De relatie tussen hersenvolume en dwangstoornis

advertisement
04_Vizier_winter_2013 F.qxp 06-12-13 15:32 Pagina 18
18
Wetenschap
Vizier
De relatie tussen
hersenvolume en
dwangstoornis
door ODILE
VAN DEN HEUVEL EN STELLA DE WIT
Onze hersenen zijn niet statisch. Vroeger werd gedacht dat je met de
zenuwcellen die je kreeg bij de geboorte je hele leven moet doen. Het idee
was dat het gedurende het leven slechts een kwestie van verlies is, door
veroudering, schade of ziekte. Inmiddels is meer dan duidelijk dat de hersenen
niet statisch maar plastisch zijn.
De relatie tussen hersenvolume en
dwangstoornis
P
lasticiteit verwijst naar het vermogen om aan
te passen aan de omgeving, aan factoren van
buiten en binnen, die vragen om verandering
van functie. Dat geldt niet alleen voor de functie van de hersenen, maar ook voor de hersenstructuur. Met hersenstructuur wordt onder andere
bedoeld het volume van de hersenen, de dikte van de
grijze stoflaag, de vorm van de verschillende hersenkernen, de manier waarop de hersenschors geplooid
is en de kenmerken van de ‘witte stof’ banen, die
zorgen voor de verbinding en communicatie tussen
de verschillende hersengebieden. Wat weten we over
de relatie tussen hersenvolume en dwangstoornis?
Op 13 november jongstleden verscheen in de ‘early
online’ versie van het Amerikaanse vakblad The American Journal of Psychiatry de samenvatting van de
resultaten van een grote internationale studie naar
hersenstructuur bij patiënten met een dwangstoornis. De resultaten zijn gebaseerd op hersenscans van
412 patiënten met een dwangstoornis en 368 gezonde controles. De MRI scans zijn afkomstig uit verschillende landen: Spanje, Engeland, Brazilië, Japan,
Korea en Nederland. Alle MRI scans en de bijbehorende gegevens over de deelnemende patiënten en
controles zijn verwerkt en geanalyseerd in het VU
Medisch Centrum in Amsterdam.
Wanneer patiënten met controles op groepsniveau
met elkaar worden vergeleken, dan blijkt dat bepaalde gebieden in de hersenen kleiner zijn bij patiënten:
de dorsomediale prefrontale cortex (in de figuur aangeduid met A) en de insula aan beide kanten (in de
figuur aangeduid met B). Van deze twee gebieden
weten we dat ze een belangrijke functie hebben bij
o.a. het verwerken van emotionele informatie en het
bijsturen van emoties en gedrag. Het cerebellum (‘de
kleine hersenen’) was juist weer groter bij patiënten
vergeleken met controles.
Use it or lose it
Een opmerkelijk resultaat was dat sommige verschillen pas duidelijk zichtbaar zijn op latere leeftijd. Dat
kan betekenen dat hersenen op een andere manier
verouderen bij patiënten met een dwangstoornis. Bij
het ouder worden (vanaf jongvolwassenheid) nemen
alle hersenstructuren in volume af. De snelheid waarmee deze ‘atrofie’ optreedt, is afhankelijk van veel factoren, en waarschijnlijk in grote mate genetisch
bepaalt. Het jarenlang uitvoeren van uitgebreide
dwanghandelingen zou er toe kunnen leiden dat de
dieper gelegen hersenkernen (zoals het striatum, in
de figuur aangegeven met C) actief en dus groot blijven, volgens het principe ‘use it or lose it’. Andersom
lijkt het zo dat de ‘limbische’ hersenstructuren, waaronder de temporale schors of ‘slaapkwab’, die een rol
een uitgave van de ADF stichting
04_Vizier_winter_2013 F.qxp 06-12-13 15:32 Pagina 19
winter 2013
Wetenschap
spelen bij emotieverwerking, sneller dan gebruikelijk
met de leeftijd krimpen, mogelijk door jarenlang aan
chronische stress te zijn blootgesteld.
De volgende stappen in het onderzoek naar de rol
van hersenstructuur en dwangstoornis worden nu
voorbereid. Die zijn gericht op de volgende twee
vragen: 1) wat zijn de kenmerken van de hersenstructuur bij kinderen met een dwangstoornis, of
zelfs voordat ze echt dwang ontwikkelen? En 2) welke
genetische factoren spelen een rol bij de uitrijping en
veroudering van de hersenen, en meer specifiek, bij
veranderingen daarin bij patiënten met een
dwangstoornis? Belangrijk om te benadrukken is dat
verschillen in hersenstructuur tussen patiënten met
controles klein zijn en vooralsnog alleen zichtbaar te
maken door grote groepen mensen te vergelijken. De
vertaling naar het individu en de consequenties voor
behandeling zijn belangrijke opdrachten voor de toekomst.
Sinds haar arts-examen heeft Odile van den
Heuvel haar specialisatie in de psychiatrie
gecombineerd met het onderzoek naar de hersencircuits die van belang zijn bij de obsessievecompulsieve stoornis. In 2005 promoveerde zij
cum laude op een proefschrift dat ten grondslag
ligt aan de huidige studie. In het onderzoek naar
OCD, werkt Odile van den Heuvel nauw samen
met het Institiute of Psychiatry, King’s College
London, in Engeland. Ook bestaat een nauwe
samenwerking met Altrecht, Utrecht, met wie zij
een familiestudie heeft opgezet in aanvulling op
de huidige studie. Odile van den Heuvel is als
psychiater werkzaam bij het VU Medisch Centrum in Amsterdam.
Stella de Wit is arts/promovenda. Tijdens haar
geneeskunde studie ging haar grootste interesse
uit naar het snijvlak van psychiatrie, neurologie
en cognitieve psychologie. Zij wilde na haar
studie geneeskunde graag cognitief neurowetenschappelijk onderzoek doen met directe klinische relevantie. Dit hersenscanonderzoek dat
kijkt naar het effect van rTMS op emotieregulatie bij mensen met een obsessieve compulsieve
stoornis is haar dan ook op het lijf geschreven.
Na dit promotieonderzoek wil zij zich gaan specialiseren tot psychiater, maar zij hoopt ook
onderzoek te kunnen blijven doen. Haar doel is
bij te dragen aan het ontrafelen van de werking
van de hersenen in gezondheid en ziekte en dit
te combineren met patiëntenzorg.
een uitgave van de ADF stichting
Met dank aan alle medewerkers van het OCD Brain
Imaging Consortium (OBIC).
19
Download