Invoeringsnotitie eerste fase September 2013 Voorwoord In dit document wordt beschreven hoe wij de inrichting van de eerste fase havo/vwo de komende jaren vorm gaan geven. Het schooljaar 2012 – 2013 is door de gezamenlijke unitleidingen van unit I en unit III gebruikt om dit voornemen in concrete beleidsmaatregelen om te zetten met als doel een kwaliteitsslag te maken en de doorstroom rendementen binnen de havo/vwo kolom te verbeteren. Zoals bekend blijft de unitstructuur in tact. Dit is één van de aanbevelingen geweest uit het CPS rapport Samen sterker. De kracht van deze structuur blijft daarmee zichtbaar in de verschillende jaarlagen. Maar het is uitdrukkelijk onze bedoeling met een meer verticale oriëntatie aan deze structuur een dimensie toe te voegen. Het zal dan gaan om de havo/vwo kolom en de daarbij behorende doorlopende leerlijnen bij de vakken en de vaardigheden. De unitleidingen van unit I en unit III dragen voor dit proces gezamenlijk de verantwoordelijkheid. Een betere invulling aan het al eerder genoemde rapport hadden we niet kunnen geven! Inmiddels hebben we al een aantal concrete stappen gezet. Voorjaar 2013 heeft de toelatingscommissie voor het eerst gewerkt met de systematiek van de Friese plaatsingswijzer en hebben we onze laatste dakpanklas in leerjaar 1 afgeschaft. Ook zijn er eerste stappen gezet met het obitproof maken van de toetsen. In deze notitie zetten we het in gang gezette beleid en de geformuleerde beleidspunten overzichtelijk op een rijtje. Han, Ingrid, Ids en Rob 2 Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase Uitgangspunten beleid Havo/ Vwo Linde College In 2011 hebben we al een eerste aanzet gegeven te komen tot een aanpassing van het beleid binnen de havo/vwo kolom en december van dat jaar hebben we dat ook besproken binnen het MT besproken. Samengevat gaat het om de volgende punten: 1. Algemeen: Het wij/zij-denken tussen de units moet voorkomen worden door een goede communicatie. 2. We gaan sturen op de validiteit van toetsen. De voorspellende waarde van de beoordeling van een leerling moet verbeterd worden. 3. Het breed inzetten van een methode onafhankelijke toetsing op tenminste Nederlands, Engels en Wiskunde toetsen, liefst in leerjaar 1, 2 en 3 (CITO, COOL, 234VO, ENZ). 4. Eventuele aanpassingen in de lessentabel. Dit punt zal nog nadere worden bekeken in het kader van de verdere invoering van het Technasium. 5. Vaststellen van een adequaat taal en rekenbeleid, zodat de reken- en taaltoets in de bovenbouw geen belemmeringen oplevert. 6. Aanpassen overgangsnormen binnen het havo/vwo van unit I specifiek gericht op de kernvakken. 7. Een duidelijk extra inzet ( initiëren, sturen) van het schoolmanagement bij de vakken Wiskunde en Engels. 8. Lesgeven aan vwo leerlingen. Wat mogen we van deze docenten verwachten? Docenten die in de leerjaren 1, 2 en 3 aan vwo leerlingen lesgeven moeten minimaal over een 2de graads bevoegdheid beschikken. 9. Er zijn vakken met een beperkte doorstroom relevantie. Waar leerlingen wel goed getraind in moeten zijn is het onderdeel begrijpend lezen. Bij veel vakken wordt een appèl gedaan op deze vaardigheid. Het is daarom goed dat aan deze vaardigheid veel aandacht wordt besteed niet alleen bij Nederlands, maar ook bij alle anderstalige vakken. 10. Aandacht voor de doorlopende lijn van het LOB gesprek In het schooljaar 2012 – 2013 zijn we deze punten verder gaan concretiseren op basis van het document uit bijlage A. Dit document is enerzijds een concretisering en anderzijds ook een beschouwing om de problematiek in een breder kader te plaatsen. 