Twentse buitens - Dag van het Kasteel 2017

advertisement
Twentse buitens: een verweven geschiedenis tussen oud en nieuw
Aan de tiende editie van de Dag van het Kasteel afgelopen tweede pinksterdag deden
19 Overijsselse buitens mee. Op veel van deze locaties verwelkomden de eigenaren
bezoekers op hun particulier bewoonde landgoed. Zo ook in Twente, waar
verschillende twintigste-eeuwse villa’s staan die wortelen in een lange geschiedenis.
De Bellinckhof
Ten westen van Almelo ligt de Bellinckhof. Het statige huis uit 1919 is gebouwd in
de ‘Um1800’ stijl, een wat conservatieve, imposante bouwstijl. Opdrachtgever
Johannes ten Cate was een van de fabrikanten die eind negentiende en begin
twintigste eeuw zijn fortuin maakte in de textielindustrie. Al vanaf de achttiende eeuw
hield de familie zich bezig met textiel. De komst van stoom en machines zorgde er
voor dat deze industrie explosief groeide met als gevolg grote rijkdom voor de
fabrikanten. Net als zijn collega-fabrikanten koos Johannes ten Cate ervoor een
buitenhuis voor zijn familie te laten bouwen. Ook de tuin werd geheel ontworpen
volgens de laatste mode door tuinarchitect Leonard Springer die geen onbekende was
in Twente. Voor de Bellinckhof creëerde hij een parkachtige tuin met aantrekkelijke
doorkijkjes, slingerende paden en prachtige bomen.
Fabrikantenvilla De Bellinckhof, gebouwd in de ‘Um1800-stijl’. Foto collectie NKS- A. Speelman
De geschiedenis van de grond waarop de Bellinckhof werd gebouwd, gaat echter veel
verder terug. Hier stond in het verleden de oude havezate Bellinkhof. Deze havezate
ontleende zijn naam aan de familie Bellinkhave en kwam in de achttiende eeuw in
bezit van de familie Du Tour die zich daarna Du Tour van Bellinchave ging noemen.
Ernstig verval in latere jaren zorgde ervoor dat het recht van havezate, het
schattingsvrij zijn, over werd geheveld naar een ander huis van de familie. De
Bellinkhof was nu slechts een vervallen boerenerf geworden. Dat Johannes ten Cate
ervoor koos zijn nieuwe huis te vernoemen naar de oude havezate die er ooit stond, is
echter geheel in de stijl van de streek en de groeiende regionale interesse van de
fabrikanten in die jaren.
Deze interesse had archeologische opgravingen, onderzoek, publicaties en uiteindelijk
de oprichting van de Oudheidkamer Twente en het Rijksmuseum Twenthe tot gevolg.
De belangstelling voor de geschiedenis van de eigen streek onder de fabrikanten was
er ook de oorzaak van dat er goed gekeken werd naar de oude havezaten en kastelen
die Twente bezat, niet alleen met het oog op behoud maar ook met het oog op de
nieuw te bouwen buitenhuizen. Toen Herman van Heek bijvoorbeeld opdracht gaf
voor de bouw van de Hooge Boekel, een buitenhuis bij Enschede, vroeg hij de
architect dan ook nadrukkelijk te kijken naar deze oudere kastelen en buitenplaatsen
die verspreid over Twente lagen.
Agrarisch Twente
Twente was van oudsher een agrarische streek. Lange tijd waren er slechts een aantal
doorgaande wegen in de regio: de weg van Deventer naar Oldenzaal, de weg naar
Munster en de weg naar het noorden, richting Coevorden en Groningen. Oldenzaal
was de enige stad van formaat en een belangrijke partner van het bisdom van Utrecht.
Het gewest Twente waartoe in de middeleeuwen ook het Graafschap Bentheim
behoorde, viel onder bestuur van de graven van Goor, de vazallen van de bisschop in
Utrecht. Onenigheid tussen de Graven van Goor en de bisschop leidde tot de
aanstelling van een drost. Het drostambt zou tot in de negentiende eeuw blijven
bestaan. De zetel van de Graven van Goor was kasteel de Borg dat al in de veertiende
eeuw werd verwoest. Sommige kleine boerengemeenschappen langs de doorgaande
wegen ontwikkelden zich tot dorpen en kleine steden zoals Enschede, Ootmarsum,
Rijssen, Goor en Diepenheim. In dezelfde tijd ontstaan ook de versterkte huizen waar
de adel en leden van de Ridderschap zetelden. Vooral de omgeving rondom
Diepenheim, Goor en Markelo, zo strategisch gelegen bij de grens met Gelderland,
kent een groot aantal havezaten en kastelen.
