Wetenschappelijk achtergronddossier genetisch gewijzigde populier Waarom dit aparte "dossier populier"? In dit dossier geeft VIB (Vlaams Instituut voor Biotechnologie) de wetenschappelijke achtergrond bij de veldproef met genetisch gewijzigde populieren. De bedoeling van die proef is om populieren te kweken met een gewijzigde houtsamenstelling die hen meer geschikt maakt voor de productie van bio-ethanol (en trouwens ook voor papierproductie met een lagere milieubelasting). Over VIB VIB is een wetenschappelijke instelling met 1200 onderzoekers, met onderzoeksgroepen aan de UGent, K.U.Leuven, Universiteit Antwerpen en Vrije Universiteit Brussel. De Vlaamse overheid heeft VIB de taak gegeven om wetenschappelijk onderbouwde informatie te verspreiden over biotechnologie. 2 Inhoudstafel Biobrandstoffen en klimaat ..................................................................................................................... 4 Gewijzigde populieren ............................................................................................................................. 5 Merkergen .............................................................................................................................................. 6 De Belgische wetgeving inzake genetisch gewijzigde planten ................................................................... 7 Chronologie van de veldproefaanvraag.................................................................................................... 9 Veel gestelde vragen ............................................................................................................................. 16 3 Biobrandstoffen en klimaat Biobrandstoffen zijn brandstoffen die van biomassa, zoals bijvoorbeeld planten, zijn gemaakt. Planten halen CO2 (kooldioxide) uit de lucht, en zetten dat om in suikers en zuurstof. Zuurstof die wij dan kunnen inademen. Als je nadien de planten verbrandt, ontstaat opnieuw CO2, dat weer in de lucht terechtkomt. De kring is gesloten. De inzet: ons klimaat CO2 is een 'broeikasgas': het houdt warmte vast. Zolang er evenveel CO2 uit de lucht verdwijnt als er weer in terechtkomt, is er niets aan de hand: de aarde blijft even warm. Maar wij mensen verstoken tegenwoordig 'fossiele brandstoffen': steenkool, olie en aardgas die we vanonder de grond halen, en die nieuw CO2 in de lucht brengen wanneer we ze verbranden. Daardoor wordt de aarde steeds warmer, met alle gevolgen van dien. Planten als grondstof Biobrandstoffen zijn van planten gemaakt. Als we ze verstoken, brengen we gewoon het CO2 terug in de lucht dat de planten er eerst zelf hadden uitgehaald. (De vergelijking is niet helemaal eerlijk, omdat bij de kweek van de planten voertuigen en meststoffen zijn ingezet, waarvoor ook fossiele brandstoffen zijn gebruikt. Maar toch.) Met biobrandstoffen alleen zullen we de opwarming van de aarde niet stoppen, maar ze zijn wel een deel van de oplossing, naast energiebesparing en andere vormen van niet-fossiele energie, zoals winden zonne-energie. Verschillende bronnen Je kunt biobrandstof halen uit graan, suikerriet, mais, snelgroeiende grassen, hout, koolzaad, oliehoudende planten, gebruikte frituurolie, algen ... Verschillende brandstoffen Uit planten die suikers bevatten in een of andere vorm (suiker, zetmeel, houtvezels) kun je ethanol of andere alcoholen maken. Oliehoudende planten lenen zich tot diesel. Maar ook waterstof en biogas kun je uit plantaardig materiaal halen. Verschillende generaties Biobrandstoffen van de 'eerste generatie' worden gemaakt van voedselplanten, of bezetten landbouwgrond die dan niet meer voor voedselproductie gebruikt kan worden. Biobrandstoffen van de 'tweede generatie' gebruiken niet-voedselplanten die groeien op niet-landbouwgrond. De gewijzigde populieren van VIB behoren tot de tweede generatie. 4 Nieuwe industrietak De tijd zal uitwijzen welke biobrandstof het duurzaamst, goedkoopst, handigst is. Het onderzoek begint de laboratoria te verlaten, en jonge bedrijven zorgen op dit ogenblik voor de volgende fase: de ontwikkeling. Deze bedrijven zullen zich vestigen waar een gunstig ondernemingsklimaat heerst en de wetenschappelijke expertise aanwezig is. Dat zou dus in Vlaanderen kunnen zijn, ware het niet dat de lijdensweg van de gewijzigde populieren van VIB aantoont dat er op dit ogenblik in België geen rechtszekerheid heerst. Gewijzigde populieren Populieren zijn een interessante bron voor bio-ethanol. Ze groeien snel, hebben nauwelijks of geen bemesting nodig en groeien op natte gronden die niet geschikt zijn voor landbouw. En omdat ze evenveel CO2 uit de lucht halen als ze nadien bij verbranding opleveren, zijn ze een duurzame bron voor biobrandstof (lees ook in Hout als duurzame bron voor biobrandstof (pdf - 2,3 Mb)). Het probleem: lignine Het nadeel van alle hout, ook populierenhout, is dat de omzetting naar ethanol een laag rendement heeft, beduidend lager dan bij maïs of andere voedselgewassen. De productie van bio-ethanol is goed te vergelijken met die van bier: je