Theorie van de internationale betrekkingen (2008-2009) Historisch en inhoudelijk overzicht (Hoofdstuk 1) 1.1: de staat en de 5 basiswaarden • Staat: afgebakend territorium met bevolking die er leeft, onder jurisdictie v/e regering die grondwettelijk onafhankelijk is van alle buitenlandse regeringen (= soevereine staat) è Samen vormen de staten een internationaal (/globaal) statensysteem è Staten zijn onafhankelijk van elkaar, maar moeten samenwerken, naast elkaar leven (= basis van internationale betrekkingen) ó geïsoleerde staten (die niet tot het statensysteem behoren) • Statensysteem è Eigenlijke oorsprong i/d 15e/16e eeuw in Europa met ontstaan v. soevereine staten op basis v. territoria è Vanaf 18e eeuw: betrekkingen tussen die onafh. staten werden internationale betrekkingen genoemd è 19e/20e eeuw: uitbreiding v/h statensysteem (tot over de hele wereld) è Politieke organisatie v/h territorium door verschillende regeringen die onafhankelijk van elkaar zijn: de wereld is een territoriale wereld • De staat vandaag: 5 sociale waarden/basiswaarden è Veiligheid, vrijheid, orde, gerechtigheid, welvaart è Van groot belang, dus moeten beschermd worden door sociale organisaties (vb.: familie, religieuze organisaties, …), maar i/d moderne tijd moet de staat steeds meer de basiswaarden beschermen en verzekeren • Veiligheid ó Veiligheidsdilemma: vele bewapende staten die veiligheid v/d mensen kunnen beschermen of bedreigen ó Nationale veiligheid: militaire macht (legers) om zich te beschermen tegen agressors of vijandige staten; gaat soms gepaard met allianties of pogingen om militair evenwicht te bereiken • Vrijheid è Persoonlijke vrijheid, nationale vrijheid/onafhankelijkheid: beide gaan hand in hand (geen persoonlijke vrijheid als het land niet vrij is, bv.: door bezetting) è Belang van vrede (en daaruit volgend vooruitstrevende internationale veranderingen) voor het behoud van de vrijheid • Orde en gerechtigheid è Staten hebben er belang bij om de internationale orde te behouden: via internationale wetgeving, diplomatieke relaties, internationale betrekkingen, het verzekeren v/d mensenrechten è Belang v. orde en gerechtigheid voor de internationale betrekkingen è Theorie v. Bull: internationale betrekkingen = wereld waar staten sociaal verantwoordelijke actoren zijn die het gemeenschappelijke belang hebben om internationale orde te behouden en internationale gerechtigheid te promoten • Welvaart è Overheden v/d staten moeten een bep. beleid voeren om welvaart te behouden, en zich inkapselen in het internationale economische klimaat om de nationale levensstandaard te behouden è Staten zijn meer en meer afhankelijk v/h internationale economische systeem + wederzijdse economische afhankelijkheid tussen de staten (volgens sommigen leidt dat tot vrijheid, volgens anderen tot ongelijkheid) è Theorie v. Gilpin: internationale betrekkingen = socio-economische wereld i.p.v. alleen een politieke en militaire wereld • Wanneer zaken misgaan, wordt men zich pas gewaar wat deze waarden zijn è Vb.: nationale veiligheid door vijandigheid van een natie è Vb.: WOI, Grote Depressie, WOII, Cubacrisis (1962), oliecrisis (jaren 1970) • Staten en het behoud v/d 5 waarden è Stelling dat het beter is in goed georganiseerde staten die het belang inzien van de basiswaarden (bv.: staten in W-Eur, Japan, VS, …) è Minder succesvolle staten: eerder ondermijning v/d 5 basiswaarden (bv.: derdewereldlanden in sub-Sahara Afrika) 1.2: Historisch overzicht v/h statensysteem • De staat en het statensysteem è Staat = sociale organisatie met (doorheen de tijd veranderende) voordelen en nadelen è Mens heeft niet altijd in soevereine staten gewoond, maar ook in rijken, stadsstaten, … è Wat in de toekomst met het statensysteem? (vb.: zal het nog bestaan?) è Geen soevereine staten voor de 16e eeuw, pas vanaf de moderne tijden è Systeem v/d soevereine staten viel samen met de verspreiding v/d “moderniteit”: zouden zich geleidelijk verspreiden over de hele wereld • Al vanaf 5000 jaar geleden politieke gemeenschappen gebaseerd op aparte territoria, die naast andere gemeenschappen leefden en ermee in contact kwamen (vreedzaam door wederzijds respect en samenwerking, niet vreedzaam door conflicten en vijandigheden) è Statensysteem = relaties tussen politiek georganiseerde groeperingen die een bepaald territoria bestrijken, die niet onder een hogere autoriteit staan en die onafhankelijk tegenover elkaar staan è Internationale betrekkingen = betrekkingen tussen de onafhankelijke groeperingen • Middeleeuwen in W-Eur: sprake van internationale betrekkingen? è Neen, want gebaseerd op zowel politieke als religieuze basis: paus, keizer (+ koningen, + lokale heersers) è Christendom eerder een rijk dan een statensysteem, geen soevereine staten, geen duidelijk (met grenzen) afgebakende territoria è Geen duidelijke afbakening v/d begrippen “natie” of “nationale belangen” è 5 basiswaarden: niet voor iedereen, was afhankelijk van de klasse waartoe men behoorde • Moderne tijden: politieke transformatie è Basis werd gelegd om te voorzien i/d 5 basisvoorwaarden binnen het kader v/e eengemaakte en onafhankelijke sociale organisatie: soevereine staat è Macht en autoriteit in handen v/d koning en zijn regering è Koning regeerde over afgebakend territorium en de bevolking die er leefde è Staat had monopolie v. geweld è Toegenomen staat v. oorlog om conflicten tussen soevereine staten op te lossen è Begon vanaf 1648 met de Vrede v. Westfalen: staat als het enige legitieme politieke systeem - Statensysteem bestond uit legitieme onafhankelijke en wederzijds erkende staten - Statensysteen niet buiten Europa - Banden tussen Europese staten waren ondergeschikt aan internationale wetgeving en diplomatie - Balance of power om hegemonie v/e staat tegen te gaan 1.3: Het globale statensysteem eb de wereldeconomie • Europa: overzeese rijken è Politieke, economische en militaire dominantie v/d gebieden è Rivaliteiten tussen de staten om de gebieden te controleren è Westers imperialisme: vorming v/e globale economie en globale regeringsvorm è Begon ongeveer tegelijk met vorming v. moderne staten • Economisch en politiek imperialisme door Europese staten è Europese staten gingen allianties aan met niet-Europese politieke systemen è Waar mogelijk, gingen de Eur staten de pol. systemen ondergeschikt maken è Rijken uit de nieuwe gebieden werden bron v. welvaart/macht voor de Eur staten è Sommige van de overzeese gebieden kwamen onder controle v. Eur settlers; vele van die settlerstaten zouden deel gaan uitmaken v/h statensysteem (vb.: VS) Globalisatie: 3 fasen 1. Incorporatie v. niet-Westerse staten die niet gekoloniseerd konden worden door het Westen. Niet alle niet-Westerse landen kwamen onder politieke controle v/e Westerse imperialistische staat, maar moesten de regels v/h Westerse statensysteem aanvaarden (vb.: China, Japan, …) 2. Anti-kolonialisme door de onderworpen bevolking v/d Westerse rijken: dekolonisatie en onafhankelijkheid naar Europees/Amerikaans principe v. zelfbeschikkingsrecht 3. Val v/d Sovjet-Unie en splitsing v. Joegoslavië en Tsjecho-Slowakije ð Vandaag: het statensysteem = globale institutie • 1.4: Internationale betrekkingen en de veranderende eigentijdse wereld van staten • Vragen over internationale betrekkingen en (het) staten(systeem) è Nadruk vooral op staten en interstatelijke betrekkingen, maar ook menselijke betrekkingen komen aan bod è Staat en het statensysteem staan dus centraal è Debatten over hoe met het begrip “staat” moet invullen (maar: verschillende theorieën die vertrekken vanuit een verschillende invalshoek) • Staat: twee dimensies met telkens 2 categorieën 1. Staat als een regering vs. Staat als een land ♦ Staat als een regering: staat = nationale regering en de hoogste regerende autoriteit i/h land die interne soevereiniteit bezit; centraal staat de band tussen staat en maatschappij (= het interne aspect v/d staat) ♦ Staat als een land (= vanuit internationale oogpunt bekeken): staat is niet enkel een regering, maar ook een bevolkt territorium met een nationale regering en een maatschappij (è het is dus een land); als het land een soevereine staat is, zal het ook als dusdanig erkend worden (= het externe aspect v/d staat waarbij de interstatelijke relaties centraal staan) 2. Opdeling v/h externe aspect v/d staat: Staat als formele/legale institutie in relatie tot andere staten vs. Staat als de wezenlijke politiek-economische organisatie ♦ Staat als formele/legale institutie in relatie tot andere staten: de staat als een entiteit die constitutioneel onafhankelijk is van alle buitenlandse staten, erkend is als soeverein of onafhankelijk door de meeste van die staten, lid is van internationale organisaties en internationale rechten heeft (“juridical statehood”) ó niet iedereen kan soeverein worden, want daardoor zouden er splitsingen komen, wat de internationale stabiliteit en het statensysteem in gevaar zou kunnen brengen ♦ Staat als de wezenlijke politiek-economische organisatie: de mate waarin staten efficiënte politieke instituties, een stevige economische basis en een zeker mate van nationale eenheid (= volkseenheid en steun aan de staat) hebben ontwikkeld (“empirical statehood”, maar een hoge mate van empirical statehood staat los van sterke militaire macht) • Derde wereldlanden: “quasi-states” (vertaling v. quasi = schijn, zogenaamd) è Wel jurudical statehood, maar weinig empirical statehood: zwakke instituties, zwakke economische basis, weinig/geen nationale eenheid è Economisch/technologisch achtergestelde landen (ó meeste Westerse landen) è Theorie v/d realisten: staat en dan vooral de grootmachten staan centraal, terwijl de meeste derdewereldlanden perifere staten zijn die nauwelijks invloed hebben o/h systeem è Theorie v/d liberalen: tegengestelde toestand v/d quasi-staten = probleem voor het statensysteem (zowel op vlak v. internationale orde als internationale vrijheid en gerechtigheid) è Theorie v/d marxisten: onderontwikkeling v/d quasi-staten is het gevolg v/d ongelijke relaties tussen kern (= kapitalistische staten) en periferie i/d globale economie è Behoren tot hetzelfde globale systeem (è verschillen zijn duidelijk merkbaar omdat binnen hetzelfde systeem dezelfde standaarden en verwachtingen gelden), maar wat als ze tot een ander systeem zouden behoren? (~ situatie voor het globale statensysteem) • Besluit è Internationale relaties veranderen samen met politiek, economie, wetenschap, technologie, onderwijs, cultuur, … è Sociale veranderingen beïnvloeden ook het statensysteem, maar het statensysteem heeft ook invloed op politiek, economie, wetenschap, onderwijs, cultuur, … (vb.: competitie tussen Europese staten zorgde voor een voorsprong op niet-Europese politieke systemen met een mindere mate van competitie) è Verdere evolutie v/h statensysteem? (vb.: Zal het statensysteem overbodig worden door een verdere economische globalisatie? ó Zullen staten zich aanpassen a/d sociale veranderingen?) Hoofdstuk 2: Internationale betrekkingen als een academisch onderwerp 2.1: Inleiding • Internationale betrekkingen (als studieobject) è Traditioneel: ontwikkeling en verandering v/e soevereine “statehood” (entiteit?) i/d context v/e groter systeem/maatschappij v. staten (staat en de betrekkingen tussen staten staan dus centraal) è Eigentijds: houdt zich niet enkel bezig met politieke betrekkingen tussen staten, maar ook met economische wisselwerking, mensenrechten, transnationale corporaties, internationale organisaties, omgeving, ongelijkheden tussen geslachten, … è 4 grote tradities: realisme, liberalisme, internationale maatschappij, internationale politieke economie; ook andere benaderingen: sociaal constructivisme è Evolutie i/h denken over internationale betrekkingen è Beïnvloed door andere academische onderwerpen (vb.: filosofie, geschiedenis, rechten, sociologie, economie), maar ook door historische en eigentijdse ontwikkelingen (vb.: WOI, WOII, Koude Oorlog, …) è Studieonderwerp na WOI: sindsdien 4 grote discussies 1. Utopisch liberalisme ó realisme 2. Traditionele benaderingen ó behaviouralisme 3. Neorealisme/neoliberalisme ó neo-Marxisme 4. Gevestigde tradities ó post-positivistische alternatieven 2.2: Utopisch Liberalisme • Ontstaan na WOI als poging om antwoord te geven o/d vraag waarom de oorlog is begonnen è Volgens liberale denkers: oorlog begonnen door egoïsme en misrekeningen door autocratische leiders in sterk gemilitariseerde landen (vb.: Dui en O’rijk): autocratische leiders maakten beslissingen die hun land in de oorlog wierpen, democratische landen (vb.: Fr, GB) werden i/d oorlog gesleurd door het systeem v. militaire allianties è Het systeem v/d allianties en v/d balance of power moest volgens de liberalen hervormd worden om rampen zoals WOI te voorkomen • Woodrow Wilson: president v/d VS è Wilde democratische waarden over Europa + rest v/d wereld verspreiden: enige manier om een volgende oorlog te vermijden è Van belang voor studie v/d internationale betrekkingen: VS en ook GB waren de machtigste liberaal-democratische staten è Idealen vervat in zijn 14-puntenprogramma v/d vredesbesprekingen na WOI 1. Poging om nieuwe internationale orde in te stellen die gebaseerd was op liberale ideeën 2. Geen geheime onderhandelingen, vrijheid o/d zeeën + vrijhandel; bewapening beperken tot minimum; zelfbeschikkingsrecht v. volkeren; vorming v/e algemene organisatie v. naties met als doel wederzijdse garanties v. politieke onafhankelijkheid en territoriale integriteit v. grote en kleine staten = League of Nations/Volkenbond (ingesteld o/d vredesbesprekingen v. Parijs in 1919) è Promoting v. democratie; zelfbeschikkingsrecht: overtuiging dat democratische besturen niet met elkaar in oorlog zouden gaan (democratie = middel om vrede te bewaren): democratie zou autocratische en oorlogszuchtige leiders vervangen door vredelievende regeringen è Creatie v/e internationale organisatie waardoor internationale relaties tussen staten gereguleerd zouden