Onzekere Overheidstekort wereld neemt af Macro Economische Verkenning 2017 Inhoud 1 1.1 1.2 Samenvatting....................................................................................................................................................10 Samenvattingeninleiding..........................................................................................................................11 Beschouwing.....................................................................................................................................................20 2 2.1 2.2 Deeconomiein2016en2017..................................................................................................................24 Deinternationaleeconomie......................................................................................................................25 DeNederlandseeconomie..........................................................................................................................29 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 Begrotingenkoopkracht............................................................................................................................42 Overheidstekortenoverheidsschuld....................................................................................................43 Deramingendebegrotingsregels..........................................................................................................45 Collectieveuitgaven......................................................................................................................................49 Collectievelasten............................................................................................................................................52 Koopkracht........................................................................................................................................................56 4 4.1 4.2 ActualisatieMiddellangetermijnverkenning2018‐2021............................................................60 Groeizonderstijgingkoopkracht............................................................................................................61 BelangrijksteverschillenmetMLT2018‐2021uitmaart...........................................................65 Beleidsuitgangspunten2016en2017..................................................................................................68 Bijlagen................................................................................................................................................................73 Lijstvanafkortingen..................................................................................................................................100 5 Lijst van kaders in de hoofdstukken 1 Samenvatting OnzekerheidnaBrexitreferendum― 12 PensioeninEigenBeheerendebegroting2017― 19 2 Deeconomiein2016en2017 Onzekerheidrondomderaming― 30 Waaromisdewerkloosheidlastigteramen?― 38 Verschilinloonontwikkelingmarktenoverheidkleinondanksnullijn― 40 3 Begrotingenkoopkracht Overheidsuitgavenininternationaalperspectief― 50 Belastingdrukoparbeidinternationaalnietuitzonderlijk― 54 4 ActualisatieMiddellangetermijnverkenning2018‐2021 LangetermijneffectenvanbeleidopdeGini‐coëfficiënt― 64 6 Woord vooraf DeNederlandseeconomiestaaterweerbetervoor.Hetkabinetheeftzichindeafgelopen jareningespannenomeenduurzaameconomischherstelmogelijktemaken.Maatregelenop hetterreinvandearbeidsmarkt,dewoningmarkt,dezorgendeoverheidsfinanciënwaren pijnlijk,maarnodig.Daarvanplukkenwenudevruchten.Doordeinzetvanvelenheeftde Nederlandseeconomiein2015weerdeomvangvanvóórdecrisisbereikt,engroeitdeze ookin2016gestaagdoor,meteengroeivan0,6%inzowelheteerstealshettweede kwartaal.Deeconomischegroeiinhettweedekwartaal2016wastweekeerzohoogals gemiddeldinheteurogebied.Enhoeweldewerkloosheidnogsteedstehoogis,isdeze inmiddelsbelandophetlaagstepuntinbijnavierjaar.Tegelijkertijdsteeghetaantalbanen indeNederlandseeconomietotmeerdan10miljoen,hethoogsteaantalooit. Ookophetniveauvanspecifiekebedrijfstakkenishetherstelvandeeconomieduidelijk zichtbaar.Waardebouwgedurendedecrisisforskromp,groeitdezebedrijfstakmethet krachtigeherstelvandewoningmarktmee.Ookbedrijfstakkenalsdeindustrie,dezakelijke dienstverlening,handel,vervoerenhorecavertoneneenrobuustegroei.Datbiedt perspectiefvoordemensendienunoglangsdekantvandearbeidsmarktstaan. Deeconomischevooruitzichtenzijngunstig,meteengroeivan1,7%inzowel2016als2017. Zonderdeverlagingvanhetgasplafondzoudegroeiin20170,2%‐punthogerzijn uitgevallen.Degroeiblijftonverminderdbreedgedragendoordeconsumptie,de investeringenendeuitvoer.Hetkabinetondersteuntdegroeimetfinancierings‐ mogelijkhedenvoorondernemers,extraimpulsenvoorinnovatieenruimtevoor ondernemerschap. VolgenshetCPBheeftdeonzekerheidnahetBrexit‐referendumopkortetermijnnegatieve effectenopdeconsumptieeninvesteringenenookopdevoorNederlandrelevante wereldhandel.Debbp‐groeikomtdoorhetBrexit‐effectindeCPB‐raming0,4procentpunt lageruitin2017.Deonzekerheidrondditeffectisechtergroot.Vooralsnogblijvenzowel Nederlandseconsumentenalsproducentenoptimistischgestemd,zoalsuitCBS‐ vertrouwenscijfersoverjulienaugustusblijkt. Voordemiddellangeenlangetermijnbiedentrendsalsdigitaliseringendetransitienaar eenCO2‐armeenergievoorzieningvolopkansenvoordeNederlandseeconomie.Deimpact vandigitaliseringopeconomischegroeiisgroot.Ongeveereenderdevandegroeiinde periode1990‐2013wasICT‐gedreven.Nieuwedigitaledienstenenmarktenontstaanen stellenhogeeisenaandedigitaleinfrastructuur.Ditallesvraagtondermeeromruimtevoor detoepassingvannieuwedigitaletechnologieënenbeschermingtegencyberdreiging.Het kabinetspeelthieropinmetdeDigitaleAgenda.Ookvoordeenergietransitiezijnnieuwe technologieënvoorenergieopwekkingenverbeteringvanbestaandetechnologieëncruciaal. Ditallesvraagtomeengezamenlijkeinzetvanondernemers,bedrijven,burgers, kennisinstellingenendeoverheid.Zowerkenwesamenaanduurzameeconomischegroei. 7 Ditresulteertinwerkgelegenheid,welvaartenwelzijnvoorhuidigeentoekomstige generaties. H.G.J.Kamp MinistervanEconomischeZaken 8 De belangrijkste conclusies uit de MEV 2017 Onzekere wereld Overheidstekort neemt af Groei in Nederland remt af Brexit remt economische groei in Nederland met 0,4%-punt in 2017 2,0% 2016 2017 2015 1,7% 1,7% 1,1% 0,7% bbp 2016 2017 Toenemende belastinginkomsten Lage rentes en ruim monetair beleid in EU en VS Verlagen gasproductie Groningenveld remt groei Onzekerheid remt groei Dalende renteuitgaven door lage rentestand 2,5 %-punt Bijdragen aan groei 2,0 Mediane koopkracht: +2,6% in 2016 +1,0% in 2017 1,5 1,0 -0,1 %-punt 0,5 -0,2 %-punt 0,0 2016 -0,5 2013 2014 2015 -1,0 2017 overige sectoren delfstoffen Deze infographic is gebaseerd op de MEV 2017. Voor de oorspronkelijke tekst, grafieken en de exacte gegevens zie: www.cpb.nl/publicatie/macroeconomische-verkenning-mev-2017 Koopkracht stijgt meest voor werkenden 3,9% 1,1% Gepensioneerden 1,5% 0,7% Uitkeringsgerechtigden 1,3% 1,1% 2016 2017 verandering in koopkracht in % © Centraal Planbureau, Den Haag 2016 9 1 Samenvatting De wereldeconomie en wereldhandel groeien dit en volgend jaar voorzichtig. In 2017 wordt de Europese economische groei gedrukt door de toegenomen onzekerheid als gevolg van het referendum over de Brexit. De inflatie in het eurogebied blijft heel laag, doordat er nog veel onbenutte productiecapaciteit is, maar loopt volgend jaar iets op onder invloed van de licht stijgende olieprijs. Problemen in de Europese bankensector en onzekerheid over de ontwikkeling van de Chinese economie vormen neerwaartse risico’s voor de wereldeconomie. Positieve risico’s voor de Nederlandse economie zijn van binnenlandse herkomst. De Nederlandse economie blijft gestaag groeien met 1,7%, ondanks een drukkend effect van het referendum over de Brexit en de lagere gasproductie in 2017. De investeringsgroei is dit jaar groot en vlakt volgend jaar af. De overheidsbestedingen dragen ook bij aan de groei, mede dankzij een positieve impuls vanuit de begroting voor 2017. De werkloosheid daalt dit jaar naar 6,2% en stabiliseert in 2017. De toename van de koopkracht met 1% is volgend jaar lager dan dit jaar. De positieve beleidsimpuls op de koopkracht is volgend jaar kleiner dan dit jaar en de inflatie is hoger bij een gelijke contractloonstijging. De koopkracht van werkenden en uitkeringsgerechtigden komt op 1,1% uit en die van gepensioneerden op 0,7%. Het overheidstekort neemt af naar 1,1% bbp dit jaar en 0,7% bbp in 2017. Deze afname wordt vooral veroorzaakt door toenemende belastinginkomsten. De Nederlandse economie groeit in de periode 2018-2021 met gemiddeld 1,7% per jaar. Dit maakt een lichte daling van de werkloosheid naar 5,5% in het eindjaar mogelijk. De rente en inflatie lopen licht op, maar blijven laag. De overheidsbegroting schrijft zwarte cijfers, met een positief EMUsaldo van 0,9% in 2021, een schuld die afneemt naar 52% en een houdbaarheidsoverschot van 0,4%. 10 1.1 Samenvatting en inleiding Mondiale economie DeuitslagvanhetreferendumoverdeBrexit,diefinanciëlemarktenwereldwijdverrast heeft,betekentdateenneerwaartsrisicovoordeEuropeseeconomiezichdaadwerkelijk heeftgemanifesteerd.Opkortetermijnleidtdeuitslagvanhetreferendumtijdelijktoteen toenamevandeeconomischeenpolitiekeonzekerheid.Dezeonzekerheidheefteennegatief effectopdehandel,maarookopconsumptieeninvesteringen.DeeconomievanhetVK wordthethardstgeraakt,degroeivertraagtnaar1,3%ditjaaren0,8%volgendjaar.Landen dieveelhandelenmethetVK,zoalsIerlandenNederland,ondervindeneenrelatiefgroot effect.DitisookhetgevalvoorlandeninZuid‐Europawaarvandeeconomietochal kwetsbaaris(Italië,Portugal)endienogkampenmetproblemenindebankensector; Europesebankenaandelenzijnflinkgedaaldsindshetreferendum.Deeconomischegroei vanheteurogebiedwordtvolgendjaarmet0,2%‐puntgedruktdoordezetoegenomen onzekerheid(ziehetkadervooreentoelichting)enkomtuitop1,6%ditjaaren1,5% volgendjaar. Figuur 1.1 Voorzichtige groei relevante wereldhandel (links); aandeel overheidsobligaties met negatieve rente stijgt (rechts) 100 15 % % 90 10 80 5 gemiddelde 2000-2015 70 Duitsland 60 50 0 40 -5 Nederland 30 relevante wereldhandel 20 -10 10 -15 0 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 08-’14 12-’14 04-’15 08-’15 12-’15 04-’16 08-’16 Bron: CPB, Thomson Reuters Datastream, eigen berekening (link). Ditdempendeeffectopdegroeikomtbovenopeentochalvoorzichtiggroeiendemondiale economieenwereldhandel,terwijlhetmonetairbeleiduitzonderlijkruimis.Delagegroeiin opkomendeeconomieëndruktdemondialegroeiinvergelijkingmethetverleden. Anderzijdslijktineenaantallandendebodembereikt(Brazilië)enhebbenanderelanden (Rusland)profijtvandelichtstijgendeolieprijzen.DeChineseeconomieblijfteenonzekere factor.DeaanzienlijklageregroeivandeChineseeconomietenopzichtevandieinde afgelopenjarendruktdemondialegroei,welwijzenrecenteindicatorenvaneconomische activiteitopietsbeterdanverwachteprestaties.Deproductiviteitsgroeiindemeeste geavanceerdeeconomieënblijfttraag,endeinflatielagerdandedoelstelling,alsgevolgvan overcapaciteitendesterkgedaaldegrondstoffen‐enenergieprijzen.Devooruitzichtenvoor deAmerikaanseeconomieblijvenoverwegendpositief,voorditenvolgendjaarwordteen groeivan2,1%en2,4%verwacht.Derelevantewereldhandellaateengestagegroeiziendie enigszinsonderhetmeerjariggemiddeldeligt(figuur1.1links).In2017isdegroeiietslager, medealsgevolgvanhetreferendumoverdeBrexit. 11 Onzekerheid na Brexitreferendum De uitkomst is bekend: de meerderheid van de Britten heeft gestemd voor vertrek uit de EU. Vervolgens is nog veel onzeker: het moment waarop het VK uit de EU stapt, het moment waarop er een overeenkomst wordt gesloten over een nieuw regime en over hoe zo’n regime eruit gaat zien. Hoewel er in feite nog weinig veranderd is na de leave vote – het VK maakt nog steeds deel uit van de EU – heeft die onzekerheid wel al gevolgen voor de raming. Economische gegevens waarop ramingen gebaseerd worden en die richting geven, zijn vooralsnog zo kort na de leave vote schaars. De (inter-)nationale instituten die ramingen hebben gemaakt na 23 juni, hebben allemaal aannames moeten maken. De meeste gaan uit van de volgende effecten op de korte termijn. Ten eerste een verzwakking van de Britse economie door uitgestelde investeringen en consumptie. Samen met een depreciatie van het Britse pond leidt dit tot afname van de netto-uitvoer naar het Verenigd Koninkrijk. Ten tweede temperen onzekerheid over de modaliteiten van de nieuwe relatie tussen de EU en het VK en onzekerheid over de toekomst van de Europese integratie in het algemeen de investeringsgroei in het eurogebied. Een aantal economische effecten was wel meteen merkbaar in het VK na de leave vote. Zo zakten op 24 juni de beurskoersen in het VK met iets meer dan 3%, daalde de wisselkoers van het pond met 10% ten opzichte van de dollar en kregen het producenten- en consumentenvertrouwen een knauw. In Europa waren de economische effecten minder zichtbaar, hoewel de volatiliteit van de AEX (de VAEX) en vooral de beleidsonzekerheidsindicator voor Europa wel piekten (zie figuur). Beleidsonzekerheid en de VIX pieken na leave vote op 23 juni 900 index 70 Europa Nederland Verenigd Koninkrijk 800 700 60 VIX (Verenigde Staten) VAEX (Nederland) VFTSE100 (VK) financiële crisis golfoorlog 50 600 Griekse schuldencrisis 500 400 300 index Brexit Brexit 30 financiële crisis golfoorlog Griekse schuldencrisis 40 20 200 07-’16 100 10 0 2003 2005 2007 2009 2011 2013 07-’16 0 2015 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 Bron: Datastream; “Measuring Economic Policy Uncertainty” by Scott R. Baker, Nicholas Bloom and Steven J. Davis at www.PolicyUncertainty.com. Als gevolg van de lagere groei in het VK, de depreciatie van het pond en de toegenomen onzekerheid komt de groei in Nederland 0,4%-punt lager uit in 2017. Deze raming van de kortetermijneffecten van de Brexit liggen in lijn met die van andere (inter-)nationale instituten (zie figuur). Inschatting van de economische gevolgen van de leave vote 0,0 eurozone 2016 2017 Nederland 2016 2017 Verenigd Koninkrijk 2016 2017 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 CPB-raming (9 augustus) ramingen nationale instituten ramingen internationale instituten -3,0 -3,5 -4,0 bbp-verlies in % Bron: Rabobank (3 augustus), ING (12 augustus), ABN Amro (1 juli), Consensus Forecast (augustus), EC (25 juli), ECB/SPF (augustus), IMF (19 juli), Institute of International Finance (augustus). 12 Ineenaantalgeavanceerdeeconomieënissprakevannegatieverentestegendeachtergrond vanhetzeerruimemonetairebeleidenlagegroeivooruitzichten.Hetgestageherstelvande economiegaatgepaardmeteenvoorzichtigegroeivandeconsumptieincombinatiemet spaaroverschotten.Hetmonetairebeleidinheteurogebied,deVSenJapanblijftzeerruim omdeeconomietestimuleren.Deeffectenopdewisselkoersvanhetmonetairebeleidvan deenecentralebankwordenmeegenomenbijdebeleidsbepalingvandeandere(de wisselkoersalsinstrumentindeconcurrentie).Beleidsrentesendepositorentesinhet eurogebiedenineenaantalEuropeselandenzijnnegatief.Sinds2014neemthetaandeel NederlandseenDuitseoverheidsobligatiesmeteennegatiefrendementsneltoe,inmiddelsis vancirca85%vandezeoverheidsobligatieshetrendementnegatief(ziefiguur1.1rechts). Beleggershoudenondanksdenegatieverentesdezeobligatiesaanomdatzijverwachtendat dehuidigesituatiemetlagegroei,lageinflatieenlagerentesnogeentijdzalaanhoudenen zijopzoekzijnnaareenveiligebelegging.Bankenzijnverplichteendeelvanhunvermogen inoverheidsobligatiesaantehoudeneninstitutionelebeleggerswillenditgraaginverband methetrisicoprofiel. Negatievenominalerenteszijnzeeruitzonderlijk.Erisnogweinigervaringmetdeeffecten ervan.Alslagererentesdoorbankenwordendoorberekend,vormenzijintheorieeen stimulansvoorbedrijvenenhuishoudensomovertegaanopconsumptieofinvesteringen.In depraktijkzijnwholesalerentesgedaaldenretailrentesineenaantalgevallenook,waardoor devraagwordtondersteund.Doordatkapitaaleldersopzoekgaatnaarhogere rendementen,ishetaannemelijkdatnegatieverentesdeeurokoersdrukken,waardoor invoerduurderwordtenuitvoerwordtgestimuleerd.Maarerzijnookgrenzenaande effectiviteitvannegatieverentes.Naarmatehetrendementnegatieverwordtendesituatie langeraanhoudt,zalde‘matras’ofdeaanschafvaneenkluisvoorkleinebeleggerseen aantrekkelijkeralternatiefworden.Hetverdienmodelvanbankenkomtonderdruken levensverzekeraarsenpensioenfondsendieafhankelijkzijnvanrenderendeenveilige beleggingen,krijgenhetmoeilijk.Ookzaldevluchtnaarmeerrisicovollebeleggingenmet eenhogerrendementtoenemenendatkanleidentotbubbels.Substantieelnegatieverentes lijkenoplangeretermijnmoeilijkhoudbaar. Deinflatieinheteurogebiedblijftditjaarheellaag,doordatdeproductiecapaciteitnogniet volledigwordtbenutenernauwelijkssprakeisvaninhaalgroei.Dewerkloosheidinhet eurogebiedneemtwelaf,maarligtnogverbovenhetlangjarigegemiddelde.Daarmeeiser weinigopwaartsedrukopdelonenenprijzen.Daarnaastisdeinflatielaagalsgevolgvande doorwerkingvangedaaldeenergie‐engrondstoffenprijzen.Dedalingvandeolieprijsis inmiddelsomgeslagenineenlichtestijgingonderinvloedvaneenbeperkingvanhet overaanbod,doordatniet‐OPEClanden(zoalsdeVSenCanada)hunproductiebeperken.In 2017nemendeolieprijzentoeenditheeftvolgendjaareenlichtpositiefeffectopde inflatie.1 1 Dit is een technische veronderstelling, gebaseerd op het gemiddelde van de futures voor de olieprijs in week 28. Ook de technische ramingen voor wisselkoers en rente zijn gebaseerd op de realisaties in deze week. 13 DefinanciëlemarktenzijnnadeturbulentiealsgevolgvanhetBrexitreferendumweerwat totrustgekomen.Europeseaandelenbeurzenzijnbeginseptembernaeenaanvankelijke dalingterugopofbovenhetniveauwaarzijop23junistonden,metuitzonderingvande Europesebankaandelen.DekoersvanhetBritsepondisongeveer10%lagertenopzichte vandedollarendeeuro.Opdeeuro‐dollarkoerswaserookdirectnahetbekendworden vandeuitslagvanhetreferendumnauwelijkseffect. Deneerwaartserisico’svoordewereldwijdeeconomischegroeioverheersen.Inhet Europesebankensysteemzijnernogsteedsonopgelostelegacyproblemen,vooralinhet Italiaansebankwezen.Alsdezezichmaterialiseren,bestaatookhetrisicodatde overheidsschuldweerproblematischwordt.Daarnaastvormtdefinanciëlesituatievan DeutscheBankeenstabiliteitsrisicovoorhetEuropesefinanciëlesysteem.InChinabestaat eenkansopeenabruptecorrectievandedoorschuldopbouwgedrevengroei.Een substantieellageregroeivandeChineseeconomieiseenrisicovoordewereldeconomie.Bij eengrotenegatieveschokraaktbovendiendegereedschapskistvandemonetaire beleidsmakerssteedsleger(derentekannietofnauwelijkslager)enslechtseenaantal landenheeftdebudgettaireruimteomeendergelijkeschokoptevangen.Deonrustige politiekesituatieinTurkijezoudeafspraakovervluchtelingenopvangingevaarkunnen brengen.Alsdaardoordeasielmigratiesterktoeneemt,kandatafsprakenovervrijverkeer inEuropa(Schengen)onderdrukzetten,metnegatieveeconomischeeffecten.Positieve risico’svoordeNederlandseeconomiezijnvanbinnenlandseherkomst. De Nederlandse economie DeNederlandseeconomieblijftgestaaggroeien,ondankseendrukkendeffectvanhet referendumoverdeBrexitendelageregasproductievolgendjaar.Degrotereonzekerheid nahetreferendumendelagegroeiinhetVKdruktdegroeivandeNederlandseeconomie volgendjaarmet0,4%‐punt(ziekader).Ditwordtvoorongeveertweederdeveroorzaakt doordelageregroeivanderelevantewereldhandel.Derestvanheteffectwordtveroorzaakt doordatookdebinnenlandsebestedingenmindertoenemendoordegrotereonzekerheid. HetbesluitomhetplafondvoorgasproductieinhetGroningenveldverderteverlagen,drukt degroeivolgendjaarmet0,2%‐punt(figuur1.2links).Erisnogonbenutte productiecapaciteitendusookweinigdrukoplonenenprijzen(figuur1.2rechts). Figuur 1.2 Verlaging gasproductie drukt groei (links): lage groei lonen en prijzen (rechts) 2,5 %-punt groei toegevoegde waarde groei toegevoegde waarde 2,0 6 % inflatie (geharmoniseerde prijsindex) 5 1,5 contractloonontwikkeling marktsector 4 1,0 gemiddelde contractloonstijging '97-'15 3 0,5 2 gemiddelde inflatie '97-'15 0,0 2016 -0,5 2013 2014 2017 2015 -1,0 Bron: CBS, eigen berekeningen (link). 14 1 0 markt zorg onroerend goed overheid delfstoffen -1 1997 2000 2003 2006 2009 2012 2015 2017 Tabel 1.1 Kerngegevens voor Nederland, 2012-2017 2012 2013 2014 2015 2016 2017 mutaties per jaar in % Internationale economie Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten Concurrentenprijs (a) Olieprijs (dollars per vat) Eurokoers (dollar per euro) Lange rente Nederland (niveau in %) 1,4 5,3 111,7 1,28 1,9 2,2 -3,2 108,7 1,33 2,0 3,9 -1,3 99,0 1,33 1,5 3,8 6,0 52,5 1,11 0,7 3,4 -2,2 43,7 1,11 0,2 3,2 1,2 51,4 1,11 0,1 Volume bbp en bestedingen Bruto binnenlands product (bbp, economische groei) Consumptie huishoudens Consumptie overheid Investeringen (inclusief voorraden) Uitvoer van goederen en diensten Invoer van goederen en diensten -1,1 -1,2 -1,3 -6,2 3,8 2,7 -0,2 -1,0 -0,1 -3,9 2,1 1,0 1,4 0,3 0,3 3,2 4,5 4,2 2,0 1,8 0,2 6,2 5,0 5,8 1,7 1,3 0,8 5,0 3,2 3,7 1,7 1,8 1,0 3,8 3,1 3,8 Prijzen, lonen en koopkracht Prijs bruto binnenlands product Uitvoerprijs goederen en diensten, exclusief energie Prijs goedereninvoer Inflatie, geharmoniseerde consumentenprijsindex (hicp) Contractloon marktsector (c) Koopkracht, statisch, mediaan alle huishoudens 1,4 1,4 3,2 2,8 1,6 -1,9 1,4 -0,1 -1,9 2,6 1,2 -1,3 0,1 -1,0 -2,7 0,3 1,0 1,3 0,1 0,2 -5,1 0,2 1,3 1,1 0,5 -1,5 -3,7 0,0 1,6 2,8 0,9 0,9 2,1 0,5 1,6 1,0 Arbeidsmarkt Beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking Werkloze beroepsbevolking (in duizend personen) Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking) 1,5 0,6 516 5,8 0,8 -0,8 647 7,3 -0,4 -0,6 660 7,4 0,4 1,0 614 6,9 0,3 1,0 555 6,2 0,7 0,8 555 6,2 Marktsector (b) Productie Arbeidsproductiviteit (per uur) (c) Werkgelegenheid (in uren) (c) Loonvoet (per uur) (c) Arbeidsinkomensquote (niveau in %) -1,2 -0,1 -1,2 2,9 78,4 -0,7 0,4 -1,1 1,7 79,1 2,4 1,6 0,8 0,8 78,7 2,8 1,6 1,2 0,2 77,1 2,2 0,6 1,6 2,3 78,1 2,3 1,4 0,9 2,0 78,1 Overig Individuele spaarquote (in % beschikbaar inkomen) (d) Saldo lopende rekening (niveau in % bbp) -0,4 10,2 -0,7 10,2 -1,4 8,5 0,2 8,5 2,2 8,7 1,7 8,2 -2,3 67,9 37,5 -1,9 65,1 37,7 -1,1 63,3 38,2 -0,7 61,8 38,7 niveau in % bbp Collectieve sector EMU-saldo EMU-schuld (ultimo jaar) Collectieve lasten -3,9 66,4 36,0 -2,4 67,7 36,5 (a) Goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen. (b) Bedrijven exclusief zorg, delfstoffenwinning en onroerendgoedsector. (c) Het CPB gebruikt met ingang van het CEP 2016 gewerkte uren in plaats van arbeidsjaren als maatstaf voor de input van arbeid. Dit heeft gevolgen voor de cijfers over loonvoeten en werkgelegenheid. Hierover is een CPB Achtergronddocument met meer toelichting beschikbaar. (d) Niveau; beschikbaar gezinsinkomen is inclusief collectieve besparingen. De individuele spaarquote valt in 2017 0,6%-punt lager uit door de verwerking van pensioen in eigen beheer, zie het kader in hoofdstuk 1. 