Administratief recht 2016 Linde De Koker ADMINISTRATIEF RECHT DEEL I 1 Administratief recht 2016 Linde De Koker Hoofdstuk I: basisbegrippen en centrale thema’s van het publiekrecht Afdeling 1. Inleiding: publiekrecht in een gelaagde rechtsorde Publiek recht: organisatie en optreden van de overheid + verhouding tussen burger en de overheid grondwettelijk recht bestuursrecht fiscaal recht procesrecht strafrecht ... Gelaagde rechtsorde: burger behoort tot verschillende overheidsverbanden (vb. gemeente, gemeenschap, Europa…) verschillende oorsprongen van het recht Grondwettelijk- en bestuursrecht waren eerst uitsluitend voor nationale overheid Nu vinden we dit op alle niveaus alle niveaus worden bestudeerd + de verschillende overheidsverbanden Administratief recht is overal Vb. drinkwatervoorziening, VRT, energie, vuilnisophaling, wegennetwerken Vb. Intercommunales: vereniging van gemeenten om belangrijke dingen te regelen Vb. Dioxidecrisis: te veel dioxide in de voeding grote paniek (vooral omdat men niet duidelijk kon zeggen vanwaar het kwam) oprichting van het voedselagentschap om de voedingsketen transparanter wordt gemaakt. Afdeling 2. De GW beperken van de overheidsmacht door middel van verticale machtenscheiding = machtenspreiding tussen verschillende territoriaal omschreven overheden in de gelaagde rechtsorde ( verschillende overheidsverbanden vb. Gemeenschappen, Gewesten,… ) Federalisme: verdelen van bevoegdheden over autonome rechtsordes Decentralisatie: centrale overheid kent bevoegdheden toe aan ondergeschikte lokale besturen regels vaak opgenomen in de grondwet niet enkel centrale overheid heeft grondwet (vb. Duitse Länder hebben ook een grondwet) constitutioneel pluralisme instemming der geregeerden: verticale machtenscheiding versterkt het democratisch gehalte van de besluitvorming OMDAT er meer beïnvloeding van de burgers is subsidiariteitsbeginsel: hogere overheden moeten zich niet inlaten met zaken die ook door de lagere overheden afgehandeld kunnen worden (zeker bij verschillende geografisch gespreide groepen) 2 Administratief recht 2016 Linde De Koker §3 enkele belangrijke classificaties C grondwet en staatsvorm Staatsvorm: wijze waarop verhoudingen worden geregeld en bevoegdheden worden verdeeld tussen verschillende overheden in een gelaagde rechtsorde bouwt voort op verticale machtenscheiding er zijn 3 types staatsvormen. Deze indeling is echter slechts theoretisch: niet alle kenmerken zijn steeds aanwezig en soms worden kenmerken van verschillende types gecombineerd. Elke staatsvorm bevindt zich dus op een glijdende schaal tussen zelfstandigheid en integratie van de deelnemende overheidsverbanden Soevereiniteit: hoogste macht/gezag die zelf niet aan een hogere macht is onderworpen extern: onafhankelijk van andere staten en bovenstatelijke verbanden intern: hoogste rechtsbevoegdheid binnen een overheidsverband = kompetenz-kompetenz (bevoegdheid van de bevoegdheid): deze beslist over de verdeling van de bevoegdheden vb. in een federale staat is de bevoegdheidsverdeling opgenomen in de federale GW de ultieme macht ligt bij de federatie a eenheidsstaat, centralisatie en decentralisatie EENHEIDSSTAAT: soevereiniteit ligt onverdeeld bij het centrale niveau gecentraliseerd: alle bevoegdheden worden uitgeoefend door instellingen/organen van hetzelfde centrale bestuur MAAR: deconcentratie (overdragen van bepaalde taken naar lagere instanties/ ambten) is mogelijk o geen rechtspersoonlijkheid (deze zijn deel van het centrale niveau) o hiërarchisch toezicht door het centrale niveau gedecentraliseerd: er zijn ondergeschikte besturen die geen onderdeel vormen van centrale overheid. Deze hebben bepaalde bevoegdheden (omschreven in de GW), maar blijven onderworpen aan het centrale niveau bij het uitoefenen van deze bevoegdheden. Hiernaast hebben hun regels geen kracht van wet o eigen rechtsPH o administratief/ bestuurlijke toezicht door het centrale niveau 2 soorten: o territoriale: Algemeen omschreven bevoegdheden worden toegekend aan overheden die voor een bepaald grondgebied bevoegd zijn doorgaans gebaseerd op politieke vertegenwoordiging (is het laagste niveau van democratische inspraak vb gemeenten en provincies o functionele: Specifieke bevoegdheden worden toegekend aan overheidsdiensten die in een bepaald beleidsdomein bepaalde expertise hebben Zorgt voor meer efficiënte en van politieke instelling onafhankelijke besluitvorming te hebben 3 Administratief recht 2016 Linde De Koker OPM: centralisatie en centrale overheid slaat op: gezagsstructuur: centrale overheid (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht) ↔ lokale gedecentraliseerde besturen (provincies gemeenten) organisatiebeginsel: provincies en gemeenten zijn ook centraal georganiseerd: centrale administratie staat ten dienste van de politieke organen bij het uittekenen en uitvoeren van het lokale beleid ook deze besturen kunnen gedecentraliseerd en gedeconcentreerd worden verzelfstandiging: er wordt beroep gedaan op min of meer zelfstandige diensten om te kunnen beantwoorden aan complexe en technische taken federalisme en decentralisatie sluiten elkaar niet uit, maar zijn complementair. Bevoegdheid van de organieke wetgeving van lokale besturen en het bestuurlijke toezicht op hun overheidsoptreden kan ook overgedragen worden aan gefedereerde entiteiten/deelstaten. b federalisme federatie: afgebakende deelgebieden van een groter federaal geheel hebben autonome bevoegdheden federale staat: bevat een centraal niveau en deelstaten die een gezag uitoefenen op een bepaald deel van het grondgebied de deelstaten zijn autonoom: ze kunnen regels aannemen met kracht van wet en zijn niet onderworpen aan het toezicht van het centrale niveau het hoogste gezag (soevereiniteit) blijft berusten bij de centrale overheid (bevoegdheidsverdelende regels staan in de federale GW) MAAR: de deelstaten nemen wel deel aan het Kompetenz-Kompetenz, aangezien zij vertegenwoordigd zijn in de federale instellingen (nl. de senaat) confederatie: is een internationaal samenwerkingsverband van soevereine staten, waarbij het hoogste gezag bij de deelnemende staten ligt (deze kunnen namelijk hun bevoegdheden overdragen naar de instellingen van de confederatie) juridische grondslag is een verdrag (geen GW), waarvoor de toestemming van alle verdragspartijen nodig is om gewijzigd te kunnen worden. De kompetenzkompetenz ligt dus bij de deelstaten recht van secessie: de staten kunnen