2001 Onderscheid begeleiding therapie

advertisement
Psychologische begeleiding en Psychotherapie, verwant maar toch onderscheiden.
Dit is een licht gewijzigde versie van:
Leijssen, M. (2001). Counseling en psychotherapie: verwant maar toch onderscheiden.
Tijdschrift Klinische Psychologie, 31, 4, 193-199.
Sommige deskundigen vinden dat er weinig wetenschappelijke grond is om een onderscheid
te maken tussen psychotherapie en psychologische begeleiding en nogal wat practici – vooral
zij die meer status toekennen aan het beroep van therapeut – wensen alle verschillen weg te
vegen. Persoonlijk ben ik voorstander om het onderscheid duidelijk in beeld te brengen,
omdat daarmee vooral veel meer recht gedaan wordt aan de waarde van psychologische
begeleiding terwijl de specifieke bijdrage van de psychotherapie scherper op de voorgrond
kan komen.
De analogie met andere beroepsgroepen, waar minder belangenstrijd is, kan het onderscheid
helpen verduidelijken. Romanisten zijn grondig opgeleid in Romaanse talen; ze spreken
bijvoorbeeld niet alleen goed Frans, ze kennen ook de grammatica door en door, ze hebben de
literatuur van dat taalgebied bestudeerd, ze zijn ingewerkt in die cultuur. Germanisten hebben
zich verdiept in andere talen. Niemand zal echter ontkennen dat beroepen in de zakenwereld
gebaat zijn met talenkennis. Zo zal bijvoorbeeld een economist er wel bij varen als hij Frans
en Engels kent. Hoe vloeiend hij die talen ook spreekt, hij zal zichzelf nooit Romanist of
Germanist noemen; hij blijft economist met talenkennis als extra troef. In de praktijk zal de
taal die de economist op een bepaald moment spreekt voor een toehoorder precies hetzelfde
klinken als wanneer de Romanist of de Germanist die taal spreekt, en toch zal niemand die
beroepen met elkaar verwisselen. Een werkgever zal zich bij een aanwerving laten leiden door
de taakomschrijving. Als de in te vullen taak vooral met een bepaalde taal te maken heeft,
kiest hij best de Romanist of de Germanist; als de taak in zijn bedrijf breder ligt met
bijvoorbeeld talrijke klantencontacten en boekhoudkundige elementen, is de economist een
betere keuze, maar als er vooral wetgeving aan te pas komt, is een jurist meer aangewezen.
Voor deze verschillende beroepsgroepen gelden ongeveer gelijke looncategorieën, waardoor
de werkgever niet in de verleiding komt om de persoon met een ‘verkeerde’ opleiding aan te
nemen omdat hij die minder moet betalen.
Therapeuten zijn grondig opgeleid in een specifieke therapeutische oriëntatie en hebben zich
daarmee ook ondergedompeld in een bepaalde taal en een welomschreven cultuur. Analoog
aan de verschillende talen zijn er verschillende therapeutische oriëntaties, die soms ver uit
elkaar kunnen liggen en in hun eenzijdigheid elkaar niet altijd goed verstaan! Ook hier zijn er
grote groepen, zoals de Psychoanalytische, de Gedragstherapeutische, de Humanistische
oriëntatie en de Systeemtherapie, waarbinnen kleinere subgroepen te onderscheiden zijn.
Daarnaast zijn er nog een hele reeks minderheidsgroepen die moeilijk ergens onder te brengen
zijn.
Psychologische begeleiding wordt gedaan door mensen met een bepaald beroep, zoals o.a.
psycholoog, pedagoog, leerkracht, verpleegkundige, theoloog, filosoof, maatschappelijk
werkende, arts, logopedist. Deze mensen hebben hun specifieke deskundigheid en zijn
bijkomend opgeleid in diverse therapeutische attitudes en vaardigheden, waardoor ze hun
beroep beter kunnen uitoefenen. Ze zijn – anders dan therapeuten – niet grondig geschoold in
één theoretische oriëntatie, wel hebben ze van diverse richtingen de meest bruikbare
ingrediënten opgepikt. Daardoor is psychologische begeleiding breed inzetbaar, maar men
werkt niet systematisch in de diepte volgens één welbepaalde consequent doorgevoerde
1
methode. In psychologische begeleiding ‘spreekt men meerdere talen’. Men is minder
gebonden aan een vast kader, men kan zich flexiebel verhouden tot een groter gamma van
noden bij cliënten die zich in een diversiteit van werksituaties aandienen.