15 Allebestedingscategorieëndragenbijaandegroei.Deconsumptiegroeitditjaarbijeen sterketoenamevanhetbesteedbaarinkomen.Deinvesteringsgroeiisditjaargrootenvlakt volgendjaaraf.Deoverheidsbestedingendragenookbijaandegroei,mededankzijeen positieveimpulsvanuitdebegrotingvoorvolgendjaar.Depositievebijdragevandeuitvoer valtvolgendjaarwatterugdoordatderelevantewereldhandelmindersnelgroeit.Negatieve risico’svoordegroeikomenvooraluitdeonzekereinternationaleomgeving.Binnenslandsis hetdenkbaardatdegroeivandewerkgelegenheidhogerendewerkloosheidlageruitvalt dannuinderamingbeslotenligt(ziehetkaderoverwerkloosheidinhoofdstuk2).Ookop dewoningmarktbestaatdekansopeenontwikkelingdiepositieveruitvaltdanin voorliggenderamingisvoorzien. Dewoningmarkthersteltsnel,meteensnelletoenamevandehuizenprijzen(figuur1.3 links).Hetaantaltekoopstaandewoningendaaltendevraagnaarwoningenblijft toenemen,doordemografischeontwikkelingenzoalsdetoenamevanhetaantal huishoudens.Transactieaantallenzijnterugophetniveauvanvóórdecrisisenzullenookdit envolgendjaarblijventoenemen.Erblijvenwelflinkeregionaleverschilleninhetherstel vandeprijzen.InUtrechtenNoord‐Hollandishetaantaltekoopstaandewoningensinds 2013gehalveerd,inandereprovinciesisdedalingpasrecentbegonnen.Deproductievan nieuwbouwwoningenisnoglaaginvergelijkingmethetniveauvanvóórdecrisis,waardoor hetaantalgereedgekomenwoningenenhettotaalvantekoopstaande nieuwbouwwoningenooklaagblijven.Ditdraagtbijaanhetherstelvandeprijzen.Desnel toenemendehuizenprijzenleidentotpositievevermogenseffectendieeenimpulsgevenaan deconsumptie. Figuur 1.3 Stijging huizenprijzen zet door (links): consumptiegroei gematigd ondanks forse inkomensgroei (rechts) 110 index, 2010 = 100 4 % 105 3 reëel beschikbaar inkomen huishoudens (netto) 2016q1 2 100 2016q2 1 95 07-’16 consumptie gezinnen 0 90 -1 85 -2 80 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 -3 2013 2014 2015 2016 Bron: CBS, eigen berekeningen (link). Deconsumptieblijftditjaarachterbijhetbeschikbaarinkomen(figuur1.3rechts)ende besparingennementoe.Metnameditjaarneemthetbeschikbaarinkomensneltoe,onder anderedoordelastenverlichtinginhet5miljard‐pakketendetoenamevande werkgelegenheidendereëlelonen.Totnogtoeisdithogerebeschikbaarinkomenslechts deelsgeconsumeerdenvooreenbelangrijkdeelgespaard.Volgendjaarisdetoenamevan hetbeschikbaarinkomenkleiner,doordatdepositievebeleidsimpulsopdekoopkracht kleinerisendoordetrageregroeivandewerkgelegenheid.Volgendjaarwordteengroter 16 deelvandegroeivanhetbeschikbaarinkomengeconsumeerdenwordtdeconsumptieook ondersteunddoordetoenamevanhethuizenvermogen.Deontwikkelingvande pensioenpremiesen‐uitkeringendrukthetbeschikbaarinkomen.Dedalingvandepremies ditjaarwordtmeerdangecompenseerddooreenstijgingvolgendjaarinreactieopdelage rentestand.Inbeidejarenwordendepensioenuitkeringen(gemiddeldgenomen)niet geïndexeerd. Deinhaalslagdiedeinvesteringenindeafgelopentweejaarhebbengemaakt,heeftde investeringsquoteteruggebrachtophetlangjariggemiddelde.Onzekerheidover economischevooruitzichtenremtdegroeivandeinvesteringen.Doordelagerentezijnde kapitaalkostenlaagenneemtdevraagnaarkrediettoe,zowelvangrotebedrijvenalsvanhet mkb.Tegelijkertijdneemtdebancairekredietverleningaanbedrijvennogsteedsafenligt dezenuongeveer3%lagerdaneenjaargeleden.Persaldovlaktdeinvesteringsgroei volgendjaarafnaar3,8%. Figuur 1.4 150 Werkgelegenheid, arbeidsaanbod en werkloosheid (links): koopkracht stijgt volgend jaar voor alle groepen (rechts) mutatie in duizenden personen 100 % beroepsbevolking werkloosheid (rechteras) 8 alle huishoudens 7 huishoudens zonder kinderen huishoudens met kinderen 6 50 5 4 0 -50 werkgelegenheid arbeidsaanbod 3 2 -100 1 -150 0 2013 2014 2015 2016 2017 alleenverdieners alleenstaanden tweeverdieners gepensioneerden uitkeringsgerechtigden werkenden > 500% WML 350- 500% WML 175- 350% WML <= 175% WML 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2 % 1,4 Bron: CBS, eigen berekeningen (link). Dewerkgelegenheidisindeeerstehelftvanditjaarsnelgestegenenheeftgeleidtoteen dalingvandewerkloosheid.Inderamingsperiodevaltdegroeivandewerkgelegenheidwat terugbijeenenigszinsoplopendearbeidsproductiviteiteneenconstantegroeivande productieindemarkt.Ditjaarisdegroeivandewerkgelegenheid,diegeheelplaatsvindtin demarktsector,nogruimvoldoendeomhetarbeidsaanbodteabsorberen.Hierdoordaaltde werkloosheidvan6,9%naar6,2%.Degroeivandewerkgelegenheidindemarktendezorg isin2017nogmaarnetvoldoendeomdegroeivanhetarbeidsaanbodoptevangen, waardoordewerkloosheidvolgendjaarstabiliseert(figuur1.4links).Deonzekerheidover dedalingvandewerkloosheidvloeitvoortuitdeonzekerheidoverheteconomischherstel, overdesnelheidwaarmeehetteruggetrokkenarbeidsaanbodterugkeertopdearbeidsmarkt enoverdetoenamevandearbeidsproductiviteit(ziehetkaderinhoofdstuk2).Als werkgelegenheidenbbpsnellertoenemen,kandewerkloosheidookverderdalendannuin deramingisvoorzien. Dereëleloonvoetindemarktsectorneemtditenvolgendjaarnaarverwachtingmeertoe dandearbeidsproductiviteitbijrelatiefhogewinstenvanbedrijven.Decontractloneninde 17 markt,diedeafgelopenjareneenbescheidenontwikkelingkenden(ziefiguur1.2rechts), stijgenditenvolgendjaarmet1,6%.Decontractloonontwikkelingenindezorgenbijde overheidvolgendievandemarktsector.Indeperiode2011‐2014wasdeloongroeibijde overheidbeperktdoorkortingenopdegroeivanhetloonbudget.Ditwerdechterbijna geheelgecompenseerddooreengelijktijdigetoenamevandeincidentelelonen(ziekaderin hoofdstuk2).Vanuitdatperspectiefiserditenkomendjaar–afgezienvandedoorwerking vanhetafgeslotenloonakkoordditjaar–dusweinigredenteveronderstellendatde contractloonstijgingbijdeoverheidzalafwijkenvandieindemarktsector.Deinflatieblijft ditjaarenvolgendjaarzeerlaag,inlijnmetdelageinflatieinheteurogebied.Volgendjaar trektdeinflatiedoorstijgendeenergie‐eninvoerprijzenietsaantot0,5%. Inbeidejarenisdekoopkrachtpositiefvoorallegroepen.Zowelin2016alsin2017ligtde contractloonstijgingflinkbovendeinflatieendatgeefteenpositieveimpulsaande koopkrachtvanhetmedianehuishouden.Ditjaardraagtookhet5miljard‐pakketbijaande stijgingvandekoopkrachtenkomtdestijgingvandemedianekoopkrachtuitop2,8%. Volgendjaarisdetoenamevandekoopkrachtduidelijklager,doordatdepositieve beleidsimpulsopdekoopkrachtkleinerisendoordatdeinflatiewathogerisbijeengelijke contractloonstijging.Hetkoopkrachtpakketwaartoehetkabinetheeftbesloten,heeft komendjaareenpositiefeffect.Debelangrijkstemaatregeleninditpakketzijndeverhoging vandealgemeneheffingskorting,deouderenkorting,dezorgtoeslagenhetkindgebonden budget.Daarnaastvervaltde(eerdervoorgenomen)bezuinigingopdehuurtoeslagenwordt dehuurtoeslagverderverhoogd.Ditwordtdeelsgefinancierdmeteenmindergrote verhogingvandearbeidskorting.Demedianekoopkrachtstijgingkomtvolgendjaarop1,0%. Dekoopkrachtvanwerkendenenuitkeringsgerechtigdenkomtop1,1%endievan gepensioneerdenop0,7%.Uitkeringsgerechtigdenhebbenvooralprofijtvande intensiveringenindezorg‐enhuurtoeslag.Gepensioneerdenprofiterenonderanderevande verhogingvandeouderenkortingendezorg‐enhuurtoeslag. Overheidsfinanciën Hetoverheidstekortneemtafnaar1,1%bbpditjaaren0,7%bbpin2017.Dezeafname wordtvooralveroorzaaktdoortoenemendebelastinginkomsten.Ditjaarissprakevaneen flinkemeevallerindevpbdiedoorzetnaarvolgendjaar.Eenmogelijkeverklaringisdatde meestetecompenserenverliezendiezijnontstaantijdensdecrisis,inmiddelszijn verrekend.Daarnaastishetbijdehuidigerentesenwettelijkebetaalregelingenvoor bedrijvenaantrekkelijkomhunbelastingenzovroegmogelijktebetalen.Volgendjaar nemendebelastinginkomstenookflinktoedoordetijdelijkeextrainkomstenalsgevolgvan deuitfaseringvanpensioenineigenbeheervoordirecteuren‐grootaandeelhouders(zie kader).Deuitgavennemenjuistmindertoedandegroeivanhet(nominale)bbp.Ditisvoor eenbelangrijkdeelterugtevoerenopdemaatregeleninhetRegeerakkoord.Bovendien dalenderente‐uitgavendoordelagerentestand.OokdeEU‐afdrachtendalenditjaar doordatdeNederlandsekortingmetterugwerkendekrachtbinnenkomtalsgevolgvande ratificatievanhetEigenMiddelenbesluit.Detekortverminderingwordtvolgendjaar gedemptdoorhetopwaartseeffectvanhetpakketaanmaatregelenvoor2017waartoehet kabinetbeslotenheeft(ziekader).Ookdelageregasbaten,zoweldoordedalingvande 18 gasprijsalsdoordeverlagingvanhetgasplafond,dempendetekortverminderingditjaar. Volgendjaarvaltheteffectvandelagereproductiewegtegendatvandehogeregasprijs. Hetgeraamdeoverheidstekortisin2016en2017kleinerdanvoorzieninhet Regeerakkoord.Deverbeteringvanhetvoorconjunctuurenincidentengecorrigeerde structurelesaldoisvolgendjaar0,1%bbp.DeopdrachtopgrondvandeEuropese begrotingsregelsiseenverbeteringvan0,4%bbp.Degroeivandegecorrigeerdecollectieve uitgavenisvolgendjaar0,7%.OpgrondvandeEuropesebegrotingsregelszoudendeze uitgavenmoetendalenmet0,3%. Deoverheidsschulddaaltsnelverder,naar61,8%bbpin2017.Dedalingkomtdoorhet toenemendebbp(noemereffect),schatkistbankierendoorlagereoverhedenenfinanciële transactieszoalsdeprivatiseringvanABNAMROenASRendeverkoopvanSNSPropertize. Pensioen in eigen beheer en de begroting 2017 Per 1 januari 2017 kan geen fiscaal gefaciliteerd pensioen in eigen beheer (PEB) meer worden opgebouwd. De PEB-maatregel betreft de afschaffing van de mogelijkheid voor dga’s om pensioen op te bouwen in de eigen bv (a). Directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) kunnen hun opgebouwde pensioen in 2017, 2018 en 2019 met een fiscale korting afkopen. De korting is het hoogst in 2017 (34,5%) en daalt naar 19,5% in 2019. De dga kan ook besluiten om zijn pensioenpot te laten staan, of om te zetten naar een spaarvoorziening, maar hij of zij mag geen dotaties voor nieuwe pensioenrechten doen. In beide gevallen worden er pas na de pensioendatum uitkeringen gedaan. Naar verwachting zal ruim een derde van de dga’s overgaan tot afkoop van de pensioenvoorziening. Een deel van de PEB-voorzieningen heeft een dekkingsgraad die lager is dan 100% en staat dus onder water, waardoor afkoop niet mogelijk is. Ook zal een deel van de dga’s niet kunnen afkopen, omdat zijn of haar (voormalige) partner niet mee wil tekenen. Van de overige dga’s wordt verwacht dat een meerderheid zal overgaan tot afkoop van de pensioenvoorziening. Door het afkopen krijgen zij de vrije beschikking over hun pensioenvermogen met een forse belastingkorting. Het voordeel van afkopen is, door de dalende korting, in het eerste jaar het sterkst. Door het naar voren halen van belastingontvangsten als gevolg van het afschaffen van de omkeerregel en de mogelijkheid om het PEB ineens af te kopen, heeft deze maatregel een positief effect op het EMU-saldo van naar verwachting 2,1 mld euro in 2017, 1 mld euro in 2018 en 0,9 mld euro in 2019 (b). De raming van de budgettaire effecten is erg onzeker, voornamelijk vanwege de inschatting van de gedragseffecten. De maatregel leidt tot hogere betaalde belastingen en een lager beschikbaar inkomen, maar beïnvloedt de consumptie niet. Hierdoor komt de spaarquote in 2017 met 0,6 %-punt lager uit. Verondersteld is dat de consumptieve bestedingen niet verminderen door het lagere beschikbaar inkomen en ook niet worden vergroot doordat opgebouwd pensioenvermogen vrijkomt voor consumptie. De maatregel is dus in de raming verwerkt als een verschuiving tussen verschillende vermogensvormen, na verrekening van de latente belastingschuld. De PEB-maatregel leidt incidenteel tot extra inkomsten, de meevallende vennootschapsbelasting ook in later jaren. Daarnaast worden uitgaven structureel verhoogd en wordt er lastenverlichting gegeven. Dit leidt tot een gunstiger koopkrachtbeeld voor ouderen en uitkeringsgerechtigden maar ook tot een lagere structurele werkgelegenheid. Voor het overige zijn middelen vrijgemaakt voor ‘maatschappelijke prioriteiten’ en voor het ontwerpbesluit verlaging gaswinningsplafond van het Groningenveld tot 24 mld m3. (a) Kamerbrief over pensioen in eigen beheer, 1 juli 2016 (link). (b) De netto contante waarde van de maatregel is 62 mln euro. Het positieve effect wordt onder meer veroorzaakt door afschaffing van de omkeerregel voor een aantal pensioenvoorzieningen die nu onder water staan. Deze bv’s maken wel gebruik van de belastingaftrek, maar zouden nooit overgaan tot de tot belastingplicht leidende pensioenuitkering. 19 1.2 Beschouwing Hetvastecontractisopzijnretour.Nietophetpapiervandewetgeving,welindepraktijk vandestatistieken.OpdeNederlandsearbeidsmarktgaatdeflexibiliseringonverminderd voort.Hetaandeelvastecontractenindewerkgelegenheiddaalt,hetaandeelflexibele contractenenzzpstijgt(ziefiguur1.5).Hetaantalflexibelecontractenisvooralonder jongerenenlaagopgeleidensterkgestegen.2Isdezeveranderingstructureel?Envergtdeze veranderingeenbeleidsrespons?Nietelkeveranderingiseenverslechteringennietelke veranderingisvooreeuwig.Veelgenoemdeverklaringendietoteenberustendehouding zoudenkunnenleiden,houdenevenwelnieteenvoudigstand.Hiernawordenmogelijke verklaringenlangsgelopen. Figuur 1.5 74 Toename flexibilisering (links) heeft geen relatie met conjunctuur (rechts) 25 % % 72 werknemers met flexibele arbeidsrelatie 20 70 68 66 15 werknemers met een vast contract 64 zelfstandigen zonder personeel (zzp) 10 62 werkloosheidspercentage 60 5 58 56 0 0 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 Bron: CBS (link) Eentoenemendeflexibiliseringkanprimazijnalsdezehetgevolgisvanvoorkeurenvan werkgeversenopdrachtgeversenerzijdsenwerknemersenopdrachtnemersanderzijds.Het beelddatuitenquêtesverrijst,verschiltpercontractvorm.3Vandegeënquêteerdenmeteen tijdelijkcontract,uitzendbaanofpayrollcontractvindt80à90procenteenvastcontract belangrijkofheelbelangrijk.Bijzzp‘ersisdatveelminder;73%vandezzp’erswilbij voorkeurwerkenalszelfstandigondernemer.Datneemtnietwegdaterbijzzp’ersflinke dynamiekis;ruimeenkwartvanhenheeftookeencontractinloondienstofkeertdaarna verloopvantijdnaarterug.Ditkanhetgevolgzijnvanveranderendevoorkeuren,maarook vanhetfeitdatmennietsuccesvolisalszzp’er.Vandestartendezzp’ersisnavierjaarruim 60procentnogactiefalsondernemer.4 Eentweedeverklaringzoudenveranderendeeconomischeomstandighedenkunnenzijndie devraagnaarflexibelearbeidsterkdoentoenemen.Technologischeontwikkelingen, globaliseringentoegenomenconcurrentievragenmeerwendbaarheidvanwerkgeversen opdrachtgevers.Dergelijketrendshebbeneenmondiaalkarakter.Eeninternationale 2 Zie bijvoorbeeld het kader op blz. 46 van de Macro Economische Verkenning 2016. Ecorys, Contractvormen en motieven van werkgevers en werknemers, 2013, tabel 3.5 en 3.6. Uitspraken zijn gegeven de bestaande arrangementen op bijvoorbeeld het terrein van de fiscaliteit en sociale zekerheid. 4 IBO Zelfstandigen zonder personeel, ministerie van Financiën, 2015 en Bosch, N., 2014, Succes als startende zelfstandige, CPB Achtergronddocument (link). 3 20 vergelijkinglaatechterziendatdeontwikkelingopdeNederlandsearbeidsmarkt onmiskenbaarafwijktvanhetgeenindeonsomringendelandengebeurt(figuur1.6).Het lijktweinigaannemelijkdatNederlandopeengeheelanderewijzewordtgetroffendoorde wereldwijdetrendsdananderelandeninEuropa.5 Figuur 1.6 20 Aandeel tijdelijke werknemers (links) en zzp’ers (rechts) internationaal vergeleken 14 % % Nederland 18 Nederland 12 16 10 14 12 EU-15 10 EU-15 8 6 8 6 4 4 2 2 0 1995 2000 2005 2010 2015 0 1995 2000 2005 2010 2015 Bron: Eurostat. (link) Eenderdeverklaringisdatflexibiliseringeentijdelijkfenomeenisdatsamenhangtmetde standvandeconjunctuur.Ineconomischongunstigetijdenwordengeenmensen aangenomenenalsdeeconomieaantrekt,beginnenwerkgeversvoorzichtigheidshalveeerst mensenaantenemenopeenflexibelcontract.Ookhierishetijsdun.Ofdewerkloosheidnu stijgtofdaalt,hetaandeelflexwerkersenzzp’ersgroeitgestaagdoor;deconjunctuurheeft voorflexwerkershoogstenseffectophettempovandiegroei,envoorzzp’ershelemaalgeen effect(figuur1.5rechts).Andersomkaneengrootaandeelflexenzzpwelbijdragenaanhet opvangenvanschokkenzonderdatdewerkloosheidsterkoploopt:eenmogelijkeverklaring voorhetfeitdatdeNederlandsewerkloosheidindeperiode2009‐2013ininternationaal perspectiefweinigisgestegen,isdatdezegroepminderurenisgaanwerkeninplaatsvan werkloosteworden.6 Hetbestendigekaraktervandeneergangvanhetvastecontractwordtookweerspiegeldin deervaringenvanopeenvolgendecohorten(figuur1.7).Alsjejongbent,beginjesteeds vakeropeenflexibelcontract,maardaargroeijeuit,waslangdetheorie.Decijferslaten ziendatweliswaardekansopeenvastcontracttoeneemtnaarmatemensenouderworden, maarookdatdekansopeenvastcontractvoorelkjongercohortlagerligt.Voorzzp’ers geldtietsvergelijkbaars.Deoverstapnaarhetzzp‐schapneemttoeinhettweededeelvan hetwerkendeleven.Ookhiervaltopdatdekansophetzzp‐schapvoorelkrecentercohort werkendenhogerligt. 5 Eurostat hanteert een licht andere definitie voor flexwerk dan het CBS. De keuze voor EU-15 is ingegeven door de wens vergelijkbare landen te selecteren met een zo lang mogelijke datareeks. 6 Zie bijvoorbeeld het kader op blz. 46 van het CEP 2014 (link). 21 Figuur 1.7 Jongere cohorten vaker flex (links) en zzp’er (rechts) 25 % zzp'ers 70 % flexibele werknemers ‘40-45 60 ‘90-95 20 geboortejaar geboortejaar 50 15 40 30 20 10 0 ‘50-55 ‘70-75 ‘65-70 ‘60-65 ‘55-60 ‘85-90 ‘80-85 ‘75-80 ‘45-50 10 ‘80-85 75-80 ‘85-90 ‘70-75 ‘65-70 ‘60-65 ‘55-60 ‘40-45 ‘45-50 ‘50-55 5 0 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 leeftijd ‘90-95 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 leeftijd Bron: CBS, eigen bewerkingen (link). Alsdeflexibiliseringnietvooralteverklarenvaltuitpreferentiesvandewerkenden,alser geensprakeisvaneenonontkoombareinternationaletrendendeontwikkelingooknietals tijdelijkteduidenvalt,danlijktdemanierwaaropweinNederlanddezakengeregeld hebben,tocheenbelangrijkeverklaring.Keuzeswordentenslottenietineeninstitutioneel vacuümgemaakt.Institutieskanaliserenhetgedragvandeelnemersopdearbeidsmarkt. Reguleringbeoogtmeervoorspelbaarheidenmindertransactiekosten,beschermingtegen misbruikvanmarktmachtenkortzichtiggedragenhettotstandbrengenvan risicosolidariteit.Deinvullingverschiltvanlandtotland.ZokentNederlandeenrelatiefhoge beschermingvoorvastecontracteneneenrelatiefgrootverschilinbeschermingtussen vasteenflexibelecontracten.Ookisdedekkingvanziekteenarbeidsongeschiktheidenvan hettweedepijlerpensioenrelatiefbreed,maardezeomvatnietofnauwelijkszzp’ers.7Ditzet meerspanningophetstelsel.Reguleringheeftinpotentiebatenvoorallespelersopde arbeidsmarkt,maarisvooraleffectiefalseengoedebalansisgevondentussenderechtenen plichtenvandeuiteenlopendespelers,alsdeelnemerszichernietaankunnen,willenof moetenonttrekken.Destelselmatigeensnelletoenamevanflexibelecontractenenzzp‐ schapinNederlandsuggereerteenveranderendeeffectiviteitvanderegulering. Hetvastecontractisopzijnretour.Eengroeiendaantalwerknemerszietgeenkanszijn voorkeursoptievaneenvastcontractteverzilveren.Dezekansisbovendienrelatieflaag voorgroepenmeteenzwakkearbeidsmarktpositie.Devoorzieningenvoormensenmeteen flexibelcontractzijnmagerder.Payrollcontractenbiedendoorgaansminderbescherming,de regelingenvoorwerkloosheidenpensioenenmethunopbouwregimesenwachttijdenzijn niettoegesnedenopmensenmetwisselende,onzekerecontracten.Dezzp’erismeer tevreden,maardelegitimatievoordehuidigefiscalefaciliteitenisbroos.Voordezegroepis ereenrelatiefgrootvertrouwenindezelfredzaamheidenbeperktemogelijkhedenvooreen beroepopderisicodelingensolidariteit.Eenherontwerpvandereguleringstartendvanaf debasiszouvermoedelijkeenanderresultaatopleveren.Overhoedanwelisveeldebat mogelijk,zoisookgeblekenindeafgelopenjaren.Deervaringleertdatdekansopactiein NederlandhetgrootstisalsietsineenRegeerakkoordisvastgelegdenervoldoende voorbereidendestudieszijnverricht.8Dattreft.Deafgelopenperiodeiseenflinkestapel 7 Zie bijvoorbeeld Kansrijk Arbeidsmarktbeleid (deel 1), hoofdstukken 3 en 4 (link). 8 Lejour, A.M., 2016, De politieke economie van belastinghervormingen, CPB Policy Brief 2016/08 (link). 22 studiesgeproduceerdendeverkiezingenzijnnakend.9Geenwoorden,maardaden,zouden zeinRotterdamzeggen. 9 Studiegroep Duurzame groei, Kiezen voor duurzame groei, juli 2016 en IBO Zelfstandigen zonder personeel, ministerie van Financiën, 2015. 23 2 De economie in 2016 en 2017 De mondiale economische groei is aan het consolideren, waarbij opkomende en ontwikkelende economieën minder inhaalgroei laten zien dan in het verleden. De economische groei in het eurogebied stabiliseert in de ramingsperiode. De verwachting over de economische ontwikkeling in de eurozone wordt iets getemperd door de leave vote van het Verenigd Koninkrijk. De zich consoliderende mondiale economische groei heeft zijn weerslag op de internationale handel. De global trade slowdown bestendigt. Wereldwijd is de dalende trend van olie- en grondstofprijzen in 2016 tot stilstand gekomen en stijgen de prijzen in 2017 weer licht. De inflatie in de eurozone blijft echter laag en ver onder de ECB-doelstelling van iets onder 2% op middellange termijn. Ook de lange rente in het eurogebied blijft laag. Risico’s bestaan uit problemen bij een aantal Europese banken, de steeds leger rakende gereedschapskist van de ECB, potentiële grote migratiestromen in Europa die weerstandsreacties uitlokken, en de oplopende schuldenlast in China. In Nederland zet het onderliggende herstel van de economie door, maar onzekerheden hebben negatieve effecten op de consumptie, de investeringen en de voor Nederland relevante wereldhandel. De economische groei loopt mede hierdoor terug van 2,0% in 2015 naar 1,7% dit en volgend jaar. Huishoudens hebben meer reëel beschikbaar inkomen, mede door de lage inflatie, maar dit wordt slechts deels uitgegeven. Het herstel van de woningmarkt versnelt, met sterk stijgende huizenprijzen en het aantal transacties op pre-crisisniveau. De werkloosheid neemt dit jaar af en blijft volgend jaar stabiel op 6,2%. 24 2.1 De internationale economie DeuitslagvanhetBritsereferendumop23juni2016iseenbelangrijkeontwikkeling geweestindeinternationaleeconomie.Watindejuniramingnogwerdgenoemdalseen risico,isnugerealiseerdenopgenomeninderaming,zieparagraaf2.2enhettekstkaderin hoofdstuk1‘OnzekerheidnaBrexitreferendum’.HoewelhetVerenigdKoninkrijkinde ramingsperiodenogdeeluitmaaktvandeEU,iseronzekerheidoverdetoekomstigerelatie vanhetVerenigdKoninkrijkmetdeEU. Demondialeeconomischegroeiconsolideerdedelaatstejaren(ziefiguur2.1,links)maarzal in2017weerstijgen(zietabel2.1).Deeconomischegroeiindeeurozonestabiliseertinde ramingsperiode.Deverwachtingoverdeeconomischeontwikkelingindeeurozonewordt ietsgetemperddoordeleavevotevanhetVerenigdKoninkrijk.IndeVSlijktdeeconomische groeiooktestabiliseren,zijhetdatdezenogaltijdbovendievanheteurogebiedligt. Figuur 2.1 Geconsolideerde mondiale groei (links) inflatie en rente in Europa zijn laag (rechts) 7 volume in % per jaar 3,0 6 % inflatie eurozone (HICP totaal) 2,5 opkomende economieën 5 2,0 lange rente Duitsland 4 wereld 1,5 3 1,0 2 inflatie eurozone (HICP kern) eurogebied 0,5 1 0 0,0 -1 -0,5 2011 2012 2013 2014 2015 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Bron: IMF, OESO, Thomson Reuters Datastream, eigen berekeningen (link). Deopkomendeenontwikkelendeeconomieënzijnjarenlangdegroeimotorvandewereld geweest.Alhoeweldegroeivoetindezeregio’snogbovendievandewereldligt,isde groeiversnellingerdelaatstejarenuit.Dezeregio’slijkenzichwatgroeibetreftlangzaamte bewegennaareenlagerniveau(ziefiguur2.1,links).Erzijnwelverschillentussenlanden. DeIndiaseeconomiegroeithard,terwijldievanChinavertraagt.RuslandenBraziliëkampen nogmetzwarerecessies,allijkendezedebodemtehebbenbereikt. Dezichconsoliderendemondialeeconomischegroeiheeftzijnweerslagopdeinternationale handel.Deglobaltradeslowdownbestendigt.10Dewereldhandelislangetijdtweekeer snellergegroeiddandewereldeconomie,maardeafgelopenjarennietmeer.Diegroeiwordt netietsbovendievandewereldeconomiegeraamdvoordekomendetweejaar.Ditheeftook effectopdevoorNederlandrelevantewereldhandel.Dezekrijgtdaarnaasteenneerwaartse deukdoordeleavevotevanhetVerenigdKoninkrijk. 10 Zie Centraal Economisch Plan 2016 (link). 