Apologetiek in Albanië – 2015-12

advertisement
Ka një Zot [Er is een God] –
Bereid tot verantwoording?!
29 en 30 december 2015
Lezing 1:
‘De bereidheid tot verantwoording’
•
•
•
•
•
1 Petrus 3:14-17
Waarom is het christelijk geloof zo onaannemelijk?
Waarin is het christelijk geloof uniek?
Apologetiek in de Bijbel: door God zelf, Christus en Zijn Geest, de
apostelen.
Apologetiek in de Vroege Kerk.
Lezing 1:
‘De bereidheid tot verantwoording’
1 Petrus 3:14-17
• “Altijd bereid tot verantwoording (apologeia)”;
• Kenmerken christelijke verantwoording: besef van opdracht
(imperatief), zelfs (juist?) te midden van het lijden (“altijd”, “hoop”);
vanuit eigen diepe, hartelijke overtuiging (“die in u is”); luisterend;
barrières wegnemend, redelijk en argumenterend “logos” in
overeenstemming met christelijk leven (“gerechtigheid”, “heiligt”,
“geweten”, “goede wandel”); Schriftuurlijk (“verantwoording”);
bescheiden (“zachtmoedigheid en vreze”);
• Meervoud: als gemeente;
• Gericht op overtuiging van de ander door de Heilige Geest.
Waarom is het christelijk geloof zo
onaannemelijk?
- Concreet, historisch karakter van onze geloofsuitspraken, met name het
feit dat Christus zowel mens als God is, tegenover “vage” spiritualiteit;
- Exclusiviteit: Jezus is de enige weg, tegenover het relativisme van de
wereld;
- Barrières bij christenen: hoogmoed; verkeerd godsbeeld; zelfgericht,
werelds leven;
- Barrières bij niet-christenen: beelden/karikaturen van de kerk en van
christenen;
- Wetenschap en sciëntisme verhinderen geloofsovergave;
- Wens tot autonomie: onwil zich te onderwerpen aan gezag van
persoonlijke God die boven mensen staat, onze Schepper aan wie we
rekenschap moet geven;
- Ten diepste: ongeloof en vijandschap (Rom. 1): het hart wil niet buigen.
Waarin is het christelijk geloof
uniek?
- God is zowel transcendent (cf. islam) als immanent (cf. Oosterse
religies): de menswording van Gods Zoon verenigt Gods transcendentie
en Zijn immanentie;
- God openbaart zich als de Drie-enige en komt vanuit de innerlijke
Goddelijke relatie tot ons, mensen;
- Ons ‘probleem’ is dat we zondig (schuldig, onmachtig) zijn, niet dat we
te weinig kennis hebben of een verkeerde mentaliteit hebben, zoals in
andere godsdiensten;
- De eeuwige Vader van Gods Zoon wil om Hem ook onze Vader zijn;
- Verlossingsleer uit genade bij God vandaan, en niet van beneden naar
boven (werken, devotie) en door de overgave van de Zoon van God.
God is Zijn eigen Apologeet
Psalm 50:7-23: “Hoort, Mijn volk ! en Ik zal spreken; Israel ! en Ik zal
onder u betuigen; Ik, God, ben uw God.” “Maar tot den goddeloze zegt
God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in
uw mond?”
Jesaja 1:10-20: “Komt dan, en laat ons samen rechten, zegt de HEERE”
(vs. 18).
Jesaja 51:1-11: “Hoort naar Mij, gij, die de gerechtigheid najaagt, gij, die
den HEERE zoekt!” “Hoort naar Mij, gijlieden, die de gerechtigheid kent,
gij volk, in welks hart Mijn wet is!”
Micha 6:1-8 “Hoort nu, wat de HEERE zegt: Maak u op, twist met de
bergen, en laat de heuvelen uw stem horen.” “Betuigt tegen Mij”.
Jezus en Zijn Geest als Apologeet
Johannes 5: Jezus’ woord, Zijn Vader, de voorloper Johannes, Jezus’
werken, de Schriften, Mozes – zij allen getuigen van de Zoon van God.
Johannes 8:42-47: 43 Waarom kent gij Mijn spraak niet ? Het is, omdat
gij Mijn woord niet kunt horen. 45 Maar Mij, omdat Ik u de waarheid zeg,
gelooft gij niet. 46 Wie van u overtuigt Mij van zonde ? En indien Ik de
waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet ? 47 Die uit God is, hoort de
woorden Gods; daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt.
