24 januari – 17.00 uur – C vd Berg orgel – Harry Kroeske votum en groet zingen GK psalm 95 : 1,2,3 gebed lezen Lucas 4 : 31 – 5 : 11 zingen LvdK 328 = LB 314 preek over Lucas 5 : 1-11 zingen LvdK 481 = LB 838 : 1,2 gebed geloofsbelijdenis + GK gezang 144 : 7 collecte GK gezang 165 zegen 24 januari – 17.00 uur – C vd Berg orgel – Harry Kroeske votum en groet zingen GK psalm 95 : 1,2,3 1 Komt, laat ons juichen voor de HEER, een lofzang zingen, Hem ter eer, met snarenspel Hem blij begroeten. Wij prijzen Hem die redding biedt, de rots van heil, in psalm en lied. Wij willen juichend Hem ontmoeten. 2 De HEER is groot, een God vol kracht, een Vorst in majesteit en macht ver boven elke god verheven. De diepste plaats is in zijn hand, van Hem zijn bergen, zee en land, Hij heeft ze hun bestaan gegeven. 3 Komt, knielen wij voor God, die leeft, voor Hem, die ons geschapen heeft: Hij wil ons als zijn kudde weiden. Och, hoort toch heden naar zijn stem, u bent zijn schapen, volgt dan Hem: zijn hand slechts kan u veilig leiden. gebed lezen Lucas 4 : 31 – 5 : 11 31 Hij ging naar Kafarnaüm, een stad in Galilea, waar hij de inwoners steeds op sabbat onderwees. Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want hij sprak met gezag. 33 Er was in de synagoge iemand die bezeten was door een geest, een onreine demon, en deze schreeuwde luidkeels: 34 ‘Aaah! Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.’ 35 Maar Jezus sprak hem streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ De demon smeet de man op de grond en ging uit hem weg zonder hem te verwonden. 36 Allen waren verbijsterd. Ze bespraken het voorval met elkaar en zeiden: ‘Wat zijn dat voor dingen die hij zegt? Hoe komt het dat hij het gezag en de macht heeft om onreine geesten zijn bevelen te geven zodat zij de mensen verlaten?’ 37 Het nieuws over hem verspreidde zich overal in de streek. 38 Na het verlaten van de synagoge ging hij naar het huis van Simon. Simons schoonmoeder had hoge koorts, en ze vroegen Jezus om haar te helpen. 39 Hij boog zich over haar heen en sprak de koorts bestraffend toe. Die verliet haar, en meteen stond ze op en begon voor hen te zorgen. 40 Toen de zon was ondergegaan, brachten de mensen al hun zieken naar hem toe, aan welke kwaal ze ook leden. Hij legde hun een voor een de hand op en genas hen. 41 Hij dreef ook veel demonen uit, die schreeuwden: ‘Jij bent de Zoon van God!’ Hij sprak hen bestraffend toe en verbood hun iets te zeggen; ze wisten immers dat hij de messias was. 42 Bij het aanbreken van de dag vertrok hij en ging naar een eenzame plaats. De mensen gingen hem zoeken, en toen ze hem gevonden hadden probeerden ze hem ervan te weerhouden bij hen weg te gaan. 43 Maar hij zei tegen hen: ‘Ook in de andere steden moet ik het goede nieuws over het 32 koninkrijk van God brengen, want daarvoor ben ik gezonden.’ 44 En hij maakte dat goede nieuws bekend in de synagogen van Judea. 51 Toen hij eens aan de oever van het Meer van Gennesaret stond en het volk zich om hem verdrong om naar het woord van God te luisteren, 2 zag hij twee boten aan de oever van het meer liggen; de vissers waren eruit gestapt, ze waren bezig de netten te spoelen. 3 Hij stapte in een van de boten, die van Simon was, en vroeg hem een eindje van het land weg te varen; hij ging zitten en gaf de menigte onderricht vanuit de boot. 4 Toen hij was opgehouden met spreken, zei hij tegen Simon: ‘Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’ 5 Simon antwoordde: ‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als u het zegt, zal ik de netten uitwerpen.’ 6 En toen ze dat gedaan hadden, zwom er zo’n enorme school vissen in de netten dat die dreigden te scheuren. 