Samenvatting klinische chemie uit reader leereenheid 5

advertisement
Samenvatting klinische chemie uit reader leereenheid 5
5.2
1.Geef de algemene formule voor een koolhydraat
Cn (H2O)n.
2.Noem een ander woord voor een koolhydraat
koolhydraatglucose
3.De kleinste koolhydraat is een monosaccharide, er bestaan ook disacchariden en
polisacchariden. Noem van ieder soort drie voorbeelden
Monosaccharide: glucose, fructose en galactose
Disacchariden: lactose (opgebouwd uit glucose en galactose), maltose (opgebouwd uit twee
twee glucose moleculen), saccharose (opgebouwd uit glucose en fructose
Polisacchariden: lange ketens van monosacchariden heten polysacchariden, deze kunnen erg
lang zijn en vele vertakkingen vormen. Voorbeelden: zetmeel, glycogeen en cellulose
4.Polysacchariden kunnen de darmwand niet passeren, monosacchariden wel.
Polysacchariden moeten dus worden afgebroken. Geef in de tractus digestives aan waar en
welke afbraak plaatsvindt van de polysacchariden
De eerste afbraak van polysacchariden vind plaats in de mond, daar wordt door het anzym
alfa amylase zetmeel in korte stukken gebroken. Er onstaan disacchariden, maltosen. De
volgende enzymatische afbraak vind plaats wanneer voedsel gemengd wordt met pancreassap,
maagsecretieprodukten laten de koolhydraten ongemoeid. Het pancreassap bevat ook het
enzym amylase wat de afbraak van zetmelen tot maltosen voortzet. De maltosen komen in de
dunne darm terecht, waar lactose door het enzym lactase wordt afgebroken tot glucose en
galactose, terwijlsucrose door het enzym sucrase wordt afgebroken tot glucose en fructose. De
gevromde monosacchariden worden geabsorbeerd door de wand van de darm en gaan via de
poortader naar de lever.
5. Bekijk figuuur 3.2 ‘controle van het glucose gehalte’. Indien je de figuur niet begrijpt, lees
dan nogmaals de tekst door.
6. Leg in eigen woorden uit wat wordt verstaan onder de G.T.T. (glucose tolerantie test)
Bij deze test wordt gekeken of de patient een glucose belasting goed kan verwerken. Deze
belasting bestaat uit het opdrinken van een glucose oplossing (50gr suiker in 250 ln water).
Vlak voor het opdrinken van de glucose moet een nuchtere bloedsuiker worden bepaald en
moet de patient de blaas legen.Er moet worden vast gesteld of er glucoe in urine zit. Na het
innemen van glucose-oplossing moet waarden na 30, 60, 90 en 120 minuten bepaald worden.
De patient moet dan wat urine lozen op 60 en 120 minuten, via de urine gehalte kan ook evt
een glucosegehalte worden vastgesteld
5.3
Het glucosegehalte wordt
A.
Autonoom geregeld door de lever.
De lever zorgt voor: 1. Glucoseopslag
2. Glucoseloslating
Ad 1. Glucose wordt omgezet in glycogeen. Maximaal 100 gram wordt als glycogeen
opgeslagen in de lever en maximaal 400 gram wordt als glycogeen opgeslagen in de
spieren. De rest van glucose wprdt omgezet in vet (lipogenese)
Ad 2. Glycogeen wordt omgezet in glucose (glycogenolyse)
Vetten/ eiwitten worden omgezet in glucose
B.
Hormonaal geregeld
Hormonen die betrokken zijn bij het glucose metabolisme:
 Insuline, wordt gesynthetiseerd in de β cellen van de eilandjes van langerhans in de
pancreas. De aanmaak van dit hormoon wordt vooral gestimuleerd door een
hoogbloedsuikergehalte en het arteriёle bloed en door prikkels van de Nervus vagus.