begint met plantaardig materiaal dat suiker-polymeren bevat (zetmeel uit gerst, cellulose uit populier). Dat materiaal breek je af tot eenvoudige suikers. Dan voeg je gist toe die de suiker omzet in alcohol. Het probleem zit in de tweede stap: het cellulose laat zich slechts moeizaam en gedeeltelijk afbreken tot suikers. Dat komt doordat de cellulosevezels in hout aan elkaar gekleefd zijn met een soort cement, lignine. En dat hindert de afbraak van het cellulose. De oplossing via biotechnologie Met de technieken van de moderne biologie kun je bomen maken die minder lignine bevatten, maar verder nog steeds perfect gezond zijn. Bij de gewijzigde populieren van VIB is daartoe één van de radertjes van de biologische machinerie die lignine aanmaakt, gedeeltijk geblokkeerd. Proeven met in het lab gekweekte boompjes leverden tot 50% meer ethanol op. De lange weg Het kostte de onderzoekers bij VIB, onder leiding van Wout Boerjan, een decennium aan onderzoek om tot dit resultaat te komen. Eerst moesten de onderzoekers ontrafelen hoe het proces in planten verloopt, en welke stoffen daar allemaal bij betrokken zijn. Vervolgens moesten ze de genen voor die stoffen vinden, en ze wijzigen. Om na te kunnen gaan welke boompjes de wijziging hadden opgenomen gebruikten ze een merkergen. Waarna ze moesten uitzoeken wat de gevolgen - ook de eventuele onbedoelde - van die wijziging waren. Eerst in reageerbuisjes, dan bij planten in de serre. Hierbij ging veel aandacht uit naar de veiligheid en werd de wetgeving uiteraard strikt gevolgd. 5 Tot zover is het onderzoek op dit ogenblik. De volgende stap in het onderzoek moeten veldproeven zijn, eerst klein en ingeperkt, dan grootschaliger. Daarbij wordt nagegaan of de voorspellingen uit lab en serre ook opgaan als de planten blootstaan aan weer en wind, insecten en de andere invloeden van buiten. Als blijkt dat de planten aan de verwachtingen voldoen, komt de laatste stap: verschillende rassen gewijzigde populieren onderling vergelijken, om te weten te komen wat de meest geschikte productieboom is. Waarna we, als alles goed gaat, kunnen gaan rijden op populieren. Merkergen De nu wereldwijd gebruikte techniek voor het inbrengen van nieuwe genen in planten werd in de jaren tachtig ontwikkeld aan de Universiteit Gent, door Jef Schell en Marc Van Montagu. Hun vakgroep groeide uit tot een belangrijke poot van VIB. Bacterietruc Zij hebben de techniek ontwikkeld, maar ze hebben hem niet uitgevonden. Dat deed een bacterie. Die heeft in de loop van honderden miljoenen jaren evolutie geleerd hoe ze – voor haar interessante – genen zo efficiënt mogelijk kon inbrengen in planten. Waarna de planten voedsel gingen produceren voor de bacterie. (Voor de liefhebbers: de bacterie heet Agrobacterium tumefaciens) De twee vorsers slaagden erin om Agrobacterium genen mee te geven die hén interesseerden, waarna de bacterie postbode speelde en ze inbracht in de plant. De basis voor de plantenbiotechnologie was gelegd. Biologentruc Ondanks alles blijft het inbrengen van genen een moeilijk vak, en lang niet elke cel neemt uiteindelijk het gen op, leest het af en voert de instructies ervan uit. Een probleem dat zich zowel voordoet bij het genetisch wijzigen van planten, als van bacteriën of zoogdiercellen. Om snel te zien bij welke cellen het wijzigen gelukt is, gebruiken biotechnologen een truc. Samen met het gen dat hen interesseert, brengen ze ook een ‘merkergen’ in. Dit merkergen bevat het recept voor weerstand tegen een antibioticum. Als ze vervolgens dat antibioticum toevoegen aan het voedsel van hun cellen, blijven alleen de cellen over die weerstand kunnen bieden. Dit zijn de cellen die het merkergen en het eigenlijk gewenste gen opgenomen hebben. Het is echter niet de bedoeling dat het gen voor weerstand tegen een antibioticum uiteindelijk bij ziekteverwekkers terechtkomt. Omdat sommige bacteriën, en alle virussen, van nature aan gentechnologie doen (denk aan Agrobacterium tumefaciens) is dat risico niet denkbeeldig. 6 Merkergenen moeten met omzichtigheid worden gebruikt. Als men een gen gebruikt voor weerstand tegen een antibioticum dat in de geneeskunde ingezet wordt, kunnen ziekteverwekkers het gen oppikken, waardoor ze bestand worden tegen het antibioticum in kwestie. De behandeling helpt dan niet meer, en de patiënten moeten een tweede kuur ondergaan, met een ander antibioticum. Veilig Bij de populieren gebruikten de VIB-vorsers het gen HPT (hygromycinephosphotransferase), een gen voor weerstand tegen een antibioticum dat zo goed als niet gebruikt wordt in de menselijke en dierlijke geneeskunde. Het maakt dus voor de gezondheid van mens en dier niet uit of ziekteverwekkers ertegen bestand zijn. Bovendien is het gen al wijdverbreid in de natuur aanwezig. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid heeft geoordeeld dat het gen zonder nadelig effect in genetisch gewijzigde planten kan worden toegepast, niet enkel bij kleine veldproeven, maar zelfs bij grootschalige kweek van planten voor consumptie. De Belgische wetgeving inzake genetisch gewijzigde planten Genetisch gewijzigde planten worden meestal ontwikkeld met de bedoeling om ze te kweken. Soms kan dat in de besloten omgeving van een serre, maar voor bijvoorbeeld bomen en graanvelden zal men vroeg of laat met de planten in open lucht moeten komen. Kennis verzamelen Er is dan al heel wat kennis over de ‘ouderplanten’, waaruit met redelijke zekerheid voorspeld kan worden hoe de nieuwe planten zich zullen gedragen, wat hun invloed op hun omgeving zal zijn, welke dieren er nadeel – of voordeel – van kunnen ondervinden, hoe vlot de planten zich in de natuur kunnen verspreiden, of ze kunnen kruisen met wilde verwanten en wat daar dan weer de gevolgen van zijn ... Al die voorspellingen moeten grondig gecontroleerd worden, op een zo voorzichtig mogelijke manier. Dat gebeurt via veldproeven. Eerst in het klein en sterk ingeperkt, dan op steeds grotere schaal. Tot de plant klaar is om op de markt te komen. Wat zegt de wet over veldproeven? Veldproeven zijn strikt gereguleerd door de Europese richtlijn 2001/18/EG omtrent de “doelbewuste introductie in het leefmilieu en het op de markt brengen van genetisch gemodificeerde organismen”. Die werd pas in 2005 omgezet in Belgische wetgeving: het Koninklijk Besluit van 21 februari 2005, ook wel genaamd het "KB tot reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten”. De federale minister(s) voor Volksgezondheid en Leefmilieu zijn belast met de uitvoering van dat KB. 7 De aanvraag Wie een veldproef aanvraagt, moet onder andere grondig beschrijven wat er aan het gebruikte organisme gewijzigd is, wat er precies gedaan en gemeten wordt, welke controlestalen er beschikbaar zullen zijn. Hij moet ook een analyse maken van de risico’s voor de menselijke gezondheid en het leefmilieu. En hij moet een publiek dossier opstellen, in een vorm en taal die voor het grote publiek begrijpelijk is. Advies van de Bioveiligheidsraad De aanvraag wordt beoordeeld door de Bioveiligheidsraad, een verzameling van Belgische experten. Deze raad kan om verdere verduidelijking vragen, en eventueel extra veiligheidsmaatregelen of controleprocedures adviseren. Raadpleging van het publiek Intussen krijgt het publiek een maand (30 kalenderdagen) de kans om vragen, opmerkingen en bezwaren te uiten. De Bioveiligheidsraad reageert inhoudelijk op de publiekscommentaren, voor zover die verband houden met de risico’s voor de menselijke gezondheid en het leefmilieu. Advies van de minister van Leefmilieu Na het advies van de Bioveiligheidsraad, moet de gewestelijke minister van Leefmilieu advies geven. Vervolgens verhuist het dossier naar de federale minister(s) van Leefmilieu en Volksgezondheid, die beslissen over de vergunning. Als de gewestelijke minister voorwaarden heeft gesteld, moet de federale minister die in de vergunning opnemen. Vergunning Uiteindelijk verlenen – of weigeren – de federale ministers van Leefmilieu en Volksgezondheid een vergunning voor de veldproef. Op de markt? Een veldproef toestaan betekent niet dat het gewas al op de markt mag. Het is een eerste stap in een hele procedure. 8 Chronologie van de veldproefaanvraag 18 november 2007 VIB vraagt toelating voor een veldproef met genetisch gewijzigde populieren. Die zijn bedoeld als grondstof voor bio-ethanol, een vorm van biobrandstof. In dit geval gaat het om een biobrandstof 'van de tweede generatie' (die geen voedselgewassen verbruikt of verdringt, zoals de eerste generatie wel doet). Het hout van de bomen is zo gewijzigd dat de ethanolopbrengst met ongeveer de helft zou moeten toenemen. Dit is een schatting op basis van laboratoriumresultaten. De veldproef is nodig om uit te zoeken of dit ook in realistische praktijkomstandigheden gehaald wordt. Voorlopig kunnen we alleen maar speculeren over hoeveel liter per hectare een aanplant kan opleveren. Biobrandstoffen veroorzaken minder broeikaseffect dan de fossiele brandstoffen die ze vervangen. De veldproef betreft dus onderzoek dat nuttig is voor het milieu. Er ligt een grote wereldmarkt open voor duurzame biobrandstoffen van de tweede generatie. Een compleet nieuwe industrietak zal voor de productie ervan moeten zorgen. Die nieuwe bedrijven zullen ontstaan daar waar de expertise zit. De veldproef is dus van groot economisch belang. 30 november 2007 Het dossier wordt ontvankelijk verklaard, dat wil zeggen dat het dossier vormelijk compleet is, en de proceduretermijn officieel begon te lopen. 6 december 2007 De publieksconsultatie start. Elke persoon of organisatie die dat wenst, kan nu commentaar uiten bij de toelatingsaanvraag. Dit kan rechtstreeks op de webstek van de federale overheidsdienst, of via de gemeente Gent. 10 januari 2008 VIB organiseert, in afspraak met de dienst leefmilieu van de stad Gent, een buurtinformatie-avond. Bedoeling is de omwonenden van het Technologiepark te Zwijnaarde, waar de proef zou doorgaan, te informeren en hen de kans te geven om vragen te stellen. De avond verloopt in een positieve sfeer. 