25 Wereldwijdisdedalendetrendvanolie‐engrondstofprijzenin2016totstilstandgekomen enstijgendeprijzenin2017weerlicht.Grondstoffenprijzenbewegenmeemetde olieprijzen,deelsdoordatzijdoorolieprijzenwordenbeïnvloedendeelsdoordatzijook dooreconomischeconjunctuurwordenbeïnvloed.Deolieprijzenzijnflinkgedaaldin2015 doorenerzijdseenzwakkerevraaguitopkomendeeconomieënenanderzijdsdooreen groteraanbod.VooraldeVerenigdeStatenhebbendeolieproductieenexportflink opgevoerdindeafgelopenjaren.DeOPEClukthetvooralsnognietomovereenstemmingte krijgenoveraanbodbeperkingen,ondankseenaantalpogingendaartoe.Dedalingvande olieprijzenisomgeslagenineenstijgingin2016.Deverwachtingopbasisvanfuturesisdat deolieprijzenverderstijgenin2017maarnietdehoogtesbereikenalsindejarenervoor. Olieprijzenzijnvolatiel,eenkleineverschuivinginvraagofaanbodheefteengrooteffectop deprijs.Destijgingvandeolieprijzenheefttemakenmeteenlichteafnamevande olieproductieinniet‐OPEC‐landen. Lageolieprijzenhebbeneenaantaleffecten.Deaanhoudendlageprijsleidttotsteedsgrotere problemenvoorolie‐exporterendelanden.RuslandenBrazilië,diebeidemeteenrecessie kampen,wordenhierdoorextragetroffen.OokhetrijkeSaoedi‐Arabiëwordtgeconfronteerd metveellagereinkomsten,omdatdeeconomievooreengrootdeelafhankelijkisvanolie.De lageolieprijzenhebbendaarnaastgeleidtothetfaillietgaanvaneenaantaloliebedrijven, metnameindeVS.OokShellrapporteertslechtecijfersenzetdekomendejarennietinop nieuweinvesteringen.Aandepositievekantzijnlageolieprijzengoednieuwsvoorde meesteolie‐importerendelanden.Voorhuishoudensleidenlageolieprijzentotlagere uitgavenvoorenergieenvervoer. DeinflatieindeeurozoneblijftlaagenveronderdeECB‐doelstellingvanietsonder2%op middellangetermijn(ziefiguur2.1rechts).Ookdeinflatieverwachtingenopmiddellange termijnblijvenlaag.Degangbaremaatstafhiervoor,de5‐jaars5‐jaarforwardinflatieswap, daaldedeafgelopendriejaarenstaateindaugustusop1,28%.Deinflatieblijftlaagmede dooreenzwakkebestedingsdrukindeeurozone.DeECBheeftinmaart2016haarbestaande opkoopprogrammaverderuitgebreidomdebestedingenaantejagen.Hetisdaarbijdevraag inhoeverreQEnogeffectiefisalsde(markt)rentede0%‐grensbereikt,watdiein2016doet, ofzelfsonderde0%duiktin2017(zietabel2.1). DeECBheefttijdenshaarbijeenkomstinjuli2016beslotendebasisrentetarieven onveranderdtelaten.DeECBgaatdoormethetopkoopprogrammatotmaart2017,en daarnazolangalsnoodzakelijk,iniedergevaltotdatdeRaadvanBestuureenduurzame aanpassinginhetinflatiepadzietinlijnmetdedoelstelling.Hoeweldeinflatieinde eurozonelaagis,isdereëlerentedoordelagerentestandnunegatief.Hetaanhoudendeen ruimemonetaireECB‐beleidheeftechterookhetnadeeldateenafvlakkenderentecurvede winstgevendheidvanEuropesebankenonderdrukzet.11 Deneerwaartserisico’svoordewereldwijdeeconomischegroeioverheersen.Zoisbijeen grotenegatieveschokdegereedschapskistvandemonetairebeleidsmakerssteedsleger(de 11 Zie Claessens, S., N. Coleman en M. Donnelly, 2016, ‘Low-for-long’ interest rates and net interest margins of banks in Advanced Foreign Economies, IFDP Notes, 11 april 2016, link. 26 rentekannietofnauwelijkslager)enslechtseenaantallandenheeftdebudgettaireruimte omeendergelijkeschokoptevangen. DaarnaastdragenindenasleepvandeEuropesecrisisveelEuropesebankennoggrote hoeveelhedenprobleemleningenmetzichmee.12HetmeestnijpendisditinItalië,waar bankenongeveer300miljardeuroaanprobleemleningenopdebalanshebben.Deze probleemleningenbrengenrisico’smetzichmeevoordefinanciëlestabiliteitenvormeneen remopdekredietverleningendeeconomischegroei.HierdoorkunnendeItaliaanse overheidsfinanciënookonderdrukkomentestaan,aldientopgemerkttewordendat falendebankenvolgensnieuweEuropeseregelsnietlangerdirectmogenwordengeredmet publiekgeld(bail‐out).Denieuweregelsschrijvenvoordatprivatebeleggers,eninditgeval dusookItaliaansehuishoudens,ineersteinstantiedekostenvanfalendebankenmoeten dragen(bail‐in). NaasttwijfelsoverhetItaliaansebankwezenbestaandezeooktenaanzienvandeDeutsche Bank,dievolgensdeFinancialTimeskamptmetlagewinstgevendheid.13HoeweldeDeutsche BankdeEuropesebankenstresstestdoorstond,haaldedeAmerikaansetakdedoordeFED gesteldestresstestniet.HetIMF14heeftgestelddatdeDeutscheBankeen(stabiliteits‐)risico voordeDuitseeconomievormt,endaardooreendirectrisicovoorhetEuropesefinanciële systeem. AndereEuropeseontwikkelingendieeenpotentieelrisicovormen,hebbentemakenmet migratie.Hetvrijverkeervanpersonenstaatonderdruk.Migratiewaseenbelangrijkthema indeleavevoteinhetVerenigdKoninkrijk.InandereEuropeselandeniseronrustoverde vluchtelingenstromen;dezeisalleenmaarvergrootdooreenaantalterroristischeaanslagen uitnaamvanISinBelgië,FrankrijkenDuitsland.DemigratiestroomuitSyriëlijktdoorde dealmetTurkijegestremd,maardeoorloginSyriëhoudtaan.Turkijeheeftgeledenonderde couppogingdieinjuliisgepleegd.Denasleepzoudedealoverdevluchtelingenopvangin gevaarkunnenbrengen.AlsdevluchtelingenstroomweertoeneemtinEuropa,kanhet Schengenverdragonderdrukkomentestaan.Dedirectegevolgenvanmigratieopde Europeseeconomiezijnbeperkt.Depotentiëlegevolgenvanprotectionisme,bijvoorbeeld hetuiteenvallenvanSchengen,zijnveelgroter.15 TenslotteisopinternationaalvlakdeChineseeconomieeenpotentieelrisicovoorde wereldhandel.China’sgroei,dielangetijdeenvandeinternationalegroeimotorenis geweest,gaatgepaardmeteensneloplopende,groteschuldenlast.Dehuidigeeconomische omstandighedeninChinamakenhetmoeilijkomdezesnelaftebouwen.Tegelijkertijdlopen betaalachterstandenenhetvolumevanprobleemleningenop,waarvandeverwachtingisdat dezenietwordenafbetaald.DeChineseeconomielijktdusintoenemendemateopeen ‘schulden‐bubbel’tezijngegrond.OpeengegevenmomentmoetChinahiervooreen 12 Zie de CPB Risicorapportage Financiële Markten 2016 van het CPB, mei 2016, link. Financial Times 3 augustus 2016, Germany’s banks suffering from chronic lack of profitability, link. Zie IMF, 2016, Germany Financial System Stability Assessment, IMF Country Report No. 16/189 June 2016, link. 15 Zie kader ‘Hervatting grenscontroles in Schengenlanden remt economische groei’ bij het CEP 2016, link. 13 14 27 oplossingvinden.Alsdezebubbelvoortijdigklapt,kanditeengrooteffecthebbenopde Chinesegroei.Ditzalconsequentieshebbenvoordewereldhandel. Tabel 2.1 Internationale kerngegevens 2013 2014 2015 2016 2017 mutaties per jaar in % Volumes Bbp wereld - Eurogebied - Verenigde Staten - Japan - China 3,3 -0,2 1,5 1,4 7,7 3,4 1,0 2,4 -0,1 7,0 3,1 1,5 2,4 0,6 6,9 3,1 1,6 2,1 0,7 6,7 3,5 1,5 2,4 0,8 6,2 2,9 2,2 2,6 3,9 3,1 3,8 3,1 3,4 3,3 3,2 Prijzen Wereldhandelsprijzen (dollar) - Grondstoffen exclusief energie - Energie Inflatie eurozone (HICP) -1,6 -3,0 1,3 -8,6 -8,7 0,4 -22,6 -47,0 0,0 -1,9 -16,7 0,1 3,7 17,6 0,5 Invoerprijs goederen exclusief energie (euro) Concurrentenprijs (euro) (a) -0,6 -3,2 -1,5 -1,3 0,8 6,0 -3,2 -2,2 0,4 1,2 1,33 99,0 1,2 1,11 52,5 0,5 1,11 43,7 0,0 1,11 51,4 -0,1 Wereldhandelsvolume goederen en diensten Relevante wereldhandel goederen en diensten niveaus Overig Eurokoers (dollar per euro) Olieprijs (dollar per barrel) Lange rente Duitsland (%) (a) Goederen en diensten exclusief grond- en brandstoffen. 28 1,33 108,7 1,6 2.2 De Nederlandse economie 2.2.1 Onzekerheden remmen economische groei Hetonderliggendeherstelvandeeconomiezetdoor,maaronzekerhedenhebbentijdelijk negatieveeffectenopdeconsumptie,deinvesteringenendevoorNederlandrelevante wereldhandel.Ookverdereverlagingvandegasproductietempertdeeconomischegroei,die teruglooptvan2,0%in2015naar1,7%ditenvolgendjaar(ziefiguur2.2). Figuur 2.2 Bbp-groei zwakt af in 2017 (links), dit beeld wordt ondersteund door de conjunctuurindicator (rechts) 4 % index, 2008-II=100 106 5 % 4 2 bbp-groei kwartaal op kwartaal (linkeras) 103 realisatie bbp-groei 3 2 0 1 k2 k1 k3 k4 100 0 -1 -2 bbp-volume (rechteras) -2 97 bbp-groei volgens indicator -3 -4 -5 -4 94 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Bron: CBS, eigen berekeningen (link). Deontwikkelingvandewereldhandelverloopttraag,deinflatieenrenteinheteurogebied zijnuitzonderlijklaag.OnduidelijkheidnadeleavevoteverzwaktdeBritseeconomie.Dit leidtinNederlandtotmindernetto‐uitvoer,watwordtversterktdoordedepreciatievanhet pond.Tegelijkertijdblijveninternationalerisico’saanhouden,dieeconomischherstelverder zoudenkunnenafremmen. Nederlandsehuishoudenshebbenmeertebesteden,maarzijnalsgevolgvandeonzekere economischevooruitzichtenterughoudendmetconsumeren.Ookbedrijvenzijnvolgendjaar voorzichtigermetinvesteren,natweejaarhogeinvesteringsgroei. Deeconomischegroeiissinds2014weerpositief,maarnietuitbundig.Groeicijferszoals dezevoordecrisisgebruikelijkwaren,wordenvoorlopignietgehaald.Dekansdatde economiemet3%ofmeergaatgroeienisklein,minderdan10%(ziekader).De arbeidsmarkthersteltmethortenenstoten–metlagegroeivanarbeidsaanboden werkgelegenheidinheteerstekwartaalensterkegroeiinhettweedekwartaalvanditjaar. Bedrijvenzijnvanafdetweedehelftvanditjaarvoorzichtigmethetaannemenvannieuwe mensen,omdatzijonzekerzijnoverhoeheteconomischhersteldoorzet.Eenverderedaling vandewerkloosheidblijfthierdooruit.Opdewoningmarktblijfthetherstelwelversnellen enishetaantalwoningtransactiesweeroppre‐crisisniveau. 29 Onzekerheid rondom de raming De raming kent diverse onzekerheden (a), zowel in de raming van de internationale economie, de inschatting van de stand van de conjunctuur, als de doorwerking van binnenlandse en buitenlandse ontwikkelingen op de Nederlandse economie. Onderstaande figuren maken een breder palet aan onzekerheden zichtbaar met fan charts rondom de puntvoorspelling voor de bbp-groei, HICP-inflatie, werkloosheid en het feitelijke EMU-saldo. De oranje lijn betreft de realisaties (2011-2015) en de puntvoorspellingen – de meest waarschijnlijke voorspelling – voor 2016 en 2017. Rondom het centrale pad wordt een waaier van betrouwbaarheidsintervallen getoond, waarbij de uitkomsten waarschijnlijker zijn naarmate ze dichter bij de dikgedrukte lijn liggen: 30% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 35-65e percentiel, donkerblauw gebied, 60% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 20-80e percentiel, donkerblauw + blauw gebied, 90% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 5-95e percentiel, inclusief lichtblauw gebied. De kans is kleiner dan 20% dat de economie in 2017 in negatieve groeicijfers terechtkomt. Voor 2016 is het risico op prijsdaling reëel (ongeveer de helft), dit neemt in 2017 af tot een derde, vooral door licht oplopende olieprijzen. De derde figuur laat zien dat de kans kleiner dan een vijfde is dat de werkloosheid volgend jaar onder de 5% uitkomt. Het EMU-saldo, dat uitgebreid wordt toegelicht in hoofdstuk 3, heeft een kans op een surplus van meer dan 35%. Onzekerheid rondom de raming geïllustreerd met fan charts Bbp-groei 5 Inflatie (HICP) mutatie in % waarschijnlijkheid van: 4 3 mutatie in % 90% 3 waarschijnlijkheid van: 2 realisaties en puntvoorspelling 60% 2 realisaties en puntvoorspelling 30% 90% 1 60% 1 30% 0 0 -1 -2 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Werkloosheid 9 -1 2011 2012 2013 2014 2015 2017 EMU-saldo 4 % beroepsbevolking % bbp waarschijnlijkheid van: 3 8 waarschijnlijkheid van: 90% 60% 30% 7 realisaties en puntvoorspelling 6 2016 90% 2 1 60% 0 30% realisaties en puntvoorspelling -1 -2 5 -3 3%-norm -4 4 -5 0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 -6 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Bron: CBS, eigen berekeningen (link). (a) Zie voor een toelichting Wind, J. de, K. Grabska en D. Lanser, 2015, Onzekerheid rondom CPB-ramingen, in kaart gebracht met fan charts, CPB Achtergronddocument (link). 30 2.2.2 Woningmarkt herstelt in hogere versnelling Dewoningmarkthersteltintoenemendemate,waarbijdehuizenprijzenin2016en2017 sterkblijvenstijgen(ziefiguur2.3,links).Alsgevolgvandecrisisnamhetaantaltekoop staandewoningentoetotbijna180.000in2012.Inmiddelsisditaantalgedaaldtotminder dan120.000.Tegelijkertijdblijftdevraagnaarkoopwoningentoenemen,door demografischeontwikkelingeneneenafnemendetoegangvanmidden‐enhogereinkomens totsocialehuurwoningen. Devooruitzichtenvoordewoningmarktblijvenopdekortetermijngunstig,ondanksde aanhoudendemacro‐economischeonzekerheid.Delagerentestanddrijfthetherstelopde woningmarkt.Ditjaarishetaantaltransactiesvoorheteerstvergelijkbaarmethetniveau vanvóórdecrisis(ziefiguur2.3,rechts).Doorhethogereaantalkoopwoningenendelagere overdrachtsbelastingkanhetaantaltransactiesblijvengroeien,alzaldegroeina2016 geleidelijkafvlakkendoordathetevenwichtsaantalwordtbenaderd. Figuur 2.3 Sterke groei huizenprijzen (links) en aantal transacties (rechts) 20 aantal per maand (in duizenden) 110 index, 2010 = 100 18 105 07-’16 16 100 14 95 12 07-’16 10 90 8 85 6 80 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 0 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 Bron: CBS, eigen berekeningen (link). Dewoningmarktisinvrijwelalleregio’sweeropganggekomen.Hetaantaltransactieslagin hettweedekwartaalvan2016inalleprovinciesbehalveFlevolandopofbovenhetaantal transactiesinhettweedekwartaalvan2008.Welzijnernoggroteverschilleninhetherstel vanhetprijsniveau.InNoord‐Hollandliggendeprijzenslechts7%onderhetniveauvan 2008,inGelderlandisdatnog18%.Hetherstelvandeprijzenhangtsamenmetdelokale verhoudingtussenvraagenaanbod.Hierinzijngroteregionaleverschillen,nietoveralzijn deeffectenvandecrisisevengrootgeweestendetimingvanhetherstelverschilt.InUtrecht enNoord‐Hollandishetaantaltekoopstaandewoningensinds2013gehalveerd,terwijlzich inandereprovinciespasneteendalingheeftingezet. Hoewelhetherstelvandemarktzorgtvooreentoenemendevraagnaarnieuwbouw‐ woningen,komtdeproductievannieuwbouwwoningenslechtstraagopgang.Naeensterk herstelin2015ishetaantalverstrektebouwvergunningenweerafgenomentotietsmeer dandehelftvanhetniveauvanvóórdecrisis(figuur2.4,links).Hetaantalgereedgekomen nieuwewoningenisnognauwelijksgestegentenopzichtevanhetdieptepuntvandecrisis. Hierdoorbevindtdetotaleportefeuillevantekoopstaandenieuwbouwwoningenzichop 31 eenhistorischlaagniveau(figuur2.4,rechts).Tijdensdecrisisisdecapaciteitom bouwprojectenoptestartenafgenomen,hetkosttijdomdezecapaciteitweeruittebreiden. Figuur 2.4 Aantal verstrekte bouwvergunningen voor nieuwbouw (links) en aantal te koop staande nieuwbouwwoningen (rechts) veel lager dan voor de crisis 20 aantal per maand (in duizenden) 10 aantal nieuwbouwwoningen per kwartaal (in duizenden) 18 16 8 aantal te koop 14 12 6 06-’16 aantal nieuw aangeboden 10 8 4 6 aantal verkocht 4 2 2016q1 2 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Bron: eigen bewerking cijfers CBS (links), NEPROM/OTB16 (rechts) (link). 2.2.3 Consumptiegroei blijft achter bij toename beschikbaar inkomen Deconsumptievebestedingenblijvenachterbijdetoenamevanhetreëelbeschikbaar inkomen,ondankshetpositieveconsumentenvertrouwen(ziefiguur2.5).Deconsumptie trektnaeentragestartietsaanindetweedehelftvanditjaar,waardoordeconsumptiedit jaarmet1,3%toeneemtenvolgendjaarmet1,8%.Hetconsumentenvertrouwenblijft positief,ditzitnogaltijdverbovenhetlangjariggemiddeldeenbovendienbehoortde NederlandseconsumentbijdemeestoptimistischevanEuropa.17Vooralhetoordeeloverhet economischeklimaatisgunstig,terwijldekoopbereidheidachterblijft.Degunstige ontwikkelingopdehuizenmarktstimuleertdeconsumptievanduurzamegoederen.Toch blijftdeconsumptiegroeiforsachterbijdetoenamevanhetinkomen,waarbijonderandere deuitgavenaanvastelastenstabielblijven. Eenrelatiefgrootdeelvandetoenamevanhetreëelbeschikbaarinkomenisindeeerste helftvan2016gespaardennietuitgegeven(ziefiguur2.5,links).Eenzelfdepatroonvan hogerebesparingenbijeentoenamevanhetbeschikbaarinkomenisvoorgekomenin2001 (belastingherziening),2011en2014(tweejarenvanherstelnacrisis).Ookvolgendjaar blijvendebesparingenhoog.Gemetenoverbeidejarenneemthetinkomenvanalle huishoudensmetruim17mldeurotoe,hiervanwordtruim5mldeurogespaard.De toenamevandebesparingenkomtdeelsdooronzekerheidoverheteconomischeherstel, waardoormensenlievereenbufferopbouwendanhunextrainkomengeheelconsumeren. Daarnaastbenuttenhuishoudensdemogelijkheidomhunvermogenspositieteherstellenna detikvandecrisisenneemthethuizenvermogentoe. 16 17 NEPROM, 2016, Monitor Nieuwe Woningen Zomer 2016, Voorburg, figuur 4 (link). CBS, 2016, Nederland in top zes consumentenvertrouwen EU (link). 32 Figuur 2.5 Consumptie blijft achter bij inkomensgroei (links), consumentenvertrouwen blijft positief (rechts) 30 4 % reëel beschikbaar inkomen huishoudens (netto) 3 saldo positieve en negatieve antwoorden in % 20 2016q1 10 2 08-’16 2016q2 1 consumptie gezinnen 0 0 -10 -30 -1 -40 -2 -50 -3 20-jaarsgemiddelde -20 2013 2014 2015 2016 consumentenvertrouwen 2006 2008 2010 2012 2014 2016 Bron: CBS (link). Hetarbeidsinkomenneemtditjaarsterktoedoorlastenverlichtinguithet5miljard‐pakket, dooreenstijgingvandelonenbijeenlageinflatieendoorwerkgelegenheidsgroei.Volgend jaarstijgthetarbeidsinkomenbeperkterdooreenafvlakkendewerkgelegenheidsgroeien een,tenopzichtevanhet5miljard‐pakket,kleinerkoopkrachtpakket.Destijgingvanhet overiginkomenkomtvoortuithogereinkomstenuitvermogeneneigenwoning, gestimuleerddoordeaantrekkendewoningmarkt.Hetuitkeringsinkomenneemtditjaaraf, maarisvolgendjaarweerlichtpositief. Tabel 2.2 Consumptie, inkomen en besparingen van huishoudens, 2015-2017 2015 waarde in mld euro 2015 2016 2017 volumemutaties per jaar in % Consumptie Vaste lasten (a) Overige consumptie Totale consumptie 81 221 302 1,2 2,0 1,8 1,2 1,4 1,3 1,2 2,1 1,8 Reëel beschikbaar gezinsinkomen Arbeidsinkomen Uitkeringsinkomen Overig (b) Totaal reëel beschikbaar inkomen 166 81 55 302 4,8 2,8 0,1 3,5 4,8 -0,8 6,2 3,6 0,5 0,6 4,2 1,2 % beschikbaar gezinsinkomen (c) Besparingen Individueel Collectief (e) 1 19 0,2 5,8 2,2 6,1 1,7 (d) 6,3 (a) Aardgas, woningdiensten en niet-verzekerde zorg. (b) Rente- en dividendbaten, toegerekend inkomen uit eigen woning en niet-uitgekeerd beleggingsinkomen van levensverzekeringsmaatschappijen. (c) Inclusief collectieve besparingen. (d) Individuele spaarquote valt in 2017 0,6%-punt lager uit door de verwerking van Pensioen in Eigen Beheer, zie het kader in hoofdstuk 1. (e) Saldo pensioenpremies en pensioenuitkeringen. 33 Onderdeelvanhetuitkeringsinkomenisdepensioenuitkering,dieopmacroniveauinbeide jarennietgeïndexeerdofgekortwordt.Slechtsvooreenkleinegroepgepensioneerden wordtgeïndexeerd,terwijleenkleinaantalpensioenfondsenvolgendjaardeuitkeringkort. Dezefondsenmogendekortinguitsmerenovertienjaar,zodatdekortingin2017beperktis. Hetbeschikbaarinkomenwordtnauwelijksbeïnvloeddoordepremiestelling: pensioenpremiesdalenin2016enstijgenweerin2017.Depensioenpremiealspercentage vanhetbrutoloondaaltin2016met0,2%‐puntnaar13,3%,voornamelijkdoorde aanpassingvandeindexatieambitievanambtenaren.Daarnaastverlaagdenveelfondsende feitelijkepremierichtingdekostendekkendepremie.In2017stijgtdepremieweermet 0,3%‐puntdoordeblijvendlagerentestand. 2.2.4 Groei investeringen vlakt af Degroeivandebedrijfsinvesteringenvlaktvolgendjaaraf,naeensterkegroeiin2015en 2016.Deinvesteringsquoteisdoordeinhaalgroeiweerinlijnmethetlangjariggemiddelde enhetinvesteringsniveauistoereikendomdeproductiecapaciteitinlijntehoudenmetde vraag.Deonzekereeconomischevooruitzichtenremmenvolgendjaarverderegroeivande investeringen.Ookdegroeivandewoninginvesteringenvlaktaf.Hetgroeitempoligtlager danafgelopenjaardoorhetafschaffenvanhetverlaagdebtw‐tariefindebouw,terwijlhet aantrekkenvandewoningmarktdeinvesteringenstimuleert. Doordelagerentezijndekapitaalkostenlaagenneemtdevraagnaarkrediettoe.Zowel grotebedrijvenalsmidden‐enkleinbedrijfgevenaandatzemeerwillenlenen,maartotnog toeheeftdatnietgeleidtoteenstijgingvandekredietverlening.Hoewelbankenaangeven datdeconcurrentiedrukistoegenomen,zijndeacceptatiecriteriaindeafgelopenperiode onveranderdgebleven.Debancairekredietverleningaanbedrijvenneemtnogsteedsafen ligtnuongeveer3%lagerdaneenjaargeleden. Tabel 2.3 Investeringen bedrijvensector, 2015-2017 2015 waarde in mld euro Bedrijfsinvesteringen (exclusief voorraden) Investeringen in woningen 82 25 2015 2016 2017 volumemutaties per jaar in % 7,4 27,4 7,2 10,3 2,6 4,5 21,9 17,8 21,9 17,8 niveau in % Kapitaalinkomensquote marktsector (a) Investeringsquote (b) 22,9 16,8 (a) Dit is 100 minus de arbeidsinkomensquote. (b) In procenten van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen (exclusief onroerendgoedsector). 2.2.5 Groei uitvoer zet gestaag door Degroeivandeuitvoervangoederenendienstenisgematigd,inlijnmetderelevante wereldhandel.In2017profiteertdeuitvoervaneenlichteverbeteringvande prijsconcurrentiepositie.Deontwikkelingvandewederuitvoerligtopeenietshoger 34 groeipaddandievandeuitvoervanbinnenslandsgeproduceerdegoederen,wathistorisch gebruikelijkis.Deuitvoervangasneemtafalsgevolgvanhetverlaagdeproductieplafond. Hetoverschotopdelopenderekeningneemtvolgendjaaraf,maarisinternationaalgezien nogsteedshoog.Hetsaldodaaltmet0,4%‐puntomdathetverschiltussenhetin‐en uitvoervolumevanenergietoeneemt.Dithangtvooralsamenmeteenlagere aardgasproductie,waardoordeuitvoerafneemtentegelijkertijddeinvoervanaardgas toeneemt. Figuur 2.6 Het overschot op de lopende rekening daalt licht, vooral door lagere gasproductie 14 % bbp 12 saldo lopende rekening 10 8 6 4 2 0 -2 2009 -4 -6 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2008 overige goederen inkomens (a) 2017 energie diensten (a) 'Inkomens' betreft hier primaire inkomens en inkomensoverdrachten. Bron: CBS, eigen berekeningen (link). Tabel 2.4 Kerngegevens Nederlandse in- en uitvoer, 2015-2017 2015 waarde in mld euro Invoervolume goederen en diensten Invoerprijs goederen en diensten w.v. goederen exclusief energie energie diensten 485 Uitvoervolume goederen en diensten w.v. binnenslands geproduceerde uitvoer Wederuitvoer Energie Diensten 2015 2016 2017 mutaties per jaar in % 299 52 134 5,8 -3,6 0,8 -28,8 0,6 3,7 -2,5 -3,1 -7,0 0,5 3,8 1,8 0,4 12,1 1,0 558 174 204 49 130 5,0 2,6 4,4 2,8 10,4 3,2 3,2 4,2 -0,7 3,0 3,1 2,9 4,2 -0,3 2,9 3,8 1,2 -1,1 3,4 -0,2 -0,2 3,2 -0,1 -0,3 0,2 6,0 5,8 -1,5 -2,2 -0,8 0,9 1,2 0,2 8,7 8,2 Relevant wereldhandelsvolume Handelsprestatie (a) Marktprestatie (b) Uitvoerprijs goederen en diensten exclusief energie (prijs) Concurrentenprijs Prijsconcurrentiepositie (c) %bbp Saldo lopende rekening 8,5 (a) Totale goederenuitvoer minus relevant wereldhandelsvolume. (b) Binnenslands geproduceerde goederenuitvoer minus wereldhandelsvolume. (c) Concurrentenprijs minus uitvoerprijs binnenslands geproduceerde goederen. 35 2.2.6 Bestedingen en productie Hetonderliggendeherstelvandeeconomiezetdoorendebinnenlandsebestedingendragen vooreengrootdeelbijaandegroeivandeNederlandseeconomie(ziefiguur2.7,links).De bijdragevandeuitvoerneemtalenigetijdafenookdeinvesteringeninwoningenleveren eenkleinerebijdragedanvorigjaar.Debijdragevandeoverheidsbestedingenneemtjuist weerwattoe.Ookdeconsumptiedoorhuishoudensdraagtvolgendjaarmeerbij. Verlagingvandegasproductietempertdegroeivandetoegevoegdewaarde(ziefiguur2.7, rechts).Hetbbpwordthierdoorditjaarmet0,1%‐punt,envolgendjaarmet0,2%‐punt verlaagd.Demarktsectorlevertveruitdegrootstebijdrageaandegroei.Zorgheeftvolgend jaarweereenkleinepositievebijdrage,terwijldebijdragevandebedrijfstakoverheidlicht negatiefis. Figuur 2.7 Binnenlandse bestedingen dragen voor een groot deel bij aan groei van de Nederlandse economie (links) (a), verlaging gasproductie tempert toegevoegde waarde (rechts) (b) 2,5 %-punt groei toegevoegde waarde 2,5 %-punt bbp-groei groei toegevoegde waarde 2,0 bbp-groei 2,0 1,5 1,5 1,0 1,0 0,5 0,5 0,0 0,0 2014 2015 -0,5 -1,0 2013 2016 2017 uitvoer consumptie huishoudens bedrijfsinvesteringen investeringen in woningen overheidsbestedingen 2016 -0,5 -1,0 2013 2014 2017 2015 markt zorg onroerend goed overheid delfstoffen (a) De bijdrage van de overheidsbestedingen aan de bbp-groei betreft alleen de directe bestedingseffecten van de uitgaven via consumptie en investeringen van de overheid. De effecten van andere overheidsuitgaven, waaronder inkomensoverdrachten en subsidies, kunnen een bijdrage aan de groei hebben via de bestedingen van huishoudens en bedrijven. Dit laatste geldt ook voor belastingen. (b) Het verschil tussen toegevoegde waarde en bbp wordt gevormd door productgebonden belastingen en subsidies en bedraagt ongeveer 10% van het bbp. Bron: CBS, eigen berekeningen (link). 2.2.7 Arbeidsmarkt Dewerkloosheiddaaltnaar6,2%in2016,dezedalingzetnietdoorin2017.Ditjaartrektde werkgelegenheidaandooreconomischherstel,terwijlhetarbeidsaanbodslechtsbeperkt toeneemt(ziefiguur2.8,links).Vanafdetweedehelftvanditjaarzullenbedrijven voorzichtigerzijnmethetaannemenvanpersoneel,waardoordewerkgelegenheidsgroei volgendjaarafzwakt.Tegelijkertijdneemthetarbeidsaanbodverdertoe,waardoorde werkloosheidstabielblijft.Degroeivanhetarbeidsaanbodisinbeidejarenrelatiefbeperkt, omdatontmoedigdenhunterugkeeropdearbeidsmarktuitstellen.Hetkader‘Waaromisde werkloosheidlastigteramen?’beschrijftdeonzekerhedenronddezeraming. Dewerkgelegenheidsgroeiin2016komtvolledigvoorrekeningvandemarktsector(zie figuur2.8,rechts).Volgendjaargroeitdewerkgelegenheidindemarktsectorminderhard, maarnogaltijdharderdandetotalewerkgelegenheid.Dewerkgelegenheidindezorgkrimpt sinds2013,maarneemtvolgendjaarweerlichttoe.Bijdeoverheidneemtde werkgelegenheidalsinds2011af,inderamingsperiodedaaltdezeverder. 