Succesvolle bedrijfsmodellen van Nederlandse Energiecoöperaties

advertisement
Succesvolle bedrijfsmodellen van
Nederlandse Energiecoöperaties
Student:
Jenno Ringersma
Registration number:
870429697020
Course:
Internship Management Studies, MST-70424
Supervisor WUR:
Jos Bijman
Second reader WUR:
Geoffrey Hagelaar
Host Institution:
Provincie Gelderland
Supervisor Host:
Carla Onderdelinden
Date:
22 januari, 2016
Samenvatting
Energiecoöperaties als burgerinitiatief zijn een fenomeen dat sinds 2007 is opgekomen. Inmiddels zijn er
bijna 500 initiatieven in Nederland, waarvan ongeveer 200 coöperaties. Een energiecoöperatie probeert op
een lokale schaal zoals buurt, wijk, of gemeente, de energievoorziening van huishoudens te verduurzamen.
Ze zijn hierbij afhankelijk van de voornamelijk vrijwillige inzet van leden. Tegelijkertijd krijgen de bewoners
als lid van de coöperatie meer inspraak in hun energievoorziening. Het succes van de initiatieven loopt
echter sterk uiteen. Energiecoöperaties dragen bij aan de energietransitie en aan lokale economieën. De
provincie Gelderland ziet daarom graag dat energiecoöperaties verder succesvol worden. Volgens enkele
Gelderse energiecoöperaties is één van de redenen dat energiecoöperaties minder succesvol zijn dan
gehoopt een gebrek aan succesvolle bedrijfsmodellen.
In opdracht van de Provincie Gelderland en enkele Gelderse energiecoöperaties geeft dit rapport antwoord
op de vraag “Welke bedrijfsmodellen zijn bij uitstek geschikt voor energiecoöperaties in Nederland?”. In dit
rapport is deze vraag in vier deelvragen opgesplitst:
1. Wat zijn concrete onderdelen waar bedrijfsmodellen uit bestaan?
2. Op welke manier of in welke mate bepaalt de ondernemingsvorm ‘coöperatie’ het bedrijfsmodel?
3. Welke verschillende bedrijfsmodellen worden nu gebruikt door energiecoöperaties in Nederland, en
welke zijn succesvol?
4. Welke bedrijfsmodellen (voor energiecoöperaties) worden in de literatuur gesuggereerd, maar
worden niet in de praktijk gevonden?
Bij het antwoorden van deelvraag 1 blijkt uit voorgaand onderzoek dat bedrijfsmodellen op verschillende
manieren zijn in te delen. Een veelgebruikte en ook duidelijke indeling bestaat uit drie delen: 1) het
waardevoorstel (value proposition), 2) de waardecreatie (value creation), en 3) waarde-toeëigening (value
capture). Deze indeling wordt overigens ook gebruikt in het Business Model Canvas, waar de indeling verder
is uitgesplitst in totaal negen onderdelen. Het waardevoorstel beschrijft welke waarde een ondernemer aan
een klant biedt. De waardecreatie beschrijft hoe de ondernemer deze waarde creëert. De waardetoeëigening beschrijft op welke manier de ondernemer de overdracht van waarde aan de klant omzet in
(meestal financieel) voordeel voor zichzelf. Deze indeling is gebruikt om verschillende bedrijfsmodellen voor
energiecoöperaties te beschrijven bij de derde deelvraag.
Bij het antwoorden van deelvraag 2 heeft literatuur duidelijk gemaakt welke redenen of behoeften er zijn
onder burgers om een energiecoöperatie op te zetten. Logischerwijs weerspiegelen deze behoeften de
waarde die de energiecoöperatie met haar producten en diensten zou moeten zou moeten hebben voor de
burgers. De ondernemingsvorm coöperatie voorziet in de behoefte van burgers om meer democratie en/of
meer inspraak in hun energievoorziening te hebben. Daarnaast mag er met een coöperatie winst worden
gemaakt ten behoeve van de leden, wat met een vereniging niet mag.
Bij Nederlandse energiecoöperaties zijn drie algemene bedrijfsmodellen te onderscheiden. Deze algemene
bedrijfsmodellen worden door vrijwel elke energiecoöperatie gebruikt. Allereerst gaat het om producten en
diensten met betrekking tot energiebesparing. Energiecoöperaties leveren vaak advies aan bewoners van de
lokale buurt, wijk, of gemeente over mogelijke energiebesparingsmaatregelen bij de bewoners thuis. Dit
advies varieert van het gebruik van LED-lampen tot ingrijpende renovaties van de woning. In de praktijk blijkt
echter dat coöperaties de kennis en kunde niet in huis hebben om aanzienlijke besparing te realiseren bij
woningen. De waarde die de coöperatie daardoor kan bieden aan bewoners is gering, en daardoor de
vergoeding die coöperaties krijgen van bewoners ook. Dit bedrijfsmodel draagt daardoor maar in zeer
beperkte mate bij aan een groei van de coöperatie. Daartegenover maken nieuwe ontwikkelingen, zoals de
oprichting van de organisaties HOOM en (in mindere mate) Buurkracht, het voor coöperaties mogelijk om
1
tegenwoordig toch aanzienlijke besparingen bij huishoudens door te voeren. De coöperaties zijn hierbij van
waarde voor HOOM en Buurkracht, aangezien de coöperaties de link zijn met de bewoners. HOOM wordt
hierdoor een nieuwe inkomstenbron voor de coöperaties.
Naast energiebesparingsmaatregelen bieden energiecoöperaties ook veel diensten aan met betrekking tot
zonnepanelen. Dit kan gaan om het doorverwijzen naar professionele partijen, het collectief inkopen, of het
opzetten van een postcoderoosproject. Deze producten en diensten zijn echter altijd van tijdelijke aard en
kunnen geen doorlopende inkomstenbron bieden. Hierdoor draagt ook dit bedrijfsmodel maar in beperkte
mate bij aan de groei van een coöperatie.
Als laatste is er de wederverkoop van energie. De coöperatie fungeert hier als een wederverkoper van een,
vrijwel altijd duurzame, energieleverancier, zoals Eneco of Greenchoice. Deze wederverkoop draagt bij aan
een doorlopende inkomstenbron voor energiecoöperaties. De marges op wederverkoop zijn echter zeer
laag, de coöperatie concurreert immers met de directe verkoop van de energieleverancier aan de bewoners.
De extra waarde voor bewoners is hier relatief laag, aangezien de originele energieleverancier nog altijd de
energielevering beheerst. Recent zijn er echter nieuwe coöperatieve energieleveranciers opgericht. Dat wil
zeggen, coöperaties met een leveringsvergunning. De waarde van een coöperatieve energieleverancier is
voor bewoners groter omdat de bewoner via de eigen lokale energiecoöperatie lid kan worden van de
coöperatie die de leveringsvergunning heeft. Hiermee heeft de bewoner invloed op de eigen
energievoorziening.
Naast de drie algemene bedrijfsmodellen die door vrijwel elke energiecoöperatie gebruikt worden, zijn er
ook een aantal bedrijfsmodellen die door slechts enkele energiecoöperaties worden gebruikt. De verhuur
van elektrische auto’s sluit aan bij de wens voor een duurzamere samenleving. Door middel van
abonnementen kan de verhuur voor de coöperatie een doorlopende inkomstenbron betekenen. Daarnaast is
er windenergie. Dit lijkt qua waarde voor de consument op postcoderoosprojecten van zonnepanelen. De
absolute opbrengst in duurzame energie is bij windenergie echter veel hoger. Het traject om tot een
windpark te komen is echter bijzonder ingewikkeld. Ook beheren sommige coöperaties een warmtenet.
Bestaande warmtenetten zijn vaak overgenomen van grote energieleveranciers die het warmtenet hebben
afgestoten. Nieuwe warmtenetten worden ontwikkeld door energiecoöperaties samen met andere partijen,
zoals netbeheerders. Bij warmtenetten wordt er gebruik gemaakt van restwarmte van bijvoorbeeld
industrie, om hiermee woningen te verwarmen. Tot slot is er nog een optie voor energiecoöperaties om te
verbreden naar nieuwe sectoren naast energie, zoals zorg, afval, of groenbeheer. Het idee is dat dit op de
langere termijn de overleefbaarheid van coöperaties versterkt. Door te verbreden naar andere sectoren zijn
de lokale energiecoöperaties veel minder gevoelig voor mogelijke veranderingen in de energiemarkt.
In de literatuur is er weinig informatie over mogelijke bedrijfsmodellen voor energiecoöperaties. Dit is
waarschijnlijk te wijten aan de nieuwheid van de sector.
