Column Gesubsidieerd bijzonder onderwijs weer onder vuur

advertisement
Column
Gesubsidieerd bijzonder onderwijs weer onder vuur
“Vrijheid van onderwijs is een recht dat in de Grondwet staat. Iedereen mag onderwijs geven.
Bijzondere scholen geven les op basis van godsdienst, levensovertuiging of een visie op het
onderwijs. De lessen op een openbare school zijn niet op basis van een godsdienst of
levensovertuiging. De overheid betaalt voor beide soorten onderwijs.” Zo is te lezen op de website
van het Ministerie van OCW als je ‘vrijheid van onderwijs’ intikt.
Deze voorlichtende tekst blijkt voor veel Nederlanders overbodig. Iedereen lijkt een mening te
(willen of kunnen) hebben over de vrijheid van onderwijs en het daarbij behorende duaal stelsel.
De lijst van auteurs die zich de laatste weken als aasgieren werpen op (afschaffing van) artikel 23
Grondwet is lang. In Elsevier van 17 september 2016 (p. 25) krijgt Gerry van der List de gelegenheid
om onder de kop ‘De verwerpelijkheid van gesubsidieerd bijzonder onderwijs’ een pleidooi van
minister Schippers voor stopzetting van het subsidiëren van (religieuze) onverdraagzaamheid aan te
grijpen om zich af te vragen of dit niet ‘logischerwijs’ een afscheid betekent van het door de staat
gefinancierde bijzonder onderwijs. Hij stelt - met enige teleurstelling - vast dat Schippers in haar
poging ‘een coalitie te smeden tegen de fundamentalistische islam’ liever niet de christelijke partijen
van zich wil vervreemden. Een insinuatie…Paradoxaal genoeg noemt Van der List onderwijsvrijheid
‘een groot goed’, maar betaling van religieus onderwijs is in zijn ogen verwerpelijk. Hij lijkt te
vergeten dat ook wanneer er geen bijzondere scholen meer zouden zijn, de overheid voor alle
leerplichtige kinderen zal moeten betalen.
Angst voor islamitisch fundamentalisme en angst voor indoctrinatie door streng christelijke scholen is
voor veel opiniemakers de drijfveer voor hun betogen. Anderen beroepen zich op de door hen
noodzakelijk geachte scheiding tussen kerk en staat. Jan Roos profileert zich om laatstgenoemde
reden met het punt dat de leden 6 en 7 van artikel 23 Grondwet moeten worden afgeschaft. In de
Telegraaf van 29 september beweert hij dat er geen cent belastinggeld meer mag naar religieuze
scholen. ‘Joodse, christelijke of islamitische scholen mogen best blijven bestaan, maar dan moeten ze
zichzelf bedruipen.’ Afgezien van de principiële bezwaren die tegen dit standpunt kunnen worden
ingebracht, vervreemdt hij zijn potentiële kiezers, die voor een niet onaanzienlijk deel kinderen in het
bijzonder onderwijs hebben, van de politieke plannen die hij wil realiseren in zijn nieuwe partij.
In een van de door mij meestal zeer gewaardeerde columns van Aleid Truijens komt zij met een
opvatting die ik dit keer niet deel (Volkskrant 25 september 2016). Zij stelt dat het confessioneel
onderwijs zijn dienst heeft bewezen, maar dat het verzuilde onderwijs nu de integratie van
allochtone leerlingen tegenhoudt: “De emancipatie van kinderen met een achterstand stokt omdat
hun horizon niet verder reikt dan de eigen groep.” Ze voegt daar onmiddellijk aan toe dat vergaande
segregatie niet eventjes opgelost wordt met openbaar onderwijs, noch met de afschaffing van
bijzondere scholen. Dat bijzonder onderwijs segregeert is – naast de mogelijkheid om eigen,
gesegregeerde scholen op te richten en in stand te houden - kennelijk gebaseerd op de aanname dat
bijzondere scholen leerlingen selecteren op grond van hun richting. Dat veel bijzondere scholen juist
vanwege hun religieuze uitgangspunten de poorten openzetten voor anders- of niet gelovigen,
daaraan gaat Truijens eenvoudig voorbij. Veel bijzondere scholen zullen zich onaangenaam
aangesproken voelen als beweerd wordt dat zij niet op basis van gelijkwaardigheid en wederzijds
respect aandacht aan verschillende levensovertuigingen besteden. Ook op hun scholen leren
kinderen dat kernwaarden als democratie, de rechtsstaat, de gelijkwaardigheid van iedereen en het
recht op vrije meningsuiting boven persoonlijke overtuigingen gaan.
