Natuurkunde Hoofdstuk 5 Paragraaf 1 Afstand (s, in meter) Tijd (t, in seconden) Snelheid (v, in m/s) Constante snelheid = eenparige beweging Twee eenheden voor snelheid: m/s en km/h 𝑠 𝑉= 𝑡 Snelheid in m/s x 3.6 = snelheid in km/h Snelheid in km/h : 3.6 = snelheid in m/s Bepalen snelheid & versnelling Eenparige beweging = constante snelheid Versnelling = toenemende snelheid (v,t) – diagram = snelheid/tijd-diagram Berekenen van versnelling 𝑎= Paragraaf 2 Fw: luchtwrijving (frontale oppervlakte) Rolwrijving (banden) Resulterende kracht (som Fmotor en Fw) Fres = Fwrijving geen beweging Fres > 0 versnelling Fres < 0 vertraging Δ𝑣 Δ𝑡 Paragraaf 3 Traagheid: er is kracht nodig om een voorwerp een andere snelheid te geven. Hoe groter de massa, zoveel groter de traagheid Tweede wet van Newton: F=mxa F in Newton m in kg a in m/s2 Resultante = krachten bij elkaar optellen en van elkaar aftrekken