worden door internationale wetgeving: Volkenbond è Liberale denkers: geloof dat internationale organisaties vreedzame samenwerking tussen staten kunnen bevorderen (en daarmee dus de traditionele machtspolitiek/Realpolitik in toom kunnen houden) è Het denken van Wilson gaat terug op Immanuel Kant • Norman Angel: The Great Illusion (1909) è Illusie dat vele staatsleiders oorlog zien als een gegeven dat oorlog bijdraagt tot een bepaald doel en dus voordelig is voor de winnaar ó Angel: in moderne tijden is territoriale verovering heel duur + draagt bij tot politieke verdeeldheid, want het verstoort de internationale handel/verkeer è Basis v/d latere liberale theorie over modernisering en wederzijdse economische afhankelijkheid è Modernisering steunt op wederzijdse afhankelijkheid (nood aan zaken die niet in eigen land aanwezig zijn), die op haar beurt zorgt voor verandering i/d betrekkingen tussen staten, waardoor oorlog en bewapening belangrijker worden, wat dan weer tot gevolg heeft dat er internationale wetten komen om de hoge niveau’s van afhankelijkheid te reguleren • Ideeën v. Wilson en Angel è Gebaseerd op overtuiging dat mens een rationeel wezen is: als zij de rede toepassen op internationale betrekkingen, kan men organisaties instellen die in het voordeel van iedereen spelen è Belang v. publieke opinie als tegenkracht tegen geheime diplomatie è Deze ideeën kende grote aanhang i/d jaren 1920 è Oprichting v/d Volkenbond è Kellogg-Briand pact v. 1928 om oorlog tegen te gaan, tenzij in uitzonderlijke omstandigheden waarin men zich moest verdedigen: door alle landen ondertekend • Utopisch liberalisme, want: è Liberaal-democratie kreeg zware klappen door politieke en economische ontwikkelingen i/d jaren 1920 en ’30 è opkomst v. fascisme en nazisme; autoritaire regeringen i/d nieuwe staten v. Centraal- en Oost-Europa è Volkenbond was mislukking: Dui, Japan, Rus maar tijdelijk lid; VS werd zelf geen lid (isolationisme) ; GB en Fr. wilden het eigen buitenlands beleid niet aanpassen aan dat v/d Volkenbond è Economische crisis als gevolg v/d Wall Street crash v. 1929 (ó idee v. Norman Angel) 2.3: Realisme • Liberalisme: werkte niet i/d jaren 1930 è Interdependentie bracht geen vreedzame samenwerking met zich mee; Volkenbond was mislukking: werkte niet tegen autoritaire regimes in Dui, It, Japan è Kritieken o/h liberaal idealisme • Kritieken op liberaal idealisme (1): E.H. Carr (The Twenty Years’ Crisis) è Er zijn belangenconflicten tussen zowel landen als mensen è Sommige landen/mensen hebben betere positie dan andere en zullen deze positie verdedigen; de “mindere” landen/mensen zullen strijd voeren om deze situatie te veranderen è Conflict staat dus centraal i/d internationale betrekkingen, niet samenwerking è Realisme ó liberalisme = utopisch • Kritieken op liberaal idealisme (2): Hans J. Morgenthau (Politics among Nations: The Struggle for Power and Peace) è Mensen: eigenbelang voorop stellen (= egoïsme) + streven naar macht kon leiden tot agressie è Vb.: nazi-Duitsland wilde Lebensraum creëren (Dui had de publieke opinie grotendeels achter zich! Zie liberalisme↑) è Bevestigd door Freud: agressie zou moeilijk in toom te houden zijn è Christendom: erfzonde als basis voor het kwade en dus de agressie è Macht is altijd het hoogste doel; wereld = anarchie è Jaren 1930-’40: strijd om macht om te overleven • Latere realistische reacties è Macht gebruiken als wapen tegen macht om (eventuele) agressors tegen te gaan è Balance of power nodig om vrede te behouden en oorlog te voorkomen: onderhandelingen en diplomatie werken hiervoor niet • Geschiedenis als gegeven van cycli è Nadruk op continuïteit en herhaling v/d geschiedenis è Zolang soevereine staten de dominante politieke organisatievormen zijn, zal de machtspolitiek blijven bestaan en moeten staten zichzelf verdedigen + zich voorbereiden op oorlog (à in die zin is WOII dus geen toeval) è Vrede tussen de soevereine staten zolang er een (stabiel) machtsevenwicht is, maar evenwicht kan verloren gaan, waardoor er waarschijnlijk oorlog volgt Conclusie è Klassiek realisme = pessimistisch: slechte aard v/d mens; wereld = anarchie; er zal geen verandering komen; onafhankelijke staten zullen altijd aanwezig zijn in het anarchistische internationale systeem v. internationale betrekkingen è Klassiek realisme: sterke invloed op zowel academici, politici, diplomaten ó Liberalisme niet volledig weg • 2.3: Behaviouralisme • Traditionele aanpak i/d internationale betrekkingen • Oorsprong: filosofie, geschiedenis, wetgeving • Nadruk op het rechtvaardiging: rechtvaardiging als de kern v. internationale theorie è Vb.: gebruik v. militaire macht moet gerechtvaardigd worden alvorens het te gebruiken en staat dus niet los v. normatieve aspecten • Verandering v/d internationale betrekkingen als academische discipline na WOII è Behaviouralisme: wetenschappelijke en methodologische benadering v. int. bet. è Poging om objectieve en bewijsbare “wetten” te formuleren over internationale betrekkingen via empirische gegevens è Gegevens gebruikt voor metingen, classificatie, veralgemening, bevestiging v/d hypotheses (= wetenschappelijk uitgelegde gedragspatronen à wetten v/d internationale betrekkingen) è Feiten en waarden staan los van elkaar: waarden kunnen niet uitgelegd worden o/e wetenschappelijke manier è waarden genegeerd door behaviouralisten: geen plaats voor moraal, ethiek • Kritieken op de behaviouralistische aanpak è Menselijke betrekkingen worden gezien als extern gegeven: naast de menselijke aard ó Onafhankelijkheid en neutraliteit o/h vlak v. moraal nooit volledig mogelijk ó behaviouralisme had toch sterke invloed o/d latere stromingen i/d int. bet. è Neorealisme en neoliberalisme 2.4: Neoliberalisme • Ontstaan v/h neoliberalisme è Context: jaren 1950-’60-’70: goede internationale betrekkingen tussen vooral liberale democratieën i/h Westen (betrekkingen over handel, investeringen, communicatie, …) è Poging om reactie te geven o/h dominante realistische denken na WOII è minder idealistisch/utopisch è op wetenschappelijke wijze theorieën formuleren • sociologisch liberalisme è context: jaren 1950 è integratieproces in Europa: intensieve internationale samenwerking è Japan en West-Europa: massaconsumptie en welvaartsstaten (jaren 1950-’60) è Betrekkingen over de grenzen heen è Nadruk o/d impact v/d activiteiten over de grenzen heen è Karl Deutsch: de activiteiten over de grenzen heen zorgen voor ontstaan v. gelijke waarden + identiteit bij de mensen v/d verschillende staten + basis werd gelegd voor vreedzame betrekkingen en samenwerking (à minder kans op oorlog) • Robert Keohane en Joseph Nye: interdependence liberalism è Betrekkingen tussen Westerse staten (+ Japan) gekenmerkt door interdependentie + afwezigheid v. militaire macht voor buitenlands beleid (ó realisme) • Institutional liberalism è Waar er een hoge graad v. interdependentie is, zullen staten vaak internationale instellingen oprichten om vaak voorkomende problemen te behandelen: internationale organisaties (vb.: EU, WTO, …) en verdragen • Republican liberalism: optimistische visie è Liberale democratieën versterken vrede door nooit met elkaar in oorlog te gaan è Michael Dole: democratische vrede steunt op 3 pijlers: 1. Conflicten o/e vreedzame manier oplossen tussen democratische staten 2. Gemeenschappelijke waarden tussen democratische staten 3. Economische samenwerking tussen democratieën • Neoliberalisme zat nog steeds met probleem v/d spanningen tussen oost en west (jaren 1970-’80) i/d context v/d Koude Oorlog è Zou zorgen voor herformulering v/h realisme 2.5: Neorealisme • Kenneth Waltz: Theory of International Politics (1979) è Wijkt af v/h klassieke realisme door zich niet bezig te houden met ethiek, staatkunde, morele dilemma’s m.b.t. buitenlands beleid (ó Morgenthau) è Nadruk o/d structuur v/h internationale systeem + gevolgen v. die structuur voor internationale betrekkingen è Structuur: 1. Internationale systeem = anarchie; geen wereldwijd bestuur 2. Internationale systeem bestaat uit verschillende bestuurseenheden die elke staat heeft (vb.: nationale verdediging, belastingen, economische regulering) 3. Het enige verschil tussen de staten zit in de macht die ze hebben 4. Anarchie zal blijven bestaan, want staten willen hun autonomie behouden • Bipolarisatie è Internationale systeem gedomineerd door 2 grootmachten: VS en SU è Na de val v/d SU: meerdere grootmachten: multipolarisatie (met de VS als dominante grootmacht) è Waltz è Grootmachten zullen altijd proberen om elkaar in evenwicht te houden è Na val v/d SU zal men dat dus proberen met de VS è Kleinere/zwakkere staten zullen zich op één lijn plaatsen met de grootmachten om hun autonomie te behouden è Staten zoeken naar macht en zijn zich bewust v/h gegeven v. veiligheid, niet zozeer door de menselijke aard, maar omdat de structuur v/h internationale systeem hen daartoe dwingt ó mogelijkheid tot samenwerking tussen staten wordt niet verworpen, maar staten zullen altijd streven naar macht en behoud v. autonomie è Neorealisme tijdens de jaren 1980 è Context: confrontatie tussen VS en SU bereikte hoogtepunt wanneer Ronald Reagan (president v/d VS) de SU als kwaadaardig bestempelt è Context: VS kreeg steeds meer te maken met concurrentie v. Japan en Europa è Competitie tussen staten met eigenbelang die bezorgd waren over hun machtspositie t.o.v. elkaar è Staten zijn belangrijkste actoren i/e (nog steeds) internationale anarchie en zij richten zich nog steeds op hun eigen belangen 2.6: International Society: de Engelse School • Studie v. internationale betrekkingen i/h GB tijdens de Koude Oorlog è Engelse School/International Society: niet enkel in GB! è Behaviouralistische aanpak afgewezen: opnieuw naar de traditionele benadering è Onderscheid tussen realisme en liberalisme i/h denken over internationale betrekkingen werd verworpen è Martin Wright, Hedley Bull • International Society (1) è Erkent belang v. macht in internationale zaken è Nadruk op de staat en het statensysteem è Verwerpen gedachte v/h realisme dat wereld een “natuurstaat” (à Hobbes) is zonder internationale normen (int. bet. is dus een normatief gegeven voor de IS) è Staat = combinatie v/e machtstaat en rechtsstaat, waarbij zowel macht als wetgeving een belangrijke rol spelen i/d internationale betrekkingen è Er is internationale anarchie i/d zin dat er geen wereldbestuur is, maar internationale anarchie is een sociale toestand è Wereldpolitiek = “anarchical society” (Bull) è Belang v/h individu • International Society (2) è Intergouvernementele organisaties (IGO’s) en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) eerder randfenomenen dan centrale spelers i/d wereldpolitiek è Nadruk op betrekkingen v/d staten i.p.v. op transnationale betrekkingen è Belang v. macht en nationale belangen (~realisme) en van wetgeving (~liberalisme) è Synthese tussen realisme en liberalisme è Vb.: Verenigde Naties è Ongelijkheid v. macht: vetorecht v/d grootmachten i/d Veiligheidsraad è Internationale gelijkheid: meerderheidsstem i/d Algemene Vergadering è Belang v/h individu i/d internationale zaken ook hier benadrukt: Universele Verklaring v/d Rechten v/d Mens (1948) • International Society (3) è Poging om internationale betrekkingen te begrijpen en te interpreteren i.p.v. het uit te leggen o/e wetenschappelijke manier è Bredere historische, rechtkundige en filosofische benadering 2.7: Internationale Politieke Economie (IPE) • Internationale Politieke Economie è Context: dekolonisatie na WOII: nieuwe staten, maar zwakke economische positie (= Derde Wereld) è Jaren 1970: 3e wereldlanden wilden veranderingen i/h internationale systeem om uit hun economische achterstandspositie te geraken è Opkomst v/h neo-Marxisme: poging om economische onderontwikkeling i/d 3e wereld te verklaren è Wie krijgt wat i/h internationale politieke en economische systeem? • Neo-Marxisme i/d IPE (1) è Gaat terug op Marx: kapitalisme in Europa è Uitbreiding v/d analyse v. Marx naar de 3e wereld: kapitalistische wereldeconomie die in handen is v/d welvarende kapitalistische staten gebruikt wordt om de arme landen te verarmen è Afhankelijkheid als kernbegrip: 3e wereldlanden zijn onderhevig a/e ongelijke ruil è Om deel te kunnen nemen a/d kapitalistische wereldeconomie, moeten ze hun grondstoffen goedkoop verkopen en afgewerkte producten duur kopen è Situatie is hen opgelegd door de welvarende kapitalistische staten • Neo-Marxisme i/d IPE (2): Andre Gunder Frank è Ongelijke ruil + toeëigening v/h economische surplus door enkelen ten koste van velen = onafscheidelijk v/h kapitalisme è Zolang het kapitalistische systeem er is, zal er onderontwikkeling zijn i/d 3e wereld • Neo-Marxisme i/d IPE (3): Immanuel Wallerstein è Kapitalisme = hiërarchisch systeem (slechts enkele landen kunnen uit hun slechte positie geraken) gebaseerd op exploitatie v/d armen door de rijken, en het zal zo blijven tot/tenzij het systeem vervangen is • Liberale visie i/d IPE è Gebaseerd op theorie v. Adam Smith e.a. liberale economen è Welvaart kan bereikt worden door de vrije globale expansie v/h kapitalisme voorbij de grenzen v/d soevereine staat, en door het belang v. deze grenzen te laten afnemen è Mensen gaan niet actief worden o/d vrije markt als het hen geen voordeel oplevert è Geen ruil als beide partijen er geen voordeel uit halen (Friedman) • Realisme i/d IPE è Gebaseerd op Friedrich List: economische activiteit moet ten dienste staan v/d staat è Mercantilisme/economisch nationalisme è creatie v. rijkdom = noodzakelijke basis voor verhoging v/d macht v/d staat, voor de creatie v. nationale veiligheid en welvaart è goed functioneren v/d vrije markt afhankelijk v. politieke macht: zonder dominante hegemoon/macht, kan er geen liberale wereldeconomie zijn (Gilpin) • 3 visies i/d IPE komen voor in analyses v. 3 aspecten gerelateerd a/d IPE è Globalisatie: verspreiding en verspreiding v. economische betrekkingen tussen landen ó nationale economieën? è Wie wint en wie verliest i/h proces v/d economische globalisatie è Economie en politiek? (beïnvloedt economie politiek of omgekeerd?) è Maakt globalisering staatssoevereiniteit overbodig of verouderd? 