (1724-1804).
Kant, vader van de Verlichting, gaat uit van het feit van de
moraliteit.
Hij redeneert als volgt: elk mens heeft te maken met een
geweten. "Ieder mens ziet zich geobserveerd door een
innerlijke rechter die dreigt en die de mens in het gareel
houdt. Die rechter kent het hart. Ook heeft die rechter de
hoogste autoriteit. Ja, hij moet de hoogste macht in hemel
en aarde hebben, omdat hij anders zijn geboden niet de
juiste kracht kan bijzetten. Die rechter noemen we God".
Dat spoort met de ervaring dat alle mensen een objectieve
morele orde van goed en kwaad erkennen. We vinden in
onszelf een gebod om goed te doen. Kant noemt dat de
categoriale imperatief. Imperatief omdat het 'gij zult' klinkt.
Categoriaal, omdat die imperatief absoluut is. Welnu, die
orde om goed te doen slaat zonder de volgende drie zaken
nergens op:
1 We zijn echt vrij om te kiezen tussen goed en kwaad.
2 Er moet iets in het leven zijn dat een overtreffende
betekenis aan het leven geeft: een leven na dit leven in de
eeuwigheid, waarin beloning van goed plaats vindt.
3 God moet dus als de hoogste bron van de morele orde
bestaan.
Het bestaan van God wordt door Kant 'bewezen' op grond
van de moraliteit van ons mensen. Want je vindt geen
gewetensprincipes in een groep atomen. Tot op de dag van
vandaag wordt de geldigheid van deze redenering erkent.
Maar dan wel in een wat gewijzigde vorm. Moraal kan
voortkomen uit evolutie. We kunnen geleerd hebben goed
te doen, uit het besef dat goed doen de overlevingskansen
van de soort mens vergroot. Maar er zijn mensen die
zichzelf belangeloos opofferen. Altruïsme noemen we dat.
En dat is niet te verklaren. “Als er buiten het heelal een
bestierende macht bestond, zou deze zich niet aan ons
tonen als een van de feiten binnen het heelal – net zomin
als de architect van een huis een muur of trap of
stookplaats in dat huis zou zijn. De enige manier waarop
deze macht zich zou kunnen openbaren is binnen onszelf,
als een invloed of instructie om ons tot bepaald gedrag aan
te zetten. En dat is precies wat we binnen onszelf
aantreffen. Dat zou ons toch te deken moeten geven”, zo
betoogt C.S.Lewis
6.2
Conclusie
Je hebt een aantal gangbare Godsbewijzen onder ogen
gehad. Eigenlijk is de uitdrukking "Godsbewijzen" niet zo
gelukkig. Immers is het bestaan van God niet te bewijzen,
want Hij is zo anders dan wij mensen zijn. God staat boven
het bewijsbare. De zogenoemde Godsbewijzen zijn dan ook
meer getuigenissen voor het bestaan van God, dan
bewijzen in de strikte zin van het woord.
Daar komt nog bij, dat de gangbare "Godsbewijzen" hoogstens het bestaan van een hogere Macht aannemelijk
maken. Maar niet een precieze invulling van die Macht
kunnen geven. Met andere woorden, een islamiet of
hindoeist kan op exact dezelfde manier zijn god bewijzen,
als een christen.
Godsbewijzen zijn geen onontkoombare bewijzen. Dan zou
iedereen die een goede redenering over het bestaan van
God leest, een overtuigt theïst zijn. Zo werkt het in de
praktijk niet. Hoe komt dat? We kunnen op twee
verschillende zaken wijzen.
In de eerste plaats hebben de Godsbewijzen hun vertrekpunt in het verstand van mensen. Vanuit het menselijke
logica wordt geredeneerd over God, Wie Hij is en hoe Hij is.
Stap voor stap voert de logica ons tot een conclusie. Het
verstand is te vergelijken met een ladder, die van het
aardse naar het hemelse leidt. Dat is een route vanuit de
mens naar God.
In de Bijbel lezen we van een andere weg. De weg van God
naar de mens toe. De weg van openbaring. God maakt Zich
alleen in Zijn openbaring kenbaar maakt. Hij openbaart Zich
in Zijn Woord. En Hij openbaart Zich door Woord en Geest
beide aan Zijn kinderen.
In de tweede plaats werken de Godsbewijzen niet door onze
val in Adam. We zijn vijanden van God geworden. Ongeloof
is meer dan een denkfout. Geloof in God is niet de conclusie
van een argument. De vreze des Heere is niet het resultaat
van wijsheid, maar het beginsel van wijsheid. Verschillende
inzichten en ervaringen bij elkaar bevestigen een
levensovertuiging, waarin God een centrale positie
bekleedt. Godsbewijzen ondersteunen een overtuiging,
maar wekken die overtuiging alleen niet op.
Zijn de Godsbewijzen dan waardeloos? Nee, beslist niet.
Omdat ze laten zien aan anderen dat er goede gronden zijn
die je overtuiging rechtvaardigen.
7
Vele religies en een waarheid
Elk geloof berust op een eigen waarheid, terwijl ze elkaar
uitsluiten en het onmogelijk is te bepalen welke beter is. Dit
maakt elk geloof strikt persoonlijk. Blijkbaar is God niet zo
duidelijk. De enige uitweg uit dit probleem is, om met de
woorden van Herman Philipse te spreken, "dat gelovigen
hun verhalen moeten nemen voor wat ze zijn: mythen die
stammen uit een vroegere cultuurfase van de mensheid en
die ons soms nog beroeren omdat ze getuigen van
menselijke verlangens en tekortkomingen."
Leerdoelen
Je kunt de begrippen godsdienst en religie goed definiëren.
Je weet wat het universalisme, relativisme en exclusivisme
antwoordt op de vraag of alle godsdiensten gelijk zijn.
Je bent in staat om overtuiging dat het christelijk geloof alleen
zaligmakend, is bijbels te onderbouwen.
7.1
Pluralisme
Pluralisme is
We leven in een pluralistische samenleving. Daaronder
verstaan we dat allerlei verschillende levensovertuigingen en
religies principieel als gelijken worden gezien en behandeld.
Dat is op zich geen nieuw gegeven. Rond het begin van de
jaartelling bestonden vele verschillende meningen en
overtuigingen naast elkaar. De snelle verbreiding van het
christendom is mede mogelijk geweest door de grote
belangstelling die men had voor het verschijnsel godsdienst.
In Athene stonden overal beelden van goden. Naast bekende
goden als Zeus, Jupiter of Venus werden zonder problemen
nieuwe goden toegevoegd. Een voorbeeld daarvan is de
Mithrasdienst. Eeuwen later treffen zendelingen in de
donkere bossen van Germania de verering van Wodan en
Freia aan. Ook hier schiet het christendom wortel. Eeuwen
later, ten tijde van de Reformatie, woonden in Nederland
Joden, Socianianen, Wederdopers, Roomsen en Gereformeerden. Er zijn vele godsdiensten. Altijd al geweest.
Alleen, in de Verlichting treedt verandering op in de
manier waarop we met dit verschijnsel omgaan. Een illustratie. Adrianus Relandus geeft in 1705 een wetenschappelijk
boekje uit over de Islam. Hij schrijft vanuit de basishouding,
dat andere religies met steekhoudende argumenten bestreden moeten worden. De waarheid van het christelijk belijden
werd in West-Europa door weinigen betwijfeld.
Echter, er zijn uitzonderingen. Bekend is de
vergelijking die Lessing trekt in zijn drama Nathan der Weise.
Daarin komt de volgende parabel voor. Een man had een
geweldig kostbare ring. Een ring die de eigenaar aangenaam
bij God en mensen zou maken. En hij belooft de ring aan zijn
zoon. En aan zijn tweede zoon. En aan de jongste. Toen het
sterven werd, heeft hij de ring bij laten maken. Identiek. En
Veranderingen
tijdens de
Verlichting.
gaf de ring aan de oudste, middelste en jongste zoon. Na het
sterven van de vader, claimde de oudste zoon de echte te
hebben. Evenzo deed de jongste. En de middelste. Wat is nu
de moraal van dit verhaal? Dat we niet kunnen achterhalen
wat de ware religie is. Belangrijk is dat we aangenaam
worden bij God en medemens. Deugd, verdraagzaamheid en
tolerantie zijn kernwoorden. Dat ijkt religie. De vorm doet er
niet toe.
Een parabel met een geweldige zeggingskracht. In de
Verlichting ontstaat een andere houding ten aanzien een
andere religie. Niet alleen het christelijk geloof, maar elk
geloof bevat een kern van waarheid.
Voor ons heeft dat directe gevolgen. Er wordt van ons
verwacht dat we open en loyaal tegenover andere
godsdiensten staan. Wie dat niet doet is onverdraagzaam en
kortzichtig. Jazeker, we hebben een ieder in zijn waarde te
laten. Tegelijk moeten we oppassen om als gevolg daarvan
afgoderij en allerlei vormen van eigenwillige godsdienst goed
te praten.