Dit onderzoek heeft een aantal interessante bedrijfsmodellen onderzocht welke door weinig
energiecoöperaties worden gebruikt. Lang niet elk bedrijfsmodel is geschikt voor elke coöperatie.
Desalniettemin kunnen de genoemde modellen wel dienen als een bron van inspiratie of richtlijn. Tot slot is
interessant dat uit de interviews blijkt dat hoewel de grote energiecoöperaties zich voornamelijk hebben
gericht op de drie gangbare bedrijfsmodellen, het niet deze modellen waren die de coöperaties zo groot
hebben gemaakt, maar eerder een sterk bedrijfsmatig focus.
2
Inhoud
Samenvatting .......................................................................................................................................... 1
Inhoud ..................................................................................................................................................... 1
Hoofdstuk 1. Introductie ......................................................................................................................... 3
1.1 Onderzoeksdoel ............................................................................................................................ 3
1.2 Onderzoekskader .......................................................................................................................... 3
Hoofdvraag...................................................................................................................................... 4
Deelvragen ...................................................................................................................................... 4
1.3 Methodologie................................................................................................................................ 4
Hoofdstuk 2. Theoretische achtergrond ................................................................................................. 6
2.1 Bedrijfsmodellen ........................................................................................................................... 6
Achtergrond .................................................................................................................................... 6
Waardevoorstel .............................................................................................................................. 7
Waardecreatie ................................................................................................................................ 7
Waarde-toeëigening ....................................................................................................................... 8
Conclusie ......................................................................................................................................... 8
2.2 De coöperatie als ondernemingsvorm.......................................................................................... 8
Achtergrond .................................................................................................................................... 8
Energiecoöperatie ........................................................................................................................... 9
2.3 Het bedrijfsmodel van energiecoöperaties ................................................................................ 10
De ondernemingsvorm coöperatie en het bedrijfsmodel ............................................................ 10
Andere bedrijfsmodellen .............................................................................................................. 10
Conclusie ....................................................................................................................................... 11
Hoofdstuk 3. De praktijk in Nederland ................................................................................................. 13
3.1 Gangbare bedrijfsmodellen ........................................................................................................ 13
Energiebesparing .......................................................................................................................... 13
Zonnepanelen ............................................................................................................................... 15
Wederverkoop energie ................................................................................................................. 16
Conclusie ....................................................................................................................................... 16
3.2 Alternatieve bedrijfsmodellen .................................................................................................... 17
Coöperatiekaart ............................................................................................................................ 18
Elektrische auto's .......................................................................................................................... 18
Windenergie.................................................................................................................................. 18
Warmte ......................................................................................................................................... 19
Verbreding naar andere activiteiten behalve energie .................................................................. 20
1
Conclusie ....................................................................................................................................... 23
Hoofdstuk 4. Niet in de Nederlandse praktijk....................................................................................... 24
Hoofdstuk 5. Conclusie ......................................................................................................................... 26
Hoofdstuk 6. Reflectie........................................................................................................................... 27
6.1 Ondernemersinstinct .................................................................................................................. 27
6.2 Energiecoöperatie 2.0 ................................................................................................................. 27
6.3 Doorgeefluik of belangrijke partner............................................................................................ 27
Hoofdstuk 7. Referenties ...................................................................................................................... 29
Hoofdstuk 8. Bijlage .............................................................................................................................. 31
8.1 Resultaten interviews ................................................................................................................. 31
DE Unie & Texel Energie ............................................................................................................... 31
LochemEnergie.............................................................................................................................. 32
NLD Energie ................................................................................................................................... 33
SpijkerEnergie / Spijkerkwartier Arnhem ..................................................................................... 34
HOOM ........................................................................................................................................... 35
Woningcorporatie Stadlander ...................................................................................................... 35
BRES Breda .................................................................................................................................... 36
8.2 Overzicht van de bedrijfsmodellen ............................................................................................. 37
Bedrijfsmodellen voor besparing .................................................................................................. 37
Bedrijfsmodellen zonnepanelen ................................................................................................... 38
Bedrijfsmodel wederverkoop ....................................................................................................... 39
Alternatieve bedrijfsmodellen ...................................................................................................... 40
2
Hoofdstuk 1. Introductie
De opdrachtgever van dit onderzoek is de Provincie Gelderland. Zij heeft als doelstelling om de
provincie in 2050 energieneutraal te maken, oftewel de totale verbruikte energie in de provincie zou
dan volledig duurzaam geproduceerd worden. Dit probeert ze te realiseren door een energietransitie
te bewerkstelligen, van het verbruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van hernieuwbare
bronnen (Provincie Gelderland, 2015). De provincie probeert deze energietransitie op verschillende
manieren te realiseren. Zo heeft de ontwikkeling van energiecoöperaties de aandacht van de
provincie. Deze coöperaties werken namelijk actief aan de duurzame opwekking van energie en
bieden de provincie een directe verbinding met de burgers. Een probleem waar de
energiecoöperaties tegen aanlopen is dat ze tot nu toe niet heel rendabel zijn. Het gevolg hiervan is
dat de coöperaties maar langzaam groeien en dat dus hun duurzame energieopwekking ook maar
langzaam groeit.
De gedachte van zowel de provincie als van enkele gevraagde energiecoöperaties is dat de
Nederlandse energiecoöperaties sneller kunnen groeien als de volgende uitdagingen
aangepakt/opgelost zouden worden:
-
Het robuuster maken van bedrijfsmodellen;
Het sneller, effectiever, en efficiënter ontwikkelen van duurzame energieproductie;
Het effectiever en efficiënter werven en binden van leden en klanten;
De randvoorwaarden waarin energiecoöperaties handelen verbeteren ten gunste van de
coöperaties.
Dit project richt zich op de eerste uitdaging, het robuuster maken van bedrijfsmodellen. Deze wordt
door de energiecoöperaties ook als meest dringend ervaren.
1.1 Onderzoeksdoel
Het onderzoeksdoel is een informatie en inspiratiebron te vormen met betrekking tot
bedrijfsmodellen voor energiecoöperaties door, vanuit de literatuur en de praktijk, een overzicht te
maken van voor energiecoöperaties geschikte bedrijfsmodellen.
1.2 Onderzoekskader
Een analyse van de literatuur over energiecoöperaties, gesprekken met Nederlandse
energiecoöperaties, en gesprekken met experts leiden tot criteria waaraan bedrijfsmodellen moeten
voldoen om geschikt te zijn voor energiecoöperaties. Verschillende bedrijfsmodellen welke zijn
verkregen uit de literatuur, gesprekken met de energiecoöperaties, en andere bronnen worden
vergeleken met de bedrijfsmodelcriteria. Hieruit vloeien bedrijfsmodellen die bij uitstek geschikt zijn
voor energiecoöperaties en welke als informatiebron gebruikt kunnen worden door
energiecoöperaties in Gelderland. Het onderzoekskader is weergegeven in Figuur 1.
3
Figuur 1: Onderzoekskader
Hoofdvraag
Welke bedrijfsmodellen zijn bij uitstek geschikt voor energiecoöperaties in Nederland?
Deelvragen
1. Wat zijn concrete onderdelen waar bedrijfsmodellen uit bestaan?
2. Op welke manier of in welke mate bepaalt de ondernemingsvorm ‘coöperatie’ het
bedrijfsmodel?
3. Welke verschillende bedrijfsmodellen worden nu gebruikt door energiecoöperaties in
Nederland, en welke zijn succesvol?
4. Welke bedrijfsmodellen (voor energiecoöperaties) worden in de literatuur
gesuggereerd, maar worden niet in de praktijk gevonden?
Dit project wil energiecoöperaties niet voorschrijven welke specifieke bedrijfsmodellen ze moeten
adopteren. De bedrijfsmodellen dienen voornamelijk als informatie- en inspiratiebron waarmee elke
coöperatie niet weer opnieuw hoeft uit te proberen wat wel en wat niet werkt.
1.3 Methodologie
Voor de eerste vraag wordt in de literatuur gezocht welke classificaties er bestaan voor
bedrijfsmodellen. Een bekende classificatie is bijvoorbeeld die van het business model canvas
(Osterwalder and Pigneur, 2010). In dit onderzoek zullen sommige onderdelen van het bedrijfsmodel
belangrijker zijn dan anderen. Een overzicht van verschillende indelingen van bedrijfsmodellen kan
ons vertellen welke indeling nuttig is voor dit onderzoek.
