D fx-570ES PLUS fx-991ES PLUS Gebruiksaanwijzing Wereldwijde Leerwebsite van CASIO http://edu.casio.com LEERFORUM CASIO http://edu.casio.com/forum/ Inhoud Belangrijke informatie ............................................................. 2 Voorbeeldbewerkingen ........................................................... 2 De calculator initialiseren ....................................................... 2 Veiligheidsmaatregelen........................................................... 2 Voorzorgsmaatregelen ............................................................ 2 Verwijderen van het harde etui............................................... 3 In- en uitschakelen van de spanning ..................................... 3 Bijstellen van het contrast in de display ............................... 3 Toetsmarkeringen.................................................................... 3 De display aflezen ................................................................... 4 Menu’s gebruiken .................................................................... 5 De berekeningsmodus specificeren ..................................... 5 Instellingen van de calculator configureren ......................... 6 Invoeren van expressies en waarden .................................... 7 Wisselen tussen resultaten .................................................. 10 Basisberekeningen................................................................ 11 Functieberekeningen ............................................................ 14 Berekeningen van complexe getallen (CMPLX) ................ 19 CALC gebruiken .................................................................... 20 SOLVE gebruiken .................................................................. 21 Statistische berekeningen (STAT) ........................................ 23 Base-n berekeningen (BASE-N) ........................................... 27 Vergelijkingsberekeningen (EQN) ....................................... 29 Matrixberekeningen (MATRIX).............................................. 31 Genereren van een getallentabel uit een functie (TABLE) .................................................................................. 34 Vectorberekeningen (VECTOR) ............................................ 35 Wetenschappelijke constanten ............................................ 37 Metrische conversie .............................................................. 39 Bereik van berekeningen, aantal cijfers, en nauwkeurigheid ................................................................ 40 Fouten..................................................................................... 42 Voordat u denkt dat de calculator stuk is... ....................... 44 De batterij vervangen ............................................................ 44 Specificaties........................................................................... 45 Veelgestelde vragen .............................................................. 45 D-1 Belangrijke informatie • De weergaven en illustraties (zoals toetsmarkeringen) die in deze Gebruikershandleiding staan, zijn slechts voor illustratieve doeleinden en kunnen afwijken van de werkelijke items die ze voorstellen. • De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande mededelingen worden gewijzigd. • CASIO Computer Co., Ltd. kan in geen enkel geval aansprakelijk worden gesteld voor speciale, zijdelingse of incidentele schade in verband met, of als gevolg van de aankoop of gebruik van dit product en items die meegeleverd worden. Bovendien kan CASIO Computer Co., Ltd. in geen geval aansprakelijk worden gesteld voor welke eis dan ook door derden, voortvloeiende uit het gebruik van dit product en items die meegeleverd worden. • Bewaar alle documentatie op een veilige plaats voor latere naslag. Voorbeeldbewerkingen In deze handleiding worden voorbeeldberekeningen aangegeven door een pictogram. Tenzij expliciet vermeld gaan alle voorbeeldberekeningen er van uit dat de calculator is ingesteld in de eerste default instelling. Volg de procedure onder “De calculator initialiseren” om de calculator in de originele defaultinstelling te zetten. Voor informatie over de B, b, v, en V markeringen die in de voorbeeldberekeningen staan, zie “Instellingen van de calculator configureren”. De calculator initialiseren Volg de volgende procedure als u de calculator wilt initialiseren en de berekeningsmodus en setup terug wilt zetten in hun originele deafult instellingen. Denk er om dat deze handeling ook alle gegevens in het geheugen van de calculator wist. !9(CLR)3(All)=(Yes) Veiligheidsmaatregelen Batterij • Bewaar batterijen buiten het bereik van kleine kinderen. • Gebruik alleen het type batterij dat in deze handleiding gespecificeerd staat. Voorzorgsmaatregelen • Zelfs als de calculator normaal functioneert, vervang de batterij tenminste elke drie jaar (LR44 (GPA76)) of twee jaar (R03 (UM-4)). Een lege batterij kan gaan lekken, wat schade of storing aan de calculator kan veroorzaken. Laat nooit een lege batterij in de calculator zitten. Probeer de calculator niet te gebruiken als de batterij helemaal leeg is (fx-991ES PLUS). • De batterij die bij de calculator wordt meegeleverd ontlaadt enigszins tijdens vervoer en opslag. Hierdoor moet de batterij mogelijk eerder worden vervangen dan bij de normale verwachte levensduur. D-2 • Gebruik geen oxyride batterij* voor dit product, of een andere batterij op nikkelbasis. Incompatibiliteit tussen zulke batterijen en de productspecificaties kunnen een kortere levensduur van de batterij en storing aan het product teweegbrengen. • Vermijd het gebruik en de opslag van de calculator op plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen en hoge vochtigheid en stof. • Stel de calculator niet bloot aan grote schokken, druk of buiging. • Probeer nooit de calculator open te maken. • Gebruik een zachte, droge doek om de buitenkant van de calculator schoon te maken. • Zorg ervoor dat u de batterijen weggooit in overeenstemming met de wetten en regels die in uw specifieke regio van toepassing zijn. * Bedrijfs- en productnamen die in deze handleiding worden gebruikt kunnen geregistreerde merken zijn, of handelsmerken van hun respectieve eigenaren. Verwijderen van het harde etui Voordat u de calculator in gebruik neemt dient u eerst het harde etui naar onderen te schuiven om het te verwijderen en het vervolgens aan de achterzijde van de calculator te bevestigen, zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding. In- en uitschakelen van de spanning Druk op O om de calculator in te schakelen. Druk op 1A(OFF) om de calculator uit te schakelen. Automatisch uitschakelen Uw calculator zal automatisch uitschakelen als u hem ongeveer 10 minuten niet gebruikt. Als dit gebeurt, druk dan op de O toets om de calculator weer in te schakelen. Bijstellen van het contrast in de display Geef het CONTRAST-scherm weer door de volgende toetsen in te drukken: 1N(SETUP)c6(]CONT'). Gebruik vervolgens d en e om het contrast aan te passen. Als de instelling is zoals u hem wilt, druk dan op A. Belangrijk: Als de leesbaarheid niet beter wordt na het aanpassen van het displaycontrast, betekent dat waarschijnlijk dat de batterijspanning laag is. Vervang dan de batterij. Toetsmarkeringen Door de 1 of S toets in te drukken, gevolgd door Alternatieve functie een tweede toets, wordt de alternatieve functie van de sin–1 D tweede toets uitgevoerd. De alternatieve functie wordt aangegeven door de text die boven de toets is geprint. Hieronder staat wat de verschillende kleuren van de text op de alternatieve toetsen betekenen. Toetsbijschrift functie s D-3 Als de tekst van de toetsmarkering deze kleur is: Betekent dat het volgende: Geel Druk op 1 en daarna op de toets om de van toepassing zijnde functie in te schakelen. Rood Druk op S en daarna op de toets om de/het van toepassing zijnde variabele, constante of symbool in te voeren. Paars (of tussen paarse haakjes) Schakel naar de CMPLX-modus om de toegang tot de functie te krijgen. Groen (of tussen groene haakjes) Schakel naar de BASE-N-modus om de toegang tot de functie te krijgen. De display aflezen De display van de calculator laat de expressies die u invoert zien, maar ook berekeningsresultaten en verschillende indicatoren. Invoeren van expressies Indicatoren Math Math Berekeningsresultaat • Als een ' indicator aan de rechterkant van het berekende resultaat verschijnt, betekent dat dat het weergegeven berekende resultaat aan de rechterkant verder gaat. Gebruik e en d om het weergegeven berekende resultaat te scrollen. • Als een g indicator aan de rechterkant van ingevoerde expressie verschijnt, betekent dat de weergegeven berekening aan de rechterkant verder gaat. Gebruik e en d om de weergegeven ingevoerde expressie te scrollen. Let op. Als u de ingevoerde expressie wilt scrollen terwijl zowel de ' en g indicators zijn weergegeven, moet u eerst A en dan e en d gebruiken om te scrollen. Weergave van indicatoren Deze indicator: Betekent dit: Het toetsenbord is ingesteld voor de alternatieve functie door het indrukken van de 1 toets. De alternatieve functie van het toetsenbord wordt ongedaan gemaakt en deze indicator verdwijnt wanneer u op een toets drukt. De alfa-invoerfunctie is ingeschakeld door indrukken van de S toets. De alfa-invoerfunctie wordt verlaten en deze indicator verdwijnt wanneer u op een toets drukt. M STO Er is een waarde opgeslagen in het onafhankelijke geheugen. De calculator staat klaar voor invoer van een naam om een waarde aan de variabele toe te wijzen. Deze indicator verschijnt nadat u op 1t(STO) drukt. D-4 RCL De calculator staat klaar voor invoer van een naam om de waarde van de variabele op te roepen. Deze indicator verschijnt als u op t drukt. STAT De STAT-modus van de calculator is ingeschakeld. CMPLX De CMPLX-modus van de calculator is ingeschakeld. MAT De MATRIX-modus van de calculator is ingeschakeld. VCT De VECTOR-modus van de calculator is ingeschakeld. 7 De default hoekeenheid is graden. 8 De default hoekeenheid is radialen. 