Grieken en Romeinen

advertisement
Werkboek 1e klas Pensum 12
Hoofdstuk 3
Grieken en Romeinen
Orientatie
Lees om te beginnen de introtekst in je handboek op pagina 34.
1. De periode van de Grieken en Romeinen noemen we ook wel de Oudheid. Er
wordt volgens de introtekst met veel ontzag gekeken naar de Oudheid. Kun je
Werkboek Pensum 12
voorbeelden noemen van zaken die nog steeds belangrijk zijn uit die tijd?
Gebruik de afbeeldingen in je handboek! Noem iets bij de volgende
onderwerpen: bestuur, kunst, wetenschap/onderwijs en sport.
2. Zoek op de tijdbalk in je handboek op van wanneer tot wanneer het Tijdvak
van de Grieken en Romeinen loopt. Schrijf dit op in je schrift.
3. Welke jaren gelden waarschijnlijk als het hoogtepunt van de Griekse cultuur?
4. Wanneer namen de Romeinen het gebied van het huidige Griekenland
ongeveer over?
5. Waarom kun je de begindatum van het ontstaan van de verspreiding van het
Christendom veel makkelijker geven dat de einddatum?
Lees nu het verhaal hieronder over de uitbarsting van de Vesuvius.
Instapverhaal: ‘de vesuvIus, een klassIeke ramp’
‘Gaius, heb je die rare wolk gezien?’ Het is oom Plinius die plotseling het
studeervertrek binnenkomt. ‘Een heel vreemde wolk boven de berg Vesuvius; het
lijkt wel een soort paddestoel. Als je de kant van Pompeii opkijkt zie je hem heel
goed! Ik heb geen idee wat het is, nog nooit zoiets gezien.’
‘Echt weer iets voor oom Plinius’, denkt Gaius. ‘Altijd nieuwsgierig. Maar hij houdt
me wel mooi van mijn werk af…’
‘Heb je zin om mee te gaan kijken wat het is? Dan laat ik een schip naar
Pompeii varen, dwars over de baai’, zegt oom Plinius.
‘Eerlijk gezegd blijf ik liever bij m’n studie, oom.’ Oom Plinius glimlacht. ‘Ook
goed, blijf jij maar met je neus in de boeken zitten. Tenslotte ben je pas achttien.
Je moet nog heel veel leren. Maar ik ga kijken!’ En dan tegen de slaven: ‘Zorg
dat er over een half uur een schip klaar ligt om naar Pompeii te varen.’
Wanneer oom Plinius een half uur later op het punt staat te vertrekken, komt er
een boodschapper aangerend: ‘Help, help, alstublieft. Het is een ramp. Het
regent hete stenen uit te lucht. Toen ik van ons huis wegging, lag het al een
meter dik.’ Het is een slaaf van Bassus, een vriend van Plinius die in de buurt
van Pompeii woont. ‘Het is verschrikkelijk’, stamelt de man hijgend. ‘Mijn meester
en zijn familie kunnen geen kant meer op. Ze kunnen alleen naar zee, maar ze
hebben geen schip. Gaat u ze alstublieft zo snel mogelijk halen!’
Oom Plinius aarzelt geen ogenblik. ‘Naar het huis van Bassus, snel!’, roept hij
tegen zijn slaven. Halsoverkop vertrekt het schip in de richting van Pompeii. De
wolk boven de berg is ondertussen angstaanjagend groot en inktzwart geworden.
De zee gaat kolkend tekeer met hoge golven. Bezorgd kijkt Gaius vanuit zijn
2
H3: Grieken en romeinen
studeerkamer het schip na. Als oom Plinius maar goed uitkijkt en zorgt dat hem
niets overkomt!
Aan het eind van de middag neemt Gaius eerst maar eens een bad. Even
bijkomen... Maar veel rust is hem niet gegund. Na de maaltijd durft niemand te
gaan slapen. Keer op keer schudt het huis door aardschokken. ‘Laten we maar
op de binnenplaats wachten tot het voorbij is’, roept Gaius, ‘dat is veiliger.’ Met
zijn moeder en de slaven wacht hij de hele nacht tot het licht wordt. Maar het
wordt niet meer licht. De zon wordt verduisterd door inktzwarte wolken. ‘We
moeten vluchten’, roept één van de
slaven. ‘Het huis is gescheurd,
straks stort alles nog in.’ Wanneer
ze op weg gaan naar het noorden,
ontdekken ze dat ze niet de enigen
zijn. Iedereen probeert weg te
komen. Het begint as te regenen uit
de lucht. Eerst kleine stukken, later
steeds grotere. Dan wordt het
aardedonker, zo donker als in een
kamer zonder ramen en zonder
licht. Overal hoort Gaius
jammerende vrouwen, huilende
kinderen en schreeuwende mannen. Maar hij ziet geen hand voor ogen.