Eigenlijk zou heel wat verwarring uit de wereld zijn als ‘counselor’ niet als een beroep op
zich zou gezien worden, maar dat iemands beroep in de eerste plaats benoemd blijft door zijn
hoofdopleiding, zoals o.a. verpleegkundige, orthopedagoog, gezondheidspsycholoog …enz. ,
omdat de weg waarlangs cliënten bij die personen terecht komen in de eerste plaats een
gevolg is van de uitoefening van hun specifiek beroep. Tijdens hun beroepsactiviteiten stoten
schoolpsychologen, huisartsen, maatschappelijk werkenden …enz. op andere problemen en
komen zij in contact met bredere noden van cliënten, waarvoor het aanwenden van
psychologische begeleiding aangewezen is. Het is zinvol dat dezelfde beroepsbeoefenaar daar
onmiddellijk kan op inspelen, net zoals een brand best zo snel mogelijk geblust wordt. Enkel
als de cliënt exclusiever ruimte wil om dieper op die problemen in te gaan of als het opvangen
van de nood van de patiënt zo groot wordt dat het de rest van de professionele activiteit gaat
overheersen, kan een andere beroepsbeoefenaar, die ‘zijn handen vrij heeft’ en zijn
activiteiten alleen richt op de psychotherapeutische behandeling, ingeroepen worden. Dat zou
dan de psychotherapeut zijn, die hiervan zijn beroep gemaakt heeft en die niet tussendoor ook
nog maatschappelijk werk doet, mensen verzorgt, psychologische testen afneemt …enz. .
Worden psychotherapeuten niet overbodig als er met psychologische begeleiding al veel is
opgelost? Doordat therapeuten eenzijdiger gespecialiseerd zijn, kunnen zij hun methode (of
taal) steeds verder ontwikkelen en met bepaalde cliënten een specifieke werkwijze
systematischer toepassen of de problematiek grondiger uitspitten. De vruchten van dat werk
worden niet alleen geplukt door de cliënten; de kennis die daaruit voort komt kan als een
kant-en-klaar product doorstromen naar andere mensen die willen gebruik maken van ‘wat
werkt’ zonder dat ze zich daarvoor de volledige achtergrond hoeven eigen te maken.
Voor buitenstanders kan het resultaat op de werkvloer er hetzelfde uitzien, maar het is niet
omdat in psychologische begeleiding dezelfde vaardigheden gehanteerd worden dat alles
“psychotherapie” moet genoemd worden. Het is eerder een maatschappelijke realiteit dat er –
omwille van besparingen of onduidelijkheid over de taakomschrijving – dikwijls
psychologische begeleiding wordt gegeven in situaties waar er in feite werk is voor een
therapeut. Ik denk dat enerzijds het beroep van therapeut niet mag uitgehold worden door
‘iedereen therapeut’ te noemen, anderzijds is het onterecht dat therapeuten in een ivoren toren
worden geplaatst en een alleenrecht zouden hebben op zinvol en vruchtbaar werk met
cliënten. Een opwaardering van psychologische begeleiding en het toepassen van
communicatievaardigheden in diverse contexten kan de geestelijke gezondheid van een
samenleving meer ten goede komen dan te pas en te onpas therapeuten opvoeren.
In de praktijk zijn er naast de anders georiënteerde opleidingen, relevante verschillen aan te
duiden tussen psychologische begeleiding en psychotherapie.
Therapie is gebonden aan een specifiek kader waarover vooraf duidelijke afspraken worden
gemaakt. Het kader van psychotherapie heeft formele aspecten, zoals de structuur van de
afspraken, en inhoudelijke elementen, zoals een persoonlijkheidstheorie die een
verklaringsmodel biedt voor de consequent doorgevoerde strategie. De therapeut hanteert o.a.
een vaste tijdsduur voor een gesprek: als de cliënt niet veel bespreekt, wordt het gesprek niet
ingekort maar wordt de mogelijke ‘weerstand’ van de cliënt voorwerp van gesprek; als de
cliënt over de vooropgestelde tijd probeert te gaan, laat de therapeut het gesprek niet uitlopen
maar onderzoekt de betekenis van dat gedrag. Dit ‘ongewone’ gedrag van de therapeut vindt
zijn verantwoording in het specifieke werkcontract dat een therapie impliceert: de cliënt die
2
een therapie start, begeeft zich in een relatie waarin zijn problematiek ten gronde uitgespit
wordt en er gewerkt wordt aan zijn persoonlijkheid. Het betekent dat elk gedrag op zijn
betekenis onderzocht wordt en zogenaamde toevalligheden aanleiding vormen om specifieke
(verborgen) patronen zichtbaar te maken. Daarom is het consequent hanteren van het kader
noodzakelijk om er de eigenaardigheden van de cliënt scherper te laten uitspringen.