2.8: Alternatieve benaderingen • Alternatieve benaderingen è Ook post-positivisme genoemd è Context: einde v/d Koude Oorlog è Geen dominantie v/e oost-westconflict meer, maar verschillende gegevens i/d wereldpolitiek (vb.: burgeroorlogen, terrorisme, democratisering, …) è Steeds meer kritiek op dominante benadering v/d Koude Oorlog door Kenneth Waltz (neorealisme) i/d studie v/d Internationale betrekkingen è Versterking v/d anti-behaviouralistische kritiek è Kritiek o/d conservatieve politieke vooruitzichten v. Waltz en het neorealisme • Sociaal constructivisme è Neorealisme en neoliberalisme = materialistische theorieën: focus op materiële macht (op militair en economisch vlak) è Het internationale systeem is gevormd door ideeën en niet door materiële macht • Niet-traditionele aspecten i/d studie v. internationale betrekkingen è Vb.: internationaal terrorisme, gender, soevereiniteit, … • Methodologie i/h post-positivisme v/d studie v/d internationale betrekkingen è Kritiek op behaviouralisme + diens aanpak (die ook i/h neorealisme en neoliberalisme zit) è Welke methode moet de behaviouralistische vervangen? Hoofdstuk 3: Realisme 3.1: Basiskenmerken van realisme • Basiselementen v. realisme: 1. Pessimistische mensvisie 2. Overtuiging dat internationale betrekkingen conflictueus zijn en dat internationale conflicten door oorlog opgelost raken 3. Belang v. nationale veiligheid en het overleven v/d staat 4. Scepticisme dat er progressie i/d internationale politiek mogelijk is zoals i/d binnenlandse politiek • Mensvisie i/h realisme è Mensen zijn bezig met hun eigen welzijn in hun competitieve banden met elkaar è Poging om voordeel te behalen op anderen en om zelf niet gedomineerd te worden is een universeel gegeven (ook op vlak v. internationale betrekkingen met andere landen) è Hans Morgenthau: mannen en vrouwen streven naar macht, bv. in politiek en vooral in internationale politiek • Macht i/h realisme è Thucydides, Machiavelli, Hobbes è Het doel om macht te bekomen, de middelen om de macht in handen te krijgen, en het gebruikt van macht staan centraal i/d politieke activiteit • De staat i/h realisme è Wereld = internationale anarchie: systeem zonder overkoepelend bestuur è Staten staan centraal; internationale betrekkingen zijn in de eerste plaats betrekkingen tussen staten; andere actoren (vb.: individuen, internationale organisaties, …) zijn minder of niet belangrijk è Buitenlands beleid is erop gericht de belangen v/d staten te verdedigen è Staten zijn niet gelijk: machtshiërarchie waarbij grootmachten strijden om dominantie en veiligheid è Normatieve kern v/h realisme: nationale veiligheid + het overleven v/d staat è Staat is nodig om veiligheid en welvaart voor de bevolking te verzekeren è Nationale belangen hebben het laatste woord i/h buitenlandse beleid • Nationale belangen i/h realisme è Staten moeten hun nationale belangen nastreven: andere landen en regeringen zijn dus niet betrouwbaar è internationale verdragen zijn tijdelijk en afhankelijk v/d wil v. staten è Internationale verdragen ondergeschikt aan nationale belangen en dus ook aan conflicten hieromtrent è Progressieve veranderingen i/d internationale politiek zijn dus onmogelijk • Klassiek realisme è Normatieve benadering è Nationale veiligheid en het overleven v/d staat staan centraal • Eigentijds realisme è Wetenschappelijke aanpak è Nadruk o/h internationale systeem/structuur 3.2: Klassiek realisme • Thucydides è Internationale relaties: onvermijdelijke concurrentie/conflicten tussen oude Griekse staten en tussen Hellas en de niet-Griekse naburige rijken è Geen gelijkheid tussen de staten/rijken: grootmachten (vb.: Athene) en kleinere machten; de ongelijkheid was volgens Thucydides “natuurlijk” è Beperkingen om aan buitenlandse politiek te doen: men moet zich neerleggen bij de situatie (= ongelijkheid) als men wil overleven è Bepaalde beslissingen kunnen bepaalde gevolgen hebben: vooruitkijken è Rechtvaardigheid gaat niet over gelijkheid voor iedereen, maar over de natuurlijke status v. ongelijkheid te aanvaarden: leven volgens de gangbare praktijken v. machtspolitiek waarbij oorlog het laatste antwoord is • Machiavelli è Macht (= leeuw) + sluwheid (= vos): dé 2 middelen om aan buitenlandse politiek te doen è Belangrijkste politieke waarde = nationale vrijheid: onafhankelijkheid è Regeringen moeten staatsbelangen verdedigen en zo het overleven v/d staat verzekeren è Belang v. macht (= leeuw) en sluwheid (= vos) om dat te verwezenlijken è Klassieke realisme = overlevingstheorie è Wereld is een gevaarlijke plaats, maar een met kansen è Men moet gebruik maken v. die kansen om te overleven: de kansen grijpen en gebruik v. maken voor concurrenten dat doen è Buitenlandse politiek = “berekening” waarbij men de eigen macht/belangen plaatst tegenover die v. rivalen è Staatsleiders mogen niet wachten, moeten altijd inspelen op wat anderen doen, ze moeten voorbereid en alert zijn è Moraal = barrière voor politieke verantwoordelijkheid è Machtpolitiek > christelijke waarden voor veiligheid + overleven v/d staat è Normatieve aspect: bevolking is afhankelijk v/d staatsleiders en diens kennis op buitenlands vlak (à lot v/d bevolking ligt dus bij de staat) • Hobbes è Natuurtoestand: permanente staat v. oorlog v. iedereen tegen iedereen (stadium vóór soevereine staat) è Men kan ontsnappen aan die natuurstaat door creatie v/e soevereine staat (= beschaafde situatie) è Mensen worden gedreven door hun angsten voor elkaar (dus door hun emoties en niet door de menselijke rede/intelligentie) om een soevereine staat te creëren: samenwerking tussen de mensen + sluiten v/e sociaal pact è Soevereine staat onder absolute heerser die hun veiligheid garandeert en zorgt dat welvaart mogelijk wordt è Als er soevereine staten zijn, is er opnieuw een natuurtoestand: tussen staten è Veiligheidsdilemma: het bereiken v. individuele en binnenlandse veiligheid door creatie v/d staat gaat onvermijdelijk gepaard met nationale en internationale onveiligheid die haar basis heeft i/d anarchie v/h statensysteem è Onmogelijk o/h veiligheidsdilemma tegen te gaan: onmogelijk o/e wereldregering/wereldstaat te vormen, want staten willen hun onafhankelijkheid niet afstaan voor garantie v. globale veiligheid è Internationale natuurtoestand tussen staten is niet zo een grote bedreiging als die tussen mensen: staten die instaan voor v/d bevolking > individuen die instaan voor eigen bescherming è Toestand waarbij oorlog het laatste middel is om conflicten op te lossen è Staten kunnen internationale wetgeving creëren om natuurtoestand te modereren è Enkel als het voordelen geeft voor alle staten: veiligheid + overleven ervan; zoniet, zal men het negeren è Kern bij Hobbes blijft dus binnenlandse vrede binnen kader v/d soev. Staat 3.3: Morgenthau: neoklassiek realisme • Mensvisie è Mensen = politieke dieren: animus dominandi è Streven naar macht + politieke ruimte verzekeren waar men zichzelf in stand kan houden en onafhankelijk staat v. politieke dictaten v. anderen (veiligheidsaspect) è Ultieme politieke ruimte = onafhankelijke staat; veiligheid voorbij de staat is onmogelijk è Conflicten tussen mensen zijn onvermijdelijk: creatie v. machtpolitiek è Macht is het ultieme doel: pogingen o/h te verkrijgen, behouden en uit te oefenen determineert hoe men aan politiek doet è Macht is nodig om onafhankelijk te blijven v/d interventie v. anderen: organisatie v/e staat om belangen te verdedigen è Statensysteem leidt tot internationale anarchie en conflicten • Moraal è Strijd tussen staten leidt tot problemen om macht te rechtvaardigen è Moraal voor privésfeer ó moraal voor staatssfeer è Mogen niet samenkomen of overlappen: verschil tussen beide is fundamenteel è ~ Machiavelli: Christelijke waarden versus machtpolitiek (zie ↑) è Zou veiligheid en welvaart v/h land + bevolking in gevaar brengen è Soms is het nodig om privémoraal te negeren voor buitenlandse politiek of nationale belangen è Besef dat men om politieke doeleinden te bereiken soms kwaad moet doen, leidt tot politieke wijsheid: voorzichtigheid, oordelen, … è Bevestiging v/d morele dilemma’s in internationale politiek • 6 principes v/h politiek realisme 1. Politiek heeft basis i/e permanente/onveranderlijke menselijke natuur die zichzelf centraal stelt (vb.: eigenbelang) 2. Politiek staat onafhankelijk v. economie en moraal 3. Eigenbelang = basis v/d menselijke situatie: belang v. eigen veiligheid en overleven die geuit worden in politiek, maar onvermijdelijk leiden tot conflicten; internationale politiek = conflicten over belangen v/d staten, maar die belangen veranderen doorheen de tijd, en dus ook de politiek verandert 4. Ethiek v. internationale betrekkingen is verschillend v. privémoraal: staatsleider heeft grotere verantwoordelijkheid dan individuele inwoner en is verantwoordelijk voor hun veiligheid en moet niet streven naar het beste, maar naar het beste dat men op dat moment kan doen (= normatief) 5. Naties mogen hun ideologie niet opleggen aan andere naties en daarvoor hun macht gebruiken, want dat is een bedreiging voor internationale vrede en veiligheid en kan terugwerken effect hebben 6. Staatskunde: besef v/d menselijke beperkingen en imperfectie 3.4: Waltz en neorealisme • Waltz (Theory of International Politics) è Onafhankelijke staten i/e systeem v. internationale anarchie (à klassiek en neoklassiek realisme) ó Doet afstand v/h normatieve aspect: negeert menselijke natuur en ethiek in staatskunde (ó Morgenthau) è Poging om wetenschappelijke uitleg te geven voor het internationale politieke systeem è Focus o/d structuur v/h systeem, de op elkaar inwerkende eenheden, continuïteiten of veranderingen v/h systeem; actoren minder belangrijk, want het zijn de structuren die heb aanzetten om o/e bepaalde manier handelen • Staten è Basiskenmerk v. internationale betrekkingen: gedecentraliseerde structuur v. anarchie tussen staten è Gemeensch. kenmerk v. staten: voeren allen een aantal basistaken uit (vb.: buitenlands beleid, belasting, …) è Verschil tussen staten: vermogen om die taken uit te voeren è Internationale verandering: wanneer grootmachten opstaan/vallen (vb.: door oorlog) en wanneer de balance of power verschuift • Bipolariteit versus multipolariteit è Belang v. grootmachten om verandering te brengen i/h internationale systeem è Mogelijkheid om balance of power te bereiken, maar oorlog nog steeds mogelijkheid i/e anarchistisch systeem è Bipolair systeem: stabieler, meer zekerheid v/h behoud v. vrede en veiligheid dan i/e multipolair systeem (vb.: Koude Oorlog: slechts 2 grootmachten: VS en SU) • Verschillen met klassiek- en neorealisme è Focus o/d staatsstructuur en niet o/d mensen die het creëren of erin opereren è Staatsleiders gedetermineerd in wat ze doen (vb.: buitenlands beleid) door de structuur v/h statensysteem è Benadering v. Waltz geeft geen richtlijnen voor beleid v. staatsleiders, waarschijnlijk doordat ze gedetermineerd worden door de structuur v/h statensysteem (zie ↑) • Normatieve aspecten in het neorealisme v. Waltz: kernbegrippen v. Waltz hebben normatieve dimensie: 1. staatssoevereiniteit è Staat is onafhankelijk v. anderen en doet zelf zijn beslissingen è Staten zijn gelijk: onafhankelijkheid als een erkende “titel”/norm (= normatief) è Staten zijn ongelijk: op materieel vlak en “gewichtigheid” è Staten zijn de moeite om voor te vechten: staatsveiligheid en overleven 2. Nationale belangen è geven als het ware automatisch bevelen aan staatsleiders over wat ze moeten doen è Staten = structuren die reageren o/d dwang en dictaten v/h internationale systeem 3. Grootmachten è Besturen het internationale systeem è Belang v. internationale orde (zie ook: bipolariteit ↑) 4. Poging om wetenschappelijke verklaring te geven voor het internationale systeem è Doet afstand v/h normatieve, maar kan het toch niet helemaal negeren 3.5: Neorealistische stabiliteitstheorie • John Mearsheimer: periode na Koude Oorlog è Wat met de theorieën die het realisme had ontwikkeld tijdens de Koude Oorlog? è Neorealisme nog steeds relevant om internationale betrekkingen uit te leggen: niet enkel toepasbaar o/d periode v/d Koude Oorlog; neorealisme bruikbaar om verder verloop v/d internationale geschiedenis na Koude Oorlog te voorspellen è Bouwt verder op Waltz: bipolariteit stabieler dan multipolariteit è Minder conflicten tussen grootmachten: minder kans op oorlog tussen hen è Afschrikkingssysteem is effectiever, want minder grootmachten bij betrokken è Slecht 2 grootmachten è Multipolariteit = gevaar è Systeem met meer grootmachten + kleinere machten: vatbaar voor instabiliteit è Nucleaire wapenarsenalen in Europa bevorderden vrede: Koude Oorlog = periode v. vrede na periode v. oorlog ó arsenalen verdwenen è Gevaar dat Europa terugkeert naar instabiliteit, conflicten en mogelijk naar oorlog ó Proces v. integratie v. Europese staten i/d Europese Unie (à ook Dui en Fr.) 3.6: Realisme na de Koude Oorlog: de uitbreiding v/d NAVO • Uitbreiding v/d NAVO tijdens Koude Oorlog è Niet controversieel: versterking v/d NAVO om SU + Warschaupact te confronteren • Uitbreiding v/d Navo na Koude Oorlog è Kans om veiligheid en stabiliteit i/d hele Euro-Atlantische zone te versterken è Democratische hervormingen in Oost-Europa versterken è Meer transparantie op militair/defensief vlak: vertrouwen wekken tussen staten è Sterkere integratie + samenwerking in Europa ó Controversieel: kritiek vanuit realistische hoek • Voorstanders v/d uitbreiding naar Oost-Europa toe è Doel: grotere regionale veiligheid en stabiliteit i/d regio è Voorkomen dat Rusland eventueel de verloren territoria opnieuw zou willen innemen of buurlanden zou intimideren, anders reactie v/d NAVO è Ook voordelen voor Rusland: voorkomen dat Oost-Europese buurstaten voordeel zouden halen uit zwaktes v. Rusland; meer