1 PREEK725: Omgaan met verschillen Datum: 26 april 2015 Gehouden te Smilde Datum: 20 september 2015 Gehouden te Beilen Datum: 27 september 2015 Gehouden te Hooghalen Liturgie voor de morgendienst op zondag 27 september 2015 in Hooghalen Welkom en mededelingen Votum en zegengroet (staande) Zingen: Gezang 68: 1 en 2 (staande) De Tien Woorden Zingen: Gezang 157 Schuldbelijdenis en gebed om verlichting door de Heilige Geest Schriftlezing: 1 Korintiërs 1:1-17 Zingen: Lied 477: 1 en 2 (LvdK) 1e deel van de preek Zingen: Gezang 108 Schriftlezing: 1 Korintiërs 12:12-31 2e deel van de preek Amenlied: Psalm 133: 1, 2 en 3 Dankzegging en voorbeden Inzameling van de gaven Zingen: Opwekking 378 (in beurtzang: A – V – M – V – A) (staande) Zegen (staande) 1e deel van de preek: dankbaar omgaan met verschillen (Dia 1 + 1.1) Binnen de GKv bestaan soms grote verschillen. Er zijn verschillen tussen ‘plattelands’-kerken en kerken in ‘stedelijke gebieden’. We zijn al gauw geneigd op de ene gemeente het etiket ‘progressief’ te plakken en op de andere het etiket ‘conservatief’. Maar wat zijn de verschillen precies? En hoe moeten we deze onderlinge verschillen taxeren? (Dia 1.2) Ook binnen de plaatselijke kerken zijn soms grote verschillen. Hooghalen zal daarop ongetwijfeld geen uitzondering vormen. Er zijn allerlei visies en meningen over de kerkdienst, over welke liederen je wel of niet kunt zingen tijdens de dienst. Er zijn allerlei meningen over hoe je moet aankijken tegen samenwonen, homoseksualiteit of de plaats van mannen en vrouwen binnen de gemeente. Afgelopen donderdag publiceerde het ND de uitslag van een enquête. En die liet zien dat de verschillen de laatste jaren zijn toegenomen. Onderlinge verschillen hebben o.m. te maken met concrete verschillen tussen personen. Je karakter en persoonlijke geschiedenis spelen daarbij een rol. 2 De één is nu eenmaal van nature minder flexibel, terwijl de ander juist altijd op zoek is naar nieuwe ontwikkelingen en uitdagingen. (Dia 1.3) Diversiteit in de kerk is van alle tijden. Hoe gaan we daarmee om, hoe gaan we met elkaar om? Hoe eensgezind zijn we en hoeveel ruimte is er voor een andere mening? Als voorganger en zendeling van de eerste christelijke kerken heeft Paulus veel nagedacht over deze vragen. Ga maar na: een pas gestarte gemeente met mensen die ofwel een joodse, ofwel een heidense achtergrond hadden. Allemaal waren ze geraakt door het evangelie dat ze gehoord hadden. Allemaal voegen ze zich bij de gemeente. Dan blijkt in onderlinge gesprekken dat in hun overtuigingen en levensstijl toch ook verschillen zitten! (Dia 1.4) Verschillen die worden veroorzaakt door hun achtergrond, hun maatschappelijke positie of de kracht/zwakheid van hun geloof. Daarbij: niet iedereen is bekeerd met behulp van Paulus. Er zijn er ook die het evangelie van anderen hebben gehoord en zij benadrukken andere kernpunten in het geloof. Toch willen al deze mensen samen gemeente zijn en daarom bespreken zij hun vragen met elkaar en met o.a. Paulus. Een voorbeeld van de vragen waarmee Paulus te maken kreeg, vinden we in de eerste brief aan de Korintiërs. Op zijn tweede zendingsreis had Paulus Korinte voor de eerste keer bezocht. Hij had er anderhalf jaar gewerkt. Hij mocht er een kerk planten. ‘Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven, maar God heeft doen groeien.’ (3:6) Ongeveer vijf jaar later schrijft hij een brief aan deze gemeente. Niet alleen uit belangstelling, maar ook omdat hem berichten hebben bereikt die hem zorgen baren. ‘Door Chloë’s huisgenoten is mij namelijk verteld, broeders en zusters, dat er verdeeldheid onder u heerst. Ik bedoel dat de een zegt: ‘Ik ben van Paulus,’ een ander: ‘Ik van Apollos,’ enz.’ ‘ (1:11-12) En er was nog meer aan de hand. Het 'klimaat' in de gemeente was niet goed. Ze beroemden zich op hun kennis. Ze dachten daarin al heel wat verder te zijn gekomen dan Paulus zelf. Ook moet de apostel hen ernstig vermanen vanwege erge zonden die ze toelaten: partijschappen, ontucht in de gemeente, het recht zoeken bij ongelovigen, wanorde in de samenkomsten, ontkenning van de opstanding… Daarom roept de apostel hen met grote klem terug naar alles wat hij hun geleerd heeft. Maar… let op waar Paulus mee begint: de overtuiging dat deze gemeente geheiligd is door Jezus Christus. (Dia 2 + 2.1) Vers 2: ‘Aan de gemeente van God in Korinte, geheiligd door Christus Jezus, aan hen die zijn geroepen om zijn heiligen te zijn…’ Wat een diversiteit in deze jonge gemeente! Maar bij alle verschil: allemaal geroepen heiligen, mensen die het eigendom van Christus zijn, gekocht en betaald met zijn bloed. Paulus heeft forse kritiek op deze gemeente, maar hij begint met de Heer te danken. 3 Alleen als dàt vooropstaat, is kritiek christelijk en opbouwend. Paulus leert ons – bij alle kritiek die we kunnen hebben – allereerst te danken. Te danken voor onze rijkdom in Christus Jezus. Tien jaar geleden zat ik op de GS in Amersfoort. We hebben toen een appel doen uitgaan naar de zgn. ‘nieuwe vrijgemaakten’. (Dia 2.2) Een van de eerste zinnen in de brief luidde: “Wij zijn van oordeel dat er in de Gereformeerde Kerken veel is waarvoor de apostelen ons de Here hebben leren danken (vgl. bijv. 1 Kor. 1:4-9). We denken aan wat Christus en zijn Geest in de gemeenten werken aan geloof en gehoorzaamheid, aan liefde voor de Here en inzet voor zijn rijk, aan offerbereidheid en gastvrijheid jegens de naaste.” Er is vandaag van alle kanten kritiek op allerlei ontwikkelingen in de kerk. Er zijn bijvoorbeeld broeders en zusters met – zeg maar – een ‘evangelische bevlogenheid’ die zeggen: “in onze gemeente groeit mijn geloof niet meer, dat is wel het geval bij een evangelische of baptistengemeente, en daarom ben ik genoodzaakt om de gemeente te verlaten”. Ja, waarom vertrekken broeders en zusters? Een vraag waar veel kerkenraden zich mee bezighouden. En terecht. Waarom leeft er bij zovelen onvrede in de kerk? Breng de zwakke punten maar in beeld en werk aan verbetering! Allemaal prima, maar laten we niet vergeten wat Paulus schrijft aan het begin van een brief die bol staat van kritiek en vermaan. Als er één gemeente was om te verlaten dan was het wel de gemeente in Korinte. Maar wat een liefde laat Paulus dan zien voor deze gemeente. Omdat hij zo houdt van de Heer van de gemeente. Ontroerend, om tranen van in je ogen te krijgen. Paulus’ advies is niet: verlaat de gemeente en zoek een gemeente op waar je geloof kan groeien. Nee, hij leert ons dankbaar te zijn voor het werk van God in elkaars leven. (Dia 3 + 3.1) De apostel had er oog voor. “Ik dank mijn God altijd voor u, omdat hij u in Christus Jezus zijn genade heeft geschonken. Door hem bent u in elk opzicht rijk geworden.” (1:4-5) Alles begint bij Christus Jezus (Dia 3.2) DANK HEM VOOR DE RIJKDOM DIE HIJ OOK AAN ZIJN GEMEENTE IN HOOGHALEN GEGEVEN HEEFT! Dank voor de rijkdom van de genade. Dat is de bron van al die weelde: Gods genade. Dank voor de rijkdom van het evangelie. Dank voor de rijkdom van Gods trouw. Hij zorgt ervoor dat wij volhouden tot het einde, zodat ons geen blaam zal treffen op de dag van onze Heer Jezus Christus. Wat een rijkdom. Wie zal nog klagen? En toch… er is ook kritiek en onvrede; er zijn gebreken en tekorten. Daar moeten we wat aan doen. Maar dan vanuit de dankbare wetenschap dat we een rijk begenadigde gemeente zijn. En begenadigde mensen zijn begaafde mensen. Laten we met al die geschonken genade en gaven de He er liefhebben en dienen. Tot eer van God en tot heil van elkaar! (Dia 4) De wetenschap dat de gemeente haar bestaan aan de genade van Christus te danken heeft, leidt volgens Paulus tot een groot doel: wees eensgezind! 4 ‘Broeders en zusters, in de naam van onze Heer Jezus Christus roep ik u op om allen eensgezind te zijn, om scheuringen te vermijden, om in uw denken en uw overtuiging volkomen één te zijn.’ (1:10) Is dit een haalbaar doel of een ideaal voor de gemeente in Korinte? En voor ons? Denk daar maar eens goed over na en… werk eraan, dankbaar voor bewezen genade! Paulus schrijft aan de Korintiërs over diverse onderwerpen: over de viering van het avondmaal, over het inzetten van de verschillende gaven, over het lichaam van Christus en over de liefde. Maar steeds weer is het: de gemeente mag iets laten zien van de genadige liefde van Christus: • aan elkaar, want je hebt elkaar hard nodig om in je geloof en in de wereld om je heen overeind te blijven. Jong en oud, man en vrouw, pas bekeerd of levenslang bij de kerk. Met elkaar kun je leren over wie God is en wat hij voor jou en anderen betekent. Je redt het niet alleen! • aan de wereld als voorbeeld van Gods koninkrijk. Een groep mensen die aan elkaar gegeven zijn; die elkaar in liefde dienen en – zo nodig - terechtwijzen. Mensen die kunnen en willen veranderen, niet omwille van zichzelf maar omwille van de ander. Samen leven en samen zoeken met als doel: groeien in relatie met Christus Jezus. Zingen: Gezang 108 ‘Halleluja, eeuwig dank en ere…’ Lezen: 1 Korintiërs 12:12-31 2e deel van de preek: Tot een hand en een voet (Dia 5) In de samenleving kennen we allerlei gemeenschappen, gebaseerd op gezelschap en gezelligheid, of op gezamenlijke interesses of hobby’s. Wie – bijvoorbeeld – postzegels spaart kan lid worden van een postzegelvereniging. Daar deel je je hobby met anderen. Stop je met die hobby, dan zeg je het lidmaatschap weer op. Met de kerk, de gemeente van Christus, ligt dat toch even anders. Wij zitten hier niet bij elkaar omdat we dezelfde interesses hebben, of omdat we elkaar zo sympathiek vinden… Nee, wij hebben elkaar niet uitgekozen. De Heilige Geest heeft ons bij elkaar gebracht en gevormd tot één lichaam. In 1 Korinte 12 werkt Paulus het beeld van het lichaam uit. Een lichaam bestaat uit ledematen, zoals handen en voeten, ogen en oren, neus en mond, hoofd en hart. Vele ledematen, toch één lichaam. En die vele ledematen zijn allemaal verschillend. En zo is het nu ook met mensen. 5 Die zijn heel verschillend. Of het binnen het lichaam nu gaat om vitale of minder vitale delen, het zijn allemaal delen van het ene lichaam. Ze staan nooit los van elkaar, hebben juist heel veel met elkaar te maken en werken altijd samen. Elk lichaamsdeel, hoe klein ook, heeft zijn eigen taak. Als je maar een kleine teen of een pink mist, dan vind je dat erg. Niet dat je daardoor meteen gehandicapt bent… Je kunt verder alles nog wel doen. Maar toch… je voelt je geschonden, beschadigd. Hoe mooi vinden we het niet bij een baby’tje wanneer ‘alles erop en eraan zit’. Als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Je hoeft maar één kies te hebben die pijn doet of je voelt je in heel je lichaam ziek. En aan de andere kant: als een ziek orgaan geneest, dan fleurt het hele lichaam er van op. Als je door middel van een hartoperatie weer een gezond hart hebt gekregen, is het voor het hele lichaam alsof je weer jaren jonger bent. Dit alles lijkt zo vanzelfsprekend dat je er eigenlijk nauwelijks bij stil staat. Toch is het goed dat van tijd tot tijd eens te doen. Wat een wonder van de Schepper dat alles zo op elkaar aangelegd is en dat het lichaam zo’n hechte eenheid is in rijke verscheidenheid. De eenheid van de gemeente vindt z’n diepste wortel in de eenheid in Christus. Allen samen zijn we één in Christus. Het komt dan ook aan op leven uit de Bron: Christus. We kunnen beleidsplannen schrijven wat we willen, we kunnen nieuwe structuren bedenken… als we niet samen leven uit die ene Bron, werkt het allemaal niet, levert het niets op. Dus: leven uit de liefde van Christus. Alleen dan is er ook oprechte liefde voor elkaar Dan treden we in het voetspoor van Christus, die niet kwam om gediend te worden maar om te dienen. Dan wassen we elkaar niet de oren maar de voeten. (Dia 6 + 6.1) Een mooi voorbeeld was de gemeente van Tessalonica. In die jonge gemeente was verdriet en verwarring. Er waren broeders en zusters overleden. Ontroerend is de grote onderlinge verbondenheid, het hartelijk meeleven. Daar sluit de apostel Paulus in zijn brief bij aan, als hij de gemeente oproept: “Troost elkaar met deze woorden” (1 Tess. 4: 18). Prachtig is dat: de apostel reikt wat aan, maar die gemeente moet daarmee zelf aan het werk gaan. En dan zie je