INTERVIEW Tekst: Edith Boeker | Foto’s: Jan Koops Rintje te Wies schrijft methode voor kinderkoor Stemvorming, gehoorvorming, solfège: bij het Roder Jongenskoor groeien ze er van meet af aan mee op. Misschien ook iets voor andere kinderkoren? Rintje te Wies ontwikkelt in samenwerking met de KCZB een methode voor de ontwikkeling van de kinderstem. “I k vind dat we kinderen soms een beetje onderschatten.” Hij formuleert het neutraal, maar zijn gezicht spreekt boekdelen. Rintje te Wies griezelt van de meezing-cd’s die hij bij zijn bezoekjes aan basisscholen tegenkomt. ‘Oemp! Oemp! Oemp!’ gaat de beat. “Een brei van klanken en vaak veel te laag voor een kinderstem. Die is hóóg hoor, luister maar eens op een schoolplein. Het snerpt door je gehoorgang.” Kinderen moet je het niet te moeilijk maken, wordt vaak gedacht. Ze houden van popmuziek en niet al te ingewikkelde liedjes die je zo kunt meezingen. Daar is 14 VC02 / 2016 Te Wies het dus niet mee eens. “Het is net als met wat je leert eten: je geeft kinderen toch ook niet alleen maar patat? Kinderen hebben goede oren aan hun hoofd, maar die moeten ze wel leren gebruiken.” In zijn eigen Roder Jongenskoor en het Kampen Boys Choir serveert hij stevigere kost. Over de zelf ontwikkelde methode From C to C, van cymbalist tot chorister, vertelde hij Vocaal vorig jaar al (VC02/2015). Met heel veel liedjes en oefeningen, zowel op de cymbaal als gezongen, groeien zijn zangertjes stap voor stap in muzikaal inzicht en INTERVIEW zelfstandigheid. Ze maken zelfs huiswerk. Methode voor kinderkoor Huiswerk? “Ja!” Hij lacht er vrolijk bij. “Je moet niet vergeten dat ze in een ontzettend leerbare fase van hun leven verkeren. Ze zijn gewend te memoriseren, ergens naartoe te werken en dan ook beoordeeld te worden.” Speel daarop in, wil hij maar zeggen. Vorig jaar november kwam Te Wies in de adviescommissie van de KCZB. “Een leven lang zingen, ik vind het een prachtig motto. Maar dan moeten we wel zorgen dat er goed materiaal is voor kinderen.” Dat idee viel in goede aarde en er wordt nu gewerkt aan een methode die geschikt is voor ieder kinderkoor. Dat gebeurt in een combinatie van een boek en een website. Liedjes en oefeningen kan je aanbieden op papier, maar ook in een filmpje laten horen en zien. “Of ik speel een begeleiding in die je op verschillende toonhoogtes kan afspelen. Je begint in een comfortabele ligging, daarna kijk je of je dat gemak kan meenemen naar een andere toonhoogte. Als je dan weer teruggaat naar die eerste ligging kan dat heel bevrijdend zijn: wow! Dat doen we toch maar even!” Als de fondsen het toelaten, zullen ook interactieve oefeningen deel uitmaken van het aanbod. Kinderen krijgen dan direct feedback, als ze bijvoorbeeld de ontbrekende noten in een liedje hebben aangevuld. Luisteren naar jezelf Koor-huiswerk dus, voor alle koorzangertjes van Nederland? Dat moet iedereen zelf uitmaken. “Niet ieder koor heeft hetzelfde ambitieniveau. Het zou kunnen dat we de methode in modules gaan aanbieden, rond thema’s als stemvorming, ritme, solfège.” Koren kunnen dan zelf uitkiezen wat ze willen gebruiken en op wat voor manier. Te Wies vindt wel dat de KCZB deze knowhow in huis moet hebben. “De meeste kinderen kunnen prima zingen, maar je hebt méér nodig om echt zuiver en op toon te blijven. Daarvoor moet je leren luisteren naar jezelf. Dat doe je onder andere bij solfège. Je zingt iets in je hoofd, daarna laat je het horen en dan scherp je je oren: is dit zuiver?” Heel belangrijk is ook de ademhaling, daar is hij in zijn eigen koren van meet af aan veel mee bezig. “Een kwestie van blijven oefenen, steeds op een andere manier. Doen alsof je een boog spant, even door je knieën zakken, voelen dat er een pompje in je buik zit…” Het voorstellingsvermogen moet getraind worden, en de zelfstandigheid. Nog een doel: meer inzicht in hoe muziek in elkaar steekt. “Dat ze bijvoorbeeld de muziek wat meer in muzikale zinnen gaan denken. In het begin ademen ze op de gekste plekken: Mieke hou je vast, aan de - ademt - takken van de bomen, Mieke hou je - ademt - nou ja, enzovoort.” Zingend volkje We moeten investeren in de jeugd: dat gevoel leeft bij méér mensen. Hij noemt het Leerorkest in Amsterdam, waarvoor onverwacht veel fondsen bijeengebracht zijn. Mensen worden nu wakker. Bij concerten in het land wordt hij aangeklampt door mensen, die zich afvragen of ze in hun eigen regio weer een koorschool zouden kunnen opzetten. “Vroeger waren er heel veel kathedrale jongenskoren. Nu realiseren we ons dat we veel van dat erfgoed hebben laten verdwijnen. Meisjes blijven wel zingen, maar voor jongens is dat niet vanzelfsprekend – niet in koorverband in elk geval. Er zit een hiaat aan te komen van mannelijke zangers, vooral tenoren. Bij de Nederlandse conservatoria merken ze het ook. We moeten weer een zingend volkje worden!” Op zaterdag 21 mei zal Rintje te Wies zijn methode demonstreren tijdens de Algemene Ledenvergadering van de KCZB in het Akoesticum in Ede. Voor meer informatie zie pagina 12. 15 VC02 / 2016