276 BOEKBESPREKING. • aan Balzac, aan Dostoievsky, aan Fontane en nog verscheiden anderen; een romanschrijver kan als goede wijn zijn die ouder wordend steeds in hoedanigheid en waarde stijgt. Van Mario Ferraro vond ik de eerste helft verreweg de beste, het allerlaatste gedeelte zelfs een beetje filmachtig druk en onbeheerscht. De vrouwelijke hoofdpersoon zie ik onvoldoende voor me. Maar den mannelijken veel beter en sommige der amusante bijfiguren met verrassende duidelijkheid. Als Fabricius eens iets zeer bizonders over het leven te zeggen zal hebben — en iets dat hem machtig drijft tot spreken — zal hij een van onze voortreflijkste romanschrijvers geworden zijn. H. R. MAUD ROST, H e t V e r t r a a g d e E i n d e , Amst., Querido, 1928. Ik heb de lezing en bespreking van dit boekje veel te lang uitgesteld. Hetgeen te erger is omdat ook zoo goed als niemand van mijn collega's het gelezen schijnt te hebben. Althans ik heb nergens iets gezien dat op een serieuse bespreking ervan geleek. Er behoort in de eerste plaats moed en groote eerlijkheid toe om een roman te schrijven met een, volgens algemeene opvattingen, zoo volkomen amoreele hoofdpersoon. Let wel: ik ben het niet die zegt, dat het karakter van deze hoofdpersoon of van dit boek amoreel zou zijn! Zeer zeker niet „ethisch" is dat karakter, toch wordt duidelijk dat de ethiek van de schrijfster wel degelijk bestaat en alleen maar een zeer eigene is. Men zou deze ethiek die der vereering van spontane liefdesemotie kunnen noemen. Trouw bestaat, in haar gedachtegang, alléén in het puur geestelijke, of liever: alleen in de regionen der ziel, maar daarin is zij dan ook zeer wezenlijk en zelfs groot. Zij is in laatste instantie: geheugen voor, en gehechtheid aan, de fijnste zielsondervindingen. Wat het lichaam doet is volkomen bijzaak Men behoeft deze ethiek niet aan te hangen om haar bestaansrecht te erkennen. Het is een standpunt waaraan ik voor mij, die het lichaam nóóit van de ziel zal leeren scheiden, mij geheel en al vreemd voel, maar dat zeer zeker, door duizenden, min of meer in het geheim, wordt begrepen en gedeeld en dat door niet veel andere schrijfsters, dan die van dit boek, zoo openlijk en vrij, en met zoo groote onbevangenheid, ja ik zou bijna willen zeggen: zoo kuisch in het licht gesteld is. Compositie, taal en stijl van dit romannetje, het lijkt mij alles nog maar zeer matig. Ik vond tal van germanismen, vreemde vormen en onnauwkeurigheden. De personen werden maar vaaglijk aangeduid, veelal enkel met hun namen; toch is er een lijn van gevoel in dit onbestemd verhaal — een onbluschbaar verlangen naar aansluiting bij het eenig-zielsverwante — dat bij de lezing voor mij tot een merkwaardige wezenlijkheid werd. Karaktervol leek mij tevens het stelselmatig onderdrukt geluid, de toon van welbewust pessimisme in dit boekje.