Johannes 16:7-11: maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden. 8 En
Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van
gerechtigheid, en van oordeel:
Apostelen als apologeten
Petrus: Hand. 2:14-40 (Joden in de tempel); 3:11-26 (idem); 4:8-12
(Joodse raad); 5:29-32 (idem); 1 Pet. 3:13-17;
Stefanus: Hand. 7, vooral 7:37-53 (Joden);
Paulus: Hand. 9:22 (Damascus); 13:16-41 (Antiochië); 14:14-17 (Lystre);
17:22-31 (Athene); 22:1-21 (Jeruzalem); 24:10-21, 24-25 (Felix); 26:1-23,
25-29 (Agrippa, Festus); 28:17-28 (Joden te Rome);1 Kor. 15:1-8; 2 Kor.
10:1-10; 2 Tim. 3:16-17.
Apologetiek in de Vroege Kerk
Na Paulus ontwikkelde de christelijke theologie zich in de vorm van
apologetiek: christenen moesten hun opvatting aannemelijk maken.
Apologetiek is geen randverschijnsel in de theologie, maar verdiept begrip
ervan als gevolg van de noodzaak tot uitleg en verdediging.
Bekende apologeten:
Justinus de Martelaar (c. 103-165): Apologia I en II, Dialoog met Trypho;
Athenagoras (2e eeuw): Apologia peri Christianon;
Irenaeus van Lyon (130/140-200);
Tertullianus van Carthago (160-220/225): Apologeticum.
Belang: Christus God en mens, Drie-eenheid.
Brief aan Diognetus, § 5
5 De Christenen verschillen immers niet van de overige mensen noch door woonplaats, noch door taal of
zeden. Want nergens wonen ze in eigen steden, noch gebruiken zij een afzonderlijke omgangstaal of
leiden zij een aparte levenswijze. Hun leer is niet uitgevonden door het verstand of het vernuft van druk
zoekende mensen en ze volgen ook niet zoals anderen een louter menselijke zienswijze. Maar terwijl ze
in de steden van Grieken of barbaren wonen, al naar gelang ieders lot meebracht, en de plaatselijke
gewoontes inzake kleding, voedsel en het overige leven volgen, vertonen ze toch een
bewonderenswaardige en algemeen als vreemd erkende levenswijze. Ze wonen in hun eigen land, maar
als vreemdelingen. Ze delen in alles mee als burgers, maar hebben alles te lijden als vreemdelingen. Elk
land is hun een vaderland en elk vaderland is hun vreemd. Ze trouwen als ieder ander. Ze krijgen
kinderen, maar leggen ze niet te vondeling. Ze delen hun tafel maar niet hun bed. Ze leven “in het vlees”,
maar niet “naar het vlees”. Ze vertoeven op aarde, maar zijn thuis in de hemel. Ze gehoorzamen de
vastgestelde wetten, maar door hun levenswijze overtreffen ze deze wetten. Ze hebben alle mensen lief
en worden door iedereen vervolgd. Ze zijn niet gekend, en worden toch veroordeeld; ter dood gebracht,
en ten leven gewekt. Ze zijn arm als bedelaars en maken velen rijk; ze lijden aan alles gebrek, en hebben
alles in overvloed. Ze worden onteerd, en die ontering strekt hen tot roem; ze worden belasterd en
worden gerechtvaardigd. Ze worden gesmaad en ze zegenen; beledigd en ze bewijzen eer. Doen ze goed,
dan worden ze gestraft als boosdoeners; worden ze gestraft, dan verheugen ze zich als werden ze tot
leven gewekt. Door de Joden worden ze bestreden als mensen van een andere stam, door de Grieken
worden ze vervolgd. En die hen haten kunnen geen reden voor hun vijandschap geven.
Brief aan Diognetus, § 6
6 Om het maar eenvoudig te zeggen: wat de ziel is in het lichaam dat zijn de Christenen in de wereld. De
ziel is verspreid over alle ledematen van het lichaam en de Christenen over de steden van de wereld. De
ziel woont wel in het lichaam, maar is niet van het lichaam. De Christenen wonen in de wereld, maar
zijn niet van de wereld. De onzichtbare ziel wordt in een zichtbaar lichaam bewaard; de Christenen zijn
wel gekend in de wereld, maar hun godsdienst blijft onzichtbaar. Het vlees haat de ziel en bestrijdt haar,
niet dat het van haar enig onrecht te lijden heeft, maar omdat het gehinderd wordt om ongeremd te
genieten; zo ook haat de wereld de Christenen, niet omdat ze haar onrecht aandoen, maar omdat ze zich
tegen genietingen verzetten. De ziel houdt van het lichaam en zijn ledematen ook als zij haar haten; de
Christenen houden van hen die hen haten. De ziel wordt door het lichaam ingesloten en toch houdt ze
het in stand; de Christenen worden in de wereld vastgehouden als in een kerker, maar zij houden zelf de
wereld in stand. De onsterfelijke ziel huist in een sterfelijke woning; de Christenen wonen als
vreemdelingen in de vergankelijke wereld, terwijl ze de onvergankelijkheid verwachten. Een tekort aan
spijs en drank maakt de ziel beter; alhoewel gefolterd, groeien de Christenen iedere dag in aantal. In een
zo verheven staat heeft God hen geplaatst en die mogen ze niet van de hand wijzen
Verwerking 1
•
•
•
Maak aannemelijk voor een niet-christen:
