HET LEVEN TIJDENS DE 1STE WERELDOORLOG (1914-1918) IN VIER WEKELIJKSE AFLEVERINGEN IN TAPTOE: DE GROTE OORLOG BIJ ONS IN HET MEETJESLAND INLEIDING Honderd jaar geleden begon de Grote Oorlog, die het uitzicht van de wereld voorgoed zou veranderen. Hoewel de Duitsers al op 4 augustus België binnenvielen, bleef het Meetjesland nog ruim twee maanden gespaard van deze oorlogsgruwel. Omdat het Belgische leger amper weerstand bood in onze streken – ze wilden zich pas achter de IJzer ingraven – veroverde het Duitse leger zonder al te veel verliezen tussen 8 en 14 oktober het Meetjesland. Daardoor bleef ook de schade aan de woningen beperkt en vielen er amper slachtoffers onder de burgerbevolking. Bovendien gedroegen de Duitse troepen zich al bij al nog netjes, zeker vergeleken met de latere barbaarse moordpartijen en brandstichtingen in bijvoorbeeld Dinant, Namen en Leuven. Maar de Duitse bezetter zou het leven van de bewoners van het Meetjesland wel vier jaar lang tot een hel maken, met amper eten, maar des te meer regeltjes en geboden. Verliep de bezetting van het Meetjesland zonder veel bloedvergieten, de bevrijding ervan, in de tweede helft van oktober 1918, was integendeel bijzonder bloedig. Omdat de Duitsers achter het Schipdonkkanaal tussen Nevele en Maldegem hun laatste slag leverden, werd er meer dan een week keihard gevochten. Deel 1: HET MEETJESLAND VERGETEN ? Nadat de Duitsers op 4 augustus 1914 ons land binnenvielen, bleef het Meetjesland nog ruim twee maanden gespaard van de oorlogsgruwel. De eerste bom werd pas op 4 september op Eeklo geworpen en... ze ontplofte niet eens. Het leek wel alsof de Duitsers totaal geen interesse hadden in onze regio. Pardon? Waar blijft ‘Den Duitsch’? De Duitsers wilden bij het begin van de oorlog zo snel mogelijk Parijs veroveren. De kortste weg daarheen? Door België. Toen de Belgische regering hen de vrije doorgang weigerde, vielen ze op 4 augustus ons land binnen. Om snel in Frankrijk te geraken, moesten ze eerst het door forten verdedigde Luik veroveren en dan, bij wijze van spreken, linksaf slaan, om tussen Luik en Antwerpen naar Frankrijk op te rukken. En dat leek aardig te lukken. Op 7 augustus werd de stad Luik veroverd en tussen 11 en 15 augustus werden de forten errond door enorme kanonnen in elkaar geschoten. Dergelijke nooit eerder getoonde reuze kanonnen werden ‘Dikke Bertha’s’ geheten omdat ze granaten/obussen van 30 à 42 cm diameter afvuurden. sloeg de paniek toe: in het stadscentrum werden loopgraven gegraven en de regering week uit naar Bordeaux. Tussen 4 en 9 september lanceerden de Fransen echter het offensief aan de Marne tegen de dodelijk vermoeide Duitse troepen en ze konden hen tientallen kilometers terugdrijven en zo de dreiging van Parijs wegnemen. Net die nederlaag zou ervoor zorgen dat de Duitsers hun volle aandacht weer richtten op Vlaanderen en... het Meetjesland. Toch gingen die eerste twee oorlogsmaanden niet onopgemerkt voorbij aan het Meetjesland. Zo werden in de eerste oorlogsdagen paarden, auto’s, moto’s en in Eeklo alleen al 1.046 fietsen opgevorderd en in Maldegem 381 mannen. Vanaf 20 augustus zouden ook de eerste vluchtelingen aankomen en de terugtrekkende Belgische troepen hielden halt om even op adem te komen. Door de vele vluchtelingen groeide het inwonersaantal van Eeklo aan van 13.000 tot 20.000. In het OLVten-Doorninstituut en het Gesticht (nu AZ Alma) werden veldhospitalen voor gewonden ingericht. Bronnen Voor het schrijven van deze reeks baseerden we ons op verschillende historische werken over WO I. Maar de meeste informatie haalden we uit ‘De Eerste Wereldoorlog in het Meetjesland’, een thematische synthese van de periode 1914-1918 die de bvba Artoria in 2011 maakte in opdracht van COMEET, de intergemeentelijke cultuurdienst van de 13 Meetjeslandse gemeenten. Meer info op www. eerstewereldoorlogmeetjesland.be. Ook het boek “Eeklo, 750 jaar” dat uitgeverij Taptoe in 1990 uitbracht, was een bron van inspiratie, evenals “1914-1918, De Eerste Wereldoorlog”, Amsterdam 1975. De Duitsers zelf lieten zich slechts sporadisch zien. Op 24 augustus bliezen enkele Ulanen - snelle Duitse verkenners te paard - de spoorweg in Aalter op. Vier dagen later vielen ze op kermismaandag binnen in Maria-Aalter en op 9 september raakten vijf Ulanen in Vosselare slaags met Belgische soldaten: 1 Duitser sneuvelde, twee raakten gewond en werden gevangen genomen en twee konden ontkomen. Ook in Nevele en Vosselare werden in september zo’n Ulanen onderschept. Die 24ste augustus zou de geschiedenis ingaan als ‘Vliegende of Zotte Maandag’. Die dag sloegen duizenden mensen in Vlaanderen op de vlucht, in paniek door het gerucht dat ‘Den Duitsch’ op komst was. Geld werd in de grond gestopt en later niet meer teruggevonden, omdat men vergeten was onder welke boom men het had begraven. “Ook bij ons ... in Veldekens, was geen mens nog thuis die maandag. Overal vluchtten de mensen een of twee gemeenten verder en keerden na enkele De Duitsers stuurden al in augustus en september Ulanen, Duitse verkenners te paard, naar het Meetjesland. (foto: © getty) In de tweede helft van augustus rukten de Duitsers verder op door MiddenBelgië. Op 20 augustus viel Brussel, op 22 augustus was Ninove en Geraardsbergen aan de beurt. Maar de rest van Oost-Vlaanderen en dus ook onze regio, lieten de Duitsers rechts liggen. Twee dagen later drongen ze Frankrijk binnen en op 3 september stonden ze al op 45 kilometer van Parijs. Daar Zotte Maandag gerden. De zenuwen stonden gespannen en ze waren op hun hoede voor burgers die het vuur op hen konden openen. De kreet “Burgers hebben geschoten” was niet uit de lucht en tijdens hun inval werden gewone mannen en vrouwen met die drogreden doodgeschoten en kerken, dorpen en zelfs hele steden in brand gestoken: in Andenne aldus 300 huizen in brand en 400 inwoners gefusilleerd, in Dinant 1.200 van de 1.400 huizen in brand en een paar honderd mannen, vrouwen en kinderen omgebracht. In Leuven werden het centrum, de kerk en de universiteitsbibliotheek in brand gestoken en 173 inwoners gefusilleerd. Honderden soldaten sneuvelden, tientallen burgers lieten het leven, in gemeenten als Zomergem stond nog amper een huis overeind. Er werden zelfs gasgranaten gebruikt. De komende vier weken vertelt Taptoe u het verhaal van de bezetting van het Meetjesland in oktober 1914, deze week precies honderd jaar geleden, hoe hard het leven was tijdens de oorlogsjaren, met spionage, smokkelaars, opeisingen, den Draad, maar ook over zeppelins en zelfs duikboten in het Meetjesland... en hoe onze streek in oktober 1918 na harde gevechten toch werd bevrijd. Deze week leest u in de eerste aflevering hoe de Duitsers onze regio in handen kregen. dagen huiswaarts”, noteerde de Adegemse pastoor Vereecke in zijn dagboek. Op 5 oktober deed Nevele de Vliegende maandag nog eens over, toen honderden inwoners op de vlucht sloegen voor de Duitsers, die nog een week op zich zouden laten wachten. Daar is ‘Den Duitsch’ Eind september richtten de Duitsers hun volle aandacht op Antwerpen. De Scheldestad werd beschermd door twee gordels van verouderde forten en 65.000 soldaten. Eind september troffen de eerste Duitse granaten de forten. Die waren maar bestand tegen granaten van 21 centimeter en dus geen partij voor de vele Dikke Bertha’s van de vijand. Begin oktober viel de eerste fortengordel. Meteen schoten de Britten ons land - ‘Brave Little Belgium’ - ter hulp met de legendarische Britse regeringsleider Winston Churchill en 2.000 extra troepen. Die trokken op 2 oktober in een bizar konvooi van Londense dubbeldekbussen door Eeklo. Het mocht niet baten. De Duitsers braken door en op 7 oktober trokken de Belgische troepen zich terug op de linkeroever van de Schelde. Veel soldaten vluchtten ook naar Nederland, dat oorlogsneutraal bleef. De oorlog stond op de stoep van het Meetjesland. Vanaf 8 oktober trok wat nog overbleef van het Belgische leger, zich terug naar de IJzer, met de Duitsers op de