eenzijdig uit de confederatie treden federale unie/ federatie van staten: dit is een federaal samenwerkingsverband dat een tussenvorm is van de twee vorige vormen. Hierbij kan vaak moeilijk vastgesteld worden wie over de ultieme beslissingsbevoegdheid beslist. OPM: Sommigen zeggen dat de EU een confederatie is, anderen zeggen dat het een federale unie/ federatie van staten is. 4 Administratief recht 2016 Linde De Koker afdeling 3. het bestuur: basisbegrippen en centrale thema’s §0 begrip en evolutie van het bestuur A begrip Trias politica (scheiding der machten): Montesquieu: de drie machten (rechterlijke, uitvoerende en wetgevende) moeten elkaar in evenwicht houden (controleren) zonder zich te veel in de andere te mengen Checks and balances: In de VS is er een heel strikte scheiding, maar wel onderlinge controlemechanismen tussen de verschillende machten vb. vetorecht van de president ten opzichte van de wetten van het congres vb. 2/3e van het congres kan dit veto ongedaan maken Locke: elke macht moet zich met zijn eigen zaken bezighouden. Hoe groter de machtenscheiding en onafhankelijkheid is, hoe beter. Franse GW: rechter mag de wetten niet aan de GW toetsen (enkel het GWH mag dit) Fresco laat enerzijds zien dat de machten niet helemaal van elkaar losstaan, en toont tegelijk de beginselen van behoorlijk bestuur Het bestuursbegrip is in beginsel voorbehouden voor de uitvoerende macht MAAR: lokale besturen (gemeenten en provincies) behoren ook tot het bestuursbegrip en zijn geen uitvoerende macht. Administratieve/ bestuurlijke rechtscolleges behoren tot de uitvoerende macht, maar vervullen een rechtsprekende functie en behoren dus niet tot het bestuursbegrip. Het bestuur vervult niet enkel taken van tenuitvoerlegging1. Er zijn ook bestuurshandelingen met een normatieve (materieel wetgevende) inhoud. vb. GAS-boete Dit boek bespreekt de regels die algemeen gelden voor de organisatie en de werking van deze bestuursorganen en -instellingen en voor de beslechting van administratieve geschillen 1 De uitoefening van uitvoerende taken is geen monopolie van de uitvoerende macht vb. wetgevende: werft personeel aan vb. rechterlijke: legt een tuchtmaatregel op aan een magistraat 5 Administratief recht 2016 Linde De Koker B geschiedenis 2E HELFT VAN DE 19E EEUW: overheid neemt meer taken op overheidsapparaat bouwt steeds sterker uit burgers en ondernemingen komen dagelijks in contact met overheidsadministratie (vb. openbaar vervoer), waarbij het bestuur normerende, uitvoerende en/ of rechtsprekende bevoegdheden vervult VROEGER - MAX WEBER: bureaucratie is de typische organisatievorm van de moderne staat Rationaliteit (efficiënt en doelmatig gebruik van middelen en gelegitimeerde macht) en depersonalisering van onderlinge verhoudingen (tegen vriendjespolitiek,…) staan centraal Gaat uit van het primaat van het politiek en het principe dat de minister (ipv de ambtenaar) zich moet verantwoorden in het parlement. Politiek en ambtenarij hebben een strikt onderscheiden takenpakket: minister legt de administratie zijn wil op en de administratie voert deze uit NU: Bureaucratie wordt als negatief gezien andere administratiemethoden met als doel: modernisering naar het beeld van private ondernemerschap (rationelere besteding van middelen, resultaatgerichte en klantvriendelijke aanpak) verzelfstandiging: beroep doen op gespecialiseerde diensten en instellingen met een publiek- of privaatrechtelijke vorm (met een zekere autonomie) en meer en meer taken afstoten en privatiseren VERTICALE MACHTSVERDELING elk bestuursniveau staat in verhouding tot de andere bestuursniveau en heeft een eigen administratie (1 centrale administratie is niet meer zaligmakend) RESULTAAT: een complexe organisatievorm met verschillende bestuursniveaus met telkens een centraal en hiërarchisch georganiseerde administratie §1 verhouding tussen regering en administratie en belang van administratieve rekenplichtigheid A voorrang van de politiek In de meeste landen bestaat de centrale administratie uit verschillende en zeer verscheidene (oude en recente) overheidsdiensten met verschillend personeel, procedures, regels… Men kan dus niet echt spreken van 1 homogene administratie Diensten zijn hiërarchisch gestructureerd met aan het hoofd een topambtenaar die onder het gezag staat van een minister (regering is ook ingedeeld zoals de administratie) De onderlinge verhouding tussen politieke gezagsdragers en de administratie is in de politieke wetenschap een veelbeschreven spanningsveld: Politisering van de ambtenarij: normaal is de administratie een instrument voor de regering, maar in grote landen zijn de administraties grote gespecialiseerde en permanente equipes die zorgen voor continuïteit en hun stempel op het beleid zetten 6 Administratief recht 2016 Linde De Koker de ministers zijn afhankelijk van de verkiezing en daardoor dus van de informatie die zij krijgen via hun administratie politieke verantwoordelijkheid voor wat fout gaat rust bij minister of de regering bij een gebrek aan politieke steun (in een motie van wantrouwen) kunnen deze tot ontslag gedwongen worden (gebeurt vaak door de eigen partij na een crisis) vb. ontsnapping Dutroux minister van justitie neemt ontslag vb. dioxidecrisis minister van landbouw en volksgezondheid nemen ontslag Het succes van het beleid is afhankelijk van de administratie regering wilt controle op de administratie en doet dat via volgende technieken: Spoils system (VS – 19e E): de nieuwe president kan de volledige administratie vernieuwen in de VSnieuwe president kon de top/ volledige administratie vervangen Meritssysteem: niet iedereen mag worden aangesteld voor de administratie. Men moet bewijzen dat men een aantal verdiensten heeft (vergelijkend examen voor ambtenaren) Partijpolitisering van de administratie: afspraken tussen de politieke partijen vandaag de dag verloopt de depolitisering van de ambtenaren via objectieve procedures en onafhankelijke selectiebureaus, MAAR: de benoeming leidt nog wel tot politieke patstellingen (situaties waar geen mogelijkheid meer is) ministeriële kabinetten: bestaat uit naaste medewerkers van de minister (vaak vroegere ambtenaren) die het vertrouwen genieten van deze minister ze slaan een brug tussen de politiek en de administratie B administratieve rekenplichtigheid Administratieve rekenplichtigheid/ accountability staat meer dan ooit centraal. = administratie is verplicht om rekenschap af te leggen over