1. Jezus’ menswording: “U is heden geboren Christus, de Zaligmaker”!
2. Jezus’ opstanding: “De Heere is waarlijk opgestaan!”
Bespreek in hoeverre jullie argumenten aannemelijk zijn en waar het
kan afstuiten op de hoorder.
Welk appèl kun je doen m.b.t. dit heilsfeit?
Jezus’ menswording
•
•
•
•
•
•
Historische referenties aan Jezus (“Chrestus”)
Het bestaan van de evangeliën, waarin tal van historisch personen
voorkomen.
Feit dat in de eerste eeuw geschriften over Hem spreken en duizenden
in Hem geloofden.
Kennelijke invloed op miljoenen mensen: zouden zij allemaal bedrogen
zijn?
Erkenning van ‘Isa’ in de Koran.
Viering van het kerstfeest door niet-christenen.
Jezus’ opstanding
(1) Jezus heeft geleefd heeft, en dat geschriften uit de 1e eeuw betrouwbaar
zijn (Josephus toont dit al aan);
(2) Hij aan het kruis werkelijk gestorven is (medisch kan het niet anders);
(3) Hij in een graf begraven is (de christelijke traditie schrijft dit expliciet
toe aan Jozef van Arimathea, lid van het sanhedrin) en dat dit graf leeg
is (de evidentie ervan is niet bestreden door Joden, Romeinen en
discipelen), terwijl de discipelen daarvan in de onmiddellijke omgeving
getuigden;
(4) dat de discipelen de opstanding van Jezus niet verwacht hadden, het
verhaal is dus geen ‘wishful thinking’ maar realiteit, als authentiek
verteld door vrouwen die geen wettige getuigen konden zijn;
(5) aangetoond door volgelingen die hun leven ervoor over hadden;
(6) verschijningen aan individuen en 500 broeders ineens, wat geen
hallucinatie kan zijn; wat de vervolger Paulus schreef over de
opstanding in de brief aan Korinthe was verifieerbaar..
Lezing 2:
‘De praktijk van verantwoording’
•
•
•
•
•
•
Wat is waarheid?
Handelingen 17:17-34
Godskennis
Vijf apologetische benaderingen
Zijn Albanezen atheïsten?
Vragen om in gesprek te komen
Wat is waarheid?
Waarheid is een diepe innerlijke overtuiging die bevestigd wordt in een
rationele voorstelling van argumenten.
Waarheid is een gevolg van het ontvangen van kennis.
Kennisbronnen: intuïtie, ervaringen van anderen (Hand. 17:19“kunnen wij
niet weten welke deze nieuwe leer is, waar gij van spreekt”), ratio,
experiment, theorie, openbaring.
De waarde van kennis bewijst zich als een samenhangende verklaring van
de werkelijkheid.
We moeten ons ervan bewust zijn dat kennis in andere culturen anders
verkregen en gewaardeerd wordt: ‘cross-cultural apologetics’.
Godsopenbaring in Hand. 17:16-34
Kan Godsopenbaring een deel van die verklaring zijn? Ja!
• Oorsprong van het universum (“Die de wereld gemaakt heeft”, “Hij zelf
allen het l even geeft”);
• Voorzienigheid (“bescheiden hebbende de tijden tevoren geordineerd”);
• Geweten en normen (“Heere des hemels en der aarde”);
• Godsdienstig besef in ieder mens (“Den Onbekenden God”; “Wij zijn
ook zijn geslacht”);
• Afgodendienst (“goud of zilver of steen”; “menselijke kunst en
bedenking”);
• Besef van onwetendheid en onzekerheid t.o.v. God (“tijden der
onwetendheid”) > God grijpt zelf in!
• Besef van oordeelsdag (“Hij … rechtvaardig zal oordelen door een Man”,
“geordineerd”, “verzekering doende aan allen”, “Hem uit de doden
opgewekt heeft”).