Insuline heeft een hyperglykemische effect bij stijging van de insuline concentratie
 Glucagon, wordt gesynthetiseerd door de α cellen van de eilandjes van langerhans en
heeft een hyperglycemische werking
 Thyroxine, wordt gesynthetiseerd door de schildklier en stimuleerd de opname van
koolhydraten in de darmen en heeft een hyperglykemische werking
 Adrenaline, wordt gesynthetiseerd door het bijniermerg onder invloed van N.vagus
prikkeling. Door hypoglykemie wordt de hypothalomus geprikkeld en hierdoor wordt
synthese van insuline gestimuleerd. Adrenaline heeft hyperglykemisch effect: het remt
insuline secretie en stimuleerd ACTH secretieCorticosteroїden.
 De hyperglykemische actie van insuline wordt tegen gewerkt door hormonen
afkomstig uit de bijnierschors. Deze hormonen heten corticosteroїden en we
onderscheiden twee soorten:
- het corticisteroїdhormoon dat vooral effect heeft op op de mineraalhuishouding
in het lichaam aldosteron
- de corticosteroїdhormomen die vooral effect hebben op de glocosehuishouding
in het lichaam, de glucosecorticoїdhormonen  corticosteron en sortisol. Deze
stimuleren het hoog houden van het glucose in het bloed. Ze worden
gesynthetiseerd na toename van ACTH in het bloed. Een daling van het
glucosegehalte in het bloedgeeft een stimulering tot ACTH-productie en
daardoor een stimulering van corticosteron en cortisol
5.4
1. Wat wordt verstaan onder essentiёle aminozuren?
Dit zijn aminozuren die de mens zelf niet kan synthetiseren, maar die wel nodig zijn voor
instandhouding en die dus wel in ons voedsel voor moeten komen.
2. Wat wordt verstaan onder een peptidebinding?
De verbinding die twee aminozuren aan elkaar koppelt heet een peptidebinding
3. Leg uit hoe de afbraak van eiwitten (proteїne) plaatsvindt
Bij de consumptie van proteїne vond geen afbraak plaats van ketens in de mond, de eerst
afbraak van ketens gebeurt in de maag, waar het eiwit pepsine aanwezig is. Pepsine wordt
gevormd uit pepsinogeen onder invloed van zoutzuur. De invloed van pesine is niet van groot
belang. De grootste afbraak van eiwitketens wordt verzorgd door enzymen die in een
inactieve vorm in het pancreassap voorkomen. Wanneer het pancreassap in de dunne darm
komt, worden door het enzym enterokinase, de eiwitspilsende enzymen geactiveerd. We zien
dat eiwotketens worden afgebroken door trypsine, chymotrypsine en carboxypolypeptidasen.
Onder de invloed van deze enzymen worden lange ketens aggebroken tot kote ketens of tot
aminozuren. Elders in de darm worden korte ketens verder afgebroken en door de darmwand
via de poortader afgegeven aan de lever. In de lever vindt verdere afbraak plaats van
aminozuren, die nodig is om uit het ene aminozuur het andere amonizuur te synthetiseren.
4.Leg uit wat er gebeurt met de overmatig geconsumeerde aminozuren
Wanneer er een overmaat aan aminozuren is geconsumeerd, wordt van deze overmaat het
stikstofdeel verwijderd en als ureum uitgescheiden, de rest van het molecuul wordt gebruikt
voor de synthese van koolhydraten of vetten.
5.Leg uit wat er onder de colloїd osmotische druk wordt verstaan
Colloïd-osmotische druk is de wateraanzuigende kracht naar het bloed. Wanneer er te weinig
eiwitten aanwezig zijn, wordt er te weinig water naar het bloed gezogen. Het gevolg is dat het
vocht in de weefsels achter blijft.