Sommigen roepen de goden om hulp. Maar anderen zeggen: ‘Er zijn helemaal
geen goden meer. Al dat gejammer helpt niets. De laatste dag van de wereld is
aangebroken.’ De as wordt dikker en zwaarder. Om de paar minuten moeten de
mensen stilstaan om alles van zich af te schudden, anders worden ze helemaal
bedolven.
Als de mist eindelijk wat dunner wordt, kunnen de mensen weer wat zien. De
hele wereld is veranderd. Overal ligt een dikke laag as. De struiken, de weg, de
akkers, alles is eronder verdwenen. Boven de berg rommelt het nog vervaarlijk.
Achter de wolken is vuur te zien. Het lijkt op bliksem, maar het is veel groter.
‘Laten we verder naar het noorden vluchten’, roepen de slaven. Maar Gaius en
zijn moeder piekeren er niet over om verder weg te gaan zonder oom Plinius.
Oom Plinius! Wat zou er van hem geworden zijn? ‘We gaan terug naar huis’,
beslist Gaius’ moeder. ‘Ik ga hier niet weg zonder mijn broer.’ Maar als ze bij het
huis aankomen, is er nog geen spoor van Plinius te bekennen. Zo goed en zo
kwaad als het gaat, ruimen ze de puinhoop een beetje op. Waar blijft Plinius? Ze
wachten en wachten. Twee lange dagen kruipen voorbij. Op de derde dag komt
er eindelijk een boodschapper uit de richting van Pompeii. Hij heeft nieuws over
Plinius.
Van de bemanning van het schip heeft hij gehoord hoe koppig Plinius was
geweest. Het huis van Bassus bij Pompeii was al niet meer te bereiken. Toch
wilde Plinius verder die kant op. ‘Dan maar naar Pomponianus!’ had hij gezegd.
3
Werkboek Pensum 12
Warme as viel op het schip en bij de kust lagen enorme rotsblokken in zee die er
vroeger nooit lagen. Maar Plinius had tegen de schipper gezegd: ‘Moedige
mensen krijgen altijd hulp van de goden; we gaan door!’ Pomponianus had er
ook niets van begrepen dat Plinius zo’n gevaarlijke tocht had ondernomen: ‘Wij
proberen al uren hier weg te komen, maar de wind staat verkeerd. Ondertussen
kom jij doodleuk hierheen varen!’. Maar Plinius was heel rustig gebleven: ‘Dit is
geen aardbeving, Pomponianus. De Vesuvius heeft alleen wat as en steen de
lucht in gesmeten. Als alles voorbij is, scheppen je slaven het zo weer weg. Zeg,
ik wil wel een bad. En daarna wat eten.’
Na het eten was Plinius meteen gaan slapen. Maar midden in de nacht had
Pomponianus besloten de luid snurkende Plinius te wekken. ‘Sta op, we moeten
hier nu echt weg! Als we nog langer blijven, worden we levend begraven.’ Op de
vlucht was Plinius plotseling hoestend op de grond gevallen. De anderen hadden
zoveel haast, dat ze er niet op hadden gelet. Pas twee dagen later was zijn dode
lichaam teruggevonden. Hij was niet gewond door een steen. Hij moest dus in
een giftige gaswolk gestikt zijn.
De dood van zijn oom maakte diepe indruk op Gaius. Jaren later, toen hij zelf
een beroemd schrijver was geworden, heeft hij het hele verhaal opgeschreven in
twee lange brieven aan een vriend. Die brieven zijn bewaard gebleven, En
daardoor weten wij bijna tweeduizend jaar later nog precies wat er op 24
augustus van het jaar 79 gebeurd is. Door de vulkaanuitbarsting is trouwens nog
veel meer bewaard gebleven. De hele Romeinse stad Pompeii raakte begraven
onder een dikke laag as. Honderden jaren later is de stad weer opgegraven.