9 De default hoekeenheid is gradiënten. FIX Een vast aantal decimale plaatsen is van kracht. SCI Een vast aantal significante cijfers is van kracht. Math Natuurlijke weergave is als weergaveformaat geselecteerd. $` Het geheugen van de berekeningsgeschiedenis is beschikbaar en kan worden afgespeeld, of er zijn meer gegevens boven/onder het huidige scherm. Disp Het display toont een tussenresultaat van een multistatement berekening. Belangrijk: Bij een type berekening dat een lange tijd in beslag neemt kan het display mogelijk alleen de bovenstaande indicators weergeven (zonder waarde) terwijl de berekening intern uitgevoerd wordt. Menu’s gebruiken Sommmige bewerkingen van de calculator worden gebruikt door middel van menu’s. Bijvoorbeeld, door op N of w te drukken zal het display een menu van beschikbare functies weergeven. Hieronder volgen de bewerkingen die u dient te gebruiken om tussen menu’s te navigeren. • U kunt een menu-item selecteren door de getaltoets in te drukken die overeenkomt met het nummer aan zijn linkerkant in het menuscherm. • De $ indicator rechts boven in een menu betekent dat er nog een menu onder het huidige menu zit. De ` indicator betekent dat er nog een menu boven zit. Gebruik c en f om tussen menu’s te wisselen. • Om een menu te sluiten zonder iets te selecteren drukt u op A. De berekeningsmodus specificeren Als u dit type bewerking wilt uitvoeren: Voer dan deze toetsbewerkingen uit: Algemene berekeningen N1(COMP) Berekeningen van complexe getallen N2(CMPLX) Statistische en regressieberekeningen N3(STAT) Berekeningen met specifieke nummersystemen N4(BASE-N) (binair, octaal, decimaal, hexadecimaal) Vergelijkingsoplossing N5(EQN) Matrixberekeningen N6(MATRIX) D-5 Genereren van een getallentabel op basis van een expressie N7(TABLE) Vectorberekeningen N8(VECTOR) Let op: De eerste default berekeningsmodus is de COMP-modus. Instellingen van de calculator configureren Voer eerst de volgende toetsbewerkingen uit om het setupmenu weer te geven: 1N(SETUP). Gebruik vervolgens c en f en de numerieke toetsen om de instellingen zo in te stellen als u wilt. Onderstreepte ( ___ ) instellingen zijn eerste defaults. 1MthIO 2LineIO Specificeert de weergaveopmaak. Bij Natuurlijke weergave (MthIO) worden Math breuken, irrationele getallen en andere expressies weergegeven zoals ze op papier worden opgeschreven. MthlO: Selecteert MathO of LineO. MathO geeft de invoer en de berekeningsresultaten weer in dezelfde weergave zoals ze op papier zouden worden geschreven. LineO geeft de invoer net zo weer als MathO, maar de berekeningsresultaten worden in de lineaire weergave weergegeven. Bij Lineaire weergave (LineIO) worden breuken en andere expressies op één regel weergegeven. Let op: • De calculator schakelt automatisch naar Lineaire weergave als u de STAT-, BASE-N-, MATRIX- of VECTOR-modus activeert. • In deze handleiding geeft het B symbool de Natuurlijke weergave (MathO) aan als het naast een voorbeeldbewerking staat. Het b symbool geeft de Lineaire weergave aan. 3Deg 4Rad 5Gra Specificeert graden, radialen of gradiënten als de hoekeenheid voor de invoer van waarden en weergave van berekeningsresultaten. Let op: In deze handleiding geeft het v symbool naast een voorbeeldbewerking graden aan en het V symbool geeft radialen aan. 6Fix 7Sci 8Norm Specificeert het aantal cijfers dat bij een berekeningsresultaat wordt weergegeven. Fix: De waarde die u specificeert (van 0 tot 9) geeft het aantal decimalen aan voor weergegeven berekeningsresultaten. Berekeningsresultaten worden afgerond op het aantal gespecificeerde cijfers voordat ze worden weergegeven. Voorbeeld: b 100 ÷ 7 = 14,286 (Fix 3) 14,29 (Fix 2) Sci: De waarde die u specificeert (van 1 tot 10) geeft het aantal significante cijfers aan voor weergegeven berekeningsresultaten. Berekeningsresultaten worden afgerond op het aantal gespecificeerde cijfers voordat ze worden weergegeven. Voorbeeld: b 1 ÷ 7 = 1,4286 × 10–1 (Sci 5) 1,429 × 10–1 (Sci 4) D-6 Norm: Het selecteren van één van de twee beschikbare instellingen (Norm 1, Norm 2) bepaalt het bereik waarbinnen resultaten in een nietexponentieel formaat worden weergegeven. Buiten het gespecificeerde bereik worden resultaten door middel van een exponentieel formaat weergegeven. Norm 1: 10–2 |x|, |x| 1010 Norm 2: 10–9 |x|, |x| 1010 Voorbeeld: b 1 ÷ 200 = 5 × 10–3 (Norm 1) 0,005 (Norm 2) c1ab/c c2 d/c Specificeert echte breuken (ab/c) of onechte breuken (d/c) als weergave voor breuken van berekeningsresultaten. c 3 CMPLX 1 a+b i ; 2 r ∠ Specificeert ofwel rechthoekige coördinaten (a+bi) of polaire coördinaten (r∠) voor oplossingen in de EQN-modus. c4STAT 1ON ; 2OFF Specificeert of er wel of geen FREQ (frequentie) kolom in de Stat Editor van de STAT-modus weergegeven moet worden. c 5 Disp 1 Dot ; 2 Comma Specificeert of er een punt of een komma moet worden weergegeven voor de decimale plaats van berekeningsresultaten. Bij invoer wordt er altijd een punt weergegeven. Let op: Als de punt is geselecteerd voor de decimale plaats, is de komma het scheidingsteken voor meerdere resultaten (,). Als de komma is geselecteerd, wordt de puntkomma het scheidingsteken (;). c6]CONT' Regelt het contrast van het display. Zie “Bijstellen van het contrast in de display” voor details. Initialiseren van calculatorinstellingen Voer de volgende procedure uit om de calculator te initialiseren, waardoor de berekeningsmodus weer in de COMP-modus gaat en alle andere instellingen in hun eerste deafultconfiguratie herstelt, inclusief instellingen van het setupmenu. 19(CLR)1(Setup)=(Yes) Invoeren van expressies en waarden Basisregels voor invoer Berekeningen kunnen worden ingevoerd zoals ze worden opgeschreven. Als u op = drukt, wordt de prioriteit van de ingevoerde berekening automatisch bekeken en het resultaat wordt in de display weergegeven. 4 × sin30 × (30 + 10 × 3) = 120 4 *s 30 )*( 30 + 10 * 3 )= 2 * *1 Math *3 *1 Invoer van een sluitend haakje is verplicht voor sin, sinh en andere functies die haakjes bevatten. *2 Deze vermenigvuldigingssymbolen (×) kunnen worden weggelaten. Een vermenigvuldigingssymbool kan worden weggelaten als het direct voor een openingshaakje staat, direct voor sin of andere functies die haakjes gebruiken, direct voor de Ran# (willekeurig) functie, of direct voor D-7 een variabele (A, B, C, D, E, F, M, X, Y), wetenschappelijke constanten, π of e. 3 * Het sluitend haakje direct voor de = bewerking kan worden weggelaten. Invoervoorbeeld waarbij **2 en )*3 bewerkingen in het bovenstaande voorbeeld worden weggelaten. Math 4 s 30 )( 30 + 10 * 3 = Let op: • Als de berekening tijdens de invoer langer wordt dan het scherm breed is, zal het scherm automatisch naar rechts scrollen en de ] indicator zal in de display verschijnen. Als dit gebeurt kunt u naar links scrollen d.m.v. d en e om de cursor te verplaatsen. • Als de Lineaire weergave is geselecteerd springt de cursor naar het begin van de berekening als u op f drukt, en naar het einde van de berekening als u op c drukt. • Als de Natuurlijke weergave is geselecteerd en de cursor staat aan het einde van de invoer, springt hij naar het begin als u op e drukt. Als u op d drukt als de cursor aan het begin staat, springt hij naar het einde. • U kunt voor een berekening tot 99 bytes invoeren. Ieder cijfer, symbool of functie neemt normaal gesproken één byte in beslag. Sommige functies nemen tot 13 bytes in beslag. • De cursor verandert in k als er nog 10 of minder bytes aan invoer beschikbaar zijn. Beëindig in dat geval de berekeninginvoer en druk op =. Prioriteitvolgorde van berekeningen De prioriteitvolgorde van berekeningen wordt volgens de onderstaande regels geëvalueerd. Als de prioriteit van twee expressies gelijk is wordt de berekening van links naar rechts uitgevoerd. 1e Expressies tussen haakjes 2e Functies die een argument aan de rechterkant en een sluitend haakje hebben “)” achter het argument 3e Functies die na de invoerwaarde komen (x2, x3, x–1, x!, °’ ”, °, r, g, %, 't), machten (x^), wortels (") 4e Breuken 5e Negatiefteken(–), base-n symbolen (d, h, b, o) Let op: Als een negatieve waarde (zoals –2) wordt gekwadrateerd, moet de waarde die gekwadrateerd wordt tussen haakjes staan ((- 2 )w=). Aangezien x2 een hogere prioriteit heeft dan het negatiefteken, zal de invoer van - 2 w= resulteren in het kwadraat van 2 en het toevoegen van een negatiefteken aan het resultaat. Houd altijd rekening met de prioriteitsvolgorde en plaats negatieve waardes tussen haakjes wanneer nodig. 6e Commando’s voor metrische conversie (cm'in, etc.), Geschatte waardes in STAT-modus (m, n, m1, m2) 7e Vermenigvuldiging wanneer het vermenigvuldigingsteken is weggelaten 8e Permutatie (nPr), combinatie (nCr), polair coördinaatsymbool voor complexe getallen (∠) 9e Puntproduct (·) 10e Vermenigvuldigen, delen (×, ÷) D-8 11e Optellen, aftrekken (+, –) 12e Logische AND (and) 13e Logische OR, XOR, XNOR (or, xor, xnor) Invoer in Natuurlijke weergave Selecteren van de Natuurlijke weergave maakt het mogelijk breuken en bepaalde functies (log, x2, x3, x^, ), #, ", x−1, 10^, e^, ∫ , d/dx, Σ, Abs) in te voeren en weer te geven zoals ze zouden worden opgeschreven. 2+' 2 1+' 2 B Math ' 2 +! 2 ee 1 +! 2 = Belangrijk: • Bepaalde soorten expressies kunnen ervoor zorgen dat de formule groter is dan één displayregel. De maximale toegestane hoogte van een formule is twee display schermen (31 punten × 2). Verdere invoer wordt onmogelijk als de hoogte van de berekening die u invoert groter is dan de toegestane limiet. • Nesten van functies en haakjes is toegestaan. Als u teveel functies en/of haakjes nest wordt verdere invoer onmogelijk. Verdeel in dat geval de berekening in meerdere delen en bereken ieder deel afzonderlijk. Let op: Als u op = drukt en een resultaat verkrijgt in de Natuurlijke weergave, kan een deel van de expressie die u invoert afgebroken zijn. Als u de hele ingevoerde expressie weer wilt zien, druk dan op A en gebruik vervolgens d en e om de ingevoerde expressie te scrollen. Waarden en expressies als argumenten gebruiken (alleen in Natuurlijk weergave) Een waarde of een expressie die u al hebt ingevoerd, kan worden gebruikt 7 als het argument van een functie. Bijvoorbeeld, nadat u 6 hebt ingevoerd, 7 oplevert. kunt u dit het argument maken van ', wat 6 ' Om 1 + 7 in te voeren en het dan te veranderen in 1 + 6 1+7'6 dddd1Y(INS) ! 7 ' 6 B Math Math Math Zoals hierboven wordt weergegeven, wordt de waarde of expressie rechts van de cursor het argument van de functie die erna wordt gespecificeerd, als 1Y(INS) worden ingedrukt. Het bereik dat wordt omvat als het argument is alles tot het eerste open haakje aan de rechterkant (indien aanwezig), of alles tot de eerste functie aan de rechterkant (sin(30), log2(4), etc.) Deze mogelijkheid kan met de volgende functies worden gebruikt: ', &, 7, 17(F), 1&(8), 16("), 1l($), 1i(%), !, 6, 1!