PSYCHIATRISCHE DIFFERENTIAALDIAGNOSE VAN FRONTOTEMPORALE DEMENTIE 1 Cora Kerssens GGZ Ingeest Vumc Amsterdam DIFFERENTIAALDIAGNOSE FTD INHOUD FTD criteria (gedragsvariant) LOF-studie Psychiatrische differentiaaldiagnose Aanwijzingen voor de praktijk Conclusie en adviezen voor de praktijk 2 FTD o o o o o o Neurodegeneratieve aandoening waarbij de frontale en temporale hersenkwabben zijn aangedaan. heterogene pathologie (tau, FUS, TDP-43) gedragsvariant (meest voorkomend) bvFTD 2 taalvarianten (semantische dementie, PNFA) prevalentie 15-22/100 000 in leeftijdsgroep 45-64 jaar meestal preseniel (< 65 jaar) begin ziekteduur varieert van 2-20 jaar 3 BEHANDELING Geen bewezen therapie Trazolan tot 2x150 mg SSRI’s Comorbide stoornissen Casemanagement Prikkels 4 GENMUTATIES C9 Orf, MAPT, GRN 10-20 % familiair voorkomen autosomaal dominant 40% één familielid 5 DIAGNOSTISCHE CRITERIA FTD Raskovski ea Brain 2011 progressieve stoornis van het gedrag en/of de cognitie 6 MOGELIJKE FTD Tenminste 3 van de volgende 6 klinische kenmerken treden vroeg op A ontremming van gedrag B apathie/inertie C verlies van sympathie of empathie D perseveratief, stereotype of compulsief-ritualistisch gedrag E hyperoraliteit en veranderingen in voedingspatroon F neuropsychologisch profiel: executieve stoornissen 7 WAARSCHIJNLIJKE FTD moet voldoen aan de criteria voor mogelijke bvFTD (A) plus zowel B als C: B significante functionele achteruitgang C beeldvormend onderzoek: -frontale en/of anterieure temporale atrofie op MRI -frontaal en/ of anterieur temporaal hypoperfusie of hypometabolisme op SPECT of PET Definitief: PA of genmutatie 8 VOORBEELDEN GEDRAG A. Ontremming: reageren op allerlei prikkels, grappen, stelen, asociaal rijgedrag B. Apathie: op bed/bank, geen initiatief nemen C. Verlies empathie: geen reactie op overlijden D. Stereotype gedrag: wrijven, tikken, zelfde route, zitplaats, liedjes, woorden herhalen, star dagritme E. Hyperoraliteit: vraatzucht, buffet, koelkast leegeten, roken, spullen in mond doen 9 MRI FTD 10 PET-SCAN 11 EXCLUSIEKRITERIA Verklaard door andere (niet-)neurodegeneratieve, neurologische of somatische aandoeningen psychiatrische aandoening 12 PSYCHIATRISCHE DIFFERENTIAAL DIAGNOSE Onderscheid gedragsvariant FTD met psychiatrie lastig Onderzoeken 50% van de FTD patiënten kreeg aanvankelijk een psychiatrische diagnose (Woolley 2011) Bijna kwart mgl FTD bleek psychiatrie (Mendez 2007) 13 ETIOLOGIE LOF SYNDROOM directe laesie: vasculair, tumor neurodegeneratieve: FTD, AD, DLB psychiatrische aandoeningen: schizofrenie, depressie, bipolaire stoornis, OCD, autisme spectrum aandoeningen 14 LOF LAAT ONTSTAAN FRONTAALSYNDROOM 15 - - - Cross sectioneel Inclusie o.b.v. gedragskenmerken (vragenlijsten) Neurologisch, psychiatrisch, NPO MRI, PET en liquor Diagnose vóór en na resultaten aanvullend onderzoek Longitudinaal 1, 2 jaar klinische follow-up Na 2 jaar NPO en MRI herhaald Diagnose na 2 jaar is gouden standaard Berekening diagnostische waarde aanvullend onderzoek SLEUTELZOEKTEST 16 (3-5 series) 3 (>6 series) 4 tik één keer wanneer ik twee keer tik; tik twee keer wanneer ik (>3 fout) één keer tik. Serie 1-1-2-1-2-2-2-1-1-2 (3 fout) 2 (1-2 fout) 0 1 3 (foutloos) 5 