hielen. Nadat de Duitsers op 22 oktober over de rivier waren geraakt, werd de IJzervlakte onder water gezet, wat zou uitmonden in een loopgravenoorlog van vier jaar. Hinderlaag? De verhalen over de wreedheden van de Duitsers, begaan in steden als Leuven (zie foto), zorgden voor paniek, ook in het Meetjesland. Het Belgische leger trekt terug door Zelzate, Assenede, Nevele en Waarschoot. Koning Albert I brengt de nacht door bij de Zelzaatse schepen De Clercq aan de Westkade. ning van bestendig afgevaardigde Lionel Pussemier in de Boelare, waar de vorsten de nacht doorbrachten. Terwijl de koning verschillende keren van de Boelare naar hoofdkwartier in het vredegerecht trok, bracht de koningin een bezoek aan de gewonde soldaten in OLV-ten-Doorn. Franse scherpschutters stonden klaar om het vuur te openen, mochten Duitse vliegtuigen het gemunt hebben op de koninklijke familie. Vrijdag 9 oktober 1914 Zaterdag 10 oktober Een grote dag voor Eeklo: Koning Albert, te paard, en Koningin Elizabeth, met de wagen, komen er aan. De koning hield een korte toespraak voor het stadhuis (in het Frans) en werd ontvangen op het vredegerecht, waar het hoofdkwartier van het leger was: het stadhuis was daarvoor te bouwvallig. De koningin reed naar de wo- ‘s Morgens vroeg vertrok de koning te paard via Raverschoot, toen nog een aardenweg, naar West-Vlaanderen. De koningin volgde even later via Balgerhoeke en ze deelde in Adegem nog welgeteld 35 pakjes sigaretten uit aan leden van de Eeklose burgerwacht. Hierna een chronologisch overzicht van de meest bewogen week van oktober 1914 in het Meetjesland. Donderdag 8 oktober 1914 De baan Eeklo-Brugge ziet zwart van de terugtrekkende Belgische soldaten en op de spoorlijn van Eeklo naar Brugge zitten en hangen de treinen vol dodelijk vermoeide soldaten. Omdat de eerste Duitsers worden gesignaleerd in Deurle, gaat om 18 uur de brug over het Schipdonkkanaal in Nevele de lucht in. In Zelzate saboteren de Belgen de brug over het kanaal naar Terneuzen. In Eeklo heeft een ware exodus plaats: soldaten werden geëvacueerd, de Arme Klaren en de paters vluchtten naar Sluis, gevolgd door honderden gewone Eeklonaars. ‘s Avonds is Eeklo een verlaten stad. mensen, ook de burgemeester vluchten richting Nederland, anderen trekken de bossen in. Ook Eeklo wordt ingenomen: kort na de middag trekken de Duitsers via de Gentsesteenweg en de Boelare de stad binnen. De Duitse bevelhebber probeerde de paar honderd Eeklonaars die waren achtergebleven, gerust te stellen door te zeggen dat ze niet op burgers zouden schieten en zouden betalen voor wat ze opeisten. Ook Oosteeklo en Zomergem vallen in Duitse handen. In Vosselare wordt de hele dag zwaar gevochten vooraleer de Duitsers over het Schipdonkkanaal geraken. Tijdens de ‘Slag van Overbroek’ in Merendree sneuvelen acht Belgisch soldaten en verschillende Duitsers. In Hansbeke gaan de burgemeester en de secretaris de Duitse troepen tegemoet en smeken hen de burgerbevolking te sparen. Dat het Belgische leger niet alleen maar vluchtte, maar ook soms fel van zich afbeet, bewijst de eenheid van commandant Nijssens van het 2de regiment Lansiers op 13 en 14 oktober. Eerst houden zijn mannen aan ‘t Hulleken in Evergem de oprukkende Duitsers uren op, tot ze bijna omsingeld waren. Omdat de weg van Waarschoot naar Eeklo afgesneden is, probeert hij via Zomergem de Belgische linies te vervoegen. Uiteindelijk trekken ze de hele nacht door de velden en de bossen, om Lembeke, dat al door de Duitsers veroverd is, heen naar Kaprijke. Omdat ook daar al Duitsers zaten, ging het in galop in de richting Sint-Laureins, dat nog niet bezet was. Nijskens was er pas met zijn mannen aangekomen, of hij bood op 14 oktober ook nog fel tegenstand, met zijn 100 soldaten tegen enkele duizenden Duitsers. Dinsdag 13 oktober Woensdag 14 oktober Het Meetjesland valt: ‘s morgens verlaten de laatste Belgische soldaten Waarschoot en om 14 uur duiken de eerste Duitsers op, die via Sleidinge en de Oostmoer het dorp binnenrukken. Ook Kluizen en Lovendegem vallen, nadat de Belgische achterhoede er slag leverde met de Duitse voorhoede. In Aalter zorgt het opduiken van de Duitsers voor grote paniek: heel wat De Duitsers veroveren Knesselare, Adegem, Maldegem en Sint-Laureins. De brug van Moershoofde, de hoofdroute voor vele vluchtelingen naar het neutrale Nederland, gaat dicht. In Bellem slaan Duitsers aan het plunderen. Zondag 11 oktober De Belgische troepen blijven zich door het hele Meetjesland terugtrekken. Aalter is daarbij een belangrijk knooppunt op weg naar Tielt en naar Brugge. Maandag 12 oktober Eindbalans Al bij al viel de intocht van de Duitse troepen in het Meetjesland dus nog mee. Tot een heuse veldslag kwam het niet. Het had nochtans gekund. Het Schipdonkkanaal, van Deinze tot Maldegem, leek ideaal om de oprukkende Duitsers tegen te houden. Maar de Belgische legerleiding koos ervoor om de troepen verder terug te trekken en zich eerder in te graven achter de IJzer. Ook de Duitsers gedroegen zich. De eerste weken van de oorlog was dat anders. De Duitsers waren razend op die Belgen die hen vrije doorgang wei- Die kwalijke reputatie ging de Duitsers vooraf. De Meetjeslanders vernamen het via de schaarse nieuwsberichten en vooral via de vluchtelingenstroom die vanaf het begin van de oorlog op gang kwam. Die angst verklaart waarom zoveel mensen, notabelen, maar ook gewone mensen, hun vaak schamele bezittingen op een krakkemikkige kar laadden en het veilige Nederland probeerden te bereiken, toen ze hoorden dat ‘Den Duitsch’ op komst was. Maar in de loop van oktober keerden de meesten al terug, wanneer ze vernamen dat de frontlinie was opgeschoven tot aan de IJzer. Alleen in Lotenhulle liep het begin november uit de hand. De Vlaamse schrijfster Virginie Loveling uit Nevele beschrijft het incident in haar dagboek. Enkele Duitsers zaten op een avond in november op café, toen plots een lokale jongeman binnenstormde en riep: “De Engelschen zijn daar”. De Duitse soldaten grepen hun door Piet De Baets wapens, holden naar buiten en openden het vuur, toen ze stappen hoorden naderen. Even later bleek dat ze het vuur hadden geopend op hun eigen troepen. Omdat de Duitsers dachten dat ze bewust in een hinderlaag waren gelokt, sloegen ze keihard terug. Op 17 november werden gemeentesecretaris Eduard Schelstraete, Adolph Van den Kerckhove en bakker Ivo Claeys gefusilleerd. De angst sloeg de bevolking om de keel en velen vluchtten de bossen in. ‘Den Duitsch’ blijft De Duitsers namen meteen de touwtjes in handen. Eenmaal een dorp veroverd, werden Duitse soldaten ingekwartierd bij burgers, van wie verwacht werd dat ze hen eten en drinken gaven en een bed. Zo werd in Sint-Laureins de villa van burgemeester Ingels opgeëist voor de Duitse legerleiding. Op 15 oktober trokken 8.000 Duitse soldaten door Eeklo, op weg naar de IJzer. Tweeduizend bleven die middag in Eeklo ‘eten’: bakkerijen en slagerijen werden geplunderd, net zoals de woningen van eerder gevluchte Eeklonaren. Vaak moesten ook de wijnkelders van de betergestelde burgers eraan geloven… Bovendien eisten de bezetters alles op wat niet te zwaar was: voedsel, paarden, runderen, varkens en karren. Openbare gebouwen, scholen, feestzalen en fabrieksgebouwen werden slaapplaats voor hun vermoeide troepen. De post en het openbaar vervoer, de trein en de tram, vielen compleet stil. Na 19 uur mocht niemand nog zijn huis uit, men mocht ook zijn eigen gemeente niet verlaten, fietsen was verboden, net zoals zich verplaatsen met drie of meer mensen samen. In de grensgemeenten traden de Duitsers nog strenger op. Ze wilden absoluut het verkeer naar het neutrale Nederland lam leggen. In Sint-Laureins werd de brug van Moershoofde, langwaar de vluchtelingen Nederland wilden bereiken, al op 14 oktober afgesloten. Enkele dapperen probeerden nog al zwemmend of met een vlot over het Leopoldkanaal te geraken. Zonder brugovergang waren de bewoners van Moershoofde, Kantijne en Oosthoek afgesneden