(#), 1w(Abs). D-9 Overschrijven invoermodus (alleen voor Lineaire weergave) U kunt zowel invoegen als overschrijven kiezen als invoermodus, maar alleen als de Lineaire weergave is geselecteerd. In de overschrijfmodus vervangt de tekst die u invoert de text op de positie van de cursor. U kunt tussen de invoeg- en overschrijfmodus wisselen door de volgende stappen uit te voeren: 1Y(INS). De cursor verschijnt als “I” in de invoegmodus, en als “ ” in de overschrijfmodus. Let op: Natuurlijke weergave gebruikt altijd de invoegmodus, dus bij wisselen van weergaveformaat van Lineair naar Natuurlijk zal de invoegmodus automatisch worden geselecteerd. Corrigeren en wissen van een expressie Om één karakter of functie te wissen: Plaats de cursor tegen de rechterkant van het karakter of de functie die u wilt wissen, en druk op Y. In de overschrijfmodus, plaats de cursor onder het karakter of de functie die u wilt wissen, en druk op Y. Om een karakter of functie in een berekening in te voegen: Gebruik d en e om de cursor naar de plaats te bewegen waar u het karakter of de functie wilt invoegen en voer hem dan in. Zorg ervoor dat u altijd de invoegmodus gebruikt als de Lineaire weergave is geslecteerd. Om de hele berekening die u invoert te wissen: Druk op A. Wisselen tussen resultaten Als de Natuurlijk weergave is geselecteerd zal f wisselen tussen de huidige weergave van het resultaat in de breukvorm en decimale vorm, de ' vorm en decimale vorm, of de π vorm en de decimale vorm. π ÷ 6 = 1 π = 0,5235987756 6 15(π)/ 6 = B 1π 6 (' 2 + 2) × ' 3 =' 6 + 2' 3 = 5,913591358 f 0.5235987756 B (! 2 e+ 2 )*! 3 = ' 6 + 2' 3 f 5.913591358 Als de Lineaire weergave is geselecteerd, zal f de huidige weergave wisselen tussen de decimale vorm en de breukvorm. 1 ÷ 5 = 0,2 = 1 5 1/5= 1 – 4 = 1 = 0,2 5 5 1-4'5= b 0.2 f 1{5 1{5 f 0.2 b Belangrijk: • Afhankelijk van het soort berekening dat in de display staat als u op de f toets drukt, kan het wisselproces enige tijd in beslag nemen. • Bij bepaalde berekeningsresultaten zal het indrukken van de f toets, de waarde in de display niet omzetten. • Er kan niet worden overgeschakeld van het decimale vorm naar het gemengde breukformaat als het totale aantal cijfes dat gebruikt wordt voor een gemengde breuk (inclusief integer, noemer, teller en scheidsymbolen) meer dan tien bedraagt. D-10 Let op: In de Natuurlijke weergave (MathO) zal het indrukken van 1= in plaats van = na het invoeren van een berekening, het resultaat in decimale vorm weergeven. Als hierna f wordt ingedrukt zal naar de breukvorm of de π vorm van het berekende resultaat gewisseld worden. De ' vorm van het resultaat zal in dit geval niet verschijnen. Basisberekeningen Breukberekeningen Merk op dat de wijze van invoer voor breuken anders is, afhankelijk van of u de Natuurlijke weergave of Lineaire weergave gebruikt. 2 + 1 = 7 B 3 2 6 2 ' 3 e+ 1 ' 2 = of ' 2 c 3 e+' 1 c 2 = b 4−3 1 = 1 B 2 2 2'3+1'2= 4 -1'(() 3 e 1 c 2 = b 4-3'1'2= 7 6 7 6 7{6 1 2 1{2 Let op: • Als breuken en decimale waarden in een berekening worden gemixt in de Lineaire weergave, zal het resultaat worden weergegeven als een decimale waarde. • Breuken in berekeningsresultaten worden weergegeven nadat ze in de kleinste vorm zijn omgezet. Om een berekeningsresultaat tussen onechte breuken en echte breuken te wisselen: Voer dan de volgende toetsbewerking uit: 1f(<) Om een berekeningsresultaat tussen breuken en het decimale formaat te wisselen: Druk op f. Procentberekeningen Door een waarde in te vullen en op 1((%) te drukken, wordt de ingevoerde waarde een percentage. 150 × 20% = 30 150 * 20 1((%)= 30 Bereken het percentage dat 660 van 880 is. (75%) 660 / 880 1((%)= 75 Verhoog 2500 met 15%. (2875) 2500 + 2500 * 15 1((%)= 2875 Verlaag 3500 met 25%. (2625) 3500 - 3500 * 25 1((%)= 2625 Graden, minuten, seconden (sexagesimale) berekeningen Bij optellen of aftrekken van sexagesimale waarden, of bij vermenigvuldiging of deling tussen sexagesimale waarden en een decimale waarde, wordt het resultaat weergegeven als een sexagesimale waarde. U kunt ook converteren tussen sexagesimale en decimale waarden. Het volgende is D-11 het invoerformaat voor een sexagesimale waarde: {graden} $ {minuten} $ {seconden} $. Let op: U moet altijd iets invoeren voor de graden en minuten, ook al zijn ze nul. 2°20´30˝ + 39´30˝ = 3°00´00˝ 2 $ 20 $ 30 $+ 0 $ 39 $ 30 $= 3°0´0˝ Converteer 2°15´18˝ naar het decimale equivalent. 2 $ 15 $ 18 $= 2°15´18˝ (Converteert sexagesimaal naar decimaal.) $ 2.255 (Converteert decimaal naar sexagesimaal.) $ 2°15´18˝ Multi-Statements U kunt de dubbele punt (:) gebruiken om twee of meer expressies te verbinden en ze in volgorde van links naar rechts uit te voeren, als u op = drukt. 3+3:3×3 3 + 3 S7(:) 3 * 3 = = 6 9 Technische notatie gebruiken Een eenvoudige toetshandeling zet een weergegeven waarde om naar technische notatie. Zet de waarde 1234 om naar technische notatie, waarbij de decimale punt naar rechts verplaatst. 1234 = 1234 W 1.234×103 W 1234×100 Zet de waarde 123 om naar technische notatie, waarbij de decimale punt naar links verplaatst. 123 123 = 1W(←) 0.123×103 1W(←) 0.000123×106 Berekeningsgeschiedenis In de COMP-, CMPLX-, of BASE-N-modus, onthoudt de calculator tot ongeveer 200 bytes aan gegevens voor de nieuwste berekening. U kunt door de geschiedenis scrollen door middel van f en c. 1+1=2 2+2=4 3+3=6 1+1= 2+2= 3+3= (Scrollt terug.) f (Scrollt nogmaals terug.) f 2 4 6 4 2 Let op: De gegevens van de berekeningsgeschiedenis worden volledig gewist als u op O drukt, als u naar een andere berekeningsmodus wisselt, als u het displayformaat verandert of als u een resethandeling verricht. D-12 Herhalen Als er een berekeningsresultaat in de display staat, kunt u op d of e drukken om de expressie die u voor de vorige berekening hebt gebruikt, te bewerken. 4 × 3 + 2,5 = 14,5 b 4 * 3 + 2.5 = 4 × 3 − 7,1 = 4,9 (Doorgaan) dYYYY- 7.1 = 14.5 4.9 Let op: Als u een berekening wilt wijzigen als de ' indicator aan de rechterkant van een weergegeven berekeningsresultaat staat (zie “De display aflezen”), druk dan op A en gebruik daarna d en e om de berekening te scrollen. Antwoordgeheugen (Ans) Het laatst verkregen berekeningsresultaat is in het Ans (antwoord) geheugen opgeslagen. De Ans geheugeninhoud wordt telkens vernieuwd wanneer een nieuw berekeningsresultaat wordt weergegeven. Om het resultaat van 3 × 4 door 30 te delen b 3*4= (Doorgaan) 123 + 456 = 579 B / 30 = 123 + 456 = Math 789 – 579 = 210 (Doorgaan) 789-G= Variabelen (A, B, C, D, E, F, X, Y) Uw calculator heeft acht vooringestelde variabelen, genaamd A, B, C, D, E, F, X, en Y. U kunt waarden aan variabelen toekennen en de variabelen ook in berekeningen gebruiken. Om het resultaat van 3 + 5 aan variabele A toe te kennen 3 + 5 1t(STO)y(A) 8 Om de inhoud van variabele A met 10 te vermenigvuldigen (Doorgaan) Sy(A)* 10 = 80 Om de inhoud van variabele A op te roepen (Doorgaan) ty(A) 8 Om de inhoud van variabele A te wissen 0 1t(STO)y(A) 0 Onafhankelijke geheugen (M) U kunt berekeningsresultaten bij het onafhankelijke geheugen optellen, of er van aftrekken. Wanneer er een waarde anders dan nul in het onafhankelijke geheugen is opgeslagen, verschijnt de “M” in de display. D-13 0 1t(STO)l(M) 0 Om het resultaat van 10 × 5 aan M toe te voegen (Doorgaan) 10 * 5 l 50 Om het resultaat van 10 + 5 van M af te trekken (Doorgaan) 10+ 5 1l(M–) 15 (Doorgaan) tl(M) 35 Om de inhoud van M te wissen Om de inhoud van M op te vragen Let op: Variabele M wordt voor het onafhankelijke geheugen gebruikt. De inhoud van alle geheugens verwijderen Ans geheugen, onafhankelijk geheugen en variabele inhoud worden bewaard, zelfs als u A indrukt, de calculatormodus wijzigt, of de calculator uitzet. Voer de volgende procedure uit als u de inhoud van alle geheugens wilt wissen. !9(CLR)2(Memory)=(Yes) Functieberekeningen Zie voor daadwerkelijke handelingen met gebruik van iedere functie de afdeling “Voorbeelden” in de onderstaande lijst. π : π wordt weergegeven als 3,141592654, maar π = 3,14159265358980 wordt gebruikt voor interne berekeningen. e : e wordt weergegeven als 2,718281828, maar e = 2,71828182845904 wordt gebruikt voor interne berekeningen. sin, cos, tan, sin−1, cos−1, tan−1 : Goniometrische functies. Specificeer de hoekeenheid voordat u berekeningen uitvoert. Zie 1 . sinh, cosh, tanh, sinh−1, cosh−1, tanh−1 : Hyperbolische functies. Voer een functie in vanuit het menu dat verschijnt als u op w drukt. De instelling van de hoekeenheid heeft geen invloed op de berekeningen. Zie 2 . °, r, g : Deze functies specificeren de hoekeenheid. ° specificeert graden, r radialen, en g gradiënten. Voer een functie in vanuit het menu dat verschijnt als u de volgende toetsbewerking uitvoert: 1G(DRG'). Zie 3 . $, % : Exponentiële functies. Merk op dat de wijze van invoer anders is, afhankelijk van of u de Natuurlijke weergave of Lineaire weergave gebruikt. Zie 4 . log : Logaritmische functies. Gebruik de l toets om logab als log (a, b) in te voeren. Het grondtal 10 is de default instelling als u niets invoert voor a. De & toets kan ook worden gebruikt voor invoer, maar alleen als de Natuurlijke weergave is geselecteerd. In dat geval moet u een waarde invoeren voor het grondtal. Zie 5 . ln : Natuurlijke logaritmen naar grondtal e. Zie 6. x2, x3, x^, ), #, ", x−1 : Machten, machtswortels en reciproken. Let op. De invoermethoden voor x^, ), #, en " verschillen, afhankelijk van of u Natuurlijke weergave of Lineaire weergave gebruikt. Zie 7. Let op: • De volgende functies kunnen niet in opvolgende volgorde worden ingevoerd: x2, x3, x^, x−1. Bijvoorbeeld, als u 2ww invoert, wordt de laatste 2 w genegeerd. Om 22 in te voeren, voer 2w in, druk op de d toets en druk daarna op w(B). • x2, x3 en x−1 kunnen worden gebruikt bij het rekenen met complexe getallen. D-14 : Functie om numerieke integratie uit te voeren d.m.v. de Gaussb Kronrod methode. Natuurlijke weergave invoersyntax is ∫a f (x), terwijl de Lineaire weergave invoer syntax is ∫ ( f (x) , a, b, tol). tol specificeert de tolerantie die 1 wordt × 10–5 als er geen waarde wordt gegeven voor tol. Zie ook “Integratie en differentiatie berekeningsvoorzorgsmaatregelen” en “Tips voor succesvolle integratieberekeningen” voor meer informatie. Zie 8. F: Functie voor benadering van de afgeleide op basis van de centrale d , dx ( f (x)) x = a d ( f (x) terwijl de Lineaire weergave invoersyntax is , a, tol). tol specificeert dx de tolerantie, die 1 wordt × 10–10 als er geen waarde wordt gegeven voor tol. differentiemethode. Natuurlijke weergave invoersyntax is Zie ook “Integratie en differentiatie berekeningsvoorzorgsmaatregelen” voor meer informatie. Zie 9 . 8: Functie die, voor een aangegeven bereik van f(x), de som bepaalt b Σ ( f (x)) = f(a) + f(a+1) + f(a+2) + ...+ f(b). Natuurlijke weergave invoersyntax x=a b is Σ ( f (x)) , x=a terwijl de Lineiare weergave invoersyntax is Σ( f(x), a, b). a en b zijn gehele getallen die kunnen worden gespecificeerd binnen het bereik van –1 × 1010 a b 1 × 1010. Zie 10. Let op: Het volgende kan niet worden gebruikt in f(x), a, of b: Pol, Rec, ∫, d/dx, Σ. Pol, Rec : Pol converteert rechthoekige coördinaten naar polaire coördinaten en Rec converteert polaire coördinaten naar rechthoekige coördinaten. Zie 11 . Pol(x, y) = (r, ) Rec(r, ) = (x, y) Rechthoekige coördinaten (Rec) Polaire coördinaten (Pol) x ! : Faculteit functie. Zie Specificeer de hoekeenheid voordat u berekeningen uitvoert. Het berekeningsresultaat voor r en en voor x en y worden elk respectievelijk toegekend a a n v a r i a b e l e n X e n Y. Berekeningsresultaat θ wordt weergegeven in een bereik van −180° θ 180°. 