Tegenwoordig kun je daarom in Pompeii een nog bijna complete Romeinse stad
zien. Voor de bewoners van toen was de vulkaanuitbarsting een ramp. Maar voor
de geschiedkundigen van tegenwoordig is het een buitenkansje.
Vragen
1. Plinius en zijn familie waren rijke Romeinen. Noem twee dingen waaraan je
dat kunt merken.
2. Is het verhaal van Plinius waargebeurd? Leg uit hoe je dat weet.
3. Waarom zijn geschiedkundigen tegenwoordig stiekem blij met de uitbarsting
van de Vesuvius?
Paragraaf 3.1: Goden en mensen
Deze paragraaf gaat in op het geloof van de Grieken in allerlei verschillende
goden. Wat betekenden deze goden voor de Grieken en hoe vereerden ze hen?
Lees nu eerst de Intro in je Handboek
4
H3: Grieken en romeinen
1. Vind je het gedrag van de goden zoals in de Intro beschreven goddelijk?
Waarom wel of niet?
Bron 1
Athena is op een heel speciale manier geboren, ze kwam namelijk
regelrecht uit het hoofd van haar vader Zeus. Ook bij de goden was dit
niet een normaal verschijnsel. De mythe vertelt dat Zeus een tijdje omging
met ene Metis. Zij zou hem volgens waarzeggers een dochter schenken
die Zeus zou evenaren op het gebied van slimheid en dapperheid. Maar
wat Zeus bezwaarde was dat er ook een zoon geboren zou worden die
hem wellicht alle macht zou ontnemen.
Om te voorkomen dat deze laatste voorspelling uit zou komen, besloot
Zeus zijn vriendin dan maar op te eten. Maar tot ieders verbazing bleek er
hierna toch sprake te zijn van een zwangerschap. Deze vond echter niet
plaats in de buik van een vrouw, maar in zijn eigen hoofd. Op den duur
kreeg Zeus steeds meer last van hoofdpijnen. Op een gegeven moment
kon hij hier niet meer tegen en vroeg Hephaistos zijn hoofd open te
hakken om de druk er af te halen. Het wekte enige verbazing bij de
andere goden dat er een dochter uit Zeus’ hoofd stapte met volledige
bewapening en zwaaiend met haar lans. De godin van de krijgskunst en
de wijsheid was geboren.
2. In WB bron 1 lees je de achtergrond van het verhaal bij HB bron 4. Zeus was
uiteindelijk aan de ene kant trots op zijn dochter, maar aan de andere kant
was hij ook vaak jaloers. Leg uit hoe dat te verklaren valt.
3. Bekijk HB bron 1 en lees bron 2. Op welke twee manieren lieten de Grieken
hun liefde voor hun goden blijken?
Lees nu eerst de Leertekst
4. Schrijf in je eigen woorden op wat het begrip polytheïstische godsdienst
betekent.
5. Noem 5 Griekse goden en geef aan waar zij voor staan.
6. Welke overeenkomsten zie je met het geloof van de Egyptenaren? Blader
eventueel even terug naar §2.4.
5
Werkboek Pensum 12
7. Op deze pagina zie je naast een kaart van het oude Griekenland een
plattegrond en een animatie van het “Olympisch dorp” zoals dat er in Olympia
moet hebben uitgezien. Welke verwijzingen naar heiligen kun je ontdekken op
de plattegrond?
8. Sinds 1896 zijn er weer vierjaarlijks Olympische spelen. Nu staan ze niet
langer in het teken van het eren van Zeus. Wat is nu de gedachte bij het
houden van de Olympische spelen?
Bron 2: Plattegrond van het Olympisch dorp
Bron 3: Animatie van het Olympisch dorp
Patos
● Olympia
● Sparta
Bron 4: Kaart van Griekenland
6
Athene
H3: Grieken en romeinen
9. Welke verschillen zijn er tussen de Olympische Spelen toen en nu? Gebruik
naast de leertekst HB bron 3 en WB bron 2 en 3. Noem minstens vier
verschillen.
10. Lees het MeMootje in je handboek door. Vind je dat er hier sprake is van een
mythe? Verklaar je antwoord.