van hun dorp. Begin november werden ook de andere bruggen over dat kanaal bewaakt door soldaten. Maar op 10 en 11 november bliezen de Duitsers alle bruggen over dat kanaal op, van Heist tot Sint-Laureins. Alleen de brug naar Watervliet lieten ze liggen. Met de tram kon men nog naar IJzendijke, maar ook die passagiers werden streng gecontroleerd. Al die maatregelen zorgden ervoor dat wie vanuit Maldegem in het Nederlandse Eede, net over de grens, wilden geraken, daar tien uur over deed. Het was maar een voorproefje van wat het Meetjesland de komende vier jaar te wachten stond. Het zouden vier lange jaren worden, met veel verbodsregels en pesterijen en heel weinig eten en plezier. Zodra de Duitsers een gemeente hadden bezet, maakten ze duidelijk wat er nog mocht en wat niet. In Maldegem waren de Duitse regels nog strenger, wegens dichter bij het front, vluchtweg de kust en het neutrale Nederland gelegen. Volgende week: Nauwelijks eten, maar regeltjes en verboden genoeg: “HET LEVEN ONDER ‘DEN DUITSCH” HET LEVEN TIJDENS DE 1STE WERELDOORLOG (1914-1918) IN VIER WEKELIJKSE AFLEVERINGEN IN TAPTOE: DE GROTE OORLOG BIJ ONS IN HET MEETJESLAND Verzwakkende gezondheid Samenvatting vorige aflevering: Hoewel de Duitsers al op 4 augustus België binnenvielen, bleef het Meetjesland ruim twee maanden gespaard van deze oorlogsgruwel. Vorige week kon je hier al lezen hoe het Duitse leger zonder al te veel verliezen tussen 8 en 14 oktober het Meetjes- land veroverde. Langzaam, maar niet zeer wreedaardig. Daardoor bleef ook de schade aan de woningen beperkt en vielen er amper slachtoffers onder de burgerbevolking. Maar de Duitse bezetter zou het leven van de bewoners van het Meetjesland wel vier jaar lang tot een hel maken. In vier afleveringen vertelt Taptoe u het verhaal van de bezetting van het Meetjesland vanaf oktober 1914, deze maand precies honderd jaar geleden, en hoe onze streek in oktober 1918 na harde gevechten toch werd bevrijd. Deze week leest u in de tweede aflevering hoe onze regio leefde onder ‘den Duitsch’: weinig eten, maar des te meer regeltjes en verbodsbepalingen. Deel 2: HET HARDE, DAGELIJKSE LEVEN TIJDENS WO1 De Duitse bezetter had het Meetjesland pas veroverd, of hij maakte al meteen duidelijk wat hij wou: alles in beslag nemen en voor alles en nog wat regeltjes en de daaraan verbonden boetes uitvaardigen. Als landbouwgebied kreeg het Meetjesland het bijzonder zwaar te verduren: alles wat het land voortbracht probeerden de Duitsers te pakken te krijgen, vooral om de eigen troepen te bevoorraden. De Meetjeslandse bevolking zou vier jaar lang veel honger lijden en aan de vele Duitse regels een indigestie overhouden. Opdeling gebied Meteen na hun intocht installeerden de Duitsers een eigen bestuur. Het Meetjesland lag vlak achter het front, in het zogenaamde ‘Etappengebied’. Alles stond er in het teken van de bevoorrading en de verzorging van de Duitse troepen. Onze regio werd opgedeeld in verschillende “Kommandanturen”: Eeklo, Ertvelde, Deinze, Beernem (met Aalter en Knesselare) en Gent (met Lovendegem en Vinderhoute). Maldegem behoorde zelfs tot het ‘Operationsgebied’, wegens nog dichter bij het front en Middelburg was ‘Marinegebied’, wegens vlakbij de Kust. De eerste kommandant in Eeklo was Aegidi, een echte brulaap, die echter met een klein hartje in Eeklo aankwam: uit schrik voor de bevolking bleef hij de eerste nacht in zijn treincoupé op het station slapen. Pas ‘s anderendaags nam hij zijn intrek in de Kommandantur, op de ‘Botermarkt’ aan de Kon. Al- bertstraat, waar nu gewezen burgemeester Erik Matthijs woont. Hij zou tot mei 1917 blijven en zowaar met spijt in het hart afscheid nemen. “Ik neem afscheid met de wens dat de inwoners ook in het vervolg van alle zware oorlogsschade mogen gevrijwaard worden”, zo sprak hij. Geen meter bewegingsvrijheid Eerste gevolg van de ligging van het Meetjesland zo dicht bij het front was een eindeloze reeks Duitse regels en verordeningen. Zo mochten de Meetjeslanders hun eigen gemeente niet meer uit zonder geldige en betalende Duitse reispas. En zo’n pas te pakken krijgen, was al een expeditie op zich. Een reispas moest je aanvragen op het stad- of gemeentehuis en kostte al 1,25 frank. Die aanvraag, met pasfoto, ging naar het Passbüro, dat de aanvraag doorstuurde naar Gent, waar de aanvraag werd goed- of afgekeurd en teruggestuurd naar het Passbüro, waar je dan tegen (alweer) betaling je pas kreeg. Wanneer je met die pas naar een bestemming ging, moest je die daar laten afstempelen op het Meldeambt. Eenmaal terug thuis moest je de reispas weer inleveren op het Passbüro. De minste verplaatsing naar een naburige gemeente werd zo behoorlijk ontmoedigd en ook de handel tussen gemeenten viel nagenoeg compleet stil, want voor elk transport was iedereen toch enkele dagen bezig. Op het overtreden van de reisregels stonden strenge boetes: de tram nemen met een reispas dat twee dagen verstreken was kwam bijvoorbeeld al snel op 30 frank boete. Voor de inwoners van Maldegem en Middelburg was het leven nog harder: zij mochten hun eigen wijk niet uit: in dat Operations- en Marinegebied waren de regels op dat vlak nog strenger. En in de grensgemeenten Boekhoute en Assenede moesten alle mannen tussen 17 en 35 zich elke maand ter controle aanbieden. Wie niet kwam opdagen, werd thuis opgezocht en zo hard aangepakt, dat hij de volgen- de keer zeker op appel verscheen. Om alle regels te laten naleven, zetten de Duitsers hun Militäre Polizei in (MP afgekort), door de volksmond algauw omgedoopt in ‘Markepakkers’, omdat ze mensen controleerden en bij betrapping steevast de boete in marken afrekenden. Boetes afkopen met celstraf De eindeloze reeks aan regels verscheen op het “Verordnungsblatt”, dat op verschillende plaatsen werd aangeplakt. Soms was de Duitse regeldrift zo groot dat er verschillende versies van het Verordnungsblatt uitkwamen of dat sommige regels daags nadien werden verstrengd. Vaak moesten sommige ‘Verordnungen’ ook herhaald worden, omdat de inwoners het vertikten ze na te leven. Want de Duitsers lieten die regels ook echt naleven. Wie de regels overtrad, moest voor het “Gericht” verschijnen. In Eeklo was dat gevestigd in de Brug- Piet De Baets schestraat. Men moest er zijn persoonlijke gegevens opgeven en een verklaring geven voor de overtreding. Twee uur later kreeg men zijn straf te horen, een boete die varieerde van 10 tot 100 frank. Wie niet wilde betalen, kon ook kiezen voor de gevangenis: elke dag cel leverde 3 frank korting op, maar men moest wel voor zijn eigen kost zorgen. Zo kreeg Romanie De Backer uit Kleit, wiens man aan het front zat, drie dagen cel omdat ze geen slot met sleutel op haar konijnenhok had. Ze zat de straf uit onder het gemeentehuis van Maldegem en keerde, vergeven van de luizen en de vlooien, terug naar huis. Ernstiger misdrijven, zoals illegaal wapenbezit, kwamen voor de krijgsraad in het Vredegerecht. Daar stonden vaak jarenlange gevangenisstraffen op, uit te zitten in Duitsland. Op 20 augustus 1917 werd in de Sint-Jansdreef in Eeklo zelfs de 19-jarige West-Vlaming Emiel Beel gefusilleerd door de Duitsers. Hij had een Duits soldaat die zijn verloofde lastig viel, een oog uitgeschoten. Omdat de Duitsers alles opeisten, was er grote hongersnood in het Meetjesland. In Maldegem stond een grote menigte te wachten op de wekelijkse broodbedeling. (Foto Gemeentearchief Maldegem). Duitse tijd Een van de Duitse ingrepen die nog lang in het Meetjeslandse geheugen zou blijven hangen, was de invoering van de Duitse tijd. Omdat er anders constant verwarring dreigde tussen de Belgische tijd en de Duitse tijd, voerden de Duitsers vanaf november 1914 de Duitse Middel-Europese tijd in, een uur vóór het Belgische uur. Alle uurwerken op openbare plaatsen, in publieke lokalen en op kerktorens moesten voortaan de Duitse tijd weergeven. Bovendien voerden de Duitsers van 1 mei tot 30 september de zomertijd in, waardoor de klok een uur vooruit moest worden gedraaid. In de