12 . Abs : Absolute waarde functie. Merk op dat de wijze van invoer anders is, afhankelijk van of u de Natuurlijke weergave of Lineaire weergave gebruikt. Zie 13 . Ran# : Genereert een 3-cijferig pseudowillekeurig getal dat kleiner is dan 1. Het resultaat wordt weergegeven als een breuk als de Natuurlijke weergave is geselecteerd. Zie 14 . RanInt# : Voor invoer van de functie van de vorm RanInt#(a, b), dat een willekeurig geheel getal genereert met het bereik van a tot b. Zie 15 . nPr, nCr : Permutatie (nPr) en combinatie (nCr) functies. Zie D-15 16 . Rnd : Het argument van deze functie wordt een decimale waarde en wordt dan afgerond in overeenstemming met de huidige cijferinstelling (Norm, Fix, of Sci). Met Norm 1 of Norm 2 wordt het argument op 10 cijfers afgerond. Met Fix en Sci wordt het argument op het gespecificeerde getal afgerond. Als bijvoorbeeld Fix 3 de display cijferinstelling is, wordt het resultaat van 10 ÷ 3 weergegeven als 3,333, terwijl de calculator intern een waarde van 3,33333333333333 (15 cijfers) aanhoudt voor berekeningen. In geval van Rnd(10÷3) = 3,333 (met Fix 3) worden zowel de weergegeven waarde als de interne waarde van de calculator 3,333. Hierdoor zal een serie berekeningen verschillende resultaten opleveren afhankelijk van of Rnd wordt gebruikt (Rnd(10÷3) × 3 = 9,999) of niet gebruikt (10 ÷ 3 × 3 = 10,000). Zie 17 . Let op: Het gebruik van functies kan een berekening vertragen, wat de weergave van een resultaat kan vertragen. Voer geen vervolgberekeningen uit als u op een resultaat wacht. Druk op A om een resultaat dat wordt berekend, af te breken. Integratie en differentiatie berekeningsvoorzorgsmaatregelen • Integratie en differentiatieberekeningen kunnen alleen in de COMP-modus worden uitgevoerd (,1). • Het volgende kan niet worden gebruikt in f(x), a, b, of tol: Pol, Rec, ∫, d/dx, Σ. • Als een trigonometrische functie wordt gebruikt in f(x), specificeer dan Rad als de hoekeenheid. • Een kleinere tol waarde verhoogt de nauwkeurigheid, maar verhoogt tevens de berekeningstijd. Als de tol wordt gespecificeerd met een waarde die 1 × 10–14 is of hoger. Voorzorgsmaatregelen voor alleen integratieberekeningen • Integraties vereisen gewoonlijk een aanzienlijke tijd. 1 • Voor f(x) 0 waarbij a x b (in het geval van ∫0 3x2 – 2 = –1), zal de berekening een negatief resultaat opleveren. • Afhankelijk van de inhoud van f(x) en het integratiegebied, kan een berekeningsfout worden gegenereerd die groter is dan de tolerantie, waardoor de calculator een foutmelding weergeeft. Voorzorgsmaatregelen voor alleen differentiatieberekeningen • Als convergentie naar een oplossing niet kan worden gevonden als de tol invoer wordt weggelaten, zal de tol waarde automatisch worden aangepast om de oplossing te bepalen. • Niet opeenvolgende punten, abrupte fluctuaties, extreem grote of kleine punten, buigpunten en het meeberekenen van punten die niet gedifferentiëerd kunnen worden, of een differentiaalpunt of differentiaal berekeningsresultaten die nul benaderen kunnen slechte nauwkeurigheid of fouten veroorzaken. Tips voor succesvolle integratieberekeningen Wanneer een periodieke functie of integratie-interval resulteren in positieve en negatieve waarden voor de f(x) function Voer afzonderlijke integraties uit voor iedere cyclus, of voor het positieve en het negatieve deel, en combineer de resultaten. ∫ b a f(x)dx = S Positief ∫ c a f(x)dx + (– Positief deel (S Positief) S Negatief D-16 ∫ b c f(x)dx) Negatief deel (S Negatief) Als de integratiewaarden sterk fluctueren als gevolg van kleine veranderingen in de integratie-interval Verdeel de integratie-interval in meerdere delen (zodat de gebieden met grote fluctuatie worden opgebroken in gebieden met kleine fluctuatie), voer de integratie uit voor ieder deel en combineer de resultaten. f (x) 0 ∫ a x1 x2 x3 x4 b x b f(x)dx = a + ∫ b x4 ∫ x1 a f(x)dx + ∫ x2 x1 f(x)dx + ..... f(x)dx Voorbeelden bv s 30 )= sin−10,5 = 30° bv 1s(sin−1) 0.5 )= 1 sin 30°= 0,5 2 sinh 1 = 1,175201194 0.5 30 wb(sinh) 1 )= 1.175201194 wf(cosh−1) 1 )= –1 cosh 1 = 0 3 π /2 radialen = 90°, 50 gradiënten = 45° 0 v (15(π)/ 2 )1G(DRG')c(r)= 50 1G(DRG')d(g)= 90 45 4 Om e5 × 2 op 3 significante cijfers te berekenen (Sci 3) 1N(SETUP)7(Sci)3 B b 1i(%) 5 e* 2 = 1i(%) 5 )* 2 = 2.97×102 2.97×102 l 1000 )= 3 4 4 5 log101000 = log 1000 = 3 log216 = 4 B l 2 1)(,) 16 )= & 2 e 16 = 6 Om In 90 (= loge 90) op 3 significante cijfers te berekenen (Sci 3) 1N(SETUP)7(Sci)3 7 1,2 × 103 = 1200 B i 90 )= 4.50×100 1.2 * 10 6 3 = 1200 16 15625 2 2 B ( 1 + 1 )6 2 + 2 = ( 5 x)1w(x3)= B 16(") 5 e 32 = b 516(") 32 )= Om ' 2 = 4,242640687...) te berekenen op drie decimale 2 × 3 (= 3' plaatsen (Fix 3) 1N(SETUP)6(Fix)3 B ! 2 e* 3 = 3' 2 1= 4.243 b ! 2 )* 3 = 4.243 (1+1)2+2 = 16 (52)3 = 15625 5 32 = 2 D-17 e 8 ∫1ln(x) = 1 B 7iS)(X))e 1 eS5(e)= b 7iS)(X))1)(,) 1 1)(,)S5(e))= 1 1 9 Om de afgeleide te verkrijgen op het punt x = π/2 voor de functie y = sin(x) V B 17(F)sS)(X)) e'15(π)e 2 = b 17(F)sS)(X)) 1)(,)15(π)' 2 )= 0 0 5 10 Σ (x + 1) = 20 x =1 B b 1&(8)S)(X)+ 1 e 1 e 5 = 1&(8)S)(X)+ 1 1)(,) 1 1)(,) 5 )= 20 20 11 Om rechthoekige coördinaten (' 2,' 2 ) naar polaire coördinaten om te zetten v B 1+(Pol)! 2 e1)(,)! 2 e)= r=2,=45 b 1+(Pol)! 2 )1)(,)! 2 ))= r= 2 = 45 Om polaire coördinaten (' 2 , 45°) om te zetten naar rechthoekige coördinaten v B 1-(Rec)! 2 e1)(,) 45 )= X=1, Y=1 12 (5 + 3) ! = 40320 13 |2 – 7| × 2 = 10 B b ( 5 + 3 )1E(x!)= 40320 1w(Abs) 2 - 7 e* 2 = 1w(Abs) 2 - 7 )* 2 = 10 10 14 Om willekeurige 3-cijferige gehele getallen te krijgen 1000 1.(Ran#)= = = 459 48 117 (Resultaten worden hier alleen voor illustratieve doeleinden weergegeven. Echte resultaten zullen verschillen.) 15 Om willekeurige gehele getallen van 1 tot 6 te genereren S.(RanInt) 1 1)(,) 6 )= = = 2 6 1 (Resultaten worden hier alleen voor illustratieve doeleinden weergegeven. Echte resultaten zullen verschillen.) D-18 16 Om het aantal mogelijke permutaties en combinaties te bepalen als u 4 mensen uit een groep van 10 selecteert Permutaties: Combinaties: 10 1*(nPr) 4 = 10 1/(nCr) 4 = 5040 210 17 Om de volgende berekeningen uit te voeren als Fix 3 is geselecteerd voor het aantal weer te geven cijfers: 10 ÷ 3 × 3 en Rnd(10 ÷ 3) × 3 b 1N(SETUP)6(Fix)3 10 / 3 * 3 = 10(Rnd) 10 / 3 )* 3 = 10.000 9.999 Berekeningen van complexe getallen (CMPLX) Om berekeningen met complexe getallen uit te voeren drukt u eerst op N2(CMPLX) om de CMPLX-modus in te schakelen. U kunt zowel rechthoekige coördinaten (a+bi) als polaire coördinaten (r∠) gebruiken om complexe getallen in te voeren. Berekeningen van complexe getallen worden weergegeven in overeenstemming met de opmaak voor complexe getallen in het setup menu. (2 + 6i) ÷ (2i) = 3 – i (Complexe getallenopmaak: a + bi) ( 2 + 6 W(i))/( 2 W(i))= 3–i 2 ∠ 45 = ' 2 +' 2 i Bv (Complexe getallenopmaak: a + bi) 2 1-(∠) 45 = ' 2 +' 2i ' 2 +' 2 i = 2 ∠ 45 Bv (Complexe getallenopmaak: r∠) ! 2 e+! 2 eW(i)= 2∠45 Let op: • Als u een invoer en weergave van een berekeningsresultaat wilt doen in de opmaak voor polaire coördinaten, specificeer dan de hoekeenheid alvorens de berekening te starten. • De waarde van het berekeningsresultaat wordt weergegeven in het bereik van –180° 180°. • Weergave van het berekeningsresultaat als de Lineaire weergave is geselecteerd, geeft a en bi (of r en ) op afzonderlijke regels weer. Voorbeelden van berekeningen in de CMPLX-modus (1 – i)–1 = 1 + 1 i B (Complexe getallenopmaak: a + bi) 2 2 ( 1 -W(i))E= (1 + i)2 + (1 – i)2 = 0 B ( 1 +W(i))w+( 1 -W(i))w= 1+1i 2 2 0 Om het conjugate complexe getal te verkrijgen van 2 + 3i (Complexe getallenopmaak: a + bi) 12(CMPLX)2(Conjg) 2 + 3 W(i))= 2–3i D-19 Om de absolute waarde en het argument te verkrijgen van 1 + i Bv Absolute waarde: 1w(Abs) 1 +W(i)= Argument: 12(CMPLX)1(arg)1+W(i))= ' 2 45 Een commando gebruiken om de opmaak voor berekeningsresultaten te specificeren Elk van de twee speciale commando’s ('r∠ of 'a+bi) kan aan het einde van een berekening worden ingevoerd om de weergaveopmaak van de berekeningsresultaten weer te geven. Het commando heeft een hogere prioriteit dan de opmaakinstelling voor complexe getallen van de calculator. ' 2 +' 2 i = 2 ∠ 45, 2 ∠ 45 = ' 2 +' 2 i Bv ! 2 e+! 2 eW(i)12(CMPLX)3('r∠)= 2 1-(∠) 45 12(CMPLX)4('a+bi)= 2∠45 ' 2 +' 2i CALC gebruiken CALC laat u berekeningsexpressies opslaan die variabelen bevatten, die u dan kunt oproepen en uitvoeren in de COMP-modus (N1) en de CMPLXmodus (N2). Hieronder worden de soorten expressies beschreven die u met CALC kunt opslaan. • Expressies: 2X + 3Y, 2AX + 3BY + C, A + Bi • Multi-Statements: X + Y : X (X + Y) • Gelijkheden met links een enkele variabele en een expressie met variabelen aan de rechterkant: A = B + C, Y = X2 + X + 3 (Gebruik Ss(=) om het =-teken van de gelijkheid in te voeren.) Om 3A + B op te slaan en dan de volgende waarden in te voegen om de berekening uit te voeren: (A, B) = (5, 10), (7, 20) Math 3 S-(A)+Se(B) Math s Vraagt om invoer van een waarde voor A Huidige waarde van A Math 5 = 10 = Math s (of =) D-20 Math 7 = 20 = Om CALC te verlaten: A Om A + Bi op te slaan en dan ' 3 + i, 1 + ' 3 i te bepalen d.m.v. polaire coördinaten (r∠) v N2(CMPLX) S-(A)+Se(B)W(i) 12(CMPLX)3('r∠) CMPLX Math s! 3 )= 1 = s (of =) 1 =! 