Geachte aanwezigen,

advertisement
Toespraak
Een paar dagen geleden was het Dodenherdenking. Er heeft een plechtige Nationale
Dodenherdenking plaatsgevonden op de Dam in Amsterdam, en in alle steden en dorpen in
ons land is stilgestaan bij de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog. Een aantal van U kan
voor beelden van de oorlog nog uit eigen herinnering putten. Voor de meesten van ons is dat
niet het geval. Toch hebben ook wij beelden in ons hoofd. In de dagen rondom 4 mei zijn
immers, zoals gebruikelijk, in de krant volop verhalen en reportages verschenen. Op de
televisie zijn vele films, documentaires en originele filmbeelden te zien geweest, soms zelfs in
kleur. We hebben allemaal beeld van die verschrikkelijke oorlog en de aanblik van de
slagvelden, de massagraven en concentratiekampen is ons niet onvertrouwd.
De enormiteit van de Tweede Wereldoorlog komt tot ons in de vorm van grote getallen.
Getallen die zó groot zijn dat ze letterlijk onvoorstelbaar worden. Wereldwijd heeft deze
oorlog immers ruim 72 miljoen mensen het leven gekost, bijna zes keer het huidige
Nederland. Wat kun je met zo’n getal? En kijken we naar Nederland, dan gaat het om net iets
minder dan 200.000 mensen. 102.000 van hen waren joden. Zo’n tien keer onze hele
gemeente, zou je kunnen zeggen. Of heel de Liemers. Hoe je het ook probeert te visualiseren,
het is té veel om op te kunnen nemen.
Misschien komt het verschrikkelijke van deze oorlog wel het dichtste bij als we het niet
zoeken in de grote getallen, maar juist in de heel kleine. Voor onze dorpsgemeenschap komt
de holocaust het dichtste bij in de personen van onze eigen joden: David en Sara NortheimerZwarts en hun kleine jongetje, Harry.
Ik gebruik het woord “eigen”, omdat Tolkamer niet toevallig de laatste woonplaats van dit
gezin was. Want de Northeimers hoorden hier thuis, waren hier geboren en getogen. Al
meerdere generaties woonde deze familie in de Liemers en op Tolkamer. “Eigen” waren de
Northeimers ook in de wijze waarop ze in het leven stonden, bijdroegen en deelnamen aan het
gemeenschapsleven.
Naarmate ik me meer in dit gezin verdiepte, gingen de leden ervan steeds meer voor mij
leven. Dat geldt niet voor mij alleen. Vorige week is een artikel verschenen in De
Gelderlander, met foto’s van David en Sara. Dit heeft het nodige losgemaakt. Van
verschillende kanten ben ik sindsdien benaderd door mensen, die nog iets over hen kunnen
vertellen. Mensen uit het dorp, maar ook bijvoorbeeld Hans Knuiman, de archivaris van de
Kamer van Koophandel in Arnhem, die mij het dossier stuurde waarin beschreven staat hoe
de Duitsers David in 1942 van zijn zaak beroofd hebben. Er zijn, als ik het goed heb, geen
Northeimers meer. Maar ik heb vorige week gesproken met de kleindochter van het zusje van
Sara. Zij heeft me foto’s gestuurd van de familie Zwarts. En hoe meer David en Sara voor mij
gingen leven, des te indringender en onbegrijpelijker wordt wat er met ze is gebeurd.
Het is moeilijk om een glimlach te onderdrukken als je op een rijtje zet wat we weten uit de
jeugd en jonge jaren van David. Bruisend van energie, en overal vrolijk vooraan als er iets te
beleven viel. Wil je voetballen en is er geen vereniging in Tolkamer? Dan richt je er met je
vrienden gewoon zelf één op. En Thesos bestaat nog steeds, al heet de club sinds de fusie met
de Lobithse Boys dan ook SC Rijnland. Heb je belangstelling voor fotografie, dan koop je een
toestel, en oefent tot heel het dorp je komt vragen om hoogtijdagen vast te leggen. Als je van
motoren houdt, dan moet het ook een Harley Davidson zijn, zodat je beslagen ten ijs komt als
je gaat racen tegen de slager van Pannerden. Ik wist dat David films kon vertonen, maar las
tot mijn verbazing in zijn huwelijksvoorwaarden dat hij bij zijn trouwen zijn eigen
1
“bioscoopinrichting” bezat. En iedereen mocht meekijken naar de cowboyfilms die hij in de
weekenden op Tuindorp vertoonde. Zo vlak voor de Lobithse kermis mag ik natuurlijk ook de
schutterij niet onvermeld laten. Tot de beste schutters van E.M.M. behoorde hij, en hij kwam
in 1926 met zijn vrienden als overwinnaar terug van een groot concours in het verre Venlo.