De tweede vraag gaat over bedrijfsmodellen en (energie)coöperaties in het algemeen. Een
coöperatie is een specifieke ondernemingsvorm waarvoor wellicht het ene bedrijfsmodel geschikter
is dan het andere bedrijfsmodel. De beweegredenen om een coöperatie te kiezen in plaats van een
andere ondernemingsvorm heeft waarschijnlijk ook invloed op geschikte bedrijfsmodellen of
onderdelen daarvan. Daarom is een korte analyse van de ondernemingsvorm coöperatie
onontbeerlijk.
Vraag 3 en 4 zijn in principe dezelfde vragen die worden beantwoord met behulp van verschillende
bronnen. De eerste wordt beantwoord met informatie uit gesprekken met energiecoöperaties.
Succesvolle coöperaties uit heel Nederland worden hiervoor bezocht en geanalyseerd. De tweede
wordt beantwoord door naar de literatuur te kijken. De verwachting is dat hieruit deels dezelfde
4
antwoorden komen als uit vraag 3. Een aanzienlijk deel van de literatuur over energie-coöperaties
komt uit Nederland. Deze literatuur heeft dus de Nederlandse energiecoöperaties als
onderzoeksobject, net als deze studie. Daarnaast zijn er nog andere bronnen voor succesvolle
bedrijfsmodellen, zoals landelijke organisaties als Hier Opgewekt en de Landelijke Database Nieuwe
Businessmodellen.
De uitkomsten van vraag 1 worden gebruikt om structuur te brengen in de uitkomsten van de vragen
2, 3, en 4. De uitkomsten van vraag 2, welke dus gegoten zijn in de ‘mal’ van vraag 1, worden
vergeleken met de uitkomsten van vragen 3 en 4, welke ook in diezelfde mal zijn gegoten. Deze
vergelijking is in principe de hoofdvraag. De uitkomst hiervan is een overzicht van bedrijfsmodellen
die geschikt zijn voor energiecoöperaties in Gelderland.
Onder energiecoöperaties verstaan we hier alle coöperaties die de afgelopen 10 jaar zijn opgericht
met als doel de leden van de coöperatie te voorzien van stroom opgewekt uit hernieuwbare
bronnen. Hieronder vallen in ieder geval de ongeveer 100 coöperaties die Elzenga and Schwencke
(2014) noemen in een bijlage van hun rapport. Windenergiecoöperaties die al langer 10 jaar bestaan
vallen niet onder dit onderzoek. Hoewel de ‘nieuwe lichting’ energiecoöperaties wellicht het een en
ander kunnen leren van de windcoöperaties, zijn deze laatste zodanig anders van opzet dat ze te
weinig relevant zijn voor dit onderzoek. Windenergiecoöperaties zijn veelal eind jaren ’80 of begin
jaren ’90 opgericht. Deze zijn volledig gericht op het ontwikkelen van windenergieprojecten en
hebben een meer bedrijfsmatige insteek. Bij deze coöperaties is het lokale aspect van een wijk of
buurt ook vrijwel niet van belang (Elzenga and Schwencke, 2014). Daarnaast bevinden deze
coöperaties zich in een hele andere fase van hun ontwikkeling. Een manier om dit te bekijken is met
behulp van de Transition management theorie (Geels and Schot, 2007; Loorbach and Rotmans,
2010). Deze stelt dat een transitie niet meer is dan een huidig regime (oftewel status quo) vervangen
door een nieuw regime. De windcoöperaties, die volledig zijn geïntegreerd in het huidige regime,
met contracten met de grote energieleveranciers, vallen niet in het alternatieve regime van de
duurzame energiecoöperaties, ook al leveren ze wel hernieuwbare energie (Hufen and Koppenjan,
2015).
Het onderzoek heeft een case study ontwerp (Verschuren and Doorewaard, 2010). Zo is er maar een
beperkt aantal studieobjecten en worden deze specifiek uitgekozen in plaats van willekeurig
bepaald. Het type data dat van de coöperaties verkregen wordt is hetzelfde, namelijk de
bedrijfsmodellen of onderdelen daarvan. De bedrijfsmodellen zelf zijn echter heel verschillend en
daarom moeilijk met elkaar te vergelijken, laat staan op een kwantitatieve manier.
5
Hoofdstuk 2. Theoretische achtergrond
De eerste twee deelvragen worden beantwoord door middel van een literatuuronderzoek. De eerste
vraag gaat over bedrijfsmodellen in het algemeen. De tweede vraag gaat over hoe
energiecoöperaties hier in passen. Hieronder worden deze vragen beantwoord.
2.1 Bedrijfsmodellen
Achtergrond
In de woorden van Zott et al. (2011):
“Since 1995, there have been at least 1,177 articles published in peer-reviewed academic
journals in which the notion of a business model is addressed. […]. Despite the overall surge
in the literature on business models, scholars do not agree on what a business model is.”
(Zott et al., 2011. p. 1019-1020)
Dit was in 2011 en sindsdien heeft de wetenschap niet stilgezeten. Nog steeds heeft iedereen wel
wat te zeggen over bedrijfsmodellen. Tot nog toe is er echter weinig consensus over de concrete
invulling. Sterker nog, er zijn maar weinig wetenschappers die zich überhaupt wagen aan een
concrete invulling. Volgens Osterwalder and Pigneur (2010) gaan bedrijfsmodellen in het algemeen
over hoe een organisatie waarde creëert, aflevert, en omzet in opbrengsten (Osterwalder and
Pigneur, 2010). De gecreëerde waarde hoeft niet enkel economisch te zijn, maar kan ook een sociale
of andere waarde zijn. Zij delen deze drie aspecten onder in negen categorieën. Richardson (2008)
hanteert een iets andere indeling, maar deze heeft wel vrijwel alle aspecten van Osterwalder and
Pigneur (2010) en bevat het waardevoorstel van organisaties (wat de organisatie aan de klant biedt),
de waardecreatie (hoe de organisatie die waarde creëert en aan de klant levert), en waardetoeëigening (hoe de organisatie het leveren van waarde aan de klant omzet in inkomsten). Ook
Teece (2010) heeft een definitie die vrijwel hetzelfde is.
“In short, [the business model is] about the benefit the enterprise will deliver to customers,
how it will organize to do so, and how it will capture a portion of the value that it delivers.”
(Teece, 2010, p. 179)
Elke wetenschapper die over bedrijfsmodellen schrijft noemt ook het werk van Raphael Amit en
Christoph Zott (Amit and Zott, 2001; Zott and Amit, 2007; Zott and Amit, 2010; Zott et al., 2011; Amit
and Zott, 2012; Zott and Amit, 2013). De bijzonder vaak aangehaalde studies die deze auteurs
hebben geschreven bieden in de praktijk echter weinig specifieke aanknopingspunten:
“The business model describes the system of interdependent activities that are performed by
the firm and by its partners and the mechanisms that link these activities to each other. A
business model is thus a template that depicts the way the firm conducts its business.” (Zott
and Amit, 2013, p. 404)
Deze ietwat abstracte en vage definitie uit 2013 betekent niet dat deze wetenschappers het concept
niet hebben uitgediept. In bijvoorbeeld Zott and Amit (2010) hebben ze een indeling van aspecten
gemaakt op basis van design elements (content, structure, governance) en design themes (novelty,
lock-in, complementarities, efficiency). Maar ook deze indeling is nogal abstract en relatief
ingewikkeld. Desalniettemin blijkt uit de populariteit van deze studies hoe belangrijk ze zijn voor de
verdere wetenschappelijke ontwikkeling van het concept bedrijfsmodel. Maar hoewel boeiend en
belangrijk voor de wetenschappelijke ontwikkeling van het concept, de literatuur van deze twee
schrijvers is niet van direct belang voor dit onderzoek.
6
Recente praktische studies die niet zozeer het concept bedrijfsmodel ontwikkelen als wel het
concept gebruiken voor empirisch onderzoek, zoals bijvoorbeeld Richter (2012), Beltramello et al.
(2013), en Bocken et al. (2014), gebruiken voornamelijk het meer concrete werk zoals Richardson
(2008), Osterwalder and Pigneur (2010), en Teece (2010). Zoals gezegd noemen deze auteurs
voornamelijk drie aspecten die samen een bedrijfsmodel maken, namelijk waardevoorstel,
waardecreatie, en waarde-toeëigening.
Waardevoorstel
Het waardevoorstel is een omschrijving van het product of de dienst van een organisatie voor de
klant. In de omschrijving wordt bijvoorbeeld aangeduid welke problemen of wensen een klant heeft
en op welke manier het product of de dienst deze problemen oplost of wensen vervult (Osterwalder
et al., 2014). Het kan ook de doelgroep omschrijven voor wie het product of de dienst bedoeld is en
de manier waarop de organisatie denkt de doelgroep over te halen het product of de dienst af te
nemen (Richardson, 2008). Een organisatie kan natuurlijk verschillende doelgroepen hebben.
