De moeizame weg naar een dialoog tussen de Verenigde Staten en Iran Said Rezaiyan ‘Marg bár Amrika’ (dood aan Amerika) riep de menigte massaal na het vrijdagsgebed op vrijdag 1 februari 2002; vier dagen na de speech van George Bush jr, waarin hij tijdens zijn State of the Union-toespraak Iran als onderdeel van de ‘as van het kwaad’ betitelde. De slogans van de Iraniërs, noch de vijandelijke toon van de Verenigde Staten richting Iran waren iets nieuws: de twee landen zijn immers al vanaf 1979 en met de Iraanse Revolutie elkaars vijanden, onderhouden geen diplomatieke relaties, en beschuldigen elkaar over en weer van allerlei complotten. De laatste tijd echter worden beide landen vanuit verschillende hoeken (zowel op nationaal niveau, als ook vanuit de EU, Rusland, en China) geadviseerd om met elkaar in dialoog te gaan en direct te onderhandelen. De reden hiervoor is het feit dat de onderhandelingen over het nucleaire programma van Iran in een impasse verkeren. Hoewel ook de machthebbers in Iran en de Verenigde Staten zelf weten dat een oplossing in het nucleaire programma alleen mogelijk wordt wanneer beide landen met elkaar aan tafel gaan zitten, nemen ze geen initiatief om ook werkelijk met elkaar te onderhandelen. Men vertrouwt elkaar simpelweg niet. Deze analyse behandelt de dieperliggende oorzaken die een verklaring geven voor het ontbreken van vertrouwen tussen de Verenigde Staten van Amerika en de islamitische republiek Iran en geeft aan wat voor consequenties dit heeft voor het nucleaire programma van Iran. Amerikaanse percepties van Iran Als je Amerikanen vraagt waar ze aan denken wanneer je 11 september 2001 roept, dan hebben ze het allemaal over de terroristische aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon. Bij het noemen van het getal 444, denken ze aan de 444 dagen durende gijzeling van het personeel van de Amerikaanse ambassade in Teheran in 1979, direct na de islamitische revolutie. De gijzeling van het personeel van de ambassade was een grove schending van het internationaal recht en zorgde al vanaf het begin van de revolutie ervoor dat het aan de macht gekomen islamitische revolutionaire regime in Iran in de ogen van de Amerikanen volstrekt onbetrouwbaar was. Amerika verbrak hierna alle officiële diplomatieke banden met Teheran en dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven. Naast deze gijzeling zijn er ook andere oorzaken te noemen die ervoor zorgen dat de Amerikaanse regering de Iraanse machthebbers niet vertrouwt. Zo wijzen Amerikanen op de rol van Iran bij het plegen van een bomaanslag op de Amerikaanse ambassade in Beiroet begin jaren tachtig, de steun van Iran aan, in de ogen van Amerikanen, terroristische groeperingen als de Hezbollah, Hamas, en de islamitische Jihad. Ook de retoriek vanuit Iran, vooral in de beginjaren van de revolutie, om de islamitische revolutie naar andere landen in het Midden-Oosten en zelfs naar Noord-Afrika te exporteren zorgde voor wantrouwen en angst bij Amerikanen. Achteraf gezien is dit domino-effect om twee redenen uitgebleven. Ten eerste gold voor Iran door de achtjarige oorlog met Irak, alleen de eigen survival imperative en ten tweede bleken de revolutionairen veel pragmatischer te zijn dan men voorheen dacht. Iraanse percepties van Amerika In 1953 werd premier Mossadegh (die Iran wilde democratiseren en de koning slechts een ceremoniële functie wilde toedelen) middels een coup afgezet en gevangen genomen. Deze coup was door de Engelse MI6 en de Amerikaanse CIA georganiseerd. De Shah van Iran die 1 naar het buitenland gevlucht was, keerde terug en regeerde tot 1979 met ijzeren vuist. Iraniërs beschouwen deze gebeurtenis als de belangrijkste reden voor het mislukken van het democratiseringsproces in Iran. De Amerikanen zijn medeverantwoordelijk voor het de kop indrukken van het democratische proces in Iran. Na de revolutie werden alle Iraanse bankrekeningen in de Verenigde Staten (inclusief die van de Shah) bevroren. Ook werden er sancties aangekondigd tegen Iran. Het drijven van handel door de Amerikaanse bedrijven met Iran werd verboden, en later kwamen ook dwangmaatregelen zoals de ILSA-sancties die tot doel hadden/hebben om niet-Amerikaanse bedrijven die in de olie-industrie in Iran