Kasteel Warmelo bij Diepenheim is zo'n strategisch gelegen kasteel bij de grens met Gelderland. Foto
collectie NKS - A. Speelman
Hier ligt kasteel Warmelo waar halverwege de twintigste eeuw de moeder van wijlen
prins Bernhard woonde, Prinses Armgard. Het huis staat tegenwoordig vooral in de
belangstelling vanwege de historische tuinen die door de huidige bewoners geheel
zijn gerenoveerd. De geschiedenis van het huis gaat terug naar de veertiende eeuw, in
de tuin is vier eeuwen tuinhistorie te vinden. De Franse tuin van het landgoed werd op
de geografische kaarten van Höttinger eind achttiende eeuw zelfs ingetekend.
Ook andere landgoederen in deze buurt werden op deze kaart vermeld zoals
bijvoorbeeld het Weldam waar de oude omgrachting die op de kaart zichtbaar is, goed
bewaard is gebleven en havezate Nijenhuis, tegenwoordig in één adem genoemd met
Huis Westerflier. Nijenhuis werd voor het eerst genoemd in de veertiende eeuw. Hier
woonden ooit de freules Van Beckum die hun doopsgezinde geloof in 1544 moesten
bekopen met de dood: ze kwamen terecht op de brandstapel. Het huidige huis dat uit
de zeventiende eeuw stamt, is al vanaf de achttiende eeuw in bezit van de familie
Schimmelpenninck. De naam van Huis Westerflier gaat nog verder terug. Al in de
elfde eeuw wordt Westerflier genoemd in een schenkingsakte. Het werd pas een
havezate in de zestiende eeuw en behoorde enige tijd bij kasteel Warmelo. Het
Westerflier kent een meer agrarische karakter dan het Nijenhuis. Samen beslaan deze
twee landgoederen zo’n 500 hectare. Ook het vermelden waard is kasteel en havezate
Weldam dat al genoemd wordt in 1389. Het huidige huis stamt uit de zeventiende
eeuw maar in de negentiende eeuw werden er indrukwekkende torens toegevoegd. De
tuinen zijn naar ontwerp van de Franse tuinarchitect Edouard André.
Ook het Weldam bij Diepenheim is een op de grens met Gelderland gebouwd kasteel. Foto collectie
NKS - A. Speelman
Centraal in Twente ligt kasteel Twickel dat in het hele land een onovertroffen
reputatie heeft vanwege zijn huis, tuinen, bossen en landerijen. Behalve de eerder
genoemde Bellinckhof is bij Almelo ook Huis Almelo te vinden, nu meer stedelijk
gelegen dan toen het voor het eerst genoemd werd in de dertiende eeuw. Het huis was
het centrum van de heerlijkheid Almelo. Het huis, oorspronkelijk gebouwd in de
zeventiende eeuw door Zeger van Rechteren, heeft in de eeuwen daarna de nodige
veranderingen ondergaan, vaak naar aanleiding van schade die het tijdens
verschillende oorlogen opliep. Het huis wordt omringd door een parkachtige tuin naar
ontwerp uit 1815 van G.A. Blum. De Gravenallee, de drie kilometer lange oprijlaan
naar het huis werd al rond 1700 aangelegd.
Kasteel Twickel, omgeven door prachtige tuinen. Foto collectie NKS
Eeuwen van twist
Twente kende in de tijd waarin veel van deze buitens voor het eerst genoemd werden
niet alleen ridders maar ook roodridders. Roofridders waren vaak die ridders die het
net als de Graven van Goor aan de stok kregen met het Bisdom Utrecht. De relatie
van het bisdom Utrecht met het Oversticht, de gebieden aan de andere kant van de
IJssel dus het Land van Vollenhove, Salland, Twente en ook Drente was moeizaam.
Bisschop Jan van Arkel (bisschop van 1342-1364) was echter van plan zijn greep op
de streek te verstevigen. De handel van het Hanzeverbond speelde hierbij een
belangrijke rol. Zijn leenmannen hadden vestingplaatsen nodig en mogelijkheden om
zich te kunnen bedruipen. Storende factor in zijn plannen waren de aanwezige edelen
in Twente die hun eigen belangen nastreefden en op deze manier de handel van het
bisdom bemoeilijkten. De ridders kregen vanwege deze conflicten door het bisdom al
snel de titel ‘roofridders’ aangemeten, vooral ook vanwege hun veelvuldige
rooftochten met het bezit van het Bisdom als doel.