hun genomen beslissingen en kan verantwoordelijk gesteld worden voor wat er misgaat. rekenschap/verantwoording afleggen Openheid van zaken: minister en burgers krijgen inzicht in het beleid en de motieven (sinds ’90 verankerd in de wetgeving) audits, rapporten en jaarverslagen afgeven aan de minister, kamer en externe inspectiediensten en toezichtsorganen loyauteitsverplichting van de ambtenaar tov minister: spreekrecht/plicht ipv zwijgplicht verantwoordelijkheid (Administratieve en tuchtrechtelijke) bij verkeerd handelen/ plichtverzuiming ambtenaren kunnen voor de strafrechter gedaagd worden£ Ombudsfuncties: burgers kunnen een klacht uiten. De ombudsman doet dan een intern en extern onderzoek en probeert een oplossing te vinden via bemiddelen. BE: federale, deelstatelijke, provinciale, stedelijke ombudsman + ombudsman voor elk overheidsbedrijf en voor specifieke domeinen 7 Administratief recht 2016 Linde De Koker kan leiden tot een overlapping van bevoegdheden en minder zichtbaarheid van de functie §2 verreikende overheidstussenkomst Vanaf het midden van de 19e eeuw is er een systematische uitbouw van de overheidstussenkomst: 1. 19e E: uitbouw van de sociale staat en openbare nutsvoorzieningen 2. WOII: uitbouw van de verzorgingsstaat (sociaal vangnet, welvaart & welzijn, publieke voorzieningen…) 3. Verstedelijking en bevolkingsgroei: planmatig omgaan met grond en ruimte 4. Technische ontwikkelingen en industrialisering: focus op werknemersveiligheid en milieu 5. Rampen en crisissen: noodplannen, beschermingsmaatregelen en verstrengd toezicht A algemeen en bijzonder bestuursrecht Bijzonder bestuursrecht: rechtsregels die de verschillende bestuursdomeinen beheersen vb. ruimtelijke ordening, overheidsopdrachten, ambtenarenrecht, milieurecht,… Algemeen bestuursrecht: gemeenschappelijke vraagstukken mbt al deze domeinen vb. verschijningsvormen, algemene regels en beginselen van het bestuur, verhouding tussen de besturen,… vb. rechtsbescherming van de burger tov de overheid (steeds meer nodig door meer overheidstussenkomst) B ontbreken van codificatie van het algemeen bestuursrecht Codificatie ligt niet voor de hand Regels zijn verspreid over allerlei normen (supranationaal, grondwet, gewone wet, reglementen…), fundamentele beginselen en leerstukken zijn verspreidt over verschillende rechtsleer en rechtspraak op welk bestuursniveau moet er gecodificeerd worden? Nog complexer in federale staten, waar de bevoegdheden verspreid liggen over de federale en regionale bestuurslagen (opm: het is nog steeds belangrijk dat men aandacht besteed aan harmonisatie en coördinatie van al deze regels) Europees bestuursrecht: o Regels en beginselen die de organisatie en werking van het bestuur van de EU regelen o Instrumenten die (on)rechtstreeks doorwerken in het nationale bestuursrecht heel tastbaar bij richtlijnen die omgezet moeten worden in nationaal recht gebeurd ook door het EVRM MAAR: In Nederland is er de ‘Algemene Wet Bestuursrecht’. Het bestuursrecht wordt sterk vereenvoudigd en gestroomlijnd en de rechtspraak wordt verankerd in 10 boekdelen, wat leidt tot meer rechtszekerheid. Het blijft echter nog steeds moeilijk om alles te omvatten. In Duitsland is er de algemene codex bestuursrecht. Dit werd echter opgesteld voor de toename van het EU-recht, waardoor het nog steeds niet allesomvattend is. 8 Administratief recht 2016 Linde De Koker §3 bijzondere prerogatieven en verplichtingen van het bestuur Doel van het bestuur is het algemene belang (bestuursbevoegdh zijn steeds doelgebonden) Discretionaire vs gebonden bevoegdheden discretionaire: zekere appreciatieruimte (vb. ruimtelijke ordening) gebonden: geen appreciatiebevoegdheid (vb. isolatiesubsidie) hoe groter de appreciatieruimte, hoe afstandelijker/marginaler de rechterlijke controle is Bestuursrecht als uitzonderingsrecht: algemene belang > private belang. Het bestuur heeft een bijzondere positie, wat duidt op een fundamentele ongelijkheid tussen de overheid en de burgers Bij haar handelen en het sluiten van overeenkomstenonderworpen aan specifieke verplichtingen en beperkingen (vb. beginselen van behoo beginselen van behoorlijk bestuur uitdrukkelijke motiveringsplicht wetten op de openbare dienst: benuttigingsgelijkheid: beginsel van gelijkheid en non-discriminatie continuïteitsbeginsel: openbare dienst mag niet worden lamgelegd stakingsrecht geldt niet algemeen vb. afvalophaling moet blijven gebeuren vb. geen stakingsrecht voor politie veranderlijkheidsbeginsel: bestuur moet openbare dienstverlening kunnen aanpassen aan de veranderende omstandigheden in de SL van gemeen recht afwijkend recht vb. begrippen hebben een andere betekenis (vb. erfdienstbaarheid), vb. overheidsgoederen hebben specifieke regels vb. overheidspersoneel heeft een ander statuut 9 Administratief recht 2016 BEVOORRECHTE POSITIE VAN HET BESTUUR Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen: handeling van het bestuur met de wil om rechtsgevolgen voort te brengen tov anderen geen instemming vereist≠ louter feitelijke handelingen die geen rechtsgevolgen beogen (vb slopen van een gebouw) verregaande inmenging in private of ondernemingssfeer (onteigening, stilleggen van hinderlijke activiteit, sancties, …) kracht: o verbindende: geen toestemming nodig van de bestuurde bestuur kan rechten en plichten opleggen o dwingende: (privilège du préalable) handelingen zijn bindend zonder rechtelijke toetsing = gevolg van gezagsuitoefening (art 105 en 108 GW): burgers moeten eerst gehoorzamen en dan protesteren ≠ vermoeden van conformiteit o uitvoerbare kracht (privilège de l’exécution d’office): handeling is uitvoerbaar zonder voorafgaande tussenkomst van de rechter ≠ gedwongen uitvoering ↔ privaatrecht: wilsautonomie (rechtstoestand kan niet eenzijdig gewijzigd worden) Bijzonder statuut van de overheidsgoederen: niet alle overheidsgoederen zijn voor beslag vatbaar of kunnen failliet verklaard worden Linde De Koker VERPLICHTINGEN VAN HET BESTUUR Bijzondere procedures, vormvoorschriften, regels en beginselen vb. wetten op openbare dienst, algemene beginselen van behoorlijk bestuur, begrotings- en boekhoudingsregels bestuur heeft selectie- en gunningscriteria vb. om contractspartijen en personeel objectief te kiezen Formele en materiële motiveringsplicht: motieven moeten uitdrukkelijk opgenomen worden Regels inzake openbaarheid van bestuur verankerd in internationale en Europese teksten en de GW Interne en externe controles (vooraf advies), en hiërarchisch of bestuurlijk toezicht 10 Administratief recht 2016 Linde De Koker §4 evolutie naar een meer horizontale verhouding tussen bestuur en burger: inspraak en participatie Horizontalisering: Prerogatieven zijn nodig om het algemeen belang te behartigen, maar de uitzonderingspositie wordt meer en meer genuanceerd Participatie: het op vrijwillige wijze beïnvloeden van de besluitvorming van de overheid door particuliere actoren, op een door de overheid georganiseerde wijze. het nadeel van de representatieve democratie is dat de betrokkenheid van de burger (nodig voor het beleid en de uitvoering ervan) erg beperkt is participatie kan de legitimiteit, transparantie en efficiëntie verhogen (het resultaat komt namelijk voort uit een overlegd en breed gedragen totstandkomingsproces) ALS de burgers op tijd en doeltreffend worden betrokken representativiteit: hoe kunnen alle lagen van de bevolking betrokken worden? (Ook de passieve burgers) Civil society: Burgers groeperen zich in politieke partijen en in allerhande (gedifferentieerde Europese, nationale en internationale) organisaties welke moeten er betrokken worden? o Voorrang aan respresentativiteit (organisaties moeten zo gestructureerd zijn dat ze de burgers naar buiten vertegenwoordigen), rekenplichtigheid en transparantie (ze moeten relevante informatie verzamelen en verspreiden) deze vereisten mogen echter niet in conflict komen met de vrijheid van vereniging en de toegang tot deelname aan het publieke debat. Geen algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dat tot participatie van burgers verplicht, wel hoorplicht en regels die het bestuur verplicht om (een afgebakend deel van ) de bevolking collectief te betrekken bij besluitvorming op alle bestuursniveaus recht op inspraak bij milieubeslissingen in het verdrag van Aarhus (UNICE): heeft een ruim toepassingsgebied en slaat op specifieke activiteiten en op plannen, programma’s, beleid… openbaar onderzoek voor opmaak van ruimtelijke structuur- en uitvoeringsplannen meer algemene participatievormen binnen lokale besturen: burgers kunnen verzoeken voorstellen en vragen over de gemeentelijke beleidsvoering en dienstverlening laten inschrijven op de agenda ligt in OCMW-decreet vast alternatieve geschillenbeslechting tussen burger en overheid: o bemiddeling: partijen proberen zelf vrijwillig tot een oplossing te komen mbv een onafhankelijke en onpartijdige bemiddelaar is nog niet omarmd in bestuurszaken in de Belgische wetgeving is een oplossing voor gerechtelijke achterstand bij de RvSt en de beperkte bevoegdheden van de RvSt o ombudsman: schort de beroepstermijn van 60 dagen op (met maximum 40 dagen) en is wel omarmd in de procedure van de RvSt 11 Administratief recht 2016 Linde De Koker Afdeling 4: enkele centrale thema’s/vraagstukken van het publiekrecht §2 rechterlijke controle op wetgevende en uitvoerende macht iedereen is onderworpen aan de GW. Wie ziet erop toe dat deze gerespecteerd wordt? ingewikkeld dilemma raakt aan de machtenscheiding en de democratie. checks and balances: gevaar voor machtsmisbruik is groot, dus een toezicht is toegestaan Rechterlijk toezicht op het bestuur? o Wat: Toetsing aan hogere normen (grondwet, EU…) o Wie: hoven en rechtbanken (jurisdictioneel monisme) ↔ administratieve rechtscolleges (jurisdictioneel pluralisme) o intensiteit: wettigheids- /regelmatigheidstoezicht ↔ opportuniteitscontrole Rechtelijke toezicht op de grondwettigheid van wetgeving? Marbury vs Madison (1903): Het is de taak van de rechter om de grondwettigheid van de wetgeving na te gaan. 1. Doel van de GW is het beschrijven en beperken van de bevoegdheden van de wetgever en de GW staat hiërarchisch bovenop. Het is dus niet juist dat de wetgever deze GW zomaar naast zich neer zou kunnen leggen. 2. Het is de taak van de rechter om te kijken of wetgeving in overeenstemming is met de GW en indien dit niet het geval is de wetgeving ongrondwettig te verklaren vaak bekritiseerd, vooral stap 2: dit is niet noodzakelijk de taak van de rechter. Wiens bevoegdheid het is is een rechtspolitieke vraag van wie de meest efficiënte bescherming geeft. o Rechtbank: deze is niet rechtstreeks verkozen en dus onafhankelijk van de kiezers + is meer gespecialiseerd o Wetgever: deze is rechtstreeks verkozen en heeft dus een bijzonder democratisch gezag De meeste constitutionele democratieën voorzien in een vorm van grondwettigheidscontrole (behalve nl) o Centraal: speciaal grondwettelijk hof met een monopolie o Diffuus: elke rechter kan zich uitspreken, maar er is een hoogste rechter Hoe dient de rechter deze bevoegdheid uit te oefenen? §3 afbakening van het overheidsbegrip en vervagende grens tussen publiek en privaat Groeiend wantrouwen ten opzichte van het overheidsapparaat nieuw overheidsdenken dat aansluit bij de principes van privaat ondernemerschap en vrije marktdenken vb. overheid moet specialiseren, partnerschappen aangaan, in concurrentie treden,… 12 Administratief recht 2016 Linde De Koker governance ipv government: in plaats van alles tot in detail te regelen, stelt de overheid grote lijnen op en creëert voorwaarden voor de regeling opm: oorzaken van de financiële crisis tonen aan dat de overheid waakzaam moet blijven Criteria om de grens tussen privaat en publiek af te lijnen - Organiek: hoedanigheid van personen - Inhoudelijk: functie van de rechtsregels - Instrumenteel: gehanteerde technieken Onderscheid wordt moeilijker Bestuurlijke verzelfstandiging (door een diffuser overheidsbegrip) Publieke taken worden overgelaten aan private rechtspersonen of publieke/private rechtsvormen met imperiumbevoegdheden (bevoegdheid om eenzijdig bindende beslissingen te nemen) vb. B-post oefent naast taken van openbare dienst (postdienst) ook commerciële activiteiten (reclame) uit bij de 1e activiteit hebben ze een imperiumbevoegdheid en zijn ze een overheidsinstelling, bij de 2e activiteit niet. Bijzondere regels worden van toepassing op privaatrechtelijke rechtspersonen vooral op EU-recht, maar ook op de administratieve overheid (is bepalend voor de bevoegdheid van de RvSt, maar ook voor het toepassingsgebied vd bestuurswetg) Overheid hanteert privaatrechtelijke technieken om publieke doelstellingen te verwezenlijken is onderworpen aan regels voor private verhoudingen vb. privaatrechtelijk instrumentarium, publiek-private samenwerking (risico wordt gedeeld tussen publieke overheden en private personen) Een aantal bijzondere regelingen worden steeds vaker in twijfel getrokken vb. afwijkend statuut van statutaire overheidspersoneel 13 Administratief recht 2016 Linde De Koker Hoofdstuk II bronnen van het publiekrecht Afdeling 1: inleiding Het publiekrecht heeft een gelaagd karakter, met verschillende overheidsniveaus in dit hoofdstuk worden de historische, filosofische en juridische basiskenmerken van de verschillende bronnen besproken meerdere instellingen, organen en overheden zijn vaak bevoegd om een norm uit te vaardigen. Deze normen staan soms met elkaar in conflict. Wanneer we bestuderen hoe deze verschillende rechtsregels zich dan tot elkaar verhouden, hanteren we de hiërarchie der normen. I Internationaal en supranationaal recht Suprematie van het internationaal en supranationaal recht is algemeen aanvaard Internationaal: vb. Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (25 juni 1998) Supranationaal: vb. Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het hergebruik van overheidsinformatie EU-Recht o Primair: verdragen (VEU, VWEU, HGEU) o Secundair: verordeningen, richtlijnen, besluiten (art 288 VWEU) vb. EVRM Raad van Europa (46 lidstaten) Supranationaal karakter: klachten, toezicht door EHRM II Grondwet = Geheel van fundamentele regels over de organisatie en beperking van het overheidsgezag Koning als hoofd van de (federale) uitvoerende macht kan regelementen en verordeningen uitbrengen (art 37 GW) o koning heeft enkel toegewezen bevoegdheden (art 105 GW) o koning voert de wetten uit en neemt hiertoe de nodige besluiten en verordeningen (art 108 GW) o koning benoemt de ambtenaren en bepaalt hun statuut (= verordenende bevoegdheid) (art 107 GW) Alle machten worden uitgeoefend op de wijze bij Grondwet bepaald: eenheid van verordenende bevoegdheid (art. 33 en 108 GW) bevoegdheden van de Koning mag niet gedelegeerd worden, maar de ministers hebben vaak ook verordenende bevoegdheid. Recent heeft het hof aanvaard dat delegatie mogelijk is onder strikte voorwaarden (nl. detailmaatregelen) 14 Administratief recht 2016 Linde De Koker o territoriale decentralisatie (Art 41 GW + art 162-166 GW) vb. Art 41: gemeenteraden/provincieraden regelen zaken in het gemeentelijk of provinciaal belang o Functionele decentralisatie (voor de federale overheid) is niet geregeld in de GW Fundamentele rechten in relatie burger-bestuur o Art 10&11 GW: gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel o Art 16 GW: bescherming van het eigendomsrecht (voorziet de voorwaarden voor een onteigening, waarbij het eigendomsrecht van een bepaald goed overgaat naar de overheid) o Art 32 GW: openbaarheid bestuursdocumenten Rechtsbescherming: o Art 144-145-146 GW: bevoegdheidsverdeling tussen burgerlijke en administratieve (vb. Raad van State) o Art 158: rol van Hof van Cassatie als scheidsrechter in attributieconflicten o Art 159: exceptie van onwettigheid o Art 160-161: Raad van State en administratieve rechtscolleges De gewapende macht (titel VI) Art 184 GW: organisatie en bevoegdheden politiedienst III Wet, decreet en ordonnantie = akten die uitgaan van verschillende wetgevende machten 2e hoogste norm binnen België. Bevat onder andere regels over de federale staatstructuur (BWHI), over de organisatie van verkiezingen (Kieswetboek), deelstatelijke materies (Provincie- en gemeentedecreet, Kaderdecreet bestuurlijk beleid),… MATERIËLE WET (=rechtsregel): elke regel uitgevaardigd door een overheid met een algemeen en onpersoonlijk karakter die van toepassing is op een onbepaald aantal gevallen Zijn vaak ook formeel, maar niet altijd vb. verordeningen van de uitvoerende macht FORMELE WET: regel of akte die is uitgevaardigd door de wetgevende macht (parlementair assemblee van bij algemene verkiezingen verkozen volksvertegenwoordigers) o regels van de federale wetgevende macht (Koning + kamer (+senaat)) o decreten en ordonnanties van de deelstaten (parlement + regering) zijn meestal ook materieel, maar niet altijd vb. naturalisatiewetten (art 9 en 74, 1° GW) vb. begrotingswetten (art 74, 3° en 174 GW) Belang van onderscheid: Beroep bij Hof van Cassatie is enkel mogelijk voor materiële wetten (art 608 Ger W) Voorafgaand advies afdeling wetgeving RvSt is enkel nodig voor materiële wetten 15 Administratief recht 2016 Linde De Koker Een uitsluitend formele wet is niet genoeg als wettelijke grondslag voor een reglementair besluit In België is er geen algemene wet/decreet bestuursrecht het is een amalgaam van wetgeving dat specifieke aspecten van algemeen/bijzonder bestuursrecht regelt, verspreid over verschillende bestuursniveaus Territoriale decentralisatie: o Nieuwe Gemeentewet (24 juni 1988), Provinciewet (30 april 1836) o Gemeentedecreet (Vl.) (15 juli 2005), Provinciedecreet (Vl.) (9 december 2005) Openbaarheid bestuursdocumenten: o Wet betreffende de openbaarheid van bestuur (11 april 1994) o Decreet betreffende de openbaarheid van bestuur (26 maart 2004) IV algemene rechtsbeginselen (met wettelijke waarde) Ruime zin: ethische, staatkundige, socio-economische of culturele basisbeginselen die ten grondslag liggen aan de gehele rechtsorde, maar zelf (nog) geen recht zijn Enge zin: bovenstaande beginselen die afdwingbaar gemaakt zijn bij wet en/ of rechtspraak Opm: soms wordt een onderscheid gemaakt tussen de rechtsbeginselen met wettelijke waarde (deze beginselen) en die met grondwettelijke waarde. De laatste categorie staat boven de wet in de hiërarchie der normen en valt onder de bevoegdheid van het GWH. Voorbeelden zijn het rechtszekerheidsbeginsel, het verbod op inbreuken op in kracht van gewijsde gegane beslissingen,… over deze indeling is er echter veel kritiek A beginselen van behoorlijk bestuur Ongeschreven regels die zich richten op het (actief) bestuur op alle overheidsniveaus. Repressieve functie: De rechter krijgt de mogelijkheid om een behoorlijkheidscontrole uit te oefenen. Deze zal zich er vooral op beroepen wanneer het bestuur niet door een concrete regel is gebonden, maar wel over een zekere discretionaire bevoegdheid beschikt. regels hoe het bestuur moet handelen Preventieve functie: burger wordt beschermd tegen willekeur. Zijn vooral ontwikkeld in de rechtspraak van de RvS Hebben een aanvullende werking bij leemtes of onduidelijkheden in de wet hebben doorgaans een wettelijke waarde, maar primeren soms toch op de wet Vb. zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel, hoorplicht, vertrouwensbeginsel… B Beginselen van