3 Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase Dit document samengevat: Er zijn duidelijke verschillen aan te geven tussen de havo en de vwo leerling. Van de vaksecties verwachten wij een doorlopende leerlijn waarop de havo- en de vwo competenties of vaardigheden van klas 1 tot klas 5 en 6 worden opgenomen. Het Linde College vormt een plaatsingscommissie met leden uit unit I en unit III die de leerlingen gaat plaatsen met behulp van de bovengenoemde uitgangspunten. Opstromen en afstromen gedurende het schooljaar in klas 1 moet zoveel mogelijk worden voorkomen, omdat deze beslissing logischerwijze altijd gebaseerd wordt op een beperkt aantal cijfers en niet op het leerlingvolgsysteem van het primair onderwijs. Opstromen of afstromen wordt beslist tijdens de laatste rapportenvergadering met behulp van een vastgelegde systematiek. De mogelijkheid door te stromen tussen de verschillende onderwijssoorten moet worden gewaarborgd. Maak van klas 1,2 en 3 een eerste fase. Doel: meer samenhang aanbrengen tussen het onderwijs in klas 1, 2 en 3. Maak doorlopende leerlijnen met duidelijke tussendoelen en leg die vast in een Programma van Toetsing. Maak een identiek toetsenrooster voor deze klassen. Organiseer het overleg tussen de docenten van unit I en unit III op een regelmatige basis en stuur aan op een havo- en een vwo didactiek. Meer aandacht voor de kernvakken, eventueel door een herziening van de lessentabel. Het waarborgen van het niveau van het onderwijs (in de kernvakken) is van groter belang dan het waarborgen van het lessenaanbod. Maak concrete afspraken met de secties Nederlands, Engels en Wiskunde over de doorlopende leerlijnen, toetsing en het verschil in toetsing en opdrachten tussen havo en vwo in klas 1,2 en 3. Maak voor deze vakken zoveel mogelijk een apart havo overleg en een apart vwo overleg. Invoering OBIT systematiek in klas 1,2, en 3. Het doel is de cognitieve ontwikkeling en de vaardigheden van leerlingen nauwkeuriger in kaart te brengen. Maak afspraken met de secties over de toetsing en de verdeling van het onthouden, begrijpen, integreren en toepassen over de toetsen in de verschillende leerjaren. Combineer de aandacht voor het toetsen en toetssystematiek met de brede introductie van het opbrengstgericht werken in het havo en vwo onderwijs. Het doel is de verbetering van de leerresultaten van alle leerlingen. Ontwikkel een systeem van prestatiemetingen en leg dit vast in een leerlingvolgsysteem waarin de Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase 4 vorderingen van leerlingen bijgehouden en geanalyseerd kunnen worden. In het opbrengstgericht werken staat het competente handelen van de docent centraal. LOB traject: versterk het mentoraat met loopbaanoriëntatie. Leerlingen moeten leren kiezen voor een studie en een beroep dat perspectief biedt. Introduceer het loopbaanleren in de betekenis van het nadenken over capaciteiten en motivatie bij leerlingen (zelfreflectie en zelfsturing). Aandacht voor excellentie, talentontwikkeling en hoogbegaafdheid. Ontwikkel een visie op excellentie en talentontwikkeling die past bij het Linde College. Vertrekpunten zijn het technasium, cultuur, muziek en sport. Ontwikkel daarnaast voor het vwo een plusprogramma, zowel bètagericht als gericht op de moderne vreemde talen (versterkt Engels, met certificaten voor Engels, Duits en Frans en eventueel Spaans). Aandacht voor onderpresteerders, waarbij met name ook gelet moet worden op onderpresterende jongens. Experimenteer met kansklassen, structuurklassen en maatwerktrajecten. Ontwikkel begeleidingstrajecten en coachingstrajecten gericht op deze doelgroepen. 5 Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase Werkterreinen: Binnen het management hebben we het volgende het eigenaarschap toegekend: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. De werkgroep LOB eerste fase (en mentoraat) De werkgroep algemene vaardigheden Leerling volgsysteem Obit Opdrachten vakkenlijn Samenstellen PT + algemeen deel Organisatie toetsrooster ( leerjaar 2 en 3) Excellentie en hoogbegaafdheid Han Ingrid Ids Ingrid Rob Ids Ids Adinda Wie gaat nu wat doen in het schooljaar 2013-2014? 1. De mentoren besteden aandacht aan het beheersen van algemene vaardigheden als leren leren en leren plannen. Dit gebeurt op basis van een nog uit te voeren inventarisatie en starten meteen in leerjaar 1 met een LOB traject. 2. Aan alle in te zetten ontwikkelingen kennen wij ook onder de docenten eigenaren toe en organiseren wij via de jaaragenda overlegmomenten. Hierbij denken we aan 5 of 6 plenaire bijeenkomsten binnen dat schooljaar. 