In een psychologische begeleiding hoeven die eigenaardigheden van de cliënt niet aan het
licht te komen. De cliënt belandt (soms ongevraagd of zelfs tegen zijn wil) in een
psychologisch begeleidingsgesprek omwille van een bepaald probleem of als uitvloeisel van
een probleemsituatie. De psychologische begeleider reageert op het appèl van de situatie en
beperkt zich tot de taak om de cliënt te begeleiden in het omgaan met dat probleem. Daarom
kan psychologische begeleiding op elk moment en in elke context toegepast worden, ook als
dat niet duidelijk gepland is. Bijvoorbeeld een verpleegster die bij een zieke komt die
helemaal ontmoedigd is, kan er even bij gaan zitten en de patiënt ruimte geven om zich uit te
spreken en ze kan reageren op een manier waardoor de patiënt nieuwe hoop krijgt. Als de
patiënt uitgepraat is, of als de verpleegster dringend naar een volgende taak moet, wordt het
gesprek beëindigd.
De meer flexibele opstelling in counseling impliceert niet dat er géén regels zouden zijn. Het
is net als therapie een gedisciplineerde vorm van helpen die zich onderscheidt van andere
vertrouwensrelaties doordat er afspraken gelden die het professionele karakter bewaken
(Leijssen, 2005). Binnen hun ‘werkcontract’ kunnen psychologische begeleiders van bij de
aanvang expliciete afspraken maken met hun cliënten, zoals o.a. wat en hoe er betaald wordt
voor de dienstverlening, hoe vaak en hoe lang contacten kunnen plaatsvinden, welke
handelingen al of niet deel uitmaken van de dienstverlening … Ook gelden er altijd
fundamentele regels die de professionele context onderlijnen, zoals het beroepsgeheim:
psychologische begeleiders mogen de informatie die ze over mensen krijgen via hun
beroepsuitoefening niet aan anderen doorvertellen, tenzij er daarover duidelijke afspraken zijn
gemaakt met de cliënt en deze zijn expliciete toestemming heeft gegeven. Ook mag er geen
seksueel contact plaatsvinden tussen psychologische begeleider en cliënt, zelfs niet als de
cliënt daarop zou aandringen. Die elementen van het werkcontract worden niet altijd expliciet
verwoord bij de aanvang van een psychologische begeleiding, maar de psychologische
begeleider moet er wel naar handelen en het op de gepaste tijd ook duidelijk maken aan de
cliënt. Diezelfde elementen behoren eveneens tot het werkcontract van de therapeut, maar het
minder strakke kader van de psychologische begeleiding biedt een grotere vrijheid om
rekening te houden met noden van cliënten.
Het is ook weinig waarschijnlijk dat een therapeut zomaar een gesprek start met een
‘ontmoedigde patiënt’ of in zijn werk ‘toevallig’ botst op mensen die in de problemen zitten.
Als dat laatste het geval zou zijn, kan de therapeut menselijkerwijs wel iets van opvang
bieden, maar zijn vakkennis zal hij daar eerder op de achtergrond houden dan ze hier en nu
inzetten. Therapie gebeurt steeds ‘op afspraak’ en vindt meestal plaats in de vaste werkruimte
van de therapeut. Een therapie wordt voorafgegaan door een intakegesprek, waarin gezocht
wordt hoe de problematiek kadert in de persoonlijkheidsstructuur en de levensgeschiedenis
van de patiënt. Na die diagnostische fase wordt overwogen welke therapeutische benadering
meest aangewezen is. In een team wordt dit in gezamenlijk overleg beslist, een privétherapeut zou de eerlijkheid moeten hebben om even zorgvuldig af te wegen of zijn specifieke
benadering aangewezen is bij deze persoon met deze problematiek, en als dat niet zo is
doorverwijzen naar een collega wiens werkwijze beter tegemoetkomt aan de indicatiestelling.