11. Is de afbeelding bij WB bron 5 een verwijzing naar een mythe, denk je?
Verklaar je antwoord.
Bron 5: Het paard van Troje, bekend van Homerus’ De Ilias en de Odyssee
Paragraaf
3.2: De Grieken, denken en doen
Archimedes van syracuse (287-212)
Archimedes wordt door veel wetenschappers beschouwd als één van de grootste
wetenschappers ooit. Hij was een een wetenschapper die zich onder meer
bezighield met de wiskunde, de natuurkunde, de techniek, de astronomie en
7
Werkboek Pensum 12
zelfs de filosofie. Hij werd in 287 v.Chr. geboren in de Griekse kolonie Syracuse,
op het eiland Sicilië.
Archimedes werd in de oudheid een populair figuur mede dankzij zijn verdiensten
voor de stad Syracuse in een oorlog tegen de Romeinen die de stad wilden
veroveren.
Er wordt gezegd dat hij een Romeinse
aanval op Syracuse afsloeg door een grote
hoeveelheid spiegels op zo'n manier door
de stad heen te bevestigen, dat ze het
zonlicht reflecteerden en bundelden en
daardoor versterkt op de vijandelijke
schepen afstuurden, die vervolgens in brand
vlogen.
Bij de inname van Syracuse werd hij door
een ijverige, maar onnadenkende Romeinse
soldaat gedood. Een anekdote opgetekend
door Livius en later Plutarchus, vertelt dat
Archimedes een wiskundig cirkeldiagram in
het zand op de vloer had getekend en
hierover aan het denken was. De soldaat
kwam binnen en liep over de tekening.
Archimedes riep verstrooid: ‘Verstoor mijn
cirkels niet!‘
Bron 1: Beeld van Archimedes
Hierdoor werd de soldaat woedend en hij doodde de toen hoogbejaarde
Archimedes met zijn zwaard. Dit werd overigens zeer betreurd door de
Romeinse bevelvoerder Marcus Marcellus die een groot bewonderaar was van
de bij zijn leven al beroemde Griekse geleerde. Marcellus had opdracht gegeven
Archimedes levend gevangen te nemen om hem mee te nemen naar Rome. Het
zal daarom waarschijnlijk met de onnadenkende soldaat die Marcellus' bevel in
de wind sloeg niet goed zijn afgelopen.Vragen
Lees eerst de tekst over Archimedes van
Syracusa
Syracuse
Bron 2: Kaart van Zuid-Italië
8
1. Archimedes werd op Sicilië, dat
tegenwoordig bij Italië hoort, geboren.
Welke redenen zijn er om hem toch een
Griek te noemen? Noem er twee.
2. Leg in je eigen woorden uit hoe
Archimedes de vloot van de Romeinen
wilde tegenhouden.
3. Waarom wilden de Romeinen
Archimedes levend in handen hebben?
H3: Grieken en romeinen
4. Lees HB bron 5. De filosoof Plato geeft in dit stukje tekst drie groepen aan
die volgens hem noodzakelijk zijn. Welke drie zijn dat?
5. Waarom zouden staatslieden volgens hem geleerden moeten zijn denk je?
6. Lees en bekijk HB bron 6. Noem een voorbeeld van een verband tussen
leefomstandigheden en gezondheid.
7. Waarom is het zo belangrijk dat artsen nog steeds de eed van Hippocrates
afleggen?
Lees nu de leertekst
8. Zet de namen uit de leertekst in je schrift op een rijtje. Gebruik de categorieën:
filosofen, wetenschappers, geschiedschrijver en kunstenaars.
9. Leg kort uit wat er zo bijzonder is aan de Griekse manier van denken. Gebruik
in je antwoord de woorden: filosofen, verklaren en onderzoeken.
10. Waarom was het schrift zo belangrijk voor de Griekse wetenschappers?
11. Hoe kwam het dat men op veel plekken dingen overnam van de Griekse
cultuur?
9
Werkboek Pensum 12
Paragraaf 3.3: De Atheense democratie
In deze paragraaf hebben we het over het bestuur van de stadsstaat Athene. In
het oude Athene hadden ze een bijzondere vorm van bestuur bedacht. Een
bestuur waar we tegenwoordig nog steeds vol bewondering naar kijken. We
gaan kijken hoe het oude Athene werd bestuurd en wat er zo bijzonder aan was.
