Praktijkonderzoek met makers in community arts Tussenrapportage van een half jaar experimenteel werken in de praktijk Eerste versie t.b.v. de onderzoeksdagen CAL-XL op 1 en 2 november 2011 Finn Minke en Sikko Cleveringa (oktober 2011) 1 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Het onderzoekstraject: Pomica 3 Doelstelling 4 Praktijkonderzoek 4 2.1 Onderzoeksmethodiek 2.1.1 Zelfevaluatie Eigenaarschap over het onderzoeksproces 5 De projectscan 6 2.1.3 Reflectie op de rol van onderzoeker 6 Bewust betekenis geven 7 Vreemdheid als gereedschap voor verandering 7 Niveaus van invloed Methodieken voor zelfevaluatie Diepte-interviews 4 5 2.1.2 2.2 3 4 8 9 9 Evaluatiesessies 10 Gesprek op basis van de projectscan 12 Schrijfopdrachten 13 Foto-opdracht 14 Intentieverklaring 14 Sociale media 15 Je vraag bij de respondent neerleggen 15 (Nog) niet-uitgeprobeerde methodes 15 Pomica: het vervolg 16 Bronnen 17 Bijlagen 18 2 1 Inleiding Community Arts Lab XL, hierna afgekort tot CAL-XL, organiseert en coördineert in 2011 en 2012 praktijkonderzoek met makers in community arts. Het onderzoek richt zich op het vinden en/of ontwikkelen van een methodiek voor (zelf)evaluatie en reflectie bij community arts projecten. Jaarlijks worden acht tot tien projecten betrokken in een onderzoekstraject. Het gaat om projecten in verschillende kunstdisciplines en met verschillende werkwijzen en doelgroepen. Vijf onderzoekers deden tussen juni en augustus 2011 ieder een praktijkonderzoek bij een ‘eigen’ project. Ze kregen veel ruimte om met trial-and-error hun weg te vinden en de zin of onzin van een bepaalde aanpak uit te proberen. Hun afzonderlijke onderzoeksrapportages met uitgebreide beschrijvingen van hun individuele aanpak en bevindingen, zijn te downloaden via www.cal-xl.nl. Dit dossier biedt een overkoepelende samenvatting met de belangrijkste lessen en resultaten van het eerste half jaar experimenteel praktijkonderzoek van CAL-XL. Voor wie is deze publicatie bedoeld? Dit dossier wil in de eerste plaats een handvat bieden aan (nieuwe) makers, initiatiefnemers, projectontwikkelaars, procesregisseurs en praktijkonderzoekers in community arts die aan de slag willen met (zelf)evaluatie. Daarnaast is deze publicatie interessant voor iedereen die geïnteresseerd is in evaluatiemethodiek en/of de (mogelijke) rol van een onderzoeker in het proces van community arts. Toelichting op begrippen Met de term professionals worden in deze tekst de professionele betrokkenen bij een project bedoeld: kunstenaars, welzijnswerkers, projectorganisatoren, partners, enz. De brongroep is de (maatschappelijke) groep mensen die het vertrekpunt vormt voor het project. De thema's en verhalen die in het project verbeeld worden komen uit de leefwereld van de brongroep; en het project creëert betekenis in de dagelijkse werkelijkheid van de brongroep. Vanwege de leesbaarheid is deze tekst in de mannelijke vorm geschreven. Met woorden als onderzoeker, deelnemer, professional, respondent, enz. is ook steeds de vrouwelijke vorm van toepassing. 2 Het onderzoekstraject: Pomica Pomica staat voor ‘praktijkonderzoek met makers in community arts’. Eind 2010 is een werkgroep gevormd van vijf onderzoekers en een coördinator. Er zijn vijf community arts projecten geselecteerd die plaatsvonden in de eerste helft van 2011. Ook is bij de selectie gekeken naar geografische spreiding over Nederland. De werkgroep en projecten: • Jasmina Ibrahimovic deed onderzoek bij het project KantineOost van 5eKwartier in Haarlem; • Lies Joosten bij Zon op Zuid van Kunstbedrijf Arnhem in Arnhem; • Margreet Zwart bij Over Vechters van Stut Theater in Utrecht; • Marijne van Lingen bij Zwaan kleef aan en Droomeiland van Maria Koijck in Groningen; • Michelle van der Tier bij De Verhalenbakkerij van Huis van Bourgondië in Maastricht; • Finn Minke coördineerde de werkgroep. 3 Sikko Cleveringa superviseerde de voortgang van de werkgroep en zette daarnaast de projectscan in als experimenteel onderzoeks- en evaluatie-instrument bij Click van Adriaan Nette in Deventer. Onderzoekers, coördinator en vaak ook de supervisor kwamen in de periode januari - juni 2011 regelmatig bij elkaar voor uitwisseling, afstemming en relevante bijdragen van experts. Doelstelling Overkoepelend doel van het Pomica-traject is om ‘de artistieke en inhoudelijke werking van community arts projecten inzichtelijk en begrijpbaar te maken voor een brede groep mensen in de samenleving, zodat community arts kunnen rekenen op meer maatschappelijk draagvlak en betere ondersteuning’.1 Met het onderzoek wil CAL-XL eraan bijdragen dat betrokkenen bij community arts projecten zich bewuster worden van de betekenis en reikwijdte van een project, opdat ieder hierin zijn verantwoordelijkheid kan nemen. Concreet gaat dat om: • deelnemers die zich bewuster worden van wat de deelname aan een project voor hen betekent en ontdekken welke rol zij zelf ‘van onderaf’ kunnen spelen in het vrijmaken van creatieve energie in de samenleving (empowerment); • creatieve initiatiefnemers en procesregisseurs die zich bewuster worden van de doelstellingen, verwachtingen en resultaten van hun projecten op verschillende vlakken en daardoor heldere keuzes kunnen maken bij de opzet en begeleiding van projecten; • partnerorganisaties en opdrachtgevers zoals overheden, woningbouwcorporaties en welzijnsorganisaties die zich bewust(er) worden van hun belang in projecten en daardoor hun rol mogelijk op een meer betrokken manier gaan invullen. Praktijkonderzoek Bij praktijkonderzoek dragen de interventies van de onderzoeker zo veel mogelijk direct bij aan de ondersteuning en verdere professionalisering van de praktijk. Het onderzoek is er niet alleen om iets te weten te komen, maar ook om zoveel mogelijk te leren in en van de praktijk, en die praktijk waar mogelijk te helpen bij veranderingen en ontwikkeling. Bij het praktijkonderzoek van CAL-XL vindt de onderzoeker zijn antwoorden in directe interactie met de projectomgeving. Hij probeert niet om een zo groot mogelijke afstand te bewaren tot de deelnemers en betrokken professionals. Het gaat er juist om dat onderzoeker, makers en deelnemers in gezamenlijkheid werken aan het begrijpen en inzichtelijk maken van de waarde van het project, en er voor zorgen dat deze waarde gecommuniceerd wordt naar derden. Evaluatie is een belangrijk onderdeel van elk onderzoek. Impliciet en expliciet werken de pomicaonderzoekers aan reflectie op wat er gebeurt binnen de projecten, opdat de betrokkenen zich meer en meer bewust worden van de betekenis van hun handelen. Daarvoor worden verschillende instrumenten en methodieken ingezet. 2.1 ONDERZOEKSMETHODIEK In het traject werkt CAL-XL aan ‘het (door)ontwikkelen van een manier van onderzoek en rapportage die de kunst niet tot verantwoording dwingt, maar die inzichtelijk, begrijpbaar en uiteindelijk vanzelfsprekend maakt welke waarde community arts projecten hebben. De waarde voor deelnemers, voor opdrachtgevers, voor het (sociale) leven in wijken en buurten, en voor de samenleving als geheel’2. 