nacht van 30 september op 1 oktober werd de wintertijd van kracht en werd het uur dan weer teruggedraaid. Volgens de Duitse bezetter moest dat exact om 2 uur ‘s nachts gebeuren. Opeisingen Bronnen Voor het schrijven van deze reeks baseerden we ons op verschillende historische werken over WO I. Maar de meeste informatie haalden we uit ‘De Eerste Wereldoorlog in het Meetjesland’, een thematische synthese van de periode 1914-1918 die de bvba Artoria in 2011 maakte in opdracht van COMEET, de intergemeentelijke cultuurdienst van de 13 Meetjeslandse gemeenten. Meer info op www. eerstewereldoorlogmeetjesland.be. Ook het boek “Eeklo, 750 jaar” dat uitgeverij Taptoe in 1990 uitbracht, was een bron van inspiratie, evenals “1914-1918, De Eerste Wereldoorlog”, Amsterdam 1975. Hulp- en voedselcomités schoten als paddenstoelen uit de grond en er werd soep gekookt en gegeten als nooit voordien. De Eeklose vrouwenbond kookte zo dagelijks 1.000 liter soep voor de 2.000 schoolgaande kinderen in Eeklo. Het recept: per 100 liter water twee kilo gemalen erwten, evenveel linzen en gemalen bonen, rijstbloem en crealine (droog mengsel van graanproducten, vooral mais), 1 kilo vet, groenten, specerijen. Dat werd verdeeld over verschillende ketels met telkens een rundskop in. De winter van 1917 was legendarisch hard, gevolgd door een alweer mislukte (aardappel)oogst. Bovendien had Amerika de Duitsers inmiddels de oorlog verklaard, waardoor de stroom hulpgoederen uit de VS compleet opdroogde. Dat zorgde ervoor dat mens en dier fel verzwakt waren en vatbaar voor allerlei ziektes. Zo kon de Spaanse griep ook in onze streek veel slachtoffers maken. In Eeklo alleen al 50. In heel het Meetjesland eisten de Duitsers werkmannen op, zoals hier in Sleidinge. De mannen staan klaar voor het vertrek, de knapzak over de schouder. (Foto Sleins Archief). De Duitse bezetter was pas geïnstalleerd of hij begon allerhande goederen op te eisen. Dat zou zo de hele oorlog doorgaan: het Meetjesland werd compleet kaalgeplukt van alles wat er leefde of groeide. Terwijl de inwoners steeds meer honger leden, werden enorme voorraden weggesleept om de Duitse soldaten en bevolking te voeden en de Duitse industrie draaiende te houden. Een overzicht om een idee te geven van wat de Duitsers allemaal wilden. In Maldegem moesten de tabakshandelaars in december 1915 zo’n 10.000 sigaretten en 3.000 kilo tabak leveren voor de Duitse troepen in de streek. In oktober en november werden koper, messing, brons en nikkel opgeëist. Vanaf de herfst 1915 moesten de Maldegemse kinderen duizenden kilo’s eikels, kastanjes, okkernoten, hazelnoten en beukennootjes inzamelen. Begin 1915 had Zomergem al 218 runderen, 174 varkens, 10.000 kilo haver en evenveel rogge moeten leveren. En ook hier waren de Duitsers hun tijd ver vooruit: runderen moesten een merkteken in het oor dragen en de varkens werden getatoeëerd. Een dier mocht alleen geslacht worden, na toelating van de Duitsers. Vanaf 1916 had de Duitse oorlogsindustrie steeds meer koper nodig om obussen te maken. Bij burgers – in Maldegem werden de was- en kookketels ingezameld – maar ook in fabrieken werd alle koper opgeëist: zo vielen de 76 Meetjeslandse brouwerijen stil, omdat de Duitsers de koperen brouwketels meenamen. Maar ook de klokken werden uit de kerktoren gehaald, iets wat de bewoners altijd heel zwaar viel. In Oostwinkel werd wijn, koper en wol aangeslagen. Op 13 oktober 1916 moesten de Maldegemnaars ook al hun fototoestellen inleveren en op 6 november volgden alle auto’s, moto’s en vierwielige wagens. Op 20 november 1916 moest elke fietsende Eeklonaar zijn tweewieler aanbieden in de fabriek van ‘India Jute’ (Zuidmoerstraat). Nadat de banden eraf waren gehaald, kregen ze hun fiets weer mee… Naar het einde van de oorlog toe werden de eisen van de Duitsers steeds gekker. Toen in september 1917 in Boekhoute ook de wijn werd opgeëist, kozen veel inwoners eieren voor hun geld en dronken ze hem zelf uit. Maar ook standbeelden, brandnetels en paardenhaar werden opgeëist: in mei 1917 werden alle Maldegemse paarden verplicht geschoren. Toen in 1917 elke klompenmaker in Sint-Laureins het bevel kreeg om 25 klompen te maken voor de Duitsers, weigerden ze een na een met allerlei uitvluchten, onder andere: geen hout genoeg.... In maart 1918 werden in Assenede lavabo’s en nachttafels opgeëist, tot zelfs de ezel die de gemeentelijke vuilnis- kar trok. In mei 1918 moest Maldegem zijn stenen boterpotten afgeven. Amerikaanse winkel Naast de opeisingen waren er nog de inkwartieringen. Gemeenten in het Meetjesland moesten constant een groot aantal soldaten en officieren, die op adem kwamen na maanden aan het front, herbergen. Dat gebeurde in openbare gebouwen, vaak scholen, maar in nagenoeg elk huis werd ook een of meer soldaten ingekwartierd. Zij moesten over een propere kamer kunnen beschikken en eten en drinken krijgen. Opdat ze zich niet zouden vervelen, werden er voor hen speciale casino’s ingericht, waar ze zich konden ontspannen. Omdat de Duitsers alles opeisten, zag de Meetjeslandse bevolking zwarte sneeuw. Alle voedsel ging op de bon. Gelukkig kwam er snel voedselhulp uit de VS. Begin juli 1915 opende in de Stationsstraat in Eeklo - waar nu AD Delhaize huist - de Amerikaanse Winkel, waar men tegen vertoon van een broodkaart 250 gram etenswaren per persoon per week kon krijgen, die men nog nooit had gezien of geproefd. Zo onder meer ‘bufallo’: lappen Amerikaans gedroogd spek en.... ‘corned beef’, een tot dan toe onbekende lekkernij. Zwarte handel Eind maart 1916 had een Eeklonaar nog recht op 150 gram vlees per week, in december was dat nog de helft. In Maldegem kreeg een gezin nog 100 gram boter per week en 5 eieren per persoon. Het broodrantsoen stond in 1916 op 250 gram per dag, per persoon. Toen de nood aan brood zo groot werd, werden vanuit Nederland hele wagenladingen goedkoop (en niet al te best...) brood geleverd: elke week 40.000 kilo, drie keer per week vanuit Aardenburg. Bovendien ging door de natte zomer van 1916 hier een flink deel van de oogst verloren en wat het land nog opleverde, eisten de Duitsers ook op. Zo kreeg Eeklo in 1917 nog elke week 5 koeien en 5 varkens om... 13.000 inwoners te voeden. De zwarte handel bloeide dan ook: voor een kilo zeep die 1,8 frank kostte in november 1915 werd al 9 frank betaald in februari 1917. Voor een kilo boter betaalde je in november 1915 4 frank, in januari 1918 al 22 frank en nog later tussen de 25 en 30 frank, 1.000 kilo kolen kostte 225 frank (in 1914 nog 35 tot 40 frank). Er werd ook lustig geknoeid: een kilo boter woog vaak maar 900 gram en in de melk werd geregeld een emmer water gekapt. De mensen gingen eten zoeken waar ze het maar vonden. Iedereen die er plaats voor had, hield een varken of enkele konijnen, de echte sukkelaars aten aardappelschillen met gruis. Zo werden de kreken leeggevist, werden de hazen opgegeten die tegen ‘den draad’ waren gelopen. Veediefstal en diefstal van gewassen waren dagelijkse kost. Aardappeldieven hadden zelfs de gewoonte om de aardappelen te oogsten, maar de struiken weer in de grond te steken, zodat de boeren niet meteen iets merkten. De Duitsers eisten niet alleen alles op wat niet te heet of te zwaar was, maar ook veel werkkrachten. Omdat in Duitsland alle beschikbare mannen aan het front zaten, riep de bezetter massaal mannen op om in eigen streek, achter de Duitse linies in West-Vlaanderen of zelfs in Duitsland te gaan werken. Ze vroegen het eerst vriendelijk: wie als vrijwilliger ging, kreeg een loon en zijn vrouw een premie, een Duitse arts zorgde voor de zieken in de familie en de vrijwilligers mochten geregeld op verlof komen. Zo boden de Duitsers in 1916 in Ertvelde aan 170 vrijwilligers een dagloon aan van 3,5 frank, in plaats van de gebruikelijke 2 frank. Slechts 8 daagden er op. Indien er te weinig vrijwilligers waren, werden de mannen tussen 16 en 25 jaar dan maar opgeëist. In 1916 ging het in Eeklo om 205 mannen, van wie er 124 naar