Lees nu eerst de introtekst:
1. In Athene werd elk jaar een ‘schervengericht’ gehouden. Wat was het doel van
deze bijeenkomst? Kies één van de volgende zinnen
A. Ervoor zorgen dat er niet te veel bestuurders kwamen.
B. Voorkomen dat een bestuurder te veel macht kreeg
C. Goede bestuurders kiezen
D. Misdadigers straffen
2. Kies een regel uit de introtekst om uit te leggen waarom je je antwoord kiest.
In regel….…. staat …. en daarom……
Lees de eerste alinea van de leertekst.
3. Wat is een polis?
4. Bekijk bron A op bladzijde 34
a) Waar op het kaartje is de Acropolis?
b) Wat is een agora en wat gebeurt er allemaal?
c) Het besturen van een polis werd politiek genoemd. Het Nederlandse
woord politiek is daarvan afgeleid. Wat betekent het woord politiek in onze
tijd?
10
H3: Grieken en romeinen
Lees de tweede alinea van de leertekst.
5. Het woord cratie betekent in het Grieks regering. Door er woorden voor te
zetten gaven de grieken aan over welk soort bestuur ze spraken. Het Griekse
woord aristoi betekent edelen en het Griekse woord demos betekent volk.
a) Welk soort bestuur is een aristocratie?
b) Welk soort bestuur bedoelden de Grieken met democratie?
In de meeste poleis ( meervoud van polis) regelde een groep rijken het bestuur.
Maar Athene had een ander soort regering: de Atheense democratie.
De Atheense leider Perikles zei
over Athene:
“Bij ons is de macht niet in
handen van een paar mensen,
maar van de grote massa”
Bron A
6. Lees bron A en bron 9 op blz 42 in je handboek.
a) Waaraan kun je in Bron 9 zien dat Athene een democratie was?
b) Gaf de volksvergadering ook de dagelijkse leiding aan Athene? Ja/nee
want…
c) Waarom wel/niet denk je?
d) Klopt het dan wel wat Perikles (bron A) zei over Athene? Geef een
argument waarom het wel klopt en een argument waarom het niet klopt.
11
Werkboek Pensum 12
7. Lees bron 11 op blz 42 in je handboek.
a) Welke baan die in bron 9 wordt genoemd, wilde Alkibiades graag hebben?
b) Waarom schept Alkibiades op over zijn prestaties?
Lees de derde alinea van de leertekst
Neem het onderstaande schema over in je schrift en vul de volgende gegevens
in het schema en maak de berekening af:




In het gebied van Athene woonden ongeveer 200.000 mensen
De slaven ( ong. 80.000) mochten niet meedoen.
De vrouwen ongeveer de helft van de inwoners, deden ook niet mee.
Alle vrije jongens onder de 18 hadden ook geen stemrecht. De mensen
werden niet oud, dus waarschijnlijk waren er evenveel jongens als
mannen.
Schema:
Totaal aantal inwoners van Athene:
.......
Aantal slaven:
(min) _ . . . . . . . .
Aantal vrije mensen:
Vrije vrouwen
(totaal) . . . . . . . .
(min) _ . . . . . . .
Vrije mannen en jongens
Vrije jongens jonger dan 18
(totaal) . . . . . . . .
(min) _ . . . . . . . .
Aantal vrije volwassen mannen (totaal) . . . . . . . . . .
8. a. Hoeveel vrije volwassen mannen mochten stemmen?
b. Hoeveel procent van het totale aantal inwoners van Athene mochten dus
stemmen?
c. Lees nog eens bij bron A wat Perikles zei over de Atheense democratie.
Noem 2 nieuwe argumenten waarom niet klopt wat Perikles zegt.
12
H3: Grieken en romeinen
Bron B
Je bent een Atheens burger ( politai) wanneer je een zoon bent van
een vader die het Atheense burgerrect bezit en van een moeder die de
dochter was van een Atheens burger. De vader moest je als kind
erkennen en je moest officieel als burger geregistreerd staan. Pas als
je 18 jaar werd, werd je officieel een burger.