3 )= Om CALC te verlaten: A Let op: Vanaf het moment dat u op s drukt, totdat u CALC verlaat door op A te drukken, moet u Lineaire weergave invoerprocedures gebruiken voor invoer. SOLVE gebruiken SOLVE gebruikt de wet van Newton om de oplossing van vergelijkingen te benaderen. Merk op dat SOLVE alleen in de COMP-modus kan worden gebruikt (N1). Hieronder worden de soorten vergelijkingen beschreven waarvan de oplossingen middels SOLVE kunnen worden verkregen. • Vergelijkingen die de variabele X bevatten: X2 + 2X – 2, Y = X + 5, X = sin(M), X + 3 = B + C SOLVE lost op voor X. Een uitdrukking zoals X2 + 2X – 2 wordt behandeld als X2 + 2X – 2 = 0. • Vergelijkingeninvoer d.m.v. de volgende syntax: {vergelijking}, {oplossing variable} SOLVE lost op voor Y, bijvoorbeeld, als een vergelijking wordt ingevoerd als: Y = X + 5, Y Belangrijk: • Als een vergelijking invoerfuncties bevat die een openingshaakje bevatten (zoals sin en log), laat dan het sluitingshaakje niet weg. • De volgende functies zijn binnen een vergelijking niet toegestaan: ∫, d/dx, Σ, Pol, Rec. Om y = ax2 + b op te lossen voor x wanneer y = 0, a = 1, en b = –2 Math Sf(Y)Ss(=)S-(A) S)(X)w+Se(B) Math 1s(SOLVE) Vraagt voor invoer van een waarde voor Y D-21 Huidige waarde van Y Math 0 = 1 =- 2 = Huidige waarde van X Math Voer een eerste waarde voor X in (Hier, invoer 1): 1= Om SOLVE te verlaten: A Oplossing scherm Let op: Vanaf het moment dat u op 1s(SOLVE) drukt, totdat u SOLVE verlaat door op A, te drukken, moet u Lineaire weergave invoerprocedures gebruiken voor invoer. Belangrijk: • Afhankelijk van wat u invoert voor de eerste waarde van X (oplossingafhankelijk), kan SOLVE mogelijk geen oplossing verkrijgen. Als dit gebeurt, probeer dan een andere eerste waarde die dichter bij de oplossing ligt. • SOLVE kan mogelijk geen juiste oplossing vinden, zelfs als deze wel bestaat. • SOLVE gebruikt de wet van Newton, zodat zelfs in het geval dat er meerdere oplossingen bestaan, er slechts één wordt getoond. • Vanwege beperkingen in de wet van Newton, zijn oplossingen vaak moeilijk te verkrijgen voor de volgende soorten vergelijkingen: y = sin(x), y = ex, y = ' x. Inhoud van het oplossingenscherm Oplossingen worden altijd in de decimale opmaak weergegeven. Vergelijking (de vergelijking die u invoert.) Math Variabele opgelost voor Oplossing (linkerkant) – (rechterkant) resultaat “(linkerkant) – (rechterkant) resultaat” geeft het resultaat weer als de rechterkant van de vergelijking van de linkerkant wordt afgetrokken, na toewijzing van de verkregen waarde voor de variabele waarvoor wordt opgelost. Hoe dichter dit resultaat bij nul ligt, hoe hoger de nauwkeurigheid van de oplossing. Doorgaan-scherm SOLVE voert convergentie een ingesteld aantal keren uit. Als het geen oplossing kan vinden geeft het een bevestigingsscherm weer waarop staat “Continue: [=]”, wat vraagt of u verder wilt gaan. Druk op = om verder te gaan of op A om de SOLVE-bewerking af te breken. Om y = x2 – x + 1 op te lossen voor x wanneer y = 3, 7, en 13 Math Sf(Y)Ss(=) S)(X)w-S)(X)+ 1 D-22 Math 1s(SOLVE) Math 3= Math Voer een eerste waarde voor X in (Hier, invoer 1): 1= Math = 7 == Math = 13 == Statistische berekeningen (STAT) Voer de volgende toetshandelingen uit om een statistische berekening uit te voeren N3(STAT) om de STAT-modus te activeren en gebruik het scherm dat verschijnt om het type berekening dat u wilt uitvoeren te selecteren. Om dit type statistische berekening uit te voeren: Druk op deze (Regressieformule weergegeven tussen haakjes) toets: 1(1-VAR) Enkele variabele (X) Gecombineerde-variabele (X, Y), lineaire regressie 2(A+BX) ( y = A + Bx) Gecombineerde-variabele (X,Y), kwadratische 3( _+CX2) regressie ( y = A + Bx + Cx2) Gecombineerde-variabele (X,Y), logaritmische 4(ln X) regressie ( y = A + Blnx) Gecombineerde-variabele (X, Y), e exponentiële 5(e^X) regressie ( y = AeBx) Gecombineerde-variable (X, Y), ab exponentiële 6(A•B^X) regressie ( y = ABx) Gecombineerde-variable (X, Y), machtsregressie 7(A•X^B) ( y = AxB) Gecombineerde-variabele (X,Y), inverseregressie 8(1/X) ( y = A + B/x) Druk op één van de bovenstaande toetsen (1 tot 8) de Stat Editor weer te geven. Let op: Als u het type berekening wilt wijzigen na de STAT-modus te hebben geactiveerd, voer dan de volgende toetsbewerkingen uit 11(STAT)1(Type) om het selectiescherm voor het berekeningstype weer te geven. D-23 Gegevens invoeren G e b r u i k d e S t a t E d i t o r o m g e g eve n s i n t e vo e r e n . Vo e r d e volgende toetsbewerkingen uit om de Stat Editor weer te geven: 11(STAT)2(Data). De Stat Editor heeft 80 rijen voor gegevensinvoer bij alleen een X-kolom, 40 rijen bij een X en FREQ-kolom of X en Y-kolom, of 26 rijen bij een X, Y en FREQ-kolom. Let op: Gebruik de FREQ (frequentie) kolom om de hoeveelheid (frequency) identieke gegevensitems in te voeren. Weergave van de FREQ-kolom kan aangezet (weergegeven) of uitgezet (niet weergegeven) d.m.v. de Stat Format instelling in het setupmenu. 1 Om lineaire regressie te selecteren en de volgende gegevens in te voeren: (170, 66), (173, 68), (179, 75) STAT N3(STAT)2(A+BX) STAT 170 = 173 = 179 =ce STAT 66 = 68 = 75 = Belangrijk: • Alle gegevens die in de Stat Editor zijn ingevoerd worden verwijderd als u de STAT-modus verlaat, tussen een enkel-variabele en gecombineerde-variabele berekeningstype wisselt, of de Stat Format instelling in het setupmenu wijzigt. • De volgende bewerkingen worden niet ondersteund door de Stat Editor: m, 1m(M–), 1t(STO). Pol, Rec, en multi-statements kunnen ook niet worden ingevoerd met de Stat Editor. Om de gegevens in een cel te wijzigen: Beweeg in de Stat Editor de cursor naar de cel met de gegevens die u wilt wijzigen, voer de nieuwe gegevens in en druk op =. Om een regel te wissen: Beweeg in de Stat Editor de cursor naar de regel die u wilt wissen en druk op Y. Om een regel in te voegen: Beweeg de cursor in de Stat Editor naar de plaats waar u de regel wilt invoegen en voer de volgende toetshandelingen uit: 11(STAT)3(Edit)1(Ins). Om alle inhoud van de Stat Editor te wissen: Voer de volgende toetshandelingen uit in de Stat Editor: 11(STAT)3(Edit)2(Del-A). Statistische waarden uit ingevoerde gegevens krijgen Om statistische waarden te krijgen, druk op A in de Stat Editor en roep de statistische variabele op (σx, Σx2, etc.) die u wilt. Ondersteunde statistische variabelen en de toetsen die u moet indrukken om ze op te vragen staan hieronder. Voor enkel-variabele statistische berekeningen, zijn de variabelen met een asterisk (*) beschikbaar. D-24 Som: Σx2*, Σx*, Σy2, Σy, Σxy, Σx3, Σx2y, Σx4 11(STAT) 3(Sum) 1 tot 8 Aantal Items: n*, Gemiddelde: o*, p, Standaard deviatie van populatie: σx*, σy, Standaard deviatie van steekproef: sx*, sy 11(STAT) 4(Var) 1 tot 7 Regressiecoëffieciënten: A, B, Correlatiecoëfficiënt: r, Geschatte waarden: m, n 11(STAT) 5(Reg) 1 tot 5 Regressiecoëfficiënten voor kwadratische regressie: A, B, C, Geschatte waarden: m1, m2, n 11(STAT) 5(Reg) 1 tot 6 • Zie voor de regressieformules de tabel aan het begin van deze afdeling. • m, m1, m2 en n zijn geen variabelen. Dit zijn het soort commando’s die een argument nodig hebben, direct vooraf. Zie “Geschatte waarden berekenen” voor meer informatie. Minimale waarde: minX*, minY, Maximale waarde: maxX*, maxY 11(STAT) 6(MinMax) 1 tot 4 Let op: Als enkel-variabele statistische berekening is geselecteerd, kunt u de functies en commando’s voor normaalverdelingsberekeningen invoeren vanaf het menu dat verschijnt als u de volgende toetsbewerkingen uitvoert: 11(STAT)5(Distr). Zie “Normaalverdelingsberekeningen uitvoeren” voor details. 2 Om enkel-variabele gegevens in te voeren x = {1, 2, 2, 3, 3, 3, 4, 4, 5}, d.m.v. de FREQ-kolom om het aantal herhalingen voor ieder item te specificeren ({xn; freqn} = {1;1, 2;2, 3;3, 4;2, 5;1}), en het gemiddelde en de standaard deviatie van de populatie te berekenen. 1N(SETUP)c4(STAT)1(ON) STAT N3(STAT)1(1-VAR) 1 = 2 = 3 = 4 = 5 =ce 1=2=3=2= A11(STAT)4(Var)2(o)= A11(STAT)4(Var)3(σx)= Resultaten: Gemiddelde: 3 Standaard deviatie van de populatie: 1,154700538 3 Om de lineaire regressie en logaritmische regressie correlatie coëfficiënten te berekenen voor de volgende gecombineerdevariabele gegevens en de regressieformule voor de sterkste correlatie te bepalen: (x, y) = (20, 3150), (110, 7310), (200, 8800), (290, 9310). Specificeer Fix 3 (drie decimale plaatsen) voor de resultaten. 1N(SETUP)c4(STAT)2(OFF) 1N(SETUP)6(Fix)3 D-25 N3(STAT)2(A+BX) 20 = 110 = 200 = 290 =ce 3150 = 7310 =8800 = 9310= STAT FIX A11(STAT)5(Reg)3(r)= A11(STAT)1(Type)4(In X) A11(STAT)5(Reg)3(r)= A11(STAT)5(Reg)1(A)= A11(STAT)5(Reg)2(B)= Resultaten: Lineaire Regressie Correlatie Coëfficiënt: 0,923 Logaritmische Regressie Correlatie Coëfficiënt: 0,998 Logaritmische regressieformule: y = –3857,984 + 2357,532lnx Geschatte waarden berekenen Op basis van de regressieformule die is verkregen door de gecombineerdevariabele statistische berekening, kan de geschatte waarde van y berekend worden voor een gegeven x-waarde. De corresponderende x-waarde (twee waarden, x1 en x2, in geval van kwadratische regressie) kan ook worden berekend voor een waarde van y in de regressieformule. 4 Om de geschatte waarde voor y te bepalen als x = 160 in de regressieformule verkregen uit logaritmische regressie van de gegevens in 3 . Specificeer Fix 3 voor het resultaat. (Voer de volgende bewerking uit na de bewerkingen in 3 .) A 160 11(STAT)5(Reg)5(n)= Resultaat: 8106,898 Belangrijk: Regressiecoëfficiënt, correlatiecoëfficiënt en berekening van geschatte waarde kunnen veel tijd nemen bij veel gegevensitems. Normaalverdelingsberekeningen uitvoeren Als enkel-variabele statistische berekening is geselecteerd, kunt u normaalverdelingsberekeningen uitvoeren m.b.v. de functies die hieronder worden weergegeven. Deze zitten in het menu dat verschijnt als u de volgende toetsbewerking uitvoert: 11(STAT)5(Distr). P, Q, R: Deze functies nemen het argument t en bepalen een waarschijnlijkheid van de standaard normaalverdeling zoals hieronder weergegeven. P (t) 0 t Q (t) 0 t R (t) 0 t 't: Deze functie wordt voorafgegaan door het argument X, en bepaalt de genormaliseerde variabele . D-26 5 Voor de enkel-variabele gegevens {xn ; freqn} = {0;1, 1;2, 2;1, 3;2, 4;2, 5;2, 6;3, 7;4, 9;2, 10;1}, om de genormaliseerde variabele te bepalen ('t) wanneer x = 3, en P(t) op dat punt tot drie decimale plaatsen (Fix 3). 