INWERKINGTREDING NIEUWE EUROPESE VERORDENING SOCIALE ZEKERHEID Op 1 mei is de nieuwe Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van kracht geworden in de Europese Unie. De nieuwe Verordening zal de huidige regels, vervat in Verordening 1408/71, vervangen. Deze verordening bepaalt welk systeem van sociale zekerheid van toepassing zal zijn op werknemers, zelfstandigen, ambtenaren en andere professioneel actieve personen die zich binnen de Europese Unie in een situatie van grensoverschrijdende tewerkstelling bevinden. De nieuwe Verordening breidt dit bovendien uit tot de personen die niet of niet meer professioneel actief zijn (werklozen, zieken, gepensioneerden). De Verordening bevat dus enkel een aanwijsregeling, ze vaardigt geen inhoudelijke regels uit. De sociale zekerheid is immers een bij uitstek nationale materie. Dit blijkt ook uit het feit dat sociale zekerheid in het kader van de Europese Unie een bevoegdheid is waarover met unanimiteit moet worden beslist. We zetten voor u in deze bijdrage de grote principes uiteen die ten grondslag liggen aan deze nieuwe Verordening, en wijzen daarbij ook op de belangrijkste veranderingen die plaatsvinden ten opzichte van de vorige Verordening. UNICITEIT EN WERKLANDPRINCIPE Hoofdbetrachting van de coördinatie is om in elke situatie één en slechts één nationaal systeem van sociale zekerheid van toepassing te laten zijn, en te vermijden dat personen in bepaalde situaties onderworpen zijn aan twee of meer verschillende systemen van sociale zekerheid. In de bestaande Verordening 1408/71 werd soms van dit principe afgeweken, en bestonden er situaties van “gesplitste onderwerping”. Dat was in het bijzonder het geval in situaties waarbij een loontrekkende activiteit in één land gecombineerd werd met een zelfstandige activiteit in een ander land. Deze uitzonderingen verdwijnen in de tekst van de nieuwe Verordening, de wetgeving van het land van de loontrekkende activiteit zal in zulke gevallen van toepassing zijn. De hoofdregel voor het bepalen van het toepasselijke socialezekerheidsstelsel is het principe van het werkland. Dat betekent dat zoveel als mogelijk de sociale zekerheid van het land waar de prestaties geleverd worden van toepassing wordt verklaard: “Mijn sociale zekerheid is waar mijn werk is”. In een aantal gevallen zal het echter niet mogelijk zijn dit principe consequent te blijven toepassen. Bijvoorbeeld voor de niet actieve bevolking, die nu ook expliciet in het toepassingsgebied van de Verordening zit. Voor deze categorieën wordt voor het woonlandprincipe gekozen. Maar ook voor bepaalde categorieën van werkenden moeten andere regels worden toegepast. DETACHERING De detachering houdt in dat de sociale zekerheid van een land gedurende een bepaalde periode verder wordt toegepast terwijl de activiteit toch in een ander land wordt uitgeoefend. Het is dus een uitzondering op de toepassing van de algemene regel (werklandprincipe). In de nieuwe Verordening en de interpretatieve regels die erbij horen worden een aantal preciseringen aangebracht betreffende de detacheringvoorwaarden. - Een detachering kan in het kader van de nieuwe Verordening voor een periode van 24 maanden. Er moet dus geen verlenging (E102) meer worden gevraagd na de eerste periode van 12 maanden. - De nieuwe toepassingsverordening voorziet ook expliciet dat men iemand kan aanwerven met het oog op een detachering, op voorwaarde dat deze persoon al onderworpen was aan de sociale zekerheid van het uitzendende land. - Deze periode van voorafgaande onderwerping werd trouwens ook geüniformiseerd. Voortaan zullen alle lidstaten een termijn van voorafgaande onderwerping van minstens één maand vereisen voor werknemers, twee maanden voor zelfstandigen. - Ook het vereiste dat de werkgever die detacheert substantiële activiteiten moet uitoefenen in het uitzendende land werd nu expliciet in de wettekst opgenomen. - Er wordt nu eveneens vereist dat de werkgever de bevoegde instanties van de detachering op de hoogte brengt. Het E101-formulier dat het bewijs levert van het toepasselijke socialezekerheidsrecht wordt vervangen door een nieuw en vereenvoudigd formulier (A1-formulier). Voor Belgische werkgevers verandert er niet veel, aangezien detacheringaanvragen via de bestaande elektronische aanvraagprocedure op de portaalsite van de sociale zekerheid kunnen gebeuren. GELIJKTIJDIGE TEWERKSTELLING IN VERSCHILLENDE LANDEN Ook in een situatie van gelijktijdige of simultane tewerkstelling in verschillende landen zal het werklandprincipe niet kunnen worden