behoorlijk burgerschap Staan rechtsgevolgen op vb. binnen een bepaalde termijn bepaalde info verlenen aan het bestuur V Besluiten en verordeningen = akten die uitgaan van de verschillende uitvoerende machten en gedecentraliseerde besturen en diensten 16 Administratief recht 2016 Linde De Koker REGLEMENTAIRE BESLUITEN/ VERORDENINGEN Formuleren een rechtsregel hebben een algemene draagwijdte (en zijn dus materiële wetten) KB’s + besluiten van de gemeenschaps- en gewestregeringen MB’s en besluiten van de individuele leden van de regeringen van de deelstaten Vb. MB houdende vaststelling van de verboden lijst (Vl) (27 november 2012) Besluiten van gedecentraliseerde besturen en diensten INDIVIDUELE BESLUITEN ORGANIEKE BESLUITEN passen een rechtsregel toe op organiseren een openbare dienst (en een concrete situatie zijn dus institutioneel van aard) vb. GAS-sanctie die wordt opgelegd aan een specifieke burger Federaal wordt dit uitgeoefend door de Koning (art 108 GW), maar er kunnen ook extra bevoegdheden uitdrukkelijk worden opgedragen (art 105 GW) Deelstatelijk wordt dit uitgeoefend door de regering (art 20 BWHI), maar er kunnen ook extra bevoegdheden uitdrukkelijk worden opgedragen (art 78 BWHI) Om geldig te zijn, moet een KB medeondertekend worden door een minister, die volledig politiek verantwoordelijk is (art. 106 GW) eenheid van verordenende bevoegdheid (art. 33 + 108 GW), maar aanvaard voor bijkomende, aanvullende detailmaatregelen (kan overgelaten worden aan individuele ministers, want het is detailwerk) opm: ook staatssecretarissen kunnen besluiten nemen (= besluit van de staatssecretaris) opm: omzendbrieven van ministers of leidende ambtenaren: nota die aangeeft hoe zij vinden dat de wet moet worden toegepast of geïnterpreteerd soms verordenende bevoegdheid (=verordenende omzendbrief) territoriaal: Art. 41, 1ste lid GW provinciale en gemeentelijke reglementen en politieverordeningen Functioneel: bevoegdheid is niet afgeleid uit de GW, maar wordt soms toch toegekend vb. o CREG, FSMA (nationale toezichthouder op financiële sector), RIZIV (dienst uitkeringen), … o hebben ook verordenende bevoegdheid (kunnen regels, voorwaarden, sancties opstellen = wetgeving in materiële zin) o roept vragen op, aangezien deze niet op democratische vertegenwoordiging gebaseerd zijn 17 Administratief recht 2016 Linde De Koker VI Pseudowetgeving: Omzendbrieven, dienstennota’s Bij uitoefenen van discretionaire bevoegdheden heeft het bestuur de neiging krijtlijnen/ vaste patronen vast te leggen in regels = een bij besluit vastgestelde regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke geschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan De uitvaardiging steunt niet op wettelijke bevoegdheid en de regels hebben niet het karakter van wetgeving het is niet mogelijk dat deze regels wettelijke voorwaarden toevoegen of wijzigen MAAR: ze lijken wel op wetgeving Ze zijn gericht op bestuursorganen binnen de administratie, waarvoor ze gelden als aanbevelingen Ze zijn bindend voor ambtenaren, aangezien zij in het licht van het hiërarchisch beginsel moeten gehoorzamen aan de hiërarchisch hoger staande ministers Ze zijn niet bindend tov van burgers of rechters, MAAR: o bevorderen wel de gelijke behandeling van deze burgers o burgers kunnen (volgens het Hof van Cassatie) wel rechten ontlenen aan omzendbrieven met algemene gedragsregels o rechters kunnen de beleidsregels onrechtstreeks wel opnemen in hun beoordeling: er moet worden nagegaan of de regel toepassing verdiende in een concreet geval via de beleidsregels 3 vormen van omzendbrieven: - Interpretatieve omzendbrieven: instructies met betrekking tot de interpretatie van wetten en besluiten rechter is niet verplicht deze interpretatie over te nemen (enkel de wet zelf kan een authentieke interprertatie geven van een wet) - Indicatieve omzendbrieven: Richtlijnen die de overheid voor zichzelf opstelt als leidraad voor het invullen van discretionaire bevoegdheden (appreciatieruimte) discretionaire bevoegdheid mag nog steeds niet ingevuld worden door deze omzendbrief - Verordende omzendbrieven: Nieuwe rechtsregel in de vorm van een omzendbrief PROBLEEM: aantal basisregels voor nieuwe rechtsregels worden genegeerd Aanvechtbaar voor de Raad van State Een omzendbrief is verordenend wanneer: o nieuwe rechtsregels aan de bestaande worden toegevoegd; o de overheid deze regels verplichtend wil stellen; o zij is uitgevaardigd en bekendgemaakt door de overheid die in de betrokken materie over verordenende bevoegdheid beschikt o en die de middelen bezit om de handhaving af te dwingen. 18 Administratief recht 2016 Linde De Koker VII Rechtspraak Bij afwezigheid van een algemeen wettelijk kader hebben verschillende leerstukken vorm gekregen in rechtspraak vb. intrekkingsleer (uit rechtspraak van RvSt), beginselen van behoorlijk bestuur, rechtmatige overheidsdaad VIII Gewoonterecht Vaste gedragslijn die door diegene die er aan onderworpen is als verplichtend wordt ervaren veel publiekrechtelijke regels zijn gewoonte recht, maar gelet op de uitgebreide regelgeving heeft het gewoonterecht slechts een marginaal belang bindende gewoonte: vloeit voort uit de algemene economie van de GW en is juridisch afdwingbaar. Het heeft echter slechts een aanvullend karakter en kan dus niet worden ingevoerd tegen de wet. vb. een ontslagnemende regering heeft als bevoegdheid enkel de lopende zaken vb. verbod van “in extremis” (last-minute voor de nieuwe verkiezing) beslissingen voor gemeenteraadsverkiezingen vb. geheimhoudingsplicht van de gesprekken tussen de koning en zijn ministers loutere gebruik: heeft slechts politieke (en geen juridische) gevolgen vb. wijze waarop de regering gevormd wordt en de rol van de koning hierbij rechtsvergelijkend: VK: regels die de macht van de Monarch beperken en die de relatie tussen het parlement en de regering regelen Fra: de bevoegdheidsverdeling tussen de President en de 1e minister VS: wijze waarop de president wordt verkozen IX Billijkheid ≠ contra legem (kan niet worden ingevoerd tegen de wet) Vb. ombudsdiensten vb. buitengewone schade die rechtmatig werd veroorzaakt door een administratieve overheid (art. 11 RvS-wet), … 19 Administratief recht 2016 Linde De Koker Hoofdstuk III: verhoudingen in de gelaagde rechtsorde Hoe verhouden de verschillende bestuursniveaus en hun rechtsnormen zich tot elkaar 3 niveaus: Internationaal, Europees en nationaal recht Verschillende rechtsnormen