Zorpgad voeding en bewegen bij colorectaal kankerpatiënten Fase I: voor de behandeling. Fysiotherapie Een goede functionele mobiliteit en voldoende beweging voor de medische (operatie, chemokuur, bestraling) behandeling hebben een positieve invloed op het functioneel herstel van de patiënt na een medische behandeling. Het is daarom wenselijk de functionele mobiliteit van de patiënt direct na diagnostiek te screenen en op basis van deze gegevens de functionele mobiliteit zo nodig te optimaliseren (indien daar tijd voor is) en/of het inzetten van een gerichte begeleiding tijdens/na de behandeling. Hierbij horen ook bewegings- en/of houdingsadviezen. Op deze manier kan onder andere ook de (mogelijke) ontwikkeling van neuropathieën anamnestisch in kaart worden gebracht. Een afgenomen spierfunctie voor de behandeling is een indicatie voor een intensieve krachttraining in de periode voor de behandeling (indien daar tijd voor is). Ook bij oudere patiënten is de spierkracht in korte tijd goed trainbaar en kan met een hoge intensiteit veilig worden ingezet. Het ADL-functioneren wordt in deze fase met name in kaart gebracht als nulmeting. Wanneer de patiënt tijdens het afnemen van de testen lager dan de normwaarden scoort, is de patiënt at risk. Een afgenomen spierfunctie is alleen bij de grote buik- en thoraxchirurgie aanleiding voor het trainen van de ademspieren met een thresholdtrainer met als belangrijk doel het voorkomen van postoperatieve longcomplicaties. Diëtetiek Een goede voedingszorg bij kanker moet erop gericht zijn patiënten met een slechte voedingstoestand of een verhoogd risico daarop zo vroeg mogelijk te selecteren door middel van voedingsscreening . Ook patiënten met klachten die als hinderlijk worden ervaren en al dan niet de voedselinname verstoren of patiënten met vragen ten aanzien van de voeding dienen tijdig te worden gesignaleerd. De voedingszorg heeft tot doel de patiënt liefst voor de medische behandeling in een goede voedingstoestand te brengen of te houden. Bij ondervoede patiënten heeft een voedingsbehandeling 10 dagen voor het operatief ingrijpen een positief effect op de uitkomst. Fase II: tijdens de behandeling; Deze fase richt zich op de klinische opname voor een operatie, chemokuur en/of bestraling. Fysiotherapie Met name bij de operatie maar ook bij de chemokuur kenmerkt deze fase zich door een forse daling van de functionele mobiliteit. Daarin is belangrijk de functionele mobiliteit van de patiënt te monitoren (aan de hand van de screening direct na de diagnostiek). Met deze gegevens kan tijdig worden ingegrepen om de afname zo veel mogelijk te voorkomen en vooral om te werken aan een snel herstel van de aangedane functies met name als deze het zelfstandig functioneren van de patiënt in gevaar brengen. Diëtetiek Tijdens de klinische opname voor een operatie is de diëtist protocollair in consult. De voedingstoestand van de patiënt wordt bewaakt en zo nodig hersteld, de patiënt krijgt gerichte voedingsadviezen om postoperatief de voeding weer zo snel mogelijk op te bouwen naar een volwaardige voeding. Na de opname wordt de patiënt indien dit noodzakelijk is, verder poliklinisch begeleid. In geval van een adjuvante chemotherapie vindt een overdracht plaats naar de oncologisch diëtist. Ook wordt de patiënt bij het intakegesprek chemotherapie door de oncologieverpleegkundige gescreend op ondervoeding en voedingsvragen. De patiënt wordt tijdens chemotherapie gezien door de diëtist (+ in samenwerking met fysiotherapie) Fase III: na de behandeling; De periode na de behandeling kan zich kenmerken door een langdurige en soms blijvende afname van de functionele mobiliteit die bij kwetsbare/fragiele patiënten wat aanleiding kan zijn voor een afname van het zelfstandig functioneren. Daarom richt deze fase zich op de begeleiding van de patiënt bij een snel herstel van de functionele mobiliteit. Voor de algehele gezondheidstoestand van de patiënt is het van belang dat de patiënt voldoende blijft bewegen, zijn conditie zelfstandig op peil kan houden en zijn voedingstoestand verder kan optimaliseren of handhaven als onderdeel van een gezonde leefstijl. Ook is aandacht voor optredend overgewicht met verhoogde gezondheidsrisico's een aspect van goede voedingszorg.