toegepast. De Verordening herneemt hier in grote mate de bestaande regels, met één belangrijk verschil. Wie als werknemer gelijktijdig prestaties levert in verschillende landen, en daarbij substantiële activiteiten in zijn woonland uitoefent, zal onder de toepassing van de sociale zekerheid van het woonland vallen. Het vereiste van substantiële activiteit is nieuw en komt overeen met minstens een kwart van de activiteit, gemeten aan de hand van de arbeidsduur en het overeenkomstige salaris, en dit gedurende een redelijk voorzienbare periode in de toekomst (circa twaalf maanden). Indien er geen substantiële activiteit in het woonland is, wordt het woonlandprincipe niet toegepast, en zal de toepasselijke sociale zekerheid deze zijn van het land van de zetel van de werkgever. Indien een werknemer in verschillende landen werkt en verschillende werkgevers, gevestigd in verschillende landen heeft kan noch het werklandprincipe, noch het principe van de zetel van de werkgever worden toegepast. De Verordening keert dan terug naar de toepassing van het woonlandprincipe. Ook voor de situaties van gelijktijdige tewerkstelling in verschillende landen wordt momenteel een E101-formulier gebruikt. Ook hier verandert de procedure niet onmiddellijk (in België wordt een aanvraagformulier gebruikt dat kan gedownload worden op de portaalsite van de sociale zekerheid). INWERKINGTREDING EN BEPERKINGEN AAN HET TOEPASSINGSGEBIED De nieuwe Verordening is van kracht geworden op 1 mei en zal onmiddellijk van toepassing zijn op alle nieuwe situaties van grensoverschrijdende tewerkstelling die zich na deze datum zullen voordoen. Voor de bestaande situaties werd in een overgangsregeling voorzien. Bestaande situaties blijven in principe nog gedurende tien jaar onderworpen aan dezelfde wetgeving, ook al zouden ze door de toepassing van de nieuwe Verordening aan een andere wetgeving worden onderworpen. Er is wel een keuzerecht van de betrokken werknemer (of zelfstandige) om de nieuwe Verordening wel al van toepassing te verklaren. De overgangsbepalingen stellen dat de oude Verordening van toepassing blijft zolang de bestaande situatie onveranderd blijft. Indien een bestaande grensoverschrijdende situatie echter verandert, zal de nieuwe Verordening dus wel van toepassing worden. Het is mogelijk dat dit niet altijd onmiddellijk zichtbaar zal zijn, omdat de toepassing van de nieuwe Verordening niet noodzakelijk een verschillend resultaat zal hebben. De Verordeningen geven verder ook geen precieze definitie van het begrip “verandering”, dit zal wellicht in de praktijk worden ingevuld. Tenslotte merken we volledigheidshalve nog op dat het personele toepassingsgebied van de nieuwe Verordening (voorlopig nog) beperkter is dan dat van de oude Verordening. Deze was van toepassing op de landen van de Europese Unie maar ook op de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie en Zwitserland. Bovendien werd ze in 2003 van toepassing verklaard op de zogenaamde “derdelanders”, dit zijn de personen die in Europa werken, maar enkel omwille van hun nationaliteit niet onder het toepassingsgebied van de Verordening zouden vallen. Amerikanen, Chinezen, Afrikanen, enz. die grensoverschrijdend werkten in de Europese Unie konden op die manier dus ook gebruik maken van de regels van de Verordening. Het toepassingsgebied van de nieuwe Verordening is vooralsnog beperkt tot de Europese Unie, zonder verdere uitbreiding. Zolang deze uitbreidingen niet zijn goedgekeurd, blijven de betrokken personen dus onder het toepassingsgebied van de Verordening 1408/71. Tot nader order zal een kennis van de twee Verordeningen, de oude en de nieuwe, dus noodzakelijk zijn. Voor iedereen die geconfronteerd wordt met vragen betreffende de toepasselijke sociale zekerheid in het kader van grensoverschrijdend werken in de Europese Unie is het dus essentieel om een antwoord te hebben op de volgende vragen: “In welke lidstaten werkt de betrokken persoon voor mijn onderneming, volgens welk statuut en sinds wanneer?” “Oefent hij of zij nog een bijkomende professionele activiteit uit (zelfstandig bijberoep, als werknemer van een andere werkgever, enz.), waar en sinds wanneer?” “Waar zijn de andere werkgever of werkgevers gevestigd?” en “Waar woont de betrokken persoon”? Hebt u concrete vragen over deze materie? Wordt u geconfronteerd met concrete problemen bij de toepassing van deze Verordeningen? Aarzel niet ons te contacteren! Jan Briffaerts ISIS-Consult - “Your Guide In International Employment” Auguste Reyerslaan 80 1030 Brussel +32(2)706.78.93