samenwerking met Rusland è Oost-Europese staten moeten geen veiligheid zoeken bij andere allianties • Tegenstanders v/d uitbreiding naar Oost-Europa toe (uit de VS) 1. Uitbreiding zou bedreiging vormen voor Rusland en zij die (democratische) hervormingen wilden doorvoeren; zou ingaan tegen NAVO als defensieve/vredelievende alliantie en eventueel politieke tegenkrachten oproepen in Rusland 2. Grotere kloof tussen voormalige Sovjet-satellietstaten die bij de NAVO kwamen en zij die er niet bijkwamen: waren op zichzelf (of andere allianties!) aangewezen voor hun veiligheid 3. Gevaar dat NAVO door de uitbreiding niet alle leden meer zal kunnen beschermen en dat de politieke wil om dat te doen eventueel ook zou kunnen verdwijnen 4. Uitbreiding zou VS kunnen brengen tot isolationisme, omdat hun toewijding a/d NAVO in gevaar zou kunnen worden gebracht: gevaar voor behoud v. internationale vrede/veiligheid • Realisten i/h debat voor/tegen è Beiden zien internationale relaties in strategische realistische termen è Buitenlands beleid + militaire macht aanwenden om nationale belangen te verdedigen en internationale orde te promoten è Staatskunde met machtsgebruik o/e verantwoorde manier è Verschil in oordelen over het voorgestelde beleid en inschattingen v/d omstandigheden waarin het moet worden uitgewerkt è Verschillende oordelen over dezelfde waarden: veiligheid en stabiliteit i/d wereldpolitiek è Neorealisme kan moraal + normatieve aspecten niet vatten 3.7: Hegemonie en de balance of power • Mearsheimer: overeenkomsten met andere realisten è Staat = centraal i/d wereldpolitiek è Staten uit noodzaak bezig met balance of power è Nadruk op militaire macht en het gebruikt ervan • Mearsheimer: hegemonie è W: gedrag v. staten gedetermineerd door anarchistische structuur v/d internationale betrekkingen ó M: gedrag gevolg v/d menselijke natuur + voorzichtige ethiek v. staatsleiders die veiligheid zoeken en proberen te overleven i/e anarchistische wereld è Waltz = defensieve realist: staten zoeken naar macht om zichzelf veilig te stellen en te kunnen overleven, maar streven naar meer macht dan nodig is, zal contraproductief zijn ó M: staten streven naar hegemonie en gaan dus verder; wereld is echter te groot, dus men kan enkel eigen regio domineren è Regionale hegemonen kunnen tegengaan dat er regionale hegemonen opkomen of bestaan i/e ander deel v/d wereld om te voorkomen dat die in de eerste haar invloedssfeer (waar de eerste dus nationale belangen heeft) zou kunnen doordringen è Vb.: VS in Europa en Oost-Azië è Offensief realisme: grootmachten zoeken altijd naar kansen om macht te winnen, met hegemonie als uiteindelijke doel è Alle staten willen regionale hegemonen worden è Conflicten om macht tussen staten zullen dus altijd aanwezig zijn (The Tragedy of Great Power Politics) • Kritieken o/h offensieve imperialisme v. Mearsheimer è verantwoordelijkheden v/d staatskunde genegeerd è indruk dat staten machtsmachines zijn die continu in conflict zijn met elkaar (centraal staan dus: macht, conflict, oorlog, hegemonie, onderwerping, …) è Mearsheimer ziet geen verschil tussen huidige en toekomstige machtsrelaties tussen staten in West-Europa in vergelijking met die in Oost-Azië è Historische toevalligheden en veranderingen uitgelegd vanuit slechts 1 standpunt/theorie: offensief realisme è Theorie v. Mearsheimer is tegenovergesteld aan historische ervaringen 3.8: 2 kritieken op realisme • 1: International Society (IS) è Realisme: te smalle basis waarop men zich focust è Realisme ziet niet in in welke mate internationale politiek een dialoog is v. verschillende standpunten en perspectieven over internationale betrekkingen è IS erkent wel dat klassiek en neoklassiek realisme belangrijke visie hebben op wereldpolitiek en neemt dus zelf ook elementen v/h realisme over in haar benaderingswijze è Realisme negeert belangrijke aspecten v/h internationale leven è Vb.: inspanning om samen te werken i/d menselijke natuur; gemeenschappelijke belangen en regels tussen staten; andere actoren dan de staat; … • International Society (IS): Martin Wright è Internationale politiek = historische dialoog tussen realisme (Machiavelli), rationalisme (Grotius) en revolutionisme (Kant) è Toegepast door Henry Kissinger (neoklassieke realist!) o/d dialoog i/d diplomatische theorie/praktijk tussen vooruitzichten v/h pessimistische realisme en het optimistische liberalisme i/h buitenlandse beleid è Vb.: i/d VS: president Theodore Roosevelt als “realist” ó Woodrow Wilson als “liberaal” è Kritiek op realisme: realisme is geneigd liberale en democratische stemmen i/d wereldpolitiek te negeren of te minimaliseren • Kritiek v/h neoklassiek realisme o/d International Society è IS ziet niet in dat, ondanks het feit dat liberalisme belangrijk is in wereldpolitiek, realisme altijd van groter belang is è Realisme vooral in hardere tijden zoals oorlog, omdat men dan soms harde beslissingen moet nemen è Liberalisme gaat keuzes i/d buitenlandse politiek als gemakkelijker of minder gevaarlijk voorstellen dan ze zouden kunnen zijn: liberalisme dus eerder voor periodes v. vrede en welvaart • 2: emancipatorische theorie (ET) è ET stelt dat mensen gevangen zitten binnen de bestaande internationale structuren è Realistische theorie waarin de staat centraal staat en de nadruk ligt op macht, moet omgevormd worden è Doel v/d ET: mens bevrijden en theorie opstellen om dat in praktijk te brengen • Kritieken v/d ET op realisme: Ken Booth è Kritiek o/d realistische visie o/h Westfaalse systeem: veiligheid, machtspolitiek, dreigingen en tegendreigingen, allianties en tegenallianties è Gevolg was dat er een conservatieve theorie ontstond: status quo behouden è Veiligheid is niet langer enkel een nationaal gegeven, maar kosmopolitisch (globaal: vb.: ecologische dreigingen die voor alle mensen gelden) en tegelijk lokaal (individuen in falende staten); Emancipatie is wat echte veiligheid brengt è Staten moeten middelen zijn en geen doeleinden: mens > staat è Aangevuld door Andrew Linklater è Wereldpolitiek construeren via solidariteit è Men is onderweg naar kosmopolitisch idee v. globale veiligheid: einde v/h anarchistisch systeem gebaseerd op staten en machtspolitiek • Kritieken v/h realisme o/d emancipatorische theorie è Meeste mensen geven nog steeds voorkeur a/d staat als politieke organisatievorm è Recent onstaan v. nieuwe staten: dekolonisatie; staten die uit elkaar vallen in meerdere staten (vb.: Joegoslavië) è Veiligheid heeft nog steeds haar basis bij de staat en het statensysteem: veiligheid niet gebaseerd o/e globale organisatie, want die bestaat (nog) niet è Waar veiligheid steunt o/e andere organisatie, komt dat doordat de staat er niet in geslaagd is om veiligheid te garanderen (wat niet betekent dat men de staat verwerpt) è Grootmachten spelen nog steeds centrale rol i/d wereldpolitiek: internationale betrekkingen, invloed op buitenlandse politiek v. andere staten, vrijwaren v. internationale vrede en veiligheid Hoofdstuk 4: Liberalisme 4.1: Basisveronderstellingen van het liberalisme • Basisveronderstellingen è Context: opkomst v/d moderne liberale staat; modernisering è Geloof i/d menselijke rede en dat die kan toegepast worden op internationale zaken è Mensen hebben eigenbelangen en zijn competitief, maar hebben ook gemeenschappelijke belangen en kunnen dus samenwerken: zowel op binnenlands als op internationaal vlak; samenwerking noodzakelijk door verdere modernisering è Geloof in vooruitgang op politiek vlak: evolutie i/h (optimisme v/h) liberale denken è Rond periode v. WOI: utopisch liberalisme è Na WOII: minder optimisme è Na Koude Oorlog: opnieuw optimisme door val v/h communisme en een verwachte overwinning v/d liberale democratie è Na 11 september 2001 (aanslagen) en later: opnieuw minder optimisme è Geloof in vooruitgang voor individuen è Kern: geluk en tevredenheid v/d individuele mens è John Locke: staat = constitutionele staat, rechtsstaat met wetgeving die rechten v/d burgers (leven, vrijheid, eigendom) respecteert; wederzijds respect tussen zulke staten è Jeremy Bentham: het is i/d rationele belangen v/d constitutionele staat om zich vast te houden a/d internationale wetgeving voor hun buitenlandse beleid è Immanuel Kant: constitutionele/wederzijds gerespecteerde staten/republieken kunnen een eeuwig durende vrede vastleggen 4.2: Sociologisch liberalisme • Transnationale relaties è Internationale betrekkingen niet enkel staten en relaties tussen staten (à realisme), maar ook transnationale relaties • Transnationale relaties: James Rosenau (1) è Transnationale relaties: proces waarbij internationale betrekkingen die door regeringen werden uitgevoerd, uitgebreid zijn met relaties tussen aparte individuen, groepen, samenlevingen, hetgeen belangrijke gevolgen kanhebben voor verdere ontwikkelingen è Kan dus bijdragen tot het behoud v. vrede • Transnationale relaties: Karl Deutsch è Hoge graad v. transnationale banden tussen gemeenschappen leidt tot vreedzame betrekkingen: meer dan enkel geen oorlog è Ontstaan v/e “security community”: groep mensen die geïntegreerd geworden zijn è Moet a/e aantal voorwaarden voldoen: meer sociale communicatie, meer mobiliteit v. mensen, sterkere economische banden, breder bereik v. menselijke overeenkomsten • Transnationale relaties: John Burton è Spinnenwebmodel versus biljartbalmodel è Spinnenwebmodel: natiestaten met verschillende groepen v. mensen met verschillende types v. externe banden en verschillende soorten belangen ó Biljartbalmodel ~ realistische model: staten voorgesteld als biljartballen: Onafhankelijke, op zichzelf staande eenheden è Spinnenwebmodel wereld die gedreven wordt door wederzijdse voordelige samenwerking i.p.v. conflicten: overlappingen en dus minder kans op conflicten • Transnationale relaties: James Rosenau (2) è Individuele overeenkomsten hebben belangrijke gevolgen voor globale zaken è Individuen hebben hun activiteitenveld uitgebreid (door onderwijs, elektronische communicatie, buitenlandse reizen) è Steeds minder controle/regulering door staten è Gevolgen: è Beter geïnformeerde en meer mobiele individuen die minder aan hun staten gebonden zijn è Anarchistisch systeem waarin staat centraal staat, is niet verdwenen, maar er onstond een multicentrische wereld waarbij men minder gebonden is a/d staten en a/d soevereiniteit en ermee in concurrentie gaat è Kosmopolitisme en overlapping: minder kans conflicten 4.3: Interdependentie-liberalisme • Interdependentie: wederzijdse afhankelijkheid è Mensen en regeringen beïnvloed door wat gebeurt op andere plaatsen, in andere landen è Hoger niveau v. transnationale betrekkingen tussen landen zorgt dus voor een hoger niveau v. wederzijdse afhankelijkheid • Interndependentie en modernisering: Richard Rosecrance è Moderniseringsproces verhoogt niveau v. interdependentie tussen staten è Modernisering: effecten op beleid v/d staten è Voordien: gebruik v. militaire macht + territoriale expansie om macht uit te breiden è Nu (in geïndustrialiseerde landen): economische ontwikkeling + buitenlandse handel om welvaart en een goede positie te bereiken en minder kostelijk dan militaire actie è Handelsstaten: vb.: Duitsland en Japan (na WOII) deden afstand v. kostelijke militaire acties en zelfvoorziening en gingen over naar handel, arbeidsverdeling en interdependentie • David Mitrany: functionalistische theorie v/d integratie è Interdependentie via transnationale banden tussen landen kan leiden tot vrede è Samenwerking door technici i.p.v. politici: oplossingen zoeken voor vaak voorkomende problemen (transport, communicatie, …) è Uitbreiding v/d technische en economische samenwerking è Bevolking zal door verbeteringen loyaliteit v/d staat verschuiven naar internationale organisaties (die de verbeteringen door samenwerking hebben bekomen) • Ernst Haas: neofunctionalisme è Theorie over internationale integratie è Technische zaken kunnen niet gescheiden worden v. politiek è Spillover: politieke elites met eigenbelangen moeten hun samenwerking versterken en hun loyaliteit verschuiven naar nieuwe instituties die de natiestaten overstijgen; politieke elites moeten integratie dus promoten (vb.: West-Europa i/d jaren 1950-’60) ó Nog steeds mogelijkheid dat men terugvalt (vb.: midden v/d jaren 1960 in West-Europa door Charles de Gaulle) è Er was dus een algemene theorie over interdependentie nodig • Robert Keohane en Joseph Nye: algemende theorie v. complexe interdependentie è Voordien: internationale betrekkingen door staatsleiders met andere staatsleiders è Militaire acties in geval v. conflict è Veiligheid en overleven (high politics) > economische en sociale zaken (low politics) è Complexe interdependentie è Context: ontstaan v/d welvaartstaat i/d Westerse wereld è Betrekkingen tussen staten niet enkel tussen staatsleiders, maar tussen verschillenden niveau’s v/h bestuur (verschillende actoren) è Transnationale betrekkingen tussen individuen en groepen buiten de staat è Militaire acties minder nuttig; meer low politics i.p.v. high politics è Gevolgen v/d complexe interdependentie è Staten zullen verschillende doelen tegelijkertijd nastreven; transnationale actoren (vb.: NGO’s) zullen hun eigen doelen nastreven, los v. staatscontrole è Machtsmiddelen specifiek aan bepaalde zaken/gebieden è Internationale organisaties worden belangrijker è Militaire acties minder nuttig, maar niet uitgesloten 4.4: Institutioneel Liberalisme (Zie powerpoints! Anders dan in het boek!) • Internationale institutie è internationale organisatie of een reeks regels (regime) die staatsactiviteiten op bepaalde terreinen besturen (vb.: luchtvaart, scheepvaart) è Regime kan samengaan met internationale organisatie, maar ook apart fungeren è Promoot samenwerking tussen staten: vb.: EU: gezamenlijk landbouwbeleid è Wat na de Koude Oorlog? è Neorealisme: bipolariteit (stabiliteit) vs. multipolariteit (instabiliteit) (zie ↑) è Institutioneel Liberalisme: hoge mate v. institutionalisering zal het destabiliserende effect