3. De docenten beschrijven de vaklijnen per leerjaar geven een inhoudelijke verantwoording. In de eerste week van oktober krijgen alle leerlingen uit de eerste fase een programma van toetsing uitgereikt met een aangepast algemeen deel, waarin ook een aantal spelregels uit het leerlingenstatuut staan vermeld. 4. We gaan het plusuren systeem revitaliseren, waarin ook structureel aandacht besteed moet worden aan plusarrangementen. 5. In het kader van scholing wil Else Henneke voor de docenten een training onderzoekleren gaan verzorgen. 6. We organiseren opnieuw een Obit training en maken een invoeringsplan voor de verder uitrol hiervan. 7. We bereiden een training opbrengstgericht werken voor. 8. Juni 2014 is elke docent binnen de eerste fase bekend met het gehele curriculum binnen zowel de havo als het vwo en hebben de mentoren hun vaardighedenlijn uitgewerkt. 9. Twee wekelijks hebben beide unitleidingen overleg om het proces aan de gang te houden en te eventueel te kunnen bijsturen. 10. Wat we concreet van de docenten verwachten staat vermeld in bijlage B. Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase 6 De docenten die binnen de eerste fase verantwoordelijk worden voor hun vak zijn: Docenten gesprekspartner namens management Ne Pts/Boo en Sca en Wms Rob Eng Elt, Ncl en Brd ( Avd als adviseur) Ids Fa Tna, Dlm, Kvr Ids Du Nmr, Dnz, Efk Rob Wi Bdi, Wtn Svr, Grs Ingrid Gs Hzg, Krp, Nsw Ids Ak Col, Boe en Roo Ids Ns Akm, Kbg, Sok Han Bio Tmt, Wtl, Dvb Han Lo Bur Ingrid Bevo Slm Ingrid 7 Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase Bijlage A Uitgangspunten beleid Havo/ Vwo Linde College 1. Inleiding Het is belangrijk na te denken over de verschillen tussen havo en vwo leerlingen omdat het Linde College een knelpunt heeft in de determinatie tot en met klas 3. Determinatie is meestal gebaseerd op de cijfers van het overgangsrapport, maar cijfers vertellen lang niet altijd het volledige verhaal. Het is onze ambitie een zo nauwkeurig mogelijk beeld te krijgen van capaciteiten van leerlingen met als doel, zo vroeg mogelijk in de schoolloopbaan een realistische inschatting te kunnen maken of voor een leerling het havo of het vwo onderwijs, het aangewezen traject is . Het onderwijs in het havo en vwo bestaat ongeveer 40 jaar en het is opvallend dat er weinig gegevens zijn over de verschillen tussen de leerlingen populaties van beide onderwijssoorten. In het navolgende wordt gebruik gemaakt van het werkdocument van het SLO, Verschil moet er wezen, uit 2006 en een rapport van het centrum van innovatie Hiteq Kenmerkend havo en vwo, uit 2010. Om een beeld te schetsen van de doorstroom eisen van het hoger onderwijs is gebruik gemaakt van het rapport Competent doorstromen (SLO, 2007) Gegevens en analyses uit deze stukken worden gecombineerd met datgene wat er in het overleg tussen unit I en unit III is besproken en zoveel mogelijk ook met ervaringen die de laatste jaren in het Linde College in de havo/vwo kolom zijn opgedaan. De ervaring leert dat er verschillen zijn tussen leerlingen in havo- en vwo klassen. Het onderwijs in beide richtingen is algemeen vormend. Het havo onderwijs bereidt voor op het Hoger Beroeps Onderwijs, het vwo onderwijs op het Wetenschappelijk Onderwijs (de universiteit). Maar gemiddeld is het cognitieve niveau van de havo opleiding lager dan de vwo opleiding. Er zijn verschillen in de examenprogramma’s, in de lesprogramma’s, in de aard en het niveau van de examenvragen en de toetsvragen, in de aard en niveau van de lessen en in de duur van de opleiding , een vwo leerling is tenminste 1 jaar langer in het voortgezet onderwijs aanwezig. Naast deze voor de hand liggende verschillen zijn er een aantal verschillen die voor het onderwijs en het lesgeven in beide richtingen bepalend zijn. Een belangrijk verschil tussen havo klassen en vwo klassen, met name in de tweede fase is dat de heterogeniteit van een havo klas groter is. De onderlinge verschillen