36 Figuur 2.8 150 De werkgelegenheid in de marktsector draagt de groei in 2016, maar zakt volgend jaar in mutatie in duizenden personen % beroepsbevolking 8 7 100 werkloosheid (rechteras) 300 mutatie in duizenden personen 200 werkgelegenheid totaal 6 100 50 5 4 0 -50 werkgelegenheid arbeidsaanbod 0 3 -100 2 -100 1 -150 -200 2005 0 2013 2014 2015 2016 2008 2011 werkgelegenheid markt werkgelegenheid overheid 2017 2014 2017 werkgelegenheid zorg werkgelegenheid rest Bron: CBS, eigen berekeningen (link). Tabel 2.5 Kerngegevens arbeidsmarkt, 2015-2017 (a) 2015 niveau in duizenden Arbeidsaanbod (b) w.v. trendmatig beleid conjunctureel 9406 2015 2016 2017 mutaties per jaar in duizenden personen 35 38 18 -20 30 40 30 -35 60 35 25 0 mutaties per jaar in % Beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking Werkgelegenheid (miljoenen uren) (c) w.v. marktsector zorgsector overheid 8908 8294 0,4 1,0 0,3 1,0 0,7 0,8 12505 9361 1599 1415 0,5 1,2 -1,9 -1,1 1,0 1,6 -1,4 -0,1 0,7 0,9 0,5 -0,6 555 6,2 555 6,2 niveaus Werkloosheid (x 1000) Werkloosheid (%) 614 6,9 (a) In de prognosejaren afgerond op tienden of hele vijfduizenden. De cijfers over de beroepsbevolking en de werkloosheid zijn volgens de internationale definitie. (b) Het arbeidsaanbod is gedefinieerd als de som van werkzame personen (Nationale rekeningen) en de werkloze beroepsbevolking. (c) Het CPB gebruikt sinds het CEP 2016 gewerkte uren in plaats van arbeidsjaren als maatstaf voor de input van arbeid. Dit heeft gevolgen voor de cijfers over loonvoeten en werkgelegenheid. Hierover is een CPB Achtergronddocument met meer toelichting beschikbaar (link). 37 Waarom is de werkloosheid lastig te ramen? Sinds 2014 krabbelt de Nederlandse economie op uit de grote recessie en daalt de werkloosheid. Het ramen van de verdere ontwikkeling van de werkloosheid is met onzekerheid omgeven. De werkloosheid laat zich – net als de andere economische kernvariabelen – moeilijk voorspellen na omslagpunten. Bij de recessie in 2009 liep de werkloosheid langzamer op dan geraamd, bij de tweede dip in 2012 steeg de werkloosheid harder en in de huidige herstelfase daalt de werkloosheid weer sneller dan we in eerste instantie raamden (zie figuur links).(a) De soms onvoorspelbare arbeidsmarktdynamiek en onzekerheid rond voorlopige realisatiecijfers bemoeilijken de werkloosheidsraming. Werkloosheidsramingen t.o.v. realisatie (links) en decompositie trefzekerheid werkloosheidsraming (rechts) 9 % beroepsbevolking 8 100 sept. ‘13 sept. ‘09 x 1000 80 voorspelfout mutatie arbeidsaanbod minus voorspelfout mutatie werkzame personen voorspelfout mutatie werkloosheid 60 7 sept. ‘12 sept. ‘16 (huidige raming) 6 40 20 0 5 -20 -40 4 3 overgang nationale naar internationale definitie realisaties raming hoger dan realisatie raming lager dan realisatie 0 2007 2009 2012 2014 2017 -60 -80 -100 2011 2012 2013 2014 2015 Bron: MEV- en CEP-publicaties (link). Dit zijn realisaties ten tijde van de laatste raming gecorrigeerd voor latere CBSrevisies. De rechterfiguur geeft de ramingsfout van het voorspeljaar van de MEV. De werkloosheid is het saldo van een aantal arbeidsmarktvariabelen die zich allemaal onvoorspelbaar kunnen gedragen. Zo daalde de werkgelegenheid als gevolg van labour hoarding veel minder dan gedacht na de val van Lehman.(a,b) Ook door het stijgende aandeel zelfstandigen in de beroepsbevolking kan de werkloosheid zich onvoorspelbaar gedragen. Na de val van Lehman kregen zelfstandigen te maken met een terugval in hun inkomsten en nam de verborgen werkloosheid onder deze groep waarschijnlijk toe, maar dit zien we niet terug in de werkloosheidsstatistieken. In de tweede dip (2011-2013) was de stijging van de werkloosheid sterker dan gedacht omdat bedrijven alsnog mensen gingen ontslaan en het arbeidsaanbod toenam.(a) Als de economie zich herstelt, wachten bedrijven vaak eerst voordat ze mensen aannemen. Dit leidt in eerste instantie tot een stijging van de arbeidsproductiviteit en een beperkte daling van de werkloosheid. Als het economisch herstel doorzet nemen bedrijven extra mensen aan, daalt de werkloosheid en stijgt de arbeidsproductiviteit minder. Het is lastig om te bepalen wanneer dit precies gebeurt en dit speelt ook bij de huidige ramingen. Als we een decompositie maken van de fouten in de werkloosheidsraming (zie figuur rechts), dan zien we dat deze worden veroorzaakt door zowel fouten in de arbeidsaanbodraming, als in de ramingen van de werkgelegenheid. Voor beide variabelen kunnen de ramingsfouten zowel positief als negatief uitvallen. Ook de onzekerheid over de voorlopige CBS-cijfers speelt een rol. Deze cijfers komen uit verschillende bronnen die op verschillende manieren verzameld worden en mede daardoor uiteenlopende signalen kunnen geven. De werkgelegenheid en de arbeidsproductiviteit zijn gebaseerd op administratieve gegevens, terwijl cijfers over de werkloosheid zijn gebaseerd op enquêtegegevens. Afgelopen voorjaar gaven de eerste CBS-cijfers voor het eerste kwartaal van 2016 bijvoorbeeld aan dat de werkgelegenheid daalde, terwijl de werkloosheid ook daalde. Daarnaast wijzigt het CBS zijn cijfers voor de werkgelegenheid met enige regelmaat op basis van nieuw beschikbaar gekomen informatie.(c) Zo werd in juni de werkgelegenheid voor de afgelopen drie jaar neerwaarts bijgesteld, waardoor we in de nieuwe ramingen uitgaan van een lagere werkgelegenheid dan in de vorige ramingen. De recente daling van de werkloosheid hangt samen met de stijging van de werkgelegenheid en de langzame terugkeer van ontmoedigde werknemers. Op het moment dat mensen die zich tijdens de recessie terugtrokken van de arbeidsmarkt terugkeren, neemt het arbeidsaanbod toe. Op korte termijn leidt dit tot een toename van de werkloosheid. Het is onzeker wanneer dit precies gebeurt. In de huidige raming gaan we ervan uit dat het teruggetrokken arbeidsaanbod in 2016 en 2017 nog niet terugkeert op de arbeidsmarkt, maar pas in latere jaren. Tegelijkertijd neemt de werkgelegenheid beperkt toe, waardoor de werkloosheid dit jaar nog licht afneemt en volgend jaar stabiliseert. (a) Zie ook Gelauff, G., D. Lanser, A. van der Horst en A. Elbourne, 2014, Roads to recovery, CPB boek (link). (b) Labour hoarding houdt in dat bedrijven mensen in dienst houden ondanks dat de productie daalt. (c) Dit gebeurt op vaste momenten, die hetzelfde zijn als bij de bijstellingen van de Nationale Rekeningen. 38 2.2.8 Reële loongroei door lage inflatie DeinflatieinNederlandisditjaarenvolgendjaarnetalsindeeurozonezeerlaag(ziefiguur 2.9,links).PrijsontwikkelingeninNederlandendeeurozonewordenbeïnvloeddoor dezelfdefluctuatiesvanwisselkoersenengrondstofprijzen.Ditjaarligtdeinflatie(hicp)in Nederlandmet0,0%netonderdievandeeurozone,medeomdatbeleidbijdethuiszorgen kinderopvangvoorprijsdalingenzorgt.18Volgendjaartrektdeinflatiedoorstijgende invoerprijzenweerietsaanenligtmet0,5%inlijnmetdeinflatievandeeurozone. Figuur 2.9 4 Lage inflatie in lijn met eurozone (links); loonvoetstijging groter dan productiviteitsgroei (rechts) % 3 % reële loonvoet marktsector 2 3 eurozone 1 Nederland 0 2 -1 -2 1 arbeidsproductiviteit marktsector -3 0 -4 2008 2011 2014 2017 2008 2011 2014 2017 Bron: CBS, eigen berekeningen (link). Dereëleloonvoetindemarktsectorneemtin2016en2017naarverwachtingmeertoedan dearbeidsproductiviteit,mogelijkgemaaktdoorrelatiefhogewinstenendearbeidsmarkt dieditjaaraantrekt(ziefiguur2.9,rechts).Indeafgelopenjarenwasdeloongroeigematigd enlagdezeonderdeproductiviteitsgroei.Hierdooriserruimteomdecontractloneninde marktsectorzowelin2016als2017met1,6%telatenstijgen.Devooralin2016matige productiviteitsgroeidruktdeontwikkelingvandeincidentelelonen. Decontractloonontwikkelingenindezorgenbijdeoverheidvolgeninsterkematedievan demarktsector.In2016stijgendecontractlonenbijdeoverheidietssterkerdaninde marktsectordoorhetloonakkoord,watdoorlagerepensioenpremieswordtgefinancierd.In 2017isdegroeiietslagerdoorhetwegvallenvaneenmaligebeloningeninenkeleal afgeslotencao’s.Voordenognietafgeslotencao’sbijdeoverheidisveronderstelddatde marktsectorwordtgevolgd.Indejaren2011‐2014wasdecontractloonontwikkelingbijde overheidgeringdooreenbeperkingvanhetloonbudget,maarditisindiejaren gecompenseerddooreensterkeretoenamevandeincidentelelonen.Hierdoorisergeen inhaaleffectviadecontractlonenteverwachten(ziekader). 18 Dit beleid in 2016 heeft invloed op de inflatie in termen van de geharmoniseerde prijsindex (hicp), de consumentenprijsindex (cpi) wordt niet beïnvloed. 39 Verschil in loonontwikkeling markt en overheid klein ondanks nullijn In de jaren 2011-2014 is de groei van het beschikbare budget voor lonen en arbeidsvoorwaarden bij de overheid beperkt. In de reguliere referentiesystematiek wordt de budgetaanpassing bepaald door de contractloonontwikkeling van de marktsector, de verandering van de sociale lasten van bedrijven en het vastgestelde budget voor de ontwikkeling van de incidentele lonen. De nullijn in 2011-2014 betekende dat niet werd gecompenseerd voor de contractloonstijging in de marktsector. (a) De beperking heeft geleid tot een gematigder groei van de contractlonen bij de overheid ten opzichte van de marksector. De contractlonen vormen het deel van de lonen dat via het cao-overleg tot stand komt. Per overeengekomen uur namen deze bij de overheid in de periode 2011-2014 cumulatief toe met 1,6% tegenover een stijging van 5,1% bij de marktsector. Een sterkere groei van de incidentele lonen bij de overheid heeft de lagere contractloonontwikkeling gecompenseerd. De incidentele lonen bij de overheid stegen in de jaren 2011-2014 cumulatief met 2,5%, terwijl in de marktsector sprake was van een daling van 0,7%. De incidentele lonen worden bepaald door afspraken tussen individuele werkgevers en werknemers en door de dynamiek op de arbeidsmarkt. In de marktsector zijn de bijzondere beloningen in deze periode versoberd, door de beperkte economische groei. Bij de overheid hebben arbeidsmarktomstandigheden - zoals lage instroom van werknemers en een doorstroming naar hogere functies - voor hogere incidentele lonen gezorgd. Daarnaast is het aandeel van werknemers met een flexibel dienstverband in de marktsector sneller gestegen dan bij de overheid, wat in macro-economische berekeningen een drukkend effect heeft op de lonen.(b) De ontwikkeling van de bruto lonen bleef bij de overheid nauwelijks achter bij die in de marktsector, ondanks de beperking van het budget. Het verschil was in 2011-2014 cumulatief 0,2%. Anders dan in het verleden (c) is de lagere contractloonontwikkeling in deze periode direct en vrijwel volledig gecompenseerd door hogere incidentele lonen. Lang niet alle ambtenaren zijn gecompenseerd; de incidentele loonstijging gold voor slechts een deel van de werknemers. De beperking van het loonbudget is waarschijnlijk opgevangen door minder arbeidsvolume en bezuinigingen op andere apparaatskosten. De komende jaren is de contractloonontwikkeling bij de overheid in lijn met die van de marktsector, de loonvoetontwikkeling in de periode 2011-2014 en het afgesloten loonakkoord in 2015 en 2016 geven geen aanleiding te veronderstellen dat er nog een inhaaleffect zal plaatsvinden. In 2016 zijn de contractlonen wel hoger, maar dit is mogelijk door lagere pensioenpremies en kan in de toekomst tot lagere pensioenuitkeringen leiden. Verschil loonontwikkeling klein (links) door verschuiving incidentele en contractlonen (rechts). bruto lonen marktsector 105 index, 2010 = 100 105 index, 2010 = 100 contractloon marktsector incidentele lonen overheid contractloon overheid bruto lonen overheid 100 100 95 2010 incidentele lonen marktsector 2011 2012 2013 2014 95 2010 2011 2012 2013 2014 Bron: CBS (link). (a) Dit is het algemene beeld, waarbij de positie van rijksambtenaren als uitgangspunt is genomen. Voor specifieke onderdelen van de overheid (bijvoorbeeld decentrale overheden) kan de situatie anders zijn. (b) Het samenstellingseffect zou ook een rol kunnen spelen. Dit is geschat op basis van de verandering van de aandelen van verschillende groepen werknemers in een bedrijfstak. Werknemers zijn onderscheiden naar leeftijd, onderwijsniveau, geslacht en het hebben van een vast of flexibel dienstverband. Het geschatte samenstellingseffect is voor de overheid en de marktsector even groot. (c) Zeilstra, A. en A. Elbourne, 2014, Follow the leader? Public and private wages in the Netherlands, CPB Discussion paper 274 (link). 40 41 3 Begroting en koopkracht Het overheidstekort neemt af van 1,9% bbp vorig jaar tot 1,1% bbp dit jaar en 0,7% bbp in 2017. Deze tekortvermindering komt vooral door de economische groei en de daling van de werkloosheid die positief uitwerken op de belastingen en de werkloosheidsuitkeringen dempen. Opvallend daarbij is de sterke stijging van de vennootschapsbelastingen in 2016. De besluitvorming over de begroting 2017 (uitfasering pensioen in eigen beheer, extra uitgaven aan ‘maatschappelijke prioriteiten’ en het koopkrachtpakket) doet per saldo het tekort toenemen, maar daar staat het dempende effect van de doorwerking van het Regeerakkoord tegenover. De overheidsbegroting wijkt af van de Europese begrotingsregels; de verbetering van het structurele saldo is kleiner dan de begrotingsopdracht en de toename van de overheidsuitgaven groter. De overheidsschuld neemt verder af, tot 61,8% bbp in 2017, nauwelijks boven het Europees overeengekomen plafond van 60%. De koopkracht neemt in beide jaren toe voor zowel werkenden als voor uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden. In 2016 neemt de mediane statische koopkracht van alle huishoudens toe met 2,8% en met 1,0% in 2017. 42 3.1 Overheidstekort en overheidsschuld Hetoverheidstekortneemtinderamingsperiodeverderaf.Opeentekortvan1,9%bbp vorigjaarvolgteentekortvan1,1%bbpditjaaren0,7%bbpin2017.Deze tekortverminderingkomtvooraldoordeeconomischegroeiendedalingvande werkloosheiddiepositiefuitwerkenopdebelastingenendewerkloosheidsuitkeringen dempen.Opvallenddaarbijisdesterkestijgingvandevennootschapsbelastingin2016.De meestetecompenserenverliezen,diezijnontstaantijdensdecrisis,lijkeninmiddels verrekend(zieverderparagraaf3.4).Debesluitvormingoverdebegroting2017doetper saldohettekortexantetoenementenopzichtevandemeerjarencijfers(zietabelB.1).19 Weliswaarnemendebelastinginkomstentoemet2,1mldeurodoordeuitfaseringvanhet pensioenineigenbeheer(PEB)doordirecteuren‐grootaandeelhouders,maarheteffect hiervanophetoverheidstekortwordtmeerdantenietgedaandoorextraoverheidsuitgaven aan‘maatschappelijkeprioriteiten’enmaatregelenomkoopkrachtstijgingvooralle inkomenscategorieëntebewerkstelligen.Persaldoishetbegrotingsbeleiddesalniettemin restrictief(nettoex‐antereductievanhetoverheidstekort)alsgevolgvandemaatregelenuit hetRegeerakkoord.20Denegatieveimpulsvanhetbegrotingsbeleidopdeeconomischegroei isechterbeperkter,doordatdelastenverzwaringalsgevolgvandePEB‐uitfaseringgeen bestedingseffectheeft. Tabel 3.1 Kerngegevens collectieve financiën, 2012-2017 2012 2013 2014 2015 2016 2017 % bbp Bruto collectieve uitgaven Collectieve lasten Niet-belastingmiddelen EMU-saldo w.v. EMU-saldo lokale overheid 47,1 36,0 7,2 -3,9 -0,4 46,9 36,5 8,0 -2,4 -0,4 46,4 37,5 6,6 -2,3 -0,2 45,5 37,7 5,9 -1,9 -0,3 44,5 38,2 5,1 -1,1 -0,3 44,1 38,7 4,8 -0,7 -0,3 EMU-saldo structureel (EC-methode) -2,1 -0,7 -0,6 -1,1 -0,9 -0,8 EMU-schuld 66,4 67,7 67,9 65,1 63,3 61,8 Deafnamevanhetoverheidstekortkomtdeelsdoordatdecollectievelastensterker toenemendanhetnominalebbp.In2016stijgendelastenvooraldoordesterkestijgingvan deinkomstenuitdevennootschapsbelastingenondanksdelastenverlichtingvanhet5 miljard‐pakket.Komendjaarzorgtdebelastingopbrengstvandeuitfaseringvanhet pensioenineigenbeheer(PEB)vooreensterketoenamevandecollectievelasten.Inclusief 19 Dit is exclusief de tekortreducerende maatregelen van de voorjaarsbesluitvorming van 1 mld euro ten opzichte van de stand Centraal Economisch Plan 2016 genomen in verband met de ruilvoetproblematiek. 20 Het ex-ante begrotingseffect van het Regeerakkoord en van aanvullende pakketten bedraagt 3 mld euro in 2017. Zie Suyker, W., 2015, Tekortreducerende maatregelen 2011-2017 (inclusief 5 miljard-pakket), CPB Notitie, (link). Een deel van deze voorgenomen maatregelen is in de besluitvorming over de begroting 2017 teruggedraaid. De tekortreducerende maatregelen in 2017 betreffen vooral het ambtelijk apparaat en de zorg. 43 dittijdelijkePEB‐effectisdelastenquotein2017dehoogstena2000.ZonderditPEB‐effect zoudelastenquotenauwelijkstoenemenin2017. Deafnamevanhetoverheidstekortkomtvooraldoordatdeoverheidsuitgavenquanominale groeiopnieuwachterblijvenbijdebbp‐groei.Derente‐uitgavendalendoordelagere rentetarieven(figuur3.1).DeEU‐afdrachtenliggenin2017lagerdanin2015,doordatdan deNederlandsekortingopdezeafdrachtenisverwerkt.In2016liggendeEU‐afdrachtennog lager,doordatdandeNederlandsekortingoverdeafgelopenjarenmetterugwerkende krachtbinnenkomtalsgevolgvanderatificatievanhetEigenMiddelenbesluit(demanier waaropdebegrotingvandeEUwordtgefinancierd).Degroeivandeoverigeuitgavenwordt gedruktdoormaatregelenuithetRegeerakkoord.Volgendjaarstaatdaarechterhet opwaartseeffectvandebesluitvormingoverdebegroting2017tegenover.De tekortverminderingwordtin2016gedemptdooreenforsedalingvandegasbaten(figuur 3.1).Degasbatennemenafalsgevolgvandedalingvandegasprijsenenige productievermindering.Komendjaarnemendegasbaten(uitgedruktinprocentenbbp)nog lichtverderaf.Hetnegatieveeffectvanhetbesluitomhetgasplafondverderteverlagenis netietssterkerdanhetopwaartseeffectvaneenhogeregasprijs. Figuur 3.1 3,5 Gasbaten van en rentebetalingen door de overheid, 2001-2017 % bbp 3,5 3,0 gasbaten incl. vpb gassector 2,5 2,5 2,0 2,0 1,5 1,5 gasbaten 1,0 rentebetalingen door de overheid 1,0 0,5 0,5 0,0 2001 2006 2011 2017 Bron: CBS en CPB (link). Figuur 3.2 1 % bbp Nederlands overheidstekort EMU-saldo Nederland (MEV2017 raming) 0 -1 -2 -3 EMU-saldo Nederland (tijdpad Regeerakkoord) -4 -5 -6 -7 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Bron: CBS en CPB (link). 44 % bbp 3,0 0,0 2001 2017 Hetgeraamdeoverheidstekortligtin2016en2017onderhettijdpadvanhetRegeerakkoord enhetgemiddeldetekortinheteurogebied(figuur3.2).Debegrotingwijktafvande EuropesebegrotingsregelsvoorhetstructureleEMU‐saldoendeoverheidsuitgaven.De verbeteringvanhetvoorconjunctuurenincidentengecorrigeerdestructurelesaldois volgendjaarkleinerdandeopdrachtopgrondvandeEuropesebegrotingsregels.Degroei vandegecorrigeerdecollectieveuitgavenoverschrijdtdemaximalegroeigebaseerdopde Europesebegrotingsregels(zieparagraaf3.2). Deoverheidsschuldneemtinderamingsperiodeverderaf,tot61,8%bbpin2017.Nahet uitbrekenvandekredietcrisiswasdeschuldquoteopgelopenmet25%‐punttot68%bbpin 2014.Dezeafnamekomtdoorstijgingvanhetbbp(noemereffect),terugdringingvanhet overheidstekort,hetverplichtschatkistbankierendoorlagereoverheden,endoorfinanciële transacties,metnamedeprivatiseringvanABNAMROenASRendeverkoopvanPropertize. Tenopzichtevandejuniramingishettekortnu0,3%bbpgeringer(0,7%bbpinplaatsvan 1,0%bbp).HetkleineretekortkomtdoordeuitfaseringvandePEB,demeevallerbijde vennootschapsbelasting,delagereasieluitgavenendeopwaartsebijstellingvandegasprijs; deneerwaartsebijstellingisafgezwaktdoorextraoverheidsuitgavenvoor‘maatschappelijke prioriteiten’,hetkoopkrachtpakketendoordelageregasproductie. 3.2 De raming en de begrotingsregels21 Hetfeitelijkeoverheidstekortdaaltinderamingsperiodeverderendeafstandtotde3%‐ normneemtdaardoortoe(tabel3.2);bijeentekortvanmeerdan3%bbpzouNederlandop basisvandeEuropeesovereengekomenbegrotingsregelstemakenkunnenkrijgenmethet openenvaneenbuitensporigtekortprocedure. TijdelijkeeffectenhebbeneenpositiefeffectophetEMU‐saldo;in2016komtditdoorde NederlandsekortingopdeEU‐afdrachtenmetterugwerkendekrachtenin2017doorde tijdelijkebelastingontvangstendoordePEB‐maatregel.Hetgeraamdestructurele begrotingssaldo,datisgecorrigeerdvoordezetijdelijkeeffectenenvoor conjunctuureffecten,verbetertvan‐1,1%bbpin2015naar–0,9%bbpin2016en‐0,8%bbp in2017.Hiermeeisinallejarenhetsaldonegatieverdandemiddellangetermijndoelstelling (MTO)van‐0,5%bbp(figuur3.3).OpbasisvandeEuropesebegrotingsregelsdientde begrotinginzo’nsituatieinvoldoendematerichtingdeMTOtegaan.Ditmaaktde ontwikkelingvanhetstructurelesaldoendeoverheidsuitgaventenopzichtevande begrotingsopdrachtenvanbelang.Wathetstructurelesaldobetreft,isde begrotingsopdrachtin2017eenverbeteringvan0,4%bbp.Ditisopbasisvanhet voorgenomenbegrotingsbeleidniethetgeval:degeraamdeverbeteringismet0,1%bbp 21 Voor details over de ramingen en de Europese begrotingsregels, zie Suyker, W., 2016, De MEV2017-raming en de Europese begrotingsregels, CPB Achtergronddocument. (link). 45 beperkter.22In2017dienendegecorrigeerdeoverheidsuitgavenmet0,3%aftenemen.Ditis opbasisvandehuidigebeleidsuitgangspuntenniethetgeval:degecorrigeerdeuitgaven stijgenmet0,7%. Indehuidigeramingisdeschuldin2017conformhetschuldcriterium(tabel3.2enfiguur 3.4).Deoverheidsschulddientperjaarmeteentwintigstevanhetverschilmetde60%‐norm aftenemen.Dejarentotenmet2016zijnconformhetschuldcriteriuminde overgangsperiode. Figuur 3.3 De raming en de Europese regels over het structurele overheidstekort Structureel saldo en MTO 2015 2016 Mutatie structureel saldo en begrotingsopdracht 2017 0,0 0,5 % bbp 0,4 0,3 0,2 middellangetermijndoelstelling (MTO) -0,5 0,1 0,0 middellangetermijndoelstelling (MTO) incl. toegestane marge (ex-post) -1,0 2017 -0,1 -0,2 2016 -0,3 mutatie structureel EMU-saldo begrotingsopdracht (minimale -0,4 EMU-saldo structureel (EC-methode, % bbp) -1,5 -0,5 -0,6 % bbp mutatie structureel EMU-saldo) 2015 Bron: CPB (link). Tabel 3.2 Gegevens voor Europese begrotingsregels 2014 2015 2016 2017 EMU-saldo (% bbp) -2,3 -1,9 -1,1 -0,7 EMU-saldo, conjuncturele deel (EC-methode, % bbp) EMU-saldo, eenmalige maatregelen en andere tijdelijke effecten (% bbp) EMU-saldo structureel (EC-methode, % bbp) Mutatie in EMU-saldo structureel (EC-methode, % bbp) Begrotingsopdracht (vereiste mutatie in EMU-saldo structureel) -1,5 -0,1 -0,6 -0,8 0,0 -1,1 -0,5 -0,3 -0,4 0,3 -0,9 0,2 -0,2 -0,2 0,3 -0,8 0,1 0,4 -2,4 0,7 -3,0 0,4 1,4 -1,1 -0,5 0,8 1,2 -0,4 -0,2 0,7 -0,3 0,9 0,4 67,9 65,1 63,3 61,8 64,9 Uitgavenregel Gecorrigeerde collectieve uitgaven (volume, %) Begrotingsopdracht (maximale groei collectieve uitgaven) Verschil Verschil (% bbp) EMU-schuld Maximale schuld op basis van schuldcriterium 22 Wat de Europese begrotingsregels betreft, neemt het CPB de budgettaire raming voor zijn rekening. De Afdeling advisering van de Raad van State is belast met de meer normatieve beoordeling van de naleving van de Europese begrotingsafspraken. 46 Figuur 3.4 De raming en de Europese regels over overheidsuitgaven en overheidsschuld Overheidsuitgaven Overheidsschuld 70 % bbp 1,6 begrotingsopdracht (maximale mutatie gecorrigeerde collectieve uitgaven) % 1,4 maximale EMU-schuld EMU-schuld 65 1,2 1,0 60% norm 60 0,8 0,6 0,4 55 0,2 0,0 -0,2 2015 -0,4 2016 gecorrigeerde collectieve uitgaven (volume) 50 2017 0 2014 2015 2016 2017 Bron: CPB (link). DeEuropesebegrotingsregelszijnleidendvoorhetNederlandsebegrotingsbeleid.23Dit begrotingsbeleidwordtgeconcretiseerddoordebegrotingsregelsvanhetkabinet.De uitgavenkadersenhetinkomstenkaderstaandaarbijcentraal. Deuitgavenkaders,diebijhetaantredenvanhetnieuwekabinetvoordejaren2013‐2017 zijnvastgesteld,zijnherziennadeBegrotingsafspraken2014ennuopnieuwvoorde begroting2017.24Voordeuitgavenwordendriebegrotingsdisciplinesectoren onderscheiden:Rijksbegrotinginengezin,SocialeZekerheidenArbeidsmarktbeleidenZorg. BelangrijkeuitgangspuntenvanhetNederlandsetrendmatigebegrotingsbeleidzijndat tegenvallersbinnendekadersmoetenwordengecompenseerdendeijklijnenvandekaders tijdensdekabinetsperiodeslechtsvoordenominaleontwikkelingwordenaangepast.Voor debegroting2017wordendeijklijnenechterbeleidsmatigaangepast,zoalsdatookalin 2014hetgevalwas.Ditbetreft2,2mldeuroin2017.Dezeaanpassingisnietconformde begrotingsregels. Volgensdehuidigeinzichtenonderschrijdendeuitgavenbinnendekadersdeherzieneijklijn in2016met0,5mldeuroenoverschrijdendeuitgavenbinnendekadersdeijklijnin2017 met0,6mldeuro.DeoverschrijdingophetkaderRijksbegrotinginengezinisin2016lager danhettotaalvandeonderschrijdingenophetkaderZorgenhetkaderSocialeZekerheiden Arbeidsmarktbeleid.In2017isernietalleeneenoverschrijdingophetkaderRijksbegroting inengezin,maarookophetkaderSocialeZekerheidenArbeidsmarktbeleid.Deuitgavenop hetkaderZorgonderschrijdendeijklijn. 23 24 Zie begrotingsregel 5 in ministerie van Financiën, 2012, Startnota (link). Zie Vaststellen kaders, bijlage 3 in ministerie van Financiën, 2013, Najaarsnota 2013 (link). 