tik één keer wanneer ik één keer tik. Tik niet wanneer ik (>3 fout) Twee keer tik. Serie 1-1-2-1-2-2-2-1-1-2 (3 fout) 0 1 2 (1-2 fout) 3 (foutloos) 6 ‘pak mijn handen niet vast’ 0 (steeds) 1 (spontaan wel, na instructie niet) 17 BOSTON NAMING TEST 18 TESTEN VOOR SOCIALE INTELLIGENTIE EMOTIEHERKENNING 19 FTD VS PSYCHIATRIE MMSE FAB FBI Frontal Behavioral Inventory 24 vragen 1-3 SRI Stereotypy Rating Inventory 5 vragen frequentie/ernst 20 Frontal Assessment Battery (FAB) 1 Wat is de overeenkomst tussen een banaan en een sinaasappel?0/1 Wat is de overeenkomst tussen een tafel en een stoel? Wat is de overeenkomst tussen een tulp, een roos en een madelief? 2 Noem zoveel mogelijk woorden beginnend met de letter ‘S’. (geen persoons- en plaatsnamen). 3 Luria (vuist-rand-palm) 3 series samen met patiënt 4 tik één keer wanneer ik twee keer tik; tik twee keer wanneer ik één keer tik. Serie 1-1-2-1-2-2-2-1-1-2 2 (1-2 fout) 5 tik één keer wanneer ik één keer tik. Tik niet wanneer ik Twee keer tik. Serie 1-1-2-1-2-2-2-1-1-2 6 ‘pak mijn handen niet vast’ 21 Vragen FBI 1.Apathie. Heeft hij/zij zijn/haar belangstelling verloren voor vrienden of dagelijkse bezigheden? 2.Aspontaniteit. Doet hij/zij wel eens iets uit zichzelf, of moet alles gevraagd worden? 3.Onverschilligheid, vlakheid. Reageert hij/zij net als altijd op vrolijke of verdrietige gebeurtenissen, of is hij/zij minder emotioneel dan vroeger? 4.Starheid. Kan hij/zij van gedachten veranderen als daar goede redenen voor zijn, of is hij/zij de laatste tijd koppig of star? 5.Concreetheid. Begrijpt hij/zij de juiste betekenis van dingen die gezegd worden, of neemt hij/zij alles letterlijk? 6.Zelfverwaarlozing.Verzorgt hij/zij zichzelf even goed als vroeger? 22 7.Desorganisatie. Kan hij/zij ingewikkelde activiteiten plannen en organiseren of is hij/zij gemakkelijk afgeleid, of niet in staat om iets door SRI 3. Spreekgedrag Vertelt hij/zij steeds hetzelfde verhaal of gebruikt hij/zij steeds dezelfde zinnen en woorden? Of zingt hij/zij steeds dezelfde liedjes? Indien nee, ga door naar de volgende vraag Indien ja, ga door met de subvragen hieronder 1. Herhaalt hij/zij steeds hetzelfde verhaal? 2. Zegt hij/zij bepaalde zinnen herhaaldelijk? 3. Zegt hij/zij bepaalde woorden herhaaldelijk? 4. Zingt hij/zij dezelfde liedjes herhaaldelijk? Als de screeningsvraag bevestigd wordt, bepaal frequentie en ernst Frequentie: 1. regelmatig—ongeveer eens per week 2. Matig frequent—meerdere malen per week maar niet dagelijks 3. Frequent— dagelijks (lminder dan 5 keer per dag) 4. Extreem frequent—dagelijks (meer dan 5 keer per dag of bijna continu) Ernst: 1. Mild—Stereotiep gedrag is aanwezig maar heeft weinig interferentie met dagelijks leven. 2. Matig—Stereotiep gedrag is evident, maar kan overwonnen worden door de verzorgende 3. Ernstig—Stereotiep gedrag is erg opvallend en reageert meestal niet op interventie van verzorgende en is een belangrijke bron van stress. 23 Figure: taart diagram: Uitkomsten LOF: FTD (40%), psychiatry (37%) and neurology (23%) (W. Krudop 2014) 24 FTD Klinische presentatie is heterogeen Groot scala aan gedragsveranderingen Grote gelijkenis met psychiatrische beelden! 