Voor psychologische begeleiding hoeft er niet zoveel en zolang gewikt en gewogen worden,
er zouden immers belangrijke kansen voorbijgaan als er niet onmiddellijk ingespeeld wordt
3
op de nood of de vraag waarmee de cliënt zich aandient. Bijvoorbeeld een leerling die de
drempel genomen heeft om naar de schoolpsycholoog te stappen om raad te vragen voor een
concreet probleem, moet op dat moment goed opgevangen worden en niet eerst een moeizame
intakeprocedure doorlopen, want tegen de tijd dat het ‘behandelingsplan’ klaar is, hoeft het
voor de leerling meestal niet meer.
Het impliceert ook dat psychologische begeleiding veel minder afhankelijk is van de
motivatie van de cliënt en daardoor voor een ruimer publiek toegankelijk. De cliënt hoeft niet
een ernstige verandering te ambiëren en daarvoor de moeite – en meestal ook het geld – op te
brengen. De cliënt is soms al tevreden met één gesprek of enkele nuttige adviezen. Terwijl
een therapeut dat een te oppervlakkige remedie zal vinden en ervoor zal kiezen om de
problemen fundamenteler te benaderen. Therapie houdt in dat cliënten de bereidheid en de
motivatie moeten hebben om verder te kijken dan hun huidig probleem en daarvoor aan de
therapeut een mandaat geven om diepgaand te graven en te raken aan dingen die de cliënt zich
nu nog niet bewust is of die hij liever niet onder ogen zou nemen.
In de praktijk vertaalt zich dit naar een veel gemaakt onderscheid dat therapie langer duurt
dan psychologische begeleiding. Hoewel dat vaak overeenkomt met de realiteit, is dat niet
persé een criterium; soms kan een psychologische begeleiding lang duren, terwijl therapie ook
kortdurend kan zijn. Psychologische begeleiding kan in bepaalde situaties zelfs een blijvend
karakter hebben, wanneer bijvoorbeeld een maatschappelijk werkende een persoon in beschut
wonen bijstaat of een ex-gevangene moet blijven opvolgen. Het is goed mogelijk dat in een
therapie met minder dan tien sessies een eerder opgelopen trauma bij de patiënt voldoende
hersteld is, tenminste als de symptomen die door dat trauma uitgelokt zijn niet verankerd zijn
in een dieperliggende persoonlijkheidsproblematiek.
Het onderscheid als zou therapie aan persoonlijkheidsverandering werken en psychologische
begeleiding aan symptomen, klopt theoretisch wel, maar in de praktijk zijn er heel wat
therapeuten die zich ook tevreden (moeten) stellen met een afname van de belangrijkste
symptomen, zeker nu dat kortdurende therapieën gepromoot worden en geprotocolleerde
behandelingen terugbetaald worden. Terwijl psychologische begeleiding, zelfs als er
doelbewust alleen op symptomen gewerkt wordt, soms vergaande veranderingen in iemands
leven kunnen teweegbrengen, waardoor iemands persoonlijkheid ingrijpend kan evolueren.
Zo kan bijvoorbeeld een terminale zieke die beheerst wordt door angsten, door het deskundig
reageren van de arts in contact komen met een onderliggende existentiële crisis, die de aanzet
kan zijn voor een grondige herziening van zijn leven en zijn persoon. De realiteit van de
hulpverlening kan therapeuten soms dwingen – wat niet wil zeggen dat het ook een vrije
keuze kan zijn van de therapeut – om zich aan te passen aan de beperkingen in de werksituatie
of de mogelijkheden van zijn cliënten, zodat het werk van de therapeut eigenlijk
psychologische begeleiding wordt. Dergelijke nuances in werkwijzen duiden therapeuten
soms aan met de term ‘pretherapie’, omdat ze zich bewust zijn dat de cliënt het verder
gevorderde therapeutische werk (nog) niet aankan, zoals bijvoorbeeld bij een ernstige
psychose; of dat de cliënt bij de start (nog) niet gemotiveerd is om de dieperliggende
problematiek te exploreren, zoals bijvoorbeeld bij verslavingsgedrag. Psychologische
begeleiding kan soms geleidelijk verglijden in therapie, omdat de hulpverlener, vaak zonder
het te beseffen, de oorspronkelijke bedoeling van het contact uit het oog verliest, of verleid
wordt om de therapeutische gesprekken verder te zetten omwille van de voldoening die uit de
toenemende intimiteit geput wordt. Die realiteit van de praktijk wordt erkend als men zegt dat
psychologische begeleiding en therapie op een continuüm te plaatsen zijn waar de
scheidingslijn niet zo duidelijk te trekken is.