binnen de federale staat Centrale overheid en ondergeschikte besturen bij centralisatie en decentralisatie Afdeling 1: algemene begrippen VRAAG / VERHOUDING Geldigheid: zijn de regels van 1 rechtsorde geldig in een andere? Voorrang (=primacy) bij conflict tussen twee geldige regels Internationaal, Europees en nationaal recht MONISME DUALISME Bindend internationaal Internationaal recht is pas geldig verdrag maakt sowieso deel in de nationale rechtsorde na uit van de nationale omzetting door regel van rechtsorde nationaal recht Rechtstreeks validatie/ Onrechtstreekse toepassing (= direct validatie/toepassing applicability) Nationaal + internationaal Nationaal + internationaal recht recht vormt 1 geheel blijven gescheiden Opm: in de internationale rechtsorde staan de staten en andere volkenrechtelijke subjecten tegenover mekaar, terwijl de nationale rechtsorde de binnenlandse betrekkingen tussen de overheid en de rechtsonderhorigen onderling regelt Monisme: internationaal recht > nationaal recht Dualisme: klassieke conflictregels gelden de wet die het verdrag omzet in nationaal recht kan door een latere wet gewijzigd worden Verschillende rechtsnormen in de federale staat De geldigheidsvoorwaarden voor het recht staan in de GW Klassieke conflictregels: Hogere norm > lagere norm Federaal: Bundesrecht bricht landesrecht: federale recht > recht van de deelstaten Nevenschikking: de twee hebben gelijke rechtskracht 20 Administratief recht Kunnen particulieren de regel inroepen of is tussenkomst van een andere staatsmacht nodig? Onverenigbaarheid tussen 2 regels en 1 heeft voorrang Wie beantwoordt voorgaande vragen? 2016 Linde De Koker een regel heeft directe werking (= self-sufficient) wanneer deze voldoende volledig, duidelijk en onvoorwaardelijk is zodat de rechter ze meteen kan toepassen opm: gaat over de rol van rechter, de horizontale machtenscheiding en de legitimiteit van de rechterlijke controle Bevoegde autoriteiten moeten de regels buiten toepassing laten of vernietigen Antwoord verschilt tussen het hof van justitie en de nationale hoven (waar berust de soevereiniteit?) Een rechtsorde is autonoom/onafhankelijk wanneer ze zelfreferentieel is (zelf kan bepalen wat de normatieve kracht van een rechtsregel is) wanneer de voorrang van het EU-recht uit de GW vloeit, is deze de hoogste norm, als de voorrang uit het EU-recht zelf vloeit is het dit de hoogste norm De grondwet 21 Administratief recht 2016 Linde De Koker Afdeling 4: verhoudingen tussen de centrale overheid en de lokale besturen Er zijn verschillende autonome overheden (federaal en deelstatelijk) en ook lokale besturen Lokaal bestuur: kleinste territoriale bestuursniveau (staat heel dicht bij de burger) §1 nationale perspectieven §2 Belgisch perspectief A begrip territoriale decentralisatie B taken van gemeentelijk en provinciaal belang, medebewindstaken en taken van gemend belang In een federale staat hebben lokale besturen weinig bevoegdheid (deelstatelijke bestuursniveaus zijn weinig bereid bevoegdheden af te staan/te delen. Zij maken meestal een beleid en zien de lokale besturen als uitvoeringsniveau vlaanderen: tegenbeweging (gemeenten krijgen meer autonomie en slagkracht) C omvang en intensiteit van het bestuurlijk en rechterlijke toezicht 22 Administratief recht 2016 Linde De Koker DEEL III Hoofdstuk I bestuur: begrip, beginselen, verschijningsvormen en vormen van toezicht Afdeling 1: begrip “administratieve overheid” Onderscheid tussen (niet-)overheden is meestal duidelijk, maar niet altijd vb. KU Leuven VS UGent Overheid: Aandeelhouderschap/eigenaar behoort tot de collectiviteit Doelstelling van algemeen belang Publieke financiering Bevoegdheden: o handelingen die een particulier niet kan stellen vb. betogingsverbod, sluitingsuur cafés… o situaties toelaten die zonder vergunning niet worden toegelaten vb. marktvergunning, kermisvergunning… Beperkingen ten aanzien van particulieren (niet steeds dezelfde vrijheid) vb. regels en beginselen in verband met het openbaar ambt rest Er zijn definities voor specifieke wetgeving, maar er is geen algemene wettelijke definitie Administratieve overheid is voorbehouden voor instellingen van de uitvoerende macht o wetgevende (vb. naturalisatie) en rechterlijke (vb. tuchtbeslissingen tav magistraten) macht stellen ook bestuurshandelingen, maar zijn geen administratieve overheid opm: sinds 1999 zijn bepaalde beslissingen (personeels- en vergunningsbeslissingen) hiervan toch aan de wettigheidstoezicht van de RvS onderworpen o provincies en gemeenten zijn geen uitvoerende macht, maar wel administratieve overheden Overheidsorgaan (organisatie) VS overheidstaak (taak van algemeen belang/openbare dienst) valt niet noodzakelijk samen, maar als ze samenvallen is er onbetwistbaar sprake van een overheid 23 Administratief recht 2016 Linde De Koker Criteria (RvSt) Cumulatief? Niet alle criteria moeten voldoen zijn, maar 1 is ook niet steeds genoeg opm: sommigen zeggen dat enkel de eerste drie de criteria zijn 1. Oprichting door de overheid (organiek criterium) ruime interpretatie: ook bepaalde vormen van erkenning zijn geldig 2. Taken van algemeen belang of openbare dienst (blijkt uit een mate van betrokkenheid van overheidswege) functioneel criterium2: een overheidsbedrijf treedt enkel op als administratieve overheid wanneer ze taken van algemeen belang uitvoert vb. economische overheidsbedrijven (NMBS, Belgacom,…) 3. Controle of toezicht door de overheid door administratief of bestuurlijk toezicht Eenzijdig bindende beslissingsbevoegdheid: Bevoegdheid om eenzijdige beslissingen te nemen die derden binden zonder hun instemming wijst op deelname aan de openbare macht typerend kenmerk (komt enkel toe aan de overheid) essentieel?: er bestaat een tendens te besturen door middelen van privaat recht begrip is niet steeds duidelijk (men verplaatst de moeilijkheid van AM naar hier) VLAAMSE DOPINGTRIBUNAAL Het Vlaamse dopingtribunaal is opgericht om sporters te controleren. Wanneer iemand op doping betrapt wordt, kan het tribunaal deze mensen schorsen. Dit is een private rechtsvorm (nl. een vzw), dus wanneer deze imperiumbevoegdheid heeft, is dit volgens het arrest Ginvindus een administratieve overheid. MAAR: is er wel sprake van imperiumbevoegdheid? arrest Wickmayer - RvST: er worden eenzijdig bindende beslissingen genomen en er is dus een imperiumbevoegdheid HvC: de tuchtsanctie geldt enkel voor mensen die aangesloten zijn bij Vlaamse sportclubs