47 Tabel 3.3 Overschrijding uitgavenkader in 2016-2017 2016 2017 mld euro Overschrijding w.v. Rijksbegroting in enge zin Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid Budgettair Kader Zorg -0,5 1,1 -0,1 -1,5 0,6 1,4 0,9 -1,8 Tijdensdekabinetsperiodevindenaanpassingenvandehoogtevanhetuitgavenkaderplaats opbasisvandebegrotingsregels,waaronderdeaanpassingaandehandvandeontwikkeling vandeprijsvandenationalebestedingen.25Erontstaatbudgettairespanningalsde opwaartsedrukoplonenenprijzensterkerisdandieopdeprijsvandenationale bestedingen.26Hetgaatdaarbijomdeontwikkelingtenopzichtevandeverwachte ontwikkelingtentijdevanhetvaststellenvandekaders.Bijoplopendespanningwordthet moeilijkerdeuitgavenonderdeijklijntehouden.IndezeMacroEconomischeVerkenning stijgtdebudgettairespanningin2016met3,0mldeuroenin2017met2,4mldeuro.Dit komtdoorderelatiefsterkebijstellingvandestijgingvandelonenindemarktsectorten opzichtevandeprijsnationalebestedingen. Tabel 3.4 Overschrijding inkomstenkader 2013-2017 2016 2017 Cumulatief 2013-2017 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 mld euro Overschrijding inkomstenkader w.v. beleidsmutaties (m.u.v. zorg) zorg 0,0 0,0 0,0 Hetinkomstenkader,datbijhetaantredenvanhetnieuwekabinetvoordejaren2013‐2017 isvastgesteld,isverscheidenekereninhoudelijkherzien.SindsdeMiljoenennota2016ishet inkomstenkaderherziennadeNotavanWijzigingendenovelleophetBelastingplan2016 enopnieuwbijdevaststellingvandeMiljoenennota2017.Dezeaanpassingenzijnnietterug tevoerenopdebegrotingsregels.DetoetsingvanhetinkomstenkaderdoorhetCPBisten opzichtevandelaatstestandvanhetinkomstenkader(Miljoenennota2017).Ditkaderomvat allebeleidsmaatregelenvanhetkabinetenmoetcumulatiefovereenkabinetsperiode sluiten.NadeherzieningbijdeMiljoenennota2017sluithetinkomstenkader. 25 De aanpassing van de ijklijn als gevolg van de mutatie van de prijs nationale bestedingen van het lopende jaar wordt echter stopgezet bij de Voorjaarsnota en is zodoende gebaseerd op de raming in het Centraal Economisch Plan. 26 Tot en met de Macro Economische Verkenning 2014 werd de budgettaire spanning als gevolg van de ontwikkeling van de lonen en prijzen in CPB-publicaties aangeduid met de ruilvoet. In begrotingsnota’s (zoals de Miljoenennota) heeft het begrip ruilvoet echter een andere inhoud. Vandaar dat ter voorkoming van verwarring de term ruilvoet is vervangen door budgettaire spanning. Het verschil tussen budgettaire spanning en de ruilvoet in de begrotingsnota’s is dat bij het bepalen van de budgettaire spanning alleen de niet-beleidsmatige loon- en prijsontwikkelingen worden meegenomen. Meer precies gaat het wat de loonontwikkeling betreft om die ontwikkelingen die voor de collectieve sector als werkgever exogeen zijn. 48 3.3 Collectieve uitgaven Decollectieve‐uitgavenquoteneemtin2016en2017afmetrespectievelijk1,0%bbpen 0,4%bbp(figuur3.5).In2016komtditvooraldoordedalingindeuitgavenvooropenbaar bestuureninternationalesamenwerking(tabel3.5).Deredenvoordedalingbijdeuitgaven aaninternationalesamenwerkingin2016isdatinditjaarmetterugwerkendekrachtde NederlandsekortingopdeEU‐afdrachtbinnenkomt.Delagerentetarievenbetekenendatde rentebetalingenin2016en2017verderafnemen.In2017dalendaarnaastdeuitgavenaan veiligheid(doorminderasieluitgaven27)endeuitgavenaansocialezekerheid,uitgedruktin procentenbbp.Decollectieve‐uitgavenquotekomtuitop44,1%in2017.Tijdensdegrote recessiewasdezequote,vooraldoornoemereffecten,opgelopenvan42,7%bbpin2007tot 48,1%bbpin2010. Dedalingvandewerkgelegenheidindesectoroverheidzetin2016en2017nogdoor.Ook indezorgsectordaaltdewerkgelegenheidin2016,met1,4%,gevolgddooreenstijgingmet 0,5%in2017. Figuur 3.5 49 Collectieve uitgaven nemen af in 2016 en 2017 % bbp 10 48 46 45 % 8 47 6 bruto collectieve uitgaven 44 zorguitgaven 4 bbp 2 43 0 42 -2 41 -4 40 bruto collectieve uitgaven excl. zorg -6 39 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 0 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Bron: CBS en CPB (link). Decollectievezorguitgavendalenin2016alspercentagevanhetbbpmet0,1%‐puntnaar 9,5%enblijvenin2017onveranderd.Innominaletermenstijgendecollectievezorguitgaven in2016met1,1%enin2017met2,5%.Ditkomtdeelsdoordelageprijsontwikkeling,maar ookdereëleontwikkelingishistorischlaag.Dereëlestijgingismet0,6%,respectievelijk 1,6%zeerbescheidenvergelekenmetheteerstedecenniumvandezeeeuw.Ditkomtmede doorhetrestrictievebeleidindeafgelopenjaren. 27 Gezien de recente ontwikkelingen is de asielinstroom naar beneden bijgesteld. Zie ook CBS, 2016, Bevolkingsvariant 2016 – 2060, augustus (link). 49 Overheidsuitgaven in internationaal perspectief De totale uitgaven van de Nederlandse overheid in 2014 als percentage van het bbp zijn met 46,2% lager dan het EU-gemiddelde van 48,2% (a). De bescherming die de Nederlandse overheid biedt in termen van sociale zekerheid en pensioen, is echter groter dan je alleen kijkend naar collectieve uitgaven in % bbp zou denken. Overheidsuitgaven 2014 in % bbp (links) en overheidsuitgaven 2014 aan sociale bescherming in % bbp (rechts) minste overheidsuitgaven VK minste overheidsuitgaven Nederland geeft relatief weinig uit aan sociale bescherming, wanneer gekeken wordt naar collectieve uitgaven Nederland gemiddeld EU meeste overheidsuitgaven Frankrijk 0 20 40 60 sociale bescherming onderwijs volksgezondheid algemeen bestuur overig 80 %bbp VK Nederland geeft relatief veel uit aan ziekte en arbeidsongeschiktheid Nederland gemiddeld EU meeste overheidsuitgaven Frankrijk 0 10 20 ouderdom en nabestaanden ziekte en arbeidsongeschiktheid gezin en kinderen werkloosheid overig 30 %bbp Dat de Nederlandse uitgaven relatief laag zijn, komt voornamelijk door lagere uitgaven dan gemiddeld aan algemeen bestuur (-1,5%-punt) en sociale bescherming (-2,6%-punt). Onderdeel van de uitgaven aan algemeen bestuur zijn de rentebetalingen over de overheidsschuld. Deze rentebetalingen zijn in Nederland lager dan het EU-gemiddelde (-0,9%-punt). Dit komt door een lagere schuld (68,2% bbp) dan gemiddeld (86,8% bbp) en een lagere rente (b, c). De totale uitgaven aan sociale bescherming door de Nederlandse overheid zijn met 16,9% bbp lager dan het EU-gemiddelde van 19,5% bbp. De voornaamste reden hiervoor is lagere uitgaven aan pensioen: de categorieën Ouderdom en Nabestaanden (samen -5,0%-punt). In het Nederlandse pensioenstelsel is pensioenopbouw namelijk voor een groot deel privaat gefinancierd, waarbij de e overheid opbouw verplicht en stimuleert. Het basispensioen (AOW, 1 pijler) loopt wel via de e overheidsuitgaven. Daarnaast zijn de jaarlijkse uitkeringen van pensioenfondsen (de 2 pijler) ongeveer 6% bbp. De totale uitgaven en de gemiddelde vervangingsratio zijn in Nederland relatief hoog (d). De uitgaven aan ziekte en arbeidsongeschiktheid (+1,9%punt) zijn hoger dan gemiddeld. De reden hiervoor is een relatief genereus stelsel waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen beroepsziekten en -ongevallen (risque professionel) en alledaagse risico’s (risque social). De uitkering is relatief hoog, vaak 70-75% van het laatstverdiende loon. Daarnaast wordt ook sociale bescherming geboden via werkgevers. Bij ziekte van werknemers hebben werkgevers een loondoorbetalingsverplichting van twee jaar voor minstens 70% van het laatstverdiende loon. Dit gaat om 1,3% bbp. De uitgaven aan onderwijs (+0,5%-punt) en volksgezondheid (+0,9%-punt) zijn iets hoger dan het EUgemiddelde. De Nederlandse collectieve zorguitgaven behoren tot de hoogste van Europa en zijn voor een relatief groot deel publiek gefinancierd (e). Een vergelijking van de uitgaven over een langere periode (2005-2014) laat hetzelfde beeld zien. De Nederlandse collectieve uitgaven zijn lager dan het EU-gemiddelde, maar dat komt onder andere door verschillende instituties. (a) Op basis van Eurostat-cijfers met COFOG (Classification of the Functions of Government) data (link). (b) General government gross debt - annual data, Eurostat (link). (c) EMU convergence criterion series - annual data, Eurostat (link). (d) OESO, 2015, Pension at a Glance 2015. (link). (e) OESO, 2015, Health at a Glance 2015. (link). 50 Ookin2017wordtdegroeivandezorguitgavenafgeremddoorbeleid.Indezorgwordt 1,5mldeuroomgebogen,waarvan0,8mldeuroindeZvw,0,4mldeuroindeWlzen 0,2mldeuroindebegrotingsgefinancierdezorg,zoalsdeintegratie‐uitkeringvoorWmoen Jeugdzorg.Debeleidsmaatregelenwordeninmeerdetailbeschrevenindebijlage beleidsuitgangspunten. Tabel 3.5 Collectieve uitgaven, 2012-2017 2012 2013 2014 2015 2016 2017 9,5 1,8 1,2 1,6 5,3 9,8 3,9 5,4 0,5 12,7 5,1 2,5 1,6 3,4 1,7 1,8 1,5 46,9 9,7 1,7 1,1 1,5 5,3 9,7 3,8 5,4 0,5 12,5 5,2 2,2 2,0 3,1 1,4 2,0 1,4 46,4 9,1 1,7 1,1 1,4 5,4 9,6 2,6 5,7 1,2 12,6 5,4 2,1 1,9 3,2 1,4 2,1 1,3 45,5 8,9 1,7 1,0 1,4 5,3 9,5 2,6 5,7 1,2 12,6 5,4 2,0 1,9 3,3 1,4 1,5 1,1 44,5 8,7 1,6 1,1 1,4 5,3 9,5 2,6 5,8 1,1 12,5 5,4 1,9 1,9 3,3 1,4 1,7 1,0 44,1 0,2 -0,3 -1,0 -0,1 -3,2 -1,9 -0,5 -0,5 -1,4 1,0 -1,0 0,5 % bbp Openbaar bestuur Veiligheid Defensie Infrastructuur Onderwijs Zorg (a) w.v. AWBZ/Wlz (a) Zvw (b) overig (o.a. Wmo) (a) Sociale zekerheid w.v. AOW/ANW WW en bijstand (b) arbeidsongeschiktheid (b) overig (o.a. zorgtoeslag) Overdrachten aan bedrijven Internationale samenwerking Rente Bruto collectieve uitgaven 9,8 1,8 1,2 1,6 5,3 9,8 4,0 5,3 0,5 12,4 5,0 2,2 1,6 3,6 1,7 1,8 1,6 47,1 mutatie in % Reële bruto collectieve uitgaven Werkgelegenheid sector overheid (c) Werkgelegenheid bedrijfstak zorg (c) -1,0 -2,2 1,5 -0,6 -1,9 -0,3 (a) De Hervorming Langdurige Zorg en de nieuwe Jeugdwet leiden tot forse verschuivingen tussen de zorgonderdelen in 2015. (b) De WW- en arbeidsongeschiktheidsuitgaven worden in 2014 beïnvloed door de budgetneutrale schuif als gevolg van de invoering ‘Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters’. (c) Gemeten in uren. Desocialezekerheidsuitgavendalenvan12,6%bbpin2015naar12,5%bbpin2017.Dit wordtveroorzaaktdoordatdewerkloosheidsuitgavendalen.HetaantalWW‐uitkeringsjaren daaltin2016en2017(tabel3.6).Hetaantalbijstandsuitkeringenneemttoevanwegede instroomdoordevoormaligeWajong‐doelgroepenasielzoekers. DeafgelopenperiodenamdewerkloosheidafterwijlhetaantallopendeWW‐uitkeringen toenam.Alsgevolghiervanneemthetverschiltussenhetaantalwerklozenenhetaantal WW‐uitkeringensteedsverderaf(figuur3.6).Eenverklaringhiervoorisdeinvoeringvande WetWerkenZekerheid(WWZ).VanwegedeinkomstenverrekeningindeWWZ,worden WW‐uitkeringenmetvertragingbeëindigd.DeadministratieveuitstroomuitdeWWvindt duslaterplaatsdande(gedeeltelijke)werkhervatting.Ditleidttoteenstijgingvanhetaantal 51 nuluitkeringen:WW‐uitkeringsgerechtigdendiegeenbetalingmeerontvangen.Hetaantal nuluitkeringenisnietvaninvloedophetaantaluitkeringsjaren. Tabel 3.6 Uitkeringsvolumes en percentage uitkeringsgerechtigden, 2015-2017 2015 2016 2017 duizenden Uitkeringsvolumes (a) AOW ANW Ziekteverzuim Arbeidsongeschiktheid totaal w.v. WAO/WIA/WAZ Wajong Werkloosheidsuitkering Participatiewet/IOAW/IOAZ Totaal 3046 28 298 672 468 204 339 403 4786 3085 20 305 670 465 205 330 415 4830 3105 20 305 670 470 200 325 420 4850 Actieven (b) 6723 6785 6840 71 45 26 71 45 26 71 45 25 I/a-ratio (c) w.v. AOW overig (a) In duizenden (volledige) uitkeringsjaren. (b) Het arbeidsvolume exclusief ziekteverzuim, in duizenden arbeidsjaren. (c) Percentage uitkeringsgerechtigden. Ratio van inactieven ten opzichte van actieven, in procenten. Figuur 3.6 Verschil WW en werkloosheid 800 aantal in duizenden personen werkloosheid 700 600 500 WW 400 07-’16 300 200 100 verschil 0 2004 2016 Bron: CBS Statline (link). 3.4 Collectieve lasten Decollectievelastennementussen2015en2017toemet1%‐punt,tot38,7%bbpin2017. Alsgevolgvanbeleidnemendeontvangstenindezeperiodetoemet0,2%bbp.Ditishet saldovandelastenverlichtingvanhet5miljard‐pakketendetijdelijkhogereopbrengsten vanwegedeuitfaseringvandepensioenenineigenbeheer.Daarnaaststijgende belastingontvangstendoorendogenefactoren,zoalsdeontwikkelingvan 52 heffingsgrondslagen(0,8%bbp).28Metnamedevennootschapsbelastingendeloon‐en inkomensheffingdragenbijaandeendogenegroeivandebelasting‐enpremieontvangsten. Figuur 3.7 39 Collectievelastendruk in % bbp (links) en beleids- en endogene mutaties in de collectievelastendruk in % bbp (rechts) % bbp 1,5 % bbp 38 beleidsmutatie 1,0 0,5 37 collectieve lasten 36 0,0 35 -0,5 0 endogene mutatie -1,0 34 -1,5 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Bron: CBS en CPB (link). Tabel 3.7 Belasting- en premieontvangsten, 2015-2017 2015 2016 2017 2016 2017 Beleid niveau in % bbp Loon- en inkomstenheffing Premies werknemersverzekeringen Zvw-premies Vennootschapsbelasting (exclusief gas) Belastingen op productie en invoer Overige belastingen Totaal 13,6 3,1 5,1 2,3 11,6 1,9 37,7 13,4 3,3 5,3 2,7 11,8 1,9 38,2 2016 2017 Endogeen mutaties in % bbp per jaar 13,8 3,3 5,2 2,6 11,8 1,9 38,7 -0,5 0,2 0,1 0,0 0,1 -0,1 -0,2 0,3 0,1 0,0 0,0 0,1 0,0 0,4 0,3 0,0 0,1 0,4 0,0 0,0 0,8 0,1 0,0 0,0 -0,1 0,0 0,0 0,0 Beleidsmatige lastenontwikkeling In2016wordendelastenverlichtmet1,5mldeuro.Voorgezinnengaathetomeen lastenverlichtingvan2,7mldeuro(zietabel3.9).Ditbetrefthet5miljard‐pakket,datvoor eengrootdeelneerslaatbijdeloon‐eninkomstenheffing.Ookhettijdelijke koopkrachtpakketvoor2016draagtbijaaneenlastenverlichtingvoorgezinnen.Stijgende zorgpremiesenvergroeningsmaatregelenindeenergiebelastingendeSDE+‐heffingleiden toteenstijgingvandelastenvoorgezinnen. 28 De endogene ontwikkeling van de belastingen is de totale ontwikkeling van de belastingen minus de ontwikkeling als gevolg van beleidsmaatregelen. 53 Belastingdruk op arbeid internationaal niet uitzonderlijk In vergelijking met andere Europese landen is de lastendruk op arbeid in Nederland niet uitzonderlijk hoog (figuur links). De lasten op arbeid in Nederland bedragen 20,4 % bbp (2014). Dit is vergelijkbaar met de lastendruk op arbeid in Duitsland en komt ongeveer overeen met de gemiddelden voor de Europese Unie en de eurozone (EA-19). In de Angelsaksische en Zuid-Europese landen zijn de lasten op arbeid doorgaans lager, terwijl bijvoorbeeld in de Scandinavische landen de productiefactor arbeid zwaarder wordt belast. Verschillen in collectievelastendruk hangen niet alleen samen met verschillen in tarieven, maar ook met verschillen in instituties. Zo telt de pensioenpremie van de omvangrijke tweede pijler voor Nederland niet mee in de lasten op arbeid, terwijl de financiering van de staatspensioenen in andere landen, die gemiddeld hoger zijn dan de AOW en inkomensafhankelijk kunnen zijn, wel wordt meegenomen. Aan de andere kant maken premies zorgverzekering in Nederland onderdeel uit van de collectievelastendruk, terwijl dat in andere landen niet altijd het geval is. Ook ontstaan er verschillen als gevolg van andere regelingen bij de loondoorbetaling bij ziekte en door verschillende belastingbehandeling van uitkeringen. Belasting- en premieontvangsten naar grondslag in 2014, in % bbp (links) en in % totaal (rechts), gesorteerd op het aandeel arbeid VK Ierland Griekenland Spanje gemiddeld EU Nederland eurozone Duitsland Italië België Frankrijk Oostenrijk Zweden Denemarken arbeid consumptie kapitaal 0 10 20 30 40 50 60 %bbp VK Giekenland Ierland Spanje Italië gemiddeld EU Denemarken eurozone Frankrijk België Nederland Duitsland Oostenrijk Zweden 0% arbeid consumptie kapitaal 20% 40% 60% 80% 100% Bron: Europese Commissie (link). Het aandeel van de belastingen op arbeid in de totale belastingmix lijkt hoog, omdat het aandeel van de belasting op kapitaal in Nederland relatief laag is (figuur rechts). Kapitaal wordt in Nederland onder meer belast in box 3 en door de dividend- en vennootschapsbelasting. Echter, de subsidie van de eigen woning via de hypotheekrenteaftrek beperkt de lastendruk op kapitaal substantieel. (a) Een andere reden voor het lage aandeel van kapitaal in de Nederlandse belastingmix in 2014 is de achterblijvende opbrengst van de vennootschapsbelasting als gevolg van de economische crisis. Met name de ontvangsten van de banken en de multinationals daalden, ondernemingen die in Nederland van relatief groot belang zijn. Vanaf 2014 nemen met het economisch herstel de ontvangsten van de vennootschapsbelasting sterk toe. (a) Zie ook: Lejour, A. en M. van ’t Riet, Een meer uniforme belasting van kapitaalinkomen, CPB Policy Brief, 2015 (link). Delastenvoorbedrijvenenoverheidnemenin2016toemet1,2mldeuro(tabel3.8).De lastenverzwaringwordtvoornamelijkgedrevendoorstijgendewerkgeverspremies.Ook stijgendelastenvanwegedeverhogingvandeverhuurderheffing,deintegratievande researchanddevelopmentaftrek(RDA)indeWBSOenvanwegevergroeningsmaatregelenin deenergiebelastingenvanwegedeSDE+‐heffing.Deinvoeringvande vennootschapsbelastingplichtvooroverheidsondernemingendoetdelastenvoorde overheidstijgenmet0,1mldeuro. 54 Detotalelastenverzwaringin2017is2,8mldeuro.Dezelastenverzwaringtreftmetname gezinnen(2,4mldeuro,tabel3.9).Hetmeestomvangrijkebeleidspuntisdeuitfaseringvan hetpensioenineigenbeheervandirecteuren‐grootaandeelhouders(2,1mldeuro).29Ook nemendelastenvoorgezinnentoealsgevolgvanstijgendezorgpremies.Delastenvoor bedrijvenenoverheidstijgenmet0,3mldeuro.Hetgaathierbijvoornamelijkomeen stijgingvandewerkgeverspremies.Ookstijgthettariefvandeverhuurderheffingin2017, wateenlastenverzwaringvoorwoningbouwcorporatiesbetekent. Tabel 3.8 Beleidsmatige lastenontwikkeling 2016 en 2017 in mld euro 2016 2017 mld euro Gezinnen -2,7 2,4 Btw Tabaksaccijns Frisdrankbelasting Energiebelasting en SDE+ Dividendbelasting Loon- en inkomstenheffing Zvw Overig gezinnen 0,1 0,1 0,1 0,2 -0,3 -3,9 1,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 1,9 0,4 0,0 1,0 0,3 0,4 -0,2 0,2 -0,2 1,2 0,6 -0,6 -0,4 0,0 0,0 0,0 0,2 -0,1 0,7 0,3 -0,5 -0,2 0,0 0,2 0,0 Vennootschapsbelasting Wao-premie Zvw Overig overheid 0,1 0,2 -0,1 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 Totaal gezinnen, bedrijven en overheid -1,5 2,8 Bedrijven Energiebelasting en SDE+ Kolenbelasting Verhuurderheffing Vennootschapsbelasting Aof-premie Awf-premie Wgf-premie Zvw Overig bedrijven Overheid Endogene ontwikkeling (ontwikkeling als gevolg van de heffingsgrondslagen) Debelasting‐enpremieontvangstennemenin2016toemet0,8%bbpalsgevolgvaneen positieveontwikkelingvandeheffingsgrondslagen(zietabel3.7).Metnamedeontwikkeling vandevennootschapsbelastingisopvallend.Demeestetecompenserenverliezendie ontstaanzijntijdensdecrisis,zijninmiddelsverrekend.Sindshetdieptepuntin2012zijnde opbrengstenmetzo’n70%toegenomen,waardoordezeondankstariefsverlagingbijnaop hetniveauvanvóórdecrisisuitkomen(figuur3.8).In2017nemendeontvangstenuitde 29 Deze maatregel is uitvoerig beschreven in het tekstkader in hoofdstuk 1. 55 vennootschapsbelastinglichtaf,omdatnaarverwachtingeendeelvandeextraopbrengsten in2016incidenteelis.Ditwordtveroorzaaktdooreensteedsactuelereheffingvande vennootschapsbelasting.Eenlagerenteopdegeldmarkt,stimulerendewettelijke invorderings‐enbelastingrenteseneenactieveropleggenvanvoorlopigeaanslagendoorde Belastingdienstdragenhieraanbij. In2017nemendeontvangstenuitdevennootschapsbelastinglichtaf,omdatnaar verwachtingeendeelvandeextraopbrengstenin2016incidenteelzijn.In2016komende kasontvangstenovervoorgaandewinstjaren2015en2014flinkhogeruitdaneerder verwacht.In2015zagenwedezeontwikkelingookal.Inheteerstehalfjaarvragen ondernemingenzelfomeenhogerevoorlopigeaanslagovert‐1ominlaterejarengeen belastingmeeroverdatjaartebetalenendusookgeenbelastingrente.Weverwachtendatin 2017ondernemingeninveelmindermatehunvoorlopigeaanslagover2016omhoogzullen bijstellenomdatzein2016alzoveelmogelijkhunwinstzoactueelmogelijkproberen hebbeningeschat. Ookdeloon‐eninkomstenheffingdraagtbijaandeendogenestijgingvandebelasting‐ opbrengsten:denominaleloonsomstijgtharderdanhetnominalebbp.Hettotaalvande overigebelastingcategorieënontwikkeltzichgrofweginlijnmethetbbp. Figuur 3.8 3,5 Vennootschapsbelasting (excl. gas) in % bbp % bbp 3,0 vennootschapsbelasting (excl. gas) 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 Bron: CBS en CPB (link). 3.5 Koopkracht Sterke koopkrachtverbetering in 2016 In2016stijgtdemedianestatischekoopkrachtmet2,8%.Werkendengaanermeteen koopkrachtstijgingvan3,9%hetmeestopvooruit.Dezetoenameisdeelsteverklarendoor demaatregelenuithet5miljard‐pakketendeelsdooreenreëlecontractloonontwikkeling van1,4%.Dekoopkrachtvanuitkeringsgerechtigden(1,3%)engepensioneerden(1,5%) stijgtinminderemate.Voorgepensioneerdengeldtdathetbeperktindexerenvan aanvullendepensioeneneendrukkendeffectheeftopdekoopkrachtontwikkeling.Tevens hebbenverschillendebeleidswijzingengevolgenvoordekoopkracht. Eenuitgebreide besprekingvandezewijzigingenisopgenomeninhetCentraalEconomischPlan2016. 56 Deontwikkelingvandekoopkrachtin2016isgunstigerdanoorspronkelijkwerdgeraamdin deMacroEconomischeVerkenning2016.Nadebesluitvorminginaugustus2015werdde medianekoopkrachtin2016geraamdop1,4%.Dekoopkrachtvanwerkendenwerddestijds geraamdop2,5%,endekoopkrachtvanuitkeringsgerechtigdenengepensioneerdenop 0,2%.Deramingvandekoopkrachtontwikkelingisdusmetruim1procentpuntnaarboven bijgesteld.Ditkomtdoordathetmacro‐economischbeeldisaangepast.Destijdswerdde inflatie(gemetenmetdeCPI)namelijkgeraamdop1,2%endecontractloonstijgingop1,4%, wateengeraamdereëlecontractloongroeivan0,2%opleverde.Inmiddelswordtdeinflatie voor2016geraamdop0,2%endecontractloongroeiop1,6%.Ditbetekenteenbijstellingin dereëlecontractloongroeivan1,2%.Ookisderamingvandenominalezorgpremiesin2016 naarbenedenbijgesteld.Samenleidendezewijzigingentoteensterkaangepast koopkrachtbeeldvoor2016. Mediane koopkrachtverbetering van 1,0% in 2017 Tenopzichtevan2016neemtin2017demedianestatischekoopkrachttoemet1,0%.De medianekoopkrachtvanwerkendenneemttoemet1,1%.Indemarktsectorstijgende contractlonenmet1,6%.Doorderelatieflageinflatielevertditeenreëlecontractloonstijging opvan1,0%.Demedianekoopkrachtvanuitkeringsgerechtigdenstijgtookmet1,1%,terwijl demedianekoopkrachtvangepensioneerdentoeneemtmet0,7%.Hetnietofbeperkt indexerenvanaanvullendepensioenenheefteendrukkendeffectopdekoopkrachtvandeze groep.Verderisdestijgingvandenominalezorgpremiemetcirca41euroongunstigvoorde koopkrachtvanhuishoudenszonderzorgtoeslag.Daarnaasthebbenverschillende beleidswijzigingengevolgenvoordekoopkrachtontwikkeling.Tijdensdekoopkracht‐ besluitvormingzijnverschillendemaatregelengeïntroduceerdomdekoopkrachtvaneen aantalgroepenteverbeteren(zietabelB.1). Tenopzichtevan2016wordtin2017dederdeschijfmet451euroverlengd,wateenpositief effectheeftopdekoopkrachtvanhuishoudensmeteeninkomenindevierdeschijf. Daarnaastwordenhettweede‐enderdeschijftariefverhoogdmet0,4%‐punt,watongunstig isvoorhuishoudensmetinkomenindetweedeofhogereschijven.Deverhogingvande algemeneheffingskortingmet5euroheefteenlichtpositiefeffectopdekoopkrachtvanalle huishoudensmeteeninkomentotdevierdeschijf. Werkendenmetinkomenslagerdancirca122duizendeurohebbenvoordeelvande aanpassingenvandearbeidskortingin2017.Demaximalearbeidskortingwordtverhoogd met110euroenhetafbouwpercentagewordtverlaagdvan4%naar3,6%.Werkendenmet kinderenprofiterentevensvaneenintensiveringindekinderopvangtoeslag. Demedianekoopkrachtvanveelgepensioneerden,uitkeringsgerechtigdenenwerkenden metlageinkomensverbetertdoorintensiveringenvandezorg‐enhuurtoeslag.De koopkrachtvanhuishoudensmetlageinkomensénkinderenneemtooktoedoordathet kindgebondenbudgetwordtverhoogdmet100eurovoorheteerstekindenmet67euro voorhettweedekind.Dekoopkrachtvangepensioneerdenmeteeninkomentot36.057euro verbetertdooreenverhogingvandemaximaleouderenkortingmet101euro. 57 Deaanpassingeninbox3hebbenwisselendekoopkrachteffecten.Deverdereverhogingvan devermogensvrijstellingisvoordeligvoorallehuishoudensmetinkomeninbox3.De progressievereopbouwvanhetfictieverendementisgemiddeldgunstig,maarde huishoudensmetdehoogstevermogensgaaneenhogereheffingbetalen.Datditvaak gepensioneerdenbetreft,blijktuitfiguur3.9,waarindekoopkrachtontwikkelingvoorde brutohuishoudinkomensvanzestypenhuishoudenswordtgetoond.Indezezogenaamde puntenwolkenligt90%vandekoopkrachtontwikkelingvanhuishoudenstussendebovenste enonderstelijn.Demiddelstelijntoontdemediaan.Depuntenwolkenlatenziendateen kleindeelvandegepensioneerden,zowelalleenstaandenalsparen,eenkoopkrachtdaling ondervindtvanmeerdan4%.Hetbetreftmetnamegepensioneerdenmetvermogen:de dalingwordtdeelsveroorzaaktdoordeprogressievererendementsheffingendeelsdoordat hetwerkelijkerendementopsparenin2017naarverwachtinglagerligtdanin2016. Ziedebijlage‘Beleidsuitgangspunten2016en2017’vooreenvolledigoverzichtvan koopkrachtrelevantebeleidsmaatregelenin2017. Tabel 3.9 Koopkrachtverbetering in 2016 en 2017 2016 2017 Mediaan koopkrachtmutatie in % (a) Omvang in % totaal (b) Inkomensniveau (c) < 175% wml 175-350% wml 350-500% wml > 500% wml 1,8 3,4 3,6 2,8 1,1 0,9 1,1 1,1 36 38 16 11 Inkomensbron (d) Werkenden (e) Uitkeringsgerechtigden Gepensioneerden 3,9 1,3 1,5 1,1 1,1 0,7 63 9 26 Huishoudtype Tweeverdieners Alleenstaanden Alleenverdieners 3,3 2,0 2,1 1,0 1,1 0,6 52 42 6 Gezinssamenstelling (f) Met kinderen Zonder kinderen 4,0 3,4 1,3 1,0 26 48 Alle huishoudens 2,8 1,0 100 (a) Statische koopkrachtmutaties exclusief incidentele inkomensmutaties. (b) Percentage van totaal aantal huishoudens in 2016. (c) Bruto inkomen uit arbeid of uitkering op huishoudniveau; het bruto minimumloon (wml) is in 2016 ongeveer 19.800 euro. (d) De indeling naar inkomensbron is op basis van de hoogste inkomensbron op huishoudniveau, waarbij een huishouden waarvan hoofd of partner winstinkomen heeft, bij werkenden wordt ingedeeld. Huishoudens met vroegpensioen of studiefinanciering als hoogste inkomensbron zijn uitgezonderd. (e) Bij de koopkrachtmutatie van werkenden wordt geen rekening gehouden met incidentele mutaties van het loon, zoals het ontvangen of wegvallen van bonussen. (f) De indeling naar gezinssamenstelling is op basis van aanwezigheid van kinderen tot 18 jaar en is exclusief huishoudens van gepensioneerden. 