tussen leerlingen in een havo klas zijn groter als gevolg van de werking van ons onderwijssysteem. Dit werkt als een zeef, een leerling met een bovengemiddelde intelligentie, maar met een onevenwichtig capaciteitenpatroon (bijv. goed in de bèta vakken en slecht in de talen) loopt een groot risico te blijven steken in een havo klas. Verder is het voortgezet onderwijs zo ingericht dat leerlingen met een bepaalde leerstijl en een bepaald type intelligentie boven komen drijven en doorstromen naar het vwo. Het vwo onderwijs is sterk gericht op de “denkers” en minder op de “doeners” (Kolb) Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase 8 en op de “woordslimme”en “rekenslimme” leerling (Gardner). Een leerling met een andere leerstijl of afwijkend intelligentieprofiel zal moeilijker succesvol kunnen zijn in het vwo, en is meer gebaat bij het onderwijs in de havo. De havo kan tenslotte ook het eindstation zijn voor leerlingen die potentieel het vwo aan moeten kunnen maar door een slechte werkhouding en gebrek aan inzet hier niet terecht komen. 2. Het vervolgonderwijs De tweede fase is ingevoerd om de aansluiting met het vervolgonderwijs te verbeteren. Bij de evaluatie van de tweede fase, uitgevoerd door het tweede fase Adviespunt (Huyssoon en Groenewegen, 2005) wordt vastgesteld dat de algemene vaardigheden van leerlingen zijn verbeterd. Deze verbetering is meer zichtbaar op het vwo dan op de havo. Algemene vaardigheden blijven belangrijk, maar de vakvaardigheden en de vakkennis zijn volgens de evaluatie achteruit gegaan. Bij de vernieuwde tweede fase in 2008 is dan ook het accent verschoven van meer algemene studievaardigheden naar specifieke vakvaardigheden en een versterkte vakinhoud. Dit laatste is, zo lijkt het, sterker op het vwo van toepassing dan op de havo. Vooral op het vwo is de vakinhoud bij praktisch alle vakken aangepast. Voor ons is zichtbaar dat het vwo “moeilijker” is geworden, dit dwingt ons in de aanloop naar het eindexamen een zo scherp mogelijk beeld te hebben van de individuele capaciteiten van leerlingen. In het algemeen geldt dat als het hbo en het wo verschillende eisen stellen, dit in het voortgezet onderwijs op havo en vwo niveau zichtbaar moet zijn. Het hbo onderwijs heeft, vrij breed het competentiegericht leren ingevoerd. Het is dus logisch dat het havo onderwijs hierop moet voorbereiden. Voor het havo onderwijs zijn een aantal competenties vastgesteld, waarvan de eerste drie relevant zijn voor het voortgezet onderwijs. Het is belangrijk dat vanaf klas 1 naar deze competenties toegewerkt wordt. (zie: Competentieprofiel voor de overgang van havo naar hbo van Bureau Ice en Stichting Havisten Competent, 2006) 1. Probleemoplossend samenwerken in een groep van wisselende aantallen (groepsopdracht, projectmatig werken, ontwerpen, schrijven van een plan van aanpak, vooronderzoek, presentatie, feedback geven etc.). 2. Reflectie op gedrag en resultaten, bijhouden en sturen van eigen vorderingen en verder professionalisering (pop of LOB gesprekken, feedback vragen, studieplan maken, zelfreflectie etc.). 3. Informatie zoeken, selecteren en voorbereiden voor gebruik (hoorcolleges volgen, literatuurstudie, internetopdracht, projecten, verslagen maken, onderzoeken, experimenteren, analyseren en samenvatten etc.). Om inzicht te krijgen in wat er van een vwo leerling in het wo onderwijs wordt verwacht, kan gebruik worden gemaakt van de Meijers (2005) en het vwo competentieprofiel van de Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase 9 Radboud Universiteit Nijmegen. In het algemeen wordt benadrukt dat een vwo leerling intrinsiek en extrinsiek gemotiveerd is en bereid is tijd en energie in studie of schoolwerk te steken. Een vwo leerling die succesvol is in het wo, beschikt over de volgende competenties. 1. Studievaardigheden, planmatig en systematisch onderzoek doen met als resultaat nieuwe inzichten en nieuwe kennis. Op een actieve manier literatuur onderzoek doen van een behoorlijke omvang (soms Engelstalig). Actief deelnemen aan hoorcolleges, werkgroepen en practica, de aangeboden leerstof zelfstandig verwerken en eigen maken. 