Veranderingen in
20ste eeuw
De gedachte dat elke godsdienst een kern van waarheid
bevat, is al oud. Toch gaan we in onze eeuw anders met deze
vraag om dan daarvoor. Twee verschillende factoren voeden
deze verandering.
1 Een belangrijke factor is dat we meer en meer op de
grenzen van onze westerse samenleving stuiten. Vervuiling,
zinloos geweld en verslavingen worden door onze manier van
leven op geroepen. Onze hoog beschaafde eeuw blijkt tevens
de meest gewelddadige te zijn. Onze christelijke cultuur heeft
twee wereldoorlogen ontketend. Wie dat beseft, gaat
twijfelen aan de superioriteit van onze christelijke cultuur
boven andere. Velen vragen zich af of de christelijke godsdienst wel boven andere vormen van religiositeit te stellen is.
2 Een andere factor is dat we nu het tekort van de verlichting
gaan beseffen. We geloven niet meer in de gedachte van de
universele kennis en in de kracht van de rede. Grote, alles
verklarende theorieën lopen stuk. Als gevolg daarvan gaan
we twijfelend op zoek naar fragmenten van waarheid.
Consequentie daarvan is dat pluralisme niet langer een
gegeven is, maar een ideologie wordt.
Bovenstaande leidt tot een belangrijke conclusie.
Namelijk dat pluralisme en relativisme voortkomen uit de
crisis in de moderne westerse cultuur. Ze komen niet voort
uit een crisis in het Christendom zelf. Met andere woorden:
niet het christendom, maar de cultuur waarin wij leven geeft
aanleiding tot pluralisme.
7.2
Universalisme
Omschrijving
Het universalisme stelt: alle ethische godsdiensten zijn in
principe gelijkwaardig. Omdat alle religies een brug naar het
Hogere zijn. Alle aanhangers noemen we daarom gelovigen.
Elke godsdienst vraagt overgave. Vanzelf, er zijn zaken die
buiten de grootste gemene deler vallen. Zoals Christus als
Zoon van God. Maar die zaken zijn niet bepalend voor het
verschijnsel godsdienst. De verschillen zijn slechts kleine
aanvullingen op het grote verschijnsel religie. Wat telt is de
gezindheid. Alle oprechten zullen God vinden.
Kritiek op
Kritiek
Universalisme is niet aannemelijk.
 Sommige vormen van religie vertonen grote
tegenspraak met andere vormen. Een voorbeeld
daarvan is de leer van de reïncarnatie. Dit is een heel
belangrijk geloofsartikel voor een Hindoestaan. Maar
reïncarnatie is in tegenspraak met de verhouding tijd eeuwigheid binnen het christelijk belijden. En het
Boeddhisme veronderstelt niet eens het bestaan van
God! En zijn Nirwana en Koninkrijk Gods wel gelijke
grootheden?
Hebben
religies
wel
een
gemeenschappelijk inhoud? De ene godsdienst stelt
dat er een God is, de andere stelt dat er juist geen
God is. Kan dat samengaan?
 Universalisme veronderstelt al-verzoening. Niet iedere
religie erkent Christus als Zoon van God. Toch leidt
elke religie tot God. Dan kun je dus zalig worden
buiten de kennis van Christus. Dat kan alleen als je alverzoening aanvaard. Concreet betekent dit dat Islam
en de Jehova’s Getuigen oprechte kinderen van God
kunnen zijn en tegelijk Christus als Zoon van God
afwijzen. Dan is het centrum van de religie God zonder
Christus.
7.3
Relativisme
Omschrijving
Het relativisme stelt: alle godsdiensten zijn zo verschillend, dat je ze niet vergelijken kunt. Gedragingen en begrippen hebben alleen binnen een bepaalde religie betekenis. Net
als een grammatica Nederlands geen betekenis heeft voor de
franse taal. Zo is het ook met godsdiensten. Ze hebben
beperkte, lokale betekenis. Ook woorden hebben per religie
een eigen betekenis. Genade is bijvoorbeeld voor een
christen anders dan voor een Hindoestaan of Islamiet. Het
zelfde geldt voor een zaak als zonde. Ondanks alle
verschillen, zijn er overeenkomsten. Er wordt een relatie met
het hogere aangegaan. Elke gelovige is te vergelijken met
een kind. Een kind dat zijn papa de beste papa vindt. Zo
vindt ieder mens zijn eigen godsdienst uiteindelijk de beste
vorm om het hogere te dienen.
Binnen het relativisme zijn twee vormen te onderscheiden.


Sommige mensen zeggen dat elke godsdienst een
uiting is van de eigen cultuur.
Anderen stellen dat elke godsdienst alleen betekenis
heeft en zin geeft voor zover de waarheid voor ons
geldig is. Wie dit meent kan zeggen dat het
Christendom waar is voor ons en tegelijk zeggen dat
het Christendom in een andere cultuur zijn zingeving
verliest.
Kritiek op
relativisme
Kritiek
Het is waar, er zijn verschillen tussen de religies. Die zijn
onoverbrugbaar groot. Maar het relativisme denkt onlogisch.
Religies verschillen. Ongemerkt is binnen het relativisme een
beeld duidelijk over religie. Het zoekt naar het verschijnsel
religie als een apart, herkenbaar verschijnsel, terwijl de
waarheidsvraag onbeantwoord blijft. Daar zit het probleem.
Over religie spreken en de waarheidsvraag buiten
beschouwing laten, is het hetzelfde als over het huwelijk te
spreken en de liefde buiten beeld te laten.
7.4
Exclusivisme
Omschrijving
Het exclusivisme stelt dat slechts één religie waar is.
Waarheid is gekoppeld aan openbaring van God. Dat is een
bijbelse gedachte. Paulus getuigt: Er is onder de hemel geen
andere Naam, Die onder de mensen gegeven is door Welken
wij moeten zalig worden". Op grond van Christus
Zelfgetuigen. Christus getuigt Zelf dat Hij de waarheid is.
Vanuit universalisme en relativisme wordt dit standpunt
aangevallen. Beide stromingen verwijten het exclusivisme
geestelijk triomfantalisme en imperialisme. Daardoor is het
een bedreiging voor de een vredige samenleving. Zo gesteld
leidt een politieke overtuiging tot een theologische uitspraak
dat alle godsdiensten hetzelfde zijn.
Ook wijst men erop dat exclusivisme alleen opgaat vanuit
een vooringenomen subjectivisme. John Hick noemt daarom
het exclusivisme 'ptolemaic theology'. Zoals in het wereldbeeld van Ptolemeus de aarde centraal staat, zo staat in het
exclusivisme de eigen godsdienst centraal. In zijn ogen is dat
kortzichtig.
Voor de apologeet is de centrale vraag: hoe kan het christendom volhouden dat het de enige waarheid is? Letten we nog
op de redenering zelf. Kort gezegd komt de gedachte van
velen hier op neer:
Bezwaar tegen
exclusivisme
Centrale vraag
voor apologeet
(1)
(2)
(3)
Verschillende
mensen
hebben
verschillende
godsdienstige overtuigingen
Godsdienstige overtuigingen zijn geldig
Dus zijn alle godsdienstige overtuigingen even geldig.
Is deze redenering geldig? Schakel (1) is duidelijk. Maar het
is de vraag of schakel (2) opgaat. Er is tegenwoordig
niemand die een warm pleidooi voert voor het geloof in Zeus.
Omdat niemand de waarheidsaanspraken aanvaard van
Zeus. Vaak passen we bovenstaande gedachte aan tot:
(4) Iedere overtuiging die oprecht aangehangen wordt, is
waar.
Toch is deze redenering niet geldig. Er zit een drogredenering
in. Stilzwijgend wordt er vanuit gegaan dat waarheid een
samenhang vertoond met oprechtheid. Dat is niet terecht. Ga
maar na door het woord "overtuiging" concreet in te vullen
met "satanisme" of met "geloven dat de aarde plat is". Wie
(4) oprecht meent, zet een streep door elk kritisch
onderscheidingsvermogen. Waarheid hangt niet af van
oprechtheid. En waarheid hangt ook niet af van geboorte,
van plaats of tijd. Het is niet logisch om te zeggen:
(5)
(6)
(7)
Mensen verschillen per cultuur
Mensen zijn oprecht in hun beleving van godsdienst
elke oprechte beleving van godsdienstigheid verschilt
per cultuur.
Ook kunnen we wijzen op de onderling grote verschillen
tussen de godsdiensten. Een islamiet wil niet van Jezus als
Zoon van God weten. Daarmee heeft hij een ander godsbeeld
dan een christen. Dan is Allah niet met God gelijk te stellen.
En een Boeddhist gaat niet eens uit van het bestaan van een
god. Als de Godsbeelden zo verschillend zijn, zullen dan de
godsdiensten allen even geldig zijn? Wie dus stelt dat alle
godsdiensten hetzelfde zeggen of een kern van waarheid
bezitten, kan dat alleen vanuit een vooringenomen standpunt
volhouden. Een pleidooi voor gelijkheid van alle religies is
niet objectief en is niet logisch.