9.
a. Hoe hadden mensen het burgerrecht rond 1200 v Chr. gekregen?
b. Hoe kreeg je het burgerrecht in Athene volgens bron B?
c. Wat was het voordeel van het hebben van burgerrecht?
d. Bedenk ook een nadeel.
10. Lees handboek bron 12
a. Op wie heeft Aristophanus kritiek?
b. Bedenk een reden waarom burgers niet naar de vergadering kwamen?
c. Is het toneelstuk een betrouwbare bron als je wilt weten hoe het er precies aan
toeging tijdens een volksvergadering?
Kies: A. Ja, want de toneelspeler leefde in dezelfde tij en beschrijft precies wat
hij zag.
B. Nee, hij leefde wel in dezelfde tijd, maar toneelsschrijvers overdrijven
wel eens om extra grappig te zijn.
d. In de leertekst lees je dat Perikles ervoor zorgde dat burgers een vergoeding
kregen voor belangrijke bestuursfuncties. Leg uit waarom het bestuur
hierdoor democratischer werd.
BRON C
Slaven in het oude Griekenland
Er waren mensen onvrij geworden omdat zij in oorlogstijd krijgsgevangen
waren gemaakt. Daarnaast kon je tot slavernij vervallen door schulden. Soms
verkochten arme mensen hun kind als slaaf. Huisslaven, beheerders van winkels
en boerderijen hadden het veel beter dan veel arme vrijen. Slaven van kleine
boeren en ambachtslieden behoorden bijna tot de familie van hun meester. Een
rijke kon wel 1000 slaven hebben een ambachtsman één of twee.
Naar: L. de Blois en R. van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld (1987).
11. Lees bron C
a. Wanneer noem je iemand een slaaf?
b. Op welke manieren kon je slaaf worden?
c. Geef een argument vóór de stelling dat slaven slecht af waren in het oude
Athene.
d. Geef een argument tégen de stelling dat slaven het slecht hadden.
13
Werkboek Pensum 12
e. Zal er in de Atheense volksvergadering wel eens een discussie zijn geweest
over de vraag of de slavernij afgeschaft moest worden? Leg je antwoord uit.
12.
a. Het bijzondere van het Atheense bestuur is dat niet een paar rijke mannen het
voor het zeggen hadden, maar dat de burgers van Athene mee mochten
beslissen over het bestuur; dat heette democratie. In Nederland hebben we
ook een democratie, geen volksvergadering waar alle burgers naar toe
kunnen, maar een volksvertegenwoordiging een parlement in Den Haag. Zoek
op wat een parlement is.
b. Waarom hebben we in Nederland geen volksvergadering waar alle burgers
naar toe kunnen?
c. Waarom noemen we Nederland toch een democratie?
13. In bron A las je dat Perikles schreef dat ‘in Athene de macht niet in handen
was van een kleine groep mensen, maar bij de grote massa; het volk’. Je hebt
tijdens het maken van de pargaraaf een aantal keer argumenten voor en
tegen deze stelling verzameld.
Maak nu je keuze, vind je dat Perikles gelijk heeft of niet? En waarom vind je
dat? ( geef minstens drie argumenten)
Let op paragraaf 3.4 is een computerles! Deze maak je dus in de klas en
niet zelfstandig!
14
H3: Grieken en romeinen
Paragraaf 3.5: spreken, eten en kleden als de
Romeinen
Wie kent de stripverhalen over Asterix en Obelix niet? Galliërs in de tijd van de
Romeinen. Het woongebied van de Galliërs is ongeveer het tegenwoodige
Frankrijk en België.
Al in de 2e eeuw voor Chr. hadden de Romeinen een groot deel van ZuidFrankrijk veroverd (tegenwoordig de Provence). In de jaren 58-51 voor Chr.
veroverde Caesar de rest van het gebied. Maar volgens het stripverhaal niet het
dorpje van Asterix en Obelix!
In het stripverhaal reageren de Galliërs op verschillende manieren op de
Romeinen. Zo’n stripverhaal is natuurlijk verzonnen. Toch reageerden vroeger
veel Galliërs net zo als de Galliërs in de stripverhalen. Al je de reacties in het
stripverhaal bekijkt, dan bekijk je dus ook de geschiedenis,
15
Werkboek Pensum 12
Lees eerst de leertekst
Vragen
1. Gebruik bron 1. Hoe reageren Asterix en Obelix in het bovenste plaatje op de
Romeinse veroveraars?
