SCHIMMEL VERSPREIDT ZICH Banaan Hoewel er ruim vierhonderd eetbare bananensoorten bestaan, wordt alleen de Cavendish-variëteit geëxporteerd. Maar een hardnekkige schimmel vernietigt hele oogsten. Wetenschappers wijzen met een beschuldigende vinger naar de monocultuur. Hilde Pauwels 3 0 Eos I s de zo vertrouwde banaan gedoemd om te verdwijnen? Er is maar één bananenvariëteit die wordt geteeld voor export: de Cavendish. En die heeft het op sommige plaatsen hard te verduren. In verschillende landen houdt een schimmel lelijk huis en worden hele plantages vernietigd. In Maleisië viel de export volledig stil, en ook de Filipijnen zitten zwaar in de rats. Het probleem dook zowat twintig jaar geleden op, maar breidt nog altijd uit. Intussen is de schimmel, Fusarium oxysporum geheten, ook gespot in China, Indonesië, Australië, Jordanië en recent ook in Mozambique. De schimmel verspreidt zich via besmette grond die aan schoenen, werktuigen of kleding blijft hangen. De boosdoener veroorzaakt de panamaziekte. Die doet de planten verwelken en tast al gauw een hele plantage aan. De schimmel vormt sporen die zich hardnekkig in de grond nestelen. Het heeft dus geen zin om alles te in gevaar rooien, de grond om te ploegen en opnieuw te beginnen. De banaan die wij zo graag eten, is extra kwetsbaar omdat ze geen zaden heeft. De plant is dus onvruchtbaar. Op genetisch vlak zijn alle Cavendish bananen hetzelfde. Een exemplaar van dertig jaar geleden is identiek aan de trossen die vandaag in de rekken van de supermarkt liggen. Dat betekent dat er geen spontane genetische mutaties ontstaan die nieuwe planten mogelijk zouden kunnen beschermen tegen de schimmel. Als één plant vatbaar is voor een ziekte, zal die dus makkelijk alle andere planten besmetten. De geschiedenis herhaalt zich Het mag dan ook niet verbazen dat de schimmel al eerder toesloeg. Tot in de jaren 1950 aten we vooral bananen van het type Gros Michel, maar de panamaziekte trof toen zowat alle plantages van Centraal- en Zuid-Amerika. Gevolg: de Gros Michel delfde het onderspit en verdween uit de handel. Gelukkig was er een alternatief voorhanden: de variëteit Cavendish, aanvankelijk resistent tegen de gevreesde ziekte. Alle plantages voor exportbananen gingen met die variant aan de slag. Maar schimmels kunnen zich gemakkelijk aanpassen en onder een andere vorm weer opduiken. Precies wat gebeurde, dus. De nieuwe, zeer agressieve variant van de schimmel kreeg de naam Tropical Race 4 (TR4). Jammer genoeg staat er momenteel geen nieuwe exportvariëteit klaar, zoals enkele decennia geleden wel het geval was. Het World Banana Forum, een consortium van vertegenwoordigers uit de bananenindustrie, richtte alvast de TR4 Task Force op. Die zorgt onder meer voor sensibilisering, alternatieve ziektebeheersing, een snelle diagnose en meer kennis over de epidemiologie van ziekteverwekkende systemen. Daarnaast is er ook het African TR4, met expertise van de universiteit van Stellenbosch (Zuid-Afrika), Bioversity International en het International Institute of Tropical Agriculture. Dat consortium werkt met een rist Afrikaanse partners samen en heeft min of meer E o s 31 ▲ Doorsnede van een aangetaste Cavendish plant. De vlekken geven aan waar de schimmel de sapstroom blokkeert. Bodembacterie (gele kolonie) met remmende werking tegen de Fusariumschimmel. dezelfde doelstellingen als het World Banana Forum. Gert Kema werkt aan Wageningen University als fytopatholoog. Daarnaast is hij verbonden aan Plant Research International. Hij werkte mee aan een onderzoek naar de schimmel in Jordanië. Om na te gaan of het daar effectief om de panamaziekte ging, infecteerde hij bananenplanten uit verschillende regio’s met monsters van de bewuste schimmel. Resultaat: de symptomen zijn dezelfde als die in de Aziatische probleemlanden. DNA-tests maakten duidelijk dat het telkens om TR4 ging. En intussen troffen wetenschappers uit Zuid-Afrika de schimmel in Mozambique aan. Al zou die niet via Jordanië binnengedrongen zijn. Vraag is waarom de ziekte, die meer dan twintig jaar geleden opdook in Azië, nog altijd niet in LatijnsAmerika is gespot. Daar zijn de exportplantages immers groter. Kan bodemonderzoek misschien een uitweg bieden? Professor Wietse de Boer, eveneens verbonden aan Wageningen University, onderzoekt hoe we de bodem kunnen beschermen tegen ziekteverwekkende schimmels. Misschien beschikken sommige organismen over stoffen die de schimmel in bedwang houden. Om dat mysterie te ontrafelen, isoleert De Boer bacteriën en plaatst die bij een