12 januari 2008 De publieksconsultatieperiode eindigt. Uiteindelijk kwamen er 105 reacties binnen, voornamelijk uit Wallonië. De Bioveiligheidsraad beantwoordt – weerlegt – de opmerkingen over risico’s en veiligheid. 21 januari 2008 De bevoegde overheid vraagt extra informatie op bij VIB. Niet dat de aanvraag onvolledig was, maar de experts van de Bioveiligheidsraad wensen hier en daar meer diepgaande informatie. 9 14 april 2008 VIB stuurt een herwerkt dossier in, waarin alle vragen worden beantwoord. 25 april 2008 De Bioveiligheidsraad geeft een positief advies. VIB krijgt daarbij de opdracht om tijdens de veldproef enkele extra controles te doen. Tweemaal per week controleren of de planten bloemen vertonen, in plaats van eenmaal per week. Niet dat iemand verwacht dat er bloemen zullen opduiken. Populieren worden normaal immers pas na vijf jaar geslachtsrijp, en de bomen in de proef worden na drie jaar afgemaaid. Maar veiligheid voor alles. Bloemen kunnen immers tot zaden leiden, die elders in het milieu voor nieuwe bomen zouden kunnen zorgen.) Het hout verhakselen binnen de afsluiting rond het terrein en de machines schoonmaken voor ze het proefterrein verlaten. 15 mei 2008 De Vlaamse minister voor Leefmilieu, Hilde Crevits, deelt mee dat ook zij geen bezwaar heeft tegen de veldproef. Dit na een grondige studie van het advies van de Bioveiligheidsraad en van de opmerkingen van het publiek. De Bioveiligheidsraad en de minister voor Leefmilieu bevestigden dus de inschatting van de VIBspecialisten: de veldproef is veilig. 26 mei 2008 De ministers Laurette Onkelinx (Volksgezondheid) en Paul Magnette (Klimaat en Energie) weigeren de aanvraag, ook al gaat het om veilig geacht onderzoek naar duurzame technologie en erkennen de ministers expliciet de wetenschappelijke kwaliteit van het advies van de Bioveiligheidsraad. Voor die weigering halen de ministers drie argumenten aan: 1. Het dossier bevat geen specifiek evaluatieprotocol voor de weerslag op microben in de bodem, en voor de risico’s indien de populieren ongewoon zouden reageren op ziekten en klimaatstress. 2. Bij de ontwikkeling van de bomen is een 'merkergen' ingebracht voor resistentie tegen een antibioticum. Dat zou botsen met de wettelijke vereiste om het gebruik van dergelijke genen tegen eind 2008 te laten uitdoven. 3. Het publiek uitte meer dan 40 opmerkingen over de ontwikkeling van agrobrandstoffen. De ministers vinden die gewettigd en willen geen toelating geven zolang er geen kader is om op die verzoeken een antwoord te bieden. De argumenten van de ministers zijn stuk voor stuk aanvechtbaar: 10 1. Als dit protocol al vereist was, had het ontbreken ervan de aanvraag onontvankelijk moeten maken. Nu is het dossier eerst ontvankelijk verklaard. Daarna werden de spelregels plots gewijzigd. Bovendien zijn die risico’s al onderzocht in andere veldproeven, onder andere in Frankrijk. 2. Het KB en de Europese richtlijn 2001/18/EG, waarop het KB gebaseerd is, hebben het allebei over antibiotica-resistentiemerkers “die mogelijk negatieve effecten op de gezondheid en het leefmilieu hebben”. Volgens de Europese Autoriteit voor Voedselveilgheid valt de hier gebruikte merker daar niet onder. Deze merker is zelfs toegelaten voor grootschalige toepassingen op de markt, en dus zeker voor een kleine welomschreven veldproef. 3. Bedenkingen bij het nut van biobrandstoffen in het algemeen zijn interessant en waardevol. Ze hebben echter niets te maken met de vraag of deze veldproef veilig is voor de menselijke gezondheid en het leefmilieu – en dat is wat de ministers moeten beoordelen. Dan kun je net zo goed iemand die na vijf jaar studie met succes afgestudeerd is als jurist, toch zijn diploma weigeren “omdat sommige mensen vinden dat er al advocaten genoeg zijn”. 27 mei 2008 VIB uit meteen haar ongeloof over die weigering. En VIB niet alleen. De Vlaamse minister van Wetenschapsbeleid en voogdijminister van VIB, Patricia Ceysens, spreekt van een 'boycot van het Vlaamse innovatieve milieubeleid'. In het Vlaams parlement antwoordt minister-president Peeters op vragen van Fientje Moerman dat 'dit niet de wijze is waarop de federale overheid moet functioneren' en dat 'de beslissing moet worden teruggedraaid'. De afwijzing betekent een zware klap voor het wetenschappelijk onderzoek naar de duurzame productie van bio-ethanol. Het VIB-onderzoek op dit terrein mag gerust van wereldniveau genoemd worden, maar een lamlegging soupeert die internationale wetenschappelijke voorsprong in snel tempo op. 20 juni 2008 De Bioveiligheidsraad voelt zich door de eerste twee weigeringsargumenten van de ministers in zijn hemd gezet. De raad stuurt een aanvullend advies naar de ministers waarin hij de geldigheid van deze twee argumenten bestrijdt. 29 mei 2008 Minister Magnette antwoordt op kritische vragen in het federaal parlement dat “de beslissing kan worden herzien als er zich nieuwe elementen aandienen”. 