2. Onderzoeksvaardigheden, (eenvoudige) onderzoeksvragen opstellen en hypotheses formuleren, onderzoeksplan opstellen en (onder begeleiding) uitvoeren, relevante bronnen verzamelen en conclusies formuleren. Zowel schriftelijk als mondeling gestructureerd rapporteren. 3. Communicatieve vaardigheden, goed kunnen luisteren en lezen (het onderscheiden van hoofd- en bijzaken). In groepsverband kunnen samenwerken en overleggen, initiatief nemen, feedback vragen en geven, verantwoordelijkheid nemen. Conclusie: Maak afspraken met vaksecties over de manier waarop de havo- en de vwo competenties of vaardigheden in de doorlopende leerlijn van klas 1 tot klas 5 en 6 worden opgenomen. 3. Verschillen tussen havo en vwo leerlingen De verschillen tussen havo en vwo leerlingen kunnen als volgt, generaliserend , worden samengevat: a. Cognitief: een vwo leerling beschikt in vergelijking met een havo leerling over een groter “leervermogen”, een groter abstractieniveau, leert sneller en kan beter kennis toepassen. b. Leerstijlen: een vwo leerling is eerder een “denker”, een havo leerling eerder een “doener”, een “beslisser” of heeft een ander leerstijl. Een vwo leerling beschikt vaker over “logisch-mathematische” en “verbale” intelligenties, een havo leerling heeft vaak andere intelligenties (visuele, fysieke, muzikale intelligenties). c. Persoonlijkheid: een vwo leerling is meer individualistisch en zelfverzekerder dan havo leerlingen. Een havo leerling werkt “meer voor de leraar”, een vwo leerling meer voor zichzelf. Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase 10 d. Motivatie en belangstelling: een vwo leerling heeft over het algemeen een bredere belangstelling, voor onderwerpen die theoretischer en intellectueler zijn. Een havo leerling heeft een meer praktische en toepassingsgerichte belangstelling. Een vwo leerling zoekt een individuele uitdaging en kan inhoudelijk door een opdracht worden gegrepen, een havo leerling is hierin afhankelijker van sturing en motivatie door een docent en meer gericht op een product, werkstuk of cijfer. e. Studievaardigheden: havo leerlingen hebben er behoefte aan om concreter en actiever met de leerstof om te gaan en na uitleg zelf aan de slag te gaan. Vwo leerlingen kunnen beter “consumeren”, langer luisteren (hoorcollege). Een vwo leerling kan beter dan een havo leerling informatie uit lessen, leerstof en boeken combineren, integreren en toepassen en doet soms ook meer werk dan strikt gevraagd wordt. Een havo leerling functioneert op een wat oppervlakkiger niveau, is minder reflectief en sneller tevreden en heeft meer structuur en controle nodig en zet kleinere stappen in het studeren. f. Prestaties: vwo leerlingen beschikken over meer cognitieve vaardigheden dan havo leerlingen, halen gemiddeld hogere cijfers. Verschil in taalvaardigheid valt op, vwo leerlingen maken gemiddeld langere en grammaticaal correctere zinnen en hebben een grotere woordenschat. g. Toekomstverwachting: havo leerlingen schatten hun kans op succes in hun schoolloopbaan lager in dan vwo leerlingen, havo leerlingen hebben wel vaak een beter idee wat ze later willen gaan doen. h. Keuzepatroon: vwo leerlingen kiezen vaker een natuur profiel dan havo leerlingen. Bij de studiekeuze kiezen vwo leerlingen meer profielgebonden dan havo leerlingen. Uit het voorgaande kunnen aantal conclusies en aanbevelingen worden afgeleid: Accepteer de verschillen tussen havo leerlingen en vwo leerlingen, en dus tussen het havo onderwijs en het vwo onderwijs. Onderzoek, indien nodig bij leerlingen leerstijl en intelligentie patroon. Een “risicoleerling” op het vwo zal een leerling zijn met een onevenwichtig capaciteitenpatroon. Het Cito leerlingvolgsysteem wordt nadrukkelijk ingeschakeld bij alle belangrijke beslissingen in de schoolloopbaan tot en met klas 3. Maak doorlopende leerlijnen voor havo en vwo waarin de verschillen tussen beide groepen leerlingen duidelijk zichtbaar zijn. Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase 11 4. Verschillen in didactiek tussen havo en vwo Havo en vwo zijn twee verschillende opleidingen. Na de invoering van de vernieuwde tweede fase en de vernieuwingen van de examenprogramma’s is dit verschil groter geworden. Een duidelijk verschil met de havo is dat op het vwo de onderzoekscomponent bij veel vakken sterker wordt benadrukt. De toetsing en de opdrachten op de havo zijn meer voorgestructureerd en hebben een minder probleemoplossend karakter. De opdrachten zijn op de havo in het algemeen meer reproducerend en leggen de nadruk op het beschrijven, de teksten zijn korter en eenvoudiger. Op het vwo ligt de nadruk op het uitleggen, op het construeren, waarbij de opdrachten theoretischer zijn en gebruik wordt gemaakt van meer uitgebreide en complexe teksten. Ook deze verschillen tussen het havo en vwo onderwijs maken duidelijk dat de didactiek in de havo les moet verschillen van die in de vwo les. Docenten moeten hun lesgeven aanpassen aan het niveau. De volgende aandachtspunten kunnen worden geformuleerd. a. De havo leerling kan gemotiveerd worden door in de les aan te sluiten bij de eigen belevingswereld. Op de havo wordt nieuwe stof gebracht vanuit een bekende context, daarna volgt de theorie. Er wordt voordurend herhaald, voorkennis wordt geactiveerd. De oefenstof ligt dicht bij de uitleg, er wordt veel geoefend en het oefenen wordt gestructureerd. Verder worden er voortdurend aanwijzingen gegeven en worden er relatief kleine stappen gemaakt. De docent controleert regelmatig de vorderingen en begeleidt intensief. b. De vwo leerling moet uitgedaagd en geprikkeld worden. Nieuwe stof wordt vanuit de theorie aangeboden, die vervolgens vertaalt en toegelicht moet worden. Dit kan heel goed met behulp van klassikale instructie in de vorm van hoorcolleges. Naar voorkennis wordt verwezen, minder expliciet opgehaald. De oefenstof ligt verder af van de uitleg en de vwo leerling zal zelfstandiger te werk gaan en grotere stappen moeten zetten waarbij er op gelet moet worden dat dit type leerlingen niet teveel wil oefenen. De opdrachten moeten meer open zijn en complexer met als doel het toepassen van kennis en vaardigheden in nieuwe contexten. De bovengenoemde verschillen zijn algemeen geformuleerd. Er zijn onvermijdelijk individuele verschillen tussen leerlingen in zowel havo als vwo klassen waar een docent rekening mee moet houden. Het erkennen en herkennen van de verschillen tussen havo- en vwo leerlingen betekent niet dat een docent in een havo of vwo klas ontslagen is van de plicht tot differentiëren, ook niet in de lessen in de tweede fase. Differentiëren is in ons onderwijs een didactische noodzaak maar zal in de in de praktijk in een havo klas anders moeten worden uitgewerkt dan in een vwo klas. Dit heeft alles te maken met het feit dat de verschillen tussen leerlingen onderling in een havo klas groter zijn dan in een vwo klas (zie de opmerkingen hierover gemaakt in de inleiding). Een docent die les geeft aan een havo klas krijgt niet zelden te maken met zowel leerlingen die voor zijn vak met veel moeite het Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase 12 beoogde havo niveau aankunnen, als met leerlingen die voor dit vak eventueel het vwo niveau aan zouden kunnen. De eerste groep leerlingen zal intensief begeleid en ondersteund moeten worden, de tweede groep moet uitgedaagd worden iets extra’s te doen. Een docent die les geeft aan een vwo klas heeft een meer homogene leerlingengroep voor zich, maar ook dan is differentiëren nodig om tegemoet te komen aan de vwo plus leerlingen. Het vwo legt een sterkere nadruk op de vakinhoudelijke kennis en de vakvaardigheden, een vwo leerling zal dan ook uitgedaagd moeten worden op het vakniveau om goed voorbereid te zijn op het wo. Uit het voorgaande kunnen een aantal conclusies worden getrokken. Heterogeniteit in havo en vwo klassen verplicht tot differentiëren. Heterogeniteit in een havo klas verlangt van een docent extra aandacht te geven aan leerlingen die veel moeite hebben met een bepaald vak. Heterogeniteit in een vwo klas verlangt van een docent de “vwo plus” leerling, extra vakinhoud aan te bieden. 