Logischerwijs heeft elke doelgroep een ander waardevoorstel, want elke doelgroep heeft
verschillende wensen en/of problemen (Teece, 2010). Op basis van dit voorstel bepaalt de klant in
hoeverre het product of de dienst daadwerkelijk van waarde is voor hem/haar. Het is daarom
belangrijk dat het waardevoorstel duidelijk is en de klant het voorstel begrijpt.
Een concreet voorbeeld voor energiecoöperaties is gemeenschapsgevoel. Energiecoöperaties zijn
lokaal of proberen dat te zijn. Dit wil zeggen dat de coöperaties bijvoorbeeld actief zijn in een enkele
wijk en daarmee de bewoners aanspreken op hun gemeenschapsgevoel. Bovendien probeert de
coöperatie de saamhorigheid in een wijk te versterken. Juist dit is wat veel mensen in een wijk
zouden willen, meer contact met de buren, meer samen dingen doen, enzovoorts. Een coöperatie
biedt deze waarde, meer saamhorigheid in de wijk, aan de bewoner.
Waardecreatie
De waarde die in het waardevoorstel wordt voorgesteld aan de klant moet ook nog gecreëerd
worden. Het onderdeel waardecreatie in het bedrijfsmodel beschrijft de manier waarop de waarde
wordt gecreëerd. Hieronder vallen dus de middelen die een organisatie tot haar beschikking heeft
en haar vaardigheden en/of mogelijkheden om deze middelen om te zetten tot een product of
dienst (Richardson, 2008). Het beschrijft dus de activiteiten van een organisatie, onder andere het
ontwikkel-, productie-, en verkoopproces. Behalve dat beschrijft het ook de verbindingen die de
organisatie heeft met leveranciers of afnemers. Dit onderdeel beschrijft daarnaast ook de manier
waarop het product of dienst wordt aangeleverd aan de eindgebruiker (Richardson, 2008;
Osterwalder and Pigneur, 2010).
Het onderdeel waardecreatie is van oudsher minder van belang voor de klant maar des te meer voor
bijvoorbeeld investeerders. Klanten wilden enkel weten hoe het product aan hun wensen zal
voldoen en investeerders willen weten of de organisatie dat wel kan bewerkstelligen. Recentelijk
neemt echter het bewustzijn van klanten over maatschappelijk verantwoord ondernemen toe. De
manier waarop een product of dienst tot stand komt, met andere woorden hoe de waarde wordt
gecreëerd, wordt zo ook belangrijk voor klanten en kan daardoor ook onderdeel worden van het
waardevoorstel. Dit is dus juist van toepassing bij energiecoöperaties.
Voortbouwend op het concrete voorbeeld van gemeenschapsgevoel of saamhorigheid, ontstaat de
vraag hoe de coöperatie dat gevoel in de wijk gaat versterken. Dat kan met lokale projecten,
bijvoorbeeld grote zonnedaken (zie Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3). Dan is de vraag op wat voor manier
de bewoners hier bij worden betrokken. Zijn dit wekelijkse bijeenkomsten in een huiskamer van een
bewoner, of maandelijkse bijeenkomsten in een conferentiezaal. Wordt er van de bewoners enkel
7
een financiële bijdrage verwacht of mogen bewoners ook andere inputs leveren zoals kennis of
arbeid. De manier waarop de waarde ‘saamhorigheid in de wijk’ tot stand komt heeft een grote
invloed op de daadwerkelijke grootte van de waarde. Sommige manieren om saamhorigheid te
creëren zijn veel meer effectief dan andere. Daarnaast zijn sommige manieren van waardecreatie
veel makkelijker of efficiënter te implementeren, terwijl ze hetzelfde effect hebben op de waarde
voor de bewoner.
Waarde-toeëigening
Het product of de dienst die is gecreëerd heeft een bepaalde waarde voor de klant of gebruiker. De
maker van deze waarde, laten we zeggen de ondernemer, wil (een deel van) de waarde voor zichzelf
houden in de vorm van inkomsten. Hiermee kan de ondernemer immers weer opnieuw waarde
creëren voor de volgende gebruiker. Dit proces is van groot belang voor een duurzame
bedrijfsvoering. Waarde-toeëigening, oftewel het vangen van de waarde, verwijst naar dit proces.
Het beantwoordt de vraag van de ondernemer ‘hoe kan ik (een deel van) de waarde die ik creëer
voor de klant omzetten in financiële inkomsten voor mijzelf’. In feite beschrijft dit onderdeel van het
bedrijfsmodel welke bronnen van inkomsten en kosten de organisatie heeft (Richardson, 2008;
Osterwalder and Pigneur, 2010). Met andere woorden, hoeveel kost de bedrijfsvoering, en hoe gaat
de organisatie inkomsten generen om deze kosten te betalen. Vaak betaalt de klant uiteindelijk voor
de waardecreatie. De manier waarop de klant betaalt is belangrijk voor de organisatie. Als de klant
niet tevreden is met de manier waarop hij/zij betaalt, wordt het product simpelweg niet afgenomen.
In het voorbeeld over saamhorigheid in de wijk bestaan kosten uit bijvoorbeeld de huur van een
conferentieruimte. Maar bij een project als zonnedaken zijn de kosten de huur van het dak of de
aanschaf van de zonnepanelen zelf. Inkomsten kunnen bijvoorbeeld de maandelijkse contributie van
leden zijn, of enkel financiële investeringen in een bepaald project. Deze investeringen kunnen
vanuit de bewoners komen, maar ook vanuit subsidies of samenwerkingsverbanden met private
partijen. De manier waarop een coöperatie inkomsten genereert is belangrijk voor de bewoner.
Conclusie
In de in dit onderzoek gebruikte benadering beschrijft het bedrijfsmodel drie aspecten: a) welke
waarde biedt een ondernemer aan een klant; b) hoe creëert de ondernemer deze waarde; en c) op
welke manier zet de ondernemer de overdracht van waarde aan de klant om in (meestal financieel)
voordeel voor zichzelf.
Als één van de drie aspecten is bepaald voor de ondernemer, is de ondernemer nog altijd vrij om de
andere twee aspecten op verschillende manieren in te richten. Met andere woorden, de
verschillende aspecten staan los van elkaar. De inrichting van één aspect beïnvloed tot op zekere
hoogte echter wel de inrichting van de andere aspecten. De aspecten kunnen daarom niet volledig
los van elkaar gezien worden. Een voorbeeld hiervan is te zien in hoofdstuk 2.3 ‘Het bedrijfsmodel
van energiecoöperaties’.
2.2 De coöperatie als ondernemingsvorm
Achtergrond
Een coöperatie kan gezien worden als een samenwerkingsverband van verschillende natuurlijke
personen of rechtspersonen. Deze personen zijn leden van de coöperatie en kunnen samen, via de
coöperatie, bepaalde zaken makkelijker of efficiënter bewerkstelligen dan individueel. In het
algemeen wordt de coöperatie democratisch bestuurd door de leden zelf waarbij alle leden
stemrecht hebben. Korter gezegd:
8
“A co-operative is an autonomous association of persons united voluntarily to meet their
common economic, social, and cultural needs and aspirations through a jointly-owned and
democratically-controlled enterprise.” (International Co-operative Alliance, 2015)
De ‘needs’ en ‘aspirations’ zijn in Nederland niet wettelijk bepaald en kunnen daardoor zeer divers
zijn. Verschillende organisaties proberen onderscheid te maken in de vele verschillende coöperaties
in Nederland. Dit resulteert in enkele veelvoorkomende categorieën, zoals de bedrijfs-,
ondernemers, consumenten-, werknemers-, of producten- en dienstencoöperatie (Kamer van
Coöperatie, 2015; Kamer van Koophandel, 2015; NCR, 2015). De precieze werkwijze per type
coöperatie kan ook nogal verschillen naargelang de sector waarin de coöperatie zich bevindt.
Leden stellen personeel, materiaal, financiën, enzovoort beschikbaar aan de coöperatie. De
coöperatie maakt hiermee diensten of producten waarvan de leden weer kunnen profiteren. Voor
elk individueel lid moeten de producten of diensten die ze van de coöperatie ontvangen meer waard
zijn dan de tijd, materiaal of financiën die ze investeren in de coöperatie. Voor elk lid moet er dus
meer uit de coöperatie komen dan er in gaat, anders heeft lid worden of zijn geen voordeel voor het
lid.
Alle leden hebben stemrecht in de ledenvergadering. Deze vergadering stelt het bestuur aan en
bepaalt hiermee wat het bestuur zal doen. Het bestuur kan te allen tijde door de vergadering
worden weggestuurd. Het bestuur zal dus werken naar maximale toegevoegde waarde voor de
leden. Alles wat een coöperatie doet zal hierdoor ten gunste komen voor de leden.