1 Minke, F. en Sikko Cleveringa 2010. 2 Ibid. 4 Voor de eerste experimentele onderzoeksronde in de periode januari – juli 2011 kozen we een methodiek met drie speerpunten: • zelfevaluatie met deelnemers en professionals; • de projectscan: een digitaal instrument dat de doelstellingen, processen en resultaten van een project op verschillende vlakken in kaart brengt in samenspraak met de betrokken professionals; • reflectie op de rol en invloed van de onderzoeker bij een project. Deze speerpunten worden hieronder toegelicht. 2.1.1 ZELFEVALUATIE CAL-XL werkt met methodieken voor zelfevaluatie die deelnemers en professionals actief betrekken in het evalueren en documenteren van projecten. Daarmee worden ze zich bewuster van de betekenis die een project voor hen heeft (deelnemers) en krijgen ze meer greep op de werking en hun invloed daarop (deelnemers en professionals). Dat is een vorm van empowerment. Empowerment moet hier begrepen worden als een proces van ontwikkeling waarin mensen meer mogelijkheden leren zien om de regie over hun leven/situatie in handen te nemen. Zelfreflectie is daartoe een voorwaarde. Door bijvoorbeeld reflectieve gesprekken te voeren, kijken mensen als het ware in een spiegel en worden ze zich bewust van waar ze staan, wat ze ervaren, wat ze doen en wat de betekenis is van hun handelen in een bepaalde context. Door zelfevaluatie verwerven deelnemers en professionals (meer) inzicht in de eigen motivatie en doelstellingen, keuzemogelijkheden, vaardigheden en gevoelens die tijdens een project bepalend zijn. Zelfevaluatie draagt impliciet bij aan het draagvlak voor community arts onder deelnemers. Onder druk van het politieke klimaat neemt de urgentie toe om partners, gemeenten en opdrachtgevers duidelijk te maken wat de waarde is van community arts. Desondanks blijft het belang om ook te laten zien wat deze projecten voor deelnemers betekenen, onverminderd groot. Deelnemers zijn onmisbare dragers van community arts. Zonder hun plezier, waardering en deelname verliest de kunstvorm haar bestaansrecht. Door deelnemers te laten reflecteren op wat ze ervaren, doen en kunnen tijdens projecten, groeit het besef van de waarde en betekenis die het project voor hen heeft. Het draagvlak voor community arts wordt zo ‘van onderaf’ gestimuleerd en vergroot. Door zelfevaluatiemethodiek toe te passen wil CAL-XL werken aan toename van de claim making power onder deelnemers: het besef van de eigen mogelijkheden om de alledaagse werkelijkheid met verbeeldingskracht vorm te geven en op die manier te communiceren naar anderen. Claim making power is de ruimte waarin mensen zich bewust worden van verbeeldings-kracht, en waarin ze de vermogens ontwikkelen om zichzelf daarmee een stem te geven in de samenleving. Hoewel het empoweren van deelnemers in community arts projecten een belangrijk oogmerk is van CAL-XL, realiseren we ons dat voor werkelijk empowerend onderzoek een vraag vanuit de doelgroep nodig is. Zelfreflectie op de deelname en inzicht in de betekenis van een project, levert nog geen empowerment op. De doelstelling is (en wordt) meegenomen in het onderzoek en kansen zijn (en worden) benut waar mogelijk, zonder dat hieraan op voorhand hoge verwachtingen worden gekoppeld. Eigenaarschap over het onderzoeksproces In het kader van empowerment is de dynamiek tussen onderzoeker en respondent een aandachtspunt. CAL-XL experimenteert met een glijdende schaal van eigenaarschap over het onderzoeksproces. Een onderzoeker die zich als relatieve buitenstaander tot het community arts project verhoudt, kan met reflectieve onderzoeksmethodiek bij deelnemers en professionals bijdragen aan toenemend inzicht en groeiende handelingscompetentie in het project. Tegelijkertijd is het van belang dat zij zich eigenaar gaan voelen van mogelijke instrumenten voor reflectie en 5 zelf de competenties verwerven om daarmee te werken (empowerment). In de ene situatie kan het bijvoorbeeld meerwaarde hebben als een extern onderzoeker met de projectscan de praktijk bevraagd; terwijl het in een andere situatie meer voor de hand ligt dat professionals de scan zelfstandig (leren) gebruiken. En het maakt een groot verschil of de onderzoeker een deelnemer bijvoorbeeld een diepte-interview afneemt, of hem vraagt om zelfstandig blog-berichten te schrijven over wat hem raakt in het maakproces. De benodigde competentie en de mate van initiatief die van betrokken deelnemers of professionals wordt gevraagd, alsook de tijdsinvestering van de onderzoeker, zijn hiervan mede afhankelijk. CAL-XL begeeft zich in deze dynamiek en onderzoekt op welke manieren het eigenaarschap over het onderzoeksproces op de glijdende schaal verlegd kan worden naar deelnemers en professionals. Het gegeven dat community arts projecten zelf ook meestal beginnen met een onderzoeksproces in de leefwereld van de brongroep – in verschillende gradaties van cocreatie tussen professionals en deelnemers – maakt deze vraagstelling extra complex. 2.1.2 DE PROJECTSCAN De projectscan is een conceptueel model dat inzichtelijk maakt hoe culturele interventies werken in maatschappelijke ontwikkeling. Het is een krachtig instrument dat kan bijdragen aan het professionaliseren en legitimeren van investeringen in community arts. De scan bestaat uit een uitgebreide vragenlijst die (bijvoorbeeld) door professionals op verschillende momenten tijdens een project kan worden ingevuld. Doelstellingen, beoogde effecten, het verloop van het proces en de resultaten worden inzichtelijk en in een groter verband geplaatst. De scan is nuttig in alle stappen van een projectcyclus: van nulmeting tot evaluatie. • De scan werkt als een mind map die gebruikers als kladblok kunnen inzetten om de contouren van hun project te schetsen en gedachten daarover met anderen te delen. • De scan biedt een stappenplan voor procesmatig creëren. • De scan maakt inzichtelijk hoe de effecten van een culturele interventie tot stand komen • De scan maakt inzichtelijk welke partijen in die effecten investeren, en welke incasseren. De projectscan schrijft de praktijk niet voor hoe het moet; maar geeft de praktijksituatie weer zoals die is, zonder waardeoordeel. In de eerste plaats gaat het om een weergave van de (subjectieve) perceptie van de direct betrokkenen bij een project. Dit vormt een goede basis om vervolgens meer geobjectiveerd onderzoek met enquêtes of analyse van statistieken uit te voeren. Meer informatie over de projectscan is opgenomen als bijlage I. Als bijlage II is een schema opgenomen dat laat zien hoe de verschillende niveaus van onderzoek binnen het netwerk van CAL-XL op elkaar aan kunnen sluiten.3 2.1.3 REFLECTIE OP DE ROL VAN ONDERZOEKER De praktijkonderzoeker wil van betekenis zijn in de ontwikkeling van het community arts project waarbij hij betrokken is. Zijn interventies zijn gericht op wederzijds leren en ontwikkelen. Daarom is reflectie op de rol van de onderzoeker in het proces van belang. Welke interventies doe je? Wat is het effect ervan? Op wie? En wat verandert er misschien alleen al door je aanwezigheid als onderzoeker? Bovendien onderzoekt CAL-XL hoe en in hoeverre professionals en deelnemers zelf eigenaar kunnen worden van het reflectie- en onderzoeksproces. Leren van de werking van de onderzoeksinterventies is hiervoor vanzelfsprekend belangrijk. Omdat het Pomica-traject in zijn totaliteit ook gericht is op het vinden van een geschikte methodiek voor (zelf)evaluatie bij community arts projecten, is ook telkens de vraag van belang of een bepaalde interventie zinvol is. En zo ja: wat er een volgende keer eventueel nog aan verbeterd kan worden. 