v/d multipolaire anarchie verminderen, zal vertrouwen tussen staten versterken, onderhandelingen, stabiliteit, samenwerking tussen staten (+ voordelen) 4.5: Republikeins liberalisme • Democratieën voeren onderling nooit oorlog è ~ Kant over republieken (zie 4.1 ↑) è Optimisme bij liberalen: aantal democratieën gestegen, dus toekomst zal vredevolle wereld met internationale relaties, gebaseerd op samenwerking i.p.v. conflict, brengen • Michael Doyle over vrede tussen democratieën 1. Democratie moedigt vreedzame internationale betrekkingen aan: democratische regeringen worden gecontroleerd door bevolking die geen oorlog wil met andere democratieën; binnenlandse politieke cultuur gebaseerd op oplossingen zonder gebruik v. geweld 2. Democratieën hebben gemeenschappelijke morele waarden die leiden tot de vorming v/e “pacific union” (~ Kant) 3. Economische samenwerking en interdependentie: versterkt vrede • Republikeins liberalisme: sterk normatief ingesteld è Optimisme dat vrede + samenwerking de overhand zullen hebben in internationale betrekkingen, gebaseerd op vooruitgang naar een meer democratische wereld è Normatief, want ze zien het als hun verantwoordelijkheid om wereldwijde democratie te promoten (want zo promoten ze ook vrede) è Na Koude Oorlog: nieuwe golf v. democratisering en bijgevolg ook meer optimisme, hoewel men zich bewust is dat het democratiseringsproces lang zal duren è Soms stap terug: vb.: Rusland na 2004 è Niet alle democratieën voldoen a/d criteria (zie Michael Doyle ↑) è Democratische vrede = dynamisch proces 4.6: Neorealistische kritieken op liberalisme • Debat tussen realisme en liberalisme è Zou leiden tot kloof bij liberalen è Zwakke liberalen: neigen meer naar realisme è Sterke liberalen: blijven liberaal standpunt over wereldpolitiek behouden • Eerste debat over menselijke natuur ó Niet meer de kern v/d discussie è Zowel neorealisten als liberalen erkenden dat menselijke natuur complex is è Invloed v/h behaviouralisme waardoor men weg ging v/d mens + moraal • Tweede debat over vooruitgang è Realisten: non-progressiviteit: anarchistische systeem waarin staten staten blijven; veiligheid en militaire acties è Liberalen: progressiviteit is mogelijk ó neorealisten: liberale aspecten hebben lange tijd bestaan, maar hebben gewapende conflicten tussen staten niet kunnen voorkomen; op gebied v. economie/handel (vb.: BNP): verslechtering in vergelijking met vroeger (vb.: periode einde v/d 19eE) • Derde debat over internationale instellingen è Realisten: staten werken samen via instellingen, maar op basis v. hun eigenbelang è Instellingen = plaatsen waar men aan machtspolitiek doet (gestuurd door staten) • Vierde debat over republikeins liberalisme è Neorealisten: mogelijkheid dat liberale of democratische staten autoritair of nietdemocratisch worden, dat vrienden vijanden worden, … Zwak liberalisme • Zwak liberalisme: accepteert een aantal aspecten v/h realisme, o.a. voortduren v. anarchie è Vb.: Robert Keohane: voordien sociologisch liberalisme è Nadruk o/e transnationaal politiek systeem/transnationale betrekkingen è Steunde o/e dominantie v. Amerika ó economische en militaire achteruitgang (jaren 1970) è Keohane erkende belang v. staten (= realisme), maar stelde dat internationale organisaties samenwerking kunnen vergemakkelijken (= liberalisme) • Kritiek v/h realisme dat Keohane geen rekening hield met “voordelen” (“gains") è Gains = voordelen die toekomen aan zij die samenwerken è Institutionele liberalen: internationale instellingen vergemakkelijken samenwerking en zorgen ervoor dat staten elkaar niet gaan bedriegen, omdat internationale instellingen transparant zijn (vb.: informatie) ó Neorealisten: niet bedriegen is het probleem, maar de gains: staten moeten zorgen dat andere staten niet meer voordelen halen uit de samenwerking è Keohane: samenwerking tussen staten moet aan voorwaarden voldoen è Gemeenschappelijke belangen tussen staten, waardoor men geen rekening moet houden met gains ó indien geen gemeenschappelijke belangen: competitiviteit Sterk liberalisme • Overtuiging dat kwalitatieve veranderingen hebben plaatsgevonden è Economische interdependentie verbindt landen; geglobaliseerde economieën; … è Onmogelijkheid dat bep. democratische staten overstappen op autoritair systeem ó Neorealisten è verandering wordt niet volledig ontkend, maar die heeft niet geleid tot verdwijnen v/d anarchie è Binnenlandse politiek = autoriteit, administratie, wetgeving è Internationale politiek = macht, strijd, aanpassing è Sterk liberalisme: optimistisch over toekomst è Anarchie = geen overkoepelend bestuur, maar dat betekent niet dat er geen legitieme/effectieve autoriteit is i/d internationale politiek è Anarchie is niet noodzakelijk angst en onveiligheid: vb. è Security community (Deutsch ↑) è Vrede en oorlog moeten genuanceerd worden: vrede kent verschillende niveau’s; oorlog kende evolutie doorheen geschiedenis è Vrede op belangrijke plaatsen (ó anarchie bij realisten): tussen grootmachten en tussen democratieën v/d Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling • Kritieken op liberalisme è Wat als er geen vooruitgang is? Wat als men teruggaat? è Liberalen proberen historische verandering te theoriseren ó complex, onvoorspelbaar • Andrew Moravcsik: poging o/d liberale theorie te herformuleren è Poging om niet-ideologisch en niet-utopisch te zijn è Actoren i/d internationale politiek: rationele individuen en private groepen è Beleid v. staten vertegenwoordigt wat insividuen en groepen i/d samenleving (binnen de staat) willen è i/h internationale systeem moeten staten streven naar hun doelen (voorkeuren) onder beperkingen die hen zijn opgelegd door doelen (voorkeuren) v. andere staten 4.7: Liberalisme en de werelorde • Structureel liberalisme: Daniel Deudney en John Ikenberry è Westerse orde: relaties tussen Westerse liberale democratieën è Security co-binding: staten die elkaar in gemeenschappelijk beheerste instituties brengen (vb.: NAVO voor gezamelijke politieke en militaire beslissingen) è Wederzijdse hegemonie: VS als leider v/d Westerse orde, maar open voor druk v. haar partners (à belang v. transnationale en transgouvernementele pol. netwerken) è Semi-soevereiniteit en gedeeltelijke grootmachten: Duitsland en Japan è Hebben zichzelf beperkingen opgelegd als grootmachten è Economische openheid: voordelen è Burgerlijke identiteit: politieke/burgerlijke vrijheden, markteconomieën, ethnische tolerantie • Kagan (realist) over VS vandaag è Context: George W. Buh en de strijd tegen terrorisme (“war on terrorism”) è VS: ~ Hobbes; militaire acties ó Europa: ~ Kant; netwerken v. samenwerkende regeringsonderdelen (vb.: i/d strijd tegen terrorisme) è Onenigheid tussen VS en Europa, maar er is nog steeds een security community die gebaseerd is op liberale waarden, interdependentie, gemeenschappelijke instellingen: weinig kans op gewapende conflicten • Isaiah Berlin over kloof i/h liberale denken over de wereldorde è Liberaal beleid moet streven naar vrijheid: wat is vrijheid? è Negatieve vrijheid è Iindividuele sfeer v. autonomie zonder staatsinterventie è Kern = eigendom: basis voor vrijheid en geluk: de autoriteit moet deze rechten beschermen è Positieve vrijheid è Enkel mogelijk als men aan een aantal voorwaarden kan voldoen (vb.: gezondheid, economische middelen, …) waarin de staat moet voorzien • Positieve en negatieve vrijheid i/h internationale systeem è Negatieve vrijheid: staten die eigen zaken uitvoeren zonder tussenkomst v. anderen è Als het foutgaat, zijn de staten zelf verantwoordelijk è Onderhandelingen en samenwerking è Positieve vrijheid: poging om wereld te veranderen en universele basis te geven voor het “goede leven” (vb.: Woodrow Wilson) è Gebruik v. macht om wereld te veranderen Hoofdstuk 5: International Society 5.1: International Society/Engelse School • Benaderingswijze v/d International Society (1) è Afgeleid v. filosofie, geschiedenis, recht è Centraal staat “judgement”/beoordeling: men moet er rekening mee houden dat buitenlandse politiek morele kwesties met zich meebrengt voor staatsleiders è Rekening houden met situatie waarin men bep. keuzes maakt (vb.: m.b.t. oorlog) è Normatief en niet wetenschappelijk è “traditioneel”: niet positivistisch; theorie v/d int. bet. is niet neutraal o/h vlak v. waarden è Staat is geen autonoom “ding”, staat niet los v/d mensen die haar samenstellen en namens haar bewegen è Internationale betrekkingen: deel v. menselijke betrekkingen i/d historische tijd, met regels, normen en waarden • Benaderingswijze v/d International Society (2) è Verwerpen pessimisme v/h klassiek realisme: zelfgenoegzaamheid v. staten + conflicten è Verwerpen optimisme v/h klassiek liberalisme: goede wil v/d mens + samenwerking è International Society = middenweg tussen realisme en liberalisme è Internationale betrekkingen = “maatschappij” v. staten (Wight: “society of states”) waarin staatsmannen de belangrijkste actoren zijn die gespecialiseerd zijn in staatskunde è Staatskunde = belangrijke menselijke activiteit (vb.: buitenlands beleid) è Centraal i/d analyse staat dus neigingen v. staten/staatsmannen i/h buitenlandse beleid: belangen, intenties, ambities, … è Buitenlands beleid, beslissingen, activiteiten v. staatsmannen die in naam v/e politiek systeem gebaseerd op territorium bewegen: die politieke systemen zijn onafhankelijk v. elkaar, enkel ondergeschikt aan zichzelf (à soevereine staat) è Internationale organisaties: ondergeschikt a/d soevereine staten è Soevereine staten = basis v/d wereldpolitiek • Society of states als kernconcept è Internationale politiek = deel v. politiek zonder dat het hiërarchische autoriteit bezit: geen wereldbestuur dat boven soevereine staten staat è Er zijn wel gemeenschappelijke belangen, regels, instellinge, organisaties gecreërd/gedeeld door staten die betrekkingen tussen staten vorm geven è “The anarchical society” (Bull): er is een wereldwijde sociale orde v. onafhankelijke staten è Onderscheid tussen internationaal systeem en internationale samenleving è Hoe meer internationale betrekkingen een samenleving vormen en hoe minder een systeem, hoe meer wereldpolitiek een menselijke samenleving vormt met eigen normen en waarden • Realisme, rationalisme, revolutionisme è 3 verschillende manieren om naar betrekkingen v. staten te kijken è Realisme: staten als machtsinstellingen die hun eigen belangen nastreven è Internationale betrekkingen = instrumentele betrekkingen è ~ Machiavelli è Rationalisme: staten als wettige organisaties die opereren volgens internationale wetgeving en diplomatie è Internationale betrekkingen = gereguleerde activiteiten op basis v. wederzijdse erkenning v/d autoriteit v. soevereine staten è ~ Grotius è Revolutionisme: staten minder belangrijk; nadruk o/d mens è Mensen die wereldgemeenschap of gemeenschap v. mensen creëren è ~ Kant è Alle 3 de concepten moeten gecombineerd worden om internationale betrekkingen te begrijpen (Martin Wight) è Internationale betrekkingen: menselijke activiteit met fundamentele waarden • Hedley Bull: 2 waarden è Internationale orde: regeling v/d internationale activiteit die basisdoeleinden v/d gemeenschap v. staten ondersteunt è Internationaal recht: morele regels die rechten en plichten aan staten en naties opdragen (vb.: zelfbeschikkingsrecht) • John Vincent: 2 waarden è Staatssoevereiniteit: staten moeten elkanders onafhankelijkheid respecteren è Non-interventie è Mensenrechten: internationale betrekkingen gaan niet enkel over staten, maar ook over mensen die mensenrechten hebben è Wat als mensenrechten geschonden worden: interventie? (dus het 1e recht overtreden) è Antwoorden v/d IS 1. Pluralisme: soevereine staten staan centraal; soevereiniteit mag niet overtreden worden, dus geen interventie (ook voor mensenrechten) 2. Solidariteit: nadruk op belang v. individuen als leden v/d internationale samenleving: recht/plicht v. staten om in te grijpen in geval v. lijden v. mensen 5.2: 3 tradities (theorie) (Wight) • 3 stromingen i/d internationale betrekkingen (Wight) è Realisme (internationale anarchie), rationalisme (internationale dialoog en omgang), revolutionisme (morele eenheid v/d internationale samenleving) è Staan niet los van elkaar, maar zijn in dialoog met elkaar • Realisme è Rivaliteiten/conflicten tussen staten inherent aan hun betrekkingen è Nadruk op anarchie, machtspolitiek, oorlog è Vermijdt wishfull thinking è Pessimistisch over menselijke natuur en bijgevolg over vooruitgang in wereldpolitiek è Geen internationale samenleving, maar wel Hobbesiaanse natuurstaat è Staat als enige politieke samenleving • Rationalisme è Geloof i/d menselijke rede è Wereld v. wederzijds respect, harmonie, wetgeving tussen staten è Middenweg tussen pessimisme en optimisme (zie ook ↑) • Revolutionisme è Geloof i/d morele eenheid v/d menselijke samenleving voorbij de staat è Kosmopolitisch i.p.v. staatscentrisch; solidaristisch i.p.v. pluralistisch; wereldverbeteraars è Doel = revolutionaire sociale verandering è Geschiedenis heeft een doel, mensen hebben een lot è Optimistisch over menselijke natuur è Wereldmaatschappij 5.3: 3 tradities (praktijk) (Wight) • Realisme è Extreem realisme: ontkent bestaan v/e internationale samenleving è Internationale betrekkingen zijn moreel neutraal en niet meer dan instrumentele betrekkingen tussen soevereine staten; samenleving wel binnen de staten, maar niet tussen de staten; soevereine staten hebben geen recht om elkaar te bevelen è Gematigd realisme: erkent internationale wetgeving è Internationale wetgeving gebaseerd op belangen en verantwoordelijkheden v. grootmachten • Rationalisme è Benadert het gematigde realisme volgens Wight è Vb.: George Kennan: erkent nationale belangen v/h eigen land bij buitenlandse politiek,maar ook die v. andere landen (ook rivalen en vijanden) è Realisme en rationalisme ook bij internationale organisaties è Charter v/d VN: gebaseerd op belangen v/d grootmachten (vb.: via vetorecht i/d Veiligheidsraad): dus gematigd