Trouwens, wie zal het criterium aandragen waaraan godsdiensten moeten voldoen? Die criteria komen niet uit de
godsdiensten zelf voort, maar worden door anderen
opgelegd. En verschillen per onderzoeker, per cultuur, per
tijd. En de verschillende godsdiensten worden net zo lang
'bewerkt', totdat er enig zins op elkaar lijkende 'tempels'
ontstaan. Maar zo doen we elkaar geen recht.
Het christendom komt voort uit de openbaring van God in de
Persoon van Jezus Christus. Dat heeft geen enkele andere
religie. Daarmee is het christendom onvergelijkbaar met
andere godsdiensten. Maar dit is zo bepalend, dat elk
vergelijk dan ook mank gaat.
7.5
Conclusie
Er zijn verschillende godsdiensten, leiden ze allen tot dezelfde
God? Velen zijn deze mening toegedaan. Echter, deze
mening is niet Bijbels. Gij zult geen andere goden dienen, zo
Zelfgetuigenis van
Christus
8
houdt God ons voor in het eerste gebod. Er is ook geen
andere Naam door Welken wij moeten zalig worden, zo
schrijft de apostel Paulus. Het Christendom stelt exclusief de
waarheid. Omdat Christus de Weg, de Waarheid en het Leven
is. Dat noemen we de Zelfgetuigenis van Christus. Geen
andere stichter heeft ooit geclaimd de waarheid zelf te zijn.
Dat kan en mag alleen Christus.
Achter de discussie of het christendom exclusief is, staat de
visie op de waarheid van het spreken van God in de Schrift.
Waarheid komt niet tot stand door opvoeding noch door
cultuur. Waarheid ontstaat ook niet door de goede bedoeling
van mensen. God openbaart waarheid.
God en het lijden
"Ik voerde lange gesprekken met mijn klasgenoten, omdat
ik nieuwsgierig was naar hun motivatie om wel een hogere
macht te accepteren in hun leven. Maar hoe ik ook
luisterde, nooit heb ik kunnen begrijpen wat hen dreef. Op
de dag dat een vriendin van me stierf aan een hartaanval
en een docent meldde dat "God het zo gewild had", haakte
ik af en vervloekte mezelf om alle aandacht die ik had
geschonken aan zoiets onmenselijks als het protestantse
geloof". (Rob van Erkelens)
Leerdoelen
Je hebt inzicht in de problematiek van het lijden met betrekking
tot het Godsbeeld
Je kunt je voorstellen dat het lijden een obstakel tot het
christelijk belijden kan vormen.
Je kent het begrip theodicee.
Je weet de argumentatie van belangrijke theodicees
Je bent in staat op vragen rondom het lijden in te gaan
8.1
Lijden en Gods bestaan
Serieus gesprek
In de confrontatie tussen de kerk en de wereld is het
gesprek over het lijden een serieus gesprek. Om drie
redenen
 het lijden lijkt een heel sterk argument tegen het
bestaan van God.
 Lijden treft ons allen.
 We leven in een tijd van grote technische
vooruitgang. We zijn instaat om veel medicijnen
te ontwikkelen, knappe operaties uit te voeren.
Daardoor is het mogelijk dat we vrijwel pijnloos
door het leven kunnen. Dat is een enorme luxe,
vergeleken met voorgaande eeuwen. De
technische vooruitgang heeft ook een andere
kant. Geavanceerde oorlogsindustrie draagt
ertoe bij dat onze eeuw een van de meest wrede
eeuwen is. Dus: aan de ene kant wordt pijn
beheersbaar, aan de andere kant doen we elkaar
veel leed aan.
Probleemstelling
De probleemstelling is in feite eenvoudig. God is
Almachtig en Hij is Liefde. Tegelijk merken we dat
mensen lijden aan de gevolgen van ongelukken en
natuurrampen, oorlogen, onderdrukking of noem maar
op. Dat betekent dat God dus niet almachtig is, of niet
alleen liefde is. Of, wanneer God inderdaad Almachtig
en alleen Liefde zou zijn, dan bestaat Hij als zodanig
inderdaad niet. Want er is lijden.
Een van de meest voor de hand liggende oplossingen
is wel het atheïsme Men ontkend het bestaan van God.
God is niet merkbaar. Het lijden wel. Dan lijkt het voor
de hand te liggen om God als logisch onmogelijk weg
te denken.
Oplossing
atheisme
afgewezen
Toch is het atheïsme geen goede oplossing. Omdat het
atheïsme een paar lastige vragen oproept, die niet te
beantwoorden zijn.
 Atheïsme vermindert de ervaring van het lijden
niet. Sterker, het neemt een mogelijke steun of
troost weg. Omdat atheïsme alleen maar zegt hoe
het niet moet, maar niet positief stelt wat er voor
God in de plaats zou kunnen komen
 Atheïsme maakt het goede te midden van het
kwaad onverklaarbaar. Atheïsme kan niet uitleggen
welke redenen mensen hebben om opofferingsgezind en vergevingsgezind te zijn.
Theïsme kan deze vragen beter beantwoorden dan
atheïsme Daarom is atheïsme geen goede oplossing
voor het vraagstuk van het lijden.
8.2
Theodicee
Omschrijving
Alle andere oplossingen kan je rangschikken onder het
woord: theodicee. Letterlijk betekent het woord
theodicee: de rechtvaardiging van God. Het gaat dan
niet om de rechtvaardiging van de goddeloze, maar
om het verdedigen van Gods beleid of gedrag. De
uitdrukking is in de 18e eeuw gangbaar geworden,
door toedoen van de filosoof G.W.Leibniz (1646-1716).
Hij schreef een boek getiteld ‘”Essay de theodicee”.
Hierin verdedigt hij het beleid van God. Hij doet dat als
christen-filosoof. In de Verlichting, een tijdperk waarin
het gezag van de kerk snel afbrokkelde, probeert hij
op een heel andere manier naar een oplossing te
Herkomst
zoeken.
Voor het christendom zich verbreidde, was er een heel
Eerdere oplossingen eenvoudige manier om de goedheid van de goden
voor tijdperk van de
veilig te stellen. Zoals licht tegenover duisternis staat,
Verlichting:
zo staat het goede tegenover het kwade. De duivel
dualisme
Dualisme niet
christelijk
Oplossingen tijdens
Verlichting
Dit is de best
mogelijke wereld
Zwijgen over het
lijden.
grijpt door het doen van het kwade, in op de goede
schepping van de goden. Dit noemen we het dualisme.
Goed (God) en kwaad (duivel) staan als even sterke
machten tegenover elkaar. Dan wint de een, dan wint
de ander.
Met de komst van het Christendom zijn andere
oplossingen binnen beeld gekomen. Augustinus heeft
duidelijk aangewezen dat het dualisme het kwaad
buiten onze verantwoordelijkheid en schuld laat vallen.
Niet wij mensen, maar de duivel bewerkt het kwade.
Dat is niet Bijbels. Daarom heeft reeds Augustinus
erop gewezen dat er niet meer dan Eén
Scheppingsbron is. Het bestaan van de zonde en het
lijden zijn niet verklaren. Zonde en lijden zijn schuld.
Wanneer de Verlichting zijn intrede doet, voldoet dit
antwoord niet meer. Twee invloedrijke gedachten uit
de Verlichting
1 Dit is de best mogelijke wereld.
G.W.Leibniz gaat zoeken naar een ander oplossing. Hij
gaat ervan uit dat God de best mogelijke wereld
geschapen had. Want God is Goed, Wijs en Almachtig.
Maar, hoe komt het dan dat het meest volmaakte een
overmaat aan ellende kent? Leibniz: "Dat komt door
de aard van de geschapen werkelijkheid. God, de
Ongeschapene is volmaakt. De schepping is niet gelijk
aan God. Schepping is tijdelijk, veranderlijk, kortom:
niet volmaakt. Bij het onvolmaakte hoort ook het
lijden. De geschapen mens moet, juist omdat hij niet
goddelijk is, noodzakelijkerwijs falen en zondigen."
Tegelijk wijst Leibniz op het vele goede dat er in deze
wereld gevonden wordt. Het kwade weegt niet op
tegen het goede.
2 Doe hier goed, over God weten we niets.
Ook I.Kant (1724 - 1804), een buitengewoon invloedrijk
denker, heeft zich bezig gehouden met de theodicee.
Wanneer we hem zouden vragen hoe hij over de
theodicee denkt, dan zou hij antwoorden: "Met Leibniz
ben ik het in ieder geval niet eens. De vragen rondom
het Godsbestuur zijn niet op te lossen zijn voor ons
mensen. Die gaan ons verstand te boven. God is voor
mensen niet te begrijpen, laat staan dat we Zijn doen
en laten kunnen beoordelen. We hebben te maken met
het hier en nu. Het is onze opdracht om zo veel
mogelijk goed te doen".
Leibniz en Kant hebben beide gemeenschappelijk dat
ze op een rationele wijze een antwoord te zoeken over
de grilligheid van het lijden. Beide denkers houden
daarin vast aan Gods onbegrijpelijke Almacht.
Hedendaagse
oplossingen
God is weerloos
Tegenwoordig horen we andere gedachten. Theologen
kiezen veelal voor de mening dat God onmachtig is.