Energiecoöperatie
In de woorden van Elzenga and Schwencke (2014):
“Kenmerkend voor energiecoöperaties en -initiatieven is dat burgers het initiatief nemen, ze
actief zijn in hun eigen woonomgeving, en dat het maatschappelijk doel de richting bepaalt:
de lokale opwekking van hernieuwbare energie, energiebesparing en de belangen van de
lokale gemeenschap. Hieruit ontstaan organisatievormen die soms volledig op vrijwilligers
draaien en soms uitgroeien tot een (semi)professionele coöperatieve onderneming.” (Elzenga
en Schwencke, 2014, p. 14)
Volgens deze auteurs is de motivatie om tot een coöperatie als ondernemingsvorm te komen
tweeledig. Allereerst is er de wens om een democratische ondernemingsvorm te hebben, waarbij
leden dus zelf zeggenschap hebben over wat er met hun belang gebeurt. Deze wens leidt naar de
rechtsvorm vereniging, veel huidige coöperaties zijn dan ook als vereniging begonnen. De vereniging
heeft echter als beperking dat zij geen winst mag verdelen onder haar leden. In andere worden, het
maken van winst ten behoeve van haar leden is wettelijk niet toegestaan. Juist een belangrijke wens
van de initiatiefnemers van huidige energiecoöperaties was en is nog steeds om (duurzame)
energieproductie goedkoper te maken voor haar leden. Een coöperatie mag, in tegenstelling tot een
vereniging, wel winst maken ten behoeve van haar leden en is daarom geschikter als rechtsvorm
voor energiecoöperaties dan een vereniging. Vandaar dat de meeste verenigingen zijn overgegaan in
een coöperatie.
Samenvattend: de democratische eigenschappen en de mogelijkheid om winst te maken ten
behoeve van de leden maakt de coöperatie als ondernemingsvorm de meest geschikte rechtsvorm
voor energie-initiatieven.
9
2.3 Het bedrijfsmodel van energiecoöperaties
De ondernemingsvorm coöperatie en het bedrijfsmodel
Een coöperatie wordt opgericht omdat de oprichters verwachten dat de coöperatie nuttig voor hen
zal zijn. Met andere woorden, de coöperatie creëert waarde voor de oprichters. Vanzelfsprekend
verwachten ook leden dat de coöperatie van waarde voor hen zal zijn. Sterker nog, de leden bepalen
zelf welke waarde de coöperatie probeert te creëren voor haar leden. De leden zelf bepalen immers
wat de coöperatie doet.
Oprichters van een onderneming kiezen juist die ondernemingsvorm die het meeste voordeel en het
minste risico voor hen betekent. In het geval van energiecoöperaties biedt de ondernemingsvorm
coöperatie dus het meeste voordeel aan de oprichters. Dus door enkel een coöperatie als
ondernemingsvorm te kiezen laten de ondernemers de energiecoöperatie al waarde creëren. In
hoofdstuk 2.1 ‘Bedrijfsmodellen’ is beschreven dat de waarde die een onderneming creëert voor de
consument onderdeel is van het bedrijfsmodel van de onderneming. Als de ondernemingsvorm
coöperatie zelf al waarde creëert voor de gebruiker (de oprichters en leden in dit geval), is op deze
manier de ondernemingsvorm coöperatie onderdeel van het bedrijfsmodel. De vraag is nu wat deze
waarde dan precies is.
Hoofdstuk 2.2 ‘De coöperatie als ondernemingsvorm’ maakte duidelijk dat de democratische
besluitvorming en de mogelijkheid om winst te maken de belangrijkste redenen waren voor
oprichters om de coöperatie als ondernemingsvorm te gebruiken. Elke coöperatie, energiegerelateerd of anderzijds, heeft deze aspecten in het
Box 1: Welke implementatie van democratie is succesvol?
waardevoorstel, bewust of onbewust. Maar binnen de
Interessant is de vraag welke implementatie van
wettelijke kaders is er veel variatie mogelijk bij het tot
democratische besluitvorming bij
stand laten komen van de democratische besluitvorming,
energiecoöperaties het meest succesvol is. Het
oftewel de waardecreatie. Zo is bij een kleine coöperatie
doel van dit onderzoek is echter coöperaties te
een raad van commissarissen mogelijk en bij een grotere
informeren over potentieel succesvolle (aspecten
coöperatie ook verplicht. De voornamelijk kleinere
van) bedrijfsmodellen. Dit onderzoek gaat
coöperaties, een categorie waarin vrijwel alle
daarmee de breedte in, niet de diepte. Met
energiecoöperaties vallen, kunnen dus variëren in dit
andere woorden, er worden zo veel mogelijk
democratische aspect. Daarnaast moeten coöperaties ten
verschillende bedrijfsmodellen besproken. De
relevante bedrijfsmodellen worden op hun beurt
minste eenmaal per jaar een algemene ledenvergadering
niet bijzonder diep besproken. Voor het
houden, maar deze frequentie mag ook hoger. Hierdoor
antwoord op de vraag welke implementatie van
kunnen leden vaker meedoen aan besluitvorming.
democratie leidt tot de meest succesvolle
Bovendien wordt de besluitvorming binnen de coöperatie
energiecoöperaties is een statistische benadering
veel transparanter voor de leden. Hierdoor wordt de mate
nodig, welke welke binnen het kader van dit
van democratie of transparantie verbeterd, wat weer een
onderzoek onmogelijk is.
onderdeel is van het bedrijfsmodel.
Andere bedrijfsmodellen
Naast de waarde die de ondernemingsvorm coöperatie creëert voor de leden zijn er ook andere
vormen van waarde bij de energiecoöperaties. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de
redenen die mensen hebben om een energiecoöperatie op te zetten of er lid van te worden. Elzenga
and Schwencke (2014) noemen de volgende redenen voor leden om een energiecoöperatie te
beginnen:
-
de energietransitie versnellen (energiezekerheid, klimaat, milieu);
energiekosten reduceren (energiebesparing);
de lokale economie versterken (werkgelegenheid);
10
-
de lokale gemeenschap versterken (leefbaarheid, sociale cohesie);
meer zeggenschap over de eigen energievoorziening en leefomgeving;
commerciële kansen (de lokale energieniche).
Deze beweegredenen zijn ook gevonden in andere literatuur:
“aspects such as active participation, democracy, and the desire to influence local energy policy
decisions are central motivations for individuals joining an energy cooperative” (Yildiz et al.,
2015)
In deze opsommingen komen overigens niet alleen nieuwe aspecten voor, maar ook het al
genoemde aspect van democratie. Naast deze twee onderzoeken is er ook een uitgebreid onderzoek
gedaan naar de motivatie om een coöperatie op te zetten vanuit financiële (voornamelijk winst),
normatieve (voornamelijk morele/ethische), of hedonische (voornamelijk een gevoel van blijheid
creërende) motieven (Doci and Vasileiadou, 2015). Voornaamste financiële redenen waren het
reduceren van energieproductie- en transactiekosten. Normatieve redenen waren voornamelijk de
bescherming van het milieu en onafhankelijkheid. Hedonische redenen gingen vooral over het
versterken van sociale cohesie. Bij alle onderzochte energiecoöperaties waren de hedonische
motivaties echter veel minder sterk aanwezig dan de financiële en normatieve motivaties. Belangrijk
om hier op te merken is dat dit onderzoek slechts vier energiecoöperaties heeft bekeken, twee in
Nederland en twee in Duitsland.
Het meest uitgebreide onderzoek naar de motieven om een energiecoöperatie op te zetten is
uitgevoerd door Boon and Dieperink (2014). Dit verkennende onderzoek richt zich niet specifiek op
de wensen van potentiële leden van coöperaties, als wel op de gunstige condities voor de oprichting
van coöperaties in het algemeen. Boon and Dieperink (2014) vonden onder andere de volgende
condities:
-
Een sterke aanwezigheid van milieubewustzijn;
De technologie van hernieuwbare energieproductie zorgen voor een onafhankelijkheid van
de gebruikelijke energieleveranciers;
Een mogelijk symbolisch voordeel in de vorm van een ‘groen’ imago;
Een mogelijk symbolisch voordeel in de vorm van sociale cohesie in een gemeenschap;
De afwezigheid van lokale oppositie.