realisme è Verdrag v/d Volkenbond: gebaseerd op eenstemmigheid v/d lidstaten: dus rationalisme • Revolutionisme è Bestaande regimes omverwerpen en vernietigen, indien nodig gewelddadig è Niet gebonden a/e bepaalde ideologie: kan zowel links als rechts zijn è Hard revolutionisme: gewelddadige vernietiging v/h systeem/samenleving v. soevereine staten en vervanging door wereldregering (vb.: Lenin) è “zacht” revolutionisme: wereldmaatschappij v. individuen die naties/staten te niet doen è Verwerpt idee v/e samenleving v. staten è Enige echte internationale samenleving is er een v. individuen è Statensysteem vernietigen o/e vreedzame manier è Kosmopolitisch: wereldmaatschappij • 4 elementen/nadrukken staan centraal i/d theorie v/d International Society 1. Nadruk op belangrijke ideeën die gedachten, beleid, activiteiten v. mensen leiden die betrokken zijn in internationale betrekkingen (vooral staatsleiders) 2. Nadruk op dialoog tussen leidende ideeën, waarden, overtuigingen die buitenlandse politiek kunnen beïnvloeden: een-dimensionaliteit voorkomen 3. Nadruk o/d historische dimensie v. internationale betrekkingen 4. Nadruk o/h normatieve aspect v. internationale betrekkingen 5.4: Orde en justitie • Bull: “The anarchical society” è Gebaseerd op geschiedkundige feiten è Inrichten + behouden v/e internationale orde: regeling v/d internationale activiteit die basisdoeleinden v/d gemeenschap v. staten ondersteunt è Doeleinden zijn primair en universeel è 4 doelen: behoud v/d internationale gemeenschap; onafhankelijkheid v/d lidstaten behouden; vrede behouden; normatieve basis v/h sociale leven veilig stellen (geweld beperken; beloftes houden; stabiliteit v. bezit) è Moraal karakter: niet louter instrumenteel of voor eigenbelang • Bull: “The anarchical society”: solidariteitselement è 3 soorten orde i/d wereldpolitiek: orde i/h sociale leven; internationale orde; wereldorde è Wereldorde > internationale orde, want belangrijkste eenheden zijn de individuele mensen en niet de staten (staten + samenleving v. staten slechts tijdelijke constructies v. mensen) • Bull: “The anarchical society”: pluralistisch element è Grootmachten hebben verantwoordelijkheid om internationale orde in stand te houden, door hun betrekkingen met elkaar in stand te houden (= normatief) è Werkte niet altijd: vb.: WOII: niet gelukt om balance of power te behouden è Werkte beter tijdens jaren 1960-’70 v/d Koude Oorlog: internationale oorlog • Bull: “The anarchical society”: balance of power è “Simple balance of power” (à bipolariteit) versus “complex balance of power” (à multipolariteit): valt hier dus samen met realistische concepten è “General balance of power” (vb.: VS en SU tijdens Koude Oorlog) versus “local balance of power” (vb.: India en Pakistan) • Bull: “The anarchical society”: oorlog è Oorlog = institutie: normatief karakter è Oorlog tussen staten niet noodzakelijk nadeliger dan vrede è Vb.: tijdens ME: anarchie vóór moderne staten geweldmonopolie op zich namen, vanaf dan enkel nog oorlog tussen staten (= aanmoedigen v. orde) è Na 1945: minder interstatelijke oorlogen, maar wel meer intrastatelijke oorlogen (vb.: burgeroorlogen, afscheidingsoorlogen, oorlog tegen terrorisme, nationale bevrijdingsoorlogen, …) è Minder internationale oorlogen: mogelijk door VN + publieke opinie è Koude Oorlog: nucleare afschrikking als institutie, want menselijke waarden (vb.: veiligheid, overleven, …) staat o/h spel: dus normatief doel • Bull: “The anarchical society”: justitie in internationale betrekkingen è “Wisselend recht” (commutative justice): internationaal recht waarbij er sprake is v. wederkerigheid (aanspraken en tegenaanspraken) tussen staten volgens regels v/d internationale wetgeving en diplomatie è “Distributierecht” (distributive justice): hoe moeten goederen verdeeld worden è Speciale behandeling voor arme staten; gebeurt vooral via soevereine staten (hoewel i/d 20e E steeds meer op internationaal vlak door globalisering) è 3 soorten recht i/d wereldpolitiek è Internationaal/interstatelijk recht: gelijke staatssoevereiniteit è Individuele en mensenrechten: mensenrechten è Kosmopolitisch- en wereldrecht: gaat over wat goed is voor de hele wereld • Bull: “The anarchical society”: orde en recht è Orde > recht in wereldpolitiek, hoewel – afhankelijk v/d situatie – recht > orde kan zijn 5.5: Staatskunde en verantwoordelijkheid • Nationale verantwoordelijkheid è Staatsbestuurders verantwoordelijjk voor welzijn v/d bevolking è Voor buitenlands beleid moet men vasthouden a/d nationale belangen è Nationale veiligheid = waarde die men moet beschermen è ~ Machiavelli (vb.: geen onnodige risico’s nemen als het de welvaart v. burgers in gevaar brengt); ~ realisme è Normatief: nationale belangen > internationale wetgeving/organisaties • Internationale verantwoordelijkheid è Staatsleiders hebben buitenlandse verplichtingen/rechten omdat hun staat lid is v/e internationale samenleving met internationale wetgeving è Rekening houden met belangen en rechten v. andere staten è ~ Grotius; ~ rationalisme è Normatief: staten hebben (naast binnenlandse verplichtingen) buitenlandse verplichtingen naar staten en naar de internationale gemeenschap toe • Humanitaire verantwoordelijkheid è Staatsleiders (die zelf mensen zijn) zijn verplicht mensenrechten te respecteren, zowel in eigen land als daarbuiten è ~ Kant; ~ revolutionisme è Kosmopolitisch è Normatief: verplichting v/d mens • Staatskunde: alle 3 de verantwoordelijkheden toepassen (zie ppt’s + boek pp. 148-153) è Vb.: Golfoorlog è Debat i/h Congres of VS actie moest ondernemen tegen invasie v. Irak in Koeweit è Normatief dilemma è Realisme: oliebelangen; rationalisme: veroordeling v/d invasie; revolutionisme: schending v/d mensenrechten è Vb.: oorlog in Joegoslavië (1992-1995) è Discussie: non-interventie(= conflict negeren)? Militaire interventie(= risico’s nemen)? Middenweg? è Tot 1995: middenweg waarbij VN humanitaire interventies deed è Argumenten kwamen vanuit gematigde realistische hoek: conflict is burgeroorlog die geen gevaren stelt voor internationale vrede en veiligheid ó reeds internationale interventie vanaf dat Bosnië onafhankelijk en erkend werd è 1995: interventie v/d NAVO è Reden: morele kwesties (vb.: ethnische zuiveringen bezig) è Pluralisme versus solidariteit 5.6: Kritieken op International Society • Kritiek v/h realisme è Staten stellen nationale belangen voorop, zijn niet gebonden aan bepaalde regels è Als er regels zijn, houden staten zich er enkel aan als ze er voordeel uit kunnen halen è Gaat dus in tegen Bull: internationale samenleving met gemeenschappelijke regels ó International Society: theorie v. overleven è Erkent voorrang v/d staat, diens recht om te bestaan en diens belangen è Staten binden zich aan andere staten via verdragen, niet enkel omwille van eigenbelang, maar ook omdat andere staten die belangen erkennen en respecteren è Staten halen ook voordelen uit de wederkerigheid v/d internationale affaires, maar zullen zich binden in alle voorzichtigheid • Kritiek v/h liberalisme è International Society besteedt te weinig aandacht a/d rol v. binnenlandse politiek in internationale betrekkingen: IS scheidt internationale betrekkingen v/d binnenlandse politiek v. staten è Liberale democratieën zijn vreedzamer dan niet-democratische politieke systemen è IS heeft geen aandacht voor progressieve veranderingen i/d internationale politiek: IS stelt dat internationale politiek = recurrentie en herhaling (vb.: Wight) • Kritiek v/d IPE è IS negeert economie en het aspect v/d sociale klassen in internationale betrekkingen è Wight en Bull hebben vooral aandacht voor internationale politiek, en negeren grotendeel internationale economie ó Niet helemaal genegeerd è Vb.: Wight: commercie als basis v. betrekkingen tussen staten è Vb.: Bull: economische factoren (vb.: transnationale samenlevingen, multinationals, regionale economische associaties) in internationale betrekkingen • Kritieken vanuit solidaristische hoek: transnationale samenleving (transnational society) è Internationale samenleving als samenleving v. staten = ontoereikend è Transnationale activiteiten v. individuen, bedrijven, belangengroepen en sociale groepen worden buiten beschouwing gelaten è Staten monopoliseren openbare sfeer niet, maar transnationale actoren bestaan naast de soevereine staten en internstatelijke betrekkingen è Er is een internationale burgerlijke samenleving (civil society), maar die steunt o/d staten om te voorzien i/d voorwaarden (vrede, veiligheid, wederkerigheid) waaronder het kan bloeien • Kritieken vanuit solidaristische hoek: globale samenleving (global society) è IS is ontoereikend, want het maakt gebruik v/e staatscentrische benadering waarin staten actoren zijn, verwant aan individuen + complexe sociale relaties die individuen en stanten verbindt, worden genegeerd; rechtvaardiging v/h systeem v. soevereine staten è IS heeft geen aandacht voor de globale samenleving, die bestaat door sociale relaties op globaal vlak (productie, ruil, cultuur, massamedia, ontwikkeling), die een morele prioriteit heeft boven de samenleving v. staten en die een globale verantwoordelijkheid heeft (vb.: voor mensenrechten) è Kritiek vooral vanuit marxistische hoek: er is een wereldmaatschappij (world society) die primair is aan en in relatie staat tot een secundaire/ondergeschikte samenleving v. staten • Kritieken vanuit solidaristische hoek: globale onrechtvaardigheid (global injustice) è Statensamenleving (i/e internationale samenleving) waarbij staat centraal staat bij de IS, stelt problemen: staten buiten vaak eigen bevolking uit (vb.: in onderontwikkelde landen) en beschermen mensenrechten niet (Ken Booth) è Staatsleiders nemen verantwoordelijkheid niet op, maar hebben exclusieve club gecreeërd (“society of states”) waarbij de soevereiniteit en non-internventie hun eigen belangen dienen ten koste v/d mensheid (Ken Booth) ó Wat met internationale orde? (zonder kan er geen globale rechtvaardigheid zijn) Hoofdstuk 6: Sociaal constructivisme 6.1: Inleiding • Sociaal constructivisme (SC) è Neorealisme = materialistisch è Nadruk op hoe verdeling v. materiële macht (vb.: militaire troepen) het machtsevenwicht (balance of power) tussen staten bepaalt en hoe het de gedragingen v. staten beïnvloedt ó SC: belangrijker dan het materialistische in de internationale betrekkingen, is het sociale: staat niet los v/h menselijke bewustzijn en dus van de ideeën en “geloof” è Is bijgevolg niet objectief è Het internationale systeem is een menselijke creatie, is gevormd door ideeën en is dus geen louter materiële of fysieke aangelegenheid è Wendt: “anarchie is wat staten ervan maken” è Ideeën en gedachten kunnen veranderen, en bijgevolg dus ook het internationale systeem 6.2: De opkomst van het sociaal constructivisme in de theorie van de internationale betrekkingen • Voorlopers van het sociaal constructivisme è Giambattista Vico (18eE): natuurlijke wereld is gemaakt door God, maar historische wereld is gemaakt door de mens, is geen gegeven dat extern is v/d mens è Ook het statensysteem is gemaakt door de mens en kan veranderd worden è Immanuel Kant: kennis die we (kunnen) bekomen over de wereld zal altijd subjectief zijn, want gaat doorheen het menselijke bewustzijn è Max Weber: sociale wereld (= menselijke interactie) is verschillend v/d natuurlijke wereld (= fysieke fenomenen) è Mensen willen elkanders handelingen begrijpen en er een betekenis aan geven • Context: opkomst vanaf jaren 1980 tijdens Koude Oorlog è Vooral in Noord-Amerika: veel neorealistische/neoliberale benaderingen ó Europa: International Society è Na Koude Oorlog: nieuwe situatie door val v/d Sovjet-Unie è Neorealisme ontoereikend als theorie over verdere ontwikkeling v/h machtsevenwicht è Staten wilden eigen veiligheid verzekeren door zich “af te zetten” tegen VS, hetgeen zou leiden tot het ontstaan v. nieuwe grootmachten in een multipolair systeem ó Sinds het einde v/d Koude Oorlog nog niet gebeurd è SC: ideeën en gedachten zijn beter om tot een theorie te komen die de anarchie en het machtsevenwicht kan verklaren è Liberalisme è Sommigen namen neorealisme als uitgangspunt voor hun analyse è Anderen zouden aandacht besteden aan de rol v. ideeën: verspreiding en vooruitgang v. liberale ideeën (vb.: democratie) è Vb.: Francis Fukuyama (The End of History) ó SC: minder nadruk op vooruitgang v. liberale ideeën, maar op rol v/h denken en v. ideeën • Sociaal constructivisme ook beïnvloed door sociale wetenschappen: sociologie en filosofie è Vb.: Anthony Giddens: structuratietheorie om verband tussen structuren en actoren te analyseren è Structuren (= regels en voorwaarden die sociale handelingen leiden) bepalen niet op een mechanische manier wat actoren doen è Verband is intersubjectief: structuren hebben invloed op actoren, maar actoren kunnen structuren veranderen door erover na te denken en er op nieuwe manieren op in te werken (= dynamiek) 6.3: Constructivisme als een sociale theorie • Constructivisten leggen nadruk o/d sociale constructie v/d realiteit è Menselijke betrekkingen (en dus ook internationale betrekkingen) omvatten gedachten en ideeën en veel minder materialistische aspecten è Idealistische element v/h constructivisme vs. materialistische element v/h positivisme è Sociale wereld “staat niet vast”, is niet onafhankelijk v/d gedachten en ideeën v/d mensen die ermee te maken hebben, kan niet in wetten gevat worden door wetenschap è Politiek, economie en geschiedenis, … staan eveneens niet los v/d gedachten en ideeën v/d mens, en zijn dus eigenlijk (als studiegebied) niet objectief è Alles i/d sociale wereld is gemaakt door mensen, waardoor zij die wereld dus ook kunnen begrijpen è Mensen hebben gedachten, ideeën, talen, discours, … è Intersubjectief: de sociale wereld heeft een betekenis voor zij die haar gemaakt hebben en erin leven è Een deel is ook gemaakt door fysieke elementen, maar het zijn de ideeën daarover die het belangrijkst zijn: hoe worden de