12 juni 2008 Ter voorkoming van ellenlange juridische disputen haakt VIB hierop in, in de hoop om via onderhandeling alsnog te verkrijgen waar zij recht op meent te hebben. Als blijk van goede wil dient VIB daarom een aanvullend milieu-onderzoeksprotocol in. 11 1 juli 2008 De ministers doen er bijna drie weken over om dit aanvullend protocol door te sturen naar de Bioveiligheidsraad voor advies. De ministers blijven bij hun weigeringsbeslissing. 9 juli 2008 Op verzoek van VIB's voogdijminister, Patricia Ceysens, wordt het probleem besproken op het Overlegcomité. Dat is het officiële overlegorgaan voor belangenconflicten tussen de gewesten en de federale overheid. Dat gelast de betrokken federale ministers, Onkelinx en Magnette, een werkgroep op te richten om “zo spoedig mogelijk” een akkoord met de Vlaamse regering uit te werken. De ministers bewegen niet. 23 juli 2008 Wegens dat immobilisme ziet VIB zich genoodzaakt om, nog net binnen de klassiek geldende termijn van 60 dagen, bij de Raad van State een verzoekschrift in te dienen. VIB wordt daarin gesteund door zijn voogdijminister (zie persbericht). In het verzoekschrift vraagt VIB de schorsing en de vernietiging van de beslissing van de federale ministers. Terloops: ook na een vernietiging zal VIB nog steeds geen toelating voor de veldproef hebben. De ministers hebben na een eventuele vernietiging opnieuw 90 dagen de tijd om de vergunning te verlenen – of te weigeren. 24 juli 2008 Patricia Ceysens, Vlaams minister van onder meer Wetenschap, Innovatie en Economie, en voogdijminister van VIB, verleent formeel toelating om “ten bewarende titel, het onderzoek van VIB naar het gebruik van genetisch gemodificeerde populieren bij de ontwikkeling van biobrandstof van de tweede generatie verder uit te voeren, met inbegrip van de veldproef”. Deze bewarende maatregel (zie persbericht) wordt genomen met steun van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Hilde Crevits. Een procedure bij de Raad van State kost immers tijd, en de minister wil intussen al het werk van de VIB-onderzoekers niet verloren laten gaan, blijvende economische schade voorkomen en de internationale geloofwaardigheid van VIB ongeschonden houden. 25 juli 2008 VIB plant een rand van niet-gewijzigde populieren rond de plaats waar de genetisch gewijzigde bomen moeten komen. Bomen aan de rand van een terrein groeien altijd anders dan de bomen binnenin de groep. Het heeft dus weinig zin om de buitenste rij van een proefveld te beplanten met genetische gewijzigde bomen, omdat men nooit zeker kan weten of waargenomen afwijkingen aan het randeffect of aan de genetische wijziging te wijten zijn. 5 september 2008 Piet Vanthemsche, voorzitter van de Boerenbond, uit in een interview zijn "plaatsvervangende schaamte" over de weigering van de federale ministers. 12 9 september 2008 Onze wetenschappelijke voorsprong slinkt intussen weg. Onderzoekers Vincent Chiang en Hasan Jameel van de Universiteit van Noord Carolina krijgen van het Amerikaanse ministerie van Landbouw 1 miljoen dollar voor veldproeven met biopopulieren. Ze willen, net als VIB, genetisch gewijzigde populieren met minder lignine testen in realistische kweekomstandigheden, met de bedoeling er bio-ethanol uit te winnen. 11 september 2008 De commissie Industrie en Energie van het Europese Parlement schaart zich achter de doelstelling om ervoor te zorgen dat tegen 2020 10% van de energie die het verkeer opslorpt hernieuwbaar is. De Europese Commissie stelt een tussentijdse doelstelling in van 5% tegen 2015. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het belang van biobrandstoffen van de tweede generatie. 24 september 2008 VIB bericht over de financiële injectie van de Stanford University in een luik van het populierenonderzoek. De wetenschappers willen immers, naast bomen met minder lignine, ook bomen maken met gewijzigd lignine, dat minder hinderlijk is bij de productie van bio-ethanol. Ze kregen daarvoor 1,6 miljoen dollar, gespreid over drie jaar, van het Amerikaanse Global Climate and Energy project, dat beheerd wordt door de Amerikaanse Stanford University. 5 oktober 2008 In antwoord op een parlementaire vraag van Europarlementslid Ivo Belet stelt de Europese Commissie: 'Veldproeven met genetisch gemanipuleerde populieren zijn onmisbaar voor een potentiële toekomstige toelating van dergelijke producten voor commerciële teelt.' Een belangrijke steun in de rug voor VIB's veldproefaanvraag. 6 oktober 2008 VIB verhuist populieren die voor groeiseizoen 2008 waren opgekweekt voorlopig naar Duitsland, waar ze – in tegenstelling tot in België – zonder problemen in de open lucht mogen worden gezet. Daarbij zijn dezelfde strikte voorzorgsmaatregelen van toepassing als het geval zou zijn in België, om verspreiding van het genetisch materiaal in de natuur te voorkomen. Op deze manier voorkomt VIB dat het materiaal verloren zou gaan. 20 oktober 2008 De Raad van State hoort het advies van de auditeur. Die verwerpt de argumenten van de ministers, en voegt eraan toe dat hun verbod 'er kan toe leiden dat de verdere financiering en zelfs het voortbestaan van VIB in vraag worden gesteld', en dat de investering in tien jaar wetenschappelijk toponderzoek 'een maat voor niets dreigen te worden'. 