58 Figuur 3.9 Koopkrachtontwikkeling in 201730 Werkende tweeverdiener Werkende alleenverdiener Werkende alleenstaande Uitkeringsgerechtigde alleenstaande Gepensioneerde alleenstaande Gepensioneerde tweeverdiener 30 Koopkracht naar huishoudtype, inkomensbron en huishoudinkomen, mutaties in %, 2016. Per inkomensniveau ligt de koopkrachtontwikkeling van 90% van de huishoudens tussen de bovenste en onderste lijn. De middelste lijn geeft de mediaan weer. 59 4 Actualisatie Middellangetermijnverkenning 2018-2021 De economie groeit in de periode 2018-2021 met gemiddeld 1,7% per jaar. Dit maakt een lichte daling van de werkloosheid naar 5,5% in het eindjaar mogelijk. De rente en inflatie lopen licht op, maar blijven laag. De overheidsbegroting schrijft zwarte cijfers, met een positief EMU-saldo van 0,9% in 2021, een schuld die afneemt naar 52% en een houdbaarheidsoverschot van 0,4%. Dit hoofdstuk geeft een actualisatie van de Middellangetermijnverkenning 2018-2021.31 Naast de actualisatie van de kortetermijnraming (voor 2016-2017) hebben in de periode sinds maart de Britten voor een vertrek uit de EU gestemd, wat ook op de middellange termijn de groei negatief beïnvloedt. Dit hoofdstuk beschrijft het economische en budgettaire beeld voor de periode 20182021 en geeft vervolgens een verantwoording van de verschillen ten opzichte van de publicatie uit maart 2016. 31 Zie de Middellangetermijnverkenning 2018-2021 (link) uit maart 2016 voor een uitgebreide verantwoording. 60 4.1 Tabel 4.1 Groei zonder stijging koopkracht Kerngegevens voor Nederland, 1998-2021 19982005 20062013 20142017 20182021 mutaties per jaar in % Internationale economie Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten Concurrentenprijs (a) Olieprijs (dollars per vat, niveau in eindjaar) Eurokoers (dollar per euro, niveau in eindjaar) Lange rente Nederland (niveau in eindjaar in %) 5,4 -0,2 54,4 1,24 3,4 3,0 0,7 108,7 1,33 2,0 3,6 0,9 51,4 1,11 0,1 4,3 1,1 60,7 1,18 1,1 2,5 2,4 2,8 1,6 5,7 5,7 0,8 -0,2 2,4 -0,5 3,2 2,9 1,7 1,3 0,6 4,6 3,9 4,4 1,7 1,1 1,5 2,0 4,0 3,9 Prijzen, lonen en koopkracht Prijs bruto binnenlands product Uitvoerprijs goederen en diensten, exclusief energie Prijs goedereninvoer Inflatie, geharmoniseerde consumentenprijsindex (hicp) Contractloon marktsector (c) Koopkracht, statisch, mediaan alle huishoudens 2,5 0,1 -0,4 2,5 2,8 0,6 1,4 1,3 2,2 1,9 1,8 0,0 0,4 -0,3 -2,4 0,3 1,4 1,5 1,2 0,9 1,0 1,2 1,6 0,0 Arbeidsmarkt Beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking Werkloze beroepsbevolking (in duizend personen, niveau in eindjaar) Werkloze beroepsbevolking (niveau in eindjaar in % beroepsbevolking) 1,1 1,1 490 5,9 0,9 0,7 645 7,3 0,2 0,5 555 6,2 0,7 0,9 505 5,5 Marktsector (b) Productie Arbeidsproductiviteit (per uur) (c) Werkgelegenheid (in uren) (c) Loonvoet (per uur) (c) Arbeidsinkomensquote (niveau in eindjaar in %) 3,0 2,7 0,3 3,8 75,9 0,8 0,6 0,2 2,3 79,1 2,4 1,3 1,1 1,3 78,1 2,0 1,5 0,5 2,1 77,9 Overig Individuele spaarquote (niveau in eindjaar in % beschikbaar inkomen) (d) Saldo lopende rekening (niveau in eindjaar in % bbp) -1,9 7,3 -0,7 10,2 1,7 8,2 1,0 8,5 Volume bbp en bestedingen Bruto binnenlands product (bbp, economische groei) Consumptie huishoudens Consumptie overheid Investeringen (inclusief voorraden) Uitvoer van goederen en diensten Invoer van goederen en diensten niveaus in eindjaar in % bbp Collectieve sector EMU-saldo EMU-schuld (ultimo jaar) Collectieve lasten -0,3 49,3 35,0 -2,4 67,7 36,5 -0,7 61,8 38,7 0,9 52,3 39,5 (a) Goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen. (b) Bedrijven exclusief zorg, delfstoffenwinning en onroerendgoedsector. (c) Het CPB gebruikt met ingang van het CEP 2016 gewerkte uren in plaats van arbeidsjaren als maatstaf voor de input van arbeid. Dit heeft gevolgen voor de cijfers over loonvoeten en werkgelegenheid. Hierover is een CPB Achtergronddocument met meer toelichting beschikbaar. (d) Niveau; beschikbaar gezinsinkomen is inclusief collectieve besparingen. De individuele spaarquote valt in 2017 0,6%-punt lager uit door de verwerking van Pensioen in Eigen Beheer, zie het kader in hoofdstuk 1. 61 Hetgestageherstelnadegroterecessiezetindeperiode2018‐2021door,zowel internationaalalsinNederland.Dewereldeconomiegroeitmetgemiddeld4%perjaar,de Nederlandseeconomiemet1,7%.Opdearbeidsmarktgroeienzoweldeberoepsbevolking alsdewerkzameberoepsbevolkingmetrespectievelijk0,7%en0,9%perjaar.De werkloosheiddaaltlichtnaar5,5%in2021. Inlijnmetheteconomischherstelengesteunddooreenstijgingvandeolieprijzenzalde inflatieinheteurogebiedtoenemen.Deinflatieverwachtingindemarktisechternoglaag.De inflatieinNederlandhoudtgelijketredmetdeinflatieindeeurozoneenkomtgemiddelduit op1,2%.Innominaletermenlooptdelangerenteopnaar1,1%in2021;inreëletermen blijftdelangerentenegatief. Deoverheidsbegrotingbeweegtvaneentekortvan0,7%in2017naareenoverschotvan 0,9%bbpin2021.32Decollectieve‐uitgavenquotedaalt,terwijldelastenquotestijgt.De overheidsschuldneemtaftot52%bbp,duidelijkonderdeEuropeseschuldnormvan60% bbp.HetEMU‐saldoverbetertreëelmet12mldeurotussen2017en2021.Vanaf2018 voldoendeNederlandseoverheidsfinanciënindezeramingaandeEuropese begrotingsregelsmetbetrekkingtotEMU‐saldo,uitgavenregelenschuld,metuitzondering vandeniet‐significanteafwijkingvoordeuitgavenregelin2018.Figuur4.1laatziendathet structurelesaldoendeuitgavenregelna2018ruimbovendemiddellangetermijndoelstelling (MTO)uitkomen. Figuur 4.1 0,8 % bbp Het structurele saldo (links) en de uitgavenregel (rechts) EMU-saldo structureel (EC-methode, % bbp) 0,6 0,4 2019 2017 2018 -1,0 % begrotingsopdracht (maximale mutatie gecorrigeerde collectieve uitgaven) 3,5 2,5 gecorrigeerde collectieve uitgaven (volume, %) 1,5 middellangetermijndoelstelling (MTO) -0,6 -0,8 4,0 2,0 -0,2 -0,4 2021 3,0 0,2 0,0 2020 1,0 0,5 middellangetermijndoelstelling (MTO) incl. toegestane marge (ex-post) 0,0 2018 2019 2020 2021 Demedianestatischekoopkrachtstijgtnietindeperiode2018‐2021.Demediane koopkrachtvanwerkendenneemtniettoeindeperiode2018‐2021,mededooreen beperktereëlecontractloonstijgingvangemiddeld0,3%perjaar.Dekoopkrachtvan uitkeringsgerechtigdenneemtafmet0,2%perjaarmededoordatdedubbeleheffingskorting inhetreferentieminimumloonvoordebijstandwordtafgebouwd.Dekoopkrachtvan gepensioneerdendaaltmet0,3%perjaar,mededooreenbeperkteindexatievande aanvullendepensioenen. 32 Hierbij wordt uitgegaan van ongewijzigd beleid in de periode 2018-2021, wat betekent dat bestaand en voorgenomen beleid in de raming is verwerkt, waarna het beleid gehandhaafd wordt. 62 Tabel 4.2 Kerngegevens collectieve financiën 2016-2021 2016 2017 2018 2019 2020 2021 % bbp Bruto collectieve uitgaven Collectieve lasten Niet-belastingmiddelen EMU-saldo w.v. EMU-saldo lokale overheid 44,5 38,2 5,1 -1,1 -0,3 44,1 38,7 4,8 -0,7 -0,3 44,1 38,9 4,8 -0,3 -0,2 43,6 39,3 4,7 0,4 -0,2 43,3 39,4 4,6 0,7 -0,2 43,2 39,5 4,6 0,9 -0,2 EMU-saldo structureel (EC-methode) -0,9 -0,8 -0,5 0,1 0,5 0,6 EMU-schuld 63,3 61,8 59,9 57,5 55,1 52,3 Tabel 4.3 Statische koopkrachtmutaties 2018-2021 (gemiddeld per jaar) 2018-2021 (gemiddeld per jaar) Mediaan koopkrachtmutatie in % (a) Omvang in % totaal (b) Inkomensniveau (c) < 175% wml 175 - 350% wml 350-500% wml > 500% wml -0,1 -0,1 0,1 0,2 36 38 15 11 Inkomensbron (d) Werkenden (e) Uitkeringsgerechtigden Gepensioneerden 0,0 -0,2 -0,3 63 9 26 Huishoudtype Tweeverdieners Alleenstaanden Alleenverdieners 0,0 0,0 -0,3 52 43 5 Gezinssamenstelling (f) Met kinderen Zonder kinderen 0,0 0,0 26 49 Alle huishoudens 0,0 100 (a) Statische koopkrachtmutaties exclusief incidentele inkomensmutaties. Het betreft het gemiddelde van de koopkrachtmutaties in 2018, 2019, 2020 en 2021. (b) Percentage van totaal aantal huishoudens in 2018. (c) Bruto inkomen uit arbeid of uitkering op huishoudniveau; bruto minimumloon (wml) is in 2018 ongeveer 20.500 euro. (d) De indeling naar inkomensbron is op basis van de hoogste inkomensbron op huishoudniveau, waarbij een huishouden waarvan hoofd of partner winstinkomen heeft, bij werkenden wordt ingedeeld. Huishoudens met vroegpensioen of studiefinanciering als hoogste inkomensbron zijn uitgezonderd. (e) Bij de koopkrachtmutatie van werkenden wordt geen rekening gehouden met incidentele mutaties van het loon, zoals het ontvangen of wegvallen van bonussen. (f) De indeling naar gezinssamenstelling is op basis van aanwezigheid van kinderen tot 18 jaar en is exclusief huishoudens van gepensioneerden. 63 Volgensdehuidigeinschattingishethoudbaarheidssaldo0,4%bbp.Ineuro’suitgedruktis dit3mldeuro.Daarmeeisdebegrotinghoudbaaroplangetermijn:hethuidigeniveauvan overheidsvoorzieningenkanwordengehandhaafdzondereentekortopde overheidsbegrotingofeenoplopendeoverheidsschuld.Indejarenna2021neemtde inkomensongelijkheiddoorreedsingezetteveranderingeninbeleidtoemet2,9%33tussen 2021en2060(ziekader). Langetermijneffecten van beleid op de Gini-coëfficiënt Om de langetermijneffecten van beleidsmaatregelen op het inkomen van huishoudens te berekenen, hanteren we sinds de Macro Economische Verkenning 2016 de mutatie van de Gini-coëfficiënt. Soms is er sprake van beleidsmaatregelen die een geleidelijke transitie vergen, waardoor niet alleen effecten optreden op de korte of middellange termijn, maar ook effecten na de middellange termijn. Om de verschillende langetermijneffecten evenwichtig in kaart te brengen, kijken we niet alleen naar de effecten op werkgelegenheid en overheidsfinanciën, maar ook naar de effecten op de inkomensverdeling. Als maatstaf hanteren we de toe- of afname van de Gini-coëfficiënt als gevolg van beleid. De Gini-coëfficiënt is een veel gebruikte indicator voor (inkomens-)ongelijkheid, waarmee de mate van ongelijkheid wordt uitgedrukt in een getal tussen 0 (volledig gelijke verdeling) en 1 (volledig ongelijke verdeling). (a) Als gevolg van reeds ingezette veranderingen in het beleid neemt de Gini-coëfficiënt op de lange termijn toe, met 2,9% na 2021.(b) Deze toename is onder andere toe te schrijven aan de verlaging van de belastingtarieven in de tweede, derde en vierde schijf, de (verdere) beperking van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting en de (verdere) verlaging van de bijstand, alle bezien vanaf 2021. De beperking van de hypotheekrenteaftrek verlaagt de Gini-coëfficiënt juist. Het CPB heeft de afgelopen jaren in verschillende publicaties gekeken naar de effecten van beleidsvarianten op de Gini-coëfficiënt. In de onderstaande tabel volgt een (actueel) overzicht voor een aantal algemene beleidsopties, waarbij wordt uitgegaan van het langetermijnbelastingstelsel. Variant (a) Mutatie van de Gini-coëfficiënt t.o.v. basispad Effect lastenverlichting (1 mld euro) Verlaging tarief eerste schijf Verlaging tarief tweede en derde schijf Verlaging tarief vierde schijf Verhoging maximale algemene heffingskorting -0,2% +0,3% +0,7% -0,3% (a) Voor doorrekeningen van meer specifieke beleidsopties verwijzen we naar de CPB-studies Kansrijk Arbeidsmarktbeleid 1 (link) en 2 (link), MIMOSI-achtergronddocument (link), en De effectiviteit van fiscaal participatiebeleid (link). Uit de tabel blijkt dat lastenverlichtingen via het eersteschijftarief en de algemene heffingskorting tot een afname leiden van de Gini-coëfficiënt (lagere inkomens hebben hiervan het meest profijt). Bij het inzetten van deze 1 miljard-maatregelen neemt de inkomensongelijkheid nog steeds toe op de lange termijn, maar minder hard dan in het basispad. Lastenverlichtingen via de tweede, derde, of vierde schijf leiden juist tot een toename van de Gini-coëfficiënt (lagere inkomens hebben hiervan geen profijt). De aanpassing van het vierdeschijftarief ter waarde van 1 miljard heeft het grootste effect (0,7%) en zou leiden tot een oploop van de Gini-coëfficiënt op de lange termijn met 3,6%. Noten (a) Zie het achtergronddocument MIMOSI (link) voor meer toelichting over de toepassing van de Gini-coëfficiënt. (b) Het betreft de relatieve mutatie van de Gini-coëfficiënt: (verandering van de Gini-coëfficiënt) / (Gini-coëfficiënt in 2021), waarbij eventueel doorlopend beleid wordt afgekapt bij de stand in 2060. Voor deze berekening wordt het langetermijnbeleid geprojecteerd op de stand van het belastingstelsel en de demografie in 2021. 33 Het betreft de relatieve mutatie van de Gini-coëfficiënt: (verandering van de Gini-coëfficiënt) / (Gini-coëfficiënt in 2021). 64 4.2 Belangrijkste verschillen met MLT 2018-2021 uit maart 4.2.1 Lagere groei door Brexit DeBritsebevolkingheeftinhetreferendumgekozenomdeEuropeseUnieteverlaten,maar deafwikkelingroeptveelvragenop.DenieuwgevormdeBritseregeringheeftaangegeven deuitslagvanhetreferendumtevolgen(‘BrexitmeansBrexit’),maarvoorhetoverigeiser nogweiniggedeeldoverdestrategie,nochoverhetmomentvanhetingangzettenvanhet proces,nochoverdeinzettenaanzienvandeboedelscheiding,nochoverheteindbeelddat mennastreeft.IndeLeave‐campagnestondenhetterughalenvanbevoegdhedenvanBrussel naarhetnationaleniveau,deafdrachtaandeUnieenbeperkingvanmigratiecentraal.DeEU heeftaangegevendeonderhandelingenoverdevoorwaardenvandeterugtrekkingpas officieelteopenenalshetVK–inlijnmetartikel50vanhetVerdragvanLissabon‐officieel heeftaangegevenzichtewillenterugtrekkenuitdeUnie.Opdatmomentstartdeklok,diena tweejaartotuittredingleidt,tenzijdeoverige27lidstatentoteenverlengingbesluiten.In formelezingaandeonderhandelingenalleenoverdeboedelscheidingenisdevormgeving vandetoekomstigerelatieeenseparatekwestie.Indepraktijklijktdatonderscheidminder duidelijk.Debekrachtigingvanonderhandelingsresultatenkan–afhankelijkvandevorm– ookdenodigetijdvragen. ZolangergeenhelderheidkomtoverdetoekomstigerelatietussenhetVKendeUnie, tempertonzekerheiddeeconomischevooruitzichten.Bedrijvenstelleninvesteringenuit, consumentenbestedenminderuitvoorzorgsmotief.DittreftineersteinstantievooralhetVK zelf,maarinzijnkielzogooklandendie(nauwe)economischerelatiesmethetVK onderhouden.Deeffectenvandezeonzekerheidzijnevenweltijdelijk.Zeebbenwegalshet eindbeeldenderoutedaarnaartoeweerhelderzijn.Voorheteindbeeldzijnverschillende scenario’sdenkbaar,waarbijdekostentoenemennaarmatehetarrangementhogere handelstarievenenanderebarrièresopwerptvoorderelatiestussenhetVKendeEU‐ lidstaten.34BijeentoetredingtotdeEuropeseEconomischeRuimte,zoalsNoorwegen,isde uiteindelijkeschadeintermenvanhandeleninvesteringenbeperkt,maardegecreëerde eigenbeslisruimtevoorhetVKevenzeer.Aandeanderekantvanhetspectrumisergeen handelsverdragengeldenmogelijkdevoorwaardenvandeWereldhandelsorganisatie–alis ookdezeterugvaloptiemetdenodigeonzekerheidomgeven.Eentussenvormisdatde BritteneenvrijhandelsverdragsluitenmetdeEU,bv.langsdelijnenvanhetCanadese concept.Losvanheteindbeeldbestaatooknogdenodigeonzekerheidoverdetransitie;is eendirectedoorsteekvanlidmaatschapvandeUnienaarheteindbeeldmogelijk?Ditalles overziendzaldeeconomischegroeiinNederlandopdemiddellangetermijndusworden geraaktdoordeBrexit. DegevolgenvoorNederlandzijnallereerstzichtbaarindehandel:derelevante wereldhandelneemtaf,waardoordeNederlandseuitvoerwordtgeraakt.Doordelagere groeiincombinatiemeteentoegenomenonzekerheidnemeninvesteringendoorbedrijven 34 Bollen, J.C., G.W. Meijerink en H.A. Rogas-Romagosa, 2016, Nederlandse kosten Brexit door minder handel, CPB Policy Brief 2016/07 (link). 65 afendaaltdeconsumptievanhuishoudens.DeBrexitdemptdeeconomischegroeimet0,4% in2017enmet0,1%perjaarindeperiode2018‐2021.Netalsandereinstellingen(zie tekstkaderinhoofdstuk1)hebbenwijhierbijeenrelatiefrustiguitgangspuntgekozen,met eengeleidelijkafnemendeonzekerheidwaarinnaarmatedetijdvordert,blijktdat onderhandelaarsdeeconomischegevolgenbeperktproberentehouden,errelatiefsnel helderheidontstaatendekostenintermenvanhandelsverstoringenbeperktzijn. 4.2.2 Inflatie en rente DeinflatieinheteurogebiedeninNederlandkomtgemiddeld0,3%lageruitindeperiode 2018‐2021.Ditisinlijnmetdelagerefuturesvoordeverwachteinflatieovervijfjaar,diein deperiodemei‐juligemiddeldgelijkisaan1,4%.Ookwijzenderealisatiesopeengrotere persistentievandelageinflatie.Debijstellingvandeolieprijsin2021van43naar61dollar heefteenopwaartseffectopdeinflatie.Ditopwaartseeffectwordtgecompenseerddoorde lagerekapitaalkostenalsgevolgvandelagererente.Dereëleloonontwikkelingverandert niet.Netalsdeinflatiezijnookdelonenindemarktsectorendecollectievesector neerwaartsbijgesteld. Delangerentekomtin2021uitop1,1%,eenverlagingmet0,8%‐punt.Dezeverlagingisin lijnmetdemarktontwikkelingvoorfuturesvandekorterentein2021.Doordebijstellingis dereëlerenteindeperiode2018‐2021negatief. 4.2.3 EMU-saldo Hetbegrotingsoverschotin2021wordtgeraamdop0,9%bbp,eenverhogingvan0,3%‐punt. Hethogereoverschotkomtdoordeontwikkelingvoor2017:hetbegrotingstekortin2017 komt0,5%bbplageruitop0,7%bbp.DeopwaartsebijstellingvanhetEMU‐saldolooptna 2017terug,doordatheteffectvandeuitfaseringvanpensioenineigenbeheertijdelijkisen doordatdeeconomischegroeiindejaren2018‐2021neerwaartsisherzien.De overheidsschuldligteenjaareerder,in2018,onderde60%‐grens.Aande begrotingsopdrachtvoorhetstructurelesaldowordtalin2018voldaan;indemaart‐ publicatiewasdatvanaf2019. 4.2.4 Koopkracht TenopzichtevandeMLT‐ramingzijndewijzigingenindehuidigeramingbeperkt.Detotale medianekoopkrachtisnietgewijzigd.Demedianekoopkrachtvanwerkenden, alleenverdieners,gepensioneerdenenhuishoudensmeteeninkomenvan175%vanhetwml oflagerismeteentiendenaarbenedenbijgesteld.Dekoopkrachtvanwerkendenis gewijzigddoordatdereëlebrutocontractloongroeinaarbenedenisbijgesteld.Debijstelling indekoopkrachtvangepensioneerdenisteverklarendoordatdeindexatievande aanvullendepensioenenalsgevolgvandelagererentenaarbenedenisbijgesteldten opzichtevandeMLT‐raming. 66 4.2.5 Houdbaarheid Hethoudbaarheidssaldokomtuitop0,4%bbp,eenverlagingmet0,3%bbptenopzichtevan devorigeMLT‐raming(tabel4.4).35Deoorzaakhiervanisdatdeuitgaven,vooraldievoor socialezekerheid,oplangetermijnalsaandeelvanhetbbphogeruitvallendaneerder gedacht.Ditkomtvooraldoorbeleidswijzigingeneneenneerwaartsebijstellingvandegroei opmiddellangetermijn.Deoverheidsinkomstenstijgenna2015ookmeerdanverwacht, maaroplangetermijnminderdandeuitgaven. Tabel 4.4 Houdbaarheid, actueel saldo en verklaring van de bijstelling % bbp Houdbaarheidssaldo, actuele inschatting Verandering in houdbaarheidssaldo (t.o.v. maart 2016) W.v. beleidswijzigingen (inclusief effect van lagere werkgelegenheid) noemereffect lagere groei op middellange termijn hogere inkomstenontwikkeling (vooral in periode 2015-2017) en overige factoren 0,4 -0,3 -0,3 -0,3 +0,3 Deneerwaartsebijstellingvanhethoudbaarheidssaldoheeftverschillendeoorzaken(tabel 4.4).Deeersteoorzaakbetreftbeleidswijzigingenindebegrotingvoor2017.Hetdirecte budgettaireeffecthiervanopdehoudbaarheidis‐0,2%bbp,eninclusiefde werkgelegenheidseffectenhiervan‐0,3%bbp.Detweedebelangrijkefactorisdatde uitgavenontwikkelingindeperiodetot2021,zoalsvooreengrootdeelvastgelegdinde meerjarencijfersvanhetministerievanFinanciën,nualsaandeelvanhetbbpminderdaalt danindemaartpublicatie.Ditkomtdoordeneerwaartsebijstellingvandegeraamdegroeiin dezeperiode.Bijdebelastingenensocialepremiesisditniethetgeval,omdatde grondslagenmethetbbpmeebewegen.Doordekleinereafnamevandeuitgavenalsaandeel vanhetbbpverslechterthethoudbaarheidssaldomet0,3%bbp.Eenderdefactorwerkthier tegeninenbetreftvoornamelijkdeforsestijgingvandebelastingenensocialepremiesna 2015.Dezestijgingisgeconcentreerdbijdevpbendeinkomstenbelastingensocialepremies indeperiode2015‐2017.Samenmetkwantitatiefminderbelangrijkeoverigefactorenleidt ditpersaldototeenpositiefeffectvan0,3%bbp.36 35 Dit ondanks het 0,5% bbp hogere EMU-saldo in 2017 ten opzichte van de maartpublicatie. Het hogere EMU-saldo in 2017 is toe te schrijven aan tijdelijke factoren die een verwaarloosbaar effect hebben op de houdbaarheid. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de rentelasten, die tijdelijk 0,2% bbp lager zijn. De rentelasten worden verondersteld voor een belangrijk deel op het oude niveau terug te keren als de rente weer stijgt. Datzelfde geldt voor de incidenteel hogere inkomsten door de uitfasering van het pensioen in eigen beheer. Gecorrigeerd voor rentelasten en uitfasering pensioen in eigen beheer is het verschil met het primaire saldo in 2017 in de maartpublicatie ongeveer nul. Ditzelfde geldt voor het primaire saldo in 2021 in vergelijking met de maartpublicatie. 36 Hieronder valt onder andere een iets lager primair saldo in 2015 als gevolg van een herziening van de Nationale rekeningen. 67 Beleidsuitgangspunten 2016 en 2017 Bijstelling beleidsuitgangspunten 2016 Debeleidsuitgangspuntenvoor2016zijnsindshetCentraalEconomischPlan2016in beperktemateaangepast.Onzebijstellingvandeasielinstroombetekenteenneerwaartse bijstellingvandeuitgavenmet0,4mldeuroin2016enmet0,8mldeuroin2017ten opzichtevanhetCentraalEconomischPlan. Beleidsuitgangspunten 2017 Bijdegeldendebeleidsuitgangspuntenisdebegrotingin2017restrictief(netto tekortreducerend)alsgevolgvandeoploopvanbezuinigingenuithetRegeerakkoordRutte‐ Asscher.Dezenettotekortreducerendemaatregelenbedragen3mldeuro.37Heteffect hiervanwordtgedeeltelijkgedemptdoorhogereuitgaven(onderwijs,veiligheidenjustitie, huurtoeslagendefensie)enlagerelastenalsgevolgvanhetpakketaanvullendemaatregelen overdebegroting2017(zietabelB.1). Tabel B.1 Pakket aanvullende maatregelen begroting 2017 -/- is EMU-saldo verslechterend 2017 Structureel mld euro 'Maatschappelijke prioriteiten' Verhoging veiligheidsuitgaven Verhoging zorguitgaven Verhoging defensie-uitgaven Verhoging onderwijsuitgaven Plan armoede kinderen Overig Subtotaal Uitfasering pensioen in eigen beheer Koopkrachtmaatregelen Verhoging algemene heffingskorting Verhoging ouderenkorting Verhoging zorgtoeslag Verhoging inkomstenbelasting (aanpassingen schijflengtes) Verlaging arbeidskorting Verhoging huurtoeslag Verhoging kindgebonden budget Subtotaal 37 -0,5 -0,2 -0,3 -0,2 -0,1 -0,05 -1,35 -0,5 -0,2 -0,3 -0,2 -0,1 -0,05 -1,35 2,1 -0,2 -0,5 -0,4 -0,4 0,1 0,5 -0,6 -0,1 -1,3 -0,5 -0,4 -0,4 0,1 0,5 -0,6 -0,1 -1,3 Suyker, W., 2015, Begrotingsmaatregelen 2011-2017 (inclusief 5 miljard-pakket), CPB Achtergronddocument (link). 