1N(SETUP)c4(STAT)1(ON) 1N(SETUP)6(Fix)3N3(STAT)1(1-VAR) STAT FIX 0=1=2=3=4=5=6=7=9= 10=ce1=2=1=2=2=2=3= 4=2=1= STAT FIX STAT FIX A 3 11(STAT)5(Distr)4('t)= 11(STAT)5(Distr)1(P()G)= Resultaten: Genormaliseerde variabele ('t): –0,762 0,223 P(t): Base-n berekeningen (BASE-N) Druk op N 4 (BASE-N) om in de BASE-N-modus te komen als u berekeningen met decimale, hexadecimale, binaire en/of octale waarden wilt uitvoeren. De standaard getalmodus als u in de BASE-N-modus komt is decimaal, wat betekent dat invoer en berekeningsresultaten de decimale opmaak gebruiken. Druk op één van de volgende toetsen om de getalmodi te wisselen: w(DEC) voor decimaal, 6(HEX) voor hexadecimaal, l(BIN) voor binair, of i(OCT) voor octaal. Om in de BASE-N-modus te komen, schakel dan naar de binaire modus en bereken 112 + 12 N4(BASE-N) l(BIN) 11 + 1 = Doorgaand vanaf boven, schakel om naar de hexadecimale modus en bereken 1F16 + 116 A6(HEX) 1 t(F)+ 1 = Doorgaand vanaf boven, schakel om naar de octale modus en bereken 78 + 18 Ai(OCT) 7 + 1 = D-27 Let op: • Gebruik de volgende toetsen om de letters A t/m F in te voeren voor hexadecimale waarden: -(A), $(B), w(C), s(D), c(E), t(F). • In de BASE-N-modus is de invoer van fractionele (decimale) waarden en exponenten niet ondersteund. Als een berekening een fractioneel deel heeft wordt dit weggelaten. • Het invoer- en uitvoerbereik is 16 bits voor binaire waarden en 32 bits voor andere soorten waarden. Hieronder staan details over invoer- en uitvoerbereiken. Base-n Invoer-/uitvoerbereiken Binair Positief: 0000000000000000 x 0111111111111111 Negatief: 1000000000000000 x 1111111111111111 Octaal Positief: 00000000000 x 17777777777 Negatief: 20000000000 x 37777777777 Decimaal –2147483648 x 2147483647 Hexadecimaal Positief: 00000000 x 7FFFFFFF Negatief: 80000000 x FFFFFFFF De getalmodus van een specifieke invoerwaarde specificeren U kunt een speciaal commando invoeren dat direct volgt op een waarde om de getalmodus van die waarde te specificeren. De speciale commando’s zijn: d (decimaal), h (hexadecimaal), b (binair), en o (octaal). Om 1010 + 1016 + 102 + 108 te berekenen en het resultaat als een decimalewaarde weer te geven Aw(DEC) 13(BASE)c1(d) 10 + 13(BASE)c2(h) 10 + 13(BASE)c3(b) 10 + 13(BASE)c4(o) 10 = 36 Een berekeningsresultaat omzetten naar een ander type waarde U kunt elk van de volgende toetsebewerkingen gebruiken om het huidig weergegeven berekeningsresultaat om te zetten naar een ander type waarde: x(DEC) (decimaal), 6(HEX) (hexadecimaal), l(BIN) (binair), i(OCT)(octaal). Om 1510 × 3710 in de decimale modus te berekenen en het resultaat dan om te zetten naar hexadecimaal, binair, en octaal Ax(DEC) 15 * 37 = 555 6(HEX) 0000022B l(BIN) 0000001000101011 i(OCT) 00000001053 Logische en negatiebewerkingen Uw calculator biedt u logische operanden (and, or, xor, xnor) en functies (Not, Neg) voor logische en negatiebewerkingen van binaire waarden. Gebruik D-28 het menu dat verschijnt als u op 13(BASE) drukt om deze logische operanden en functies in te voeren. Alle volgende voorbeelden zijn in de binaire modus uitgevoerd (l(BIN)). Om de logische AND te bepalen van 10102 en 11002 (10102 and 11002) A 1010 13(BASE)1(and) 1100 = 0000000000001000 Om de logische OR te bepalen van 10112 en 110102 (10112 or 110102) A 1011 13(BASE)2(or) 11010 = 0000000000011011 Om de logische XOR te bepalen van 10102 en 11002 (10102 xor 11002) A 1010 13(BASE)3(xor) 1100 = 0000000000000110 Om de logische XNOR te bepalen van 11112 en 1012 (11112 xnor 1012) A 1111 13(BASE)4(xnor) 101 = 1111111111110101 Om de bitsgewijze complement te bepalen van 10102 (Not(10102)) A13(BASE)5(Not) 1010 )= 1111111111110101 Om te negateren (neem het complement van de tweeën) 1011012 (Neg(1011012)) A13(BASE)6(Neg) 101101 )= 1111111111010011 Let op: In het geval van een negatief binaire, octale of hexadecimale waarde, zet de calculator de waarde om naar binair, neemt de complement van de tweeën en converteert terug naar de originele modus. Voor decimale (base-10) waarden voegt de calculator slechts een negatiefteken toe. Vergelijkingsberekeningen (EQN) U kunt de volgende procedure in de EQN-modus gebruiken om stelsels van lineaire vergelijkingen met twee of drie onbekenden, kwadratische vergelijkingen en kubische vergelijkingen op te lossen. 1. Druk op N5(EQN) om de EQN-modus te activeren. 2. Kies een vergelijkingstype in het menu dat verschijnt. Om dit berekeningstype te selecteren: Druk op deze toets: Stelsels van lineaire vergelijkingen met twee onbekenden 1(anX + bnY = cn) Stelsels van lineaire vergelijkingen met drie onbekenden 2(anX + bnY + cnZ = dn) Kwadratische vergelijkingen 3(aX2 + bX + c = 0) Kubische vergelijkingen 4(aX3 + bX2 + cX + d = 0) 3. Gebruik de Coëfficiënt Editor die verschijnt om coëfficiëntwaarden in te voeren. • Om bijvoorbeeld 2x2 + x – 3 = 0 op te lossen, druk op 3 in stap 2, en voer vervolgens het volgende in voor de coëfficiënten (a = 2, b = 1, c = –3): 2=1=-3=. • Om een coëfficiëntwaarde die u al hebt ingevoerd te wijzigen, verplaats de cursor naar de betreffende cel, voer de nieuwe waarde in en druk op =. D-29 • Door op A te drukken worden alle coëfficiënten op nul gezet. Belangrijk: De volgende bewerkingen worden niet ondersteund door de Coëfficiënt Editor: m, 1m(M–), 1t(STO). Pol, Rec, en multistatements kunnen ook niet worden ingevoerd met de Coëfficiënt Editor. 4. Als alle waarden zijn zoals u ze wilt, druk dan op =. • Dit zal een oplossing weergeven. Steeds als u = indrukt zal er een andere oplossing worden weergegeven. Door op = te drukken terwijl de laatste oplossing wordt weergegeven, wordt er terguggegaan naar de Coëfficiënt Editor. • U kunt tussen de oplossingen scrollen m.b.v. de c en f toetsen. • Om terug te keren naar de Coëfficiënt Editor terwijl een oplossing wordt weergegeven, druk op A. Let op: • Zelfs als de Natuurlijk weergave is geselecteerd worden de oplossingen van stelsels van lineaire vergelijkingen niet weergegeven met gebruik van een vorm met '. • Waarden kunnen in het oplossingscherm niet naar de technische notatie worden omgezet. De instelling van het huidige type vergelijking aanpassen Druk op N5(EQN) en selecteer een vergelijkingstype uit het menu dat verschijnt. Door het type te veranderen worden alle waarden van alle Coëfficiënt Editor coëfficiënten op nul gezet. Voorbeelden van berekeningen in de EQN-modus x + 2y = 3, 2x + 3y = 4 N5(EQN)1(anX + bnY = cn) 1=2=3= 2=3=4= Math = c (X=) –1 (Y=) 2 x – y + z = 2, x + y – z = 0, –x + y + z = 4 N5(EQN)2(anX + bnY + cnZ = dn) 1 =- 1 = 1 = 2 = 1 = 1 =- 1 =0 = -1=1=1= 4= Math = c c (X=) 1 (Y=) 2 (Z=) 3 x2 + x + 3 = 0 B 4 N5(EQN)3(aX2 + bX + c = 0) 1 = 1 = 3 ' 4 == c D-30 2 1 ' + 2 2 i 2 1 ' (X2=) – – 2 2 i (X1=) – x2 – 2' 2x + 2 = 0 B N5(EQN)3(aX2 + bX + c = 0) 1 =- 2 ! 2 )= 2 == (X=) ' 2 x3 – 2x2 – x + 2 = 0 N5(EQN)4(aX3 + bX2 + cX + d = 0) 1 =- 2 =- 1 = 2 == c c (X1=) –1 (X2=) 2 (X3=) 1 Matrixberekeningen (MATRIX) Gebruik de MATRIX-modus om berekeningen met matrices tot 3 rijen en 3 kolommen uit te voeren. Om een matrixberekening uit te voeren kent u eerst data toe aan speciale matrixvariabelen (MatA, MatB, MatC) en gebruikt de variabelen dan in de berekening, zoals in het onderstaand voorbeeld. 2 –1 2 1 1 Om 1 1 toe te kennen aan MatA en –1 2 aan MatB, en vervolgens de volgende berekeningen uit te voeren: 2 1 × 1 1 (MatA×MatB), 2 1 + 1 1 2 –1 –1 2 2 –1 (MatA+MatB) –1 2 1. Druk op N6(MATRIX) om de MATRIX-modus te activeren. 2. Druk op 1(MatA)5(2×2). MAT • Dit geeft de Matrix Editor weer voor invoer van de onderdelen van de 2 × 2 matrix die u hebt gespecificeerd voor MatA. “A” staat voor “MatA”. 3. Voer de onderdelen in van MatA: 2 = 1 = 1 = 1 =. 4. Voer de volgende toetsbewerking uit: 1 4 (MATRIX) 2 (Data) 2(MatB)5(2×2). • Dit geeft de Matrix Editor weer voor invoer van de onderdelen van de 2 × 2 matrix die u hebt gespecificeerd voor MatB. 5. Voer de onderdelen in van MatB: 2 =- 1 =- 1 = 2 =. 6. Druk opress A om naar het berekeningsscherm te gaan en de eerste berekening uit te voeren (MatA×MatB): 14(MATRIX)3(MatA)* 14(MATRIX) 4(MatB)=. • Dit toont het MatAns scherm met de berekeningssresultaten. MAT MAT “Ans” staat voor “MatAns”. → Let op: “MatAns” staat voor “Matrix Answer Memory”. Zie “Matrix Answer Memory” voor meer informatie. D-31 7. Voer de volgende berekening uit (MatA+MatB): A14(MATRIX)3 (MatA)+14(MATRIX)4(MatB)=. MAT MAT → Matrix Answer Memory Als het resultaat van een berekening die is uitgevoerd in de MATRIXmodus een matrix is, zal het MatAns scherm verschijnen met het resultaat. Het resultaat zal ook worden toegekend aan een variabele met de naam “MatAns”. De MatAns variabele kan worden gebruikt in berekeningen, zoals hieronder wordt beschreven • Voer de volgende toetsbewerkingen uit om de MatAns variabele in een berekening in te voegen: 14(MATRIX)6(MatAns). • Door op één van de volgende toetsen te drukken als het MatAns scherm wordt getoond, zal automatisch naar het berekeningsscherm worden gewisseld: + , - , * , / , E , w , 1 w (x 3). Het berekeningsscherm zal de MatAns variabele tonen, gevolgd door de operand of functie voor de toets die u hebt ingedrukt. Data van de matrix variabele toekennen en wijzigen Belangrijk: De volgende bewerkingen worden niet ondersteund door de Matrix Editor: m, 1m(M–), 1t(STO). Pol, Rec, en multi-statements kunnen ook niet worden ingevoerd met de Matrix Editor. Om nieuwe data aan een matrix variabele toe te wijzen: 1. Druk op 14(MATRIX)1(Dim), en selecteer vervolgens in het menu dat verschijnt, de matrix variabele waaraan u data wilt toekennen. 2. Selecteer dimensie in het menu dat verschijnt (m×n). 3. Gebruik de Matrix Editor die verschijnt om de nieuwe elementen van de matrix in te voeren. 1 0 –1 aan MatC toe te wijzen 2 Om 0 –1 1 14(MATRIX) 1(Dim)3(MatC)4(2×3) 1 = 0 =- 1 = 0 =- 1 = 1 = MAT Om de elementen van een matrix variabele te wijzigen: 1. Druk op 14(MATRIX)2(Data), en selecteer vervolgens in het menu dat verschijnt, de matrix variabele die u wilt wijzigen. 2. Gebruik de Matrix Editor die verschijnt om de elementen van de matrix te wijzigen. • Beweeg de cursor naar de cel met de gegevens die u wilt wijzigen, voer de nieuwe gegevens in en druk op =. D-32 Om de inhoud van de marix variabele (of MatAns) te kopiëren: 1. Gebruik de Matrix Editor om de matrix weer te geven die u wilt kopiëren. • Als u bijvoorbeeld MatA wilt kopiëren, voer dan de volgende toetsbewerkingen uit: 14(MATRIX)2(Data)1(MatA). • Als u de inhoud van MatAns wilt kopiëren, voer dan het volgende uit om het MatAns scherm weer te geven: A14(MATRIX)6(MatAns)=. 2. Druk op 1 t (STO), en voer vervolgens één van de volgende toetsbewerkingen uit om de kopiëerplaats te bepalen: - (MatA), $(MatB), of w(MatC). • Dit zal de Matrix Editor weergeven met de inhoud van de kopiëerbestemming. Voorbeelden van matrixberekeningen De volgende voorbeelden maken gebruik van MatA = 2 –1 –1 2 uit 1, en MatC = 1 0 –1 uit 0 –1 1 2. 2 1 en MatB = 1 1 U kunt een matrix variabele in een toetsbewerking invoeren door op 14(MATRIX) te drukken en vervolgens één van de volgende getaltoetsen in te drukken: 3(MatA), 4(MatB), 5(MatC). 3 3 × MatA (Matrix scalaire vermenigvuldiging). A 3 *MatA= 4 Verkrijg de determinant van MatA (det(MatA)). A14(MATRIX)7(det) MatA)= 1 5 Verkrijg de transpositie van MatC (Trn(MatC)). A14(MATRIX)8(Trn) MatC)= 6 Verkrijg de inverse matrix van MatA (MatA–1). Let op: U kunt 6 niet gebruiken voor deze invoer. Gebruik de E toets om “ –1” in te voeren. AMatAE= 7 Verkrijg de absolute waarde van ieder element van MatB (Abs(MatB)). A1w(Abs) MatB)= 8 Bepaal de twee en derde macht van MatA (MatA2, MatA3). Let op: U kunt 6 niet gebruiken voor deze invoer. Gebruik w om kwadraten te specificeren en 1w(x3) om derde machten te specificeren. AMatAw= AMatA1w(x3)= D-33 Genereren van een getallentabel uit een functie (TABLE) TABLE genereert aan getallentabel voor x en f(x) met gebruik van een ingevoerde f(x) functie. Voer de volgende stappen uit om een getallentabel te genereren. 1. Druk op N7(TABLE) om de TABLE-modus te activeren. 