Duitsland werden gedeporteerd. Maar die opeisingen liepen niet altijd van een leien dakje. In oktober 1915 kwam het in Eeklo zelfs tot heuse rellen: vrouwen gingen de Duitsers met hun klompen te lijf. In Maldegem werden tijdens de oorlog meer dan 1.200 mensen opgeëist, van wie 60 vrouwen en zelfs 10 kinderen onder de 14 jaar. In Sint-Jan-in-Eremo moesten kinderen de erwten uit de peulen halen. Samengevat: voor hen aan het front of in Duitsland, veel en hard werk, nauwelijks te eten of alleen het overschot van het soldatenvoer, nauwelijks rust. Velen overleefden het harde regime dan ook niet en als ze al terugkeerden, waren ze er vaak zo slecht aan toe, dat ze kort na de oorlog stierven. Ze groepeerden zich in de Z.A.B. (Zivilarbeiter Belgien), door de volksmond prompt omgedoopt in ‘Zeer Arme Belgen’. Op het einde van de oorlog eisten de Duitsers massaal de mannen tussen 16 en 60 jaar op, om te voorkomen dat ze zich zouden aansluiten bij het oprukkende Belgische leger. Piet De Baets Volgende week DEEL 3: OVER DEN (ELECTRIEKEN) DRAAD, KLEIN-BELGIË, ZEPPELINS, VLIEGVELDEN EN ZELFS ONDERZEEBOTEN IN HET MEETJESLAND. HET LEVEN TIJDENS DE 1STE WERELDOORLOG (1914-1918) IN VIER WEKELIJKSE AFLEVERINGEN IN TAPTOE: DE GROTE OORLOG BIJ ONS IN HET MEETJESLAND Deel 3: ‘DEN DUITSCH’ DRUKT ZIJN STEMPEL TIJDENS DE OORLOG De Duitse bezetter zou niet alleen decennia blijven voortleven in de gedachten van de Meetjeslanders, hij zou ook het landschap van het Meetjesland blijvend hertekenen en er nog lange jaren zijn sporen achterlaten. Die zijn zelfs een eeuw later nog altijd niet volledig uitgewist. het maaien van het gras per ongeluk de middelste draad raakte. Vindingrijk Samenvatting vorige afleveringEN: De vorige weken kon je hier al lezen hoe de Duitse bezetter het leven van de bewoners van het Meetjesland vier jaar lang tot een hel maakte: weinig eten en des te meer regeltjes en verboden. maakt houten kader hielp ook, of men groef een kuil onder de draad. Sommigen leerden polsstokspringen om zo over de versperring te geraken. Later zou de Engelse spionagedienst speciaal geïsoleerd materieel ter beschikking stellen. In de grenstreek en zeker in het Meetjesland waren verschillende “passeurs” aan de slag: streekbewoners die oorlogsvrijwilligers, spionnen of smokkelaars tegen betaling voorbij de draad hielpen. mini-landje over de brug van Moershoofde naar de kerk in Sint-Laureins mochten. Dit werd toegestaan. KleinBelgië kreeg ook een school: twee onderwijzeressen zonder diploma, de zussen Gerarda en Jeanette De Taeye gaven er les aan 65 kinderen in de leegstaande vellenfabriek. De school zou er openblijven tot 18 november 1918. Op 2 november 1918 bliezen de Belgische soldaten met enkele handgranaten de draad op en werd KleinBelgië weer onderdeel van Groot-België. De Duitsers lieten de draad bewaken door oudere soldaten die eigenlijk niet geschikt waren voor de strijd aan het front. Toen de nood aan soldaten te groot werd, plaatsen de Duitsers houten poppen die de mensen moesten afschrikken. Den Draad Toch kon de draad niet beletten dat Hoewel de Duitsers in het Meetjesland Vlaamse jongens nog via Nederland Klein België de meeste bruggen over het Leopolds- naar het front trokken noch de smokkanaal hadden opgeblazen, vooral om kel van voedsel, brieven of geheime in- Bij het plaatsen van Den Draad stonte voorkomen dat men nog naar Ne- formatie over de Duitse bezetter tegen den de Duitsers ter hoogte van Sint- Smokkel derland zou vluchten en om de smok- gaan. Vanuit Eeklo alleen trokken 60 Laureins voor een probleem. Ze zet- Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd kel tegen te gaan, bleef de bewaking jonge mannen via Nederland naar het ten de afsluiting op de oevers van het er naar hartelust gesmokkeld: in de van de grens met Nederland zo lek als IJzerfront. Leopoldskanaal, maar aan de overkant eerste plaats voedsel, omdat iedereen zeef. Daarom beslisten ze in 1915 De Meetjeslander bleek heel vinding- van het kanaal, tussen het Leopolds- een zoveel honger had, maar ook de grens tussen Belrijk om veilig voorbij kanaal en de Nederlandse grens, lag brieven vanachter het front en geheigië en Nederland, de draad te komen. nog een klein stukje Sente: Moershoof- me informatie over de Duitse troevanaf het drielandenSommigen schoven de, Oosthoek en Kantijne. Zo ontstond penbewegingen. ‘Den Draad’ hield de punt met Duitsland in een fietsband tussen een stukje België dat buiten het Duitse smokkelaars hierbij niet tegen. Alles Limburg, tot aan het de draden en kropen bezettingsgebied viel: er waren geen wat eetbaar was werd vanuit NederZwin bij Knokke herer zo, beschermd opeisingen, er was geen politie en de land ons land binnengesmokkeld. Het metisch af te sluiten. door het isoleren- bewoners moesten geen belasting be- werd over ‘Den Draad’ gegooid, in een Er kwam een soort de rubber, door. talen. Dat stukje kreeg algauw de naam ton eronder of met een opengesperijzeren gordijn, in de Men plaatste bvb geïsoleerHeel wat informatie, ‘Klein-België’. Maar die speciale status de dubbele ladder erover gedragen. streek nog steeds vol de houten tonnen zonder bo- o.a. liefdesbrieven, had ook nadelen: zo konden de be- De Vrijestraat en de Poeldijk in Asseeerbied ‘den draad’ werd gewoon over woners niet langer naar de mis gaan. nede waren populaire plaatsen en ook dem plat tussen de draden genoemd. De verde draad gezwierd. Daarop vroeg de Sentse pastoor de via de tram Eeklo-Watervliet werd er sperring bestond uit om door te kruipen of smokEen houten ton of Duitsers of de inwoners van Klein-Bel- duchtig gesmokkeld. De inventiviteit kelwaar door te geven. drie rijen achter eleen speciaal gegië op zondag uitzonderlijk vanuit hun van de bevolking kende hierbij geen kaar met palen en prikkeldraad, allen tussen de 2 en 5 meter hoog. De middelste van de drie rijen draad stond onder stroom. In Maldegem begonnen de Duitsers op 17 juni aan de klus en op 7 juli was die al geklaard, door opgeëiste mannen en elders in Vlaanderen door Russische krijgsgevangenen. Sommigen van hen maakten van de gelegenheid gebruik om alsnog naar het neutrale Nederland te vluchten: taferelen die doen denken aan de vlucht van Oost-Duitse grenswachten (Vopo’s) tijdens de bouw van het IJzeren Gordijn in Berlijn, bijna 70 jaar geleden. Omdat elektriciteit in 1915 compleet nieuw was voor de bewoners, plaatsen de Duitsers waarschuwingsborden en aanplakbiljetten om te waarschuwen dat een aanraking van de onder stroom staande ‘draad’ dodelijk was. In bewoond gebied werd ook een beschermend gaas geplaatst, zodat dieren en kleine kinderen niet bij de draad konden. Toch zou die draad veel onschuldige slachtoffers maken, onder wie ook kinderen: tijdens de hele oorlog zo’n 700 doden, van wie 300 in Oost-Vlaanderen. Het laatste slachtoffer dacht dat met het einde van de oorlog, ook de draad veilig was: niet dus. Ook Duitse deserteurs bleven aan de draad hangen. Een Den Draad, op de grens met Nederland, met een Duitse controlepost, annex primitieve wegversperring. (Foto van de eerste slachtoffers in Maldegem was trouwens een Duits soldaat die bij uit collectie Theelens-Mertens). Deze week leest u in de derde aflevering hoe ‘den Duitsch’ het landschap grondig hertekent maar hoe de plaatselijke bevolking met allerlei spitsvondigheden een en ander weet te omzeilen… Piet De Baets grenzen. Zo had Maurice Van Lauwe uit Sleidinge samen met zijn vader en broer een krantenronde. Ze droegen ‘Het Volk’ rond, maar veel klanten waren er niet. Toen ze vanuit Gent allerhande goederen meebrachten, telkens ze er hun kranten gingen ophalen, steeg hun klantenbestand spectaculair. Ze brachten ook Duitse kranten mee, zodat de Duitse soldaten daar hun neus eerder konden insteken dan in de krantentassen vol smokkelwaar. Brievensmokkel Tijdens het Oorlog was er nauwelijks contact tussen de Belgische soldaten achter het front en hun familie in bezet Vlaanderen. Een brief of kaart sturen was onmogelijk. Daarom ontstond