Duidelijk uit de verschillende onderzoeken wordt dat een verlangen naar een duurzamere
energieproductie, onafhankelijkheid van grote energieleveranciers, financiële voordelen
(schaalvoordelen en subsidies), en een democratische besluitvorming, de belangrijkste drijfveren zijn
om een energiecoöperatie te beginnen. Daarnaast komt sociale cohesie of een sterkere lokale
gemeenschap ook voor, een drijfveer die ook in de praktijk vaak wordt genoemd. Het is daarom
opmerkelijk dat in een praktijkonderzoek deze drijfveer minder sterk naar voren kwam (Doci and
Vasileiadou, 2015).
Conclusie
De mogelijkheid om winst te maken en de democratische besluitvorming van energiecoöperaties is
van waarde voor de leden. Hier is bewust voor gekozen door de oprichters en daardoor is het
onderdeel van het bedrijfsmodel van de coöperatie. Dit zijn specifieke waardevoorstellen waar
specifieke manieren van waardecreatie en waarde-toeëigening horen. Dit onderzoek concentreert
zich echter op de bedrijfsmodellen naast de ondernemingsvorm coöperatie. De manieren waarop de
waarde van democratie wordt gecreeërd en hoe het in voordeel wordt omgezet worden hier
daarom niet besproken.
11
De redenen om lid te worden van een energiecoöperatie, naast de ondernemingsvorm zelf, wijzen
naar de waarde die elke energiecoöperatie heeft voor haar leden. Die waarde is echter in abstracte
termen benoemd, zoals onafhankelijkheid, milieubewustzijn, energietransitie, en sociale cohesie.
Elke energiecoöperatie heeft dus haar eigen diensten en producten die aan deze waarden bijdragen.
Deze in de praktijk voorkomende bedrijfsmodellen zullen in het volgende gedeelte worden
besproken.
12
Hoofdstuk 3. De praktijk in Nederland
Om de derde deelvraag te beantwoorden zijn verschillende vertegenwoordigers van
energiecoöperaties en gerelateerde organisaties geïnterviewd. Een overzicht van deze
vertegenwoordigers staat in Tabel 1. Samenvattingen van deze interviews zijn te vinden in
Hoofdstuk 8, bijlage ‘Resultaten interviews’. Uit de interviews zijn een aantal verschillende
bedrijfsmodellen naar voren gekomen. Deze kunnen gecategoriseerd worden aan de hand van de
drie aspecten die een bedrijfsmodel maken, namelijk het waardevoorstel, de manier waarop de
waarde wordt gecreëerd, en de manier waarop de waarde wordt omgezet in opbrengsten.
Hieronder zijn alle gevonden bedrijfsmodellen beschreven, waarbij op deze drie onderdelen van
bedrijfsmodellen wordt geconcentreerd. Een overzicht van alle modellen in tabelvorm zijn te vinden
in de bijlage in Hoofdstuk 8.2, 'Overzicht van de bedrijfsmodellen’.
Tabel 1: een overzicht van de geïnterviewde vertegenwoordigers
Onderneming
Duurzame Energie Unie (DE Unie)
LochemEnergie
Noordelijk Lokaal Duurzaam (NLD)
Spijkerenergie
HOOM
Stadlander
BRES Breda
Contactpersoon
Ram van Erkelens
Tonnie van Tekelenburg
Martijn van Son
Patrick Hoogenbosch
Renske den Exter
Wim van den Bergh
Jan Schouw
Functie
Account Manager
Oprichter en bestuurslid
Marketing and Business Developer
Oprichter
Specialist Lokale Samenwerking
Programmaleider Innovatie
Bestuurslid
3.1 Gangbare bedrijfsmodellen
De meest voorkomende waarde die energiecoöperaties bieden is het verlagen van de
energierekening. Dit kan door de consument simpelweg minder te energie laten gebruiken (oftewel
energiebesparing) of meer zelf lokaal op te laten wekken (vaak met behulp van zonnepanelen).
Daarnaast zijn energiecoöperaties vaak actief om op een groot dak in een buurt een
gemeenschappelijk zonnepark aan te leggen. Tot slot is een energiecoöperatie vaak een
wederverkoper van duurzaam opgewekte energie van een commerciële energieleverancier.
Energiebesparing
De waarde voor bewoners om energie te besparen is evident: een lager energieverbruik. Daarmee
ontstaat er een lagere energierekening en een lagere CO2-uitstoot. Veel besparingsmaatregelen
verhogen daarnaast ook comfort. Zo zorgt betere isolatie of vloerverwarming vaak voor beter of
meer uniform verwarmde ruimtes.
Om consumenten minder energie te laten verbruiken geeft de energiecoöperatie vaak advies over
energiebesparingstechnieken. In de praktijk is er tweedeling te maken in mogelijke
energiebesparingsmaatregelen. Allereerst relatief simpele energiebesparingsmaatregelen zoals het
gebruik van LED-lampen. Sommige coöperaties hebben deze kennis zelf in huis. Deze kunnen
consumenten met bijvoorbeeld een webbased tool al een advies geven over simpele
besparingstechnieken aan de hand van informatie die de consument zelf invult, of het kan via een
persoonlijk gesprek met de consumenten. Er zijn ook voorbeelden van coöperaties die dit nog verder
doortrekken en bijvoorbeeld zelf apparatuur in huis hebben om gebrekkige isolatie op te sporen bij
een woning zoals een warmte-camera. Andere coöperaties verwijzen consumenten door naar
commerciële partijen die vaak meer kennis in huis hebben. Daarnaast zijn er ingewikkelde
maatregelen die vaak bouwkundige aanpassingen aan de woning vereisen. Dit is bijvoorbeeld de
realisatie van spouwmuren. Deze tweede categorie van besparingsmaatregelen is vaak te
ingewikkeld voor energiecoöperaties. Niet alleen kost het veel tijd om de mogelijkheden van deze
13
maatregelen voor een woning te bepalen, ook ontbreekt het vaak bij de energiecoöperaties aan
kennis voor deze relatief ingewikkelde maatregelen.
Als energiecoöperaties actief zijn met de ingewikkeldere, vaak bouwkundige besparingsmaatregelen,
betrekken ze vrijwel altijd professionele partijen. Dit kunnen consultants, installateurs, of
bouwbedrijven zijn. De diensten die de coöperatie in dit geval zelf aanbiedt kunnen heel simpel zijn,
zoals de bewoners meteen doorverwijzen naar de professionele partijen. Maar er zijn ook enkele
coöperaties die verder gaan. Deze vragen bijvoorbeeld, uit naam van de bewoner, verschillende
offertes aan bij verschillende bouwbedrijven. Vaak doen de coöperaties dit bij bouwbedrijven waar
ze goede ervaringen mee hebben, om zo de risico’s voor de bewoner te verminderen. In de praktijk
blijkt dat het overgrote deel van de energiecoöperaties moeite heeft om deze dienst van de grond te
krijgen. Althans, dat vond de netbeheerder Alliander. Alliander zag dat coöperaties veelal weinig
bouwkundige kennis hebben of te weinig manuren tot hun beschikking hebben om deze dienst goed
te kunnen uitvoeren. Daardoor hebben ze moeite om duidelijke offertes aan te vragen en de offertes
te beoordelen. Alliander vond dat er hiermee een gat bleef liggen tussen professionele partijen en
bewoners. Om dit gat te dichten heeft Alliander in 2014 HOOM opgericht. HOOM fungeert als
tussenpersoon tussen bewoners en professionele partijen zoals aannemers. HOOM gebruikt de
energiecoöperatie van een buurt of omgeving om op een informele manier veel bewoners te kunnen
bereiken. In de tijd dat HOOM is opgezet heeft netbeheerder Enexis de organisatie Buurkracht
opgezet. Buurkracht werkt ook samen met energiecoöperaties maar positioneert zich niet
uitdrukkelijk tussen energiecoöperatie of bewoners aan de ene kant en professionele partijen aan de
andere. Meer informatie over Buurkracht is te vinden op hun website1.
De netbeheerders hebben baat bij de
Box 2: HOOM en Buurkracht
energiezuinigheid van woningen. Hoe
Met HOOM kan een energiecoöperatie een veel betere dienst
energiezuiniger een woning, hoe minder
aanbieden aan bewoners. De vraag is alleen in hoeverre het nog
het energienet wordt belast. Zij zien dat er
de dienst van de energiecoöperatie is, als HOOM vrijwel alle
nog heel veel te winnen is qua
taken van de coöperatie overneemt. HOOM is echter afhankelijk
energiebesparing bij bestaande woningen.
van de coöperaties, omdat zij de ‘poort’ naar de buurt zijn.