25 BELANGRIJKSTE DIFFERENTIAALDIAGNOSE VAN FTD Depressie Manie OCD Persoonlijkheidsstoornis Schizofrenie Autistische stoornis Relatieprobleem Burn-out 26 FTD VS DEPRESSIE Overeenkomsten symptomen Interesseverlies, initiatiefverlies, apathie Remming/agitatie Verminderd –concentratie, besluiteloosheid -sociaal functioneren -zelfzorg Hulponderzoek depressie MRI-scan/Spect-scan: kan ook afwijkend zijn NPO: executieve stoornissen 27 APATHIE 28 FTD VS DEPRESSIE Aanwijzingen voor de praktijk Lijdensdruk Reageert niet op normale therapieën Gelijktijdig andere symptomen (ontremming of compulsief gedrag) Bij cognitieve problemen Bij verminderd empathisch vermogen of ziekte-inzicht Bij depressie vitale kenmerken Beloop, reactie op medicatie Depressie voorbode of ihkv FTD 29 FTD VS MANIE overeenkomsten symptomen Spreekdrang Witzelsucht Psychomotorische agitatie seksuele ontremming/indiscreties, Koopwoede Onverstandige investeringen Alcoholabusus 30 FTD VS MANIE NPO manie Ook cognitieve stoornissen als: Aandacht, geheugen, executieve functies 31 FTD VS MANIE Aanwijzingen voor de praktijk Bij manie sneller beloop itt FTD FTD blanco psychiatrische VG Bij FTD vaak mengbeeld met apathie en ander frontale symptomen Bij FTD gebrek aan empathie Beginleeftijd niet onderscheidend SSRI bij FTD mlg effectief, bij manie verergerend 32 FTD VS OBSESSIEF COMPULSIEVE STOORNIS (OCD) Symptomen OCD Dwanggedachtes en/of dwanghandelingen 33 DWANG 34 FTD VS OCD FTD vele, ritueel aandoende dwanghandelingen schijnbaar doelloos herhalen van een vaste looproute voortdurend smakken met de lippen of handen wrijven, herhalen van eenzelfde woord, lied of ritme continu tellen. 35 FTD VS OCD Aanwijzingen voor de praktijk Bij FTD geen inzicht in disproportionaliteit geen onderliggende motivatie geen gedachteneutralisatie of angstreductie Latere beginleeftijd 36 FTD VS PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS Overeenkomsten Onaangepast Gebrek aan empathie (geen spijt) Impulsiviteit Roekeloze onverschilligheid Onverantwoordelijk bedrag Prikkelbaar en agressief gedrag 37 ONAANGEPAST GEDRAG 38 FTD VS PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS Aanwijzingen voor de praktijk Beginleeftijd: adolescentie, vroege vlw heteroanamnese! 39 FTD VS RELATIEPROBLEMATIEK Relatieproblematiek Problemen doen zich met name in de relatie voor Inzicht in relatieproblemen Problemen passen bij de premorbide persoonlijkheid FTD Vooral de partner ervaart veel klachten Ook in andere sociale situaties Totale onbezorgdheid Hardnekkige ontkenning 40 SCHIZOFRENIE VS FTD Overeenkomsten symptomen Wanen/hallucinaties mogelijk Negatieve symptomen Gebrek aan ziekte-inzicht Sociaal inadequaat gedrag Ontremd gedrag (vraatzucht, polydipsie) Dwangmatig, repetitief, impulsief and stereotiep gedrag 41 SCHIZOFRENIE VS FTD 42 SCHIZOFRENIE VS FTD Cognitief Executieve dysfunctie met relatief behoud van visueel-spatiele vaardigheden sociale cognitie 43 FTD VS SCHIZOFRENIE Wanen FTD zijn fenomenologisch rijk en divers: Religieuze en paranoide, achtervolgingswanen phantom lodger Erotische betrekkingswanen Wanen over beroemde mensen Somatische wanen Wanen over parasitosis, besmetting of vervorming lichaam Hallucinaties: Auditieve, visuele, tactiele hallucinaties Omar J Neurol. 