fysieke elementen gebruikt? • Materialistische visie v/d neorealisten versus de ideeënvisie v/h sociaal constructivisme (1) è Materialistische visie: macht en nationale belangen zijn drijvende kracht achter internationale politiek è Objectief: anarchie zet staten ertoe aan zich bezig te houden met macht en belangen è Ideeën minder van belang in deze visie, kunnen eventueel gebruikt worden om bepaalde handelingen die gestuurd worden door materiële belangen te rationaliseren • Materialistische visie v/d neorealisten versus de ideeënvisie v/h sociaal constructivisme (2) è Sociaal constructivistische visie: ideeën altijd van belang è Ideeën bepalen betekenis v. materiële macht è Intersubjectief: ideeën die verspreid en gedeeld worden door mensen om iets te betekenen (maar het kan ook gaan om ideeën die binnen een groep of organisatie gedeeld worden) è Empirische benadering: nadruk op intersubjectieve ideeën die de internationale betrekkingen vorm geven è Causaliteit wordt afgewezen: voor bepaalde gebeurtenissen willen sociaal constructivisten dieper gaan, de inhoud bekijken om die gebeurtenissen beter te begrijpen è Interpreteren en begrijpen is nodig om sociale handelingen te analyseren è “Objectieve waarheid” wordt verworpen, want er is geen “volledige waarheid” (in tijd en ruimte) mogelijk over de wereld; er worden wel waarheden verkondigd over zaken die men heeft onderzocht, er rekening mee houdend dat die waarheden gedeeltelijk en toevallig/onzeker zijn è conventioneel constructivisme (vb.: Wendt) ó niet iedereen is het hierover eens: kritische constructivisten è waarheidsaanspraken zijn onmogelijk: geen neutrale elementen op basis waarvan we kunnen beslissen dat iets de waarheid is è waarheid is altijd verbonden a/d dominante manier van denken: waarheid en macht hangen onlosmakelijk samen è kritische constructivisten willen het verband tussen macht en waarheid onderzoeken en de dominante denkbeelden in vraag stellen 6.4: Constructivistische theorieën over internationale betrekkingen • Alexander Wendt (1) è Kern: verwerpen v/d neorealistische visie dat anarchie noodgedwongen leidt tot zelfhulp è Afhankelijk v/d interactie tussen staten: hier worden identiteiten en belangen v. staten gecreëerd/geconstrueerd, die volgens de neorealisten al aan de staten zijn meegegeven vóór de eigenlijke interactie begint ó Wendt: het zijn eerder de interacties die identiteit en belangen creëren/ construeren en niet omgekeerd; staten willen overleven en zichzelf veilig stellen è Welk beleid moeten ze daarvoor voeren? è Wendt: identiteiten en belangen bestuderen terwijl ze gevormd worden tijdens de interacties • Alexander Wendt (2) è Gemeenschappelijke bedoelingen vormen de structuren die onze handelingen sturen è Actoren vormen een identiteit door mee te stappen in die gem. bedoelingen è Vb.: nieuwe “Europese identiteit” ontstaan na decenia v. samenwerking? • Alexander Wendt (3) è Interactie tussen staten gebeurt i/e systeem v. anarchie (= gelijkenis met Waltz) è Wendt: anarchie leidt niet tot zelfhulp; is afhankelijk v/d soort anarchie è Wendt onderscheidt 3 soorten anarchie è Hobbesiaans: staten zien elkaar als vijanden; oorlog v. iedereen tegen elkaar; oorlog is een endemisch gegeven en is een middel om te overleven; dominant i/h statensysteem tot de 17eE è Lockeaans: staten zien elkaar als rivalen, maar men kan zichzelf beheersen; staten willen elkaar niet uitschakelen, maar erkennen het recht v. andere staten om te bestaan; dominant i/h moderne statensysteem na Vrede v. Westfalen (1648) è Kantiaans: staten zien elkaar als vrienden; onenigheden o/e vredevolle manier opgelost; steunen elkaar in geval v/e bedreiging die uitgaat v/e derde partij; dominant na WOII bij liberale democratieën è 3 verschillende soorten anarchie kunnen verder ingedeeld worden in graden è Graad v. internalisatie en graad v. samenwerking è Wendt: Nadruk op interactie tussen staten i/h internationale systeem, zonder rol v. binnenlandse factoren erin te verwerken • Martha Finnemore (1) è Nadruk op normen v/d international gemeenschap en de manier waarop zij de identiteiten en belangen v. staten beïnvloeden è gedragingen v. staten bepaald door identiteit en belangen, die op hun beurt bepaald worden door internationale machten (= gedragsnormen die ingebed zitten i/d internationale gemeenschap): die normen worden naar staten getransfereerd via internationale organisaties en geven het nationaal beleid v. staten vorm door hen te “leren” wat hun belangen zouden moeten zijn • Martha Finnemore (2) è Nadruk o/h belang v. internationale organisaties door 3 casussen 1. Staten namen wetenschapsbeleid aan: was volgens UNESCO nodig om een “moderne geciviliseerde staat” te zijn 2. Staten accepteerden regelgeving en normen voor oorlogvoering: impuls kwam hier vanuit het Internationaal Comité v/h Rood Kruis è Humanitaire normen i/d oorlogsvoering (ó neorealisme: onbeperkte machtsmiddelen gebruiken i/d oorlogsvoering) 3. Staten accepteerden dat er verandering moest komen i/h economische beleid v. economische groei door verhoogde productie naar economische herverdeling om welvaart te verhogen: belangrijke rol v/d Wereldbank om deze normen te promoten • Sociaal constructivisme waarbij men meer de nadruk legt op binnenlands beleid (1) ó Wendt en Finnemore: vooral nadruk op internationale organisaties è Hoe kunnen internationale normen ongelijke effecten hebben in verschillende staten? Welke binnenlandse factoren zijn verantwoordelijk voor die verschillen? • Sociaal constructivisme waarbij men meer de nadruk legt op binnenlands beleid (2) è Thomas Risse: hoe kunnen het type v. regime, ervaring v. burgeroorlog en aanwezigheid v. binnenlandse mensenrechtenorganisaties botsen met of invloed hebben op de mate waarin staten klaar zijn om toe te geven aan internationale mensenrechten/normen • Sociaal constructivisme waarbij men meer de nadruk legt op binnenlands beleid (3) è Peter Katzenstein: probeert duidelijk te maken dat cultuur, normen en identiteit v. belang zijn, ook o/h vlak v. nationale veiligheid è Toepassing v. Alastair Johnston op China: in hoeverre kunnen ideeënargumenten invloed hebben o/d realpolitik è “strategische cultuur” heeft doorheen verschillende systemen, regimes, … weten te overleven en heeft het Chinese veiligheidsbeleid vorm gegeven è Binnenlandse normen zijn belangrijk om het gedrag v. staten i/h internationale systeem te begrijpen, en hoe het invloed heeft op identiteit, belangen en beleid v. staten 6.5: Kritieken op het sociaal constructivisme • Kritieken vanuit neorealistische hoek (1) è Sceptisch over belang v. normen, vooral internationale normen: ze bestaan, maar worden doorgaans genegeerd als dat in het belang speelt v. sterke staten è i/d praktijk niet realiseerbaar dat staten vrienden zullen worden door sociale interactie: structuur v/h internationale systeem dwingt staten ertoe zich egoïstisch te gedragen en dus in competitie te treden met elkaar • Kritieken vanuit neorealistische hoek (2) è Constructivisten houden geen rekening met onzekerheden die staten ervaren i/h anarchistische systeem è Onzekerheden: over huidige intenties v. andere staten en toekomstige intenties v. andere staten; ook al is er vrede i/h internationale systeem, zullen staten altijd zoeken naar veiligheid, en stappen in die richting kunnen door andere staten verkeerde geïnterpreteerd worden (à veiligheidsdilemma) è Onzekerheden versterkt door bedrog en misleiding è Constructivisten gaan ervan uit dat sociale interactie tussen staten altijd oprecht is en dat staten over het algemeen elkaars motieven proberen uit te drukken en begrijpen ó Staten kunnen misleiden/andere indruk geven ten voordele v. hun eigen doeleinden (vb.: pact tussen Stalin en Hitler) • Tegenkritieken v. sociaal constructivisten (1) è Anarchie is complexer dan neorealisten het voorstellen: leidt niet altijd tot zelfhulp, wederzijdse agressie en gevaar voor gewapende conflicten è Stelling v. Mearsheimer dat realisme v/d late middeleeuwen tot 1989 dominant was, en dat staten zich in die periode volgens de dictaten v/h realisme gedroegen, is foutief è Men kan pas een goede analyse maken over de aard v. anarchie in historische periodes, als men nadruk legt op ideeën, sociale interactie, en de vorming v. belangen en identiteiten è Gedeelde ideeën over vriendschap kunnen misschien laten blijken dat er geen sterke toewijding is tussen sommige staten, maar dat kan men afleiden uit de graden v. internalisatie (zie afbeeldingen boven ↑) ó neorealisten: Wendt’s eerste graad v. internalisatie = lage graad v. toewijding aan gedeelde ideeën tussen staten en tegelijk een afspiegeling v/d echte wereld (komt dus overeen met neorealistische analyse v. anarchie) • Kritieken vanuit neorealistische hoek (3) è Sociaal constructivistische visie over verandering geeft weinig inzicht over waarom een bepaald discours opkomt of verdwijnt: vb.: waarom was realisme dominant, waarom was de basis niet stabiel genoeg è Constructivisten stellen vaak dat bepaalde factoren leiden tot veranderingen i/h discours over internationale betrekkingen, maar meestal zijn het veranderingen i/d materiële wereld die leiden tot veranderingen i/h discours è Constructivisten geven geen verklaring v. hoe normen, identiteiten en belangen gevormd worden, hoe ze werken i/h politieke leven; constructivisten zeggen eveneens niets over de verwachte inhoud v/h buitenlandse beleid of internationale betrekkingen • Tegenkritieken v. sociaal constructivisten (2) è Sociaal constructivisten stellen dat ze veranderingen wel bestuderen, en dat het eerder de neorealisten zijn die veranderingen minimaliseren door internationale betrekkingen voor te stellen als onveranderlijk: anarchie als een constante è Sociaal constructivisten bestuderen veranderingen via analyse v. sociale interactie è Die sociale interactie houdt de institutionalisering v. menselijke kennis, praktijk en discours in è Sociaal constructivisten kunnen in hun analyse v. verandering verwijzen naar theorieën v. liberalen en de International Society è Liberalen: nadruk op proces v. democratisering, interdependentie, internationale instituties à ~ constructivisten: waarom kiezen actoren ervoor om samen te werken of vrienden te worden; liberale vooruitgang kan zorgen voor creatie v. normen en ideeën v. coöperatie è International Society: nadruk op gelijke belangen en waarden tussen staten, en dus een internationale samenleving i.p.v. een statensysteem ó IS: sociaal constructivisme voegt weinig nieuws toe a/d analyse v. anarchie ó SC: belang v. sociale theorie, v. analyses v. sociale interactie in internationale betrekkingen; nadruk op rol v. binnenlandse normen (nauwelijks bestudeerd door IS) • Kritiek v. sommige Marxisten op het sociaal constructivisme è Wallerstein: wereldsysteemtheorie legt nadruk op materiële structuur v/h globale kapitalisme en haar ontwikkeling sinds 16eE: weinig plaats voor sociale interactie Hoofdstuk 7: Internationale Politieke Economie 7.1: Inleiding: wat is IPE • Internationale Politieke Economie (IPE) è Kern: wisselwerking tussen politiek en economie i/d internationale context è Nadruk op welvaart en armoede en op wie wat krijgt i/h internationale systeem è Mercantilisme (sluit aan bij realisme); economisch liberalisme (sluit aan bij liberalisme); marxisme • Context è Jaren 1950-1960 è Nadruk op oorlog en vrede i/d theorie v/d internationale betrekkingen è Aard v/d economische activiteit i/d moderne samenleving: scheiding tussen politieke en economische sfeer als een kenmerk v/d moderne kapitalistische samenleving è Vb.: economisch liberalisme met vrije markt (≠ geen politieke regulering) è Politiek en economie lange tijd als volledig gescheiden elementen gezien i/d studie v/d internationale betrekkingen è Jaren 1970: veranderingen è Tekenen v. crisis i/h Bretton Woods-systeem (systeem v. na WOII voor economische groei en internationale uitwisseling) è VS: economische problemen door Vietnamoorlog; afschaffing v/d gouddollarstandaard onder president Richard Nixon è Oliecrisis vanaf 1973 è Dekolonisatie: nieuwe groep v. politiek en economisch zwakke staten è Waren niet tevreden met hun ondergeschikte positie i/h internationale economische systeem è Riepen op tot een “New International Economic Order”: politieke voorstellen om de economische positie v/d Derde Wereldlanden i/h internationale systeem te verbeteren è 1989: einde v/d Koude Oorlog è Oost-Europa en voormalige SU werden gereïntegreerd i/h internationale systeem dat door het Westen gecreëerd was: zowel politieke integratie (vb.: lidmaatschap in Westerse organisaties) als economische integratie (meer intensieve banden v. economische interdependentie met de sterkere landen v. W-Eur, N-Am, Japan) 7.2: Mercantilisme • Mercantilisme è Ontstaan i/d 16e-17eE met de opkomst v/d moderne soevereine staat è Economische activiteit is ondergeschikt a/h hoofddoel, nl. een sterke staat uitbouwen è Economie als hulpmiddel v. politiek, als een basis voor politieke macht è Internationale economie: conflict tussen tegengestelde nationale belangen i.p.v. samenwerking en wederzijdse winsten è Economische competitie tussen staten = “zero sum game”: de winst v/d ene staat is de andere staat haar verlies è Accumulatie v. materiële welvaart: kan leiden tot militair-politieke macht en dus een mogelijk gevaar voor andere staten è ~ neorealisme: competitie tussen staten in een anarchistisch systeem • Mercantilisme: economische rivaliteit tussen staten kan 2 verschillende vormen aannemen è Defensief mercantilisme: staten letten op hun nationale economische belangen omdat dat een belangrijk element is v. hun nationale veiligheid è Offensief/agressief mercantilisme: staten proberen de internationale economie te exploiteren via een expansionistisch beleid: vb.: imperialisme è Economische macht en militair-politieke macht zijn complementair, stimuleren elkaar • Liberalisme versus mercantilisme è Liberalisme: streven naar economische vooruitgang door vrije handel en open