VAN RELIGIE TOT GELOOF, over de godsdienstige ontwikkeling in een mensenleven Stellingen vooraf, mee eens of mee oneens, waarom? a) b) c) d) e) Godsdienst (religie) is nooit uit te roeien. Echt geloof of onecht geloof is bij een ander nooit te onderscheiden. Een kind van God weet van zichzelf heel zeker of zijn geloof echt is. Iedere vorm van geloven is net zo waar of onwaar. Elk geloof is nep want het zijn altijd de mensen in ellende die zich eraan vastklampen. 1. Religie en geloof Wat is het verschil tussen religie (godsdienstigheid) en het echte geloof in God? Laten we dat verduidelijken met een paar voorbeelden uit de evangeliën. De discipelen zeggen tegen Jezus in Marc. 1:37: 'Zij zoeken u allen'’. Op een ongelegen moment, als Jezus zelf rust zoekt, komen de mensen massaal naar Hem toe (Luc. 4:42). Hij stuurt hen echter niet weg. Zoeken mag altijd. Jezus komt hen zelfs tegemoet. Hij zegt dat Hij naar hun dorpen komt. Opmerkelijk is dat Hij zegt dat Hij naar hen toe komt om te prediken, terwijl veel mensen Hem in werkelijkheid zochten om de bijzondere dingen die Hij deed. Daartussen zit een bepaalde spanning : de mensen zoeken God / Jezus om hun VOORDEEL (genezing bijvoorbeeld) en om het zien van wonderen, terwijl Jezus' prediking gaat over oordeel en bekering, over de relatie met God. Dit zien we ook bij Luc. 9:9 en 23: 8,9. Koning Herodes zoekt Jezus. Dat is goed. Zij motieven zijn echter verkeerd. Hij zoekt de tovenaar, het voordeel, hij wil Jezus zién, niet horen. Tegelijk is er een element van ANGST in zijn zoeken. Van oordeel en bekering wil hij niet weten. Daarvoor vreest hij juist. Hij stelt veel vragen aan Jezus, maar die antwoordt niet. Jezus lijkt doof. Dat is echter niet waar. Herodes is doof. Hij wil niet echt horen. Daarom zegt Jezus niets. Echt horen is geloven en gehoorzamen. De woorden aannemen. Eerst hoorde Herodes Johannes de Doper niet, hoewel hij met hem sprak. Nu hoort Hij Jezus niet. Hij is bovendien blind: het teken van God staat voor hem, Jezus. Hier wordt in de kern het verschil openbaar tussen religie en geloof. Religie is: - Contact zoeken met God en godsdienst en uiting geven aan godsdienstige gevoelens om voordeel te behalen of om angsten te onderdrukken. - Religie is als zodanig algemeen menselijk. Het is een soort algemene godsdienstigheid die een basis is voor alle godsdiensten. - Religie kan een vorm zijn van projectie: mensen scheppen zich een god of goden zoals ze die nodig hebben, vanwege dat voordeel en die angsten. - In religie(s) worden riten in stand gehouden om de riten en geboden gehouden om de geboden, uit angst dat het eigen belang erdoor geschaad wordt, wanneer ze veranderen. Elke religie heeft daarom iets conservatiefs. Mensen houden vast aan de oude projectie om zelf niet in verwarring te raken. Wij christenen meenden dit vooral bij joden en moslims en heidenen waar 1 te nemen. Die zijn in onze ogen vaak godsdienstig om een beloning te krijgen of om angsten te overwinnen. We vergeten dat onder de christenen ook veel religie voorkomt. Veel kinderen en volwassenen geloven bijvoorbeeld nog steeds in een Sinterklaas-God: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe. Alleen de brave gelovigen halen zo voordeel uit de godsdienst! Of wie alleen uit angst voor de hel in God gelooft, die is het niveau van de religie ook nog niet ontgroeid. Elk mens, ook de niet-godsdienstige mens, is een beetje religieus. In de grenssituaties van het leven – geboorte, ziekte, jaarwisseling, emigreren, trouwen, sterven e.d. – komen religieuze, algemeen godsdienstige vragen boven. (Waarom is er lijden? Is er leven na mijn dood? Hoe kan ik de toekomst in? Hoe kom ik van mijn schuld af? Waar is mijn overleden moeder nu?) Velen hebben behoefte aan godsdienstige riten als een soort verzekering voor een onduidelijke toekomst. Soms willen mensen die nooit in de kerk komen, toch in een kerkdienst hun huwelijk laten inzegenen of een kind laten dopen of een overleden familielid door een predikant laten begraven. Dit zijn dan haast bezweringsriten tegen (mogelijk) onheil. Wat