13 23 oktober 2008 Met een miniem verschil in stemmenaantal strandt Marc Van Montagu op de tweede plaats in de verkiezing van de grootste Belgische wetenschapper. De Gentse professor emeritus staat momenteel aan het hoofd van de Europese Federatie voor Biotechnologie en geldt als een van de grondleggers van genetische modificatie. 29 oktober 2008 VIB vraagt in Nederland een vergunning aan voor dezelfde veldproef in de provincie Zeeland. Met deze aanvraag wil VIB de kans vergroten dat de veldproef in 2009 kan worden opgestart. VIB zou de proef natuurlijk het liefst uitvoeren in Vlaanderen, dicht bij het betrokken onderzoekscentrum. Maar of dat kan, hangt af van de federale ministers. Zij moeten immers bereid zijn om hun weigeringsbeslissing om te draaien. De vergunningsaanvraag in Nederland moet dan ook gezien worden als een extra verzekering. 8 december 2008 De Nederlandse overheid heeft wetenschappelijk advies gekregen van de Commissie Genetische Modificatie (COGEM), de tegenhanger van de Belgische Bioveiligheidsraad. Net zoals de Bioveiligheidsraad, ondersteunt de COGEM VIB in zijn visie dat de veldproef veilig is. De volgende stappen zijn een ontwerpvergunning, consultatie van het publiek en verwerking van die reacties in een definitieve vergunning. 16 december 2008 VIB organiseert, in samenwerking met het Nederlandse ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (dat de vergunning voor de veldproef behandelt), een buurtinformatie-avond. Bedoeling is de omwonenden van de proefboerderij waar de proef gepland is, te informeren en hen de kans te geven om vragen te stellen. De vragen zijn nuchter en ter zake, en de sfeer is positief. 23 december 2008 De Raad van State schorst de weigering van de ministers. De Raad maakt brandhout van hun argumenten, en voegt er nog aan toe dat op deze manier tien jaar investering in onderzoek “een maat voor niets dreigen te worden” en dat de Belgische biotech-industrie schade dreigt te leiden. Lees hier het persbericht. 27 januari 2009 De Nederlandse overheid maakt haar ontwerpvergunning openbaar. Ze wil de proef toelaten. Er volgt nu een periode waarin het publiek kan reageren. Daarna wordt de definitieve beslissing genomen. Dezelfde dag maakt de Britse overheid bekend dat ze 27 miljoen pond investeert in de ontwikkeling van biobrandstoffen van de tweede generatie, met name uit stro en wilgen. 13 februari 2009 Minister Magnette kondigt aan dat hij de veldproef zal goedkeuren onder 15 strikte voorwaarden. 14 17 februari 2009 VIB ontvangt de toelating voor de veldproef. VIB moet wel 'additionele studies uitvoeren op schadelijke en onschadelijke blad- en houtinsecten, inbegrepen een locale soort zoals Phratora laticollis.' 23 april 2009 VIB ontvangt ook in Nederland een vergunning voor de veldproef. 6 mei 2009 Minister Ceysens plant eerste transgene populier in Vlaanderen. VIB is verheugd dat de bomen in praktische, 'real-life'-condities getest kunnen worden. Om een lang verhaal kort te maken... VIB streeft naar een verantwoorde ontwikkeling van biotechnologie in Vlaanderen. Hiervoor is het noodzakelijk veldproeven te kunnen uitvoeren. Met het planten van deze transgene boom (na een moratorium voor veldproeven van 7 jaar) bereikt VIB een belangrijke mijlpaal voor de ontwikkeling van plantenbiotechnologie in Vlaanderen. 15 Veel gestelde vragen Wat is bio-brandstof? Biobrandstoffen zijn van biologisch materiaal gemaakt, in de meeste gevallen planten. Zoals alle brandstoffen, brengen ze CO2 in de lucht als we ze verbranden. Als we biobrandstoffen verstoken, brengen we gewoon het CO2 terug in de lucht dat de planten er eerst zelf hadden uitgehaald. Dit in tegenstelling tot fossiele brandstoffen (steenkool, olie en aardgas) die nieuw CO2 in de lucht brengen. CO2 is een broeikasgas: hoe meer CO2 er in de lucht zit, hoe sterker de aarde opwarmt. Met biobrandstoffen alleen zullen we de opwarming van de aarde niet stoppen, maar ze zijn wel een deel van de oplossing, naast energiebesparing en andere vormen van niet-fossiele energie, zoals winden zonne-energie. Wat is het verschil tussen biobrandstoffen van de 1e en de 2e generatie? Biobrandstoffen van de 'eerste generatie' worden gemaakt van suikers, zetmeel of olie afkomstig van voedselplanten, afkomstig uit de reguliere landbouw. Mais en koolzaad leveren bijvoorbeeld brandstoffen van de eerste generatie. Biobrandstoffen van de 'tweede generatie' worden gemaakt van niet-eetbare resten van voedselplanten of van gewassen die niet voor de voedselproductie worden gebruikt zoals bomen. De productie van deze brandstoffen concurreert niet met de voedselproductie. De gewijzigde populieren van VIB behoren tot de tweede generatie. Stro en algen zijn andere voorbeelden. Hoe maak je bio-ethanol? De productie van bio-ethanol is goed te vergelijken met die van bier: je begint met plantaardig materiaal dat suiker-polymeren bevat (bij bier is dat het zetmeel uit gerst, bij bio-ethanol is dat bijvoorbeeld cellulose uit populier). Dat materiaal breek je af tot eenvoudige suikers (glucose). Brouwers