Hieronder lees je twee voorbeelden daarvan.
Toen D. Bonhoeffer, (1905-1945) gevangen zat,
schreef hij brieven aan familie en vrienden. Die
brieven zijn later van grote invloed gebleken. In één
van die brieven schrijft Bonhoeffer: "God laat Zich de
wereld uit dragen aan het kruis. God is onmachtig en
zwak in die wereld. Juist en alleen op die wijze is Hij
ons nabij en helpt Hij ons...". Alleen de lijdende God
kan ons mensen helpen. Deze gedachte vindt
tegenwoordig weerklank. Wie de moeite neemt om het
boek “Christelijk Geloof” van H.Berkhof door te
bladeren stuit op het idee dat God weerloos is. God
wijkt willens en wetens terug om plaats te maken voor
de mens. Om ruimte te maken Zijn schepping.
God stelt plannen bij Niet iedereen is gelukkig met bovenstaande oplossing
voor het kwaad. Iemand als A. van der Beek neemt uit
invalshoek dat God berouw heeft. Eerst kiest Hij Saul,
later verwerpt Hij hem als koning. "De God van het
Oude Testament", zo schrijft Van der Beek, "is een
emotionele, heftige, wisselende God, die vandaag de
ene koers gaat en morgen de andere. God is veranderlijk". Weet God dan van geen trouw meer? Jawel,
God blijft door alle wisselingen heen Zichzelf. Hij blijft
de emotionele, meelevende, meelijdende God.
8.3
Leiding in lijden
Dualisme onbijbels
De geschiedenis van de kerk leert ons ten aanzien van de
oorsprong van het kwaad dat er altijd belangstelling heeft
bestaan voor het dualisme. Het dualisme stelt dat God de
bron van al het goede is. En los van Hem de duivel als bron
van het kwaad werkt. Het dualisme keert, zodra je denkt
dat God niet boven de macht van het kwaad staat, maar
eromheen draait en probeert ondanks het kwade, voor ons
mensen het beste ervan te maken.
Toch is het dualisme verkeerd. Omdat in het dualisme het
kwaad een zelfstandige macht wordt, die staat buiten Gods
scheppingsmacht. Dan staat het kwaad boven elke wet.
Dan is niet het onwettige van het kwaad in het geding,
maar het bovenwettelijke.
Iemand als rabbijn Harold S. Kushner geeft in zijn bestseller “Als het kwaad goede mensen treft” een populaire
versie van het dualisme. Hij stelt dat God niets met het
kwaad te maken heeft. Die les leert God aan Job. God
strijdt tegen de Leviathan (beeld van de duivel). God laat
daarmee aan Job zien dat ook Hij niet alles in de hand
heeft. Kushner verbindt daar de conclusie aan dat tegenslag
niet van God afkomstig is.
Terecht werpt hij zelf de vraag op wat we aan God hebben,
als het kwaad dat goede mensen overkomt, niet van Hem
afkomstig is. Kushner geeft zelf een antwoord op deze
vraag.
 Ten eerste gebeuren op deze wereld uiteindelijk meer
goede, dan kwade dingen.
 Ten tweede inspireert God mensen om te helpen. En
tenslotte geeft God ons de kracht om lijden te doorstaan.
Bijbelgetrouwe theologen hebben dergelijke gedachte als
on-Schriftuurlijk afgewezen. Nimmer is in de
belijdenisgeschriften van de kerk Gods Almacht ingekort. In
het eerste artikel van de Apostolische Geloofsbelijdenis
belijdt de kerk haar geloof in de Almachtige, Schepper van
hemel en aarde. En zingt de kerk der eeuwen niet dat God,
zelfs bij het naderen van de dood, een volkomen uitkomst
kan, wil, en zal geven?
Bijbelse lijn:
Te midden van alle vragen reikt de Bijbel ons de volgende
vier zaken aan.
Oog voor eigen
 Ten eerste mag je niet spreken over het lijden zonder
schuld
onze eigen verantwoordelijkheid in het lijden mee te
nemen. Ons hart is verdorven. Onze wil is verkeerd. Wij
hebben God de rug toegekeerd. De dood is de
bezoldiging van de zonde. Wie zijn wij om dan opstandig
te zijn? Om Gods bestaan in twijfel te brengen?
Geen antwoord over  Op de vraag naar de oorsprong van het kwaad geeft de
oorsprong kwaad
Bijbel geen antwoord. We lezen in Genesis 3 de
geschiedenis, in Psalm 51 de schuldbelijdenis van de
erfzonde. Maar waarom de wereld in zonde gevallen is
wordt ons nergens uitgelegd. Ook geeft de Bijbel
nergens inzicht in de verhouding tussen God en duivel,
dan alleen dat God boven de duivel staat. God laat het
kwade toe. Maar hoe we ons die toelating precies
moeten voorstellen, blijft onduidelijk.
Christus leed
 Wanneer men het bestaan van God betwijfeld vanwege
het lijden, mag je verwijzing naar het lijden van
Christus. God heeft in Christus geleden. Hij weet hoe het
voelt om pijn te hebben. Hij kan werkelijke medelijden
betonen. Christus heeft in armoede geleefd. Christus
heeft dorst geleden. Christus heeft haat gevoeld.
Christus is gegeseld, geslagen ja zelfs gedood. Laat
niemand zeggen dat God in Christus niet weet wat de
mens lijden kan.
Meer nog. God in Christus kan ook hoop geven. Doordat
Hij uit de dood is opgestaan. Soms lees je wel eens van
levens die door het lijden kapot gemaakt zijn. Hoe
komen ze erbij? De apostel Paulus geloofde vurig dat het
lijden van de tegenwoordige wereld niet opweegt tegen
de heerlijkheid die aanstaande is. Hoe weten we dat
Paulus gelijk heeft? Woorden krijgen betekenis door de
ervaring die verwoord wordt. Is er iemand die een
verachtelijke dood gestorven is en vervolgens uit de
dood is teruggekeerd tot het leven? Ja, Christus is
opgestaan. Daardoor weet Paulus dat er een heerlijkheid
is, die hem wacht. Daardoor weet Paulus ook dat lijden
tot heerlijkheid kan voeren. De opstanding van Christus
geeft het lijden uitzicht.
Ten vierde moeten we ons Godsbeeld goed uit te
werken. Dat God liefde is, weet iedereen wel. Bijna
niemand weet die liefde te rijmen met het lijden.
Waardoor komt dat? Doordat we nu zoveel beter nadenken? Dat is het punt niet. Het komt doordat we ons een
verkeerde voorstelling van Gods Liefde en Almacht
maken. Liefde wordt vereenzelvigd met welwillendheid
en met het zoeken van genot. Almacht met onbegrensde
mogelijkheden. Kloppen deze beelden? Juist in de
theodicee heeft het Godsbeeld een belangrijke plaats.
Wij maken onderscheid tussen de verschillende Deugden
of Eigenschappen van God. Dat komt door de
beperkingen van ons verstand. God is Zijn Deugden of
Eigenschappen. Zijn liefde is gelijk zijn rechtvaardigheid
en is gelijk zijn almacht. God is enkelvoudig. Dat
betekent dat we liefde van God niet moeten verwarren
met welwillendheid of toegeeflijkheid. Liefde van God is
ook rechtvaardigheid. In liefde straft God de zonden in
Christus.
God in Christus
geeft hoop.

Godsbeeld goed
uitwerken

8.4
Conclusie
Het lijden stelt het christelijk geloof voor een serieuze
vraag. We mogen noch Gods Almacht noch Zijn Liefde in
twijfel trekken. Gods Almacht wordt openbaar in de
schepping. Gods liefde blijkt uit het sterven van Zijn Zoon.
Pastoraal gezien is berusting is het enige juiste antwoord,
daar wij mensen leem zijn in de handen van de
Pottenbakker. Dat wil niet zeggen dat we niet mogen
klagen. Echter, de kracht om te dragen ligt in God.
9
Autonomie
Jan komt wekelijks bij zijn moeder op bezoek. Voor zijn
moeder, die verder niet de deur uit kan, zijn deze bezoeken
heel belangrijk. Jan is oprecht blij dat hij haar op deze
manier gelukkig kan maken. Toen ontstond een probleem.
Jan, vennoot bij een accountantsbureau, kreeg promotie
aangeboden bij een dochteronderneming, aan de andere
kant van het land. Wat te doen? Moeder opgeven voor
carrière Je carrière aftoppen voor je moeder? Wanneer ben
je echt jezelf, maak je je keuze in alle vrijheid?
Leerdoelen
Je weet wat onder autonomie verstaan wordt.
Je weet hoe Gods Woord over de menselijke vrijheid spreekt.
9.1
Herkomst visie op autonomie
Autonomie is
Om de betekenis van het woord autonomie scherp in beeld
te krijgen, moeten we een stap terug in de tijd. Het woord
autonoom heeft namelijk griekse wortels. Auto bekent zelf
en nomie komt van nomos. Nomos betekent wet. Letterlijk
betekent het woord autonomie dus: zelf wetten maken. Vrij
vertaalt komt het erop neer dat je zelf mag weten wat je
doet.