2. Voer een functie in in het formaat f(x), middels de X variabele. • Zorg ervoor dat de X-variabele (S)(X)) wordt ingevoerd als u een getallentabel genereert. Elke andere variabele dan X wordt beschouwd als een constante. • Het volgende kan niet in de functie worden gebruikt: Pol, Rec, ∫, d/dx, Σ. 3. Voer waarden in als antwoord op de prompts die verschijnen, door op = te drukken na elke prompt. Voor deze prompt: Voer dit in: Start? Voer de ondergrens in van X (Default = 1). End? Voer de bovengrens in van X (Default = 5). Let op: Zorg ervoor dat de End-waarde altijd groter is dan de Start-waarde. Step? Voer de verhoogstap in (Default = 1). Let op: Deze stap bepaalt met hoeveel de Start-waarde steeds wordt verhoogd als de gegevenstabel wordt gegenereerd. Als u Start = 1 en Step = 1 specificeert, krijgt X opeenvolgend de waarden 1, 2, 3, 4, etc. toegewezen, om de getallentabel te genereren, tot de End-waarde is bereikt. • Door de Step-waarde in te voeren en op = te drukken, wordt de getallentabel gegenereerd overeenkomstig de parameters die u hebt gespecificeerd. • Door op A te drukken terwijl de getallentabel wordt weergegeven wordt teruggegaan naar het functie invoerscherm in stap 2. 1 voor het 2 B Om een getal te genereren voor de functie f (x) = x2 + bereik –1 x 1, oplopend in stappen van 0,5 N7(TABLE) Math Math S)(X)x+ 1 ' 2 Math =- 1 = 1 = 0.5 = Let op: • Het getallentabel-scherm kan alleen worden bekeken. De inhoud van de tabel kan niet worden gewijzigd. • Door het genereren van de getallentabel wordt de inhoud van variabele X gewijzigd. D-34 Belangrijk: De functie die u invoert voor het genereren van de getallentabel wordt gewist als u het setupmenu weergeeft in de TABLE-modus en wisselt tussen Natuurlijke weergave en Lineaire weergave. Vectorberekeningen (VECTOR) Gebruik de VECTOR-modus om 2-dimensionale en 3-dimensionale vectorberekeningen uit te voeren. Om een vectorberekening uit te voeren kent u eerst data toe aan speciale vectorvariabelen (VctA, VctB, VctC), en gebruikt de variabelen dan in de berekening, zoals in het onderstaand voorbeeld. 1 Om (1, 2) aan VctA en (3, 4) aan VctB toe te wijzen, en vervolgens de volgende berekening uit te voeren: (1, 2) + (3, 4) 1. Druk op N8(VECTOR) om de VECTOR-modus te activeren. 2. Druk op 1(VctA)2(2). VCT • Dit geeft de Vector Editor weer voor invoer van de 2-dimensionale vector voor VctA. “A” staat voor “VctA”. 3. Voer de onderdelen in van VctA: 1 = 2 =. 4. Voer de volgende toetsbewerking uit: 15(VECTOR)2(Data)2(VctB)2(2). • Dit geeft de Vector Editor weer voor invoer van de 2-dimensionale vector voor VctB. 5. Voer de elementen in van VctB: 3 = 4 =. 6. Druk op A om naar het berekeningsscherm te gaan en de berekening uit te voeren (VctA + VctB): 15(VECTOR)3(VctA)+15(VECTOR)4(VctB)=. • Dit toont het VctAns scherm met de berekeningssresultaten. VCT VCT “Ans” staat voor “VctAns”. → Let op: “VctAns” staat voor “Vector Answer Memory”. Zie “Vector Answer Memory” voor meer informatie. Vector Answer Memory Als het resultaat van een berekening die is uitgevoerd in de VECTORmodus een vector is, zal het VctAns scherm verschijnen met het resultaat. Het resultaat zal ook worden toegekend aan een variabele met de naam “VctAns”. De VctAns variabele kan worden gebruikt in berekeningen, zoals hieronder wordt beschreven. • Voer de volgende toetsbewerkingen uit om de VctAns variabele in een berekening in te voegen: 15(VECTOR)6(VctAns). • Door op één van de volgende toetsen te drukken als het VctAns scherm wordt getoond, zal automatisch naar het berekeningsscherm worden gewisseld: +, -, *, /. Het berekeningsscherm zal de VctAns variabele tonen gevolgd door de operand voor de toets die u hebt ingedrukt. D-35 Data van de vector variabele toekennen en wijzigen Belangrijk: De volgende bewerkingen worden niet ondersteund door de Vector Editor: m, 1m(M–), 1t(STO). Pol, Rec, en multi-statements kunnen ook niet worden ingevoerd met de Vector Editor. Om nieuwe data aan een vector variabele toe te wijzen: 1. Druk op 15(VECTOR)1(Dim), en selecteer vervolgens in het menu dat verschijnt, de vector variabele waaraan u data wilt toekennen. 2. Selecteer dimensie in het menu dat verschijnt (m). 3. Gebruik de Vector Editor die verschijnt om de nieuwe elementen van de vector in te voeren. 2 Om (2, –1, 2) toe te wijzen aan VctC 15(VECTOR)1(Dim)3(VctC)1(3) 2 =- 1 = 2 = VCT Om de elementen van een vector variabele te wijzigen: 1. Druk op 15(VECTOR)2(Data), en selecteer vervolgens in het menu dat verschijnt, de vector variabele die u wilt wijzigen. 2. Gebruik de Vector Editor die verschijnt om de elementen van de vector te wijzigen. • Beweeg de cursor naar de cel met de gegevens die u wilt wijzigen, voer de nieuwe gegevens in en druk op =. Om de inhoud van de vector variabele (of VctAns) te kopiëren: 1. Gebruik de Vector Editor om de vector weer te geven die u wilt kopiëren. • Als u bijvoorbeeld VctA wilt kopiëren, voer dan de volgende toetsbewerkingen uit: 15(VECTOR)2(Data)1(VctA). • Als u de inhoud van VctAns wilt kopiëren, voer dan het volgende uit om het VctAns scherm weer te geven: A15(VECTOR)6(VctAns)=. 2. Druk op 1 t (STO), en voer vervolgens één van de volgende toetsbewerkingen uit om de kopiëerplaats te bepalen: -(VctA), $(VctB), of w(VctC). • Dit zal de Vector Editor weergeven met de inhoud van de kopiëerbestemming. Voorbeelden van vectorberekeningen De volgende voorbeelden gebruiken VctA = (1, 2) en VctB = (3, 4) uit 1 , en VctC = (2, –1, 2) uit 2 . U kunt een vector variabele in een toetsbewerking invoeren door op 15(VECTOR) te drukken en dan op één van de volgende getaltoetsen te drukken: 3(VctA), 4(VctB), 5(VctC). 3 3 × VctA (Vector scalaire vermenigvuldiging), 3 × VctA – VctB (Voorbeeldberekening met gebruik van VctAns) VCT A 3 *VctA= D-36 VCT -VctB= 4 VctA • VctB (Vector inprodukt) VCT AVctA15(VECTOR)7(Dot)VctB= 5 VctA × VctB (Vector uitprodukt) VCT AVctA*VctB= 6 Verkrijg de absolute waarden van VctC. VCT A1w(Abs)VctC)= 7 Bepaal de hoek die wordt gemaakt door VctA en VctB op drie decimalen (Fix 3). v (A • B) (A • B) (cos = , dat wordt = cos–1 ) AB AB 1N(SETUP)6(Fix)3 A(VctA15(VECTOR)7(Dot)VctB)/ VCT FIX VCT FIX (1w(Abs)VctA)1w(Abs) VctB))= 1c(cos–1)G)= Wetenschappelijke constanten Uw calculator wordt geleverd met 40 ingebouwde wetenschappelijke constanten die in iedere modus gebruikt kunnen worden, behalve BASE-N. Elke wetenschappelijke constante wordt als een uniek symbool weergegeven (zoals π), wat binnen berekeningen gebruikt kan worden. Om een wetenschappelijke constante in een berekening in te voeren, druk op 17(CONST) en voer het 2-cijferige nummer in dat overeenkomt met de constante die u wilt. D-37 Om de wetenschappelijke constante C0 in te voeren (snelheid van het licht in een vacuum), en de waarde weer te geven A17(CONST) Math 28(C0)= Om te berekenen C0 = 1 ε0μ0 B Math A' 1 c!17(CONST)32(ε0) 17(CONST)33(0)= Hieronder staan de 2-cijferige nummers voor elk van de wetenschappelijke constanten. 01: (mp) massa proton 02: (mn) massa neutron 03: (me) massa electron 04: (m) massa muon 05: (a0) Bohr radius 06: (h) constante van Planck 07: (N) nucleair magneton 08: (B) Bohr magneton 09: (h) constante van Planck, gerationaliseerd 10: (α) fijn-structuur constante 11: (re) classieke electron radius 12: (λc) Compton golflengte 13: (γp) proton gyromagnetische verhouding 14: (λcp) proton Compton golflengte 15: (λcn) neutron Compton golflengte 16: (R∞) Rydberg constante 17: (u) eenheid van atoommassa 18: (p) proton magnetisch moment 19: (e) electron magnetisch moment 20: (n) neutron magnetisch moment 21: () muon magnetisch moment 22: (F) Faraday constante 23: (e) elementaire lading 24: (NA) getal van Avogadro 25: (k) Boltzmann constante 26: (Vm) molair volume van ideaal gas 27: (R) molaire gasconstante 28: (C0) snelheid van het licht in vacuum 29: (C1) eerste stralingsconstante 30: (C2) tweede stralingsconstante 31: (σ) Stefan-Boltzmann constante 32: (ε0) electrische constante 33: (0) magnetische constante 34: (φ0) magnetische fluxquantum 35: (g) standaard versnelling van zwaartekracht 36: (G0) geleidingskwantum D-38 37: (Z0) karakteristieke impedantie van vacuum 38: (t) Celsius temperatuur 39: (G) Newton’s gravitatie constante 40: (atm) standaard atmosfeer De waarden zijn gebaseerd op door CODATA aanbevolen waarden (maart 2007). Metrische conversie De ingebouwde commando’s voor metrische conversie maken het eenvoudig om waarden van een eenheid om te zetten naar een andere. U kunt de commando’s voor metrische conversie in iedere berekeningsmodus gebruiken, behalve BASE-N en TABLE. Om een commando voor metrische conversie in te voeren, druk op 18(CONV) en voer het 2-cijferige nummer in dat overeenkomt met het commando dat u wilt. Om 5 cm om te zetten naar inches b A 5 18(CONV) 02(cm'in)= Om 100 g om te zetten naar ounces b A 100 18(CONV)22(g'oz)= Om –31°C om te zetten naar Fahrenheit b A- 31 18(CONV)38(°C'°F)= Hieronder staan de 2-cijferige nummers voor elk van de commando’s voor metrische conversie. 01: in ' cm 02: cm ' in 03: ft ' m 04: m ' ft 05: yd ' m 06: m ' yd 07: mile ' km 08: km ' mile 09: n mile ' m 10: m ' n mile 11: acre ' m2 12: m2 ' acre 13: gal (US) 'R 14: R' gal (US) 15: gal (UK) 'R 16: R' gal (UK) 17: pc ' km 18: km ' pc 19: km/h ' m/s 20: m/s ' km/h 21: oz ' g 22: g ' oz 23: lb ' kg 24: kg ' lb 25: atm ' Pa 26: Pa ' atm 27: mmHg ' Pa 28: Pa ' mmHg 29: hp ' kW 30: kW ' hp 31: kgf/cm2 ' Pa 32: Pa ' kgf/cm2 D-39 33: kgf • m ' J 34: J ' kgf • m 35: lbf/in2 ' kPa 36: kPa ' lbf/in2 37: °F ' °C 38: °C ' °F 39: J ' cal 40: cal ' J Gegevens voor conversieformules zijn gebaseerd op de “NIST Special Publication 811 (1995)”. Let op: Het J'cal commando voert conversie uit voor waarden bij een temperatuur van 15°C. Bereik van berekeningen, aantal cijfers, en nauwkeurigheid Het berekeningsbereik, aantal cijfers dat voor interne berekeningen wordt gebruikt en berekeningsnauwkeurigheid hangen af van het soort berekening dat u uitvoert. Berekeningsbereik en -nauwkeurigheid Berekeningsbereik ±1 × 10–99 tot ±9,999999999 × 1099 of 0 Aantal cijfers voor interne berekening 15 cijfers In het algemeen, ±1 op het 10e cijfer voor een enkele berekening. Nauwkeurigheid voor exponentiële weergave is ±1 op het laatste significante cijfer. Fouten zijn cumulatief in geval van opeenvolgende berekeningen. Nauwkeurigheid Invoerbereik van functieberekeningen en nauwkeurigheid Functies sinx cosx tanx sin–1x cos–1x tan–1x sinhx coshx Invoerbereik DEG 0 |x| 9 × 109 RAD 0 |x| 157079632,7 GRA 0 |x| 1 × 1010 DEG 0 |x| 9 × 109 RAD 0 |x| 157079632,7 GRA 0 |x| 1 × 1010 DEG Gelijk als sinx, behalve als |x| = (2n–1) × 90. RAD Gelijk als sinx, behalve als |x| = (2n–1) × π/2. GRA Gelijk als sinx, behalve als |x| = (2n–1) × 100. 