2009 44 RECHTS-TEMPORALE VARIANT Rechts-temporaal - - Specifiek bij rechts temporale variant: preoccupatie met spiritualiteit en wandelen prosopagnosie taalstoornissen (links temporaal) pre-occupatie met lichamelijke klachten C9Orf mutaties 45 FTD VS SCHIZOFRENIE Aanwijzingen voor de praktijk FTD: minder bizarre wanen of becommentariërende stemmen Reactie op medicatie Beloop 46 SAMENVATTING Symptomatologie van bvFTD is niet specifiek Uitgebreide psychiatrische differentiaaldiagnose Alert zijn bij: Niet opklaren klinisch beeld, ondanks meervoudige behandeling Verlies van ziekte-inzicht Verlies van empathie en sociaal invoelend vermogen Optreden van neurologische verschijnselen 47 AANBEVELINGEN Belangrijk om dd systematisch na te gaan ivm behandeling en prognose. De hetero-anamese is het belangrijkste diagnosticum bij FTD! Belangrijk multidisciplinaire diagnostiek Vastleggen van symptomatologie, dmv lijsten, NPO en aanvullend hulponderzoek Naast MRI, evt. ook SPECT/PET, EEG, LP Vervolgen in de tijd Bij twijfel behandelen mgl psychiatrische diagnose Aandringen op PA onderzoek 48 HANDIGE TIPS www.ftdexpertgroep.nl DVD ‘Ontregeld. Een drieluik over FTD’ (fragment en trailer op www.youtube.com) 49 FTD VRAGEN? 50 ONDERZOEKSPARTICIPANTEN LOF-STUDIE Dr. YAL. Pijnenburg, neuroloog VUMC Drs. W. Krudop, onderzoeksassistent neurologie VU Drs. C. Müller, onderzoeksassistent neurologie VUMC Prof. Dr. F. Barkhof, afdeling neuroradiologie VUMC Dr. B. van Berckel, afdeling nucleaire geneeskunde en PET-research, VUMC Prof. Dr. M. Blankenstein, afdeling klinische chemie, VUMC Drs. A. Dols, ouderenpsychiater, GGZ InGeest Prof. Dr. P. Eikelenboom, ouderenpsychiater, GGZ InGeest Dr. P. Heutink, geneticus, afdeling genetica VUMC Dr. W. M. van der Flier, hoofd onderzoek Alzheimercentrum VUMC Drs. PD Meesters, ouderenpsychiater, GGZ InGeest, Drs. D. Rhebergen, ouderenpsychiater, GGZ InGeest Prof.Dr. P. Scheltens, hoofd Alzheimercentrum VUMC Drs. S. Schouws, neuropsycholoog, GGZ InGeest Drs. C. Sonnenberg, ouderenpsychiater, GGZ InGeest Prof. Dr. M. Stek, ouderenpsychiater, GGZ InGeest 51 WOOLLEY ET AL. THE DIAGNOSTIC CHALLENGE OF PSYCHIATRIC SYMPTOMS IN NEURODEGERATIVE DISEASE. J. CLIN PSYCHIATRY 2011 52 RETROSPECTIEVE STUDIE NAAR MOGELIJKE FTD PATIËNTEN MET 2 JAAR FOLLOW-UP 53 Mendez et al. Accuracy of Clinical Evaluation for Frontotemporal Dementia. Arch Neurol. 2007; 64: 830-835 FTD VS SCHIZOFRENIE Velakoulis 2009: 6% in 751 cases Patiënten die op jonge leeftijd FTD ontwikkelen presenteren zichzelf vaak met psychotische verschijnselen. Tijdsinterval psychose tot stellen van diagnose: 10 jaar 54 UITKOMSTEN LOF OP T=0 55 W.Krudop, 2013 FTD VS AUTISME Symptomen autisme Beperkingen in de sociale interactie Beperkingen in de communicatie Stereotype patronen van gedrag en belangstelling 56 FTD VS AUTISME Aanwijzingen voor de praktijk Autisme vanaf vroege jeugd Cognitief profiel gb behalve sociale cognitie 57 TESTEN VOOR SOCIALE INTELLIGENTIE ‘faux-pas’ verhaaltjes Morele dilemma’s TOM test 58 SCHIZOFRENIE VS FTD FTD: frequentie psychotische symptomen? Frequentie niet goed onderzocht In literatuur: 0-20%? Veel casusbeschrijvingen dd. FTD-schizofrenie 59