dit betreft is de Rooms-Katholieke Kerk met haar vele riten duidelijk religieuzer dan protestantse kerken. Religie vervult menselijke behoeften. Dat is mens-gerichte godsdienstigheid. Psychisch gezien kan dat op zich positief werken. (Daarover straks nog een opmerking). Religie heeft echter ook een uitgesproken gevaarlijke kant, met uiteindelijk, ook psychisch gezien, verwoestende gevolgen: zij kan tot een ideologie verworden. Dat is een gesloten denksysteem - op alle vragen is een antwoord - waarbinnen geen ruimte meer is voor kritiek. Alle kritiek komt van de Boze. In een ideologie gaat liefde niet uit tot mensen maar tot zaken, doelen, idealen, principes, het systeem zelf. Dit is een veiligheidsmechanisme van religie / ideologie , waarbij kritische mensen slachtoffer worden. Denk aan de vele rokende brandstapels van vroeger en de onverdraagzaamheid van elk modern religieus fanatisme. Een ideologie laat de eigen visie niet corrigeren door de feiten, maar past de feiten aan de ideologie aan. Ideologen kijken door een koker naar de werkelijkheid. Omdat de mensen met een scheef werkelijkheidsbeeld worden opgevoed, durven ze (behalve de kritische geesten) zich doorgaans niet los te maken van de ideologie. De wereld rondom de ideologie-aanhangers wordt immers als bedreigend voorgesteld. 1. 2. 3. Noem kenmerken van secten die typisch ideologisch zijn. Ideologisch denken is niet typisch voor religie(s). Het communisme, het feminisme (eigenlijk elk ‘isme’) zijn ook echte ideologieën. Kun je dat illustreren? Kun je voorbeelden geven van ideologische trekjes in de protestantse, reformatorische, evangelische kerken? Of zijn die daar niet te vinden? Geloof in de God van de bijbel heeft het uiterlijk van religie. Dat kan niet anders. Toch is er meer. Wie gelooft, hoort en gehoorzaamt de stem van God. Wie gelooft houdt van Jezus Christus, Gods zoon. Er is in het geloof een kloppend hart dat niet waarneembaar is. Een oudtestamentisch en treffend voorbeeld maakt dit duidelijk: religie lijkt op hoererij. Een man bevredigt zijn behoeften en een vrouw verdient haar geld. Er is geen sprake van een liefdesrelatie. Er is een zakelijke relatie die blijft steken in ‘do ut des’ (Ik geef opdat jij geeft.) Geloof lijkt op de liefde tussen een bruid en bruidegom die een verbond met elkaar hebben. Er is een echte liefdesrelatie. Daarom is wat zij doen van een hogere kwaliteit. Geloof is open voor kritiek, blijft zoekend, leert met vragen leven, kent geen liefde tot doelen, principes of riten maar tot personen. Geloof is daarom niet 2 gericht op zichzelf maar gericht op het dienen van God en de naaste. Geloof kent beleving van diepte- en hoogtepunten (denk aan de Psalmen) Geloof blijft levend, ook in het donker (Jes .50:10), ondanks de aanvechtingen. Geloof is liefde en vertrouwen, echt maar onverklaarbaar. Geloof is verlangen, God willen kennen door voor zijn Woord open te slaan. Godsdienstpsychologie komt niet verder dan waarnemen van religieus gedrag en religieuze gevoelens. Zij blijft uiteindelijk bij de buitenkant steken. Daarom zullen godsdienstpsychologen ook alle religies op één hoop gooien. Ditzelfde valt te zeggen van de godsdienstsociologie. Tot voor enige jaren was de psychologie tamelijk negatief over de toekomst van religie. Vermoedelijk zouden mensen er ook steeds minder behoefte aan krijgen. Men komt nu tot de ontdekking dat religie niet uitsterft en helemaal niet is uit te roeien. In Nederland is de EO de christelijke omroep met de meeste leden. In Rusland heeft de kerk ook glansrijk 70 jaar communisme overleefd. Psychologen beginnen nu zelfs het nut in te zien van religie en RIAGGs respecteren de godsdienstige overtuiging van mensen. Vroeger hielpen psychologen mensen meer bij het verlaten van hun geloofsovertuiging. Nu weet men dat religieuze gebruiken en een religieuze gemeenschap mensen veiligheid, geborgenheid en ontspanning kunnen schenken. 