al snel een speciaal postsysteem. Soldaten stuurden hun post via Engeland naar een adres vlak aan de grens in Nederland. Daar werd de post voor de Vlaamse families opgehaald door brievensmokkelaars, die op gevaar van eigen leven in onze streek het Leopoldkanaal overzwommen en dan ‘den Draad’ door moesten om de brieven af te leveren. Een van de bekendste brievensmokkelaars was Victor Cocquyt uit Knesselare. ‘s Nachts sloop hij door de bossen van Kleit en Maldegem naar de grens, kleedde zich uit, bond zijn kleren op zijn rug en zwom het Leopoldskanaal over. In Nederland ging hij eerst iets warms drinken om daarna bij de postmeester van Eede zijn lading brieven op te halen en de post voor de jongens achter het front af te leveren. Daarna volgde de tocht terug naar Knesselare. Hij deed dat twee tot drie keer per week. Hij nam ook informatie mee over de Duitse troepenbewegingen. In 1916 werd hij aangehouden, nadat de Duitsers een brief vonden in zijn schoenzool. Omdat ze wilden weten hoe hij de brieven overbracht, lieten ze hem het Leopoldskanaal overzwemmen. Ze moesten er hem evenwel snel uithalen, toen ze merkten dat hij wou ontsnappen. Hij kreeg 5 jaar strafkamp in Duitsland, maar kon al snel, tot twee keer toe, ontsnappen. Terug in ons land dook hij onder in Brussel en vluchtte uiteindelijk met zijn familie via Nederland naar Engeland. Dieren Sommigen deden de smokkel uit idealisme en vaderlandsliefde, maar er viel ook mooi geld mee te verdienen. Zo betaalden mensen die de grens over wilden tot 25 frank per persoon aan een “passeur”. Het eerste wat ze vaak deden, eenmaal de grens over, was In het Meetjesland zijn nog verschillende bunkers te zien die de Duitse bezetter tijdens WO1 bouwde. Deze aan de jeugdlokalen aan de Sportlaan in Eeklo werd omgebouwd tot chalet. (Foto COMEET). hun vrijheid vieren boven een dampende pot mosselen, in Philippine. Ook dieren werden ingezet om brieven over te brengen. De familie van Cécile Van Yper uit Assenede had een hond. De hond ging er onder de prikkeldraad. Hij had een speciale band aan en de vrouw stak de brieven in zijn halsband. De Duitsers konden deze niet vinden, bang als ze waren om de hond aan te raken: het was een Groenendaler!. Omdat ook duiven werden ingezet om brieven en informatie over de grens over te krijgen gaven de Duitsers op 4 mei 1915 bevel om in Oosten West-Vlaanderen alle duiven te doden, nadat er op 1 mei in Moerkerke een duif was neergeschoten die een briefje met informatie over het Duitse leger aan haar pootje had. Een dag later veranderden de Duitsers van gedacht: de waardevolle duiven mochten blijven leven, maar hun vlerken moesten afgesneden worden, zodat ze niet meer konden vliegen. In augustus 1916 kregen de Adegemse broers Aloïs en Camiel Mercy 5,5 jaar cel, omdat ze in het geheim reisduiven hielden. Zeppelins Tijdens de Eerste Wereldoorlog zetten de Duitsers zeppelins in om de vijandelijke linies en zelfs Londen te bombarderen. Die ‘vliegende sigaren’ geraakten bij tegenwind amper vooruit: ze haalden amper 80 kilometer per uur en waren zo een gemakkelijk doelwit voor geallieerde vliegtuigen. Ze konden wel een paar duizend kilo aan bommen meenemen. De bommen werden dan door de bemanning met de hand op het doelwit gemikt. Op hun tocht naar het front of Engeland overvlogen ze vaak het Meetjesland. Uit verschillende dagboeken, o.a. van schoenmaker Aloïs Bonne uit Waarschoot en van de bekende Nevelse schrijfster Virginie Loveling spreekt verwondering, bewondering, maar ook schrik. Op 14 april stortte zo’n Duits luchtschip neer in Aalter. De LZ 35 was met 1.500 kilo bommen op terugweg na een bombardement op Kassel, Hazebroek en Poperinge. Onderweg werd hij door een 70-tal projectielen van een Britse jachtvlieger getroffen. De bemanning probeerde de thuisbasis in Gontrode bij Melle nog te bereiken, maar de zeppelin stortte neer in de bossen van Maria-Aalter. Daarbij kwamen zeven bemanningsleden om het leven, vijf zouden het overleefd hebben. Om de schijn hoog te houden, ruimden de Duitsers snel het wrak op en schreven op de wagens die het wrak afvoerden dat het ging om een vijandelijk luchtschip: “Frans luchtschip neergeschoten door Duitsers”. Vlaamse kranten mochten er geen melding van maken, maar het voorval was wel internationaal nieuws en haalde zelfs de eerste pagina van de The Chicago Daily Tribune. Toen er vanaf 1917 steeds meer geallieerde vliegtuigen opdoken boven het Meetjesland, moesten de Maldegemnaars alle deuren en vensters goed afschermen, zodat er geen licht naar buiten viel en in Eeklo werd zelfs een deel van de gaslantaarns zwart geverfd. In 1917 sloten de Duitsers vrede met de Russen en zo konden ze massaal troepen vanuit het Oosten overbrengen naar het Westelijk Front. Daarbij stelden ze al hun hoop op hun luchtmacht. Maar vliegtuigen hebben vliegvelden nodig. Daarom begonnen ze vanaf eind 1917 vliegvelden aan te leggen in het Meetjesland. Veel meer dan een starten landingsbaan en enkele tenten was het niet, maar de Duitsers eisten massaal mensen op om die aan te leggen op opgeëiste landbouwgronden. Zo moesten aan de Warmestraat in Maldegem 18 landbouwers hun land afstaan om er vanaf december 1917 een vliegveld aan te leggen. Dat werd effectief gebruikt in de laatste maanden van de oorlog. In Eeklo werd vanaf december 1917 op 15 hectaren grond rond de Huysmanhoeve, langs de Kruiskensstraat (kant Peperstraat) tussen de Bus en de Vrombautstraat. ook een vliegveld aangelegd. Het werd in eerste instantie afgekeurd, maar in maart ondernamen de Duitsers een tweede poging. Begin oktober, vlak voor het einde van de oorlog, werd het in gebruik genomen. Aan Stoepe in Assenede eisten de Duitsers 20 hectaren op. Inwoners moesten bomen omhakken, grond afvoeren en barakken bouwen. Er kwamen ook wachttorens. In Knesselare, tussen de Maldegemseweg en de Urselseweg legde de bezetter een vliegveld aan. In Ertvelde en Evergem kwamen er hulpvliegvelden. In september 1918 wilden de Duitsers ook in Hansbeke 35 hectaren opeisen om er een vliegplein aan te leggen, maar de gemeentesecretaris slaagde erin de zaak zo te vertragen dat er niks meer van in huis kwam. Bunkers Wie in het Meetjesland rondrijdt of wandelt, ziet her en der, zeker rond de Lembeekse bossen, nog oude bunkers, “onderstanden” genoemd. Dat zijn Duitse restanten uit de Eerste Wereldoorlog. Vanaf 1916 vreesden de Duitsers immers een geallieerde landing via het neutrale Nederland en ze wilden absoluut de Nederlandse grens beschermen. Daarom begonnen ze vanaf de herfst van 1916 met de aanleg van de Hollandstellung, een linie van bunkers van Knokke tot Antwerpen. De linie liep van het Zwin naar Strobrugge bij Maldegem, volgde een eindje het Schipdonkkanaal en liep verder via Eeklo, Lembeke, Oosteeklo, Ertvelde en Kluizen naar het kanaal Gent-Terneuzen en via het Waasland naar Antwerpen, waar de linie aansloot op de fortengordel. In totaal bouwden de Duitsers 850 bunkers, van verschillende grootte en uitzicht. Sommigen hadden muren tot 2 meter dik. De linie bestond uit drie rijen bunkers, enkele kilometers uit elkaar gelegen. De Duitsers hebben ze nooit gebruikt. Bij de bevrijding van het Meetjesland in september 1944 werden sommigen door de bewoners wel gebruikt om te schuilen voor de beschietingen. In de jaren ‘50 en ‘60 werden de meeste afgebroken, maar een aantal trotseren nu nog altijd de tand des tijds. Schaapherder De Duitsers probeerden al dat smokkelen wel te stoppen, onder andere met ‘den Draad’, maar de grens bleef een kaas vol gaten. Brieven werden met pijl en boog over ‘den Draad’ geschoten of met vliegers naar de overkant gezweefd. Vanaf augustus 1916 verboden de Duitsers dan ook het vliegeren door kinderen. In Boekhoute moesten de grensbewoners ‘s avonds van 17 uur tot 8 uur ‘s morgens hun huis uit. Vanaf juli 1916 moest iedereen die op 200 meter van de grens woonde, zelfs verplicht verhuizen. Dat gebeurde ook in Sint-Laureins. Toch haalde de vindingrijkheid het vaak op de Duitse controlezucht. De Boekhoutse schaapsherder CharlesLouis Buysse, in de volksmond ‘den houten poot’ genoemd, mocht van de Duitsers dagelijks de grens oversteken om zijn schapen te hoeden in de Nederlandse Braakman. Zo bracht hij tientallen brieven over de grens... in zijn houten been. Geregeld werden Duitsers ook omgekocht om op bepaalde uren niet op bepaalde plaatsen te zijn, of een andere kant op te kijken of ook om... gewoon de stroom op ‘den Draad’ af te zetten. Vliegvelden Spionage De Duitsers kenden geen genade voor spionnen, zelfs niet als het vrouwen waren. (Foto Heemkundige Kring De Twee Ambachten). Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren in bezet België een paar duizend mensen betrokken bij spionage voor de geallieerde legers. Ze probeerden informatie over Duitse troepenbewegingen via spoorlijnen te verzamelen en hielden vliegvelden in de gaten. Die informatie moest de grens over en daarvoor was het Meetjesland een belangrijk doorgangsgebied. Zo was in de streek van Assenede en Boekhoute een bekende Belgische spionne actief: Gabrielle Petit. In juli 1915 vluchtte ze via Boekhoute naar Nederland en Londen waar ze haar spionageopleiding kreeg. Via Boekhoute keerde ze terug naar ons land om andere agenten te zoeken en informatie te verzamelen over de Duitsers. Die informatie smokkelde ze steevast via Boekhoute het land uit. Op 1 april 1916 werd ze in Brussel geëxecuteerd. Maar ook andere Meetjeslandse vrouwen droegen hun steentje bij in de spionagesector. Ook zij riskeerden lange gevangenisstraffen in Duitse gevangenissen en zelfs de dood met de kogel. Twee bekende spionnen uit Eeklo waren de Gebroeders Van de Woestijne. Edmond Van de Woestijne smokkelde plannen met Duitse loopgraven, de stelling van de kanonnen en de ligging van munitievoorraden. Ook zijn broer Edgard was actief in het verzet. Zij zouden het bekopen met de dood. Edgard, gehuwd en vader van twee kinderen, werd op 4 januari 1916 opgepakt en op 7 april gefusilleerd. Uit schrik voor rellen durfden de Duitsers de affiche met zijn veroordeling en terechtstelling niet aanplakken in Eeklo. Zijn broer Edmond werd op 8 oktober 1918, ondanks een emotioneel genadeverzoek van zijn vader tot de Duitse keizer, geëxecuteerd in het Gravensteen. Hij was de laatste verzetsman die dat lot onderging in België. Om hen te herdenken werd aan de gevel van hun geboortehuis aan het Statieplein, nu Astridplein 14, een gedenksteen aangebracht, die er nog steeds hangt: ‘Aan Edmond Van De Woestijne, door de Duitschers voor de kop geschoten den 8 oktober 1918’. Collaboratie en koekoekskinderen Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd op veel kleinere schaal gecollaboreerd met de Duitsers dan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Sommige rijke burgers lieten zich graag zien met hoge Duitse officieren, maar niemand ging meestrijden met de vijand. Na de oorlog werden de woningen van enkele collaborateurs in brand gestoken en vrouwen die een relatie hadden met Duitsers, werden uit hun huis gehaald en kaal geschoren: taferelen die 25 jaar later bij de bevrijding in 1944 ook te zien waren. Verder kwamen uit de meer liefdevolle vorm van collaboratie een pak zogenaamde ‘koekoekskinderen’ voort: met een Vlaamse moeder en een Duitse vader. Zo werden tijdens de bezetting in Eeklo 30 onwettige kinderen geboren. In juli 1918 wou de Eeklose Kommandantur graag weten hoeveel van die kinderen een Duitse vader hadden. “Vraag het zelf aan de moeders”, luidde de reactie van het stadsbestuur. Piet De Baets Volgende week in laatste aflevering: DAAR VLUCHT ‘DEN DUITSCH’. DE BLOEDIGE EN ZWAARBEVOCHTEN BEVRIJDING VAN HET MEETJESLAND. HET LEVEN TIJDENS DE 1STE WERELDOORLOG (1914-1918) IN VIER WEKELIJKSE AFLEVERINGEN IN TAPTOE: DE GROTE OORLOG BIJ ONS IN HET MEETJESLAND Deel 4 (slot): DE MOEILIJKE BEVRIJDING Voor wie met belangstelling deze reeks heeft gevolgd maar bepaalde afleveringen heeft gemist, verwijzen wij naar onze website www.taptoe.be waar alle 4 delen nog uitgebreid te lezen staan. Op 28 september 1918 begonnen de geallieerde troepen een grootscheeps bevrijdingsoffensief. Ook de Belgische troepen rukten op. Voor de Duitsers het begin van het einde, ook al liep de aanval de eerste dagen niet zo vlot al gedacht. Na ruim een week waren de Belgen slechts 12 tot 15 kilometer opgeschoven: teken om even te pauzeren tussen 5 en 10 oktober. Op 15 oktober stortte het front ineen en een dag later trokken de Duitsers zich terug uit het gebied aan de IJzer. Er kwam een einde aan vier jaar stellingenoorlog. Op 17 oktober werd Brugge al bevrijd. En in tegenstelling tot oktober 1914, toen de Duitsers het Meetjesland zonder grote slag of bloedverlies konden veroveren, zou het nu vier jaar later in het hele Meetjesland tot de eerste dagen van november tot bijzonder hevige en bloedige gevechten komen. De Duitsers waren vastberaden om stand te houden achter het Schipdonkkanaal, van Deinze tot Maldegem. Hard verweer Vanaf 1 oktober trokken de eerste Duitsers zich terug over de baan BruggeGent. Ook honderden mannen uit de kustgemeenten trokken naar Maldegem. De Duitsers dreven hen voor zich uit, om te beletten dat ze zich zouden aansluiten bij het oprukkende Belgische leger. En weer overspoelden grote groepen vluchtelingen het Meetjesland: op 2 oktober stonden er 3.000, onder wie veel studenten, priesters en paters voor de deur van O.L.V. ten Doorn in Eeklo en van 2 tot 5 oktober werden in Waarschoot meer dan 15.000 gevluchte kustbewoners gevoed en verzorgd. In de gemeenten langs het Schipdonkkanaal werden alle mannen opgeëist om voor de Duitsers loopgraven te graven, prikkeldraad te spannen en schuilplaatsen te bouwen. Op 10 oktober stelde het Duitse leger in Waarschoot niet minder dan 200 kanonnen op, om de komende dagen en weken onophoudelijk Zomergem te beschieten. Offensief blijft steken De volgende 14 dagen bleef de oorlog nog heel intensief in het Meetjesland. Op 16 oktober trokken duizenden Duitse soldaten door Knesselare en in de nacht van 15 op 16 oktober werd Eeklo rond het station en omgeving zwaar gebombardeerd. In de Stationsstraat sneuvelde een Duitse officier en aan Blommekens Oscar Dhont, in zijn deurgat. Ook het (tijdelijke) vliegveld aan de Bus werd bestookt. Op de Dam in Waarschoot doodden de bommen vijf Duitse soldaten en een Waarschootse vrouw. Honderden leerlingen van OLV ten Doorn werden met de trein geëvacueerd naar Zelzate. Ze zouden er acht uur over doen. ‘s Anderendaags gingen nog eens 130 leerlingen te voet op de vlucht naar Lovendegem. De Duitsers begonnen overal kerktorens, molens en fabrieksschouwen op te blazen om te beletten dat de oprukkende Belgen die zouden gebruiken als uitkijkpost. Op 19 oktober moesten zo de kerktorens van Hansbeke, Zomergem en Nevele eraan geloven. De huizen rond de kerk van Zomergem deelden in de brokken en van de kerk zelf bleef alleen een ruïne over, omdat de beschietingen doorgingen tot Allerheiligen. Ook Knesselare en Ursel werden zwaar gebombardeerd. Slag van Burkel Op 19 oktober werd Aalter als eerste Meetjeslandse gemeente bevrijd en in Eeklo werden nog bewoners van Raverschoot, de Blakstraat en Balgerhoeke uit hun woningen gedreven. Overal werd vee opgeëist, spoorrails opgebroken en die dag vluchtte ook de Kommandantur weg uit Eeklo. Nog voor de eigenlijk slag aan het Schipdonkkanaal kwam het aan Burkel, op de baan van Oedelem naar Maldegem, tot zware gevechten tussen de oprukkende Belgen en de Duitsers. De Duitsers hadden er zich ingegraven met zware mitrailleurs. Op 19 oktober gingen de Belgen er met twee mitrailleurvoertuigen, ruiters en soldaten in de aanval. Aanvankelijk leek de aanval, weliswaar ten koste van enkele gewonden, te lukken: de Belgen konden drie kilometer oprukken. Maar toen ging het mis: een mitrailleurvoertuig werd getroffen en versperde de weg en een van de officieren te paard, kapiteincommandant Graaf Francis de Meeüs, werd dodelijk getroffen, samen met enkele soldaten. Even