3 Zie bijlage I: Aanvullende informatie over de Projectscan en II: Systematiek van onderzoek en documentatie in het netwerk van CAL-XL. 6 Een laatste niet onbelangrijke factor is dat de onderzoekers in de werkgroep Pomica alle vijf een andere betrokkenheid hadden bij het project dat ze onderzochten. Ook hierom was reflectie op de eigen rol van onderzoeker een impliciet onderdeel van elk onderzoekstraject. Meestal was er sprake van een dubbelrol. Zo was Lies niet alleen onderzoeker, maar ook projectleider van Zon op Zuid; Jasmina was ook ‘embedded journalist’ en communicatiemedewerker bij 5eKwartier; en Marijne is projectmanager en adviseur bij Buro Loeks, de organisatie die ook het onderzochte community arts project ondersteunt en begeleidt. Deze dubbelrollen waren medebepalend voor de mogelijkheden en ingangen van de onderzoekers tot informatiebronnen, en ook zeker in het contact met deelnemers maakt het uit welke pet je op hebt. Uitgebreide reflecties zijn te lezen in de individuele onderzoeksverslagen.4 Om de werkgroep inhoudelijk te voeden is er twee keer een extern deskundige uitgenodigd om verhaal te houden. Beide bijeenkomsten hebben een waardevolle bijdrage geleverd aan het onderzoek en worden hieronder kort toegelicht. Bewust betekenis geven Celiane Camargo-Borges is onderzoekscoördinator bij de Imagineering Acadamy/University of Applied Sciences in Breda. Zij gaf de werkgroep een introductie op het sociaal constructionisme als methodologische onderzoeksbenadering. Het sociaal constructionisme gaat er vanuit dat er geen absolute waarheid bestaat; er bestaan slechts verhalen over waarheid. Deze verhalen komen tot stand terwijl mensen betekenis geven aan hun omgeving: waarheid ontstaat in sociale processen en dialoog. Voor de benadering van onderzoek heeft deze visie een aantal interessante consequenties die de onderzoekers mee hebben genomen in hun onderzoeksaanpak: • in plaats van een universele waarheid wordt uitgegaan van een subjectieve en meervoudige waarheid; • de onderzoeker en het onderzoekssubject werken samen aan het creëren van nieuwe kennis en zijn daarin gelijkwaardig aan elkaar; • er ligt niet alleen een focus op het eindproduct maar ook vooral op het proces waarin veranderingen zich voordoen; • er ligt geen focus op het generaliseren van onderzoeksresultaten, maar juist op het in de context begrijpen ervan. Interessant is dat deze punten een sterke gelijkenis vertonen met belangrijke waarden van community arts zelf. Met een sociaal constructionistische onderzoeksbenadering gaat de onderzoeker er vanuit dat hij door zijn interventie hoe dan ook betekenis toevoegt aan ‘het verhaal’ van de (groep) mens(en) die hij onderzoekt. De vraag is dan niet meer hoe de onderzoeker zijn interventie zo neutraal mogelijk kan houden, maar hoe die interventie zo waardevol mogelijk kan worden in het proces van betekenisgeving dat plaatsvindt. De onderzoeker is geen objectieve buitenstaander die zo veel mogelijk op afstand blijft, maar zet wat hij leert tijdens het onderzoek direct in om het proces te versterken. Zulke onderzoekers kunnen in community arts projecten een rol vervullen als bijvoorbeeld kritisch reflector, sparring partner, dramaturg of coach. Vreemdheid als gereedschap voor verandering Een andere deskundige die bij Pomica werd uitgenodigd was Ruth Benschop, senior onderzoeker bij het Lectoraat Autonomie en Openbaarheid in de Kunsten van HS Zuyd in Maastricht. Zij ontwikkelde enkele jaren geleden het zogeheten reflexief gereedschap: een onderzoeksmethode die reflectie en verslaglegging benadert als manier om processen verder te ontwikkelen. Ook hier is de onderzoeker dus niet de buitenstaander die het project zo min mogelijk beïnvloedt; in tegendeel gaat het erom dat hij zijn positie van buitenstaander inzet om te innoveren. 4 Te downloaden via www.cal-xl.nl. 7 De onderzoeker staat bewust en permanent in de rol van vreemdeling ten opzichte van het te onderzoeken proces. Hij zet zijn vreemdheid in als instrument om het proces te ondersteunen met kritische reflectie. Michelle beschrijft in haar rapportage van De Verhalenbakkerij dat de vreemdeling is als een antropoloog die een onbekend volk tegemoet treedt. In de kennismaking en het contact met dit volk gebeuren er twee dingen: de vreemdeling ontwikkelt kennis van de normen, waarden en gebruiken van het onbekende volk, terwijl de mensen van het volk zichzelf door de nieuwsgierige bemoeienis gaan zien uit het perspectief van de buitenstaander. Zo werkt het ook voor de onderzoeker die in feite een buitenstaander is bij een community arts project: het effect van zijn aanwezigheid, de vragen die hij stelt en de methoden die hij inzet, zorgen dat de betrokkenen bij het project 'een ander en meer gearticuleerd beeld krijgen van hun eigen praktijk'5. De zelfreflectie bij betrokkenen aan het project wordt op gang gebracht via het perspectief van de buitenstaander. Voor een onderzoeker die met deze houding het veld in gaat, zijn reflecties van groot belang. De ‘vreemdeling’ hanteert zichzelf als belangrijk onderzoeksgereedschap: zijn observaties en interventies in het proces vormen de aanleiding voor de zelfreflectie en daaropvolgende ontwikkeling van betrokken. Vreemdheid wordt ingezet als instrument om veranderingen in kaart te brengen en daar vervolgens op te kunnen sturen. Ook de onderzoeker die zichzelf en zijn vreemdheid inzet als onderzoeksinstrument, kan tijdens en/of na het maakproces een rol vervullen als kritisch reflector of bijvoorbeeld begeleider van evaluatiesessies. Tips • Blijf je voortdurend bewust van je rol als onderzoeker. • Realiseer je dat álle observaties waardevol zijn. • Wees ‘als een vreemdeling’, maximaal alert: alles valt je op, je bent onbevangen, open en nieuwsgierig. Met zo’n houding kun je scherpe observaties doen. • Behoud deze vreemdelingenstatus, je wakkerheid, wanneer je tijdens het proces steeds meer kennis opbouwt. • Documenteer processen op allerlei manieren (schrift, foto, film, audio). • Neem altijd en overal een schriftje mee en lees je bevindingen terug. • Neem heel bewust waar en leg je waarnemingen vast. In verandering is niets vanzelfsprekend. • Noteer wat je opvalt, wat je leuk, gek of jammer vindt, wat je ontdekt, je realiseert, etc. • Beschrijf bij je eerste bezoek je relatie tot en ideeën over het onderwerp en leg telkens vast hoe deze veranderen. 