Dossier Staatsschuld

advertisement
Dossier Staatsschuld
 oorzaken van de groei van de (Belgische) overheidsschuld :
- jarenlange begrotingstekorten (uitgaven > inkomsten) door
expansief begrotingsbeleid
- oliecrisis als katalysator (jaren ’70 en ’80)
- samenvallen economische crisis (lagere ontvangsten) en
expansief beleid (hogere uitgaven)
 gevolgen van de hoge overheidsschuld :
- weinig tot geen budgettaire ‘manoevreerruimte’ met als
gevolg verwaarlozing van diverse departementen (cfr.
wegen, openbaar vervoer, gerecht, gezondheidszorg,
pensioenen, onderwijs enz.)
- hoge belastingdruk en een gigantische loonwig (gevolgen!)
- hoge druk op de kapitaalmarkt aan de vraagzijde leidt tot
hogere intrestvoeten en crowding out-effect
- lagere rating door verslechterende kredietwaardigheid en
vertrouwen
- moeilijkheden deelname Euro-zone
 oplossingen voor de hoge overheidsschuld :
inkomsten : stijging
uitgaven : daling
 meer belastingen en/of bezuinigen ! (cfr. Maastrichtcriteria)
in % van BBP
(340 MIA. EUR)
 primair saldo :
inkomsten
50
- (niet-rente-)uitgaven
44
primair saldo
6
- rente-uitgaven
7
netto-financieringstekort (of –behoefte)
(of ‘vorderingensaldo’)
1
(schuldgraad : 100%)
 begrotingsimpuls : verandering van het primair saldo enkel ten
gevolge van het regeringsbeleid
 positieve impuls door verstrakking van het begrotingsbeleid
 negatieve impuls door versoepeling van het begrotingsbeleid
 structureel overheidstekort : het totale overheidstekort gezuiverd
voor de invloed van de conjunctuur
 expansief begrotingsbeleid : veel ‘government spending’ zonder
tegenstellende bijkomende (belastings)inkomsten
 restrictief begrotingsbeleid : besparingen op de uitgaven zonder
toegevingen aan de inkomstenzijde of belastingverhogingen bij
gelijkblijvende uitgaven of een combinatie van de twee
 pro-cyclisch begrotingsbeleid : begrotingsbeleid dat de
conjunctuurschommelingen versterkt
 anti-cyclisch begrotingsbeleid : begrotingsbeleid dat de
conjunctuurschommelingen tegengaat en de conjunctuurcycli
helpt afvlakken
 goudhamsterscenario : het hanteren van zeer voorzichtige
groeihypotheses bij het opstellen van de begroting
 Zilverfonds : demografische reserve als onderdeel van een
vooruitziend begrotingsbeleid met het oog op de oplossing van
de financiële problemen i.v.m. de vergrijzing van de bevolking
(en de hoger pensioenlast en zorgkosten); zou gefinancierd
worden met allerhande ‘onvoorziene, bijzondere opbrengsten’
zoals die uit de verkoop van de UMTS-licenties
 ‘crowding out’-effect : in het algemeen het verschijnsel dat
bepaalde zaken andere gaan verdringen, in het bijzonder (m.b.t.
de overheidsschuld) het fenomeen dat een hoge staatsschuld die
gefinancierd wordt op de kapitaalmarkt andere geldvragers uit
de privésector (o.a. bedrijven) uitsluiten (of een te hoge prijs
doen betalen
 sneeuwbaleffect : een toestand waarbij, doordat de rente op de
uitstaande overheidsschuld hoger ligt dan de nominale groei van
het nationaal product, de schuldratio automatisch toeneemt
(het sneeuwbaleffect zal pas tot stilstand worden gebracht (i.e. de
schuldratio gestabiliseerd) als er een voldoend hoog primair
saldo kan worden afgedwongen :
PS* = (rt-gt)
(1+gt)
x
st-1
met rt= impliciete rentevoet op de uitstaande schuld
gt= nominale groeivoet van het BBP
st= uitstaande schuld t.o.v. het BBP
PS*=vereist primair begrotingssaldo
voorbeeld : in 1993 was de schuldratio in België gestegen tot
150,5%, voor negen tienden te wijten aan het sneeuwbaleffect
(zonder dit sneeuwbaleffect zou de schuldratio in 1993 op 76%
gelegen hebben)
 Keynesiaanse begroting (J.M. Keynes) : het bewust creëren van
een (aanzienlijk) overheidstekort teneinde een economie in een
neergaande conjunctuurfase of recessie een impuls te geven via
stimuleringspakketten (bijvoorbeeld voor grote
overheidsprojecten)
 Zalm-norm : een begrotingsbeleid waarbij een gematigde
economische groei wordt gehanteerd én de overheidsuitgaven en
–inkomsten strikt van elkaar gescheiden blijven
gevolgen :
meevaller aan inkomstenkant  lastenverlichting
(vb. belastingverlaging, terugdringen begrotingstekort)
tegenvaller aan inkomstenkant  lastenverhoging
(vb. belastingverhoging, oplopen van begrotingstekort)
meevaller aan uitgavenzijde  vrijelijk te spenderen
tegenvaller aan uitgavenzijde  compensatie door
bezuinigingen op andere uitgaven
(voor de uitgaven van de begroting wordt een vast bedrag
vooropgesteld)
Download