0 |x| 1 0 |x| 9,999999999 × 1099 0 |x| 230,2585092 sinh–1x 0 |x| 4,999999999 × 1099 cosh–1x 1 x 4,999999999 × 1099 tanhx 0 |x| 9,999999999 × 1099 D-40 tanh–1x 0 |x| 9,999999999 × 10 –1 logx/lnx 0 x 9,999999999 × 1099 10x –9,999999999 × 1099 x 99,99999999 ex –9,999999999 × 1099 x 230,2585092 x ' 0 x 1 × 10100 x2 x –1 3 ' x x! |x| 1 × 1050 |x| 1 × 10100 ; x G 0 |x| 1 × 10100 0 x 69 (x is een geheel getal) nPr 0 n 1 × 1010, 0 r n (n, r zijn gehele getallen) 1 {n!/(n–r)!} 1 × 10100 nCr 0 n 1 × 1010, 0 r n (n, r zijn gehele getallen) 1 n!/r! 1 × 10100 of 1 n!/(n–r)! 1 × 10100 Pol(x, y) |x|, |y| 9,999999999 × 1099 x2 + y2 9,999999999 × 1099 Rec(r, ) 0 r 9,999999999 × 1099 : Gelijk als sinx °’ ” |a|, b, c 1 × 10100; 0 b, c De tweede waarde van de display heeft een fout van 1 op de tweede decimale plaats. |x| 1 × 10100 Decimale ↔ Sexagesimale Conversies 0°0´0˝ |x| 9999999°59´59˝ xy x ' y x 0: –1 × 10100 ylogx 100 x = 0: y 0 m x 0: y = n, 2 +1 (m, n zijn gehele getallen) n Maar: –1 × 10100 ylog |x| 100 y 0: x G 0, –1 × 10100 1/x logy 100 y = 0: x 0 y 0: x = 2n+1, 2n+1 (m G 0; m, n zijn gehele getallen) m 100 Maar: –1 × 10 1/x log |y| 100 Het totaal van gehele getallen, tellers en noemers moet 10 cijfers of kleiner zijn (inclusief deeltekens). RanInt#(a, b) a b; |a|, |b| 1 × 1010; b – a 1 × 1010 a b/c • Nauwkeurigheid is in principe hetzelfde als dat beschreven in “Berekeningsbereik en -nauwkeurigheid”, hierboven. x y , 3', x!, nPr, nCr type functies vereisen opeenvolgende interne • x y, ' berekeningen, wat een accumulatie van fouten kan veroorzaken die bij iedere berekening optreden. • Fout is cumulatief en heeft de neiging groot te worden bij het singulaire punt of het buigpunt van een functie. D-41 • Het bereik voor berekeningsresultaten dat kan worden weergegeven in π vorm in de Natuurlijk weergave, is |x| 106. Merk echter op dat de interne berekeningsfout het onmogelijk kan maken om sommige berekeningen in de π vorm weer te geven. Het kan ook berekeningsresultaten die in decimale vorm zouden moeten, weergeven in π vorm. Fouten De calculator zal een foutmelding geven als er om wat voor reden dan ook een fout optreedt tijdens een berekening. Er zijn twee manieren om een foutmelding te verwijderen: Door op d of e te drukken om de locatie van de fout weer te geven, of door op A te drukken om de melding en berekening te wissen. De locatie van een fout weergeven Druk op d of e terwijl een fout wordt weergegeven om terug te keren naar het berekeningscherm. De cursor wordt geplaatst op de locatie waar de fout optrad, klaar voor invoer. Breng de nodige verbeteringen aan aan de berekening en voer hem opnieuw uit. Als u per ongeluk 14 ÷ 0 × 2 = invoert in plaats van 14 ÷10 × 2 = B Math 14 / 0 * 2 = Math e (of d) Math d1= De foutmelding wissen Druk op A terwijl een fout wordt weergegeven om terug te keren naar het berekeningscherm. Let op. Hierdoor wordt ook de berekening met de fout gewist. Foutmeldingen Math ERROR Oorzaak: • Het tussenresultaat of eindresultaat van de berekening die u uitvoert overschrijdt het toegestane berekeningsbereik. • Uw invoer overschrijdt het toegestane invoerbereik (vooral bij het gebruik van functies). • De berekening die u uitvoert bevat een ongeoorloofde wiskundige bewerking (zoals delen door nul). Actie: • Controleer de invoerwaarden, verminder het aantal cijfers en probeer het nog eens. • Als u onafhankelijk geheugen gebruikt of een variabele als het argument van een functie, zorg er dan voor dat de geheugenwaarde of variabelewaarde binnen het toegestane bereik ligt van de functie. D-42 Stack ERROR Oorzaak: • De berekening die u uitvoert heeft het bereik van het numeriek stapelgeheugen of het commandostapelgeheugen overschreden. • De berekening die u uitvoert heeft het bereik van het matrix- of vectorstapelgeheugen overschreden. Actie: • Vereenvoudig de berekeningsexpressie zodat hij het bereik van het stapelgeheugen niet overschrijdt. • Probeer de berekening in twee of meer delen op te splitsen. Syntax ERROR Oorzaak: Er is een probleem met de opmaak van de berekening die u uitvoert. Actie: Breng de nodige verbeteringen aan. Argument ERROR Oorzaak: Er is een probleem met het argument van de berekening die u uitvoert. Actie: Breng de nodige verbeteringen aan. Dimension ERROR (alleen MATRIX- en VECTOR-modi) Oorzaak: • De matrix of vector die u in een berekening probeert te gebruiken werd zonder dimensiespecificatie ingevoerd. • U probeert een berekening uit te voeren met matrices of vectoren waarvan de dimensies dat type berekening niet toestaan. Actie: • Specifceer de dimensies van de matrix of vector en voer de berekening opnieuw uit. • Controleer de dimensies die zijn gespecificeerd voor de matrices of vectoren en kijk of ze compatible zijn met de berekening. Variable ERROR (alleen bij SOLVE) Oorzaak: • U hebt geen oplossingsvariabele opgegeven en er is geen Xvariabele in de vergelijking die u hebt ingevoerd. • De oplossingsvariabele die u hebt gespecificeerd is niet inbegrepen in de vergelijking die u hebt ingevoerd. Actie: • De vergelijking die u hebt ingevoerd moet een X-variabele bevatten als u de oplossingsvariabele niet specificeert. • Specificeer een variabele die u in de vergelijking hebt ingevoerd als de oplossingsvariabele. Can’t Solve Fout (alleen in SOLVE) Oorzaak: De calculator kon geen oplossing vinden. Actie: • Controleer de vergelijking die u hebt ingevoerd op fouten. • Voer een waarde in voor de oplossingsvariabele die dicht bij de verwachte oplossing ligt en probeer het nog eens. Insufficient MEM Fout Oorzaak: De configuratie van de TABLE-modus parameters heeft meer dan 30 X-waarden voor een tabel gegenereerd. Actie: Verklein het berekeningsbereik van de tabel door de Start-, End-, en Stepwaarden te veranderen en probeer het nog eens. Time Out Fout Oorzaak: De huidige differentiaal- of integraalberekening eindigt zonder dat aan de eindconditie is voldaan. Actie: Probeer de tol waarde te verhogen. Merk op dat dit tevens de oplossingsnauwkeurigheid vermindert. D-43 Voordat u denkt dat de calculator stuk is... Voer de volgende stappen uit als er een fout optreedt tijdens een berekening of wanneer rekenresultaten niet naar verwachting zijn. Mocht één stap het probleem niet oplossen, ga dan door naar de volgende stap. Merk op dat u gescheiden kopieën dient te maken van belangrijke gegevens voordat u deze stappen uitvoert. 1. Controleer de berekeningsexpressie om er zeker van te zijn dat deze geen fouten bevat. 2. Let erop dat u de juiste modus gebruikt voor het type berekening dat u probeert uit te voeren. 3. Als de bovenstaande stappen het probleem niet verhelpen, druk dan op de O toets. Hierdoor zal de calculator een routine uitvoeren om te controleren of de rekenfuncties correct werken. Mocht de calculator iets abnormaals bespeuren dan initialiseert deze automatisch de rekenmodus en wist de inhoud van het geheugen. Zie voor details over de geïnitialiseerde instellingen “Instellingen van de calculator configureren”. 4. Initialiseer alle modi en instellingen door de volgende bewerking uit te voeren: 19(CLR)1(Setup)=(Yes). De batterij vervangen Een bijna lege batterij wordt aangegeven door een zwakke display, zelfs als het contrast wordt aangepast, of als er geen tekens in de display verschijnen als u de calculator aanzet. Vervang de batterij voor een nieuwe als dit gebeurt. Belangrijk: Als de batterij wordt verwijderd zal de inhoud van alle geheugens van de calculator worden gewist. 1. Druk op 1A(OFF) om de calculator uit te schakelen. • Om er zeker van te zijn dat u niet per ongeluk de spanning inschakelt terwijl u de batterij vervangt schuift u het harde etui op de voorkant van de calculator (fx-991ES PLUS). 2. Verwijder het deksel zoals aangegeven in de afbeelding en vervang de batterij. Denk erom dat de plus (+) en min (–) goed geplaatst zijn. Schroef Schroef Schroef fx-570ES PLUS fx-991ES PLUS 3. Plaats het deksel terug. D-44 4. Initialiseer de calculator: O19(CLR)3(All)=(Yes) • Sla de bovenstaande stap niet over! Specificaties Stroomvereisten: fx-570ES PLUS: AAA batterij R03 (UM-4) × 1 fx-991ES PLUS: Ingebouwde zonnecel; knoopcelbatterij LR44 (GPA76) × 1 Geschatte levensduur van de batterij: fx-570ES PLUS: 17.000 uur (continue weergave van knipperende cursor) fx-991ES PLUS: 3 jaar (op basis van een uur gebruik per dag) Stroomverbruik: 0,0002 W (fx-570ES PLUS) Bedrijfstemperatuur: 0°C tot 40°C Afmetingen: fx-570ES PLUS: 13,8 (H) × 80 (B) × 162 (D) mm fx-991ES PLUS: 11,1 (H) × 80 (B) × 162 (D) mm Gewicht bij benadering: fx-570ES PLUS: 100 g inclusief de batterij fx-991ES PLUS: 95 g inclusief de batterij Veelgestelde vragen k Hoe kan ik invoeren en resultaten weergeven zoals ik dat deed op modellen zonder Natuurlijke Tekstboek weergave? Voer de volgende toetsbewerking uit: 1N(SETUP)2(LineIO). Zie “Instellingen van de calculator configureren” op pagina D-6 voor meer informatie. k Hoe kan ik een resultaat in breuken omzetten naar decimalen? Hoe kan ik een resultaat in breuken als uitkomst van een deling omzetten in een decimaal formaat? Zie “Wisselen tussen resultaten” op pagina D-10 voor de procedure. k Wat is het verschil tussen Ans geheugen, onafhankelijk geheugen en variabel geheugen? Elk van deze geheugens werkt als “houders” voor tijdelijke opslag van een enkele waarde. Ans geheugen: Slaat het resultaat van de laatst uitgevoerde berekening op. Gebruik dit geheugen om het resultaat van een berekening over te zetten naar de volgende. Onafhankelijk geheugen: Gebruik dit geheugen om de resultaten van meerdere berekeningen op te tellen. Variabelen: Dit geheugen is handig als u dezelfde waarde vaker nodig hebt in één of meer berekeningen. k Wat zijn de toetshandelingen om van de STAT-modus of TABLEmodus om te schakelen naar een modus voor rekenkundige bewerkingen? Druk op N1(COMP). k Hoe kan ik de calculator terugzetten in de originele default instellingen? Voer de volgende toetsbewerking uit: 19(CLR)1(Setup)=(Yes) k Als ik een functieberekening uitvoer, waarom krijg ik dan een resultaat dat compleet anders is dan op oudere CASIO calculatormodellen? Met het Natuurlijk Tekstboekweergave model moet het argument van een functie dat haakjes gebruikt gevolgd worden door een sluitend haakje. D-45 Als dit ) niet wordt ingedrukt na het argument om de haakjes te sluiten, kunnen ongewenste waarden of expressies als deel van het argument worden meegenomen. Voorbeeld: (sin 30) + 15 v Ouder (S-VPAM) Model: s 30 + 15 = Natuurlijke Tekstboekweergave model:bs 30 )+ 15 = 15.5 15.5 Het niet indrukken van ) zoals hier onder weergegeven zal resulteren in de berekening van sin 45. s 30 + 15 = 0.7071067812 D-46 Manufacturer: CASIO COMPUTER CO., LTD. 6-2, Hon-machi 1-chome Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan Responsible within the European Union: CASIO EUROPE GmbH Casio-Platz 1 22848 Norderstedt, Germany Dit merkteken is alleen van toepassing in de landen binnen de EU. SA1010-A