investeren te straffen. Ook heeft het Amerikaanse Congres door de jaren heen budgetten goedgekeurd die tot doel hebben activiteiten te steunen die het regime in Teheran ten val moeten brengen. Deze variëren van 20 miljoen dollar per jaar in de jaren tachtig en negentig, tot 75 miljoen dollar in 2006. Bovendien kan de Amerikaanse rol bij het blokkeren van de leningen van de Wereldbank aan Iran en het Amerikaanse veto voor de deelname van Iran aan de WTO als oorzaken genoemd worden die de Amerikanen of de ‘Grote Satan’, zoals het land door de machthebbers in Iran genoemd word, onbetrouwbaar maken. Andere obstakels Een systematische analyse over betrekkingen tussen staten zal uiteraard rekening moeten houden met verschillende analyseniveaus bij het behandelen van betrekkingen tussen staten. Dat wil zeggen dat binnenlandse, regionale, internationale, en transnationale invloeden betrokken moeten worden bij het behandelen van het buitenlands beleid van een staat. Wanneer we dat doen, komen we de volgende obstakels in de Amerikaans-Iraanse relatie tegen. Eén van de binnenlandse oorzaken, die ervoor zorgt dat de Amerikanen het Iraanse regime wantrouwen heeft met de complexe machtsstructuur van Iran te maken. Een voorbeeld: na de aanslagen van 11 september 2001 veroordeelde de Iraanse regering de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en werkte binnen de 6+2 groep tijdens de conferentie van Bonn in 2001 over de toekomst van Afghanistan nauw samen met de Amerikanen. Deze nauwe samenwerking verraste zelfs de Amerikanen en minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell gaf officieel toe dat zonder de goede samenwerking met Iran het installeren van een interim regering onder leiding van Hamid Karzai in Afghanistan niet mogelijk zou zijn geweest. Begin 2002 echter onderschepte de Israëlische marine het schip ‘Karin A’ dat op weg was naar Gaza en waarin volgens de Israëlische autoriteiten grote hoeveelheden wapens zaten.1 De Iraanse Revolutionaire Garde zou deze wapens vanaf zijn exclusieve havens in Iran in het schip hebben geladen. Hoewel het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken en de president hier niets van wisten en elke link ontkenden, waren er volgens de Israëlische autoriteiten voldoende bewijzen die lieten zien dat de Iraanse Revolutionaire Garde hierbij betrokken is geweest. Dit voorbeeld laat zien dat je in Iran niet één machtscentrum hebt maar verschillende. Zo voert bijvoorbeeld de Revolutionaire Garde een eigen buitenlandsbeleid waar de officiële regering niets mee te maken heeft. Hetzelfde was ook zichtbaar in het geval van Bosnië, Libanon, en is nu zichtbaar in het geval van Irak. Hoewel de officiële regering elke bemoeienis in de binnenlandse situatie van die landen ontkent, voeren andere machtige groepen hun eigen niet-neutrale buitenlands beleid. Hetzelfde geldt in een andere vorm voor de Verenigde Staten. De meerderheid van de politici in de VS analyseren buitenlandse betrekkingen vandaag de dag nog steeds door een onderscheid te maken tussen ‘vriend’ en ‘vijand’, wat een overblijfsel is uit de tijd van de Koude Oorlog en de bipolaire wereld. Ook de betrekkingen met Iran analyseren ze op ideologische gronden. Mede als gevolg hiervan hebben de initiatieven van Madeleine Albright om toenadering tot Iran te zoeken weinig succes gehad. Ook Condoleezza Rice, die 2 de laatste weken heeft laten merken dat ze via het zoeken van toenadering tot Iran voor een diplomatieke oplossing voor het nucleaire dossier van Iran pleit, heeft met sterke oppositie uit haar eigen ministerie – en uit de rest van de regering – te maken.2 Op regionaal niveau staan Arabische landen niet te juichen bij een nauwe samenwerking tussen Verenigde Staten en Iran. De Arabische landen in de Perzische Golf-regio voelen zich bedreigd door een te sterk Iran en willen niet dat het land in de toekomst net als vóór de islamitische Revolutie weer de taak van ‘gendarme’ van de regio op zich gaat nemen. Ze hebben realistisch gezien baat bij een vijandelijke relatie tussen de Verenigde Staten en Iran, omdat zij dan door de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in de Perzische Golf niet voor een Iraanse aanval hoeven te vrezen. Ook Israël zal er alles aan