2.2 NIVEAUS VAN INVLOED De Pomica-onderzoeker doet interventies in de praktijk van community arts. Zijn interventie bestaat bijvoorbeeld uit het geven van een zelfreflectieve opdracht, het samen invullen van de projectscan of het houden van een interview met de deelnemers of professionals die bij een project betrokken zijn. Het Pomica-traject heeft de ambitie om de perceptie en het handelen van de betrokkenen niet alleen te beschrijven, maar ook te beïnvloeden. We onderscheiden drie (ambitie)niveaus waarop de interventie van de onderzoeker invloed kan hebben: 1 persoonlijke ontwikkeling: de interventie beïnvloedt de perceptie en het handelen van de deelnemer of professional. Deze ontwikkelt zich, zijn bewustzijn neemt toe; 2 ontwikkeling van het project: de interventie heeft impact op het verloop van het project doordat de perceptie en het handelen van in het project leidende personen wordt beïnvloed; 3 de beeldvorming van buitenstaanders: de interventie heeft invloed op de manier waarop derden, zoals (potentiële) opdrachtgevers, financiers of publiek, het project ervaren en beoordelen. 5 Van der Tier 2011. 8 Met het Pomica-onderzoek kijken we onder meer naar het effect van verschillende interventies op deze drie niveaus. Een schematische weergave van verschillende onderzoeksinterventies en hun invloed op deze niveaus is hieronder opgenomen in hoofdstuk 3. 3 Methodieken voor zelfevaluatie De onderzoekers hebben in de praktijk van hun onderzoek ieder een aantal methodieken uitgeprobeerd voor zelfreflectie onder deelnemers en professionals. Door verschillen in de opzet van de projecten en de mate van betrokkenheid van de onderzoekers in het proces, heeft dat bij de een meer concrete handvatten opgeleverd dan bij de ander. Dit hoofdstuk biedt een beschrijving van methodieken, interventies en bevindingen die voor de toekomst zinvolle aanknopingspunten bieden. In onderstaande tabel zijn de verschillende interventies opgenomen. Tabel 1: het bereik van interventie op drie niveaus en zwaartepunten in het eigenaarschap over het onderzoeksproces. Het gaat hier nadrukkelijk om glijdende schalen. d e e l n e m e r Effect van interventie op … p r o f e s s i o n a l eigenaarschap eigenaarschap eigenaarschap eigenaarschap vooral bij meer bij vooral bij meer bij onderzoeker deelnemer onderzoeker professional persoonlijke - diepte-interview - blog schrijven - diepte-interview - blog schrijven ontwikkeling - informele - foto-opdracht - informele - intentieverklaring gesprekken - intentieverklaring - sociale media - je vraag bij de gesprekken - interview a.d.h.v. de projectscan - sociale media - je vraag bij professional leggen deelnemer leggen ontwikkeling/ - info uit diepte- - evaluatiesessies - samen de regie van het interview met deelnemers project terugkoppelen naar (bijv. stellingenspel) - sociaalartistiek professionals - info uit bijv. - info uit blog of projectscan invullen twister sociale media Stellingenspel bereikt terugkoppelen naar professionals - evaluatiesessies met professionals - rollenspel/discussie over de artistieke concepten - professionals doen zelf de projectscan professionals beeldvorming van derden - info uit blog of - projectscan bereikt - info uit sociale sociale media derden (bijv. via de media bereikt bereikt derden online projecten- derden databank) Diepte-interviews Een diepte-interview is een gesprek met één persoon aan de hand van een vragen- of gesprekspuntenlijst, waar je meestal een à anderhalf uur voor uittrekt. Het is zowel diepgaand als laagdrempelig en een goede manier om de (diepere) motivatie en gedachten van deelnemers en professionals aan het licht te brengen en tegelijkertijd te werken aan zelfreflectie en zelfonderzoek van de respondent. Door goede vragen te stellen over het project en de manier waarop iemand daarin staat, welke keuzes hij maakt en waarom, stimuleer je bij de respondent dat hij reflectief 9 gaat nadenken en praten. Het interview geeft de respondent ruimte om van een afstandje naar zichzelf te kijken. Vertrouwen, veiligheid en interesse Voor de diepgang van je interview is het belangrijk dat een respondent je vertrouwt en zich veilig voelt. Zeker als het erom gaat respondenten te laten reflecteren op hun eigen proces van ontwikkeling, zoals in de interviews die Margreet afnam met de spelers van Over Vechters. Om vertrouwen op te bouwen, woonde ze eerst een aantal repetities bij. De gesprekken zelf organiseerde ze steeds in een voor de spelers bekende en prettige omgeving (bij hen thuis of op de repetitielocatie). Verdiep je in onderliggende verhalen van het project en de mensen en laat je interesse zien. Als je belangstelling echt is, blijkt vaak dat mensen graag over zichzelf vertellen: oprechte interesse laat mensen open gaan. Daarnaast kan aandacht en een luisterend oor zorgen voor een grotere betrokkenheid bij het project onder deelnemers. Michelle schrijft over haar interviews met bewoners dat ze merkte dat zij ‘het prettig vonden dat (…) hun mening zo serieus genomen werd dat er een onderzoeker voor op bezoek kwam’ en dat dit ‘versterkend’ en ‘enthousiasmerend’ werkte en zorgde voor ‘betrokkenheid en nieuwe ideeën’.6 Die koppelde ze vervolgens terug naar de professionals. Nieuwe mogelijkheden openen Margreet hield semi-gestructureerd diepte-interviews met alle spelers in Over Vechters. Ze deed een vooronderzoek naar literatuur over empowerment en methodes om empowermentprocessen te meten, op basis waarvan ze een vragenlijst ontwikkelde die ze als leidraad gebruikte tijdens de interviews. Ze vroeg de spelers naar hun verwachtingen van het project, naar hun beleving van het repetitieproces en het spelen van de voorstellingen zelf, naar de manier waarop het project past in de rest van hun leven, en naar wat het hen heeft opgeleverd. De thema’s en ook een aantal vragen lagen van te voren vast, maar het contact met de respondent bepaalde het verloop van het gesprek en of er op bepaalde punten dieper werd ingegaan. In haar rapportage schrijft Margreet met haar vragen soms oorzakelijke verbanden te leggen die een respondent zelf nog niet heeft ontdekt. Door op die manier vragen te stellen, kan een interview gaan werken als een vorm van stimulerende feedback. Doordat de respondent zijn eigen handelen, positie en relaties binnen het community arts proces in een ander daglicht gesteld ziet en zich bewust wordt van de invloed die hij