economische uitwisseling (“trading states”; vb.: W-Dui en Japan na WOII) versus mercantilisme: streven naar macht door militaire macht en territoriale expansie (vb.: Rusland onder communistisch bewind) è Mercantilisme verwerpt de liberale visie: nationale welvaart en meer militair-politieke macht zijn complementair en dienen het doel, nl. een sterkere staat è Keuze tussen economische welvaart en macht komt slechts zelden voort (vb.: W-Eur limiteerde economische uitwisseling met Oostblok tijdens Koude Oorlog om redenen v. militaire veiligheid) • Mercantilisme: beleid was veranderlijk doorheen de tijd en afhankelijk v. wie de leidende staat was è Spanje: nationale welvaart door zilver- en goudaccumulatie uit Amerika è Nederland: nationale welvaart door overzees handelsimperium è Groot-Brittanië: nationale welvaart door industrialisering è Politieke maatregelen nodig i/d andere staten om niet achterop te blijven op GB • Promotors v/h mercantilisme è Alexander Hamilton (VS): protectionistisch beleid waarbij binnenlandse industrie gepromoot werd è Friedrich List (Dui): mogelijkheid om te produceren > resultaat v/d productie è Welvaart v/e staat is dus niet hoofdzakelijk afhankelijk v/d opstapeling v. rijkdom, maar van de mate waarin men middelen om te produceren heeft ontwikkeld è Meer recent: “developmental states” in Oost-Azië (Japan, Zuid-Korea, Taiwan) è Economisch succes ging samen met sterke rol v/d staat i/h stimuleren v. economische ontwikkeling 7.3: Economisch liberalisme • Economisch liberalisme (1) è Kritiek o/h mercantilisme, waarbij politieke controle en regulering v/d economische activiteit dominant was i/d 16eE-17eE in Europa • Adam Smith (18eE) è Markten zullen uit zichzelf groeien om te voldoen a/d menselijke noden, als de overheden niet tussenkomt è Kern v/h liberale denken (zie hoofdstuk 4) komt ook bij Smith terug: de rationele individuele actoren; geloof in vooruitgang; veronderstelling dat vrije uitwisseling zal leiden tot wederzijdse voordelen è Elementen v. Smith zelf è economische markt = plaats voor vooruitgang, samenwerking, welvaart è politieke tussenkomst en regulering door de staat = “oneconomisch”, retrogressief, kan leiden tot conflicten • Economisch liberalisme (2) è Stelling: als de markt “losgelaten wordt”, zal die op zichzelf opereren volgens eigen mechanismen en “wetten”, die inherent zijn a/h proces v. economische productie en uitwisseling • David Ricardo (18eE-19eE) è “wet v/h comparatief voordeel” è Vrijhandel (= commerciële activiteiten over de nationale grenzen heen) zal voordelen brengen aan iedereen die erin participeert, want vrijhandel maakt specialisatie mogelijk en specialisatie verhoogt de efficiëntie en bijgevolg ook de productiviteit è Paul Samuelson: als elke regio zich specialiseert i/h product waarin het een comparatief voordeel (= grootste relatieve efficiëntie) heeft, zal de handel wederzijdse voordelen hebben voor beide regio’s • Economisch liberalisme (3) è Verwerpt mercantilistische visie dat de staat de centrale actor is è Centrale actor = het individu als consument en producent; het individu als een rationeel wezen dat zijn eigen economische belangen kan nastreven door die rationaliteit toe te passen op de markt è Economische uitwisseling via de markt = “positive-sum game”: iedereen krijgt meer dan men investeert, omwille v/d verhoogde efficiëntie è Individuen en bedrijven zouden niet actief zijn i/d markten als het niet in hun voordeel zou spelen è Vrije markteconomie/kapitalisme gaat over de grenzen heen, geen “zero-sum game” zoals bij het mercantilisme, want iedereen haalt er voordeel uit • In hoeverre mogen de overheden ingrijpen/in hoeverre is de overheidsinterventie nodig? (1) è Vroeg economisch liberalisme: laissez-faire è Markt die vrij is van alle soorten v. politieke beperkingen en reguleringen è Er is wel een politiek raamwerk nodig als basis voor de markt è Laissez-faire ≠ totale afwezigheid v. politieke regulering: de staat zal de nodige minimumondersteuning geven die nodig is om de markt goed te laten functioneren è Vandaag: “conservatief”/”neoliberalisme” (vb.: Thatcher en Reagan) • In hoeverre mogen de overheden ingrijpen/in hoeverre is de overheidsinterventie nodig? (2) è Als de markten niet werken zoals men verwacht, spreekt met v/e “market failure” è Politieke regulering kan nodig zijn om dit te vermijden of te verzachten è Sommige economisch liberalen zijn voor meer staatsinterventie i/d markten è John Stuart Mill (GB); John Maynard Keynes (jaren 1930) è Keynesianisme populair in Europa na WOII, maar vanaf jaren 1980 opnieuw laissez-faire liberalisme 7.4: Marxisme • Marxisme (1) è Marx: kritiek o/h economisch liberalisme è Economie is geen “positive-sum game”, maar een plaats om mensen uit te buiten en een van klassenongelijkheid: “zero-sum game” v/h mercantilisme verbonden aan verhoudingen tussen klassen i.p.v. betrekkingen tussen staten è Zowel mercantilisme als marxisme verwerpen liberale visie v/e onafhankelijke economische sfeer è Economie > politiek (óMercantilisme = politiek > economie) è Tegenstelling tussen 2 sociale klassen è Bourgeoisie: heeft de productiemiddelen in handen è Proletariaat: verkoopt haar arbeid a/d bourgeoisie, maar krijgt minder terug dan de arbeid waard is (surpluswaarde komt bij bourgeoisie terecht i/d vorm v. winsten) è Kapitalisme gecontroleerd door bourgeoisie heeft ook voordelen è Vernietiging v. voormalige productiesystemen (vb.: feodaliteit met “slavernij”) è Kapitalisme legt de basis voor een socialistische revolutie waardoor de productiemiddelen in handen zullen komen v/h proletariaat • Marxisme (2) è Materialistisch: kernactiviteit v/d samenleving is de manier waarop mensen hun bestaansmiddelen produceren; economische productie is de basis voor elke andere menselijke activiteit (dus ook politiek) è Economische basis bestaat uit: 1. Productiekrachten: industriële machinerie vs. handenarbeid 2. Productieverhoudingen: controle over productiemiddelen: privé-bezit vs. collectief bezit è Samen vormen ze een productiesysteem è Vb.: kapitalisme, waarbij bourgeoisie de productiemiddelen in handen heeft en bijgevolg ook dominant is i/d politiek sfeer, want economie = basis v. politiek • Marxisme i/d Internationale Politieke Economie è Geschiedenis v/d IPE = geschiedenis v/d kapitalistisch expansie i/d wereld 1. Staten worden gedreven door belangen v/d heersende klasse: i/h geval v. kapitalistische staten door belangen v/d bourgeoisie è Conflicten tussen staten moeten dus gezien worden i/h kader v. competitie tussen kapitalistische klassen v. verschillende staten: klassenconflict 2. Kapitalisme expandeert: zoektocht naar nieuwe markten en hogere winsten è Klassen bestaan over de grenzen heen, expanderen mee met het kapitalisme: klassenconflict dus niet enkel binnen staten • Lenin over de expansie v/h kapitalistische systeem è Wet v. ongelijke ontwikkeling: het proces v. kapitalistische expansie is altijd ongelijk tussen landen, industrieën en bedrijven è Competitie zal leiden tot conflicten: vb.: WOI door competitie tussen Dui en GB è Marxisme moet dus ook een historische analyse v/d kapitalistische expansie maken è Gebeurtenissen analyseren in hun historische context • Realisme en Marxisme erkennen beiden de voortdurende competitie en conflicten tussen staten è Realisme: komt door het bestaan v. onafhankelijke staten i/e anarchistisch systeem, dus sinds het ontstaan v. staten (= onafhankelijke politieke eenheden) è Marxisme: verwerpen de realistische visie als abstract en ahistorisch è Abstract: geen verduidelijking v. wat de sociale krachten zijn achter de conflicten tussen de staten è Marxisten stellen dat de sociale klassen de heersende kapitalistische klasse is, die de acties v/d staat controleren en beslissen: conflicten dus door economische en politieke doeleinden v/d heersende klasse è Ahistorisch: realisme ziet conflict en geschiedenis als zichzelf herhalend ó Marxisme: conflicten tussen staten variëren doorheen de geschiedenis è Conflicten tussen kapitalistische staten zijn verbonden a/h kap. Tijdperk è Conflicten v/d periodes ervoor (vb.: feodalisme, oudheid) moeten o/e andere manier verklaard worden • Realisme en Marxisme over de staat è Realisme stelt dat het Marxisme de staat reduceert tot een machtsmiddel v/d heersende klasse, terwijl staten sterke actoren zijn op zichzelf (vb.: instellingen, geweldmonopolie) è Meer recente analyse v/h Marxisme: de staat heeft autonomie v/d heersende klasse, maar deze autonomie is slechts relatief è Basisfunctie v/d staat blijft het beschermen v/h kapitalistische systeem • Neo-Marxistische visie v. Robert Cox (1) è Historische structuren 1. bestaan uit 3 categorieën v. “krachten”: materiële mogelijkheden; ideeën; instituties (Cox gaat door de integratie v. ideeën en instituties weg v/d traditionele materialistische visie v/h Marxisme) 2. Bestaan op 3 niveaus è Sociale krachten: het proces v. kapitalistische productie è Staatsvorm: manieren waarop staten veranderingen ondergaan in hun wisselwerking met de sociale krachten v/d kapitalistische ontwikkeling è Wereldordes: huidige organisatie v. internationale betrekkingen (vb.: betrekkingen tussen (groepen van) staten, de status v. internationale wetgeving, internationale instituties) è Interactie tussen de 3 niveaus: wisselwerking tussen politiek en economie • Neo-Marxistische visie v. Robert Cox (2) è Hoe de 3 niveaus toepassen op de situatie v. vandaag? 1. Sociale krachten: zitten momenteel vervat i/e proces v. economische globalisatie è Vb.: internationalisatie v/d productie; migratie v/h zuiden naar noorden è Globalisatie: gedreven door de “krachten” v/d markt è Cox: opkomst v. nieuwe sociale bewegingen die kritisch staan t.g.o. globalisatie en die mogelijk strijd tussen de sociale krachten veroorzaken met als inzet de controle over en regulering v/d economische globalisatie 2. Staatsvorm: variatie tussen staten omdat ze o/e andere manier verbonden zijn a/d globale politieke economie è Competitie tussen staten met daarbij een onvermijdelijke integratie i/d globale economie; dominante machten proberen om interventies door andere autoriteiten die de doelen v/d eerste tegengaan, te verhinderen è Niet-territoriale macht: competitie voor markten en economische mogelijkheden è Groeiend belang v. transnationale corporaties en organisaties v/d civiele samenleving (vb.: NGO’s) die over de grenzen heen opereren 3. Wereldorde: lange termijn veranderingen waarbij de dominantie v/d VS vervangen wordt: verschillende scenario’s mogelijk è Internationale orde met machtscentra die met elkaar in conflict treden è Post-hegemonische orde met regels en normen voor vredevolle samenwerking met wederzijdse voordelen en een gemeenschappelijk kader voor het oplossen v. mogelijke conflicten • Neo-Marxistische visie v. Immanuel Wallerstein: wereld-systeemanalyse è Economie en politiek zijn verbonden met elkaar: wereld-systeem kenmerkt zich door een economische en een politieke structuur waarbij de ene steunt o/d andere è Twee wereld-systemen doorheen de menselijke geschiedenis 1. Wereld-rijken: politiek en economie geconcentreerd i/d eengemaakt centrum 2. Wereld-economieën: op economisch vlak één enkele arbeidsdivisie; op politiek vlak is de autoriteit gedecentraliseerd, meerdere politieke entiteiten i/e statensysteem • Immanuel Wallerstein: analyse v/d kapitalistische wereld-economie (1) è Ontstaan i/d lange 16eE (1450-1640) è Arbeidsverdeling die zich vanuit Europa heeft uitgebreid naar rest v/d wereld è Specialisatie in die arbeidsverdeling in NW-Europa, dat zich i/e betere positie bevond op vlak v. landbouw en industrie è Wereld-economie is dus hiërarchisch systeem: kern – periferie – semi-periferie 1. Kern: complexe economische activiteit (in handen v/d bourgeoisie) 2. Periferie: onderaan de hiërarchie; voorzien in grondstoffen, onafgewerkte producten; vaak onder externe controle v. kapitalisten uit de kernlanden 3. Semi-periferie: bevindt zich tussen kern en periferie • Immanuel Wallerstein: analyse v/d kapitalistische wereld-economie (2) è Kenmerk: ongelijke ruil è Economisch surplus getransfereerd v/d periferie naar kern, v. lage loonproducenten naar hoge loon/hoge winstproducten i/d kern è Versterkt door aanwezigheid v. sterke staatsstructuren i/d kern en zwakke staatsstructuren i/d periferie: sterke staten kunnen de ongelijke ruil opleggen aan zwakkere staten • Immanuel Wallerstein: analyse v/d kapitalistische wereld-economie (3) è Spanningen i/h systeem doorheen het proces v/d ongelijke ruil è Rol v/d semi-periferie: element v. politieke stabiliteit, buffer tegen kernlanden die verschillende posities bekleden (= geen eenheid binnen de kern) è Wereld-economie is niet statisch: verschuiving mogelijk v. periferie naar semiperiferie, v. semi-periferie naar kern e.o. è Producten i/d economische activiteit zijn onderhevig aan verandering, bijvoorbeeld door technologische vooruitgang (= dynamisch systeem; vb.: textiel) ó Kapitalistisch systeem verandert niet: nog steeds hiërarchie v. kern – semiperiferie – periferie en het proces v/d ongelijke ruil è Kapitalistisch systeem zal ten onder gaan, door de contradicties binnen het systeem è Blijvend streven naar expansie en verhoogde winsten zal leiden tot nieuwe crises en uiteindelijk een transformatie • Gelijkenissen tussen wereld-systeemanalyse v. Wallerstein en de neorealistische analyse v/h internationale systeem v. Waltz è Beiden leggen eerder nadruk o/h systeem i.p.v. aparte eenheden of landen: wat met landen gebeurt, hangt af v. hun positie i/h systeem è Hiërarchisch systeem met bovenaan sterke staten en onderaan zwakke staten • Verschillen tussen wereld-systeemanalyse v. Wallerstein en de neorealistische analyse v/h internationale systeem v. Waltz è Waltz: nadruk op politiek-militaire macht i/d situatie v. anarchie; politiek > economie è Wallerstein: nadruk eerst en vooral op economische macht en mogelijkheden en daarna verbonden aan politieke macht; economie > politiek 7.5: Conclusie