In de klassieke oudheid paste men autonomie niet toe op
personen, maar op steden. De steden waren autonome
staten. De stadstaten. Die beslisten zelf wie burgerrechten
verkreeg, hoe hoog de belasting was, wanneer men ten
strijde moest trekken. Wanneer de filosoof Protagoras stelt:
"De mens is maat alle dingen", geeft hij daarmee niet aan
dat de mens vrij is. Maar dat wel dat de mens beperkt is.
We beoordelen alles naar menselijke maatstaven.
Voor ons heeft autonoom zijn een heel andere betekenis.
Wij denken aan zelfverwerkelijking, zelf beslissen wat je
doet. Onze autonomie is enorm belangrijk. Zodra we ons
kunnen beroepen op autonomie, stopt de discussie. Zo
kunnen heroïne verslaafde hoeren hun eigen autonome
afwegingen maken om te stoppen met hun werk of door te
gaan.
Dat de mens autonoom is, is voor ons geen schokkende
gedachte. Toch is de huidige invulling van het begrip
betrekkelijk nieuw. In onze huidige vorm kennen we nog
maar een kleine tweehonderd jaar. Het is goed om dat te
weten, dat relativeert onze invulling van het woord.
I.Kant (1724 - 1804) wordt als de vader van autonomie
gezien. Het is dus goed om kort bij hem stil te staan. Hij is
van mening dat de wil van de mens goed is. Zo goed, dat
de wil niet anders wil dan het goede. Enkel en alleen omdat
het alleen goede goed is. Je doet dus niet het goede omdat
je er zelf een goed gevoel over houdt. Nee, je doet het
goede omdat dat goed is.
In klassieke
Oudheid
Huidige invulling
nieuw.
Existentialisme en
autonomie
9.2
Waarom kiest onze wil voor het goede? Omdat we weten
dat we het goede behoren te doen. Daar laten we ons door
leiden. Vrijheid is dus het vermogen om ons door de wil te
laten leiden. Dan zin we nog niet bij de moderne invulling
van het begrip autonomie.
Een sterke stimulans om de autonomie en vrijheid van de
mens verder te formuleren, vormen de gedachten van Jean
Paul Sartre (1905 - 1980). De mens bestaat. Anders
gezegd, hij existeert. Doordat hij bestaat gaat hij keuzen
maken. Door keuzen gaat hij zijn bestaan invullen en
vormen. De mens is tot vrijheid geroepen, de mens verlegd
telkens zijn grenzen.
Sartre geeft daar een heel bekend voorbeeld bij. Stel dat
een soldaat krijgt om onschuldige kinderen te doden. En hij
doet het. "Ik moet het wel doen, anders wordt ik zelf
gedood". Volgens Sartre klopt die redenering niet, om de
menselijke vrijheid een verschrikkelijke
verantwoordelijkheid is, waaraan wij mensen niet kunnen
ontkomen. Je eigen leven dan? Sartre antwoordt: je mag
niet zeggen dat je geen held bent. Je kiest er voor om geen
held te zijn. De mens is wat hij van zichzelf maakt.
De menselijke vrijheid hoort bij het mens-zijn en mag
daarom niet ingeperkt worden. Als je zegt: Ik doe wat in de
Bijbel staat", is dat voor Sartre verraad aan het mens-zijn.
Je mag je vrijheid niet uitleveren aan een overheid, een
godsdienst, een groepsmening of wat dan ook. En als God
zou bestaan, is het onze roeping om in opstand tegen Hem
waarlijk vrij te worden. Wie anders leeft, ontloopt de last
van de vrijheid.
Die drang naar vrijheid tref je niet alleen bij het
existentialisme aan. Het existentialisme verwoordt een
levensgevoel dat aansluiting vindt bij velen. Niet voor niets
is het Vrijheidsbeeld van Amerika een symbool. Treffend is
ook hoe men afrekent met de spanning tussen Gods
Almacht en menselijke onwilligheid en onmachtigheid. Daar
wordt je depressief van. Want die gedachte "zet de mens
vast", zo schrijft Aleid Schilder in haar boek Hulpeloos maar
schuldig.
Het idee dat godsdienst onze menselijke ontplooiing in de
weg staat, wordt wel vaker gehoord. K.Marx sprak van
"Opium voor het volk". De mensen worden door godsdienst
getroost met een utopie.
Afweging
In het gesprek met de tijdgeest is het verstandig om op
twee zaken te letten.
 In de eerste plaats is het goed om erop te wijzen dat
onze autonomie beperkt is.

In de tweede plaats dient het evangelie door de
invalspoort van het woord 'vrijheid' uitgelegd worden.
Grenzen aan
autonomie.
Ten eerste de grenzen van de autonomie. Hoe vrij zijn wij?
Die is minder groot dan op het eerste gezicht lijkt.
1 Er zijn maatschappelijke regels. Een voorbeeld. Wie op
sollicitatie gesprek in rijtijd kleding verschijnt, met een
flinke hond aan de riem, loopt grote kans afgewezen te
worden. Er zijn algemene maatschappelijke regels.
2 Er zijn persoonlijke beperkingen en mogelijkheden. De
een is creatief, een volgende gewiekst. Niet ieder is
geschikt om programmeur te worden, of chirurg.
3 Er zijn morele grenzen. Ieder weet van goed en kwaad.
Een voorbeeld: we spreken van zinloos geweld. Een stille
tocht trekt duizenden mensen. Ook onkerkelijke mensen
lopen daarin mee. Binnen onze samenleving is een groot
draagvlak voor de afwijzing van zinloos geweld.
Mogelijkheden in de
autonomie
Autonomie biedt de apologetiek wel mogelijkheden. Als je
maar de juiste invalspoort neemt.
In de eerste preek die van de Heere Jezus bekend is,
getuigt Hij van Zichzelf dat hij gekomen is om "gevangen
vrijheid te schenken". Er is bevrijding van schuld in Zijn
sterven. Er is bevrijding van ons eigen ik wanneer we
mogen leven in de kracht van Zijn opstanding. En er is
bevrijding van vrees wanneer we mogen zien op Zijn
heerschappij over alle dingen. Stel het evangelie voor in
termen van bevrijding.
Die vrijheid moeten we dan ook wel goed invullen. Al snel
denken we dat vrijheid hetzelfde is als het wegnemen van
dwang of beperkingen. Op Bevrijdingsdag herdenken we
het de Duitse bezetting ten einde is. Toch is het een
vergissing als we vrijheid alleen in negatieve termen
omschrijven. Nederland kreeg na de bevrijding nationale
zelfstandigheid terug opdat Nederland weer een eigen natie
zou kunnen vormen. Vrijheid heeft altijd een doel. Ware
vrijheid is jezelf kunnen zijn. Wanneer ben je echt jezelf?
Als je Gods beeld gaat vertonen. Zo was je ooit geschapen,
om beelddrager Gods te zijn. Zoals een vis alleen in het
water kan leven, zo kan een mens alleen opbloeien in een
levende relatie met God.
Deze gedachte plaatst ons voor een schijnbare tegenstelling. Ware vrijheid is vrijheid om echt jezelf te kunnen zijn.
God heeft mij gemaakt om lief te kunnen hebben. Liefde
hebben houdt in dat ik mezelf wegcijfer voor de ander. "Om
werkelijk vrij te zijn, moet ik dienen. Om werkelijk te leven,
moet ik aan mezelf sterven. Om mijzelf te vinden, moet ik
mij in liefde verliezen". Alleen omdat we in een God
geloven, Die de Bron van vrijheid en autonomie is, krijgt
onze menselijke vrijheid betekenis. Een voorbeeld. Het
vijfde gebod lijkt je vrijheid in te perken. Toch is het geen
knellend juk. Je kan het vijfde gebod ook zien als een
waarde die je nu eenmaal vind in menselijke relaties. Het is
niet zo dat God de beslissing heeft genomen wat Jan moet
kiezen. Omdat de situatie van Jan uniek is, zoals elke
situatie uniek is, geeft het gebod Gods de mogelijkheid van
afweging te maken.
9.3
Conclusie
Autonomie betekent dat de mens zichzelf de wet stelt. Een
gedachte die eerst betrekking had op een collectief, de
Griekse stadstaten. Eeuwen later, sinds I.Kant, heeft de
autonomie ook betrekking op de mens als individu. Zij het,
dat mensen aan een zedenwet gebonden zijn. Die binding
heeft Sartre en het existentialisme doorgeknipt. De mens is
vrij.
Voor Christenen is het zaak om goed uit te leggen wat we
onder vrijheid verstaan. Ook wat de vrijheid van een
christenmens inhoud. Voor velen betekent het Christelijke
geloof een bevrijding van angsten, verslavingen. Gods
kinderen zijn waarlijk vrij.