68 Opbasisvanhetontwerp‐kabinetsbesluitwordtdegasproductieuithetGroningenveldvan hetgasjaar2016/2017verlaagdvan27mldm3naar24mldm3.Dezeverlagingvande gasproductiekostbudgettaircirca0,4mldeuro.Tegenoverdezevolumedalingstaateen prijsstijging,watervoorzorgtdatdeaardgasbatennietdalen,maarstijgentenopzichtevan hetCentraalEconomischPlan. Indecollectiefgefinancierdezorgwordtin2017persaldo1,5mldeuroomgebogen. Daarvanslaat0,8mldeuroneerbijdeZvw.Demaatregelenindehoofdlijnenakkoordenmet ziekenhuizen,medischspecialisten,huisartsenenaanbiedersvangeestelijke gezondheidszorgremmendestijgingvandeZvw‐uitgavenmet0,7mldeuro.Demaatregelen indebrief‘Kwaliteitloont’van6februari2015vervangenhetaanpassenvanartikel13inde Zorgverzekeringswet.38DiverseanderemaatregelenindeZvw,waaronderstringent pakketbeheer,verbeterdemarktwerkingenhetbeperkenvanbeloningenindezorg,leiden toteenextrabesparingvan0,3mldeuro.Daartegenoverstaateenintensiveringinde wijkverpleegkundigezorgvan0,2mldeuro. IndeWlzwordt0,4mldeuroomgebogendoordiversegeneriekekortingenopdeZorgin Natura.39 Opdebegrotingsgefinancierdezorgwordt0,2mldeuroomgebogen.Zolopendeextra arbeidsmarktmiddelenvoordezorgmet0,1mldeuroaf.Deombuigingenkomenverder voortuithetverminderenvanhetbudgetvoordehuishoudelijkehulptoelage,voorgenomen kortingenopdejeugdzorgeneenintensiveringgerichtopdeverbeteringvandesociale rechtenvoorhuishoudelijkehulpendieonderdeWmowerken. DeoverhevelingvankortdurendeerstelijnsverblijfvandeWlznaardeZvwleidttoteen financieringsschuifvan0,2mldeuro.Daarnaastleidenafsprakenmetgemeentenoverde afbakeningvandelangdurigezorgtoteenschuifvan0,2mldeurovandebegrotings‐ gefinancierdezorgnaardeWlzin2017.Deverdergaandeextramuralisatievande zorgzwaartepakketten1,2en3voorverplegingenverzorgingen1en2voorverstandelijk gehandicaptenbetekenteenfinancieringsschuifvandeWlznaardeZvwendeWmovan0,1 mldeuro. DeEMU‐relevantelastenwordenin2017verzwaardmet2,8mldeuro(zietabel3.9).De lastenvoorgezinnenstijgenmet2,4mldeuro,voornamelijkvanwegedeuitfaseringvanhet pensioenineigenbeheervandirecteuren‐grootaandeelhoudersenstijgendeZvw‐premies (zieonder).VergroeningsmaatregelenbijdeenergiebelastingendeSDE+‐heffingleidenook tothogerelastenvoorgezinnen. 38 Zie het tekstkader ‘Maatregelen voor de zorg’ uit de brief ‘Kwaliteit loont’ in Macro Economische Verkenning 2016, p.60, (link). 39 Deze efficiencykorting komt voor 0,2 mld euro voort uit de voorjaarsbesluitvorming 2016. De hiermee beoogde besparing heeft het CPB deels overgenomen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de in het voorjaar geschrapte taakstelling uit het Regeerakkoord Rutte-Asscher geen onderdeel uitmaakt van de raming. 69 Delastenvoorbedrijvennementoemet0,3mldeuro.Dewerkgeverspremiesstijgenmet zo’n0,3mldeuro.Deverhogingvandeverhuurderheffingdoetdelastenvoor woningcorporatiesstijgenmet0,2mldeuro.Maatregelenindevennootschapsbelasting betreffendedevoorlopigeenwillekeurigeafschrijvingdoendelastendalen.Ditwordtdeels gecompenseerddoordeBEPS‐maatregelen,diedelastenvoorbedrijvendoenstijgenmet 0,2mldeuro. DebeleidsmatigestijgingvandelastenvoorgezinnenenbedrijvenalsgevolgvandeZvw‐ premiesbedraagt0,2mldeuro(zietabelB.2).Intotaalmoetdeopbrengstvande lastendekkendeZvw‐premiesmet0,8mldeurotoenemen.40Hiervankomt0,6mldeurodoor stijgendegrondslagen;deresterende0,2mldeurowordtopgehaaldmettariefsverhogingen. De0,8mldeurohogerebenodigdeZvw‐premieopbrengstenkomenvooraldoor1,4mldeuro hogereZvw‐uitkeringen.VerderheeftdeafbouwvandetijdelijkeRijksbijdrageaanhet Zorgverzekeringsfondsmet0,5mldeuroeenopwaartseffectopdeZvw‐premies. Daartegenoverstaatdathetoverschotvanhetzorgverzekeringsfondsin2016omslaatineen kleintekortin2017;ditbetekenteendalingvan0,9mldeuro. Hetnegatievesaldovandezorgverzekeraarsblijftin2017ongeveer1mldeuro;de verzekeraarsterenin20170,2mldeuromeerinophunreservesdanin2016.41 Tabel B.2 Opbouw lastenontwikkeling Zvw-premies Bijdrage aan premieontwikkeling 2016-2017 mld euro Hogere Zvw-uitkeringen Afbouw tijdelijke Rijksbijdrage HLZ Rijksbijdrage kinderen Saldo Zorgverzekeringsfonds Saldo zorgverzekeraars Hogere benodigde Zvw-premieopbrengst +1,4 +0,5 0,0 -0,9 -0,2 +0,8 Waarvan grondslagontwikkeling Zvw Waarvan lastenontwikkeling Zvw +0,6 +0,2 40 In tegenstelling tot andere belastingen en premies op Rijksniveau is het tarief voor de nominale Zvw-premies in de Macro Economische Verkenning niet gebaseerd op een beleidsvoornemen van het kabinet. In de begroting stelt het kabinet wel het tarief voor de inkomensafhankelijke premie vast. Op basis van de door Zvw-premies te financieren uitgaven en het vastgestelde tarief voor de inkomensafhankelijke premie raamt het CPB het lastendekkende tarief voor de nominale premie. Omdat de beleidsmatige lastenontwikkeling jaar-op-jaar-mutaties in tarieven betreft, zijn hiervoor de mutaties in deze uitgaven en Rijksbijdragen relevant. 41 Er is mee gerekend dat zorgverzekeraars ook in 2016 en 2017 meevallers over eerdere jaren blijven rapporteren. 70 VandeZvw‐premieopbrengstwordtdehelftopgebrachtdoormiddelvande inkomensafhankelijkepremie.Deafgelopenjarenwarendeopbrengstendoornominale premieslagerdandeopbrengstendoorinkomensafhankelijkepremiesvanwegedelagerdan verwachtepremiestellingdoorzorgverzekeraars.Vanwegehetrechttrekkenvande50/50‐ verdelingtussennominalepremieseninkomensafhankelijkepremiesmoetdenominale premiedaaromtijdelijkietshogerzijnendeinkomensafhankelijkepremietijdelijkiets lager.42 Deinkomensafhankelijkepremiedaaltvan6,75%naar6,65%.Denominalepremiestijgtin 2017met41eurototgemiddeld1240europervolwassene. Koopkrachtbeleidsuitgangspunten Beleidmetpositievekoopkrachteffecten: ‐ Delengtevandederdeschijfwordtmet451euroverlengd,wateenpositiefeffectheeft opdekoopkrachtvanhuishoudensmetinkomenindevierdeschijf. ‐ Verhogingvandemaximalealgemeneheffingskortingmet5euroheefteenlichtpositief effectopdekoopkrachtvanallehuishoudens. ‐ Demaximalearbeidskortingwordtmet110euroverhoogd.Tegelijkertijdwordtde arbeidskortingeerderafgebouwd:vaneenarbeidsinkomenvan34.015eurowordtin 2017degrensverlegdnaar32.444euro.Hetafbouwpercentagewordtookverlaagd(van 4%naar3,6%).Dezeaanpassingenzijnpersaldogunstigvoordekoopkrachtvan werkendenmetinkomenstotcirca122duizendeuro. ‐ Deouderenkortingvoorgepensioneerdenmeteenverzamelinkomenonderde inkomensgrensvan36.057eurowordtverhoogdmet101euro.Ditisgunstigvoorde koopkrachtvangepensioneerden. ‐ Denormpercentagesindezorgtoeslagwordenverlaagd.Ditisgunstigvooriedereendie zorgtoeslagontvangt.Tegelijkertijdwordenafbouwpercentagesindezorgtoeslaglicht verhoogd.Ditisongunstigvoorhuishoudensdienietdemaximalezorgtoeslag ontvangen.Hetsaldovandezemaatregelenispositief. ‐ Dekinderopvangtoeslagwordtgeïntensiveerd.Ditisgunstigvoorwerkendenmet kinderen. ‐ Devermogensvrijstellingwordtverhoogdvan24.437naar25.000euro.Ditisvoordelig voorhuishoudensmetvermogenbovendevrijstellingsgrens. ‐ Hetkopjeopdenormhuurvandehuurtoeslagwordtmet10,50europermaand verlaagd.Ditisgunstigvoorhuurdersmetrechtophuurtoeslag. ‐ Deverhogingvanhetkindgebondenbudget(voorheteerstekindmet100euroenvoor hettweedekindmet67euro)isgunstigvoordekoopkrachtvanhuishoudensmet kinderen. 42 Zie Macro Economische Verkenning 2015, p.70-71 (link) voor een uitgebreidere toelichting op de ontwikkeling van de structurele 50/50-verdeling. 71 Beleidmetnegatievekoopkrachteffecten: ‐ Hetverhogenvanhettweede‐enderdeschijftariefmet0,4%‐puntheefteennegatief effectopdekoopkrachtvanhuishoudensmetinkomenbovendeeersteschijf. ‐ Hetaangrijpingspuntvandederdeschijfwordtbeperktgeïndexeerd(75%)voor personengeborenna1945.Ditisongunstigvoorgepensioneerdendiena1945geboren zijn. ‐ Deverderebeperkingvandeoverdraagbaarheidvandealgemeneheffingskortingis ongunstigvooralleenverdienershuishoudenswaarvandeniet‐verdienendepartner geborenisna1962. ‐ Deverdereafbouwvandedubbelealgemeneheffingskortinginhetreferentie‐ minimumloonisongunstigvoordekoopkrachtvanuitkeringsgerechtigden. ‐ Hetmaximaleaftrekpercentagevandehypotheekrenteaftrekwordtsinds2014met 0,5%‐puntperjaarverlaagd.Ditisongunstigvoorhuiseigenaren. ‐ Dezelfstandigenaftrekwordtnietgeïndexeerd,watongunstigisvoorzelfstandigendie aanheturencriteriumvoordezelfstandigenaftrekvoldoen. Beleidmetwisselendekoopkrachteffecten: ‐ 72 Hetfictieverendementvandevermogensrendementsheffingwordtnietlangervastgezet op4%,maarberekendalseengewogengemiddeldevaneerderbehaalderendementen opsparenenbeleggen.Naarmatehetvermogenstijgt,wordthetspaardeelvanhet vermogenlagerverondersteldenhetbeleggingsdeelhoger,waardoorhetfictieve rendementhogeruitvalt.Voordemeestehuishoudenswordthetfictieverendement lagerdanin2016,maarhuishoudensmethogerevermogensgaanmeer vermogensrendementsheffingbetalen. Bijlagen DecijfersindehiernavolgendetabellensluitenaanbijdeNationalerekeningen2015. IndecijfersisdeCBS‐revisievandeNationalerekeningenover2010verwerkt.Decijfers voor1995‐2015zijngebaseerdopCBS‐informatiezoalsdezeinjuni2016opStatLinezijn gepubliceerd.WaarnodigisgebruikgemaaktvanCPB‐interpolatiesendoorhetCPB gemaakteinschattingenmetbehulpvanontwikkelingenvanvóórderevisie.Allecijfersvan vóór1995daterenvanvóórderevisie2010. HetCPBgebruiktmetingangvanhetCentraalEconomischPlan2016gewerkteurenin plaatsvanarbeidsjarenalsmaatstafvoordeinputvanarbeid.Ditheeftgevolgenvoorde cijfersoverloonvoetenenwerkgelegenheid.Voorverderetoelichting:zieKranendonk,H.,F. KuijpersenM.Mellens,2016,Arbeidsvolumeingewerkteuren,CPBAchtergronddocument, maart2016(link). Allehieropgenomenbijlagenzijnineendigitaleversiebeschikbaaropdewebsitevanhet CPB,inclusiefcijfersvoor2018‐2021(link). Daarnaastwordteenaantaloverzichtenalleenopdewebsitegepubliceerdennietinde bijlagenvanhetCentraalEconomischPlanendeMacroEconomischeVerkenning.Ditzijn: E1:Middelenenbestedingen,1969‐2021,niveausinlopendeprijzen; E2:Middelenenbestedingen,1970‐2021,volume‐(enprijs‐)mutaties; E3:Collectieveuitgavennaarfunctie,volume‐enprijsmutaties,1970‐2021; E4:Collectieveuitgavennaareconomischecategorie,1970‐2021; E5:KerngegevensArbeidsmarkt,1969‐2021,niveaus; E6:AanvullendekerngegevensNederland,1995‐2021. 73 Bijlage 1.1 Middelen en bestedingen 2015 (mld euro, mutaties per jaar in %) 2014 in prijzen 2014 Volumemutatie 2015 in prijzen 2014 Prijsmutatie 2015 in prijzen 2015 Beloning werknemers Bedrijvensector Overheidssector 328,0 267,5 60,4 0,3 1,3 -3,9 329,0 271,0 58,1 0,8 0,4 3,0 331,8 272,0 59,8 Exploitatieoverschot (netto) 156,2 Afschrijvingen Bedrijvensector Overheidssector 110,2 88,1 22,1 Belastingen Subsidies 162,8 1,3 1,6 0,4 111,7 89,5 22,2 0,2 0,2 0,1 77,6 8,9 111,9 89,6 22,2 79,1 9,0 Bruto binnenlands product marktprijzen 663,0 2,0 675,9 0,1 676,5 Invoer Goederen Diensten 475,5 353,7 121,8 5,8 4,6 9,1 503,0 370,1 132,9 -3,6 -5,1 0,6 485,0 351,3 133,7 1138,5 3,5 1178,9 -1,5 1161,5 Totale middelen Betaalde primaire inkomens Betaalde inkomensoverdrachten Saldo lopende transacties met het buitenland 260,4 24,8 56,5 216,0 24,5 57,4 Totaal 342,2 298,2 74 2014 in prijzen 2014 Volumemutatie 2015 in prijzen 2014 Prijsmutatie 2015 in prijzen 2015 Consumptieve bestedingen Huishoudens Overheid Uitkeringen in natura Beloning werknemers Overig 468,7 296,7 172,0 68,7 60,4 42,9 1,2 1,8 0,2 2,0 -1,7 0,3 474,3 301,9 172,4 70,0 59,4 43,0 -0,2 0,0 -0,6 1,4 0,7 -5,6 473,2 301,8 171,4 71,0 59,8 40,6 Investeringen vaste activa Bedrijvensector Woningen Overige vaste activa Overheidssector Veranderingen voorraden Nationale bestedingen 119,5 96,2 20,1 76,1 23,3 2,9 591,1 9,9 11,6 27,4 7,4 2,7 0,1 0,1 -2,4 0,9 -0,1 2,2 131,3 107,4 25,7 81,7 23,9 -1,2 604,4 -0,1 131,4 107,5 25,1 82,5 23,9 -1,0 603,6 Uitvoer Goederen Diensten 547,4 429,7 117,8 5,0 3,5 10,4 574,5 444,6 130,0 -2,9 -3,9 0,4 557,9 427,4 130,5 1138,5 3,5 1178,9 -1,5 1161,5 Totale bestedingen Uitvoersaldo Ontvangen primaire inkomens Ontvangen inkomensoverdrachten 71,9 258,7 11,6 72,9 213,5 11,8 Totaal 342,2 298,2 75 Bijlage 1.2 Middelen en bestedingen 2016 (mld euro, mutaties per jaar in %) 2015 in prijzen 2015 Volumemutatie 2016 in prijzen 2015 Prijsmutatie 2016 in prijzen 2016 Beloning werknemers Bedrijvensector Overheidssector 331,8 272,0 59,8 1,3 1,7 -0,5 336,0 276,5 59,5 2,3 2,2 3,0 343,9 282,6 61,3 Exploitatieoverschot (netto) 162,8 Afschrijvingen Bedrijvensector Overheidssector 111,9 89,6 22,2 Belastingen Subsidies 161,5 1,6 1,7 0,9 113,6 91,2 22,4 0,4 0,5 0,0 79,1 9,0 114,0 91,6 22,4 81,8 9,6 Bruto binnenlands product marktprijzen 676,5 1,7 688,2 0,5 691,7 Invoer Goederen Diensten 485,0 351,3 133,7 3,7 3,8 3,5 503,0 364,6 138,4 -2,5 -3,7 0,5 490,2 351,1 139,1 1161,5 2,6 1191,2 -0,8 1181,9 Totale middelen Betaalde primaire inkomens Betaalde inkomensoverdrachten Saldo lopende transacties met het buitenland 216,0 24,5 57,4 217,1 21,8 60,0 Totaal 298,2 299,2 76 2015 in prijzen 2015 Volumemutatie 2016 in prijzen 2015 Prijsmutatie 2016 in prijzen 2016 Consumptieve bestedingen Huishoudens Overheid Uitkeringen in natura Beloning werknemers Overig 473,2 301,8 171,4 71,0 59,8 40,6 1,2 1,3 0,8 1,4 0,2 0,7 478,7 305,9 172,8 72,0 59,9 40,9 0,5 0,3 0,8 0,4 2,3 -0,4 481,0 306,7 174,3 72,2 61,3 40,7 Investeringen vaste activa Bedrijvensector Woningen Overige vaste activa Overheidssector Veranderingen voorraden Nationale bestedingen 131,4 107,5 25,1 82,5 23,9 -1,0 603,6 6,0 7,9 10,3 7,2 -2,7 0,5 0,6 1,1 0,4 0,1 2,0 139,3 116,0 27,6 88,4 23,3 -2,4 615,6 0,6 140,0 116,8 27,9 88,8 23,3 -1,8 619,1 Uitvoer Goederen Diensten 557,9 427,4 130,5 3,2 3,2 3,0 575,6 441,1 134,4 -2,2 -3,1 0,5 562,7 427,6 135,1 1161,5 2,6 1191,2 -0,8 1181,9 Totale bestedingen Uitvoersaldo Ontvangen primaire inkomens Ontvangen inkomensoverdrachten 72,9 213,5 11,8 72,5 214,6 12,1 Totaal 298,2 299,2 77 Bijlage 1.3 Middelen en bestedingen 2017 (mld euro, mutaties per jaar in %) 2016 in prijzen 2016 Volumemutatie 2017 in prijzen 2016 Prijsmutatie 2017 in prijzen 2017 Beloning werknemers Bedrijvensector Overheidssector 343,9 282,6 61,3 0,6 0,9 -0,7 346,1 285,2 60,9 2,0 2,1 1,3 352,9 291,3 61,6 Exploitatieoverschot (netto) 161,5 Afschrijvingen Bedrijvensector Overheidssector 114,0 91,6 22,4 Belastingen Subsidies 166,0 1,6 1,8 0,8 115,9 93,3 22,6 0,4 0,6 -0,5 81,8 9,6 116,3 93,8 22,5 84,3 10,2 Bruto binnenlands product marktprijzen 691,7 1,7 703,2 0,9 709,2 Invoer Goederen Diensten 490,2 351,1 139,1 3,8 4,2 2,9 508,9 365,8 143,1 1,8 2,1 1,0 517,9 373,4 144,5 1181,9 2,6 1212,1 1,2 1227,1 Totale middelen Betaalde primaire inkomens Betaalde inkomensoverdrachten Saldo lopende transacties met het buitenland 217,1 21,8 60,0 218,1 23,6 58,2 Totaal 299,2 300,3 78 2016 in prijzen 2016 Volumemutatie 2017 in prijzen 2016 Prijsmutatie 2017 in prijzen 2017 Consumptieve bestedingen Huishoudens Overheid Uitkeringen in natura Beloning werknemers Overig 481,0 306,7 174,3 72,2 61,3 40,7 1,5 1,8 1,0 2,5 -0,4 0,5 488,3 312,3 176,0 74,0 61,0 40,9 0,7 0,6 0,9 0,6 1,0 1,2 491,9 314,3 177,5 74,5 61,6 41,4 Investeringen vaste activa Bedrijvensector Woningen Overige vaste activa Overheidssector Veranderingen voorraden Nationale bestedingen 140,0 116,8 27,9 88,8 23,3 -1,8 619,1 2,6 3,0 4,5 2,6 0,4 0,6 0,7 2,7 0,0 0,1 2,0 143,7 120,3 29,2 91,1 23,4 -0,2 631,8 0,8 144,5 121,1 30,0 91,1 23,4 0,4 636,8 Uitvoer Goederen Diensten 562,7 427,6 135,1 3,1 3,2 2,9 580,4 441,3 139,0 1,7 1,9 1,1 590,4 449,9 140,5 1181,9 2,6 1212,1 1,2 1227,1 Totale bestedingen Uitvoersaldo Ontvangen primaire inkomens Ontvangen inkomensoverdrachten 72,5 214,6 12,1 72,5 215,7 12,2 Totaal 299,2 300,3 79 Bijlage 2 Kerngegevens voor Nederland, 2003-2017 2003 2004 2005 2006 2007 mutaties per jaar in % Internationale economie Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten Concurrentenprijs (a) Olieprijs (dollars per vat) Eurokoers (dollar per euro) Lange rente Nederland (niveau in %) 3,5 -7,6 28,8 1,13 4,1 8,1 -1,5 38,2 1,24 4,1 6,5 2,6 54,4 1,24 3,4 8,0 1,7 65,2 1,26 3,8 7,5 -1,9 72,5 1,37 4,3 Volume bbp en bestedingen Bruto binnenlands product (bbp, economische groei) Consumptie huishoudens Consumptie overheid Investeringen (inclusief voorraden) Uitvoer van goederen en diensten Invoer van goederen en diensten 0,3 -0,2 3,0 -1,4 1,6 1,7 2,0 0,6 -0,4 1,3 8,9 7,1 2,2 0,9 1,6 3,8 5,6 5,3 3,5 -0,3 9,3 6,8 7,0 7,8 3,7 1,9 3,1 7,2 5,6 5,6 Prijzen, lonen en koopkracht Prijs bruto binnenlands product Uitvoerprijs goederen en diensten, exclusief energie Prijs goedereninvoer Inflatie, geharmoniseerde consumentenprijsindex (hicp) Contractloon marktsector Koopkracht, statisch, mediaan alle huishoudens (b) 2,2 -1,1 -2,4 2,2 2,7 -1,2 1,3 0,5 1,3 1,4 1,5 0,2 1,9 1,4 3,4 1,5 0,8 -1,4 2,6 1,6 3,4 1,7 1,9 1,9 2,1 1,9 1,7 1,6 1,8 1,2 Arbeidsmarkt (d) Beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking Werkloze beroepsbevolking (in duizenden personen) Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking) -0,3 -1,6 395 4,8 0,6 -0,3 466 5,7 1,0 0,7 489 5,9 0,6 1,5 419 5,0 2,0 2,9 355 4,2 Marktsector (c) Productie Arbeidsproductiviteit (per uur) Werkgelegenheid (in uren) Loonvoet (per uur) Arbeidsinkomensquote (niveau in %) -0,2 2,4 -2,6 3,6 79,1 2,3 1,9 0,4 1,2 78,0 3,3 3,8 -0,5 2,2 75,9 4,5 2,1 2,3 1,9 75,1 5,1 1,8 3,2 3,5 75,4 0,3 6,6 -0,5 8,0 -1,9 7,3 -1,5 8,9 -1,5 8,6 -0,3 49,3 35,0 0,2 44,8 36,1 0,2 42,7 35,7 Overig Individuele spaarquote (in % beschikbaar inkomen) Saldo lopende rekening (niveau in % bbp) niveau in % bbp Collectieve sector EMU-saldo EMU-schuld (ultimo jaar) Collectieve lasten -3,0 49,7 34,9 -1,7 49,9 34,9 (a) Goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen. (b) Vanaf 2004 is de koopkracht gebaseerd op de Nationale rekeningen na revisie en beslaat de koopkracht een groter aantal huishoudens (zie MEV2015, kader hoofdstuk 3). (c) Bedrijven exclusief zorg, delfstoffenwinning en onroerendgoedsector. (d) 2003-2014: bron CBS; eerdere jaren: berekeningen CPB, gebaseerd op CBS-cijfers van vóór revisie. (e) Individuele spaarquote valt in 2017 0,6%-punt lager uit door de verwerking van Pensioen in Eigen Beheer, zie het kader in hoofdstuk 1. 80 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 1,2 0,7 96,9 1,47 4,2 -10,3 -3,9 61,5 1,39 3,7 10,1 6,7 79,5 1,33 3,0 5,7 0,7 111,3 1,39 3,0 1,4 5,3 111,7 1,28 1,9 2,2 -3,2 108,7 1,33 2,0 3,9 -1,3 99,0 1,33 1,5 3,8 6,0 52,5 1,11 0,7 3,4 -2,2 43,7 1,11 0,2 3,2 1,2 51,4 1,11 0,1 1,7 0,9 3,3 2,6 1,8 2,2 -3,8 -2,1 4,7 -10,8 -8,9 -7,7 1,4 0,0 1,0 -1,6 10,5 9,3 1,7 0,2 -0,2 3,5 4,4 3,5 -1,1 -1,2 -1,3 -6,2 3,8 2,7 -0,2 -1,0 -0,1 -3,9 2,1 1,0 1,4 0,3 0,3 3,2 4,5 4,2 2,0 1,8 0,2 6,2 5,0 5,8 1,7 1,3 0,8 5,0 3,2 3,7 1,7 1,8 1,0 3,8 3,1 3,8 2,5 2,3 5,4 2,2 3,3 0,1 0,4 -3,4 -9,2 1,0 2,7 1,4 0,8 4,5 8,2 0,9 1,0 -0,5 0,1 2,6 8,1 2,5 1,2 -1,2 1,4 1,4 3,2 2,8 1,6 -1,9 1,4 -0,1 -1,9 2,6 1,2 -1,3 0,1 -1,0 -2,7 0,3 1,0 1,3 0,1 0,2 -5,1 0,2 1,3 1,1 0,5 -1,5 -3,7 0,0 1,6 2,8 0,9 0,9 2,1 0,5 1,6 1,0 1,8 2,3 318 3,7 0,8 0,0 381 4,4 -0,3 -1,0 435 5,0 0,0 0,0 434 5,0 1,5 0,6 516 5,8 0,8 -0,8 647 7,3 -0,4 -0,6 660 7,4 0,4 1,0 614 6,9 0,3 1,0 555 6,2 0,7 0,8 555 6,2 1,5 0,4 1,2 3,6 77,2 -5,7 -3,1 -2,7 3,0 78,8 0,9 2,3 -1,3 0,1 76,4 2,5 1,3 1,2 1,7 77,4 -1,2 -0,1 -1,2 2,9 78,4 -0,7 0,4 -1,1 1,7 79,1 2,4 1,6 0,8 0,8 78,7 2,8 1,6 1,2 0,2 77,1 2,2 0,6 1,6 2,3 78,1 2,3 1,4 0,9 2,0 78,1 -3,2 5,2 -0,6 6,2 -1,3 7,7 -0,8 8,8 -0,4 10,2 -0,7 10,2 -1,4 8,5 0,2 8,5 2,2 8,7 1,7 (e) 8,2 0,2 54,8 36,2 -5,4 56,9 35,1 -5,0 59,3 36,1 -4,3 61,6 35,9 -3,9 66,4 36,0 -2,4 67,7 36,5 -2,3 67,9 37,5 -1,9 65,1 37,7 -1,1 63,3 38,2 -0,7 61,8 38,7 81 Bijlage 3 Kerngegevens wereldeconomie en externe data voor Nederland, 2003-2017 2003 2004 2005 2006 2007 mutaties per jaar in % Kerngegevens wereldeconomie Bbp volume Eurogebied Verenigde Staten Japan China Wereld 0,7 2,8 1,7 10,0 4,3 2,0 3,8 2,3 10,1 5,4 1,8 3,3 1,3 11,3 4,9 3,4 2,7 1,7 12,7 5,5 3,0 1,8 2,2 14,2 5,6 6,3 11,1 7,9 9,3 7,6 9,2 11,9 6,4 7,0 0,6 11,7 14,1 2,1 5,7 26,0 17,9 13,4 4,1 34,6 29,1 2,2 1,8 35,4 9,1 -0,6 0,7 22,4 44,4 2,2 2,9 24,1 30,7 10,5 8,7 56,2 22,4 2,2 5,6 11,9 14,1 15,0 5,0 17,4 11,2 2,2 3,5 8,1 6,5 8,0 7,5 Invoerprijs goederen Goederen exclusief energie Consumptiegoederen Investeringsgoederen Overige goederen Wederuitvoer Energie -2,4 -2,7 -3,6 -3,2 -1,7 -2,9 0,7 1,3 -0,4 -3,0 -1,9 2,3 -1,0 16,0 3,4 -0,2 -2,3 -2,1 3,7 -1,4 32,2 3,4 1,1 0,0 -1,4 5,0 -0,2 17,2 1,7 1,4 -0,6 -1,0 5,0 0,4 3,9 Concurrentenprijs (a) -7,6 -1,5 2,6 1,7 -1,9 1,13 28,8 1,24 38,2 1,24 54,4 1,26 65,2 1,37 72,5 1,1 2,3 1,5 2,1 3,5 2,2 5,1 3,1 5,2 4,3 4,0 4,1 4,3 4,1 4,3 3,4 4,8 3,8 4,6 4,2 Wereldhandelsvolume goederen en diensten Wereldhandelsprijzen ($) Goederen en diensten exclusief grond- en brandstoffen Totaal grond- en brandstoffen Totaal exclusief energie Voeding- en genotmiddelen Agrarische grondstoffen Metalen Energie Inflatie Eurozone (hicp) Externe data voor Nederland Relevante wereldhandel goederen en diensten niveaus Eurokoers (dollar per euro) Olieprijs (dollar per barrel) Korte rente Verenigde Staten Eurogebied Lange rente Verenigde Staten Duitsland (a) Goederen en diensten exclusief grond- en brandstoffen. 82 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 0,4 -0,3 -1,1 9,8 3,0 -4,5 -2,8 -5,5 9,1 -0,1 2,0 2,5 4,7 10,7 5,4 1,6 1,6 -0,4 9,5 4,2 -0,8 2,2 1,7 7,7 3,5 -0,2 1,5 1,4 7,7 3,3 1,0 2,4 -0,1 7,0 3,4 1,5 2,4 0,6 6,9 3,1 1,6 2,1 0,7 6,7 3,1 1,5 2,4 0,8 6,2 3,5 2,9 -10,5 12,3 6,3 2,7 2,9 2,6 3,1 3,1 3,3 6,4 28,1 1,4 24,3 -0,7 -7,8 35,7 3,3 -9,9 -32,3 -17,6 -15,1 -17,1 -19,2 -35,4 0,3 3,6 29,0 34,2 12,1 33,2 48,2 27,6 1,6 5,1 33,0 17,0 20,2 22,7 13,5 37,6 2,7 -1,4 -0,9 -12,2 -2,4 -12,7 -16,8 1,8 2,5 0,3 -2,8 -1,6 0,7 1,6 -4,2 -3,0 1,3 -1,0 -8,6 -8,6 1,3 -9,8 -14,2 -8,7 0,4 -9,4 -42,7 -22,6 -17,7 -17,6 -28,3 -47,0 0,0 -1,7 -13,2 -1,9 4,0 -4,0 -5,7 -16,7 0,1 1,0 13,8 3,7 4,4 0,9 4,5 17,6 0,5 1,2 -10,3 10,1 5,7 1,4 2,2 3,9 3,8 3,4 3,2 5,4 2,4 0,8 -0,8 6,8 1,0 21,9 -9,2 -4,2 -2,3 -0,6 -8,1 -3,2 -30,9 8,2 4,7 0,8 2,6 7,8 4,2 28,7 8,1 4,1 2,6 -0,5 8,8 2,8 26,9 3,2 1,7 2,2 1,4 1,6 1,6 8,7 -1,9 -0,6 -0,3 0,0 -1,4 -0,3 -6,2 -2,7 -1,5 -1,0 -0,2 -3,4 -0,8 -7,9 -5,1 0,8 1,0 3,2 -2,1 1,9 -29,1 -3,7 -3,2 -0,5 -1,7 -5,1 -2,9 -7,1 2,1 0,4 0,4 -1,4 2,5 -0,3 12,2 0,7 -3,9 6,7 0,7 5,3 -3,2 -1,3 6,0 -2,2 1,2 1,47 96,9 1,39 61,5 1,33 79,5 1,39 111,3 1,28 111,7 1,33 108,7 1,33 99,0 1,11 52,5 1,11 43,7 1,11 51,4 2,9 4,6 0,5 1,2 0,3 0,8 0,3 1,4 0,2 0,6 0,2 0,2 0,2 0,2 0,3 0,0 0,7 -0,3 0,9 -0,4 3,6 4,0 3,2 3,3 3,2 2,8 2,8 2,6 1,8 1,6 2,3 1,6 2,5 1,2 2,1 0,5 1,7 0,0 1,5 -0,1 83 Bijlage 4 Nederlandse invoer en uitvoer, 2003-2017 2003 2004 2005 2006 2007 mutaties per jaar in % Invoervolume Goederen en diensten Goederen Energie Goederen (exclusief energie) Consumptiegoederen (exclusief energie) Investeringsgoederen Grondstoffen en halffabrikaten (exclusief energie) Diensten 1,7 3,0 -3,1 3,7 -1,1 7,1 4,0 -1,5 7,1 9,1 11,9 8,8 1,1 -4,9 11,9 1,7 5,3 5,9 -0,1 6,7 0,5 2,4 8,1 3,8 7,8 9,5 7,1 9,9 5,9 13,2 10,1 2,7 5,6 5,9 1,7 6,7 5,3 6,7 6,8 4,5 Uitvoervolume Goederen en diensten Goederen Energie Goederen (exclusief energie) Goederen en diensten (exclusief energie) w.v. binnenslands geproduceerd wederuitvoer diensten Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten Handelsprestatie (a) Marktprestatie (b) 1,6 2,6 -3,6 3,1 1,9 -1,5 9,1 -2,0 3,5 -1,9 -5,0 8,9 10,5 25,1 9,3 7,9 4,1 15,6 3,2 8,1 0,8 -4,0 5,6 6,0 -0,7 6,6 6,1 2,8 10,9 4,2 6,5 -0,9 -3,7 7,0 8,3 5,1 8,7 7,2 3,2 14,6 2,0 8,0 -1,0 -4,9 5,6 5,5 1,2 6,0 6,1 3,7 8,4 6,4 7,5 -1,8 -3,8 Prijsontwikkeling Invoer goederen en diensten Invoer goederen Uitvoer goederen en diensten Uitvoer energie Uitvoer goederen en diensten (exclusief energie) w.v. binnenslands geproduceerd wederuitvoer diensten Concurrentenprijs (c) Prijsconcurrentiepositie (d) -1,2 -2,4 -0,9 1,9 -1,1 -0,3 -3,4 1,3 -7,6 -6,5 1,4 1,3 1,0 9,9 0,5 1,0 -1,2 2,0 -1,5 -1,9 3,0 3,4 3,4 32,1 1,4 3,4 -1,3 2,1 2,6 1,2 2,9 3,4 3,2 21,3 1,6 3,3 -0,5 1,9 1,7 0,1 1,8 1,7 1,7 0,7 1,9 3,0 0,6 1,7 -1,9 -3,7 6,6 8,0 7,3 8,9 8,6 Saldo lopende rekening (% bbp) (a) Uitvoer goederen en diensten minus relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten. (b) Binnenslands geproduceerde uitvoer goederen minus relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten. (c) Goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen. (d) Concurrentenprijs minus uitvoerprijs goederen en diensten exclusief energie. 