Twentse buitens: een verweven geschiedenis tussen oud en nieuw Aan de tiende editie van de Dag van het Kasteel afgelopen tweede pinksterdag deden 19 Overijsselse buitens mee. Op veel van deze locaties verwelkomden de eigenaren bezoekers op hun particulier bewoonde landgoed. Zo ook in Twente, waar verschillende twintigste-eeuwse villa’s staan die wortelen in een lange geschiedenis. De Bellinckhof Ten westen van Almelo ligt de Bellinckhof. Het statige huis uit 1919 is gebouwd in de ‘Um1800’ stijl, een wat conservatieve, imposante bouwstijl. Opdrachtgever Johannes ten Cate was een van de fabrikanten die eind negentiende en begin twintigste eeuw zijn fortuin maakte in de textielindustrie. Al vanaf de achttiende eeuw hield de familie zich bezig met textiel. De komst van stoom en machines zorgde er voor dat deze industrie explosief groeide met als gevolg grote rijkdom voor de fabrikanten. Net als zijn collega-fabrikanten koos Johannes ten Cate ervoor een buitenhuis voor zijn familie te laten bouwen. Ook de tuin werd geheel ontworpen volgens de laatste mode door tuinarchitect Leonard Springer die geen onbekende was in Twente. Voor de Bellinckhof creëerde hij een parkachtige tuin met aantrekkelijke doorkijkjes, slingerende paden en prachtige bomen. Fabrikantenvilla De Bellinckhof, gebouwd in de ‘Um1800-stijl’. Foto collectie NKS- A. Speelman De geschiedenis van de grond waarop de Bellinckhof werd gebouwd, gaat echter veel verder terug. Hier stond in het verleden de oude havezate Bellinkhof. Deze havezate ontleende zijn naam aan de familie Bellinkhave en kwam in de achttiende eeuw in bezit van de familie Du Tour die zich daarna Du Tour van Bellinchave ging noemen. Ernstig verval in latere jaren zorgde ervoor dat het recht van havezate, het schattingsvrij zijn, over werd geheveld naar een ander huis van de familie. De Bellinkhof was nu slechts een vervallen boerenerf geworden. Dat Johannes ten Cate ervoor koos zijn nieuwe huis te vernoemen naar de oude havezate die er ooit stond, is echter geheel in de stijl van de streek en de groeiende regionale interesse van de fabrikanten in die jaren. Deze interesse had archeologische opgravingen, onderzoek, publicaties en uiteindelijk de oprichting van de Oudheidkamer Twente en het Rijksmuseum Twenthe tot gevolg. De belangstelling voor de geschiedenis van de eigen streek onder de fabrikanten was er ook de oorzaak van dat er goed gekeken werd naar de oude havezaten en kastelen die Twente bezat, niet alleen met het oog op behoud maar ook met het oog op de nieuw te bouwen buitenhuizen. Toen Herman van Heek bijvoorbeeld opdracht gaf voor de bouw van de Hooge Boekel, een buitenhuis bij Enschede, vroeg hij de architect dan ook nadrukkelijk te kijken naar deze oudere kastelen en buitenplaatsen die verspreid over Twente lagen. Agrarisch Twente Twente was van oudsher een agrarische streek. Lange tijd waren er slechts een aantal doorgaande wegen in de regio: de weg van Deventer naar Oldenzaal, de weg naar Munster en de weg naar het noorden, richting Coevorden en Groningen. Oldenzaal was de enige stad van formaat en een belangrijke partner van het bisdom van Utrecht. Het gewest Twente waartoe in de middeleeuwen ook het Graafschap Bentheim behoorde, viel onder bestuur van de graven van Goor, de vazallen van de bisschop in Utrecht. Onenigheid tussen de Graven van Goor en de bisschop leidde tot de aanstelling van een drost. Het drostambt zou tot in de negentiende eeuw blijven bestaan. De zetel van de Graven van Goor was kasteel de Borg dat al in de veertiende eeuw werd verwoest. Sommige kleine boerengemeenschappen langs de doorgaande wegen ontwikkelden zich tot dorpen en kleine steden zoals Enschede, Ootmarsum, Rijssen, Goor en Diepenheim. In dezelfde tijd ontstaan ook de versterkte huizen waar de adel en leden van de Ridderschap zetelden. Vooral de omgeving rondom Diepenheim, Goor en