In de zestiende eeuw ontstond de heerlijkheid Overijssel waartoe ook Twente
behoord. Bijzondere rechtsgebieden waren Almelo, Haaksbergen en Diepenheim die
aparte heerlijkheden vormden en ook een eigen drost kenden. De Ridderschap van
Twente bleef bestaan maar had niet langer bestuurstaken. De heerlijkheid Overijssel
besloeg ruwweg het terrein van de huidige provincie Overijssel. Maar de
Tachtigjarige Oorlog in de zestiende eeuw zorgt voor een nieuwe deling. Twente
kende in deze tijd twee drosten, Spaansgezind en Staatsgezind. Spaanse bestuur had
tot gevolg dat Twente, in tegenstelling tot de rest van Overijssel, overwegend
katholiek bleef.
Hierna breekt een periode van relatieve rust aan maar de Franse tijd ingeleid door de
Franse Revolutie in 1789 leidde tot grote veranderingen voor Twente. De macht van
de adel in hun kastelen en havezaten verminderde zienderogen. Ook de nieuwe
indeling van gemeenten, het opbreken van oude marken en het verdwijnen van de
feodale structuren had grote gevolgen. Na in 1795 te zijn ingelijfd door de Bataafse
Republiek die was ontstaan met steun van de Franse Republiek, behoorde Overijssel
en daarmee Twente vanaf 1809 tot het Koninkrijk Holland.
Kasteel Westerflier in Diepenheim. Foto collectie NKS – P. van der Wielen
Twents textiel en de opkomst van Twentse textiellandgoederen
Halverwege de negentiende eeuw werd Twente het decor voor de textielindustrie.
Brandpunt van deze industrie was Enschede maar ook op andere plaatsen was deze
industrie te vinden zoals Oldenzaal, Rijssen, Almelo en Hengelo, waar echter de
nadruk lag op de metaalindustrie en Nijverdal, dat zelfs zijn hele ontstaan aan de
textiel te danken had. Eerste minister Thorbecke kwam vaak en graag in Twente en
was goed bevriend met een van de textielfabrikanten, Hendrik Jan van Heek. Ook de
dichter Potgieter was diep onder de indruk van de activiteiten en de
ondernemingsgeest in deze afgelegen regio en dichtte in 1861 in zijn ‘Aan Twenthe’:
‘O helsche, o heerlijke industrie!’
De textielindustrie nam een grote vlucht. Grote rijkdom voor de textielfabrikanten
was het gevolg. Door huwelijken tussen de verschillende textielfamilies werd het geld
binnen eigen kleine kring gehouden en steeds groter groeide hun kapitaal. Zij
behoorden nu tot de bovenlaag van de maatschappij. Woonden zij eerst nog in de
steden nabij het centrum van de stad, nu ontvluchtten zij de drukte die hun eigen
succesvolle fabrieken daar veroorzaakten. Naar het ongerepte Twentse land trokken
zij, een paradijs in de ogen van velen. Hier bouwden zij hun droomhuizen waarvan
velen niet alleen nog steeds particulier bewoond worden maar vaak ook nog in bezit
zijn van de families die ze ooit lieten bouwen. De huizen zijn ingebed in het Twentse
landschap alsof zij hier al eeuwen hebben gestaan. Ondanks dat veelvuldig gebruik
werd gemaakt van dezelfde architecten en er goed gekeken werd naar de bestaande
huizen, kennen de huizen van de textielfabrikanten een grote verscheidenheid met
stijlen variërend van classicistisch tot Engelse landhuisstijl.
Ensemble
Bijna zonder uitzondering werden deze nieuwe huizen omringd door onder
architectuur ontworpen tuinen. De fabrikanten kozen vaak voor dezelfde architecten
zowel voor huis als voor hun tuinen en parken. Pieter Wattez bijvoorbeeld nam het
ontwerp op zich van het Van Heekpark dat binnenkort zijn honderdjarig bestaan viert
maar ontwierp ook de tuinen van de Hooge Boekel. Leonard Springer, zoon van
kunstschilder Cornelis Springer, ontwierp niet alleen tuinen maar op verzoek van
fabrikant Gelderman uit Oldenzaal ook een arboretum: Poort Bulten dat tot op de dag
van vandaag een enorme verzameling bijzondere bomen kent. Springer kreeg van
Gelderman de opdracht het park zo te ontwerpen dat de bomen niet alleen van dichtbij
maar ook van veraf goed zichtbaar zouden zijn.