daarop heeft, openen zich nieuwe mogelijkheden. Er kan een nieuw handelingsperspectief ontstaan. Bij deze werkwijze is het van belang om steeds goed in de gaten te houden of je de respondent niet ‘kwijt raakt’. Margreet vroeg de spelers telkens of zij een bepaalde nieuwe gedachtegang konden volgen en het ermee eens waren. Voor de zekerheid stelde ze een vraag altijd op een later moment in hetzelfde gesprek opnieuw in een andere vorm. Informatie dubbel benutten Diepte-interviews met deelnemers bieden kansen om de rol van de onderzoeker te integreren in het maakproces van community arts: de betrokkenheid die je onder deelnemers genereert tijdens interviews, plus de informatie die eruit naar voren komt, is vaak heel relevant voor de projectorganisatoren. Zo stelde Michelle een aantal deelnemers verdiepingsvragen rond hun ervaringen en gedachten over het project. De informatie die uit de interviews naar voren kwam gebruikte ze onder meer om te helpen het project te verbeteren tijdens evaluatiesessie met de artistieke en sociale professionals. Evaluatiesessies Om met betrokkenen bewust en actief te reflecteren op de voortgang van een proces zijn (terugkerende) evaluatiesessies tijdens de loop van het project heel geschikt. Bovendien komt er 6 Van der Tier 2011. 10 informatie uit naar voren die waarvol is voor de verbetering en aanscherping van het project. Als onderzoeker kun je evaluatiesessies met professionals of deelnemers leiden en voorbereiden, en toch het eigenaarschap grotendeels bij de betrokkenen neerleggen. Tussentijdse evaluatie met professionals Bij De Verhalenbakkerij begeleidde Michelle een aantal tweewekelijkse evaluatiesessies met het kernteam van artistieke en sociale professionals: de projectleider vanuit het productiehuis, de regisseur van het project, de regieassistent en de welzijnwerker. Michelle wilde er tijdens de sessies aan werken dat de professionals een ‘self-critical community of people’ zouden vormen: mensen die participeren en samenwerken in een veranderproces; bereid om inzicht te krijgen in hun huidige situatie en mogelijke verbeteringen en de consequenties daarvan.7 Ze stelde zich op als procesbegeleider en onafhankelijk tussenpersoon. In het soms moeizame proces van afstemming en begripsvorming tussen de sociale en de artistieke professionals, was dit een waardevolle houding. In het begin lag de nadruk op het uitwisselen en afstemmen van de verwachtingen die de verschillende professionals van het project hadden. Michelle liet hen van te voren allemaal een vragenlijst invullen waarin ze moesten aankruisen hoeveel belang ze hechtten aan een aantal artistieke en sociale factoren voor het welslagen van het project. De vragenlijst was uitgangspunt voor het gesprek, waarin het ging om de motivatie achter de antwoorden. In de sessie bespraken ze de overeenkomsten en verschillen, en keken ze samen of er een aantal factoren waren die door het hele team onderschreven werden. Later werden de sessies gebruikt om het verloop van het project te evalueren en inzicht te krijgen in de betekenis van ieders bijdrage daarin. In de evaluatiesessies werd opgedane praktijkervaring expliciet gemaakt en werd de projectaanpak aan de hand daarvan bijgesteld. In Zon op Zuid voerden negentien kunstenaars ieder op een andere locatie in de stad een eigen deelproject uit met bewoners. Onderzoeker (en tevens projectleider) Lies had van te voren een aantal bijeenkomsten gepland voor de betrokken kunstenaars. Voor haar waren de bijeenkomsten momenten om te peilen hoe het proces verliep en bij te kunnen sturen waar nodig (evaluatie). Net als in de evaluatiesessies bij De Verhalenbakkerij ging het hier bovendien om onderlinge afstemming en communicatie tussen de betrokken professionals en het uitspreken van wederzijdse verwachtingen. Een ander belangrijk doel van de kunstenaarsbijeenkomsten bij Zon op Zuid was zorgen dat de kunstenaars, aan het werk op verschillende locaties, zich deel gingen voelen van het geheel – heel belangrijk voor de uitstraling van het project. Lies organiseerde de volgende gezamenlijk bijeenkomsten voor de deelnemende kunstenaars: • een kennismakingsbijeenkomst; • een verdiepingssessie over community arts en een inspirerende masterclass van een ervaren community arts kunstenaar (een aantal kunstenaars had weinig of geen ervaring met werken in de wijk); • de gezamenlijke bespreking van de artistieke concepten per locatie met een discussie/rollenspel, waarin de concepten die de kunstenaars hadden bedacht vanuit verschillende hoeken werden belicht. Lies schrijft hierover in haar rapport: ‘Het blijkt onmogelijk en ongewenst om de sociale en artistieke doelen steeds uit elkaar te trekken, maar voor een interne bijeenkomst is het een verhelderende oefening die leidde tot kruisbestuiving onderling en afbakening en aanscherping van de artistieke concepten’8; • de presentatie van de ingevulde projectscan van Zon op Zuid. Tussentijdse evaluatie met deelnemers Er zijn allerlei leuke vormen te verzinnen voor tussentijdse evaluatiemomenten met deelnemers. Door een speelse werkvorm te gebruiken maak je evalueren laagdrempelig. Het is belangrijk dat 7 Van der Tier 2011. 8 Joosten 2011. 11 de deelnemers niet alleen iets komen brengen, maar dat ze ook iets krijgen. Door de evaluatiemomenten te koppelen aan andere bijeenkomsten, vergemakkelijk je dit. Zorg verder voor een gezellige sfeer, lekker eten en drinken, enz. Als het gaat om grote groepen mensen, is het fijn als er anderen zijn aan wie je een deel van het werk kunt uitbesteden, bijvoorbeeld stagiaires. Een voorbeeld van een werkvorm voor evaluatie met deelnemers geeft Lies. Ze organiseerde aan het begin van Zon op Zuid een uitwisselings- en informatiebijeenkomst voor de deelnemers. Tijdens de bijeenkomst speelden ze het ‘stellingenspel’. Daarvoor hingen er grote vellen papier links en recht in de ruimte aan de muur en kregen de deelnemers zes keer een stelling te horen over het project. Wie het ermee eens was, ging links staan en wie oneens rechts. Iedereen schreef vervolgens op een vel papier waarom hij het eens/oneens was. Tot slot was er een nabespreking waarin deelnemers hun mening verder toelichtten. Lies: ‘Het enthousiasme [over het project] bleek groot te zijn, met een aantal kritische kanttekeningen die we gelijk konden meenemen in de verdere uitwerking’.9 Ook informele gesprekken met allerlei betrokkenen zijn een waardevolle methode om zelfreflectie te stimuleren (en informatie te vergaren). Tijdens een informeel gesprek kun je vaak heel dichtbij komen en op een andere manier invloed uitoefenen dan wanneer je contact maakt ‘als onderzoeker’ of in een andere rol die meer afstand genereert. Jasmina sprak met Sanne, de directeur van een basisschool die deelnam aan KantineOost. Later nam ze hem een interview af waarbij ze een aantal vragen had voorbereid en dat ze opnam op video. Jasmina: ‘Ik miste iets, dat er wel was in mijn eerste gesprek met Sanne. Dit keer sprak hij heel erg vanuit de directeursrol. De vorige keer sprak hij met veel meer emotie en vanuit zijn hart, als persoon. (…) Toen ik met hem terugfietste naar het station werd hij pas weer zichzelf.’ 