Markelo, zo strategisch gelegen bij de grens met Gelderland, kent een groot aantal havezaten en kastelen. Kasteel Warmelo bij Diepenheim is zo'n strategisch gelegen kasteel bij de grens met Gelderland. Foto collectie NKS - A. Speelman Hier ligt kasteel Warmelo waar halverwege de twintigste eeuw de moeder van wijlen prins Bernhard woonde, Prinses Armgard. Het huis staat tegenwoordig vooral in de belangstelling vanwege de historische tuinen die door de huidige bewoners geheel zijn gerenoveerd. De geschiedenis van het huis gaat terug naar de veertiende eeuw, in de tuin is vier eeuwen tuinhistorie te vinden. De Franse tuin van het landgoed werd op de geografische kaarten van Höttinger eind achttiende eeuw zelfs ingetekend. Ook andere landgoederen in deze buurt werden op deze kaart vermeld zoals bijvoorbeeld het Weldam waar de oude omgrachting die op de kaart zichtbaar is, goed bewaard is gebleven en havezate Nijenhuis, tegenwoordig in één adem genoemd met Huis Westerflier. Nijenhuis werd voor het eerst genoemd in de veertiende eeuw. Hier woonden ooit de freules Van Beckum die hun doopsgezinde geloof in 1544 moesten bekopen met de dood: ze kwamen terecht op de brandstapel. Het huidige huis dat uit de zeventiende eeuw stamt, is al vanaf de achttiende eeuw in bezit van de familie Schimmelpenninck. De naam van Huis Westerflier gaat nog verder terug. Al in de elfde eeuw wordt Westerflier genoemd in een schenkingsakte. Het werd pas een havezate in de zestiende eeuw en behoorde enige tijd bij kasteel Warmelo. Het Westerflier kent een meer agrarische karakter dan het Nijenhuis. Samen beslaan deze twee landgoederen zo’n 500 hectare. Ook het vermelden waard is kasteel en havezate Weldam dat al genoemd wordt in 1389. Het huidige huis stamt uit de zeventiende eeuw maar in de negentiende eeuw werden er indrukwekkende torens toegevoegd. De tuinen zijn naar ontwerp van de Franse tuinarchitect Edouard André. Ook het Weldam bij Diepenheim is een op de grens met Gelderland gebouwd kasteel. Foto collectie NKS - A. Speelman Centraal in Twente ligt kasteel Twickel dat in het hele land een onovertroffen reputatie heeft vanwege zijn huis, tuinen, bossen en landerijen. Behalve de eerder genoemde Bellinckhof is bij Almelo ook Huis Almelo te vinden, nu meer stedelijk gelegen dan toen het voor het eerst genoemd werd in de dertiende eeuw. Het huis was het centrum van de heerlijkheid Almelo. Het huis, oorspronkelijk gebouwd in de zeventiende eeuw door Zeger van Rechteren, heeft in de eeuwen daarna de nodige veranderingen ondergaan, vaak naar aanleiding van schade die het tijdens verschillende oorlogen opliep. Het huis wordt omringd door een parkachtige tuin naar ontwerp uit 1815 van G.A. Blum. De Gravenallee, de drie kilometer lange oprijlaan naar het huis werd al rond 1700 aangelegd. Kasteel Twickel, omgeven door prachtige tuinen. Foto collectie NKS Eeuwen van twist Twente kende in de tijd waarin veel van deze buitens voor het eerst genoemd werden niet alleen ridders maar ook roodridders. Roofridders waren vaak die ridders die het net als de Graven van Goor aan de stok kregen met het Bisdom Utrecht. De relatie van het bisdom Utrecht met het Oversticht, de gebieden aan de andere kant van de IJssel dus het Land van Vollenhove, Salland, Twente en ook Drente was moeizaam. Bisschop Jan van Arkel (bisschop van 1342-1364) was echter van plan zijn greep op de streek te verstevigen. De handel van het Hanzeverbond speelde hierbij een belangrijke rol. Zijn leenmannen hadden vestingplaatsen nodig en mogelijkheden om zich te kunnen bedruipen. Storende factor in zijn plannen waren de aanwezige edelen in Twente die hun eigen belangen nastreefden en op deze manier de handel van het bisdom bemoeilijkten. De ridders kregen vanwege deze conflicten door het bisdom al snel de titel ‘roofridders’ aangemeten, vooral ook vanwege hun veelvuldige rooftochten