Om woningen sneller energiezuiniger te
Coöperaties kunnen veel effectiever bewoners bereiken en
daarmee meer huishoudens zover krijgen hun woning te isoleren.
maken zijn de aparte organisaties
Buurkracht en HOOM opgericht. De
Bij de samenwerking met HOOM en/of Buurkracht creëren
doelstelling van deze organisaties is om
energiecoöperaties voornamelijk waarde voor deze organisaties,
woningen sneller energiezuiniger te
namelijk het bereiken van veel bewoners. De waarde voor
maken dan nu gebeurt. Meer specifiek, ze
bewoners, een goed inzicht in mogelijkheden van
zijn opgericht om het gat tussen bewoner
besparingsmaatregelen, wordt voornamelijk gecreëerd door
HOOM/Buurkracht. De manier waarop bewoners worden bereikt
en uitvoerende partij te dichten, waardoor
hangt af van de situatie. De manier waarop de waarde wordt
de implementatie van
omgezet in winst voor de coöperatie hangt af van de afspraken
besparingsmaatregelen sneller gaat.
met HOOM/Buurkracht.
HOOM en Buurkracht proberen samen
met energiecoöperaties bewoners,
Niet onbelangrijk is het verschil tussen HOOM en Buurkracht.
straten, of hele wijken te mobiliseren om
Waar HOOM zich richt op bouwkundige aanpassingen, richt
Buurkracht zich meer op het ontwikkelen van een platform
te kijken naar maatregelen. Daarnaast
waarin bewoners betrokken worden bij het project.
inventariseren ze de technische details
voor de voornamelijk bouwkundige
aanpassingen die mogelijk zijn bij woningen. Met deze details kunnen uitvoerende partijen meteen
offertes opstellen. HOOM voegt aan deze offertes apart een bedrag toe voor hun diensten voordat
1
https://www.buurkracht.nl/
14
de offertes door worden gegeven aan de bewoners. HOOM kan dit ook op straat of wijkniveau doen,
waardoor de kosten per woning dalen. Om dit te realiseren hebben ze echter wel de kennis en de
betrokkenheid van de energiecoöperaties nodig op wijkniveau. Daarom ontvangt de
energiecoöperatie ook een bedrag om communicatie met de wijk mogelijk te maken.
Zonnepanelen
Elk beetje energie dat bewoners zelf opwekken hoeven ze niet te onttrekken aan het elektriciteitsof gasnet. Dit leidt tot dezelfde waarde voor bewoners als energiebesparing, namelijk een lagere
energierekening en lagere CO2-uitstoot. Zonnepanelen collectief inkopen met een energiecoöperatie
kan daarnaast ook financiële voordelen bieden aan de bewoner. Niet elk dak van een woning is
echter geschikt voor zonnepanelen. Energiecoöperaties kunnen nog ook nog veel waarde bieden
voor bewoners met een ongeschikt dak. Coöperaties zijn namelijk veel beter dan individuele
bewoners in staat om grotere zonnepaneelprojecten te realiseren. Met deze projecten kunnen
bewoners alsnog (deels) de voordelen genieten van zonnepanelen. In de postcoderoosregeling (ook
wel bekend als Regeling Verlaagd Tarief)2 bijvoorbeeld, kan een energiecoöperatie subsidie krijgen
om een zonnepanelendak aan te leggen. Bewoners die in het postcodegebied wonen waar dit dak
zich bevindt, of die in de aanliggende postcodegebieden wonen, kunnen mee doen. Deze bewoners
krijgen korting op de energiebelasting die zij betalen over hun eigen energieverbruik. Deze korting
wordt geëffend per kilowattuur, het aantal kilowattuur is afhankelijk van de opbrengst van het
zonnepanelendak. Energiecoöperaties kunnen ook zelf een zonnepanelendak aanleggen en de
energie verkopen aan een energieleverancier. De opbrengsten kunnen dan worden uitgekeerd aan
de bewoners als een rendement op een investering.
De manier waarop energiecoöperaties beide vormen, zonnepanelen op eigen dak en grotere
zonnepaneelprojecten, realiseren zijn legio. Voor deskundig advies voor bewoners die zonnepanelen
op eigen dak willen wijst de coöperatie de bewoner vaak door naar commerciële partijen die de
benodigde kennis in huis hebben. Coöperaties kunnen wel een initiatief starten om met een straat of
wijk of gemeente collectief zonnepanelen in te kopen en daarmee per zonnepaneel goedkoper uit te
zijn. Energiecoöperaties kunnen ook van waarde zijn voor bewoners wanneer zij als professionele
partij in gesprek gaan met woningcorporaties om op huurwoningen zonnepanelen te leggen. In de
praktijk zijn de marges voor zonnepanelen op eigen dak klein. Bovendien is dit een eenmalige
service die de coöperatie kan bieden.
Bij de grotere zonnepaneelprojecten waarbij een groot dak of een ‘weide’ wordt gebruikt zijn de
mogelijkheden zeer divers wat betreft financiering. Zoals gezegd kan bij de postcoderoos subsidie
worden aangevraagd. Ook de Stimulering Duurzame Energieproductie3 van de nationale overheid
kan financiering betekenen voor grotere projecten. Daarnaast kunnen energiecoöperaties
verschillende vormen van crowdfunding opzetten onder bewoners, zoals geldGROENwassen4,
BoerZoektBuur5, of OpaenOmazon6 . Zonnepanelen op grote daken kunnen ook individueel direct
verkocht worden aan bewoners. De energiecoöperatie kan dan het onderhoud en dergelijke op zich
nemen.
2
http://www.hieropgewekt.nl/dossiers/750/verlaagd-tarief
http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/stimulering-duurzame-energieproductie-sde
4
http://www.geldgroenwassen.nu/
5
http://www.boerzoektbuur.nl/
6
http://opaenomazon.nl/
3
15
Wederverkoop energie
Een andere manier waarop energiecoöperaties waarde bieden aan consumenten is als
wederverkoper van duurzaam opgewekte energie. De waarde voor de consument is niet zozeer dat
de consument dan duurzaam opgewekte energie verbruikt, dat kan immers ook makkelijk buiten de
coöperatie bij een aantal commerciële energieleveranciers. De waarde zit hem in het feit dat de
besluitvorming bij de coöperatie democratisch is in tegenstelling tot bij een commerciële partij.
Daarnaast kan de coöperatie collectief soms goedkoper energie inkopen dan individuele
consumenten. De coöperatie verdient aan deze service middels een vergoeding van de
energieleverancier voor elke nieuwe klant. Dit kan ook in de vorm van een periodieke vergoeding of
een vergoeding per hoeveelheid afgenomen energie. Dit betekent een constante inkomstenbron
voor de coöperatie. In de praktijk is deze vergoeding echter heel laag. De vergoeding wordt immers
betaald van de inkomsten die de energieleverancier krijgt uit de betaling van de consument. Als de
energieleverancier een hogere vergoeding gaat geven aan de coöperatie, zal de energierekening van
de consument mee moeten stijgen. Het wordt dan weer aantrekkelijker voor de consument om
individueel energie af te nemen in plaats van via de coöperatie. Bovendien is de waarde van de
energiecoöperatie als wederverkoper niet heel groot. Het enige wat de coöperatie bepaalt is wie de
commerciële partij is en wat voor energie er geleverd wordt. Hierdoor blijft de vergoeding voor de
coöperatie in de praktijk heel laag en kan deze dienst van de coöperatie vrijwel nooit zorgen voor
een aanzienlijke inkomstenbron.
Een nieuwe ontwikkeling bij de rol van coöperatie als wederverkoper is de oprichting van
energiecoöperaties met leveranciersvergunning. De twee voornaamste voorbeelden hiervoor zijn de
Duurzame Energie Unie (DE Unie) en Noordelijk Lokaal Duurzaam Energie (NLD Energie). DE Unie is
een coöperatie opgericht door de coöperaties TexelEnergie en Windunie en stichting Urgenda.
Andere energiecoöperaties kunnen ook lid worden van DE Unie om deel te nemen aan de
besluitvorming binnen DE Unie. Energiecoöperaties kunnen ook zonder lid te worden van DE Unie
energie wederverkopen aan bewoners. NLD Energie is ook een coöperatie en is opgericht door drie
koepel-energiecoöperaties, namelijk Ús Koöperaasje van Friesland, Drentse Kei van Drenthe, en
GrEK van Groningen. Deze koepelcoöperaties bestaan weer uit de individuele energiecoöperaties
van de respectievelijke provincies. Individuele energiecoöperaties kunnen dus niet lid worden van
NLD Energie, maar wel van één van de drie koepelcoöperaties. Ook kunnen de individuele
energiecoöperaties energie wederverkopen aan bewoners zonder lid te worden van één van de
koepelcoöperaties.