'Voor het slapen gaan is het goed om een rondje te lopen met de hond, of ontspannen een boek te lezen, of aan meditatie en gebed te doen', kan een hedendaagse psycholoog zeggen. Oude psychologische kritiek op godsdienstige overtuigingen komt dus ook niet verder dan kritiek op de buitenkant, op religie. De 19e-eeuwse overtuiging dat godsdienst teruggaat op projectie, slaat op religie en niet op geloof. Vertellen dat godsdienst projectie is, is dubbel eenzijdig: 1. Achter de waargenomen religie kan een oprecht geloof-met-een-hart schuilgaan. 2. Al zouden veel of zelfs alle mensen aan projectie lijden, dan nog kan daaruit niet de conclusie getrokken worden dat God niet zou bestaan. 2. De ontwikkeling in een mensenleven Psychologie houdt zich onder andere bezig met allerlei ontwikkelingen in een mensenleven. Sommige elementen daarvan zijn ook interessant voor de godsdienstpsychologie. Lichamelijke ontwikkeling. Een mens moet leren omgaan met de ontwikkelingen van zijn lichaam en sexuele vermogens. Er komen allerlei vragen op: wat doe, wil, kan, mag ik met mijn eigen lichaam? Dit geldt al bij kinderen en nog bij bejaarden. Verstandelijke ontwikkeling. Gigantisch is de kennisuitbreiding in een mensenleven. Die gaat door, ook na de periode van schoolgaan en studeren. Maatschappelijke ontwikkeling. De maatschappij verandert en beïnvloedt de mensen: denk aan het koopgedrag, vrijetijdsbesteding, de invloed van de secularisatie. In die maatschappij moeten mensen hun draai (telkens opnieuw) vinden. Via banen, opleidingen, vrijwilligerswerk en verenigingen ontwikkelt onze relatie met de maatschappij zich. 3 De morele ontwikkeling (Wat is goed? Wat is kwaad?) Deze fasen kan een mens doormaken in zijn beoordeling van wat goed is: Goed is... 1. wat mijn eigen behoeften bevredigt (koekjes jatten, gezelligheid, klieren, afkijken, etc.) 2. wat overeenstemt met wat anderen vinden (ouders, vrienden, de Libelle, de dominee, etc.) 3. wat klopt met algemeen aanvaarde regels (je mag niet liegen...) 4. wat ik zelf vind d.m.v. vrije toepassing van algemene regels (tegen Duitsers in WO II mag je wel liegen...) 5. wat overeenstemt met hoge ethische maatstaven (gerechtigheid, vrede e.d.) 1. Lukt het om bij elke fase een leeftijd te zetten? 2. Haalt ieder mens fase vijf? Is dat eigenlijk wel nodig? 3. Bij welke fase past de boodschap van de kerk (met de geboden en verboden van God)? 4. Kun je bepaalde conflicten tussen docenten en leerlingen verklaren omdat ze in een verschillende morele fase zitten? 5. Hoe reageer je op de diefstal van een kind van drie, een jongen van dertien of een man van 23? Stem je af op je eigen morele fase of die van de ander? Persoonlijkheidsontwikkeling. Dit is feitelijk de geestelijke groei van kind naar volwassene. Meerdere factoren sturen die groei: 1. De erfelijkheid (Engels: nature) 2. Het milieu / de opvoeding met zijn sociale verbanden en tradities (Engels: nurture) 3. De eigen creativiteit (je eigen inbreng, desnoods met behulp van anderen; deze factor wordt in het nature-nurture debat dikwijls vergeten). Ieder mens wil een eigen identiteit opbouwen. Daarvoor heeft hij voorbeelden nodig, waarmee hij zich identificeren kan. Die identiteit staat voortdurend onder druk van de spanning tussen zelfontplooiing (je eigen gang gaan, je eigen mening er op na houden) en zelfbehoud (kiezen voor de oude regels en vastheid, je aanpassen aan anderen). Het niet of moeizaam ontwikkelen van een eigen identiteit leidt tot een onevenwichtig gevoelsleven, een risicovol relatiepatroon en ook een onevenwichtig geloofsleven. De godsdienstige ontwikkeling De godsdienstige ontwikkeling van een mens / jongere in een christelijk gezin vindt plaats op drie terreinen, die achtereenvolgens te maken hebben met het verstand, het gevoel en de wil: a) cognitief - kennis (bijbelkennis, geloofsleer) b) affectief - de persoonlijke betrokkenheid (gevoelsleven), c) psycho-motorisch - gedrag (kerkgang, naastenliefde, opkomen voor politieke gerechtigheid, e.d.). Die drie terreinen worden in twee fasen ontwikkeld. 