later konden de Belgen de Duitsers toch verdrijven. De Slag van Burkel, waarvoor een speciaal gedenkteken werd opgericht, zal de geschiedenis ingaan als de laatste aanval te paard van WO1: tegen de zware mitrailleurs waren ruiters en paarden te kwetsbaar. Ultimatum Op 20 oktober rukten de Belgen ook Maldegem en Adegem binnen maar in Ursel, Knesselare en Zomergem, en Samenvatting vorige afleveringEN: De vorige weken kon je hier al lezen hoe de Duitse bezetter het leven van de bewoners van het Meetjesland vier jaar lang tot een hel maakte: weinig eten en des te meer regeltjes en verboden. Maar hoe meer ‘den Duitsch’ het landschap grondig hertekende, hoe vindingrijker ook de plaatselijke bevolking met allerlei spitsvondigheden een vooral rond Balgerhoeke zou nog een week lang hard en bloedig gevochten worden. Zo werd de Sluisbrug van Balgerhoeke als laatste over het kanaal opgeblazen en werd Zomergem 12 uur aan een stuk bestookt door de Duitsers. Op 21 oktober schoot de Belgische artillerie Balgerhoeke helemaal in puin, maar werden ook Ronsele en Oostwinkel, maar dan door de Duitsers, onophoudelijk bestookt, net zoals Maldegem. Op 23 oktober slaagden de Duitsers erin de Belgische aanval tot staan te brengen aan het Schipdonkkanaal. Die dag konden de Eeklonaars nog Weversmisdag vieren. De daaropvolgende twee dagen zou er weinig gebeuren, gezien de Belgen eerst even op adem wilden komen. Op 24 oktober bracht Koning Albert I een blitzbezoek aan Ursel. In Merendree kregen de laatste achtergebleven bewoners een ultimatum van de Duitsers: vertrekken of doodgeschoten worden. Om 22 uur vertrok de pastoor als laatste naar Gent met drie karren, met daarop zeven zieken en zes gewone inwoners. Nu lukt de aanval wel Op 26 oktober hervatte de strijd in alle hevigheid: de kerktoren van Eeklo werd bestookt. Op 28 oktober namen de bombardementen rond Eeklo toe en in Balgerhoeke werd zwaar ge- en ander wist te omzeilen. Onder meer om over ‘Den Elektrieken Draad’ te geraken… Deze week de slotaflevering: de vlucht van ‘den Duitsch’, voorafgegaan door de bloedige en hardbevochten bevrijding van het Meetjesland. Op 11 november zou de wapenstilstand volgen. Piet De Baets vochten. Op 31 oktober zette het Belgische leger een grote aanval in over de hele lengte van het Schipdonkkanaal. Nadat de artillerie vanaf 5u25 een uur lang de Duitse stellingen onder vuur had genomen, probeerden de Belgische troepen het kanaal over te geraken, maar dat lukte niet. Er stierven die dag 33 Belgische soldaten. In Balgerhoeke werden 12 woningen totaal vernield en negen onbewoonbaar. De kerk, het klooster en de meisjesschool raakten zwaar beschadigd. Op 1 november slaagden de Belgen er tussen Balgerhoeke en Raverschoot eindelijk in om over het kanaal te geraken, maar elders, in Maldegem, Lovendegem en Merendree gingen de beschietingen door. Einde nabij? Die dag werd de druk op de Duitsers evenwel zo groot dat ze zich begonnen terug te trekken achter het Kanaal Gent-Terneuzen. Zo konden op 2 november de eerste Belgische soldaten via de Leikensweg, Zandstraat en Sterrestraat het centrum van Eeklo bereiken. De Belgen werden door een dolenthousiaste en inderhaast toegestroomde massa verwelkomd. Toch viel er nog een dode: Frans De Smet, die zich sinds 27 oktober verschool in de bossen van de Sint-Jansdreef, werd door vluchtende Duitsers doodgeschoten in de Zandvleuge. Ook Waar- De gemeenten vlakbij het Schipdonkkanaal, zoals Landegem en Hansbeke, raakten zwaar beschadigd tijdens de laatste dagen van de oorlog. (Foto Heemkundige Kring Het Land van Nevele). Luitenant-generaal Ruquoy, die later de titel van baron zou voeren, verhinderde in laatste instantie de beschieting van Eeklo, wat daar als een mirakel zou worden uitgelegd. De brug van Balgerhoeke werd helemaal verwoest tijdens de novemberdagen van 1918. (Foto Stadsarchief Eeklo). schoot werd bevrijd, maar in Zelzate werden alle bruggen opgeblazen. Op 3 november bezocht Koning Albert Eeklo. In tegenstelling tot vier jaar eerder sprak hij Nederlands. Ook dat hadden vier jaar oorlog in de hand gewerkt. De komende dagen verplaatsten de beschietingen zich naar Evergem, Kluizen, Wippelgem en Zelzate, want bij de wapenstilstand op 11 november zaten de Duitsers nog altijd achter het nabije kanaal Gent-Terneuzen. In Ertvelde en Kluizen zouden de twee laatste Belgische doden van de oorlog vallen. Ze werden zij aan zij begraven. Zomergem ergst getroffen Omdat het front was opgeschoven tot aan het Kanaal Gent-Terneuzen, was voor het eigenlijke Meetjesland het ergste achter de rug. Maar de toestand bleef penibel, door de vele vluchtelingen en gewonde soldaten. Nadat Waarschoot tijdens de beschieting van Zomergem tot 1.600 vluchtelingen had opgevangen, zakten de dagen nadien inwoners van Sleidinge en Evergem naar Waarschoot af. Er werd ook een veldhospitaal ingericht in het klooster, waar op 4 november Koningin Elisabeth op bezoek kwam. Op 6 november brachten de koning en de koningin ook een bezoek aan het zwaar geteisterde Zomergem: 95% van alle woningen waren er onbewoonbaar geschoten. De verklaring van het koningspaar dat in heel Vlaanderen, behalve dan in de IJzerstreek, geen enkel dorp zwaarder beschadigd was dan Zomergem, was een schrale troost. Tijdens de bombardementen kwamen 19 inwoners om het leven, 66 stierven tijdens de vlucht naar West-Vlaanderen en er sneuvelden ook 300 soldaten. Saving Private Ryan ber een heus drama af in Merendree en Hansbeke. Van één en dezelfde familie sneuvelden drie mannen en raakte één zwaargewond. Bij gevechten tussen de spoorwegbrug in Landegem en de Durmenbrug wilde luitenant Jean Martens de Duitsers bespieden. Hij kroop op de dijk, maar werd doorzeefd met Duitse kogels. Zijn neef, onderluitenant Albert Martens, wou het lichaam in de Belgische loopgraaf brengen, maar werd ook dodelijk getroffen. Bij het graven van een graf voor zijn broer en neef, werd ook onderluitenant Pierre Martens getroffen: zijn linkerarm werd afgerukt. Diezelfde dag sneuvelde in Hansbeke Jean-Henry Martens, een neef van de eerste drie. Bij de bevrijding van Nevele zouden er in totaal 183 Belgische soldaten sneuvelen. Jean en Albert Martens kregen een gedenksteen tussen de Kalebrug en Durmen, op de westelijke oever van het kanaal. Lovendegem Tijdens de gevechten aan het Schipdonkkanaal speelde zich op 22 okto- Tijdens de bevrijding van het Meet- jesland verdween Baron Dons de Lovendeghem op 31 oktober 1918 spoorloos. Zeven weken later werd zijn stoffelijk overschot gevonden in de warande achter het kasteel, onder een stapel stro. Hij werd door terugtrekkende Duitsers door het hoofd geschoten. Mirakel in Eeklo? Al bij al viel de schade in Eeklo door een bijzonder toeval mee. Hadden de Belgen hun aanvankelijke plannen uitgevoerd, de hele stad was in elkaar geschoten geweest. Maar de Belgische luitenant-generaal Ruquoy hield in laatste instantie het bevel tot een grote beschieting van de stad tegen, omdat zijn zuster non was in OLV-ten-Doorn en omdat zijn broer Pierre, luitenant bij de gendarmerie, in 1918 overleden was in de kliniek van de Oostveldstraat. Dat Eeklo zo aan een ramp was ontsnapt werd vlug als een aan OLV Ten Doorn toe te schrijven mirakel uitgelegd… Gasbommen op het Meetjesland Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikten de Duitsers als eersten gasgranaten die vele doden maakten. Maar tijdens de laatste oorlogsdagen in het Meetjesland gebruikten zowel Duitsers als Belgen dergelijke gasbommen. De Duitsers bestookten op 23 oktober Bellem en op 22 en 30 oktober ook Zomergem met gas. Begin november maakten Duitse gasgranaten tientallen burgerslachtoffers in Hansbeke. Poesele vierde in 1930 de honderdste verjaardag van August Vermeirsch. Op zijn feest had de man nog altijd roodomrande ogen, die hij had overgehouden aan een gasaanval bij de bevrijding van zijn dorp. Ook Sleidinge kreeg een gasaanval te verduren en de Belgen gebruikten het goedje ook bij hun aanval op Balgerhoeke. Piet De Baets