In zijn VPRO zondagshow van zondag 18 september analyseerde Arjan Lubach het duaal stelsel op
zijn eigen, buitengewoon humoristische manier. Lubach wil niet alleen de financiële gelijkstelling van
bijzonder onderwijs afschaffen, hij zou het liefst helemaal geen godsdienstig georiënteerde scholen
meer zien. Met de lachlust opwekkende, maar gelukkig zeldzaam in het echt voorkomende
voorbeelden schildert hij het bijzonder onderwijs af als indoctrinerend en zelfs discriminerend. Alle
bijzondere scholen worden over één kam geschoren en de conclusie luidt opnieuw: maak alle
scholen openbaar. Zijn geestige aanpak relativeert zijn standpunt veeleer dan dat deze overtuigt.
De politiek is – in overwegende mate - niet zo ver dat onderwijsvrijheid afgeschaft moet worden.
Wel wordt naar eigentijdse invulling gezocht. De staatssecretaris heeft recent zijn wetsvoorstel voor
richtingvrije planning voorgelegd aan de Raad van State. De nieuwe wet moet kansen scheppen voor
mensen met goede onderwijsideeën, maar ook ouders met heel andere belangen en achtergronden
zullen er meer ruimte door krijgen. Daarom moet die nieuwe wet ook voorzien in stevige middelen
die kunnen voorkomen dat scholen politieke ideeën kunnen gaan uitdragen die niet verenigbaar zijn
met onze democratische rechtsstaat of – meer concreet - niet in het belang zijn van onze kinderen.
Recente, slechte ervaringen met ‘foute’ schoolbestuurders en leraren maken dat onderwijsvrijheid
nu al veel mensen zorgen baart en dat – om erger te voorkomen - gepleit wordt voor het afschaffen
ervan. Onderwijsvrijheid is een groot goed, maar misbruik van onderwijsvrijheid is een reëel gevaar
dat afgewend moet worden door passende wet- en regelgeving. Het elimineren van
onderwijsvrijheid zal – zo lijkt in landen waar wel sprake is van scheiding tussen kerk en staat,
secularisme of laïcité – het strijdtoneel tussen anders- of niet-gelovigen verplaatsen naar terreinen
die wellicht moeilijker beheersbaar zijn dan het onderwijsterrein.
Aangehaalde en andere, hier niet aan bod gekomen, uitingen van mensen die het einde van de
onderwijsvrijheid bepleiten, zullen de pret voor alle mensen in het bijzonder onderwijs, leerlingen en
hun ouders, leraren en besturen, hopelijk niet drukken. Het in 2017 te vieren eeuwfeest van artikel
23 is een bevestiging van de fundamentele waarde van het onderwijsgrondwetsartikel. Dat betekent
niet dat het artikel onveranderlijk is. De interpretatie ervan past zich aan de maatschappelijke
ontwikkelingen aan. Het kerkbezoek mag teruggelopen zijn en de verzuiling op veel andere
maatschappelijke terreinen afgeschaft, ouders kiezen kennelijk nog steeds graag in groten getale
voor bijzonder onderwijs. Ze stemmen met de voeten en tonen aan dat ‘alle scholen openbaar’ door
(velen van) hen niet gewenst wordt. Leraren en bestuurders in het bijzonder onderwijs hebben
decennia lang door hun inzet de emancipatie van verschillende bevolkingsgroepen bevorderd en vele
generaties gevrijwaard van ‘neutrale’ kennisoverdracht. De onderwijswetten voorzien in onderwijs
dat kinderen een ruimere blik op de wereld geeft dan alleen de blik vanuit het eigen religieuze
perspectief. De inspectie van het onderwijs ziet erop toe dat dit en andere voorschriften worden
nageleefd. Ons systeem was en is volledig ingericht op vreedzaam naast elkaar bestaan van openbaar
en bijzonder onderwijs. Deze verworvenheid moet naar mijn idee niet verguisd maar gekoesterd
worden.
Miek Laemers
Download