met het bezit van het Bisdom als doel. In de zestiende eeuw ontstond de heerlijkheid Overijssel waartoe ook Twente behoord. Bijzondere rechtsgebieden waren Almelo, Haaksbergen en Diepenheim die aparte heerlijkheden vormden en ook een eigen drost kenden. De Ridderschap van Twente bleef bestaan maar had niet langer bestuurstaken. De heerlijkheid Overijssel besloeg ruwweg het terrein van de huidige provincie Overijssel. Maar de Tachtigjarige Oorlog in de zestiende eeuw zorgt voor een nieuwe deling. Twente kende in deze tijd twee drosten, Spaansgezind en Staatsgezind. Spaanse bestuur had tot gevolg dat Twente, in tegenstelling tot de rest van Overijssel, overwegend katholiek bleef. Hierna breekt een periode van relatieve rust aan maar de Franse tijd ingeleid door de Franse Revolutie in 1789 leidde tot grote veranderingen voor Twente. De macht van de adel in hun kastelen en havezaten verminderde zienderogen. Ook de nieuwe indeling van gemeenten, het opbreken van oude marken en het verdwijnen van de feodale structuren had grote gevolgen. Na in 1795 te zijn ingelijfd door de Bataafse Republiek die was ontstaan met steun van de Franse Republiek, behoorde Overijssel en daarmee Twente vanaf 1809 tot het Koninkrijk Holland. Kasteel Westerflier in Diepenheim. Foto collectie NKS – P. van der Wielen Twents textiel en de opkomst van Twentse textiellandgoederen Halverwege de negentiende eeuw werd Twente het decor voor de textielindustrie. Brandpunt van deze industrie was Enschede maar ook op andere plaatsen was deze industrie te vinden zoals Oldenzaal, Rijssen, Almelo en Hengelo, waar echter de nadruk lag op de metaalindustrie en Nijverdal, dat zelfs zijn hele ontstaan aan de textiel te danken had. Eerste minister Thorbecke kwam vaak en graag in Twente en was goed bevriend met een van de textielfabrikanten, Hendrik Jan van Heek. Ook de dichter Potgieter was diep onder de indruk van de activiteiten en de ondernemingsgeest in deze afgelegen regio en dichtte in 1861 in zijn ‘Aan Twenthe’: ‘O helsche, o heerlijke industrie!’ De textielindustrie nam een grote vlucht. Grote rijkdom voor de textielfabrikanten was het gevolg. Door huwelijken tussen de verschillende textielfamilies werd het geld binnen eigen kleine kring gehouden en steeds groter groeide hun kapitaal. Zij behoorden nu tot de bovenlaag van de maatschappij. Woonden zij eerst nog in de steden nabij het centrum van de stad, nu ontvluchtten zij de drukte die hun eigen succesvolle fabrieken daar veroorzaakten. Naar het ongerepte Twentse land trokken zij, een paradijs in de ogen van velen. Hier bouwden zij hun droomhuizen waarvan velen niet alleen nog steeds particulier bewoond worden maar vaak ook nog in bezit zijn van de families die ze ooit lieten bouwen. De huizen zijn ingebed in het Twentse landschap alsof zij hier al eeuwen hebben gestaan. Ondanks dat veelvuldig gebruik werd gemaakt van dezelfde architecten en er goed gekeken werd naar de bestaande huizen, kennen de huizen van de textielfabrikanten een grote verscheidenheid met stijlen variërend van classicistisch tot Engelse landhuisstijl. Ensemble Bijna zonder uitzondering werden deze nieuwe huizen omringd door onder architectuur ontworpen tuinen. De fabrikanten kozen vaak voor dezelfde architecten zowel voor huis als voor hun tuinen en parken. Pieter Wattez bijvoorbeeld nam het ontwerp op zich van het Van Heekpark dat binnenkort zijn honderdjarig bestaan viert maar ontwierp ook de tuinen van de Hooge Boekel. Leonard Springer, zoon van kunstschilder Cornelis Springer, ontwierp niet alleen tuinen maar op verzoek van fabrikant Gelderman uit Oldenzaal ook een arboretum: Poort Bulten dat tot op de dag van vandaag een enorme verzameling bijzondere bomen kent. Springer kreeg van Gelderman de opdracht het park zo te ontwerpen dat de bomen niet alleen van dichtbij maar ook van veraf goed zichtbaar zouden zijn. Naast