Competenties op het gebied van beroepshouding

advertisement
Competenties op het gebied van beroepshouding
Innovativiteit

Nieuwe oplossingen voor problemen aandragen, onverwachte gezichtspunten
aangeven; bestand zijn tegen de verleiding van conformisme; schijnbare
vanzelfsprekendheden ter discussie stellen.
Verantwoordelijkheden

Zich kunnen en willen verantwoorden voor eigen beslissingen; zich
verantwoordelijk durven en kunnen stellen voor anderen; risico's durven lopen.
Rechtvaardigheid/ethiek

Streven naar een evenwichtige afweging van belangen; een uitgesproken gevoel
hebben voor rechtvaardigheid, "fair play" en integriteit en deze beginselen
voortdurend in het oog houden.
Stress- en frustratiebestendigheid

Tegenslagen en tegenwerking aankunnen; een hoge werkbelasting kunnen
verdragen en onder tijdsdruk kunnen werken; beschikken over
doorzettingsvermogen en volharding.

Evenwichtige kunnen omgaan met het spanningsveld tussen
doorzettingsvermogen en flexibiliteit.
Loyaliteit

Een oprechte en gemotiveerde inzet voor de verwezenlijking van de wensen en
beslissingen van "hogere" instanties, met name die van de politieke leiding.
Communicatieve instelling

Belangstelling hebben voor het wel en wee van mensen (collega's medewerkers,
klanten); aansluiting vinden bij verschillende (groepen van) mensen.
Cultuurgevoeligheid

Onafhankelijk zijn voor (de) culturele diversiteit binnen overheid en samenleving.
Competenties op het gebied van beroepsvaardigheden
Probleemoplossend vermogen

In staat zijn problemen te herkennen en zich hierin snel te oriënteren; problemen
kunnen waarnemen en analyseren in termen van oorzaak en gevolg, hoofd- en
bijzaken, inhoudelijke en gedragsaspecten, patronen en samenhangen; complexe
zaken tot de essentie weten te reduceren.

In staat zijn problemen en situaties van uit verschillende invalshoeken en
perspectieven te benaderen. Conceptueel en strategisch kunnen denken en
handelen, maar eveneens eigen visie en opvattingen ter discussie kunnen en
willen stellen.

Objectief kunnen zijn en distantie kunnen bewaren.

Besluitvaardig kunnen zijn, ook als beschikbare informatie onvolledig of
onduidelijk is. Besluiten adequaat kunnen presenteren en uitleggen.
Juridische vaardigheden

Het kunnen opsporen, vinden en interpreteren van relevante wetsteksten en
jurisprudentie.

(Project-) management:

In staat zijn besluitvormings- en implementatieprocessen vorm te geven en te
faciliteren.

Communicatievaardigheden:

In staat zijn zich mondeling en schriftelijk kernachtig en begrijpelijk uit te
drukken.
In staat zijn bepaalde gedachten snel op papier te zetten dan wel - eventueel
improviserend - te verwoorden.
In staat zijn te communiceren binnen verschillende taal- en cultuurkringen
binnen en buiten de overheid.
In staat zijn de communicatieprocessen binnen de overheid en van de overheid
met de burger (ruim omgevat) op te zetten en te (doen) uitvoeren.
Sociale- en managementvaardigheden

Het goed kunnen omgaan met mensen; kunnen samenwerken in teamverband,
leiding kunnen geven en kunnen motiveren en stimuleren; zich goed kunnen
aanpassen aan en bewegen in verschillende gezelschappen; het beheersen van
sociale technieken als onderhandelen, vergaderen en discussiëren.

In staat zijn eigen functioneren (waaronder self-assessment) en andermans
functioneren (waaronder groepsprocessen) te observeren en te analyseren.

Het eigen maken van adviesvaardigheden en het kunnen omgaan met macht en
conflicten.
Competenties op het gebied van kennis en inzicht
Politiek en maatschappij

Kennis van politieke geschiedenis en ideeënleer.

Kennis van en inzicht in politiek-ambtelijke betrekkingen.

Kennis van en inzicht in politieke en maatschappelijke verhoudingen en
ontwikkelingen.

Inzicht in actuele politieke en maatschappelijke problemen en haalbaarheden.

Kennis van de standpunten en uitgangspunten van betrokken organisaties en
groeperingen.

Kennis van en inzicht in de juridische relatie tussen overheid en burgers.
Inrichting van de staat (overheidsorganisaties)

Kennis van en inzicht in de structuur van de taakverdeling binnen de
competenties van de staat.

Kennis van de geldende procedurevoorschriften, specifieke regels en wetgeving
hieromtrent.
Methoden en technieken van beleid

Kennis van en inzicht in beleidsvormings- en planningstechnieken,
evaluatiemethoden, aanpak van beleidsanalyse e.d.
Het beleidsproces bij de overheid

Kennis van en inzicht in de wijze waarop ( feitelijk) bij de overheid beleid wordt
gemaakt.

Inzicht in strategieën en procedures die daarbij gevolgd worden, en in de
gebruiken en normen die daarbij gelden.
Bedrijf: organisaties, managementmethoden en leiderschapstheorieën

Kennis van en inzicht in inrichting en ontwikkeling van organisaties en
organisatievormen, managementmethoden en leiderschapstheorieën.

Het beheer van en het bedrijfsproces bij de overheid:

Kennis van en inzicht in de organisatorische vormgeving en het ( financieel,
personeels-, en informatie-) beheer van de overheid.
Kennis van en inzicht in de relaties tussen een organisatie en de
informatievoorziening.
Overheidsbeleid; instrumentering

Kennis van en inzicht in de doelstellingen en achtergronden, inhoud en
samenhangen van het overheidsbeleid op verschillende gebieden en niveaus, met
namen inzicht in 'eigen' beleid en andere sectoren van het overheidsbeleid.

Kennis van en inzicht in de werking van de beleidsinstrumenten: wet- en
regelgeving, financiën en communicatie.
Bestuurlijke informatievoorziening en -analyse

Kennis van en inzicht in het proces van informatiegearing en -analyse ten
aanzien van politiekrelevante maatschappelijke ontwikkelingen en de daarbij
betrokken actoren op onderscheiden beleidsterreinen.

Kennis van disseminatievormen van de vergaarde informatie binnen de overheid
en vanuit de overheid.

Kennis van en inzicht in de processen waarmee overheidsbeleid wordt
geëvalueerd naar output en outcome.

Kennis van en inzicht in ( juridische) informatiesystemen en databanken.
Download