Vrolijke, onbezorgde jaren in het geboortedorp.
David vond alles wat hij nodig had op Tolkamer. Alles, behalve de liefde. Er waren geen
andere joodse families op het Eiland. We weten niet hoe, wanneer en waar hij Sara ontmoet
heeft. Er werden in die jaren echter met regelmaat dans- en feestavonden georganiseerd, waar
de joodse jeugd van heinde en verre naar toe kwam om elkaar te ontmoeten. Mogelijk hebben
ze elkaar op die manier leren kennen. In ieder geval kwam Sara Zwarts vanuit de drukte van
Utrecht in het bruisende, maar oneindig kleinere Tolkamer wonen.
En ook als stel waren ze gezellig. Ik heb krantenadvertenties gevonden waarin ze bedanken
voor de grote belangstelling bij hun huwelijk. Maar ook om alle vrienden en bekenden een
gelukkig Nieuwjaar te wensen. Hun sociale leven was allereerst in Tolkamer, maar ze
maakten ook deel uit van het landelijke netwerk van de –nog- bloeiende joodse gemeenschap.
Toch was hun leven niet zonder zorg, en ook niet zonder groot verdriet. Van Sara’s nichtje
Renée kreeg ik nog eens bevestigd, dat zich achter deze muren in de jaren ’30 een drama in
vele bedrijven heeft afgespeeld. Miskraam volgde op miskraam, meerdere doodgeboren
kinderen werden hier geboren, en ook een klein meisje dat maar twee weken geleefd heeft.
Wie dit weet kijkt met andere ogen naar de foto van Sara, terwijl ze de kleine Anny
Wekenborg liefdevol vasthoudt.
Na lange jaren van verdriet ging haar droom tóch in vervulling, en kon ze haar eigen kind in
de armen houden. Hoe moet ze over dit langverwachte, kostbare bezit gemoederd en gewaakt
hebben. En dan die oorlog! Al jaren hoorden de Northeimers het gerommel in de verte: zij
waren voor vele Duitse joden op de vlucht de eerste haven in het –toen nog- veilige Holland.
Iedereen was welkom bij ze, en werd op koffie onthaald, op gebakken eieren. Even uitrusten
en bijkomen van de doorstane ontberingen.Vele verhalen hebben ze aanhoord over wat er met
de joden in Duitsland gebeurde. Maar niet dat het ergste nog komen moest, waarbij
plundering en mishandeling verbleken zou.
Vanaf mei 1940 was het uit met die veilige haven, en in hun eigen dorp behoorden ze nu zelf
tot het opgejaagde wild. Het is ze vergaan als de meeste joden in Nederland. Discriminatie,
uitsluiting, vrijheidsbeperking, plundering en uiteindelijk deportatie. Als ik er, als vreemde,
en met zeventig jaar afstand naar kijk, dan is mijn indruk dat het hun levenshouding en
fatsoen is geweest, die ze uiteindelijk de das om heeft gedaan. Ze konden zich niet voorstellen
dat mensen als zij, die niets en niemand iets misdaan hadden, zomaar vermoord konden
worden.
David heeft het niet geweten. Hij heeft zijn buurman gezegd niet te willen vluchten, omdat hij
immers niets verkeerd gedaan had. Toen hij zich moest melden voor het werkkamp in Putten,
moest hij zijn eigen schop meenemen. Hij mopperde daarover, vroeg zich af wat ze met hem
moesten, omdat hij naar eigen zeggen in heel zijn leven nog geen schop had vastgehad. En zo
is hij, met zijn spade over de schouder, Tolkamer en zijn oude leven uitgewandeld. Zó de
verschrikking in. Vijf maanden van dwangarbeid, mishandeling, honger en kou tot de Duitsers
aan hem als arbeidskracht niets meer hadden, en hem naar de gaskamers van AuschwitzBirkenau dreven.