10 Spreken met afhakers Deelnemers of professionals (bijvoorbeeld partners) die negatieve ervaringen met een project hebben en zich daarom hebben teruggetrokken, zullen meestal niet veel tijd meer aan het project willen besteden. Toch is het relevant om met hen te evalueren – en vaak willen ze ook best hun ei kwijt als er naar hen geluisterd wordt. Zij hebben belangrijke informatie voor het project: wat had er (niet) moeten gebeuren om te zorgen dat zij niet waren afgehaakt? Het is voor je algemene indruk en informatie over project relevant om te ontdekken hoe zij het project zien. Bovendien zorgt het spreken met afhakers – en andere mensen die niet helemaal ‘in’ het project zitten – ervoor dat je een wakkere, opmerkzame blik behoudt waarmee je de dingen van verschillende kanten kunt bekijken. Gesprek op basis van de projectscan Je kunt de projectscan gebruiken als basis voor een gesprek met professionals. De vragenlijst brengt het gesprek (ook) op onderwerpen waarover niet altijd even gemakkelijk wordt gesproken en maakt daarmee aannames expliciet zodat waardevolle inzichten over het project kunnen ontstaan. Het conceptuele raamwerk van de scan zorgt dat alle ins en outs van het project zichtbaar worden. Dit geeft een totaalbeeld van de praktijk en maakt daarmee helder wat de waarde en het belang is van een project voor verschillende betrokken. Je kunt de scan ook gebruiken als een mind map. Daarvoor is het belangrijk om het instrument intuïtief te hanteren: schetsmatig en associatief, liefst met veel kleuren en afbeeldingen. Een inspirerende variant hierop is ‘sociaalartistiek twister’: leg de projectscan groot uit op de grond en beweeg in gesprek met anderen letterlijk ‘door het project’. Met professionals Sikko interviewde Adriaan Nette over Click aan de hand van de projectscan. Hij reflecteert hierop: 9 Joosten 2011. Ook de stellingen zijn in het rapport opgenomen. 10 Ibrahimovic 2011. 12 ‘In het gesprek met Adriaan Nette realiseerden we ons dat hij een extreme vorm van cocreatie beoefent. Hij organiseert zelf nauwelijks iets en beperkt zich tot het meebewegen met bestaande activiteiten. Door de schoonheid in alledaagse gebeurtenissen te zoeken, die uit te vergroten en terug te geven aan de brongroep beïnvloedt hij substantieel de beeldvorming over het leven in de wijk, terwijl het eigenaarschap over de feitelijke activiteit in hoge mate bij de mensen zelf blijft.’11 De systematiek van de scan dwingt betrokken professionals om sec te benoemen wat ze (denken te) doen en voor wie dit betekenis heeft of moet hebben. Het gesprek hierover zorgt voor meer inzicht in het eigen handelen en opent de mogelijkheid om daar bewuster mee om te gaan. Met deelnemers Sikko wil de scan ook gebruiken om het gesprek te voeren met deelnemers aan Click (het onderzoek bij Click krijgt dus nog een vervolg na het verschijnen van deze tekst). De subdoelstellingen die in de scan benoemd worden, zijn het uitgangspunt voor een diepte-interview over de betekenis die Click heeft voor de deelnemers. Het plan is om hen een half jaar later opnieuw te interviewen met de vraag of het eerste gesprek invloed heeft gehad op hun perceptie van het project en de manier waarop ze daarin hebben gefunctioneerd. Schrijfopdrachten Deelnemers of professionals laten schrijven over hun ervaringen is een goede manier om hen te laten reflecteren. Schrijven over een ontroerende ervaring is er in gedachten naar teruggaan en het opnieuw beleven. Als je tijdens dat opnieuw beleven analyseert waarom iets je heeft geraakt, kan de ervaring een extra dimensie krijgen. Een gerichte opdracht of een aantal richtlijnen bij het schrijven, kunnen het nodige kader creëren. Schrijfopdracht met volwassenen Jasmina vroeg twee bewoners die meededen aan KantineOost om een verslag te schrijven van hun ervaring. De bewoners hadden hun geschiedenis verteld aan een theatermaker, die er een theatrale vertaalslag van maakte. Deze scene werd vervolgens bij de bewoner thuis opgevoerd. De onderzoeker stuurde de bewoners een aantal vragen als leidraad bij het schrijven, zoals: hoe voelt het om je eigen verhaal op deze manier terug te krijgen? Is je denkwijze/visie over de theatermaker veranderd? Ben je anders naar jezelf, en/of naar je verhaal gaan kijken door het zien van de scène? De verslagen zijn prachtige, openhartige reflecties geworden die duidelijk en op een authentieke manier laten zien wat deelname aan het project voor de schrijvers heeft betekent.12 In haar rapport schrijft Jasmina dat ze een volgende keer zou willen experimenteren met de doelgroep die deelnemers bij het schrijven voor ogen hebben. Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren wanneer je iemand laat schrijven alsof het aan een familielid is, of aan de kunstenaar met wie ze samen hebben gewerkt? Ook zou ze deelnemers graag periodiek laten schrijven over hun ervaringen, waarin bepaalde thema’s steeds terug komen. Zo wordt verandering zichtbaar en wordt het mogelijk ‘om de impact van het project op persoonlijk niveau te toetsen’.13 Schrijfopdracht met kinderen Bij KantineOost zijn basisschoolkinderen een belangrijke doelgroep. Jasmina liet een aantal kinderen uit groep 5 en 6 kleine tekstjes schrijven waarin ze vanuit de ik-persoon reflecteren op wat ze meemaakten tijdens het project. Hiervoor legde ze contact met de cultuurcoördinator van de school en liet een deel van de begeleiding via haar lopen. Zelf had ze contacten bij de digitale wijkkrant en zorgde ze ervoor dat de stukjes van de kinderen daarin verschenen. Dat hun teksten ergens werden gepubliceerd, werkte natuurlijk motiverend. 11 Uit een e-mail van Sikko Cleveringa. 12 De verslagen zijn opgenomen in Ibrahimovic 2011. 13 Ibrahimovic 2011. 13 De opdracht was het schrijven van een persoonlijk verslag over de Boomfeestdag – een belangrijk moment in het project. Voorafgaand gaf Jasmina de kinderen via de schooljuf aanwijzingen om zintuiglijk te schrijven: wat zie je, wat hoor je, wat ruik je en wat betekent de ervaring voor je? In haar onderzoeksrapport reflecteert ze op de schrijfopdracht: ‘Hoe sympathiek de verslagen ook waren, de kinderen schreven bijna allemaal hetzelfde. Ze beschreven de gebeurtenis in chronologische volgorde, zonder enige emotie of mening. Het was een opeenstapeling van feiten. Ik merkte dat de kinderen erg gewend zijn om opdrachten uit te voeren en in een bepaald patroon te schrijven. Ze vragen zich niet af: “Wat vind ik hiervan of wat doet dit met mij?” Maar: “Hoe voer ik deze opdracht het beste uit? Hoe haal ik het hoogste cijfer?”’ Kinderen wordt op school geleerd om resultaatgericht te denken in termen van goed en fout, terwijl het voor kunstenaars en onderzoekers vooral relevant is hoe ze dingen beleven. Voor een belevingsverslag is het belangrijk dat ze ‘voelen aan de binnenkant’; in plaats van met hun hoofd bedenken wat er door de buitenwacht verwacht wordt. Jasmina besloot de kinderen een tweede reflectieopdracht te geven en hen daarin intensiever te begeleiden (zie hierna). Foto-opdracht Je kunt deelnemers (of professionals) vragen om foto’s te maken van gebeurtenissen in het project die voor hen belangrijk zijn. Vervolgens kun je aan de hand van de foto’s met hen in gesprek gaan over wat ze hebben gezien en ervaren. Zelfreflectie via beeld werkt weer anders, voor sommige mensen beter, dan via tekst. Ook met zo’n soort opdracht verleg je het eigenaarschap over het onderzoeksproces richting de respondenten. Jasmina liet een aantal kinderen in de klas foto’s maken van ‘een bijzonder moment’ tijdens de workshop van een kunstenaar. Ze gaf hen de opdracht om maximaal drie foto’s te maken. Meer foto’s zou de les kunnen verstoren en bovendien zorgde de beperking ervoor dat de kinderen zich bewust werden van wat zij bijzonder vonden. Jasmina drukte de foto’s af en liet de kinderen er vervolgens één uitkiezen als meest bijzondere. Hierover ging ze een-op-een uitgebreid met hen in gesprek. Intentieverklaring Door intenties en verwachtingen expliciet te maken, word iemand zich hiervan bewust(er). De intentie waarmee iemand een project instapt, zegt onder meer veel over het gevoel van verantwoordelijkheid dat hij heeft in het project. Verwachtingen hebben te maken met de normen en waarden waarmee iemand in de wereld staat. Door ze uit te spreken of op te schrijven, wordt ook de onderliggende belevingswereld zichtbaar. Intenties en verwachtingen bij een community arts project expliciet maken, kan bijvoorbeeld door middel van een korte vragenlijst die je voorlegt aan de deelnemers en/of professionals. Lies bedacht hiervoor een speelse manier. Kunstenaars en een aantal bewoners werden aan het begin van Zon op Zuid via een blind date aan elkaar gekoppeld. Vlak daarna legde Lies hen een ‘intentieverklaring’ voor: een papier waarop ze allebei de volgende twee vragen beantwoordden en het voor extra gewicht voorzagen van hun handtekening: – Ik doe mee omdat ... – Zon op Zuid is voor mij geslaagd als ... Bij de eindevaluatie kregen kunstenaars en deelnemers de intentieverklaringen terug om er nog eens op te reflecteren. Wanneer je dezelfde vragen door verschillende betrokkenen (deelnemers, kunstenaars, partners) laat beantwoorden en zorgt dat ze daarna met elkaar van gedachten wisselen, worden de betrokkenen zich niet alleen bewust(er) van hoe ze er zelf instappen, maar ook van de 14 wederzijdse intenties en verwachtingen. Daarmee stimuleer je de onderlinge afstemming en focus binnen het project. Sociale media Met sociale media zoals Facebook, Twitter, LinkedIn en Youtube kun je online een plek creëren waar deelnemers en/of de professionals bij een community arts project reflecteren op gebeurtenissen uit het proces. Zo’n plek kan het gevoel van betrokkenheid bij het project vergroten omdat mensen regelmatig, ook buiten de momenten dat er aan het project gewerkt wordt om, berichten van anderen kunnen ontvangen en zelf plaatsen. Het mag duidelijk zijn dat kinderen, jongeren en jong volwassenen over het algemeen meer en gemakkelijker gebruik maken van sociale media dan ouderen. Als er tijdens een project intensief gebruik van wordt gemaakt, kunnen sociale media fungeren als ‘digitale groepsdagboeken’ en aan buitenstaanders een interessant beeld geven van hoe projecten van binnenuit beleefd worden. Een risico, vooral met zoiets als Twitter, is dat berichten snel oppervlakkig worden. Met gerichte opdrachten kun je werken aan meer diepgang. Dat hoeft natuurlijk niet alleen tekst te zijn, denk ook aan foto’s, filmpjes en associaties in muziek of geluid. Lies zette Facebook en twitter in bij Zon op Zuid. In haar rapport reflecteert ze hierop: ‘Facebook wordt vooral door de kunstenaars gelezen, Twitter is eigenlijk alleen tijdens eindmanifestatie actief geweest (met een enkele uitzondering). Het zijn goede media voor informatie richting derden, de pers en de culturele wereld (…).’14 Je vraag bij de respondent neerleggen Je kunt hele basale onderzoeksvragen aan een respondent stellen en verrassende antwoorden vinden. Vragen als: ‘Hoe moet ik onderzoek doen?’ of: ‘Wat moet ik jou eigenlijk vragen?’ kunnen de (eventuele) afstand tussen onderzoeker en respondent verkleinen en maken de respondent medeverantwoordelijk voor het onderzoeksproces. Het eigenaarschap over het onderzoek schuift op van onderzoeker naar respondent. Een voorbeeld van hoe dit kan werken komt van Jasmina. Ze vroeg Britney uit groep 5 wat het meisje zélf graag zou willen laten zien van het kunstproject waar ze aan meedeed. Britney’s antwoordde: ‘Ik zou graag een krantje willen maken waarmee ik de groei van mijn boompje en mijn eigen groei kan laten zien aan mijn klasgenoten.’15 Ze gaf duidelijk aan welke vorm van zelfreflectie voor haar zinvol zou zijn. Hiermee kun je vervolgens aan de slag. Marijne vroeg deelnemers aan Zwaan kleef aan naar wat zij goede manieren zouden vinden om met zelfevaluatie aan de slag te gaan. Dat leverde de volgende suggesties op: • een Facebook-pagina voor het project waarop deelnemers berichten kunnen plaatsen; • een groepsevaluatie (hoewel hierbij het gevaar bestaat dat deelnemers zich voegen in de woorden van anderen en zichzelf niet of minder expliciet uitdrukken); • na afloop van het project een boekje maken (ook omdat deelnemers na het project graag iets tastbaars mee naar huis wilden nemen); • een persoonlijk ontwikkelingsplan waarin deelnemers tijdens het project hun eigen competenties en veranderingen daarin aangeven. Het was de bedoeling om deze ideeën verder uit te werken en uit te proberen tijdens het vervolgproject, Droomeiland, in dezelfde wijk. Dit project ging echter op het laatste moment niet door. (Nog) niet-uitgeprobeerde methodes Marijne bedacht een aantal methodes voor zelfevaluatie met deelnemers waarmee (nog) niet kon worden geëxperimenteerd omdat Droomeiland werd afgeblazen. Onder meer de volgende: 14 Joosten 2011. 15 Ibrahimovic 2011. 15 • In Memoriam van Petty. Deelnemers schrijven een laatste boodschap aan Petty de Petflessenzwaan [het kunstwerk], en memoreren wat het project hen gebracht heeft. • Verslag van de dag. Deelnemers dagelijks laten opschrijven wat ze die dag: (1) het meest bijzondere vonden en waarom; (2) met wie ze hebben samengewerkt en hoe ze dat vonden; en (3) wat ze minder goed vonden gaan en waarom. • Groepstweet. Deelnemers dagelijks een gezamenlijke ‘tweet van de dag’ laten verzinnen. • Dagboeken. Deelnemers vragen een dagboek bij te houden over de ervaringen tijdens het project, eventueel ondersteunen met een format of bepaalde themasuggesties. 