84 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2,2 1,2 -0,4 1,5 1,4 0,7 1,5 5,5 -7,7 -10,0 -3,4 -11,4 -4,8 -17,1 -11,6 -0,4 9,3 10,5 10,2 10,6 3,7 -3,3 12,7 6,1 3,5 2,9 6,0 2,3 0,6 17,9 1,4 5,1 2,7 2,8 9,8 1,0 0,0 -4,5 1,6 2,3 1,0 1,3 1,3 1,3 -1,0 -3,3 1,8 0,1 4,2 3,3 -4,2 5,4 0,9 -1,7 6,5 7,0 5,8 4,6 6,8 4,1 3,8 14,8 3,3 9,1 3,7 3,8 4,1 3,8 1,7 8,6 3,6 3,5 3,8 4,2 3,4 4,3 1,6 3,9 4,7 2,9 1,8 0,9 5,8 0,2 1,4 -4,0 4,4 5,8 1,2 0,6 -5,2 -8,9 -10,0 -9,1 -10,1 -8,9 -9,0 -11,2 -4,5 -10,3 1,4 1,4 10,5 11,5 16,2 10,9 10,0 7,2 14,2 7,3 10,1 0,4 -2,9 4,4 4,2 4,8 4,1 4,4 7,2 1,4 5,3 5,7 -1,3 1,5 3,8 3,6 10,0 2,4 2,9 1,6 3,2 4,6 1,4 2,4 0,1 2,1 1,8 4,3 1,3 1,8 1,4 1,2 3,3 2,2 0,0 -0,7 4,5 3,2 -2,8 4,5 5,6 3,5 5,4 9,3 3,9 0,6 -0,4 5,0 3,5 2,8 3,6 5,2 2,6 4,4 10,4 3,8 1,2 -1,1 3,2 3,2 -0,7 3,7 3,5 3,2 4,2 3,0 3,4 -0,2 -0,2 3,1 3,2 -0,3 3,6 3,4 2,9 4,2 2,9 3,2 -0,1 -0,3 4,6 5,4 4,3 23,6 2,3 3,3 1,0 2,9 0,7 -1,6 -7,3 -9,2 -6,5 -27,5 -3,4 -7,1 -2,8 -0,1 -3,9 -0,4 6,6 8,2 5,4 17,9 4,5 5,8 3,8 2,2 6,7 2,2 6,5 8,1 4,8 24,6 2,6 4,9 2,1 -0,4 0,7 -2,0 2,7 3,2 2,4 9,5 1,4 1,7 1,7 0,1 5,3 4,0 -1,2 -1,9 -0,8 -5,4 -0,1 -0,6 -0,3 1,3 -3,2 -3,2 -2,0 -2,7 -2,1 -9,7 -1,0 -1,7 -0,8 -0,2 -1,3 -0,3 -3,6 -5,1 -2,9 -26,4 0,2 -1,9 1,9 0,4 6,0 5,8 -2,5 -3,7 -2,2 -11,1 -1,5 -1,0 -2,9 0,5 -2,2 -0,8 1,8 2,1 1,7 12,1 0,9 2,2 -0,3 1,1 1,2 0,2 5,2 6,2 7,7 8,8 10,2 10,2 8,5 8,5 8,7 8,2 85 Bijlage 5 Consumptie en inkomen van huishoudens en investeringen, 2003-2017 2003 2004 2005 2006 2007 volumemutaties per jaar in % Consumptie Vaste lasten (a) Overige consumptie w.v. voedings- en genotmiddelen duurzame consumptiegoederen overige goederen en diensten Totale consumptie 3,0 -1,1 0,5 -1,1 -1,7 -0,2 2,9 -0,1 0,7 0,6 -0,7 0,6 2,4 0,4 -0,1 1,3 0,1 0,9 -9,8 2,7 2,2 6,2 1,3 -0,3 -0,9 2,7 2,1 5,5 1,5 1,9 Reëel beschikbaar gezinsinkomen Arbeidsinkomen Uitkeringsinkomen Overig Totaal inkomen -1,4 1,8 -5,1 -1,4 -2,1 0,6 3,6 -0,3 -2,0 -1,8 4,4 -0,6 -1,1 1,1 2,5 0,2 1,1 -2,4 8,7 1,9 -1,9 7,6 5,6 -1,5 5,2 3,7 -1,5 5,1 3,6 5,5 3,3 5,8 7,2 5,1 8,9 15,3 15,8 16,5 % beschikbaar gezinsinkomen (b) Besparingen Individueel Collectief (c) Totaal 0,3 7,1 7,4 -0,5 7,4 6,8 mutaties per jaar in % Investeringen Investeringen bedrijven in woningen Investeringen bedrijven in overige vaste activa -4,0 -1,7 4,6 0,0 niveaus in % Investeringsquote (d) 15,7 15,4 (a) Aardgas, woningdiensten en niet-verzekerde zorg. (b) Inclusief collectieve besparingen. (c) Saldo pensioenpremies en pensioenuitkeringen. (d) Investeringen bedrijven in overige vaste activa in procenten van de bruto toegevoegde waarde (in basisprijzen) van bedrijven exclusief onroerendgoedsector. (e) Individuele spaarquote valt in 2017 0,6%-punt lager uit door de verwerking van Pensioen in Eigen Beheer, zie het kader in hoofdstuk 1. 86 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 1,5 0,7 -0,1 2,0 0,4 0,9 0,5 -2,8 -1,9 -5,9 -1,7 -2,1 3,5 -1,0 0,1 1,8 -2,6 0,0 0,2 0,1 0,7 -0,2 0,1 0,2 2,5 -2,3 0,6 -5,4 -1,9 -1,2 2,4 -2,2 -1,9 -4,7 -1,1 -1,0 -0,6 0,6 0,1 2,4 0,0 0,3 1,2 2,0 2,1 3,6 1,2 1,8 1,2 1,4 1,7 4,3 0,1 1,3 1,2 2,1 2,2 4,9 0,8 1,8 -3,4 5,4 -1,6 -0,9 7,0 1,5 -14,3 0,7 -2,4 3,0 -0,8 -0,7 0,9 2,1 -1,7 0,6 -0,2 0,6 -4,5 -0,8 -1,5 -0,8 -1,3 -1,3 -0,2 -1,8 1,0 -0,5 4,8 2,8 0,1 3,5 4,8 -0,8 6,2 3,6 0,5 0,6 4,2 1,2 -3,2 6,6 3,4 -0,6 6,8 6,2 -1,3 6,1 4,9 -0,8 6,6 5,8 -0,4 7,6 7,2 -0,7 8,0 7,3 -1,4 7,7 6,3 0,2 5,8 6,0 2,2 6,1 8,3 1,7 (e) 6,3 8,0 0,4 6,1 -14,9 -10,5 -16,0 -2,9 -4,4 12,9 -12,9 -3,9 -12,2 -2,3 6,1 2,7 27,4 7,4 10,3 7,2 4,5 2,6 17,1 15,9 15,2 16,7 15,9 15,6 15,9 16,8 17,8 17,8 87 Bijlage 6 Prijzen en lonen, 2003-2017 2003 2004 2005 2006 2007 bijdragen per jaar in % Opbouw consumptieprijs Finale invoer Invoer grondstoffen en diensten Invoer energie -0,4 -0,2 0,0 -0,3 0,4 0,4 -0,2 0,5 0,5 0,2 0,2 0,4 0,0 0,5 0,0 Indirecte belastingen Huur Aardgas Kwartaire diensten 0,2 0,6 0,2 0,2 0,2 0,6 0,0 0,0 0,2 0,4 0,5 0,0 0,0 0,5 0,4 0,1 0,0 0,5 0,2 0,1 Arbeidskosten Bruto margeverbetering 1,0 0,3 -0,4 0,6 -0,4 -0,1 0,2 0,6 1,0 -0,1 mutaties per jaar in % Consumptieprijs 1,9 1,5 1,5 2,7 2,3 Prijsindices Inflatie, geharmoniseerde consumentenprijsindex (hicp) Nationale consumentenprijsindex (cpi) Afgeleide nationale consumentenprijsindex (cpi) 2,2 2,1 1,9 1,4 1,3 0,9 1,5 1,7 1,4 1,7 1,1 1,5 1,6 1,6 1,5 Loonvoet marktsector (a) Contractloon (inclusief overloop) Incidenteel Brutoloon Sociale lasten werkgevers Loonvoet marktsector Loonvoet bedrijven 2,7 0,4 3,1 0,6 3,7 3,8 1,5 -0,3 1,3 -0,1 1,1 1,2 0,8 2,0 2,8 -0,7 2,2 2,3 1,9 1,1 2,9 -1,0 1,9 2,0 1,8 1,4 3,2 0,3 3,5 3,5 De koppeling Contractloon Bruto minimumloon Netto minimumuitkering 2,8 3,1 2,8 1,2 0,6 1,4 0,7 0,0 -0,1 2,0 1,1 4,5 2,0 2,4 3,1 Overig Prijs toegevoegde waarde marktsector 1,1 0,4 0,8 0,4 1,0 (a) Marktsector betreft bedrijven exclusief zorg. 88 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 0,2 0,6 0,5 -0,5 -0,7 -0,6 0,3 1,4 0,7 0,6 0,9 0,6 0,5 0,2 0,5 0,1 0,2 -0,2 -0,1 0,4 -0,4 0,2 0,1 -0,7 0,0 -0,2 -0,1 0,1 0,5 0,2 0,2 0,4 0,5 0,1 0,2 0,0 -0,2 0,0 0,0 0,3 -0,2 0,0 -0,1 0,4 0,3 0,0 0,2 0,3 0,2 0,1 1,5 0,7 0,0 0,1 0,3 0,7 -0,1 0,0 0,2 0,5 -0,2 0,0 0,2 0,4 -0,4 0,0 0,1 0,3 0,0 0,0 1,6 -1,9 2,3 -1,5 -1,4 -0,2 0,2 -0,8 0,6 -1,1 0,5 -0,5 -0,3 0,2 -0,7 0,6 0,7 -0,3 0,1 -0,7 2,1 -1,0 1,0 2,1 1,5 2,4 0,8 0,0 0,3 0,6 2,2 2,5 2,2 1,0 1,2 0,9 0,9 1,3 1,1 2,5 2,3 2,2 2,8 2,5 2,1 2,6 2,5 1,3 0,3 1,0 0,6 0,2 0,6 0,4 0,0 0,2 0,1 0,5 0,6 0,5 3,3 -0,8 2,5 1,0 3,6 3,6 2,7 0,1 2,9 0,1 3,0 2,8 1,0 0,0 1,0 -0,9 0,2 0,5 1,2 0,2 1,4 0,4 1,8 1,7 1,6 0,4 2,0 0,9 2,9 2,9 1,2 0,3 1,5 0,2 1,6 1,9 1,0 -1,5 -0,5 1,3 0,8 1,0 1,3 0,7 2,0 -1,8 0,2 0,6 1,6 0,4 2,0 0,3 2,3 2,3 1,6 0,3 1,9 0,1 2,0 2,0 3,4 2,8 2,0 2,8 3,3 1,8 1,2 1,6 0,9 1,1 1,3 1,2 1,5 1,5 2,0 1,1 1,5 -0,4 1,0 1,1 3,0 1,4 1,0 1,6 1,7 1,7 1,7 1,6 1,7 1,2 1,0 3,9 1,8 -0,7 2,0 0,6 -0,1 0,4 0,5 0,4 89 Bijlage 7 Kerngegevens arbeidsmarkt (a), 2003-2017 2003 2004 2005 2006 2007 mutaties per jaar in duizenden personen (Beroeps)bevolking en arbeidsaanbod Bevolking w.o.15-74 jaar en niet-institutioneel (b) Beroepsbevolking (b) w.v. werkzame beroepsbevolking (b) werkloze beroepsbevolking (b) Arbeidsaanbod (c) w.v. structureel conjunctureel 76 64 -28 -124 96 49 83 -35 56 39 49 -22 71 -28 76 -104 38 34 80 58 22 79 61 18 26 31 51 120 -70 111 57 54 36 37 166 231 -64 187 78 109 68 68 68 70 0,2 0,3 1,0 0,7 0,7 -0,3 -0,5 2,3 -1,2 2,4 0,2 0,3 0,6 1,5 2,2 1,9 2,3 2,9 -1,5 4,6 0,2 0,3 2,0 2,9 3,0 2,9 3,2 2,8 1,1 4,3 niveau Participatiegraad 15-74 jaar (%) (b) 67 mutaties per jaar in % (Beroeps)bevolking en arbeidsvolume Bevolking w.o.15-74 jaar en niet-institutioneel (b) Beroepsbevolking (b) Werkzame beroepsbevolking (b) Werkzame personen Arbeidsvolume in gewerkte uren w.v. marktsector zorgsector overheid Arbeidsvolume zelfstandigen in gewerkte uren 0,5 0,5 -0,3 -1,6 -0,6 -1,1 -2,6 4,3 3,4 -2,2 0,3 0,3 0,6 -0,3 -1,2 0,3 0,4 1,4 -1,8 2,7 niveaus in duizenden werkzame personen Arbeidsvolume totaal w.v. marktsector zorgsector overheid Arbeidsvolume zelfstandigen 8381 6149 1155 993 1244 8283 6050 1154 995 1258 8339 6074 1194 988 1280 8519 6227 1229 979 1328 8771 6422 1266 995 1374 Aantal gewerkte uren per werkzaam persoon 1427 1448 1434 1430 1430 Werkloosheid (b) Werkloze beroepsbevolking (in duizenden personen) Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking) 395 4,8 466 5,7 489 5,9 419 5,0 355 4,2 Nationale definitie (b, d) Werkloosheid (in duizenden personen) Werkloosheidspercentage (niveau in % beroepsbevolking) 451 6,1 528 7,1 536 7,2 468 6,2 402 5,3 (a) Niveaus in personen in de prognosejaren afgerond op hele vijfduizenden. (b) 2003-2014: bron CBS; eerdere jaren: berekeningen CPB, gebaseerd op CBS-cijfers van vóór revisie. (c) Het arbeidsaanbod is gedefinieerd als de som van werkzame personen (bron: Nationale rekeningen) en de werkloze beroepsbevolking (internationale definitie). (d) De mutatie in de prognosejaren is gebaseerd op de mutatie volgens de internationale definitie. 90 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 64 58 152 189 -37 106 100 6 85 56 66 3 63 -13 81 -95 85 41 -29 -83 54 -6 77 -83 78 40 1 2 -1 75 69 6 62 88 132 50 81 64 41 22 49 97 68 -63 131 27 53 -27 61 27 -40 -52 13 -8 59 -68 75 21 34 79 -46 35 56 -20 85 80 25 85 -60 30 65 -35 85 75 65 65 0 60 60 0 70 71 70 70 71 71 70 70 70 70 0,4 0,5 1,8 2,3 1,6 1,7 1,2 3,6 2,7 0,1 0,5 0,5 0,8 0,0 -0,9 -1,4 -2,7 2,9 2,4 -0,5 0,5 0,3 -0,3 -1,0 -0,7 -0,7 -1,3 1,8 0,8 0,7 0,5 0,3 0,0 0,0 0,9 0,9 1,2 2,5 -2,0 1,7 0,4 0,7 1,5 0,6 -0,2 -0,9 -1,2 1,5 -1,4 1,0 0,3 0,8 0,8 -0,8 -1,2 -0,9 -1,1 -0,3 -0,3 0,4 0,4 0,2 -0,4 -0,6 -0,2 0,5 0,8 -1,0 0,6 2,0 0,4 0,2 0,4 1,0 0,9 0,5 1,2 -1,9 -1,1 0,9 0,5 0,6 0,3 1,0 1,0 1,0 1,6 -1,4 -0,1 -0,1 0,5 0,6 0,7 0,8 0,7 0,7 0,9 0,5 -0,6 0,6 8914 6500 1312 1012 1386 8838 6366 1349 1032 1383 8778 6245 1400 1045 1382 8854 6310 1425 1032 1409 8836 6287 1443 1021 1436 8732 6200 1434 1014 1447 8711 6209 1407 1011 1465 8792 6314 1385 1009 1477 8885 6425 1365 1010 1460 8940 6480 1370 1000 1475 1430 1422 1421 1422 1413 1418 1429 1422 1420 1420 318 3,7 381 4,4 435 5,0 434 5,0 516 5,8 647 7,3 660 7,4 614 6,9 555 6,2 555 6,2 357 4,6 434 5,5 479 6,1 473 6,1 560 7,1 708 8,9 709 9,0 680 8,6 600 7,6 600 7,5 91 Bijlage 8 Kerngegevens collectieve financiën, 2003-2017 2003 2004 2005 2006 2007 % bbp Collectieve uitgaven Openbaar bestuur Veiligheid Defensie Infrastructuur Onderwijs Zorg w.v. AWBZ Zvw overig (o.a. WMO) Sociale zekerheid w.v. AOW/ANW WW en bijstand arbeidsongeschiktheid overig (o.a. zorgtoeslag) Overdrachten aan bedrijven Internationale samenwerking Rente Bruto collectieve uitgaven Niet-belastingmiddelen w.v. materiële verkopen gasbaten overige inkomsten Netto collectieve uitgaven 10,5 1,6 1,2 1,7 5,2 6,7 3,6 3,1 0,0 11,4 4,7 2,0 2,3 2,5 2,0 1,8 2,4 44,5 6,3 2,8 0,8 2,6 38,2 10,0 1,7 1,2 1,6 5,2 6,7 3,6 3,1 0,0 11,3 4,6 2,0 2,1 2,5 1,8 1,8 2,3 43,6 6,7 2,9 0,9 2,9 36,9 9,7 1,6 1,2 1,6 5,1 6,6 3,6 3,0 0,0 10,9 4,5 2,0 1,9 2,5 1,6 1,9 2,2 42,4 6,8 2,8 1,0 3,0 35,6 9,5 1,7 1,2 1,7 5,1 8,0 3,6 4,3 0,0 11,0 4,4 1,8 1,7 3,0 1,5 1,9 2,0 43,5 7,3 2,7 1,5 3,1 36,2 9,3 1,7 1,1 1,7 5,1 8,0 3,4 4,2 0,3 10,5 4,3 1,5 1,7 3,0 1,5 1,9 2,0 42,7 6,9 2,7 1,3 2,9 35,8 Collectieve lasten w.v. belastingen premies wettelijke sociale verzekering 35,2 22,2 13,0 35,2 22,1 13,1 35,4 23,2 12,2 36,4 23,3 13,1 36,0 23,5 12,6 EMU-saldo en schuld EMU-saldo collectieve sector (a) w.v. centrale overheid (a) lokale overheid wettelijke sociale verzekering EMU-saldo structureel (EC-methode) EMU-schuld collectieve sector -3,0 -2,7 -0,4 0,0 -1,5 49,3 -1,7 -1,6 -0,3 0,2 -0,4 49,6 -0,3 0,1 -0,3 -0,1 0,7 48,9 0,2 0,8 -0,3 -0,3 0,1 44,5 0,2 0,5 -0,4 0,0 -1,1 42,4 3,5 2,7 1,6 0,8 15,4 12,9 3,7 1,4 1,4 2,0 14,9 13,0 3,9 2,2 1,5 2,4 14,6 12,9 mutaties per jaar in % Diversen Loonvoet sector overheid Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers Prijs netto materiële overheidsconsumptie (imoc) Prijs bruto overheidsinvesteringen (iboi) Werkgelegenheid sector overheid (% totaal) Werkgelegenheid bedrijfstak zorg (% totaal) (a) In 2013 inclusief opbrengst UMTS-veiling van 0,6% bbp. 92 2,8 3,9 1,8 1,9 16,0 12,4 4,7 4,1 -0,1 0,7 15,7 12,5 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 9,5 1,7 1,1 1,8 5,1 8,1 3,1 4,6 0,4 10,8 4,3 1,4 1,7 3,4 1,5 2,0 2,0 43,7 7,6 2,7 1,9 3,0 36,2 10,6 1,9 1,2 1,9 5,5 9,1 3,5 5,2 0,4 11,9 4,7 1,8 1,8 3,7 2,3 1,7 2,0 48,0 7,2 2,7 1,4 3,1 40,8 10,3 1,8 1,3 1,9 5,5 9,4 3,6 5,3 0,5 12,1 4,7 2,0 1,7 3,7 2,1 2,0 1,8 48,1 7,1 2,7 1,5 2,8 41,1 9,9 1,7 1,3 1,8 5,4 9,5 3,6 5,3 0,5 12,3 4,8 2,0 1,7 3,8 1,7 1,8 1,8 47,1 7,0 2,7 1,6 2,6 40,1 9,8 1,8 1,2 1,6 5,3 9,8 4,0 5,3 0,5 12,4 5,0 2,2 1,6 3,6 1,7 1,8 1,6 47,1 7,2 2,7 2,0 2,6 39,9 9,5 1,8 1,2 1,6 5,3 9,8 3,9 5,4 0,5 12,7 5,1 2,5 1,6 3,4 1,7 1,8 1,5 46,9 8,0 2,6 2,1 3,3 38,9 9,7 1,7 1,1 1,5 5,3 9,7 3,8 5,4 0,5 12,5 5,2 2,2 2,0 3,1 1,4 2,0 1,4 46,4 6,6 2,6 1,4 2,6 39,8 9,1 1,7 1,1 1,4 5,4 9,6 2,6 5,7 1,2 12,6 5,4 2,1 1,9 3,2 1,4 2,1 1,3 45,5 5,9 2,6 0,7 2,6 39,6 8,9 1,7 1,0 1,4 5,3 9,5 2,6 5,7 1,2 12,6 5,4 2,0 1,9 3,3 1,4 1,5 1,1 44,5 5,1 2,5 0,4 2,2 39,4 8,7 1,6 1,1 1,4 5,3 9,5 2,6 5,8 1,1 12,5 5,4 1,9 1,9 3,3 1,4 1,7 1,0 44,1 4,8 2,5 0,3 2,0 39,3 36,4 22,9 13,5 35,4 22,6 12,8 36,1 23,0 13,1 35,9 22,1 13,8 36,0 21,3 14,7 36,5 21,6 14,9 37,5 22,7 14,9 37,7 23,5 14,2 38,2 23,7 14,6 38,7 24,4 14,3 0,2 0,4 -0,7 0,5 -1,1 54,5 -5,4 -3,2 -0,8 -1,4 -3,6 56,5 -5,0 -3,7 -1,1 -0,3 -3,6 59,0 -4,3 -2,6 -0,7 -1,0 -3,5 61,6 -3,9 -2,9 -0,4 -0,6 -2,1 66,4 -2,4 -0,7 -0,4 -1,3 -0,7 67,7 -2,3 -1,1 -0,2 -1,0 -0,6 67,9 -1,9 -1,7 -0,3 0,2 -1,1 65,1 -1,1 -1,4 -0,3 0,6 -0,9 63,3 -0,7 -0,8 -0,3 0,4 -0,8 61,8 3,5 3,2 3,2 2,9 14,5 13,2 3,7 3,2 0,4 0,7 14,9 13,6 1,4 0,4 2,0 2,5 15,3 14,2 2,1 1,0 0,9 0,8 13,2 12,9 2,9 1,5 2,2 0,6 13,0 13,2 1,8 0,3 1,4 1,4 12,8 13,3 0,5 0,5 1,0 0,2 12,7 13,1 3,0 0,7 -0,9 -0,1 12,3 12,8 3,0 2,3 0,5 0,1 12,1 12,5 1,4 1,0 0,8 0,1 11,9 12,5 93 Bijlage 9 Sociale zekerheid, 2003-2017 2003 2004 2005 2006 2007 Inactieven/actieven Inactieven (duizenden uitkeringsjaren) w.v. AOW ANW ziekteverzuim arbeidsongeschiktheid totaal werkloosheidsuitkering bijstand (WWB/IOAW/IOAZ, duizenden personen) Arbeidsvolume (duizenden mensjaren) (a) 4090 2264 125 315 816 223 348 6425 4131 2300 120 286 801 271 355 6407 4141 2340 114 279 778 281 350 6432 4110 2380 110 321 730 240 328 6538 4044 2427 103 319 715 184 296 6732 i/a-ratio (%) 63,7 64,5 64,4 62,9 60,1 4¼ 4¼ 4 4¼ 2¾ 4½ 2¼ 4½ 1¾ 5½ -2¾ -2¼ -¾ -3¾ ¼ -5¾ ¼ -7¼ ¾ -7½ mld euro Vermogenspositie werknemersfondsen (b) AO AWF/UFO Vermogenspositie AWBZ en Zvw AWBZ/Wlz Zvw (a) Exclusief ziekteverzuim. (b) De vermogenspositie meet het verschil tussen het feitelijke vermogen en het normvermogen per ultimo van het jaar. Bij AWBZ/Wlz en Zvw is het normvermogen op nul gesteld. 94 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 4012 2480 97 306 706 148 275 6875 4123 2544 90 313 701 197 278 6786 4261 2605 83 326 704 234 308 6729 4346 2695 76 323 700 225 326 6775 4450 2811 66 315 666 262 331 6740 4620 2904 50 302 667 335 362 6670 4732 2979 36 293 672 364 388 6661 4786 3046 28 298 672 339 403 6723 4830 3085 20 305 670 330 415 6785 4850 3105 20 305 670 325 420 6840 58,4 60,8 63,3 64,1 66,0 69,3 71,0 71,2 71,2 70,9 1¼ 7½ 1¾ 4¾ 2¾ ¾ 2¾ -2¾ 3½ -6 2½ -10½ 1½ -13 1¾ -15 3¾ -16¼ 6½ -16¾ -¾ -6¾ -4 -9¼ -7¼ -5¼ -10½ -4½ -15 -3½ -18¼ -1½ -21 -1½ -20½ -1¼ -18¾ -¾ -17¼ -¾ 95 Bijlage 10 Belasting- en premietarieven, 2013-2017 2013 2014 2015 2016 2017 17,90 0,60 12,65 5,85 10,85 42 52 17,90 0,60 12,65 5,10 10,85 42 52 17,90 0,60 9,65 8,35 13,85 42 52 17,90 0,60 9,65 8,40 12,25 40,40 52 17,90 0,10 9,65 8,90 13,15 40,80 52 4,00 0 0,55 0,50 2,75 1,70 0 7,75 4,95 0 1,03 0,50 2,68 2,15 0 7,50 5,25 0 1,15 0,50 2,16 2,07 0 6,95 5,88 0 1,12 0,50 1,78 2,44 0 6,75 6,16 0 1,10 0,50 1,45 2,60 0 6,65 in % Tarieven loon- en inkomstenheffing AOW-premie eerste en tweede schijf (niet voor 65-plussers) ANW-premie eerste en tweede schijf AWBZ/Wlz-premie eerste en tweede schijf Belastingtarief eerste schijf Belastingtarief tweede schijf Belastingtarief derde schijf Belastingtarief vierde schijf Overige tarieven AOF basispremie werkgever AOK gedifferentieerde premie werkgever WHK premie UWV werkgever WKO premie werkgever WW gemiddelde wachtgeldpremie werkgever WW marginale AWF-premie werkgever WW marginale AWF-premie werknemer Inkomensafhankelijke Zvw-premie in euro's Schijven en kortingen loon- en inkomstenheffing Lengte eerste belastingschijf Lengte tweede belastingschijf (geboren op of na 1-1-1946) Lengte tweede belastingschijf (geboren vóór 1-1-1946) Lengte derde belastingschijf (geboren op of na 1-1-1946) Lengte derde belastingschijf (geboren vóór 1-1-1946) Algemene heffingskorting Algemene heffingskorting 65-plus Arbeidskorting Alleenstaande-ouderkorting Combinatiekorting Aanvullende combinatiekorting Inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting Ouderenkorting Ouderenkorting boven inkomensgrens Alleenstaande-ouderenkorting Aanvullende ouderenkorting 19645 13718 13910 22628 22436 2001 1034 1723 947 0 1024 1109 1032 150 429 0 19645 13718 13910 23168 22976 2103 1065 2097 947 0 1024 1109 1032 150 429 0 19822 13767 14035 23996 23728 2203 1123 2220 0 0 1033 1119 1042 152 433 0 19922 13793 14105 32706 32394 2242 1145 3103 0 0 1039 1730 1187 70 436 0 19982 13809 14148 33281 32942 2254 1151 3223 0 0 1043 1735 1292 71 438 0 Overige inkomensgrenzen en nominale zorgpremie Franchise AWF Maximum premie-inkomensgrens WNVZ Maximum premie-inkomensgrens Zvw Nominale zorgpremie per volwassene (a) Standaardpremie Zvw t.b.v. zorgtoeslag 0 50853 50853 1213 1478 0 51414 51414 1098 1329 0 51976 51976 1158 1408 0 52763 52763 1199 1468 0 53697 53697 1240 1481 (a) NZa-premie; exclusief gemiddelde eigen betalingen. 96 Bijlage 11 Nominaal besteedbare inkomens, 2016 Mediaan nominaal besteedbaar inkomen in euro Omvang in % totaal (a) 2016 2016 Inkomensniveau (b) < 175% WML 175 - 350% WML 350 - 500% WML > 500% WML 19300 34300 51500 74000 36 38 16 11 Inkomensbron (c) Werkenden Uitkeringsgerechtigden Gepensioneerden 39300 18700 24300 63 9 26 Huishoudtype Tweeverdieners Alleenstaanden Alleenverdieners 42700 21200 34100 52 42 6 Gezinssamenstelling (d) Met kinderen Zonder kinderen 42600 31900 26 48 Alle huishoudens 31900 100 (a) Percentage van totaal aantal huishoudens in 2016. (b) Bruto inkomen uit arbeid of uitkering op huishoudniveau; het bruto minimumloon (WML) is in 2016 ongeveer 19.800 euro. (c) De indeling naar inkomensbron is op basis van de hoogste inkomensbron op huishoudniveau, waarbij een huishouden waarvan hoofd of partner winstinkomen heeft, bij werkenden wordt ingedeeld. Huishoudens met vroegpensioen of studiefinanciering als hoogste inkomensbron zijn uitgezonderd. (d) De indeling naar gezinssamenstelling is op basis van aanwezigheid van kinderen tot 18 jaar en is exclusief huishoudens van gepensioneerden. 97 Bijlage 12 Koopkracht, wig, lonen en sociale lasten, 2003-2017 2003 2004 2005 2006 2007 mutaties per jaar in % Koopkracht (statisch) (a) Mediaan alle huishoudens Koopkracht standaardhuishoudens (b) Tweeverdieners met kinderen, modaal + ½ x modaal Tweeverdieners met kinderen, 2x modaal + ½ x modaal Tweeverdieners zonder kinderen, modaal + modaal Tweeverdieners zonder kinderen, 2x modaal + modaal Alleenstaande, minimumloon Alleenstaande, modaal Alleenstaande, 2x modaal Alleenstaande ouder, minimumloon Alleenstaande ouder, modaal Alleenverdiener met kinderen, modaal Alleenverdiener met kinderen, 2x modaal Minimumuitkeringsgerechtigden, paar met kinderen Minimumuitkeringsgerechtigden, alleenstaande Minimumuitkeringsgerechtigden, alleenstaande ouder AOW alleenstaande, alleen AOW AOW alleenstaande, AOW + 10.000 euro aanvullend AOW paar, alleen AOW AOW paar, AOW + 10.000 euro aanvullend pensioen Bruto modaal inkomen (euro per jaar) Prijsindex Nationale consumentenprijsindex (cpi) -1,2 0,2 -1,4 1,9 1,2 -1,5 -1,0 -1,4 -0,9 -0,3 -1,4 -0,5 -0,3 -1,1 -1,5 -0,5 -0,9 -1,1 0,2 -0,8 0,4 -1,0 0,5 28500 1,8 0,7 0,4 0,2 0,3 0,4 0,1 0,1 2,0 0,7 -0,6 0,2 -0,1 0,4 0,6 -0,6 0,4 -0,4 29000 -2,3 -2,6 -3,0 -2,8 -2,3 -3,1 -2,7 -2,6 -1,0 -1,9 -3,0 -1,0 -2,2 -1,0 -0,7 -1,5 -0,3 -1,2 28500 1,0 4,1 1,4 0,9 1,7 1,5 0,7 1,4 2,2 1,6 6,4 3,5 1,7 2,6 3,6 2,6 2,2 6,5 29500 2,0 2,1 1,9 2,0 1,6 1,9 2,0 1,6 2,0 1,5 1,9 1,0 1,0 1,2 1,2 1,2 1,2 1,4 30000 2,1 1,2 1,7 1,1 1,6 173,0 217,9 176,8 221,3 185,0 229,6 196,6 244,4 45,6 21,1 8,2 9,2 2,9 0,7 24,5 4,2 4,1 17,5 -1,2 43,3 19,4 7,3 8,9 2,8 0,5 23,8 3,8 4,3 17,4 -1,7 42,6 19,6 7,7 8,7 2,6 0,5 23,1 3,8 4,0 17,3 -2,0 mld euro Lonen bedrijven Brutoloon Loonkosten 170,8 215,1 % loonkosten Sociale lasten bedrijven Totaal w.v. werkgevers w.v. pensioenpremie sociale verzekering loondoorbetaling bij ziekte overig w.v. werknemers w.v. pensioenpremie sociale verzekering loon- en inkomstenheffing toeslagen 45,5 21,4 8,7 9,3 2,7 0,7 24,1 3,8 4,3 17,1 -1,1 45,6 21,5 8,7 9,5 2,7 0,7 24,1 3,9 4,2 17,1 -1,1 (a) De statische koopkracht houdt geen rekening met overgangen zoals promotie, baanverlies, samenwonen, scheiden en gezinsuitbreiding. Incidentele loonontwikkeling wordt niet meegenomen. De mediaan is de middelste van de naar grootte gerangschikte koopkracht van huishoudens. Dat wil zeggen dat de helft van alle huishoudens een hogere koopkracht heeft en de helft een lagere koopkracht. (b) De mogelijkheid om de algemene heffingskorting te verzilveren tegen de heffing van de partner is vanaf 2009 beperkt voor partners die geboren zijn in 1972 of later zonder kinderen tot 6 jaar. Deze beperking is vanaf 2011 meegenomen in de koopkrachtcijfers. 98 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 0,1 1,4 -0,5 -1,2 -1,9 -1,3 1,3 1,1 2,8 1,0 -1,0 -0,7 -0,8 -0,7 -0,5 -0,8 -0,6 5,2 -0,8 -0,8 -1,0 -0,6 -0,5 -0,3 -0,3 -0,3 -0,5 -0,4 31500 2,1 2,0 2,2 2,1 2,2 2,2 2,0 4,1 3,9 1,8 1,4 2,1 1,9 3,3 2,8 1,1 2,5 1,1 32500 -0,8 -0,8 -0,6 -0,7 -0,2 -0,5 -0,8 -0,1 -0,7 -1,2 -0,9 -0,4 -0,2 -0,5 -0,2 -0,5 -0,3 -0,5 32500 -1,0 -1,3 -1,3 -1,2 -0,8 -1,0 -1,1 -0,6 -0,8 -1,4 -1,8 -0,7 -1,3 -0,6 -1,2 -1,6 -1,6 -1,6 33000 -0,8 -1,7 -0,7 -1,8 -1,0 -1,0 -2,4 -1,7 -1,1 -2,2 -2,9 -2,2 -1,5 -1,8 -1,0 -1,2 -1,3 -1,4 33000 -1,4 -1,2 -0,1 -0,4 -0,2 -0,6 -0,6 0,2 -1,2 -1,4 -1,1 -1,5 -1,8 -1,7 0,6 -3,3 0,9 -3,5 35000 2,8 1,3 2,1 0,9 3,4 2,1 0,3 -0,3 1,3 -0,2 0,3 0,6 1,4 1,1 1,4 0,1 0,1 -0,1 35000 1,2 1,9 1,2 1,8 1,3 1,2 2,1 11,1 2,9 -1,6 1,6 1,4 0,1 0,1 0,6 -0,3 0,2 -1,1 35500 5,3 3,5 4,1 2,9 6,7 4,1 2,2 5,8 5,3 3,4 1,8 1,7 1,4 1,4 2,2 1,2 1,7 1,4 36500 0,5 0,6 0,4 0,5 1,2 0,4 0,6 1,3 0,7 0,2 0,1 0,8 0,1 0,9 0,5 0,6 0,5 0,6 37000 2,5 1,2 1,3 2,3 2,5 2,5 1,0 0,6 0,2 0,6 205,7 258,1 206,7 259,7 206,3 257,3 211,8 265,1 213,4 269,3 214,3 270,9 214,1 274,0 220,3 277,3 228,0 288,0 234,4 296,4 43,5 20,3 8,2 8,9 2,7 0,5 23,2 3,7 3,9 17,9 -2,4 42,9 20,4 8,4 8,9 2,8 0,4 22,6 4,1 2,7 18,2 -2,5 43,3 19,8 7,2 9,4 2,9 0,4 23,4 4,3 2,9 18,7 -2,4 43,5 20,1 7,3 9,6 2,9 0,4 23,4 4,3 3,0 18,6 -2,5 44,5 20,8 7,5 10,2 2,7 0,4 23,7 4,4 3,1 18,5 -2,2 44,9 20,9 8,1 9,8 2,6 0,4 24,0 4,3 3,1 18,8 -2,2 45,4 21,9 8,0 11,0 2,5 0,4 23,5 4,0 2,7 18,7 -1,9 44,0 20,6 6,7 10,8 2,6 0,4 23,4 3,6 2,8 19,0 -2,0 43,5 20,8 6,6 11,1 2,7 0,5 22,7 3,6 2,9 18,4 -2,1 44,4 20,9 6,8 11,0 2,6 0,5 23,5 3,6 2,9 19,1 -2,2 99 Verklaring van afkortingen AO Aof AOK AOW AWBZ AWf bbp BEPS Arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheidsfonds Arbeidsongeschiktheidskas AlgemeneOuderdomswet AlgemeneWetBijzondereZiektekosten;vervallenenper1‐1‐2015vervangen doorWlz AlgemeenWerkloosheidsfonds btw Brutobinnenlandsproduct BaseErosionandProfitShifting,eenOESO‐projecttegenbelastingontwijkende constructiesdoormultinationals Omzetbelastingvolgenshetstelselvanheffingoverdetoegevoegdewaarde CBS CEP CPB cpi CentraalBureauvoordeStatistiek CentraalEconomischPlan CentraalPlanbureau Consumentenprijsindex EC ECB EMU EU EuropeseCommissie EuropeseCentraleBank EconomischeenMonetaireUnie EuropeseUnie FED FederalReserveSystem;decentralebankvandeVerenigdeStatenvanAmerika hicp HLZ HarmonisedIndexofConsumerPrices;degeharmoniseerdeconsumentprijsindex Hervorminglangdurigezorg IBOI Indexvoordebrutooverheidsinvesteringen;betreftdeprijsmutatiesvanbruto overheidsinvesteringen Informatie‐encommunicatietechnologie InternationaalMonetairFonds Indexmateriëleoverheidsconsumptie;betreftdeprijsontwikkelingvandenetto consumptie Wetinkomensvoorzieningoudereengedeeltelijkarbeidsongeschiktewerkloze werknemers Wetinkomensvoorzieningoudereengedeeltelijkarbeidsongeschiktegewezen zelfstandigen ICT IMF IMOC IOAW IOAZ mkb Mld MLT MTO 100 Midden‐enkleinbedrijf Miljard Middellangetermijnverkenning Medium‐termobjective;middellangetermijndoelstellingvoorhetoverheidstekort inhetkadervandeEuropesebegrotingsregels NEPROM NZa VerenigingvanNederlandseProjectontwikkelingMaatschappijen NederlandseZorgautoriteit OPEC OTB OrganizationofthePetroleumExportingCountries Onderzoekvoordegebouwdeomgeving;afdelingvandeTechnischeUniversiteit Delft PEB Pensioenineigenbeheer QE Quantitativeeasing;kwantitatievegeldverruiming RDA Researchanddevelopmentaftrek SDE+ Stimuleringduurzameenergieproductie UFO UMTS UWV Uitvoeringsfondsvoordeoverheid UniversalMobileTelecommunicationsSystems UitvoeringsinstituutWerknemersverzekeringen VK vpb VS VerenigdKoninkrijk Vennootschapsbelasting VerenigdeStaten Wajong WAO WAZ WBSO Wgf WHK WIA WKO Wlz WML Wmo WNVZ WW WWB WWZ Wetarbeidsongeschiktheidsvoorzieningjonggehandicapten WetopdeArbeidsongeschiktheidsverzekering WetArbeidsongeschiktheidsverzekeringZelfstandigen WetBevorderingSpeur‐&Ontwikkelingswerk Wachtgeldfonds Werkhervattingskas Wetwerkeninkomennaararbeidsvermogen Wetkinderopvang Wetlangdurigezorg Wetminimumloonenminimumvakantiebijslag Wetmaatschappelijkeondersteuning Werknemersverzekeringen Werkloosheidswet Wetwerkenbijstand WetWerkenZekerheid Zvw Zorgverzekeringswet 101