10
Zingeving
In Jadigirigutta, een kleine bedevaartplaats in India, schuifelt een rij pelgrims langszaam naar de tempel, die ligt op
de top van de heuvel. De tempel is een grot. In de grot
woont de lokale god Narasimha. Hij ziet eruit als een leeuw
met een mensenhoofd. In de rij staat een vrouw. Zij houdt
een kokosnoot vast, gewikkeld in een doek. Ze is
onvruchtbaar en wil met haar offer de god vragen een kind
te geven. Ze mag naar binnen. Na het gebed geeft ze
kokosnoot aan de priester. Die hangt de noot aan het
plafond.
Leerdoelen
Je weet hoe L.Feuerbach en S.Freud religie verklaren
Je weet wat onder projectie verstaan wordt
Je kunt de gedachte dat godsdienst projectie is bijbels
weerleggen
10.1
De wens van de mens
Godsdienst door
mensen bedacht
De gebeurtenis uit de introductie laat zien uit welke
ingrediënten alle godsdiensten samengesteld zijn: behoefte
- hulp zoeken - vertrouwen op middelen.
Tegelijk zie je hier ook de zwakke plek van alle godsdiensten. Dienen we een Hogere Macht om onze eigen
noden en zorgen te verlichten en verzachten? Is godsdienst
niet gewoon een menselijke behoefte? Is doen aan religie
iets voor labiele mensen, die zelf het leven niet aankunnen?
F.W.Nietsche (1844-1900) heeft een diepgaande gedachten
over God als projectie geschreven. In de periode dat er nog
geen uit gekristalliseerde moraal was, heerst de sterke
Nietsche
Feuerbach
Freud
mens. Echter, de sterke mens wordt verdrongen de groep
zwakkere, die een moraal ontwikkelden. Zijn moraal helpt
te overleven. God wordt ontworpen om het leven aan te
kunnen. Mensen hebben een waarheid nodig die er altijd is,
die niet tegenspreekt, die niet bedriegt. Zwakke mensen
zoeken naar een ware wereld, waarin geen lijden is, waarin
geen wisseling is, geen tegenspraak is. Wie denkt zo?
Alleen de lijdende, de levensmoede mens.
Zo wordt de wil tot macht geknecht. Christendom is
platonisme voor het volk. Door predikanten wordt de ware
aard van ons mensen omgebogen. Eeuwenlang wordt ons
gepredikt omhoog te zien om de zin van het leven te
ontdekken. Zo wordt de mens een fantasiedier, die denkt
over de zin van het leven in doelen die van boven komen
en die van te voren al vast liggen.
Nietsche stelt dat we er vanuit moeten gaan dat er geen
God is. Zo wordt de weg gebaand naar een nieuwe periode,
waarin wij mensen waarlijk vrij worden.
Nietsche stond met zijn gedachten niet alleen. Hij vond
weerklank. Vandaar dat in de vorige eeuw verschillende
boeken zijn verschenen, waarin godsdienst vanuit de
menselijke geest verklaard werd. Ludwig Feuerbach (18041872) is daar een voorbeeld van. "Ik heb de
bovenwereldlijke, bovennatuurlijke aard van God herleidt
tot menselijke bestanddelen. De mens het begin, midden
en einde van alle godsdienst". Wie over God spreekt,
onthult in feite zijn eigen innerlijke hoop en angst. Ja, wie
over God spreekt, heeft het eigenlijk over zichzelf. Het
kennen van God is niet dus meer dan menselijke zelfkennis.
Feuerbach verbond aan deze gedachte een duidelijke
conclusie: jammer voor de mens dat hij aan godsdienst
doet. Als God een Geest is, past Hij niet bij de mens. Er ios
geen aansluiting op elkaar. Lees maar in het citaat uit “Das
Wesen der Religion” (1845): "De mensheid zoekt in godsdienst tevredenheid. Godsdienst is zijn hoogste goed. Maar
hoe kan hij troost en vrede vinden in God, als God een
wezenlijk ander Wezen dan de mens is?".
Sigmund Freud (1856-1939) sluit hierbij nauw aan. De
oorsprong van godsdienst berust op een verlangen naar de
kinderjaren. "De godsdienstige persoon roept het beeld van
zijn vader uit zijn kinderjaren op, tot een voor hem
overdreven gewicht. Hij verheft dit beeld tot goddelijkheid
en richt het mentaal op tot iets tegenwoordigs", zo schrijft
hij in ergens. God is een surrogaat-vader. In godsdienst
leven we onze verlangens en behoeften uit.
Die verlangens en behoeften ontstaan doordat de samenleving de ontwikkeling en ontplooiing van de mens in de weg
staat. Wanneer die verwringing er niet zou zijn, was religie
overbodig. Verbeter de wereld en de godsdienst verdwijnt
vanzelf. Mensen hebben dan geen behoefte meer aan God.
Ze vinden troost en plezier in het hier en nu.
Deze mening komt mede voort uit een bepaalde visie op
religie. Freud beziet religie niet als een overtuiging. Religie
is voor hem een verzameling handelingen of riten. Zoals
kinderen een bepaald gedrag vertonen ten opzichte van
volwassenen, zo vertonen mensen bepaald gedrag ten
opzicht van het Goddelijke. Geloven is kinderlijk gedrag, bij
volwassenen een ontwikkelingsstoornis. Geloven staat de
ontwikkeling naar echte zelfstandigheid in de weg. Alleen
onzelfstandige mensen geloven in God. Velen vinden zich in
deze gedachte.
10.2
Vijf bedenkingen
Is geloof inderdaad iets dat we zelf maken, is geloven
wensdenken? Het lijkt een lastige uitdaging. Maar er zijn
wel een aantal zaken tegenover te stellen, die deze
gedachte ontkrachten.
Onwetenschappelijk
e theorie
Een eerste bedenking. Bij de theorie van Freud is
wetenschappelijk bezien een vraagteken te stellen. Freud
stelt alles vanuit zijn theorie te kunnen verklaren. Maar
juist dan verklaart een theorie niets meer. Omdat de
theorie niet de falsifiëren is. Niemand kan de theorie testen
op fouten of onwaarschijnlijkheid. Omdat er geen
waarnemingen zijn die de theorie ontkrachten.
Geloven is gezond
Een tweede bedenking. Freud stelt dat godsdienst een
ontwikkelingsstoornis is. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de
redenering omgedraaid moet worden. Dan wordt ongeloof
een stoornis en geloven getuigt van een gezonde ontwikkeling, waarin geen bindingsangst optreedt.
Vergelijk het met het aangaan van een huwelijk. De
toekomst is onbekend en toch willen die twee mensen
samen door het leven. Ze binden zich aan elkaar zonder
angst. Zo is het ook met de Hogere werkelijk. Om je daar
zonder angst aan over te geven, gaat niet zomaar. Daar is
een rijpingsproces voor nodig. Geloven getuigt van een
psychisch gezonde ontwikkeling. Daarin overstijgen mensen
egoïsme en durven zichzelf afhankelijk op te stellen.
Deze gedachte is van H.C. von Rumke (- 1967), één van
meest belangrijke psychologen die Nederland heeft
voortgebracht.
Verlangen is
natuurlijk
Een derde bedenking. Het verlangen naar een vader is een
natuurlijk verlangen. Zou dit natuurlijke verlangen ook niet
voor godsdienst opgaan?
Drogredenering
Een vierde bedenking. Feuerbach maakt zich schuldig aan
een drogreden. Godsdienst is niet echt, God bestaat niet
echt omdat we naar Hem verlangen. Die vergelijking gaat
mank. Wensen en bestaan zijn verschillende dingen. De
dingen bestaan niet omdat we ernaar verlangen. Maar die
redenering kan je niet omdraaien. Het is verkeerd om te
stellen: je verlangt ernaar en daarom bestaat het niet.
Mensen zitten niet
op God te wachten
Een vijfde bedenking. Als God Zich aan mensen openbaart,
hoe reageren mensen dan? Omarmen ze Hem dan, roepen
ze dan uit: "Daar hebben we op zitten wachten?" Meestal
ervaren mensen die verschijning als iets ontzagwekkends.
Daniel werd er ziek van. Jeremia roept uit: "Wee mij, ik
verga". Gods Aanwezigheid is zo majestueus, dat het niet
te verdragen is. Waar Christus na de opstanding verschijnt,
spreekt Hij "vrees niet", om de vrees in het hart te dempen.
Er is ontzag voor God. Een gevoel van kleinheid, nietigheid
en zondigheid tegenover de Heilige.
Vele Bijbelheiligen worden ons als sterke persoonlijkheden
getekend, die tegenover God zwak worden. In die zin dat ze
leren dat hun eigen werken niet in tel zijn als het gaat om
de grond van zalig worden. Daarom leren ze alles van God
te verwachten.
10.3
Conclusie
Er wordt wel gedacht dat geloof inbeelding of projectie is.
We willen dat God bestaat, omdat we daaraan steun zouden
vinden. We willen dat God bestaat, en daarom bestaat Hij
ook daadwerkelijk. Die gedachte bevat een denkfout.
Wensen dat iets er is, zegt niets over het bestaan ervan. Zo
ook met God. Wensen dat Hij bestaat, zegt niets over Zijn
al of niet bestaan.