6a.Vertel waardoor het albumine gehalte kan gaan dalen of waarom dit gehalte laag kan zijn
Het albumine gehalte kan gaan dalen bij ernstige leverziekte, albumine wordt nl in de lever
gesynthetiseerd. De daling van albumine kan ook veroorzaakt worden door verminderde
opname van albumine met het voedsel eb een verhoogde afbraak van albumine.
6b. Vertel wat het gevolg is voor het lichaam
Wanneer het albumine gehalte in het plasma gaat dalen, zal het lichaam zo reagerendar deze
daling wordt tegen gegaan met behulp van afbraak van weefseleiwitten. Zo lang het mogelijk
is zal het dreigende albuminetekort worden bestreden met de aanvoer van albumine uit
afgebroken weefsels. Bij een daling van het albuminegehalte van beneden de 25 g/liter kan er
oedeem gaan optreden.
7.Leg de taak uit van α-globuline en de β-globuline en vertel daarbij door welk orgaan deze
worden gesynthetiseerd
De alfa-globulines transporteren vetten en koolhydraten door het plasma.Bovendien horen
verschillende eiwitten met een specifieke transporttaak tot alfa- globulines zoals de eiwitten:
ceruloplasmine, dat koper transporteerd en haptoglobine, dat vrij hemoglubine op kan vangen
en transporteren.
De beta-globulines transporteren vooralcholestorol en andere vetten bv vetoplosbare
vitaminen en hormonen. Wanneer de conditie van de patient ertoe leidt dat er veel vetten in
het plasma voorkomen, zoals bij DM, zal er een verhoogde beta-globuline-fractie worden
gevonden.
De β- globulines en de α- globulines worden door parenchymale levercellen gesynthetiseerd.
8a.Waar worden de γ-globulinen gesynthetiseerd?
De gamma-globulines worden gesynthetiseerd in het reticulo- endotheliale systeem (RES)
8b.Wat is de taak van γ-globulinen?
Dit systeem verzorgt de immunologische reactie van het lichaam. Omdat het RES systeem de
immunologische reacties van het lichaam verzorgt, heten de eiwitten die door het systeem
worden gesynthetiseerd immunoglobulines. Dit betekend niet dat alle gamma-globulines
immunologisch actief zijn. De meeste gammaglobulines zijn idd antilichamen en de meeste
antilichamen zijn gammablobulinen
9.Leg uit wat er wordt verstaan onder de volgende begrippen, een enzym, een specifiek enzym
en een iso-enzym
Een enzym is een eiwitdie chemische reacties kunnen versnellen of vertragen. Bij de werking
worden de enzymen zlef niet verbruikt
Een specifiek enzym is een enzym die specifieke reagerende stoffen moeten kunnen binden.
Dat er voor elke chemische reacties aparte enzymen zijn die die ene reactie kataliseren
Vandaar dat niet alle enzymen overal in het lichaam voorkomen, maar vele enzymen alleen
maar op een bepaalde plaats voorkomt, daar waar de door de enzym gekataliseerde reactie
nodig is. Men kan ze in drie groepen verdelen
 Enzymen die in plasma thuishoren, bv stollingfactoren
 Enzymen die werkzaam moeten zijn op een plaats vlakbij cellen die het enzym hebben
uitgescheiden, bv spijsverteringsenzymen, die door de cekken van de darmwand
worden uitgescheden, of de enzymen die in het sap van de pancreas voorkomen
 Enzymen die werkzaam moeten zijn in de cellen waar ze gesynthetiseerd worden. Dit
zijn bv enzymen die een rol spelen in het metabolisme van de cel zelf, zoals enzymen
die nodig zijn voor de verbranding van glucose
Iso-enzymen zijn enzymen die dezelfde reactie kataliseren, maar onderling verschillen in de
chemische en fysische eigenschappen
10.Waardoor kan er een stijging (lekkage) van enzymactiviteit in het plasma worden
waargenomen?