4
Toch blijf ik het zinvol vinden om als uitgangspunt wel het onderscheid te maken omdat de
drempel voor psychologische begeleiding lager ligt dan voor therapie, wat niet wil zeggen dat
er minder hoge eisen gesteld worden aan de kwaliteit van het psychologische
begeleidingscontact, dat het werk minder moeilijk zou zijn of dat het beroep minderwaardig
is. Omdat psychologische begeleiding meer flexibiliteit en variatie toelaat, is ze inpasbaar in
een grotere variëteit van contexten en kan de hulpverlener gemakkelijker inspelen op de
veelheid aan noden van mensen die zich in zijn werkveld bevinden. Psychologische
begeleiding leent zich ook om te werken met cliënten die zich onverwacht aanmelden met een
probleem of die er helemaal niet om vragen om in een therapie terecht te komen maar enkel
acute opvang nodig hebben. Dat betekent dat de psychologische begeleider breed onderlegd
moet zijn in diverse vaardigheden om zich op het moment zelf te kunnen aanpassen aan
uiteenlopende situaties en problemen. Therapeuten zijn doorgaans te eenzijdig opgeleid én
soms ook te zeer gehecht aan hun kader om efficiënt in te spelen op een grote variëteit van
situaties. Als therapeuten bepaalde cliënten doorverwijzen voor psychologische begeleiding is
dat niet omdat ze ‘te goed’ zijn om met sommige mensen te werken, het is wel omdat ze over
onvoldoende activiteiten of toegangswegen beschikken om contact te maken met een
bepaalde populatie of omdat ze niet de nodige bekwaamheid hebben om zich te verhouden
met talrijke probleemsituaties waar een ander gamma van vaardigheden voorop staat. Zo kan
bijvoorbeeld iemand die aan de rand van de maatschappij leeft, naar aanleiding van een
incident terecht komen op een Dienst Geestelijke Gezondheidszorg; soms is deze persoon in
de eerste plaats gediend met een hulpverlener die hem helpt met budgetbeheer, het zoeken van
een baan, of zich dagdagelijks redden in een samenleving die voor iemand met beperkte
mogelijkheden vaak te complex is. De hulpverlener die deze persoon begeleidt in concrete
activiteiten, zal sneller aansluiting vinden bij zijn levensbeschouwing en kunnen remediëren
aan de psychologische aspecten die deel zijn van de problematiek, dan dat een therapeut erin
zal slagen om enkel via gesprek voldoende contact te krijgen en zinnige verandering te
bewerken. Het kan wel zijn dat diezelfde persoon op een punt komt waar het aangewezen is
om een bepaald thema grondiger te exploreren omdat hij daarmee steeds opnieuw in de
problemen komt, ondanks de zorgvuldige bijsturingen van de counselor. Een aantal sessies
met een therapeut kan dan soms een doorbraak geven in de problematiek, maar ook niet altijd.
Soms moet er verder geleefd worden met probleemsituaties waarin geen echte veranderingen
meer (kunnen) komen, zoals o.a. bij ernstige handicaps. In dergelijke situaties is bijvoorbeeld
de bijstand van een geduldige en bekwame hulpverlener (met een basisopleiding van
bijvoorbeeld verpleegkundige of orthopedagoog) zowel voor cliënten als voor betrokken
familieleden vaak onmisbaar om er in de gegeven omstandigheden het beste van te maken.