De gedachte dat mensen God uitgevonden hebben, is niet
waarschijnlijk. Het Godsbeeld uit de Bijbel keert niet terug
in andere religies. Kennelijk ligt het Bijbelse Godsbeeld niet
voor de hand. Mensen kunnen het niet bedacht hebben.
11
Aanknopingpunten
Christus is niet alleen een remedie tegen uw vermoeidheid
en moeilijkheden, Hij wil u zelfs een overvloed geven van
het tegenovergestelde: blijdschap en genoegen. Diegenen
die tot Christus komen, komen niet alleen bij een rustplaats
na rondgedoold te hebben in een wildernis, maar zij komen
ook bij een feestmaal waar ze mogen rusten en feestvieren.
Ze mogen hun vroegere vermoeienissen en inspanningen
achter zich laten en een tijd van vreugde en geestelijke
blijdschap binnen gaan. (Jonathan Edwards)
Leerdoelen:
* Je weet dat het evangelie bij de mens moet aankomen
* Je weet wat ontmoetingspunten zijn
* Je weet wat landingspunten zijn.
* Je weet waarom wij ontmoetingspunten accepteren en
landingspunten afwijzen
* Je weet de bedenkingen tegen de ontmoetingspunten
11.1
Geen aanknopingspunten
Een christen is een mens. Dat betekent dat er op dat vlak
ontmoetingspunten zijn voor een gesprek over het
christelijk geloof. Er zijn ervaringen, die alle mensen
gemeenschappelijk hebben. Te denken valt aan het
verlangen naar geborgenheid of "doen aan religie",
zingeving van het leven, “totaliteitservaringen”.
In dit onderdeel gaan we verschillende ontmoetingspunten
langs. Die punten helpen je om in het gesprek met anderen
herkenbaar over je christelijke levensovertuiging te kunnen
spreken.
Dit is een belangrijk onderdeel. Want hierin zijn we niet
onze geloofsovertuiging aan het verdedigen tegen aanvallen
van buiten-af. In dit gedeelte zoeken we naar
gemeenschappelijke ervaringen van het mens-zijn. In feite
zetten we het christelijk als redelijk alternatief neer voor
onze medemens. Wellicht kijk je daar wat vreemd
tegenaan. We zijn niet zo gewend om het christendom als
een redelijk alternatief naast allerlei andere levensbeschouwingen neer te zetten. Omdat we (terecht!) bang zijn aan
het wonder van Gods genade te kort te doen. Het is geen
vrucht verdienste van gezond en logisch nadenken dat je
naar de kerk blijft gaan.
Aanknopings- of ontmoetingspunten, dat zijn inderdaad
betere woorden dan aangrijpingspunten. Waarom? Twee
redenen.
1 Het woord aangrijpingspunt veronderstelt dat bij anderen
iets van ongerepte waarheid te vinden is. Dat “iets” zouden
we als opstap tot het christelijk geloof kunnen gebruiken.
Die gedachte is niet Bijbels.
Want er is niemand die God zoekt, tot niet één toe, zo zegt
de apostel Paulus. Niemand ervaart zich als zondaar voor
God, tenzij de Heilige Geest je overtuigt van zonde, oordeel
en gerechtigheid.
De natuurlijke Godskennis kunnen we niet als een
aangrijpingspunt zien. Omdat ieder de waarheid in
ongerechtigheid ten onder houdt. We verdringen de
natuurlijke Godskennis. We strijden allemaal tegen God.
2 Het woord aanknopings- of ontmoetingspunt heeft dit
voordeel, dat het een zekere mate van gelijkheid inhoud.
Als je werkelijk iemand ontmoet, dan heb je een open
gesprek.
11.2
Zingeving
Alle mensen doen aan zingeving. Zingeving is de
interpretatie van ons bestaan. Ze komen voort uit
betrokkenheid op het leven en uit het tekort van ons
menselijke bestaan. Crisis, ziekte, tegenslagen,
teleurstellingen, hoogtepunten en vele andere
gebeurtenissen of emoties kunnen je doen afvragen:
waarvoor leef ik eigenlijk? Dan stuiten we op de zingeving.
Soms heeft het leven hele intense ervaringen. Zoals liefde
of de geboorte van een kind of het overlijden van een
geliefde, of een overweldigende ervaring in de natuur. Dan
breek je als het ware uit het alledaagse en bekijk je jezelf
met andere ogen. Je beseft dat je met alles verbonden bent
aan alles. We noemen dat een totaliteitservaring.
Totaliteitservaringen hebben te maken met zingeving. Je
gaat dan een waardeoordeel geven over het leven.
Op het gebied van de zingeving vinden de we
ontmoetingspunten. Te denken valt aan het besef van goed
en kwaad, besef van eindigheid, aan het onvervulde
verlangen. Deze zaken hebben alles te maken met
zingeving. Daarom gaan we de zingeving gaan we
verkennen vanuit
1 Het onvervulde verlangen
2 Moraliteit
11.2.1
Het onvervulde verlangen
Plato, een Griekse wijsgeer die ongeveer 500 v. Chr. leefde,
vergelijkt ons mensen met lekkende kruiken. We kunnen
van alles en nog wat in het reservoir van het leven gieten,
maar we zijn nooit echt vervuld. We blijven leeg.
Augustinus heeft iets dergelijks ervaren. Hij leefde naar het
goeddunken van zijn eigen hart. Verdiepte zich in de vragen
van zijn tijd, woonde ongehuwd samen, streefde naar een
baan in de ambtelijke top van Milaan. Hij bereikt wat hij wil.
En schrijft vervolgens in zijn Confessiones: "U hebt ons
voor Uzelf gemaakt. Onrustig is ons hart, totdat het rust
vindt in U". Hij ervaart dat de driehoekige wereld het ronde
hart niet kan vervullen. Het verlangen naar meer wordt niet
vervuld. Juist door het verlangen naar meer, dringt de
eindigheid zich steeds meer op.
De existentialist Albert Camus merkt op: "De mens is een
dier dat zin zoekt". In diens “Caligula” staat dat: "Het
onverdraaglijk is om te zien dat alle doel uit het leven wordt
weggezogen, om te horen dat het leven geen zin heeft. De
mens kan niet leven zonder doel". Dat wil niet zeggen dat
Camus overtuigt is dat het leven ook daadwerkelijk zin
heeft.
Onze tijd kenmerkt zich door een crisis in de zingeving. Fr.
Nietsche daarover bijna profetisch geschreven. Heel het
leven wordt door krachten beheerst. De mens zoekt daarin
zijn weg. Hij wil overleven. En daarom doet hij aan
zingeving. Maar de grote massa is zwak. Kan het leven niet
aan. Daarom ontwikkelt de zwakke mens een moraal,
zodanig dat deze groep kan concurreren tegen de sterken.
De sterke accepteert het lijden, maar de zwakken vluchten
we van het lijden, door het te duiden. Om lijden te
hanteren verzinnen ze een andere plaats dan dit leven. Zo
herleidt Nietsche (1844-1900) religie: het is de onmacht tot
macht, platonisme voor het volk. Geloof in God is een
illusie.
God is dood. Als gevolg daarvan is de zin van het leven ook
minder duidelijk geworden. Dat kunnen we nog niet goed
verwerken. In de achterliggende 2000 jaar zijn de
antwoorden van geloof en filosofie steeds radicaler
geworden. Nu valt alles weg. Er is een nihilistische
levensinstelling gekomen. We zijn uit een evolutionair
proces ontstaan. Toevallig en zomaar. Waarom we bestaan
weten we niet. Het bestaan is absurd, onredelijk.
Waarden blijken geen harde waarden te zijn. Een voorbeeld
daarvan geeft Arthur Adamov in het toneelstuk Le Ping
Pong. Twee studenten raken gefascineerd door de
flipperkast in het café. Ze zien het als een kunstwerk. Als
een zakelijk voorwerp om geld mee te verdienen.
Liefdesrelaties ontstaan door ontmoetingen bij de
flipperkast. Zo wordt de machine van middel tot
verstrooiing doel op zichzelf. De machine geeft de twee
studenten troost in hun lege leven.
Hoe kunnen we de crisis in de zingeving te boven komen?
Drie mogelijkheden doen zich voor:
1 Het leven beëindigen door middel van zelfdoding.
2 Het leven heeft geen zin, wegvluchten in pessimisme en
nihilisme. Pessimisme wordt onderbouwd met gedachten
als: Het nastreven van doelen heeft geen zin, geluk ligt
alleen in het verleden, het leven is een illusie. Het gaat
weer voorbij.
Deze beide mogelijkheden zijn door hun negatieve insteek
niet levensvatbaar. Vandaar dat velen kiezen voor een
derde optie:
3 Een levensovertuiging aanvaarden.
Dat kan een levensovertuiging zonder God. Een voorbeeld
daarvan het humanisme, waarin zelfverwerkelijking
belangrijk is. Persoonlijke vermogens worden ontwikkeld
door lange en volhardende inzet. Zo kom je tot de
topervaring. Traditie of omgeving zijn wel belangrijk, maar
spelen geen doorslaggevende rol. Het gaat immers om je
eigen persoonlijkheid. Mensen vinden de vrede in zichzelf.