en hebben dus enkel een interne werking (ze binden geen derden). Er is dus geen imperiumbevoegdheid volgens hen. enge interpretatie van ‘derde’ 4. Publiek- of privaatrechtelijke rechtsvorm lang geweerd als criterium, maar sinds Gimvindus-arrest wel relevant Cass. 14 februari 1997, Gimvindus: private rechtspersonen zijn een administratieve overheid, zolang ze over imperiumbevoegdheid beschikken (deze is doorslaggevend) vb. een sociale huisvestigingsmaatschappij is vaak een private maatschappij, maar voert wel taken uit van openbaar belang 2 Deze hebben geen organieke band met de overheid, maar zijn toch een bestuur door hun functie 24 Administratief recht 2016 Linde De Koker 5. Andere criteria financiering samenstelling van de beslissende organen wil van de wetgever. Toepassing vrij onderwijs Periode 1970-2000: handelen als overheid als de beslissingen gevolgen hebben voor toegang tot een welbepaald beroep RvS 13 februari 2001, Deschutter: de onderwijsinstelling moet een organiek verband hebben (en dus opgericht zijn door de overheid) om een administratieve overheid te zijn Cass. 6 september 2002: Een instelling die erkend is door de overheid, erdoor gecontroleerd wordt en imperiumbevoegdheid (eigen verplichtingen tov anderen eenzijdig bepalen en verplichtingen van die anderen eenzijdig vaststellen) heeft, is een administratieve overheid Cass. 6 september 2002, Leman: voor personeelsaangelegenheden wordt er niet aanvaard dat er imperiumbevoegdheid is (de aanstelling/benoeming gebeurd via een arbeiderscontract) BESLUIT: er is een grote onzekerheid het begrip “overheid” is afhankelijk van de betrokken regelgeving een rechtspersoon kan aan bepaalde bestuursrechtelijke regeling onderworpen zijn, maar niet aan anderen de vraagstelling heeft vooral geleidt tot rechtspraak rond de bevoegdheid van de RvSt, maar dit beeld is niet alles bepalend Voorbeeld KUL De universiteit wilt een nieuwe docent aanwerven. Na een bepaalde procedure wordt er gekozen voor een bepaalde kandidaat. Diegene die niet gekozen is, wilt weten welke motivatie hiervoor is en wilt beide dossiers inkijken (obv de wetgeving openbaarheid van bestuur). Als de KUL een bestuursinstantie is, zou ze hieraan moeten voldoen a. KUL is niet opgericht door de overheid (maar door privepersonen b. De KUL is niet in de werking bepaald of gecontroleerd door de overheid. er zijn wel decreten mbt kwaliteitsvol onderwijs en gelijkwaardigheid van diploma’s, maar volgens de Raad van State voldoet dit niet als controle (enge interpretatie van het bestuursbegrip – verlening van de overheid) c. Er is een taak van algemeen belang en imperiumbevoegdheid MAAR: dit is niet toepasselijk op personeelszaken volgens het arrest Leman de KUL moet niet toelaten de dossiers in te kijken Opm: Een ziekenhuis is afhankelijk van de overheid voor hun begroting. Hun keuzes om bepaalde zaken aan te kopen kunnen aangevochten bij de Raad van State (het zijn eenzijdig bindende beslissingen, die geen imperiumbevoegdheid zijn) 25 Administratief recht 2016 Linde De Koker Afdeling 2: rechtspersoonlijkheid Rechtssubject = houder van rechten en plichten Natuurlijke personen Rechtspersonen Zelfstandig verbintenissen aangaan, Optreden in rechte, … Aansprakelijkheid Toegekend door (wetgever zelf) of krachtens (wetgever bepaalt voorwaarden waaronder de rechtspersoonlijkheid tot stand komt) wet, decreet of ordonnantie o Deelstaten: bij bijzondere wet o Staat: volkenrechtelijk beginsel dat staten akkoorden/verdragen kunnen aangaan veronderstelt het kunnen hebben van rechten en plichten o Gemeenten: grond(wettelijke) status o NMBS/Bloso, VRT,…: wet/decreet o Autonome gemeente-/provinciebedrijven: krachtens decreet Opm: de rechtspersoon treedt op in het rechtsverkeer door natuurlijke personen (wie? Is de handeling van de minister toerekenbaar aan België?) diensten van eenzelfde rechtspersoon kunnen niet tegen elkaar procederen (personen kunnen wel procederen tegen hun rechtspersoon) Specialiteitsbeginsel: overheid mag enkel handelen binnen het kader de taken/opdrachten/doelen die hem zijn toevertrouwd is moeilijk te bepalen bij vage beschrijvingen Privaatrechtelijke Publiekrechtelijke Vennootschap (W. Venn. 7 mei 1999) Typische publiekrechtelijke bevoegdheden Vereniging, vzw, stichting (wet 27 juni 1921) Territoriaal gedefinieerde rechtspersonen: staat, gemeenschappen, gewesten… Mogelijk ook behartigen van algemeen Functioneel gedecentraliseerde instellingen belang Vormen van bestuurlijk toezicht Hoofdstuk II: contracteren met de overheid 26 Administratief recht 2016 Linde De Koker Afdeling 1: toepasselijkheid van het burgerlijk recht op al de overeenkomsten met de overheid §1 uitgangspunt: principiële toepasselijkheid van het burgerlijk recht? §2 overeenkomsten met een bijzonder wettelijk statuut §3 overeenkomsten waaraan de rechtsleer en rechtspraak een bijzonder statuut hebben toegekend A De domeinconcessies B Excursus: het statuut van de domeingoederen C De concessie van de openbare dienst §4 vrije keuze van de medecontractant? Afdeling 2: overheidsopdrachtenreglementering §1 historiek – algemeen a. Historiek b. Huidige wetgeving 1. Europees niveau 2. Belgisch recht §2 beginselen a. Algemeen b. Vaste prijs 1. Algemeen 2. Nuancering c. De mededinging §3 toepassingsgebied van de overheidsopdrachtenreglementering a. Algemene reglementering overheidsopdrachten 1. Ratione personae §4 de wijze van gunning a. Algemeen b. Het beroep op de onderhandelingsprocedure 1. Gevallen waarin een beroep kan gedaan worden op onderhandelingsprocedures zonder naleving van de bekendmakingsregels 2. Gevallen waarin een beroep kan gedaan worden op onderhandelingsprocedures mits naleving van de bekendmakingsregels c. De concurrentiegerichte dialoog §5 uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria a. Algemeen b. Betreffende de selectiecriteria c. Betreffende de gunningscriteria §6 de oproep tot mededinging 27 Administratief recht 2016 Linde De Koker a. Onderscheiden toepassingsregels naar gelang de Europese drempelbedragen al dan niet van toepassing zijn en naar gelang de aard van de diensten b. Wijze van oproep tot mededinging c. Het bestek §7 onderzoek naar regelmatigheid van de inschrijvingen §8 de motivering, kennisgeving, stand-still en sancties a. Motiveringsplicht b. Informatieplicht c. Wachttermijn §9 de eigenlijke gunning van de opdracht en de totstandkoming van de overeenkomst §10 de uitvoering van de overeenkomst 28