De bredere waaier van activiteiten van hulpverleners heeft als keerzijde dat zij vaak
onvoldoende gewapend zijn om in de diepte te werken. De soepelheid van hun kader evoceert
bij de cliënt weinig confrontatie met onbewuste elementen en het laat veel vluchtroutes voor
mensen die hun problemen niet echt willen aanpakken of waar het eigenlijk om iets anders
gaat dan de klacht waarmee ze zich presenteren. De systematische aanpak van de therapeut is
noodzakelijk als men niet alleen ‘de brand wil blussen’, maar ook wenst te remediëren op het
niveau van de ‘brandhaard’ of noemenswaardige verandering wil bewerken in hardnekkige
patronen en destructieve krachten die mensen zowel tegen zichzelf als hun omgeving kunnen
richten. Therapeuten zijn specifiek geschoold om ernstige verwikkelingen in de
persoonlijkheidsstructuur en de werkrelatie te onderkennen, te benoemen en er niet aan
tegemoet te komen. Door hun niet-complementair gedrag kunnen therapeuten de vinger
leggen op onbewuste mechanismen of cognitieve schema’s waarmee probleemgedrag bij
cliënten in leven gehouden wordt. Zo vinden therapeuten vaak een toegang tot ernstige – soms
vroegkinderlijke - trauma’s die aanleiding zijn van ‘onbegrijpelijke’ reacties. Dit moeizame
5
speurwerk om zich constructief te verhouden tot hardnekkige patronen is een ambachtelijke
kunst die niet beheersbaar is in de context van psychologische begeleiding. Het
‘millimeterwerk’ waarmee herstel in therapie soms bereikt wordt, loont zeker de moeite, maar
wordt onvoldoende op waarde geschat in een maatschappij waar haast en winstbejag de
boventoon voeren.
Vrienden of familieleden kunnen toch ook reageren op probleemsituaties en hun naaste
helpen? Gelukkig zijn de vaardigheden om iemand te helpen niet beperkt tot professionele
relaties! Een goed gesprek met iemand uit de eigen omgeving kan troostend zijn, enorm
opluchten, leiden tot meer zelfinzicht, orde brengen in chaos, helpen om betere beslissingen te
nemen, aanmoedigen tot nieuwe uitdagingen … diverse resultaten die vergelijkbaar zijn met
de vruchten van psychologische begeleiding. Toch is psychologische begeleiding anders dan
vriendschap. Een hulpverlener houdt zich immers aan regels die deel uitmaken van een
werkcontract en de relatie is ook eenzijdiger; de rollen worden niet omgedraaid, terwijl een
goede vriendschap juist gekenmerkt is door wederkerigheid. Ook zijn relaties met
familieleden en vrienden meer getekend door eigenbelangen, de ‘raadgever’ is zelf vaak
betrokken partij of deelt in de gevolgen van de gemaakte keuzes. De grotere afstand die eigen
is aan de professionele hulpverlener, biedt meer vrijheid en het ruimere perspectief laat
dingen zien die onopgemerkt blijven voor wie er te dicht op zit.
Sommige mensen hebben wel een soort ‘natuurtalent’ in het omgaan met problemen. Iedereen
kan bijvoorbeeld in zijn omgeving goede luisteraars onderscheiden van mensen die nooit iets
begrijpen of zodanig zelfingenomen zijn dat hun aandacht voortdurend benomen is door eigen
zorgen en interesses. Heel wat vrijwilligersorganisaties leven op de kracht en de inzet van
waardevolle medewerkers. Toch weten ook vrijwilligersorganisaties, zoals o.a. Teleonthaal,
dat natuurtalent efficiënter wordt met bijschaving, met nog andere vaardigheden te
ontwikkelen en in te oefenen, en met doelgerichter te werken, precies zoals dat in
psychologische begeleiding gebeurt.
Daarnaast ben ik van mening dat dagdagelijkse contacten tussen mensen er veel baat bij
zouden hebben als meer mensen een training in communicatievaardigheden zouden krijgen.
Net zoals het zinvol is dat iedereen op school wat notie krijgt van diverse talen, is het nuttig
dat mensen weten op welke wijze ze actief kunnen luisteren naar iemand, hoe ze aan iemand
vragen kunnen stellen waardoor de persoon op verhaal kan komen, wanneer en op welke
wijze er grenzen tussen mensen worden overschreden en hoe dat te stoppen, hoe er
constructief kan geconfronteerd worden met probleemgedrag, wat er nodig is om een planning
zo op te vatten dat er meer kans op slagen is …. Als dit gedrag vanzelfsprekend deel uitmaakt
van iemands ‘mensenkennis’ hoeven heel wat situaties niet te escaleren of vast te lopen in
ernstige problemen, waarvoor men ‘noodgedwongen’ beroep moet doen op professionele
hulpverleners.
Referentie
Leijssen, M. (2005). Gids beroepsethiek. Waarden, rechten en plichten in psychotherapie en
hulpverlening. Leuven: Acco.
6
Download