Stijging van enzymenactiviteit zullen in het plasma worden waargenomen wanneer er:
 Binnen de cel een toename van synthese van enzymen plaatsvindt. De lekkage zal dan
ook groter worden en dus zal er een hoger niveau gemeten worden
 Een vermeerdering is van weefsel dan enzym vormt. Er zullen dus meer cellen zijn.
Die allemaal een beetje lekken
 Een toename is van doorlaatbaarheid van hey menbraam van de cel van enzymen.
Deze treedt makkelijk op bij beschadigingen van de cellen. De lekkage van enzymen
wordt duidelijk groter
 Een veranderingoptreed in de afbraak van enzymen. Waanner de inactivering van de
enzymenvermindert, zal er een stijging zijn van het enzym in het plasme
 Een blokkage van de normale excretie van enzymen plaatsvindt. Bv wanneer het
pancreassap door de aanwezigheid van een steen oid niet in de darm uitgescheiden kan
worden, zal het gaan lekken naar het bloed en in het plasma wordt dan een verhoogde
enzymen activiteit gevonden.
11.Geef van de volgende diagnostische metingen aan wat er aan de hand kan zijn
a. alanine-tranaminase (ALAT of GPT)
Wanneer dit enzym vermeerderd wordt aangetroffen duidt dat op een aandoening van het
parenchym van het leverweefsel
b. aspartaat-transaminase (ASAT of GOT)
Dit enzym komt vrij bij beschadiging van de cellen van het leverparenchym
c. lactaathydrogenase (LDH)
Het enzym heeft 5-iso enzymen, die niet in alle organen even vaak worden aangetroffen.De
vijf iso-enzymen komen maar in bepaalde verhoudingen voor in het serum, de verdeling is als
volgt
LDH1 32% bij verhoging van de iso enzymen 1 en 2 samen, met verlaging van de iso
LDH2 37% enzymen 3,4 en 5 moet gedacht worden aan lekkage van de cellen van de
LDH3 16% hartspier en/of erytrocyten. Wanneer de hoogte activiteit in LDH 5 en de
LDH4 8%
laagste in 1 moet gedacht worden aan lekkage vanuit levercellen of skelet
LDH5 7%
spieren. Wanneer de hoogte activiteit zit in 2,3 of 4 zit wordt het zeer moeilijk
om de LDH activiteit als diagnosticum te gebruiken, cellen van verschillende
organen geven dit plaatje
d. alkalische fosfatase
Bij verhooging van enzym activiteit in het serum moet men denken aan obstructie van de
intra- of extrahepatische galwegen, waarbij obstructie van galsap optreedt. De alkalische
fosfatase is ook verhoogd bij een verhoogde botombouw. De asteoblasten produceren veel
alkalische fosfatase wat in het plasma zal lekken
e. creatinine- fosfokinase
CPK komt veel voor in het weefsel van de hartspier en de dwarsgestreepte spier. Verhoging
van dit enzym duit op een aandoening aan de hartspier of skeletspier. De ananmese en ander
onderzoek zal helpen bij het onderscheid, bv LDH1 en 2 die onder de naam HBHD staan
kunnen worden gebruikt om de grootte van het infarct in te schatten. Om het CKP van de
skeletspier de onderscheiden wordt ook aldolase gemeten een enzym wat veel voorkomt in de
skeletspier
f. amylase
Is een sprijsverterings enzyme welke alleen voorkomt in speeksel en pancreasm de beide
enzymen scheiden niet het zelfde uit, maar iso enzymen, op grond van deze enzymen kan er
onderscheid gemaakt worden tussen pancreas en speeksel amylase. Verhoogde amylase
activiteit wordt ook in urune terug gevonden
5.5
1.Vertel wat bedoeld wordt met onverzadigd vetzuur en een meervoudig onverzadigd vetzuur
Vetzuren zijn opgebouwd uit een lange rij koolstof atomen aan elkaar met een – COOH groep
aan het eind van zo’n keten. Wanneer zo’n keten meer dan 16 of meer koolstofatomen bevat,
spreekt men van een langketen vetzuur, vetzuren met een korte keten heten kortketen
verzuren.