het voor je: broeders en zusters gaan elkaar opzoeken en met elkaar spreken over de rijkdom van het evangelie. Ze troosten elkaar in hun verdriet, ze zijn elkaars pastor. Elkaar bemoedigen en troosten. Dat is de ene kant. (Dia 6.2) 6 Maar er is nog een andere kant in het omzien naar elkaar. Die kant komt bijvoorbeeld in Kolossenzen 3 duidelijk naar voren. Daar roept Paulus de gemeenteleden op: ‘Onderricht en vermaan elkaar in alle wijsheid’ (Kol. 3: 16). Dus: instrueer én corrigeer, onderwijs én wijs terecht. Elkaar Ieren is elkaar rondleiden in de wondere wereld van Gods heil, zoals een enthousiaste gids telkens mooie dingen aanwijst: ‘Kijk daar eens en let daar nu eens op!’ Maar ook elkaar voortdurend tot de orde roepen. Dat lijkt hachelijk. Als iemand mij (liefdevol) zegt dat ik niet goed bezig ben, ben ik geneigd meteen boos te worden en te roepen: ‘Man, kijk naar jezelf, bemoei je met je eigen zaken!’ Dat is puur werelds! Christelijk is het om dankbaar te zijn voor zo'n vermaning en terechtwijzing, omdat de Goede Herder mij aanspreekt via mijn broeder en zuster. (Dia 6.3) Zorg en aandacht voor elkaar… Ook Jakobus wijst daar op. Aan het eind van zijn brief schrijft hij: “Broeders en zusters, als een van u afdwaalt van de waarheid en een ander laat hem daarheen terugkeren, dan mag hij weten: wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt, redt hem van de dood…” (Jak. 5: 19 en 20). Jakobus vraagt onze bijzondere zorg en aandacht voor de afdwalenden, de afhakers. Er zijn er die achter blijven in de karavaan. Ze vertragen hun tempo. Langzaam maar zeker verliezen ze het contact met de karavaan, als wielrenners die het grote peloton niet meer kunnen bijhouden en gelost worden. In veel kerken bestaat grote zorg om jongeren die afhaken. Voor sommigen geldt wat iemand eens schreef: ‘Jezus is voor veel jongeren een verdwijnende stip in de achteruitkijkspiegel van de motor waarmee ze over de snelweg van het leven razen.’ Het is dus bijzonder actueel wat Jakobus schrijft. “Als een van u afdwaalt van de waarheid…” En denk bij ‘de waarheid’ maar aan Jezus die zelf de Waarheid is. Dat is het ergste: Hem kwijt zijn, het zicht op Hem missen. Want Hij is de Redder, van Hem moeten we het hebben. Steken we de handen naar elkaar uit? Worstelen we om het behoud van onze medereiziger naar de eeuwigheid? In de gemeente zijn wij aan elkaar gegeven, op elkaars weg gebracht. Het is net als met je familie. Je vrienden kies je zelf uit, je familie niet. Toch weet je je aan elkaar verbonden. Het gaat er niet om of ik broeder A of zuster B nu zo geweldig sympathiek vind en of ik hem of haar zou hebben uitgekozen als vriend of kennis. Ik zie hem of haar erop aan dat ze gekocht zijn door hetzelfde bloed. Ik kijk naar hem of haar door de ogen van Hem die zijn leven voor ons gaf. 7 Elkaar tot een hand en een voet zijn… Elkaar zien en dan ook omzien naar elkaar… Een onbereikbaar ideaal? Het zal inderdaad nooit perfect zijn. We zullen er altijd aan moeten blijven werken, Met veel geduld en doorzettingsvermogen. Verbeter de gemeente en begin bij jezelf. En dan ook…samen de schouders er onder zetten, in afhankelijkheid van de Heilige Geest. Laten we het niet zoeken in grote en opzienbarende zaken. Ook in de gemeente geldt: het zijn vaak de kleine dingen die het ‘m doen. Laat er warmte zijn in de kerkdiensten, in de wijze waarop we elkaar begroeten en ontmoeten. Ontmoet en praat met elkaar, voor en na de dienst. Spontaan, betrokken, meelevend… Ook door de week… Toon je belangstelling en je zult zien dat het gewaardeerd wordt. Er kan zo veel meer gebeuren aan versterking van de onderlinge band. Kijk rond in je eigen omgeving of er mogelijkheden zijn om samen… (vul maar in). Kom in beweging. Wat zou er geweldig veel van uitgaan wanneer de hand de voet en het oog het oor weer nodig heeft en wanneer de werkelijkheid van de onderlinge liefde die Psalm 133 bezingt, weer meer beleefd wordt: Komt, ziet, hoe goed, hoe lieflijk is 't als zonen van Isrels huis als broeders samenwonen… Amen. Zingen amenlied: Psalm 133: 1, 2 en 3