noemen die stap het ‘mouten’; bij populieren heeft die stap niet echt een eigen naam. Vervolgens voeg je gist toe die de suiker omzet in alcohol. Zetmeel kun je vlot omzetten in suikers, maar cellulose laat zich slechts moeizaam en gedeeltelijk verknippen tot suikers. Dat komt doordat de cellulosevezels in hout aan elkaar gekleefd zijn met een soort cement, lignine. En dat hindert de afbraak van cellulose. Met de technieken van de moderne biologie kun je bomen maken die minder lignine bevatten, maar die – voorzover we nu weten – verder nog steeds perfect gezond zijn. Bij de gewijzigde populieren van VIB is daartoe één van de radertjes van de biologische machinerie die lignine aanmaakt, gedeeltijk geblokkeerd. Proeven met in het lab gekweekte boompjes leverden tot 50% meer ethanol op. VIBvorsers werken ook aan lignine met een gewijzigde samenstelling, dat minder hinderlijk is bij de omzetting van cellulose naar suikers. 16 Waarvoor wordt bio-ethanol precies gebruikt? Ethanol kan, binnen zekere grenzen, toegevoegd worden aan benzine, zonder dat de motoren van auto’s daaraan aangepast moeten worden. Met lichte aanpassingen van de motor kunnen auto’s zelfs op honderd procent ethanol rijden. Voor het milieu heeft dat alleen zin als de ethanol van planten afkomstig is: dan wordt een fossiele brandstof (die voor extra CO2 en een stijgend broeikas-effect zorgt) vervangen door een brandstof die bij verbranding gewoon de CO2 teruggeeft die de plant eerst zelf uit de lucht heeft gehaald. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat bij de kweek van de planten voertuigen en meststoffen zijn ingezet, waarvoor ook fossiele brandstoffen zijn gebruikt. Waarom populieren inzetten voor de productie van bio-ethanol? Bio-ethanol kan uit allerlei stoffen worden gemaakt, zolang ze maar suikers in een of andere vorm bevatten. Dat kan suiker uit suikerbiet of suikerriet zijn, of zetmeel uit bijvoorbeeld mais of aardappelen. Die bronnen zijn handig en geven een goede opbrengst aan ethanol, maar het zijn tegelijk ook voedselbronnen. Het kan niet de bedoeling zijn dat de voedselprijzen stijgen omdat de boeren hun gewassen aan ethanolfabrieken verkopen. Een andere bron van suikers is cellulose, zeg maar houtvezels. Uit bomen, maar bijvoorbeeld ook uit stro. Materiaal dat wij niet opeten. Bovendien kunnen bomen groeien op gronden die niet voor landbouw in aanmerking komen. Populieren groeien snel, en bieden dus een goede opbrengst. Bovendien groeien ze op marginale gronden, en hebben ze nauwelijks of geen meststoffen nodig. Waarom genetisch gewijzigde populieren? Uit milieu- en duurzaamheidsoverwegingen zijn bomen een goede bron voor bio-ethanol, maar jammer genoeg is de opbrengst aan ethanol laag. Bio-ethanol uit bomen is duur. De cellulose in hout is omringd door de kleefstof lignine, die cellulose slecht bereikbaar maakt voor de stoffen die de vergisting tot ethanol mogelijk moeten maken. Vandaar dat we bomen genetisch gewijzigd hebben zodat ze minder lignine bevatten. Een tweede onderzoekspiste is om ervoor te zorgen dat ze lignine aanmaken dat zich makkelijker laat afbreken. Bij proeven in de serre geven bomen met twintig procent minder lignine de helft meer ethanol. Er is een goede kans dat dit in plantages ook zo zal zijn, maar dat moet nog in veldproeven uitgetest worden. Wat is cellulose? Cellulose is een polymeer van glucose-eenheden. Ze is aanwezig in de vorm van fibrillen, dit zijn “kabels” die de celwand sterk maken. Hout bestaat voor een groot deel uit cellulose, maar bevat ook andere stoffen zoals lignine en hemi-cellulose. Hout bestaat voor ongeveer 50% uit cellulose. 17 Wat is hemicellulose? Hemicellulose is een verzamelnaam voor een reeks zeer vergelijkbare koolhydraten die worden gemaakt in planten. Hemicellulose is een belangrijk onderdeel van de celwand. Cellulose is uitsluitend opgebouwd uit glucose-eenheden, terwijl hemicellulose ook uit andere suikers kan bestaan. Wat is lignine? Lignine is een chemische stof die voorkomt in de celwand van verschillende plantencellen. Hout bestaat voor ongeveer 20% uit lignine. Lignine is een soort kleefstof dat de “cellulosekabels” aan elkaar kleeft. Als je de cellulosekabels in hout vergelijkt met de wapening in beton, dan kun je lignine vergelijken met de cement. Wat betekent GGO? GGO staat voor genetisch gewijzigd organisme. In het Engels wordt dat GMO, genetically modified organism. Ook GGG kom je wel eens tegen; dat betekent genetisch gewijzigd gewas. Wat wil transgeen zeggen? In plaats van genetisch gewijzigd organisme spreekt men ook van een transgeen organisme. Hoe verloopt de ontwikkeling van een GGO? De ontwikkeling van een genetisch gewijzigd organisme (GGO) gebeurt in verschillende fasen: Eerst komt de vraag: “Het zou toch wel handig zijn als er een plant (of een bacterie, een koe…) bestond die in staat is om …”. Bijvoorbeeld om te groeien op zilte grond, of beter droogte te doorstaan, of voedzamer te zijn, of minder sproeistoffen nodig te hebben, of noordelijker nog te groeien, of zware metalen