2
Hij heeft niet geweten dat hij in die koude januarimaand van 1943 al een aantal maanden
kinderloos en weduwnaar was. Als er iets is dat destijds in het geheugen van de inwoners hier
is gegrift, en er zijn er nog een aantal hier aanwezig, dan is het wel het ophalen van mevrouw
Northeimer en haar kleine jongetje begin oktober 1942. Met veel geschreeuw werd deze
straat, waar wij nu staan, leeggeschreeuwd door militairen, en mevrouw Northeimer met haar
bange kind onder bedreiging van revolvers weggevoerd. Op De Overlaat is gisteren verteld
over de nacht die die twee nog gevangen hebben gezeten in de cellen onder het toenmalige
gemeentehuis. In aparte cellen. Fluisterend ging heel Lobith en Tolkamer door hoe Harry
urenlang gehuild had, en gemeentebode Droste het gevaar getrotseerd heeft, het kind er
tenslotte uit heeft gehaald, en naar zijn moeder heeft gebracht. Die ook in alle staten was.
En toen waren ook zij weg. En niemand hier die er het fijne van wist. Niet van die dag en
nacht in een autobus op het terrein van de marechausseekazerne in Zevenaar, niet van de tocht
naar Westerbork. Niet van de negen dagen en nachten in een onverwarmde veewagon, van
Drenthe naar Polen. Niet van het geschreeuw, de stokslagen en de honden die wachtten op het
perron. Niet van de verschrikkelijke gasdood, dadelijk na aankomst.
En wie werden er zo, als beesten omgebracht? Vreemden? Misdadigers? Heel ver weg en heel
lang geleden? Nee. Dit gebeurde onder onze ogen met lieve, brave mensen, geboren en
getogen Eilanders. Gewoon de slager uit de Veerstraat, zijn vrouw en een kleine bange
kleuter. We mogen het niet, en we zullen het niet vergeten.
Genoeg gesproken, we gaan over tot de onthulling van het gedenkteken.
Dankwoord
Dames en heren, jongens en meisjes,
Dan komen wij nu aan het eind van deze bescheiden plechtigheid. Wij zijn daarnet een
minuut stil geweest, en hebben in die minuut gedacht aan David en Sara, aan de kleine Harry.
Als gemeenschap hebben wij ze, door geweld gedwongen, eens los moeten laten. Ze zijn van
ons weggenomen, en nooit meer teruggekeerd. Ver weg van hier, in Auschwitz-Birkenau,
eindigde hun leven. Belangrijker echter dan Auschwitz is déze plek, deze straat. Want hier
was hun leven. Wij hebben ze eens losgelaten, maar niet nog eens. Met het plaatsen van dit
gedenkteken, zo dichtbij hun huis, hebben ze wederom een plek in ons midden ingenomen.
Als gemeenschap doen wij hen daarbij iets van het recht dat hen destijds niet vergund is
geweest.
Er is lang gezwegen, en dat is begrijpelijk. Nu is het tijd geworden om te spreken. Ik ben allen
die met foto’s, stukken en vooral verhalen bij mij zijn gekomen erg dankbaar. Dankzij deze
mensen kunnen we belangrijke informatie toevoegen aan hetgeen Ben Janssen in 1995 al
heeft opgeschreven. Graag nodig ik ook alle anderen die nog iets kunnen toevoegen uit om
contact met mij op te nemen, zodat ook hun verhaal kan worden opgetekend. Zodat de bijna
100 jongens en meisjes die hier vandaag staan dat verhaal ook horen, en op hun beurt door
kunnen geven.
Ik dank U allen heel hartelijk voor Uw aanwezigheid, en nodig U allen uit om met de
kinderen mee te lopen naar De Overlaat. Het is een wandeling van twee minuten. Daar bied ik
U nog graag een kop koffie aan, en is er gelegenheid om nog even na te praten. Dank U wel.
Mark Slinkman
8 mei 2013
3
Download