Naast de aandacht die de fabrikanten besteedden aan de bouw en aanleg van hun
eigen buitens, zorgden zij ook voor het behoud van historische landgoederen en
havezaten die Twente kende zoals bijvoorbeeld het Huis te Brecklenkamp bij Lattrop
dat teruggaat tot de vijftiende eeuw. Dit huis, door een andere Van Heek van de
ondergang gered, kent een zeldzaam park, een uniek voorbeeld van Hollandsclassicistische aanleg. Zowel huis als tuin zijn door de huidige eigenaar
wonderschoon gerestaureerd.
Een bijzondere geschiedenis kent ook Singraven, een havezate bij Denekamp met
eeuwen geschiedenis dat aan het begin van de twintigste eeuw gekocht wordt door
een Zaanse fabrikant. Zijn zoon, Willem Laan, gaf het huis in de circa vijftig jaar dat
hij hier alleen woonde een achttiende-eeuws voorkomen. Springer ontwierp voor hem
de tuinen. Bij leven schonk Laan huis aan Stichting Edwina van Heek, een stichting
die zich inzet voor het behoud van cultuur en natuur in Oost-Nederland. Naamgeefster
van de stichting, Edwina van Heek-Burr Ewing, was de weduwe van Jan Bernard van
Heek, de vroeg overleden firmant van Van Heek & Co, de grootste onderneming van
Nederland aan het begin van de twintigste eeuw. Ook zij laten een ander bijzonder
huis achter, Zonnebeek, dat sterk doet denken aan de koloniale huizen in de zuidelijke
staten van Amerika. Jan Bernard was ook initiatiefnemer van het Rijksmuseum
Twente en goed bevriend met J.J. van Deinse, primus inter paris onder de Twentse
regionalisten.
Singraven. Foto collectie NKS - A. Speelman
Niet alleen de huizen en de vroege geschiedenis van de streek hadden de
belangstelling van de heren fabrikanten. Werkreizen naar voornamelijk Engeland
deed hen beseffen wat een almaar groeiende industrie kon aanrichten in het
landschap. Dit, zo besloten zij, zou niet het lot worden van Twente. Zoals eerder bij
de oprichting van musea etc werd nu in rap tempo Landschap Overijssel opgericht en
Natuurmonumenten gesteund. Stukken grond werden door de fabrikanten aangekocht
en geschonken aan deze stichting. Zo zorgden zij ervoor dat bijzondere landschappen
in Twente bewaard konden blijven en met zorg onderhouden konden worden.
Ook zijn de fabrikanten mede-verantwoordelijk voor het bosrijke karakter waar
Twente nu bekend om staat. Voor de negentiende eeuw was er niet heel veel bos in
deze streek te vinden. Het landschap bestond voor een groot gedeelte uit de
zogenaamde ‘woeste gronden’, veen en hei en uitgestrekte moerassen. Het gebied
werd nu in rap tempo ontgonnen, Twente was als een tuin die werd aangelegd, in
parkachtige stijl, met groene essen en bossen van loofbomen, beuken en eiken die
goed aardden in de Twentse bodem. Ook Potgieter, na zijn bewondering voor de
groeiende industrie, genoot van dit landschap, en gunde iedereen te aanschouwen ‘de
frischheid van dit benkenbosch, dier eiken eersten teedren dos, de bleekheid van de
wilgenbladeren’.
Verweven geschiedenis tussen oud en nieuw
De sinds eeuwen aanwezige adel die in eerste instantie met enige reserve de
ontwikkelingen aankeek die in rap tempo in gang waren gezet door deze ‘nieuwe
rijken’, liet nu langzaam maar zeker de afstand varen. Nadat er tijden alleen onderling
was getrouwd, zowel in de adel als bij de fabrikanten, werden er nu ook onderling
huwelijken gesloten. Historische havezaten komen in bezit van nieuwe eigenaren en
nieuwe huizen in handen van oude adel. Zo raakte oude en nieuwe geschiedenis meer
en meer verweven. De ondergang van de textielindustrie luidde een nieuw tijdperk in
voor Twente en nadat eerder de tijd van de adel voorbij was, zijn nu ook de
hoogtijdagen van de textielfabrikanten geëindigd. Hun buitenhuizen echter zijn net als
eerder de historische havezaten en kastelen blijvend onderdeel geworden van het
Twentse landschap.
Auteur: Doreen Flierman
Dag van het Kasteel 2017
Havezate Nijenhuis te Diepenheim.
Foto collectie NKS
Download