7 Ze gebaarden naar de mannen in de andere boot dat die hen moesten komen helpen; nadat dezen bij hen waren gekomen, vulden ze de beide boten met zo veel vis dat ze bijna zonken. 8 Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei: ‘Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.’ 9 Hij was verbijsterd, net als allen die bij hem waren, over de enorme hoeveelheid vis die ze gevangen hadden; 10 zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus zei tegen Simon: ‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’ 11 En nadat ze de boten aan land hadden gebracht, lieten ze alles achter en volgden hem. zingen LvdK 328 = LB 314 1 Here Jezus, om uw woord zijn wij hier bijeengekomen. Laat in ’t hart dat naar U hoort uw genade binnenstromen. Heilig ons, dat wij U geven hart en ziel en heel ons leven. 2 Ons gevoel en ons verstand zijn, o Heer, zo zonder klaarheid, als uw Geest de nacht niet bant, ons niet stelt in ’t licht der waarheid. ’t Goede denken, doen en dichten moet Gij zelf in ons verrichten. 3 O Gij glans der heerlijkheid, licht uit licht, uit God geboren, maak ons voor uw heil bereid, open hart en mond en oren, dat ons bidden en ons zingen tot de hemel door mag dringen. preek over Lucas 5 : 1-11 51 Toen hij eens aan de oever van het Meer van Gennesaret stond en het volk zich om hem verdrong om naar het woord van God te luisteren, 2 zag hij twee boten aan de oever van het meer liggen; de vissers waren eruit gestapt, ze waren bezig de netten te spoelen. 3 Hij stapte in een van de boten, die van Simon was, en vroeg hem een eindje van het land weg te varen; hij ging zitten en gaf de menigte onderricht vanuit de boot. 4 Toen hij was opgehouden met spreken, zei hij tegen Simon: ‘Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’ 5 Simon antwoordde: ‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als u het zegt, zal ik de netten uitwerpen.’ 6 En toen ze dat gedaan hadden, zwom er zo’n enorme school vissen in de netten dat die dreigden te scheuren. 7 Ze gebaarden naar de mannen in de andere boot dat die hen moesten komen helpen; nadat dezen bij hen waren gekomen, vulden ze de beide boten met zo veel vis dat ze bijna zonken. 8 Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei: ‘Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.’ 9 Hij was verbijsterd, net als allen die bij hem waren, over de enorme hoeveelheid vis die ze gevangen hadden; 10 zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus zei tegen Simon: ‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’ 11 En nadat ze de boten aan land hadden gebracht, lieten ze alles achter en volgden hem. zingen LvdK 481 = LB 838 : 1,2 1 O grote God die liefde zijt, o Vader van ons leven, vervul ons hart, dat wij altijd ons aan uw liefde geven. Laat ons het zout der aarde zijn, het licht der wereld, klaar en rein. Laat ons uw woord bewaren, uw waarheid openbaren. 2 Maak ons volbrengers van dat woord, getuigen van uw vrede, dan gaat wie aarzelt met ons voort, wie afdwaalt met ons mede. Laat ons getrouw de weg begaan tot allen die ons verre staan en laat ons zonder vrezen de minste willen wezen. gebed geloofsbelijdenis + GK gezang 144 : 7 7 Aan God de Vader gloria, aan Christus, Lam van Golgota, en aan de Trooster alle eer. Glorie aan God, de ene Heer. collecte GK gezang 165 Machtig God, sterke Rots, u alleen bent waardig. Aard’ en hemel prijzen U, glorie voor uw Naam. Lam van God, hoogste Heer, heilig en rechtvaardig, stralend Licht , Morgenster, niemand is als U. Prijst de Vader, prijst de Zoon, prijst de Geest die in ons woont. Prijst de Koning der heerlijkheid, prijst Hem tot in eeuwigheid. zegen