Aangeboren en verkregen Godskennis
Zie Calvijn, Institutie I,3:
sensus divinitatus (Godskennis), het onderscheid tussen cognitio / notitia
innata resp. acquisita (aangeboren resp. verkregen kennis).
Niet wij roepen dit besef op, maar God zelf heeft het in ons verwekt bij
onze geboorte, en maakt het bij ons wakker door om ons heen te zijn.
Nauwelijks een op de honderd weet hier echter gebruik van te maken.
Calvijn brengt zo de kennis van God dichtbij, net als Paulus in Hand. 17.
Het probleem zit ‘m niet in Gods afstandelijkheid, maar in onze blindheid
(t.o.v. Zijn schepping) en doofheid (t.o.v. Zijn spreken).
Apologetische benaderingen
1. Klassieke apologetiek (rede)
2. Evidentialistische apologetiek (bewijzen)
3. Presuppositionalisme (Schrift)
4. Fideïsme (geloof)
5. Orthopraxe apologetiek (daad)
1. Klassieke apologetiek
Geloof en rede werken samen om het christelijk wereldbeeld uit te dragen
(theïsme). De redelijkheid van het geloof blijkt uit de schepping
(godsbewijs met behulp van ons kenvermogen). Er is een objectieve,
logisch gestructureerde scheppingsorde. Het geschapene laat zien dat er
een Schepper is. Wetenschappelijke inzichten bevestigen de Bijbel (bv.
creationisme).
Maar: het eindige (scientia) kan het oneindige (sapientia) nooit bevatten
(Augustinus). Daarom is het geloof, gave van de Heilige Geest, onmisbaar
om verantwoording van het christelijk geloof te kunnen afleggen.
Dit werkt door via de Reformatie tot in de 19e en 20e eeuw (neocalvinistische wijsbegeerte, C.S. Lewis).
2. Evidentialistische apologetiek
Deze vorm van apologetiek is gebaseerd op evidentie, klaarblijkelijke
feiten, zonder dat de ander de klassieke wereldbeschouwing hoeft te
aanvaarden, maar geeft ook plaats aan individuele ervaringen van het
goddelijke. Deze apologetiek zoekt naar ‘common ground’.
Klaarblijkelijke feiten zijn: het ontstaan van en de orde in het heelal, het
godsbesef en geweten van de mens, de duizenden Bijbelhandschriften, de
vermelding van ‘Chrestus’ in buiten-Bijbelse bronnen, archeologische
vondsten die de Bijbel bevestigen, zelfs wonderen die door tijdgenoten
aanvaard werden, verschijningen van het goddelijke.
Dit alles wijst op de Schepper (Intelligent Design) en de Zaligmaker. Velen
zijn bereid ervoor de dood in te gaan. Daarom vraagt om gesprek.
Maar: is het christelijk geloof de enige verklaring?
3. Presuppositionalisme
Kennis van God is alleen mogelijk in Christus (de fundamentele
presuppositie). Er is dus in deze benadering geen ‘common ground’ met
niet-christenen. De ander moet eerst de fundamentele waarheid onder
ogen zien dat God bestaat en zich in Zin Woord heeft geopenbaard. Anders
heeft het gesprek geen zin.
Niet door de rede, noch door evidentie, maar door het lezen van de Schrift
worden mensen gevangen genomen tot de gehoorzaamheid van Christus
(2 Kor. 10:5). Deze apologetiek is offensief. De Schrift en het grote verband
van schepping–zondeval–verlossing–wederkomst zijn uitgangspunt.
Inderdaad, apologetiek is een geestelijke zaak. Maar komt men zo in
gesprek met iemand die het uitgangspunt niet deelt? Is er geen ‘common
ground’ waar men de ander kan ontmoeten?
4. Fideïsme
Tertullianus, Luther, Pascal, Kierkegaard, Barth: het hart heeft zijn
redenen die de rede niet kent (Pascal). Allereerst is geloofsovergave nodig.
Als dat er niet is, helpen bewijzen niet. Uit de natuur kan men God niet
kennen (Barth). Zelfs het belang van de Schrift als zodanig is beperkt.
Niet de dogmatiek, maar de persoonlijke ervaring getuigt van de echtheid
van het geloof. Bewijzen kunnen het geloof niet oproepen, wel
ondersteunen. Ook al blijven veel vragen onbeantwoord (kwaad, lijden),
door het wijzen op de Gekruisigde blijft het getuigenis authentiek.