uit vervuilde grond te halen, of beter geschikt te zijn om er bio-ethanol van te maken, lekkerder vruchten te hebben, of een geneesmiddel te bevatten, of extra vitamine A, of vruchten die minder snel rotten … Dan komt de fundamentele onderzoeksfase: welke processen in de plant spelen mee bij de gezochte eigenschap, welke stoffen zijn daarbij betrokken, welke genen? Wat moet er aan de plant veranderen om de gewenste eigenschap te krijgen? Dan komt de gentechnologie: het erfelijk materiaal van de plant wordt gewijzigd. Hierdoor wordt een eigenschap toegevoegd, of een bestaande eigenschap geblokkeerd of gewijzigd. Vervolgens wordt de nieuwe plant in het laboratorium en in de serre uitgebreid getest, vaak jarenlang. De onderzoekers zoeken in detail uit hoe de nieuwe plant zich gedraagt. Was hij voorheen giftig of op een andere manier gevaarlijk? En nu? Doet hij wat men dacht dat hij zou doen? Hoe komt dat? Kreeg hij onverwachte nieuwe eigenschappen? Reageert hij anders dan vroeger op insecten, schimmels, 18 ziekteverwekkers? En reageren die anders op de plant? Hoe gemakkelijk kan hij zijn nieuwe eigenschap doorgeven aan wilde verwanten? Hoe gemakkelijk kan hij zelf overleven in het wild? Kan hij gaan woekeren? Gedraagt zijn stuifmeel zich zoals de ongewijzigde versie? Kunnen afgevallen takken wortel schieten? Sommige van die vragen kunnen pas echt goed beantwoord worden als de plant in open lucht staat. Uit zijn gedrag in het laboratorium en de serre, en uit onderzoek bij ongewijzigde verwanten op het veld en in de vrije natuur kunnen de onderzoekers met redelijke zekerheid voorspellen hoe de plant zich in het veld zal gedragen. Als dat veilig is voor mens, dier en milieu, wordt het tijd voor de eerste veldproef. Een klein aantal planten wordt op een beperkt terrein geplant, om te kijken of ze zich ook in de meer realistische omstandigheden van weer en wind gedragen zoals uit de proeven in lab en serre verwacht wordt. Als hun veiligheid blijkt uit de veldproef worden ze in grotere aantallen getest in productieomstandigheden. Onderzoek in labo en serre blijven doorgaan. Ook als de plant al in het veld staat, heeft het nog steeds zin om in nog meer detail te begrijpen hoe hij fundamenteel in elkaar steekt, of om betere technieken voor gentechnologie te ontwikkelen. Maar uiteraard gaat een plant pas naar een volgende fase als de vorige fase voldoende gegevens heeft aangeleverd om dat veilig te laten gebeuren. En in alle fasen moet het onderzoek voldoen aan zeer strikte wettelijke voorwaarden. Is het ontwikkelen van een genetisch gewijzigde plant wel veilig? Niets is honderd procent veilig, maar bij het onderzoek naar genetisch gewijzigde planten worden strikte veiligheidsmaatregelen gevolgd. Die zijn véél strenger dan bij het klassieke kruisen van planten, hoewel daarbij veel meer genen voor het eerst met elkaar in contact worden gebracht. Wie moet er allemaal zijn toestemming geven voor een veldproef in België? In België zijn veldproeven gereguleerd door een koninklijk besluit uit 2005, dat gebaseerd is op een Europese richtlijn uit 2001. In de aanvraag moet in detail beschreven worden wat er aan de plant gewijzigd is en hoe de proef uitgevoerd gaat worden. Er moet ook een risicoanalyse bij. De experts van de (federale) Bioveiligheidsraad kijken dat na, vragen eventueel extra informatie, en geven dan hun advies aan de bevoegde overheden (federale ministers van Volksgezondheid en Milieu, en betrokken gewestelijke minister van Leefmilieu), eventueel met extra voorwaarden. Intussen krijgt het publiek de kans om commentaren in te dienen. Als er daarbij veiligheidsargumenten opgeworpen worden, moet de Bioveiligheidsraad die meenemen in zijn advies. De minister van Leefmilieu van het Gewest waarde proef doorgaat, moet eveneens een gunstig advies geven. Als hij/zij voorwaarden stelt, moeten die opgenomen worden in de eindbeslissing. 19 Vervolgens moeten de federale ministers van Volksgezondheid en Milieu hun toestemming geven. Daartegen is geen beroep mogelijk, behalve bij de Raad van State. 20 Meer informatie: VIB Wetenschapscommunicatie +32 9 244 66 11 [email protected] www.vib.be VIB VIB (Vlaams Instituut voor Biotechnologie) is een non-profit onderzoeksinstituut in de levenswetenschappen. 1200 wetenschappers verrichten strategisch basisonderzoek naar de moleculaire basis van het menselijk lichaam, planten en micro-organismen. Via een partnerschap met vier Vlaamse universiteiten – UGent, K.U.Leuven, Universiteit Antwerpen en Vrije Universiteit Brussel – en een stevig investeringsprogramma bundelt VIB de krachten van 72 onderzoeksgroepen in één instituut. Hun onderzoek leidt tot een betere kennis van het leven. Met zijn technologietransfer beoogt VIB de omzetting van onderzoeksresultaten in producten ten dienste van de consument en de patiënt. VIB ontwikkelt en verspreidt een breed gamma aan wetenschappelijk onderbouwde informatie over alle aspecten van de biotechnologie. Meer info op www.vib.be. 21 © VIB, Maart 2010 V.U.: Jo Bury, Rijvisschestraat 120, 9052 Gent 22