doen om toenadering van de Verenigde Staten tot de islamitische republiek tegen te werken, wat logisch lijkt wanneer we de Iraanse leiders horen zeggen dat Israël een ‘tumor’ is dat van de kaart geveegd moet worden. Met dit soort uitspraken kunnen Iraanse leiders er zeker van zijn dat ze geen vertrouwen winnen bij de Amerikanen. Amerikanen onderhouden zoals gezegd al 27 jaar geen officiële betrekkingen met Iran, met als gevolg dat ze niet over vertrouwelijke informatie over binnenlandse ontwikkelen in het land beschikken. Ze worden door Europese landen en door de Iraanse oppositie in het buitenland geïnformeerd. Deze informatie wordt niet altijd objectief gegeven en is vaak bedoeld en onbedoeld vertekend met als gevolg dat het heel moeilijk en gevaarlijk wordt om aan de hand van tweedehands bronnen een beleid te formuleren. De gevaren hiervan zijn heel goed duidelijk geworden in het geval van Irak waar de Amerikanen bij het ontwikkelen van hun beleid voor een aanval op Irak veel informatie bij Ahmad Chalabi hebben ingewonnen die later op zijn zachtst gezegd niet altijd even adequaat bleek. Het nucleaire programma van Iran Tegen deze achtergrond speelt op dit moment het nucleaire programma van Iran. Amerikanen vertrouwen de machthebbers in Teheran niet, en daarom hebben ze ook geen vertrouwen in een ‘vreedzaam’ nucleair programma van Iran. In Iran hebben ze geen vertrouwen in de goede bedoelingen van de Verenigde Staten met de islamitische republiek, en vrede in het Midden-Oosten lijkt onwaarschijnlijker dan ooit tevoren. Laten we onszelf de volgende vraag stellen: wat is erger, Iran als nucleaire mogendheid, of een Amerikaanse aanval op Iran? Een antwoord hierop is nooit honderd procent bevredigend en we kunnen gelukkig een antwoord op deze vraag op korte termijn uitstellen en naar de bestaande feiten kijken. Het huidige regime zal niet accepteren dat het gedwongen wordt zijn koers te veranderen en zijn nucleaire programma op te geven, waarbij de nadruk ligt op het recht om zelf uranium te verrijken. De geestelijk leider van de islamitische republiek heeft hier vaak de nadruk op gelegd en het is niet gebruikelijk dat Ayatollah Khamenei zijn woorden terugneemt. Bovendien wordt er in dit verband heel goed op de nationalistische gevoelens van de Iraniërs gespeeld zodat de meerderheid van de bevolking achter het beleid van de regering staat. De Duitse journalist Josef Joffe maakt in dit verband de volgende rake opmerking: “Nationalism, especially when married to the other great integralist ideology religion is the mother of all identities and loyalties.”3 Mahmoud Ahmadinejad, de president van Iran begrijpt dit heel goed. We kunnen daarom concluderen dat Iran door zal gaan met zijn nucleaire programma en wanneer de IAEA middels harde bewijzen niet kan aantonen dat het Iraanse programma niet vreedzaam is, kunnen de Amerikanen ook geen ‘coalition of the willing’ bij elkaar krijgen die tegen Iran wil optreden. Ook een Amerikaanse aanval op Iran op korte termijn is uitgesloten. Zo’n aanval zal anti-Amerikaanse sentimenten in de wereld verder doen groeien, verder dan nu al het geval is. Iran zal in Irak veel onrust veroorzaken en de situatie nog erger maken dan nu al 3 het geval is. De olieprijs zal boven de honderd dollar per vat komen te liggen, en Iran zal waarschijnlijk Amerikaanse doelen in de regio en zelfs Israël kunnen aanvallen. Gelukkig is het zo dat, ook al wil Iran een bom maken, dat nog jaren zal duren en tijd kan altijd veranderingen brengen. De Verenigde Staten hebben vanaf 1979 zonder succes een containment-politiek ten aanzien van Iran gevoerd. Het beleid van de Verenigde Staten ten aanzien van Iran is al lang geleden een doodlopend straat ingeslagen. Misschien is het tijd voor een andere aanpak: een ‘Wandel durch Annäherung’-politiek (zoals de Ostpolitik van Willy Brandt ten aanzien van de DDR en de Sovjet-Unie). Een interessante taak voor de komende president van de Verenigde Staten. Immers, wat heeft Amerika te verliezen? Said Rezaiyan is politicoloog. [email protected] Noten 1. 2. 3. Interview met Gary Sick, 22 november 2002, Council of Foreign Relations. www.cfr.org. www.fareedzakaria.com/articles/articles.html. International Herald Tribune, 3 mei 2006. 4