5. Invoering homogene havo en vwo klassen Vanaf het schooljaar 2013-2014 ontstaat er een nieuwe situatie voor het onderwijs havo/vwo op het Linde College. Met de invoering van de Friese Plaatsingswijzer worden de “dakpan” klassen afgeschaft en krijgen wij voor het eerst homogene havo en vwo klassen vanaf de brugklas. Uit onderzoek blijkt dat relatief homogene klassen in het algemeen beter presteren. De invoering van de Plaatsingswijzer is een kans, scherper naar ons vwo en havo onderwijs te kijken, verschillen tussen havo en vwo duidelijker te profileren en knelpunten in de determinatie van leerlingen aan te pakken. De Friese Plaatsingswijzer is een systeem waarbij de instroom van leerlingen uit het Primair Onderwijs gebaseerd wordt op het leerlingvolgsysteem vanaf groep 6. Begrijpend lezen en rekenen en wiskunde zijn doorslaggevend. De Cito eindtoets krijgt de status van een “second opinion”. Achtergrond voor deze Plaatsingswijzer is de erkenning dat de instroom van leerlingen op het juiste niveau cruciaal is en problemen kan voorkomen, dat het afstromen van leerlingen negatieve psychologische effecten heeft en dat in het onderwijs het “groeien” van leerlingen centraal moet staan. Het op het juiste niveau instromen van leerlingen en een voorzichtige aanpak wat betreft tussentijds opstromen kan afstroom in latere schooljaren voorkomen. Als uitgangspunt uit de eerdere analyse wordt overgenomen dat er bij de instroom in de vwo klassen gelet wordt op een evenwichtig capaciteiten patroon (A- scores in het leerlingvolgsysteem). Bij de instroom in de havo klassen wordt rekening gehouden met het feit dat deze categorie leerlingen kan beschikken over een minder evenwichtig capaciteiten patroon. Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase 13 De volgende aanbevelingen kunnen worden geformuleerd. Het Linde College vormt een plaatsingscommissie met leden uit unit I en unit III die de leerlingen gaat plaatsen met behulp van de bovengenoemde uitgangspunten. Opstromen en afstromen gedurende het schooljaar in klas 1 moet zoveel mogelijk worden voorkomen, omdat deze beslissing logischerwijze altijd gebaseerd wordt op een beperkt aantal cijfers en niet op het leerlingvolgsysteem van het primair onderwijs. Opstromen of afstromen wordt beslist tijdens de laatste rapportenvergadering met behulp van een vastgelegde systematiek. De mogelijkheid door te stromen tussen de verschillende onderwijssoorten moet worden gewaarborgd. 6. Overige aanbevelingen havo/vwo onderwijs Linde College Naast de eerder besproken aanbevelingen en conclusies zijn nog een aantal concrete aandachtspunten van belang. Maak van klas 1,2 en 3 een eerste fase. Doel: meer samenhang aanbrengen tussen het onderwijs in klas 1, 2 en 3. Maak doorlopende leerlijnen met duidelijke tussendoelen en leg die vast in een Programma van Toetsing. Maak een identiek toetsenrooster voor deze klassen. Organiseer het overleg tussen de docenten van unit I en unit III op een regelmatige basis en stuur aan op een havo- en een vwo didactiek. Meer aandacht voor de kernvakken, eventueel door een herziening van de lessentabel. Het waarborgen van het niveau van het onderwijs (in de kernvakken) is van groter belang dan het waarborgen van het lessenaanbod. Maak concrete afspraken met de secties Nederlands, Engels en Wiskunde over de doorlopende leerlijnen, toetsing en het verschil in toetsing en opdrachten tussen havo en vwo in klas 1,2 en 3. Maak voor deze vakken zoveel mogelijk een apart havo overleg en een apart vwo overleg. Invoering OBIT systematiek in klas 1,2, en 3. Het doel is de cognitieve ontwikkeling en de vaardigheden van leerlingen nauwkeuriger in kaart te brengen. Maak afspraken met de secties over de toetsing en de verdeling van het onthouden, begrijpen, integreren en toepassen over de toetsen in de verschillende leerjaren. 