de aandacht die de fabrikanten besteedden aan de bouw en aanleg van hun eigen buitens, zorgden zij ook voor het behoud van historische landgoederen en havezaten die Twente kende zoals bijvoorbeeld het Huis te Brecklenkamp bij Lattrop dat teruggaat tot de vijftiende eeuw. Dit huis, door een andere Van Heek van de ondergang gered, kent een zeldzaam park, een uniek voorbeeld van Hollandsclassicistische aanleg. Zowel huis als tuin zijn door de huidige eigenaar wonderschoon gerestaureerd. Een bijzondere geschiedenis kent ook Singraven, een havezate bij Denekamp met eeuwen geschiedenis dat aan het begin van de twintigste eeuw gekocht wordt door een Zaanse fabrikant. Zijn zoon, Willem Laan, gaf het huis in de circa vijftig jaar dat hij hier alleen woonde een achttiende-eeuws voorkomen. Springer ontwierp voor hem de tuinen. Bij leven schonk Laan huis aan Stichting Edwina van Heek, een stichting die zich inzet voor het behoud van cultuur en natuur in Oost-Nederland. Naamgeefster van de stichting, Edwina van Heek-Burr Ewing, was de weduwe van Jan Bernard van Heek, de vroeg overleden firmant van Van Heek & Co, de grootste onderneming van Nederland aan het begin van de twintigste eeuw. Ook zij laten een ander bijzonder huis achter, Zonnebeek, dat sterk doet denken aan de koloniale huizen in de zuidelijke staten van Amerika. Jan Bernard was ook initiatiefnemer van het Rijksmuseum Twente en goed bevriend met J.J. van Deinse, primus inter paris onder de Twentse regionalisten. Singraven. Foto collectie NKS - A. Speelman Niet alleen de huizen en de vroege geschiedenis van de streek hadden de belangstelling van de heren fabrikanten. Werkreizen naar voornamelijk Engeland deed hen beseffen wat een almaar groeiende industrie kon aanrichten in het landschap. Dit, zo besloten zij, zou niet het lot worden van Twente. Zoals eerder bij de oprichting van musea etc werd nu in rap tempo Landschap Overijssel opgericht en Natuurmonumenten gesteund. Stukken grond werden door de fabrikanten aangekocht en geschonken aan deze stichting. Zo zorgden zij ervoor dat bijzondere landschappen in Twente bewaard konden blijven en met zorg onderhouden konden worden. Ook zijn de fabrikanten mede-verantwoordelijk voor het bosrijke karakter waar Twente nu bekend om staat. Voor de negentiende eeuw was er niet heel veel bos in deze streek te vinden. Het landschap bestond voor een groot gedeelte uit de zogenaamde ‘woeste gronden’, veen en hei en uitgestrekte moerassen. Het gebied werd nu in rap tempo ontgonnen, Twente was als een tuin die werd aangelegd, in parkachtige stijl, met groene essen en bossen van loofbomen, beuken en eiken die goed aardden in de Twentse bodem. Ook Potgieter, na zijn bewondering voor de groeiende industrie, genoot van dit landschap, en gunde iedereen te aanschouwen ‘de frischheid van dit benkenbosch, dier eiken eersten teedren dos, de bleekheid van de wilgenbladeren’. Verweven geschiedenis tussen oud en nieuw De sinds eeuwen aanwezige adel die in eerste instantie met enige reserve de ontwikkelingen aankeek die in rap tempo in gang waren gezet door deze ‘nieuwe rijken’, liet nu langzaam maar zeker de afstand varen. Nadat er tijden alleen onderling was getrouwd, zowel in de adel als bij de fabrikanten, werden er nu ook onderling huwelijken gesloten. Historische havezaten komen in bezit van nieuwe eigenaren en nieuwe huizen in handen van oude adel. Zo raakte oude en nieuwe geschiedenis meer en meer verweven. De ondergang van de textielindustrie luidde een nieuw tijdperk in voor Twente en nadat eerder de tijd van de adel voorbij was, zijn nu ook de hoogtijdagen van de textielfabrikanten geëindigd. Hun buitenhuizen echter zijn net als eerder de historische havezaten en kastelen blijvend onderdeel geworden van het Twentse landschap. Auteur: Doreen Flierman Dag van het Kasteel 2017 Havezate Nijenhuis te Diepenheim. Foto collectie NKS