2. Bekijk bron 2 In het Gallische dorpje Serum spreken drie Galliërs met
elkaar.Wat hebben twee Galliërs van de Romeinen overgenomen? Lees ook
de gesproken tekst goed!
3. Ook in zijn taalgebruik gedraagt één van deze Galliërs zich
Romeins. Waaruit blijkt dat?
4. Hoe reageert de derde Galliër?
5. Als je goed kijkt, zie je dat Galliërs nog een ander gebruik van de Romeinen
hebben overgenomen. Welk?
6. Gebruik bron 3. Waarover hebben de Galliërs verschil van mening?
7. De drie plaatjes gaan over drie Galliërs. Hoe anders denkt elk over
het zich aanpassen aan Romeinse bouwwerken? Geef op de volgende manier
antwoord.
(a) het dorpshoofd wil
(b) de andere Galliër die op de drie plaatjes is te zien, wil
(c) de Galliër achter op het linker plaatje is vast buiten bewustzijn geslagen,
omdat hij…
8. Waarom pasten sommige Galliërs zich helemaal aan de Romeinse
manier van leven (cultuur) aan?
9. Waarom pasten andere Galliërs zich zonder verzet zo weinig
mogelijk aan de Romeinse manier van leven aan?
10. Weer andere Galliërs boden verzet tegen de Romeinen. Waarom
reageerden zij zo?
16
H3: Grieken en romeinen
Paragraaf 3.6 Het christendom
1. Bekijk de afbeelding op deze bladzijde. Op deze gravure zijn de Zeven werken
van barmhartigheid’ uitgebeeld.
Welke van deze vormen van liefdadigheid herken je?
De cijfers 1 t/m 7 geven de plaatsen aan waarde werken van barmhartigheid zijn
afgebeeld. Om je op weg te helpen staan de eerste drie al volledig ingevuld.
Maak de andere vier zelf volledig.
1 Het bezoeken van gevangenen
2 Het begraven van doden
3 Het onderdak bieden aan reizigers
4 Het bezoeken van
5 Het uitdelen van
6 Het uitdelen van
7 Het uitdelen van
17
Werkboek Pensum 12
Vraag aan je docent om het bovenstaande kaartje van de verspreiding van het
christendom. Plak dit plaatje in je schrift.
Gebruik voor de opdrachten de kaartjes in je handboek
2. Het christendom verbreidde zich in de eerste twee eeuwen
vooral in de steden.
Schrijf de namen van belangrijke christelijke steden op. Het zijn die steden
waarvan de eerste letter al op de kaart staat aangegeven. Zet erachter in welk
tegenwoordig land de stad ligt. Gebruik eventueel een (historische) atlas.
3. Kleur de uitbreiding van het christendom in de 3de eeuw licht-oranje.
4. Kleur de uitbreiding van het christendom in de 5de eeuw geel.
Lees nu de leertekst helemaal door
5. Vooral vanaf het begin van de 4e eeuw breidde het christendom zich sterk uit
in het Romeinse rijk. Waardoor werd deze verbreiding van het christendom
veroorzaakt?
6. Welke conclusie kun je trekken over de verbreiding van het christendom in de
5de eeuw?
7. Waardoor werd deze verandering veroorzaakt?
8. Welke landen waren in de 5e eeuw geheel of gedeeltelijk christelijk?
9. Welke verandering op godsdienstig gebied heeft er in een aantal van de
bovengenoemde landen plaatsgevonden?
10. Hieronder volgt een (moeilijke) invuloefening. Neem de letter over in je
schrift en schrijf je antwoord er achter.
18
H3: Grieken en romeinen
Het christendom kwam voort uit het (a). Sommige joden zagen (b) als de (c). Hij
werd de stichter van het (d). De godsdienstige opvattingen van de joden staan in
(e).
De godsdienstige opvattingen van de christenen staan in (f). Die bestaat uit twee
delen, namelijk (g) en het (h).
11. Waarom werden veel armen en onderdrukten in de Romeinse samenleving
christen?
12. Waarom waren de Romeinen alleen tegenover de christenen niet
verdraagzaam?
13. Het christendom werd tenslotte toch de enig toegestane godsdienst. Waarom
veranderde de houding van de Romeinse overheid?
19
Download