Vanuit die positie nemen zijn verantwoordelijkheid in de
samenleving.
Dat kan een levensovertuiging met God zijn.
C.S.Lewis maakt zelfs van dit onvervulde verlangen een
Godsbewijs. Het verlangen naar het oneindige kan er alleen
zijn, als het oneindige ook werkelijk bestaat. Heel de
schepping is geschapen, om de Schepper te kennen en te
eren. Het is niet voor niets dat je in het Nieuwe Testament
leest over de blijdschap die de Heilige Geest kan geven,
over de doelgerichtheid die Hij in het leven kan schenken.
11.2.2
Moraliteit
De mensheid kan niet zonder enige orde. Alle
samenlevingen hebben op hun manier een gedragscode
ontwikkelt. Daarin in wordt het collectief samenleving
gewaarborgd. Daarnaast hebben alle mensen ergens een
persoonlijk besef van goed en kwaad. Nu zijn er mensen die
zeggen dat niets zeker is. Maar de stelligheid van die
uitspraak ondermijnt zichzelf. Zeker te weten dat niets
zeker is, kan niet. Dat biedt openingen om te
veronderstellen dat er een scheidslijn tussen goed en
kwaad bestaat.
Het onderscheid tussen goed en kwaad is het bestaansrecht
van filosofie en religie. Beiden denken na over de juiste
handeling de verantwoording daarvan.
Nu wordt moreel handelen ook wel verklaart vanuit de
evolutie. De soort overleeft door orde. De voor-wat-hoortwat mentaliteit helpt ons verder.
Toch is geeft ons dat een probleem. Een voorbeeld. Moeder
Teresia is alom geacht als een voorbeeld van altruïsme. Zij
geeft belangeloos haar hele leven aan het goede, door zelf
opgelegde armoede zodat zij de stervenden in Calcutta kan
helpen. Als moraal niet als een gevolg van evolutie te
verklaren is, hoe dan wel?
Een citaat: “Als er buiten het heelal een bestierende macht
bestond, zou deze zich niet aan ons tonen als een van de
feiten binnen het heelal – net zo min als de architect van
een huis een muur of een trap of stookplaats in dat huis
zou zijn. De enige manier waarop deze macht zich zou
kunnen openbaren is bennen onszelf, als een invloed of
instructie om ons tot bepaald gedrag aan te zetten. En dat
is precies at we binnen onszelf aantreffen. Dat zou ons toch
te denken moeten geven” (C.S.Lewis, Onversneden
Christendom).
.
11.3
Conclusie
De apologeet heeft op het menselijke vlak vele raakvlakken
met de medemens.
Toch ligt er een groot probleem in de tijdgeest waarin we
leven. Door onze tijd loopt een pessimistische lijn.
Zingeving is niet nodig. Dat betekent dat de apologeet niet
kan insteken op de een veronderstelde zingeving. Zingeving
hoort niet bij het mens-zijn, maar wordt ons aangepraat
door de Grote Verhalen, aangereikt door filosofie en religie.
Zingeving is meer verbonden aan zelfverwerkelijking en de
topervaring, dan aan een wereldbeeld dat het leven ordent,
legitimeert, verklaart of integreert.
Dat betekent dat het contact met de medemens meer op
het gebied van het persoonlijk leven, de eigen emoties ligt
dan op veronderstelde waarheden, waarden en normen.
Het is voor de apologeet aannemelijk te maken dat er geen
God is, via de moraal.
12
Waarom zou je geloven?
"Het christendom moet zichzelf verkopen door z'n
relevantie voor het leven aan te tonen en niet slechts
z'n onlosmakelijke redelijkheid" Je hebt allemaal wel
eens iemand over iets horen spreken dat op zich waar
was. Bijvoorbeeld over een postzegelverzameling.
Wellicht kan iemand je van alles vertellen over
watermerken in de tijd van koningin Emma. Alleen, die
waarheden hebben voor jouw geen relevantie. Het
spreekt je niet aan. En daarom doe je er niets mee.
Zo denken heel veel mensen over het christelijk
geloof. “Wellicht interessant. Maar voor mij niet
relevant. Ik kan zonder dat geloof net zo goed leven”.
Wanneer de wereld niet geïnteresseerd is in het
christelijk geloof, kan dat veroorzaakt worden doordat
christenen er niet in slagen het geloof relevant te
maken voor een ander.
De relevantie van het christelijk geloof moet op aantal
gebieden van het leven beslag leggen.
* Mensen hebben behoefte aan een basis voor de
moraal.
* Mensen hebben behoefte aan een zinvolle
interpretatie van gebeurtenissen.
* Mensen hebben behoefte aan een visie die hen
inspireert
12.1
Zonder geloof vaart niemand wel
Voor je medemens is het begrijpelijk wanneer je geloof
uitlegt in termen van 'nut'. Je legt aan een ander uit
wat je aan je geloof hebt. Welke steun het geeft, welk
houvast het biedt. Is die invalspoort bijbels? Je gelooft
niet voor jezelf, maar door het geloof verheerlijk je
God. Door Hem als Koning te erkennen en Hem te
gehoorzamen. Dat lijkt een ander accent.
Toch lees je dat de Heere Jezus mensen aanspoort zich
te haasten "om huns levens wil". En de Heidelberger
Catechismus vraagt in de bekende eerst zondag: "Wat
is uw enige troost beide in leven en sterven". Over die
formulering is nagedacht. Troost wordt met opzet als
eerste genoemd. Trouwens, het woord troost heeft in
het Middelnederlands van de 16e eeuw een veel
bredere betekenis dan in ons hedendaagse
Nederlands. Het betekent zoveel als: levensmoed,
opwekking, kracht, steun. En is het je al eens
opgevallen hoe vaak in de Heidelberger sprake is van
"nut" of "bate".
Al met al kan je heel verschillende redenen hebben om
te kiezen voor een bepaalde levensovertuiging. Je kunt
in een religie geloven omdat je ouders je daarin
opgevoed hebben. Of omdat je vrienden erin geloven.
Of omdat velen erin geloven. Of omdat je er iets van
af weet. Al dit soort motivaties noemen zijn van
sociologische aard.
Daarnaast zijn er ook psychologische redenen voor
een geloof. Bijvoorbeeld omdat het zin en oriëntatie
aan je leven geeft. Of omdat het identiteit geeft,
omdat het je van schuldgevoelens verlost, omdat het
gewoon een goed gevoel geeft. Ongeveer de helft van
de mensen die een religie geloven, geven
psychologisch redenen als motivatie op.
Anderen komen filosofische redenen tot een keuze uit
de vele religies. Dan staat het begrip waarheid
centraal. Een religie is logisch, waar, redelijk of iets
dergelijks.
Tenslotte zijn ook religieuze redenen waarom mensen
aan godsdienst doen. Men gelooft omdat God op een
directe manier ervaren wordt. Of omdat er wonderlijke
uitreddingen beleefd zijn. Het merkwaardige doet zich
voor dat men over het algemeen deze reden als
laatste opgeeft.
Heel deze opsomming laat zien via welke invalspoorten
het christelijk geloof voor anderen relevantie kan
krijgen. Ter beantwoording van de vraag welke
motivatie het meest belangrijk is, het volgende citaat:
"Er kan weinig twijfel over bestaan dat het hoofdmotief
voor evangelisatie een theologisch motief was. De
eerste christenen verbreiden het evangelie niet omdat
dit raadzaam voor hen was. Of omdat ze dat als hun
maatschappelijke verantwoordelijkheid beschouwden.
Ze deden het niet uit medelijden. Ze evangeliseerden
uit de geweldige ervaring van Gods liefde die ze
ontvangen hadden door Christus", zo stelt M.Green.
Jonathan Edwards komt tot geloof, wanneer hij door
het lezen van Gods Woord, zoveel heerlijkheid in
Christus ziet, dat hij niet anders kan of al zijn zonden
aan Zijn voeten belijden. Dan ervaart hij ook de
vergeving van zijn zonden. Het zien op Jezus, dat is
het de kern waar het om gaat.
De apostelen prediken het evangelie niet uit
hobbyisme. Nee, wanneer Petrus door het Sanhedrin
ter verantwoording wordt geroepen, zegt hij: "Men
moet Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen
(Hd.5:29). Niemand zit op een relatie met God te
wachten. Want we zijn allen dood in zonden en
misdaden. Daarom heeft Christus de Heilige Geest
beloofd. "....maar gij zult ontvangen de kracht des
Heiligen Geestes, Die over u komen zal. En gij zult
Mijn getuigen zijn" (Hd.1:8).
12.2
Conclusie
Apologetiek is een Bijbelse opdracht. Die wij in ons
leven moeten uitvoeren. Afhankelijkheid, creativiteit
en liefde tot God zijn daartoe nodig.
Het christelijk geloof kunnen we uitleggen in termen
van “nut”, maar het christelijk geloof is boven dat
vooral noodzakelijk. Omdat we te doen hebben met
een vertoornd God die in Christus alleen de schuld
vergeeft.
Download