1. Eerst heb je de typische kinderfase, waarbij de kinderen alles overnemen van 4 ouders en onderwijzers. Ze leren bijbelverhalen en feiten kennen en nemen onbewust een bepaalde geloofshouding over. 2. De tweede fase is die van het zoeken, de fase waarin een mens zelf begint na te denken over godsdienstige vragen en het klakkeloos overnemen voorbij is. Kinderlijke geloofsvoorstellingen (Godsbeelden!) verdwijnen. Jongeren gaan dan ook vaker protesteren tegen het godsdienstige leven van thuis. Dat komt omdat ze voor het eerst een kloof ervaren tussen het vertrouwde gelovige denken en wat ze in de wereld meemaken aan narigheid èn vrolijkheid. Dat andere denken van de maatschappij kan de jongeren overweldigen zodat hun godsdienstigheid teruggebracht wordt tot een jeugdherinnering of slechts wat vrome franje aan hun verder nauwelijks godsdienstige leven. Veel jonge mensen zoeken heimelijk of openlijk naar God: sommigen lezen boeken erover; anderen gaan eens met vrienden mee naar een andere kerk; grote groepsbijeenkomsten worden bezocht; velen zijn geïnteresseerd in halfreligieuze verschijnselen, occulte zaken trekken de aandacht. Algemene kenmerken van het geloof van jongeren zijn: de waarheid wordt vooral gezocht daar waar je iets kunt beleven van je geloof. De relevantie van boeken en lessen en preken wordt getoetst met de vraag of wat er gezegd wordt, met de eigen leefwereld te maken heeft. Een derde fase – gevonden hebben – bestaat niet. Zelfs niet voor mensen die bewust geloven. Het zoeken houdt niet op, wordt wel rustiger. Beide is goed. Als er geen vragen meer blijven wordt het godsdienstige leven religie. Op aarde blijven er altijd raadsels over (1 Cor. 13:12). Rust vinden mét de vragen en Godsvertrouwen is geloof. Lees maar een paar Psalmen om dat te begrijpen! Daarmee maken we een koppeling met het voorafgaande deel: de godsdienstige ontwikkeling van een mens, is de groei van religie naar geloof. Ook het oprechte geloof in God krijgt in ieders mensenleven een inkleuring die te maken heeft met de eigen persoonlijkheidsontwikkeling en het eigen gevoelsleven. Daarmee is niets mis, mits Gods Woord toetssteen blijft. Denk aan: - Sommige mensen beleven hun geloof verstandelijk, nuchter, meer intellectueel. - Sommige mensen beleven hun geloof meer emotioneel, vroom, als relatie (niet alleen met God maar ook met medemensen). - Sommige mensen voelen zich veilig bij de ouderwetse Godsbeleving met de bekende regels en vaste gewoonten (denk aan de vormgeving van kerkdiensten). - Sommige mensen voelen zich juist heerlijk bij de eigentijdse, meer uitbundige en gevarieerde geloofsbeleving. Bij veel mensen lopen deze aspecten van geloofsbeleving ook door elkaar of de geloofsbeleving kleurt mee met het ouder worden. 6. Kijk eens goed naar de genoemde fase 1 en 2. Wat klopt wel en wat klopt niet voor jouw eigen ontwikkeling? 7. Is het eigenlijk wel goed dat ieder het geloof beleeft op een manier die met zijn eigen persoonlijke ontwikkeling te maken heeft? Is de ware geloofsbeleving niet hetzelfde voor alle kinderen van God (in alle tijden, in alle culturen)? Tot slot 5 Hoe komt een mens aan dat echte geloof? Paulus zegt dat het geloof uit het gehoor is. Wij kunnen God alleen maar vinden in de prediking van oordeel, bekering en genade door Jezus Christus. Wie geen oordeel wil horen, maar slechts voordeel wil zien, zal God nooit vinden. Sterker nog: terwijl Jezus vlakbij is, zullen zijn oog een oor voor Hem gesloten blijven. Geloof is uit het gehoor. Daarom mag onze boodschap voor elkaar zijn: luister, gehoorzaam, geloof en aanbid. Dan zul je zien! Omdat de zaken zo liggen is er maar een weg om God te vinden. Zoek Hem waar Hij te vinden is. Dat is: de bijbel openslaan, bijbelstudie doen en bidden om de leiding van de Heilige Geest. Lees eens hoe het met Zacheüs gaat in Lucas 19 of de kamerling in Handeling 8. Klaagliederen 3:25 zegt: God is goed voor de ziel die hem zoekt. Gelukkig staat er niet: gevonden heeft. Wie God zoekt, is goed af. Omdat God zich vroeg of laat vinden laat. Wij zijn allen zoekers en moeten het van de goedheid van God hebben en van Zijn beloften. De zekerheid ligt dus niet in ons mensen maar in Hem. Dat is troostrijk. Kijk maar na in Zondag 1 en 7 van de Heidelbergse Catechismus. 6