schimmel. Op die manier gaat hij na welke reacties er optreden. Of dat onderzoek ook meer inzicht zal bieden in de verspreiding van de panamaschimmel, is nog onzeker. Een andere optie is de ontwikkeling van resistente bananen. Wetenschappers zoeken al sinds 1920 naar geschikte veredelingstechnieken. Kruising was lange tijd moeilijk omdat eetbare bananen steriel zijn en weinig zaad produceren. Wilde soorten bevatten daarentegen vaak alleen maar zaden, zonder vruchtvlees. Toen wetenschappers achterhaalden hoe ze ook bij consumptiebananen zaadproductie konden opwekken, begon de veredeling. de planten worden in proefbuisjes gekloond. In Taiwan worden ze getest in besmette velden. Nadat ze resistent bevonden zijn, worden ze opnieuw gekloond voor plantageteelt. Die techniek passen wetenschappers al twintig jaar toe, maar telkens stellen ze vast dat de resistentie al na een paar jaar verzwakt. We moeten dus nieuwe varianten blijven selecteren.’ Kortom, de zoektocht gaat voort. Wetenschappers hebben inmiddels ook het genoom ontrafeld van Musa acuminata, een wilde bananensoort. Die bevat alleen zaden, geen vruchtvlees, en is dus oneetbaar. Maar de banaan blijkt resistent te zijn tegen de panamaschimmel. Verder onderzoek moet uitwijzen welke genen ervoor zorgen dat die variëteit resistent is. Genetisch modificeren van bananen is ook een mogelijkheid. De techniek werd ontwikkeld aan de KU Leuven. ‘Het is zinvol om te testen of bepaalde genen wel werken’, aldus Swennen. ‘We voegen een gen toe zonder de bestaande eigenschappen van de banaan te veranderen. Planten reageren op hun omgeving en dus ook op ziekteverwekkers. We willen weten welke genen daarvoor verantwoordelijk zijn. De slaagkans is groot, maar het onderzoek neemt tweeënhalf jaar in beslag. Dat heeft te maken met de biologie van de banaan. Bij rijst verloopt zoiets een pak sneller.’ Momenteel testen Australische wetenschappers de re- sistentie van een genetisch gemodificeerde Cavendish, maar dat onderzoek zal nog veel tijd vergen. Bovendien is er behoorlijk wat weerstand tegen ggo-voeding, zeker De schimmel verspreidt zich via besmette aarde die aan schoenen, werktuigen en kleding hangt als het om verse producten gaat. Maar omdat eetbare bananen steriel zijn, is de kans op pollenvervuiling geen argument. ‘De weerstand tegen cisgenese, het overbrengen van een eigenschap binnen een soort, brokkelt af. Daarom richten we ons onderzoek nu voluit op die techniek’, zegt Gert Kema. Problemen zelf gezocht Blijft de vraag of de Cavendish banaan het zal redden. Ook professor Swennen stelde vast dat de panamaziekte al volledige plantages vernietigd heeft, maar hij is kritisch. ‘De handelaars hebben de problemen op de bananenplantages zelf gezocht. Ze exporteren maar één soort banaan, die bovendien op een onnatuurlijke manier geteeld wordt. De planten staan netjes op een rij, op een naakte Resistente bakbanaan Kwaadaardige wormpjes Sommige bananensoorten zijn vatbaar voor microscopisch kleine wormpjes – nematoden – die de wortels van de plant aantasten. Daardoor vallen de planten om en zijn ze kwetsbaarder voor andere ziektes. Ook de Cavendish is er gevoelig voor. Tot nu toe pakten onderzoekers het probleem aan met extreem toxische chemische bestrijdingsmiddelen, die de wormen tijdelijk verlammen, maar niet doen verdwijnen. Samen met onderzoekers van het Max Planck Institut für chemische Ökologie stelde KU Leuven-professor Rony Swennen vast dat de wilde variëteit Yangambi Km5, die in Congo groeit, zich tegen de wormpjes verdedigt met specifieke metabolieten. Metabolieten komen voort uit de stofwisseling van een organisme. De Cavendish heeft die metabolieten ook, maar het aantal is te klein en ze werken te traag. Met veredelingstechnieken proberen de wetenschappers nu een sterkere soort te maken. 3 2 Eos Bio-ingenieur Rony Swennen (KU Leuven) voert al jarenlang studies uit naar bananen. ‘In Latijns-Amerika konden onderzoekers maar één zaadje per veertig hectare bekomen, en uiteindelijk één hybride kruising per jaar. Wij slaagden erin om in andere steriele variëteiten tot tweeduizend zaden per hectare te verkrijgen, met als gevolg dat we één hybride per dag ontwikkelden. Hoe meer hybriden, hoe beter we kunnen selecteren.’ In de jaren 1980 creëerde Swennen via kruisingen een bakbanaan die resistent is tegen een andere schimmel, de bladschimmel Mycosphaerella fijiensis. Die veroorzaakt de zwarte sigatokaziekte. De bladeren krijgen zwarte strepen en verstoren het groeiproces van de bananen, met een minieme opbrengst tot gevolg. Ook de Cavendish is er gevoelig voor, maar met steeds zwaardere pesticiden drukken plantagehouders de schimmel de kop in. Is er via veredeling ook een uitweg voor de panamaziekte? Rony Swennen: ‘Taiwanese wetenschappers slaagden erin om Fusarium-resistente mutanten van Cavendish te selecteren. Die komen in vitro tot stand: Bananenblad geïnfecteerd met de zwarte sigatokaziekte. E o s 33 bodem. Na verloop van tijd is die volledig verzuurd door het gebruik van kunstmest. En pesticiden vernielen het leven in de bodem. Plantages zijn weliswaar winstgevend en efficiënt, maar als bio-ingenieur kan ik alleen maar het hoofd schudden.’ Dat de teeltwijze belangrijk is, heeft ook te maken met de natuurlijke habitat. ‘Bananen zijn in tropische bossen pioniersplanten. Als er ergens een boom omvalt, zal de bana- Handelaars exporteren maar één soort banaan, die ze bovendien op een onnatuurlijke manier kweken nenplant er gemakkelijk groeien. Maar na verloop van tijd schiet de boom terug op en verdwijnt de banaan. Biodiversiteit en een rijk gevulde bodem spelen dus wel degelijk een rol. Dat bewijzen ook de authentieke teeltmethodes.’ Lokale boeren ervaren dan ook veel minder problemen met ziektes. Ze hebben doorgaans een moestuin van 0,5 tot 4 hectare. Daar groeien tot 30 bananenvariëteiten tussen mango’s, papaja’s, tabak, tomaten, koffie enzovoort. Als één bananensoort het minder goed doet, is dat geen drama. ‘Een gezonde bodem bevat verschillende organismen die de bananenplanten beschermen. Nog een pluspunt is dat de bananen een positief effect hebben op andere planten, zodat de boeren minder grond hoeven te cultiveren’, zegt Swennen. Hij pleit daarom resoluut voor een andere teeltwijze én voor het exporteren van meer variëteiten. Al zal dat een flinke mentaliteitswijziging vergen, wat niet vanzelfsprekend is. ‘Toch is dat de beste optie. Want we moeten ons geen illusies maken. Zelfs als we een nieuwe variëteit ontwikkelen voor de export en we de Cavendish resistent maken, zal die over enkele decennia opnieuw vatbaar zijn voor andere schimmelvarianten.’ ■ Bananen uit Leuven De bananenplant – eigenlijk een kruid – is vooral in ontwikkelingslanden een belangrijke bron van voedsel en inkomsten. België voert al zo’n tachtig jaar onderzoek naar bananen. De KU Leuven heeft de grootste verzameling bananenplanten ter wereld. Bio-ingenieur Rony Swennen reisde in het begin van zijn loopbaan de wereld rond om een oplossing te vinden voor bladschimmel bij West- en Centraal-Afrikaanse bakbananen. Telkens als hij een variëteit vond, stuurde hij een exemplaar naar de univer- siteit. Toen hij hoogleraar werd, kon hij met zijn verzameling aan de slag. Gekweekte bananen bevatten geen zaadjes, dus de collectie wordt bewaard in proefbuizen. Daar groeien nu ongeveer 1.400 frisgroene soorten bananenplanten. De temperatuur ligt vast op 15 graden Celsius. Dat vertraagt de groei en zorgt ervoor dat de planten een jaar bewaard kunnen worden. De onderzoekers hebben de planten met moleculaire technieken getest op allerlei ziektes. De variëteiten zijn afkomstig uit Rony Swennen bij de wereldbananencollectie van Bioversity International aan de KU Leuven. ▼ Invriezen van een banaanvariëteit in vloeibare stikstof. 3 4 Eos 37 landen en kwamen intussen al opnieuw terecht in 109 landen. Want er gebeurt niet alleen wetenschappelijk onderzoek. Op vraag van ngo’s en landbouworganisaties worden de bananen ook geëxporteerd. Zo was er onlangs een vraag uit Haïti, dat kampte met productieproblemen. ‘We zoeken dan uit welke variëteit een betere oogst oplevert. Die vermenigvuldigen we in vitro in onze kweekkamers, bij een temperatuur van 27 graden Celsius, tot ze klaar zijn voor verzending’, legt Swennen uit. De cijfers ogen spectaculair. Zo werden ooit 70.000 plantjes naar Tanzania opgestuurd, die ter plaatse zes miljoen gezonde bananenplanten opleverden. Een half miljoen mensen zagen hun inkomen daardoor verdrievoudigd. De afnemers kunnen de plantjes gratis krijgen, maar ze mogen ze niet patenteren. ‘De planten zijn werelderfgoed, onder de hoede van de Verenigde Naties. Dat moet ook zo blijven’, aldus Swennen. Na jarenlang onderzoek ontdekte zijn team een techniek om de collectie in vloeibare stikstof te bewaren. Voorheen moesten de planten geënt worden, wat niet altijd vlekkeloos verloopt. Er zijn momenteel projecten aan de gang om ook 27 andere planten in te vriezen, zoals de jamwortel, de cassave en de zoete aardappel. Op die manier willen de onderzoekers het voortbestaan garanderen van de verschillende variëteiten.