4 Pomica: het vervolg Met deze tussenrapportage is een eerste periode van experimenteel praktijkonderzoek in community arts afgerond. Tot eind 2012 heeft CAL-XL mogelijkheden om nog veertien onderzoekstrajecten uit te voeren. Op basis van de ervaringen en andere ontwikkelingen binnen het netwerk van CAL-XL met betrekking tot onderzoek en documentatie16 heeft CAL-XL voor de komende periode een vervolgaanpak bedacht. Het idee is om ieder onderzoekstraject dat vanaf november 2011 onder regie van CAL-XL plaatsvindt, te beginnen met het invullen van de projectscan. Hiervoor voert een onderzoeker één of meer gesprekken met de bij een project betrokken professionals. Het samen interpreteren van het project volgens de systematiek van de scan geeft een helder totaalbeeld van het project en de manier waarop het is ingebed in de praktijk. Het project is dan bovendien opgenomen in de online projectbank community arts. Op basis van de scan wordt vervolgens samen met de professionals bepaald op welke aspecten en met welke methodiek een (eventueel) vervolgonderzoek zinvol is. Bijvoorbeeld alleen regelmatige evaluatie van het project op basis van de scan, en/of zelfevaluatie met deelnemers, en/of effectonderzoek, en/of publieksenquêtes. CAL-XL kan dit vervolgtraject coördineren.17 Om goed te kunnen werken met de databank, de scan en de achterliggende concepten, is enige ervaring en inzicht in de systematiek wenselijk. Een deel van de pomica-onderzoekers heeft deze ervaring al eerder opgedaan en kan goed werken met de scan. De anderen volgen binnenkort een scholingtraject waarin ze, gekoppeld aan een onderzoeksproject in de praktijk, alle ins en outs leren kennen.18 De scan is een kapstok voor onderzoek met en over zowel professionals als deelnemers in community arts. De werkgroep Pomica heeft bij het onderzoek in de eerste helft van 2011 nog maar beperkt gebruik gemaakt van de projectscan omdat de digitale versie toen nog in ontwikkeling was. In november 2011 worden de observaties en inzichten uit de verschillende onderzoeksprojecten alsnog in de scan ingevoerd. 16 Zie www.cal-xl.nl/onderzoek voor meer informatie. 17 Zie ook bijlage II: systematiek van onderzoek en documentatie in het netwerk van CAL-XL. 18 De post-hbo-cursus Partners in Community Arts. 16 Bronnen • Ibrahimovic, Jasmina (2011). KantineOost 1: rapportage van een praktijkonderzoek met makers in community arts. CAL-XL. • Joosten, Lies (2011). Zon op Zuid: rapportage van een praktijkonderzoek met makers in community arts. CAL-XL. • Minke, F. en Sikko Cleveringa (2010). Plan van aanpak Pomica 2010 – 2012. CAL-XL. • Van Lingen, Marijne (2011). Zwaan kleef aan: rapportage van een praktijkonderzoek met makers in community arts. CAL-XL. • Van der Tier, Michelle (2011). De Verhalenbakkerij: rapportage van een praktijkonderzoek met makers in community arts. CAL-XL. • Zwart, Margreet (2011). Over Vechters: rapportage van een praktijkonderzoek met makers in community arts. CAL-XL. Deze publicaties zijn te downloaden via www.cal-xl.nl. 17 Bijlage I Aanvullende informatie over de Projectscan De projectscan is ontwikkeld in de praktijk binnen een groot netwerk van kunstenaars, cultuuraanjagers en onderzoekers. Het is een nieuwe variant op het Beslismodel voor sociaalartistieke praktijken van 2005.19 Dit model is op basis van voortschrijdend inzicht verder ontwikkeld en verrijkt. Een aantal andere concepten is in de projectscan geïntegreerd: de Mind Map van Tony Buzan, de Creatieregie van Robbert Coppenhagen en de Effectenarena van Jochum Deuten. De metafoor van de steen in de vijver Het basispatroon van de scan doet denken aan dat van de spreekwoordelijke steen in de vijver. De vijver is de specifieke context van een project met op de wallenkant de vermogens van de brongroep in termen van persoonlijke ontwikkeling; de publieke beeldvorming; sociale cohesie; en fysieke leefbaarheid. De steen die het water doet bewegen is de culturele interventie. De eerste golf trekt burgers en professionals het water in en maakt hen tot actieve deelnemers. Dit veroorzaakt een tweede golf die impact heeft op de bredere context: de betrokken brongroep, de gemeenschap, het publieke domein en de fysieke ruimte. In de deining ontstaat in het water een patroon dat kenmerkend is voor de betreffende steen. Als de deining bedaard is, wordt zichtbaar dat bepaalde vermogens op de wallenkant zijn gegroeid. Alle betrokkenen kunnen hiervan oogsten. Databank De projectscan vormt de basis voor de landelijke, digitale databank voor community arts (release november 2011 www.cal-xl.nl). Wanneer een flink aantal projecten in de databank is ingevoerd, krijgt de scan extra toepassingen zoals een geavanceerde zoekfunctie voor het vergelijken van verwante praktijken (benchmarking) en het weergeven van bepaalde trends in een overkoepelend wijkprogramma of een andere verzameling projecten. De projectscan als mind map De projectscan is een soort mind map. In een mind map staat het projectidee in het midden en komen daaromheen vertakkingen in basale verbanden. In de scan zijn de verbanden al gelegd in acht horizontale en verticale assen. Op de assen komen de ambities en realisatie daarvan wat betreft verschillende aspecten. Dat heeft als voordeel dat verschillende projecten met elkaar kunnen worden vergeleken. De diagonale assen geven de participatie van professionals en deelnemers weer in het project. Van binnen naar buiten: van meedoen via mee organiseren naar mee-eigenaar zijn. De horizontale en verticale assen laten het bereik (de impact) van het project zien op de bredere context. Van binnen naar buiten: van individueel via collectief tot politiek. 19 Cleveringa 2005, Uit de Kunst in de Wijk: artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke vraagstukken (Kunstenaars&CO en Landelijk Centrum Opbouwwerk). 18 Bijlage II: Systematiek van onderzoek en documentatie in het netwerk van CAL-XL G. Marlet (AvG) / J. Brouwer (ABF-C) Cultuurwijzer: verzamelen en ordenen van algemene statistische informatie over project en programma context. Sandra Trienekens (Urban Paradoxes) Effectmeting: meten van effecten bij deelnemers- en publiek (enquêtes) in context van project. POMICA en Projectscan CAL-XL Praktijkonderzoek: (zelf)analyse van ambities en realisaties m.b.t. cultuurparticipatie, cultuurbereik en beoogde effecten bij (1) professionals (projectscan) (2) deelnemers en (zelfevaluatie) Vanaf 1 januari 2012 op www.cal-xl.nl Databank CAL-XL: documentatie van projecten en programma’s met projectscan, onderzoeksgegevens, zoekfuncties, trendanalyse en benchmarking. Inventarisatie en agenda community arts gerelateerd wetenschappelijk onderzoek: Multidisciplinair en longitudinaal Universiteiten / Lectoraten / Kennisinstituten 20