5. Orthopraxe apologetiek
In lijn met de Vroege Kerk stelt deze apologetiek dat niet de leer, maar het
christelijke leven overtuigende kracht heeft: moraal, vreemdelingschap,
zorgzaamheid, zelfverloochening, kruis dragen, aanvaarding van
vervolgingen.
De niet-intellectuele benadering spreekt aan, zeker in deze post-moderne
tijd. Het is ook toepasbaar in niet-westerse culturen.
Maar hoe onderscheidt het christendom zich zo van humanisme en goede
werken in andere godsdiensten?
Christelijk leven is absoluut een voorwaarde en vormt een getuigenis.
Maar is het voldoende?
Complementaire apologetiek
De genoemde vijf methoden zijn complementair.
1. Het persoonlijk kennen van de Heere in Christus is basaal. ‘Knowing’
als basis voor ‘showing’.
2. Dit persoonlijk geloof moet blijken uit moraal, dienst,
zelfverloochening.
3. De eis van aanvaarding van het christelijk uitgangspunt, maakt het
gesprek onmogelijk. Het is beter eerst ‘common ground’ te zoeken.
4. De klassieke apologetiek kan met zijn uitleg hindernissen opruimen
(God als Schepper, Triniteit, maagdelijke geboorte, verzoening door
het Kruis), maar is niet genoeg voor een geestelijk verstaan van God.
5. De rede is dienend aan het geloof, het geloof vraagt om de rede. Het
intellect mag er zijn, maar zonder intellectualistisch te zijn.
Albanezen: christenen, atheïsten,
ietsisten, relativisten, materialisten?
Religieuze groepen in Albanië:
• christelijk theïsme: geloof in persoonlijke en kenbare Schepper-God;
• niet-christelijk theïsme (islam): geloof in afstandelijke Schepper-God;
• atheïsme: godsdienst is projectie;
• ‘ietsisme’: er is ‘iets’ tussen hemel en aarde, mensen kunnen daar
weinig mee, maar moeten zich wel wapenen tegen slechte invloeden;
• agnosticisme: we kunnen niets weten over God (deel van het
‘ietsisme’);
• relativisme: er is een God voor iedereen;
• materialisme: er is en er gaat niets boven materiële belangen.
Vragen om in Albanië in gesprek te
komen met niet-christenen
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Is er een Schepper-God?
Hoe is de relatie tussen Schepper en schepsel? Opties: deïsme ,
dualisme, pantheïsme.
Als er een Schepper is die onderscheiden is van het schepsel, zal Hij
aan het eind van ons leven en/of van de wereldgeschiedenis recht
doen?
Zullen we Hem dan ontmoeten?
Waarom vinden we onrecht en lijden erg, als we dieren zouden zijn en
er geen God is?
Aan de hand waarvan zal Hij recht doen, wat is Zijn norm?
Hoe kennen wij die norm?
Blijkt die uit ons geweten? Zo ja waar vandaan (geen dier!)?
Blijkt die uit Gods openbaring? Zo ja, waarin (natuur, Schrift)?
Verwerking 2
1. ‘Zoti nga para dhe Zoti/ne nga mbrapa’ [‘God voorop en van
achteren/wij achter Hem’].
• Wat bedoelt men precies?
• Wat is het Godsbeeld dat er uit spreekt?
• Wat is het mensbeeld dat eruit spreekt?
• Hoe kun je hierop aansluiten in de evangelieverkondiging?
2. ‘Ka një Zot për të gjithë’ [‘Er is een/één God voor allemaal’]
• Wat bedoelt men precies?
• Wat is het Godsbeeld dat er uit spreekt?
• Wat is het mensbeeld dat eruit spreekt?
• Hoe kun je hierop aansluiten in de evangelieverkondiging?
Verwerking 2 - Bespreking
Doorvragen wat de spreker, die deze uitspraken bezigt, bedoelt en wat het
voor hemzelf betekent. Als er niets uit komt, niet forceren – dit laat de
leegte achter de uitspraken zien.
Een Albanese christen gebruikt deze uitspraken niet – waarom?
Conclusie: deze uitspraken fungeren als dooddoener, als excuus
[justifikim], om God te noemen zonder iets over Hem te zeggen, laat staan
zich te committeren.
Goed om een keer een Albanese voorganger te vragen uit te leggen hoe hij
met deze uitspraken omgaat. En kan een buitenlander dat net zo doen?
Ten slotte
“Ik geloof niet in de zon omdat ik hem zie, maar omdat de zon mij de hele
werkelijkheid laat zien.” (C.S. Lewis)
Download