14 Combineer de aandacht voor het toetsen en toetssystematiek met de brede introductie van het opbrengstgericht werken in het havo en vwo onderwijs. Het doel is de verbetering van de leerresultaten van alle leerlingen. Ontwikkel een systeem Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase van prestatiemetingen en leg dit vast in een leerlingvolgsysteem waarin de vorderingen van leerlingen bijgehouden en geanalyseerd kunnen worden. In het opbrengstgericht werken staat het competente handelen van de docent centraal. LOB traject: versterk het mentoraat met loopbaanoriëntatie. Leerlingen moeten leren kiezen voor een studie en een beroep dat perspectief biedt. Introduceer het loopbaanleren in de betekenis van het nadenken over capaciteiten en motivatie bij leerlingen (zelfreflectie en zelfsturing). Aandacht voor excellentie, talentontwikkeling en hoogbegaafdheid. Ontwikkel een visie op excellentie en talentontwikkeling die past bij het Linde College. Vertrekpunten zijn het technasium, cultuur, muziek en sport. Ontwikkel daarnaast voor het vwo een plusprogramma, zowel bètagericht als gericht op de moderne vreemde talen (versterkt Engels, met certificaten voor Engels, Duits en Frans en eventueel Spaans). Aandacht voor onderpresteerders, waarbij met name ook gelet moet worden op onderpresterende jongens. Experimenteer met kansklassen, structuurklassen en maatwerktrajecten. Ontwikkel begeleidingstrajecten en coachingstrajecten gericht op deze doelgroepen. 15 Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase Bijlage B Opdracht aan de verantwoordelijke docenten binnen de eerste fase van het havo en vwo. Om het onderwijs op het Linde College binnen de havo/vwo kolom de noodzakelijke impuls te geven hebben we op beleidsmatig terrein de volgende stappen gezet: 1. De invoering van de Friese plaatsingswijzer om leerlingen vanaf de start van hun schoolloopbaan zo goed mogelijk te kunnen plaatsen. 2. Is er een startdocument geschreven waarin we het nieuwe beleid ook in het grotere verband plaatsen. 3. Wordt er intensief overleg gevoerd tussen beide unitleidingen om tot een zo optimaal mogelijk afstemming te komen. 4. We hebben ons verdiept in de systematiek van het opbrengstgericht werken om deze werkwijze zo integraal mogelijk in het nieuwe beleid toe te passen. Wat we hiermee willen is niet alleen een verbetering van ons rendement. Het gaat ons er ook om dat we het onderwijskundige klimaat binnen die eerste fase verbeteren en leerlingen meer uitdagen meer met hun kwaliteiten te doen. Concreet vragen we het volgende aan de vakken. 16 Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase Let op: Doe dit zowel voor de havo als voor het vwo. Opdracht. 1. Geef een korte beschrijving van de vaklijn per leerjaar. Geef hierbij aan welke thema’s/onderwerpen per periode aan de orde komen. De vertaling hiervan komt in het PT te staan. 2. Welke vaardigheden komen per periode aan bod en welke werkvormen hanteren jullie daarbij? 3. Maak per periode een plan voor het plusuren bezoek. a. Wie van jullie geeft wanneer zijn plusuren? b. Hoeveel leerlingen nodigen jullie gemiddeld hiervoor uit? c. Wat gaan jullie aanbieden in het kader van het plusprogramma en inhaalprogramma? 4. In het kader van het taalbeleid vragen wij jullie extra aandacht te besteden aan taal. Taalbeleid is een zaak van ons allen. We willen vooral de leesvaardigheid en schrijfvaardigheid bevorderen. Hoe gaan jullie dit voor je vak vormgeven? 5. Wat zijn jullie cijfermatige streefdoelen? Denk daarbij aan maximale percentage onvoldoende per toets; klassengemiddelde per toets etc. 6. Uiteraard bespreek je de toetsen met je leerlingen. Zet zodra het cijfer is vastgesteld dit in magister. Deze up to dat informatie is belangrijk voor ouders en mentoren. 7. Stel je op de hoogte van de leerlijn van je vak (zowel voor havo als vwo) 8. We communiceren systematisch via it’s learning met leerlingen. Het betreft dan zaken als lesplanningen, studiewijzers, digitale achtergrondinformatie etc. 9. Heb je ondersteuning etc. nodig? Geef dit bij het betrokken managementlid aan. 17 Linde College | Invoeringsnotitie eerste fase