Aan iedere koolstofatoom kunnen vier andere atomen gebonden zijn. Wanneer een
koolstofatoom met twee bindingen aan elkaar vast zitten, spreekt men van een onverzadigde
binding, een onverzadigd vetzuur. Is er meer dan een onverzadigde binding aanwezig, dan
wordt er gesproken van een meervoudig onverzadigd vetzuur.
Voorbeeld: CH3-CH=CH2-CH=CH-COOH meervoudig onverzadigd vetzuur
2.Leg uit hoe een triglyceride gevormd wordt en geef een voorbeeld van een structuur daarbij
om het te visualiseren.
Vetzuren vormen samen met glycerol een triglyceride; glyceride komt van glycerol eb tri duit
erop dat er drie vetzuren met glycerol verbonden zijn
4.Leg uit wat een lipoproteine is
Lipoproteine zijn verbindingen van allerlei vetten met eiwitten. Door de combinatie vetten
met eiwitten zijn vettem beter oplosbaar in water. We kunnen lipoproteine ook beschouwen
als de transportvorm van vetten
5.Benoem de taken van vetten voor je lichaam
Vetten worden gebruikt als opslagvorm van energie. Vetten komen ook voor als component
van bouwstoffen van de celmembramen en hebben daar een duidelijke functie in de structuur
van de cellen. Een speciale eigenschap hebben prostaglandines, deze vetten stimuleren glad
weefsel tot contractie.
6.Wat betekend het begrip essentiele vetzuren?7. Noem de namen van drie essentiele vetzuren
Een paar vetzuren worden niet door het lichaam gesynthetiseerd, dit zijn vetzuren die in het
dieet aanwezig moeten zijn. Ze worden essentiele vetzuren genoemd. Dit zijn linolzuur,
linoleenzuur en arachidonzuur. Het arachidonzuur kan wel uit linoleenzuur worden
gesynthetiseerd, Het arachidonzuur wordt ingebouwd in triglyceriden en deze zijn
noodzakelijk voor het in stand houden van membraamstructuren en enzymsystemen. Ook
prostaglandines worden gesynthetiseerd vanuit arachidonzuur.
8.De afbraak van vetten is complex. Hieronder vindt je een samenvatting van de afbraak
waarbij je bepaalde namen dient in te vullen op de stippellijnen.
Afbraak van vetten:
De vetten dienen geemulgeerd te worden, dit wordt bewerkstelligd door (a) inwerking van
galzuren/ zouten afkomstig uit (b) galsap want anders kunnen de lipasen (dat zijn (c)
vetspitsende enzymen) niet werkzaam zijn. De lipasen (afkomstig uit de (d) pancreas) splitsen
gedeeltelijk de (e) geemulgeerde vetten in de darm. Vertering is dus niet volledig en de vrij
vetzuren kunnen no niet worden opgenomen in het bloed. Pas wanneer de vrije vetzuren zijn
omgezet tot (f) glycerol en cholesterol zijn ze oplosbaar in bloed
Cholesterol wordt door het lichaam gebruikt voor de synthese van steroidhormonen door de
bijnierschors en als grondstof voor de synthese van galzuren in de lever.
We hebben gezegd dat lipoproteine de transport vorm van slecht oplosbare vetten zijn. Het
laboratorium kan op twee verschillende manieren de verschilende lipoproteinen van elkaar
onderscheiden.
 Door de lipoproteinen te scheiden, gebruik van de verschillen in dichtheden. De
volgende klassen komen dan voor: chylomicronen, very low density lipoproteins
(VLDL), low density lipoproteins (LDL) en high densitiy lipoproteins (HDL), waarbij
de chylomicronen een zeer lage dichtheid hebben en de HDL een hoge dichtheid
Bij een hoog VLDL is er een grote kans op hart en vaatziekte
Download