Protocol GBS Gemaakt op: Auteur: Versie Geldig tot: Goedgekeurd door: Geplande evaluatie: VSV Refaja 01-06-2016 Linda Moorlag Dorien Kraima 4e versie 01-06-2018 Linda Moorlag (1e lijns verloskundige) M. Riksen (2e lijn gynaecoloog) G. Meppelink (kinderarts) April 2018 1. Begripsbepaling Groep-B-streptokokken zijn anaërobe grampositieve kokken die de belangrijkste verwekkers zijn van neonatale sepsis. Bij de mens is vrijwel zeker de darm het reservoir van GBS. Van hieruit kan verspreiding optreden naar de blaas en de geslachtsorganen. 2. Doel Verminderen van de incidentie van de vroege vorm van neonatale GBS-sepsis en met name de ernstige gevolgen hiervan als sterfte en handicaps. Het GBS-preventiebeleid is gericht op het opsporen en profylactisch behandelen van zwangeren met een verhoogd risico op verticale transmissie. 3. Basisprincipes Verwekkers: Groep-B-Streptokokken. GBS sepsis: neonatale infectie ziekte bij een bewezen positieve bloed- of liquorkweek voor GBS. Frequente eerste symptomen zijn: kreunen, ademhalingsproblemen, slecht drinken en wisselende temperatuur. In Nederland is circa 20% van alle zwangeren draagster van GBS. Naar schatting zal gemiddeld 50% van alle kinderen, van wie de moeder GBS draagster is, tijdens de geboorte gekoloniseerd raken. Ongeveer 1% van de gekoloniseerde pasgeborenen ontwikkelt een GBS-infectie. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen: - - Vroege infecties (90% van de infecties): optredend in de eerste zeven levensdagen. De belangrijkste symptomen zijn kreunen, apneu, cyanose, temperatuur instabiliteit, shock, sufheid en convulsies. Late infecties (10% van de infecties): optredend na de eerste levensweek tot de leeftijd van drie maanden. Risicofactoren voor een neonatale infectie bij aanwezigheid van GBS in het baringskanaal zijn: - Vroeggeboorte (<37 weken zwangerschap); Langdurig gebroken vliezen (> 24 uur); Maternale koorts tijdens de baring (>38⁰, rectaal); Ernstige maternale GBS-kolonisatie in de huidige zwangerschap, zoals bacteriurie of urineweginfectie door GBS; - Eerder kind met GBS-infectie. Bij ca. 60% van de vroege neonatale GBS infecties is er naast maternaal GBS dragerschap sprake van één of meer van bovenstaande risicofactoren. Bij 40% van de zieke neonaten is dus géén risicofactor. - Maternale behandeling met intraveneuze antibiotica tijdens de partus geldt als de meest effectieve methode om het aantal neonatale GBS-infecties te reduceren. 4. Werkwijze 1e lijn Bij elke (verdenking op) cystitis in de graviditeit moet de urine gekweekt worden, om een GBS uit te sluiten (zie VIL 4.3). Bij risicofactoren (zoals bij de basisprincipes beschreven) wordt er bij 36 weken overgedragen aan de 2e lijn. Het NVOG-stroomschema wordt gevolgd (zie bijlage). 1) Beleid bij een belaste anamnese (eerder kind met GBS ziekte): - controles zwangerschap in 1e lijn - partus beleid: 2e lijn (klinisch) met infuus met AB-profylaxe, overdracht aan 2e lijn bij 36 weken. 2) Beleid bij ernstige maternale GBS kolonisatie in de huidige zwangerschap (bacteriurie of urineweginfectie door GBS) - controles zwangerschap in 1e lijn - partus beleid: 2e lijn (klinisch) met infuus met AB-profylaxe, overdracht aan 2e lijn bij 36 weken. 3) Beleid durante partu - vroeggeboorte <37 weken overdracht 2e lijn - maternale koorts durante partu (>38⁰ rectaal) overdracht 2e lijn - langdurig gebroken vliezen (> 24 uur) overdracht 2e lijn De risicofactorstrategie is het beleid dat in Nederland wordt gevolgd. Bij deze vorm van preventiebeleid worden alle zwangeren met een klinische risicofactor profylactisch behandeld met antibiotica tijdens de baring. 5. Verwijzing/ overdracht Bij risicofactoren voor neonatale GBS ziekte (zoals bij punt 4 beschreven) vindt er bij 36 weken een consult 2e lijn plaats om een status aan te maken en beleid te bespreken. Definitieve overdracht mag v.a. 36 wk of vroeg durante partu insturen. 6. Werkwijze 2e lijn Zie Refaja- protocol ‘GBS preventie bij neonaten’. GBS diagnostiek: introïtuskweek (gouden standaard) of urinekweek Antibiotica profylaxe: bestaat uit penicilline of amoxycilline en uit clindamycine (bij penicilline allergie). 7. Nazorg Post-partum kunnen zich de volgende situaties voordoen: 1. Adequate antibiotische profylaxe (de profylaxe is minstens tweemaal toegediend en de partus is minimaal 2 uur na de 2e dosis): - observatie gedurende 48 uur waarvan klinisch tenminste 24 uur. 2. Geen/niet adequate antibiotische profylaxe: a. Indien tekenen van infectie en/of maternale koorts durante partu en/of zwangerschapsduur <35 weken: - opname op kinderafdeling> diagnostiek en behandeling volgens protocol kinderafdeling. b. Zwangerschapsduur >35 weken en geen tekenen van infectie of maternale koorts: - observatie gedurende 48 uur waarvan klinisch tenminste 24 uur. 8. Referenties - Richtlijn NVOG ‘Preventie van neonatale groep-B-streptokokkenziekte (GBS-ziekte)’. 2008