Ook in de constructies met DE Unie en NLD Energie zijn individuele energiecoöperaties nog steeds
wederverkoper van een andere partij, de energieleverancier. Deze leverancier (namelijk DE Unie of
NLD Energie) is echter ook een coöperatie. Als de energiecoöperatie lid is van deze DE Unie of van
één van de drie provinciekoepels, dan hebben de energiecoöperaties, en daarmee de individuele
leden van de energiecoöperaties, dus ook inspraak in de bedrijfsvoering van de energieleverancier.
Het democratische aspect, en daarmee de waarde voor de bewoner, wordt hierdoor aanzienlijk
groter. Zowel DE Unie als NLD Energie zien dit bedrijfsmodel, de wederverkoop van energie van de
coöperatieve energieleveranciers, als belangrijkste bedrijfsmodel voor de individuele
energiecoöperaties.
Conclusie
Energiebesparing, zelf energie opwekken met voornamelijk zonnepanelen, en wederverkoop van
energie zijn de drie meest voorkomende activiteiten van energiecoöperaties. Deze drie
basisdiensten worden door vrijwel alle energiecoöperaties aangeboden aan bewoners van de wijk,
buurt, of gemeente. Het zijn dus beproefde concepten die bedrijfskundig gezien vol te houden zijn
16
door coöperaties die voornamelijk draaien op vrijwillige arbeidskrachten. Het is echter ook gebleken
dat deze bedrijfsmodellen de afgelopen acht jaar maar op zeer beperkte schaal hebben bijgedragen
aan de groei en de doelstelling van de energiecoöperaties, het bewerkstelligen of versnellen van de
energietransitie.
De ontwikkelingen van coöperatieve
Box 3: De uitzondering, GrunnegerPower en TexelEnergie
energieleveranciers en organisaties als HOOM
Op elke regel zijn natuurlijk uitzonderingen, zo ook op de lage
en Buurkracht bieden mogelijkheden binnen
groei van energiecoöperaties. GrunnegerPower en TexelEnergie
deze bestaande bedrijfsmodellen. Zonder deze
steken qua ledenaantallen met kop en schouders boven de rest
nieuwe ontwikkelingen blijven mogelijkheden
uit. Beide zijn zodanig van grootte dat ze, samen met andere
om te professionaliseren, door bijvoorbeeld
partijen, een leveringsvergunning hebben gekregen
mensen in vaste dienst te nemen, bijzonder
(respectievelijk voor NLD Energie en DE Unie). De reden dat
beperkt. Juist alternatieve bedrijfsmodellen zijn
deze coöperaties zo veel groter zijn heeft niets te maken met
bedrijfsmodellen, want ook zij gebruiken dezelfde
daarom interessant, omdat deze wellicht
bedrijfsmodellen als alle andere coöperaties. Bij TexelEnergie
kunnen leiden tot sterkere organisaties.
De inherente waarde van coöperaties voor
leden, namelijk de mogelijkheid om de
activiteiten van de coöperatie mede te bepalen,
moet niet onderschat worden. De literatuur (zie
paragraaf ‘Andere bedrijfsmodellen’ in
hoofdstuk 2.3) doet lijken alsof de sociale
component naar de achtergrond verschuift ten
gunste van de duurzaamheidsaspecten. Uit de
gesprekken die voor dit onderzoek zijn gevoerd
blijkt dat veel coöperaties juist de nadruk
leggen op de sociale component. Zo draagt NLD
Energie voornamelijk de boodschap uit de ze
een coöperatie is, waar de leden bepalen wat
er gebeurt. Dat is voor hen nog belangrijker dan
de boodschap over duurzame energie. Uit alle
gesprekken blijkt dat heel veel coöperaties deze
boodschap uitdragen. De coöperaties, oftewel
de leden ervan, vinden het belangrijk dat
activiteiten binnen de coöperatie op een
participatieve manier worden uitgevoerd, dóór
én voor de leden, in plaats van enkel voor de
leden. Die manier van werken is heel waardevol
voor de leden.
heeft meegespeeld dat Texel een eiland is, waar sowieso een
grote cohesie is onder de bewoners. In hun eigen woorden “als
een bewoner van Texel een oude DVD-speler wil verkopen en hij
kan er in Den Helder er de helft meer voor krijgen dan in Den
Burg, zal hij hem alsnog in Den Burg verkopen”. Een ander
voorbeeld was de veerdienst van Texel. Toen deze een
coöperatie werd waren de aandelen onder de bewoners zo
populair dat veel bewoners teleurgesteld moesten worden. Bij
GrunnegerPower is het iets ingewikkelder. Zij waren al sinds
het begin een wederverkoper van energie, maar dan onder een
zogenaamde ‘white label’-constructie. Deze hield in dat de
coöperatie zichzelf de leverancier mocht noemen, terwijl ze dit
in feite niet was. De echte leverancier, Trianel, ging in 2012
failliet. Maar voor die tijd had GrunnegerPower wel al een
aanzienlijke hoeveelheid klanten gekregen juist doordat zij
zichzelf de leverancier mochten noemen. Sinds het faillissement
van Trianel zijn de ‘white label’-constructies niet meer
toegestaan. Hierdoor kunnen andere coöperaties dus niet meer
op diezelfde manier een snelle groei doormaken (en is in Noord
Nederland NLD Energie opgericht).
Beide energiecoöperaties zeggen echter dat de achtergrond
van de coöperatie niet de enige reden is dat zij zoveel groter
zijn dan andere coöperaties. Onder andere een sterk
bedrijfsmatig inzicht heeft deze coöperaties geholpen om groot
te worden.
3.2 Alternatieve bedrijfsmodellen
In dit hoofdstuk moet meteen gezegd worden dat alternatieve bedrijfsmodellen niet makkelijk te
vinden zijn bij de energiecoöperaties. De bedrijfsmodellen die gevonden worden, zijn vaak aanwezig
bij slechts enkele energiecoöperaties, als het er al meer dan één zijn. Organisaties die regelmatig
met energiecoöperaties samenwerken en daarmee vanuit een ander perspectief maar toch met
kennis naar energiecoöperaties kunnen kijken, hebben ook interessante opties aangedragen.
17
Coöperatiekaart
Rijn en IJssel Energie in de regio Arnhem heeft een coöperatiekaart gecreëerd. Leden en klanten van
de energiecoöperatie gebruiken de kaart bij lokale energiebewuste of anderzijds duurzame winkels.
Deze winkels geven een korting aan de klant. Hetzelfde kortingsbedrag wordt ook afgedragen aan de
energiecoöperatie. De korting die de klanten krijgen wordt niet direct verrekend, maar wordt
gegeven in de vorm van spaarpunten. Deze spaarpunten kunnen ingewisseld worden bij dezelfde
winkeliers. De waarde voor de gebruikers is simpel, korting op producten bij de aangesloten
winkeliers. Daarnaast wordt de coöperatie gesteund, wat voor leden van de coöperatie ook waarde
heeft. De winkeliers staan weliswaar een gedeelte van hun omzet af, maar het idee is dat ze meer
erkenning krijgen voor hun duurzame beleid en daarmee een grotere naamsbekendheid.
Elektrische auto's
De Gelderse energiecoöperatie LochemEnergie is sinds anderhalf jaar bezig met de verhuur van
elektrische auto's. De waarde voor bewoners van Lochem bestaat uit verschillende componenten.
Allereerst kunnen bewoners nu een auto gebruiken wanneer ze dat willen, zonder de vaste kosten te
hebben van een auto in de tijd dat ze de auto niet gebruiken. Daarnaast vinden veel bewoners
elektrische auto's duurzamer dan auto's met een verbrandingsmotor. De elektrische auto's zijn op
verschillende plekken, o.a. in samenwerking met de gemeente, op te halen en terug te brengen.
Het doel van LochemEnergie is bewoners over te halen om op termijn bijvoorbeeld een 2e eigen
auto af te schaffen. Om dit te bewerkstelligen moet vrijwel alles wat een tweede auto betekent voor
een gebruiker ook in de elektrische auto zitten. Om aan die eis te voldoen heeft LochemEnergie het
concept 'adopteer een elektrische auto' ingezet, waarmee een enkele groep van verschillende
gebruikers en eigen elektrische auto tot haar beschikking heeft. De kosten van een tweede auto
worden nu gedeeld door een groep gebruikers in plaats van een enkele gebruiker, terwijl de auto
meestal nog net zo vaak door elke gebruiker gebruikt kan worden.
LochemEnergie vraagt geld voor elk dagdeel dat de auto is gebruikt. Volgens de initiatiefnemer is het
project goed op weg om in 2020 rendabel te kunnen opereren, inclusief één of twee fte voor de
administratie. De verwachting is dat als het in Lochem kan, het dan ook overal kan. De
initiatiefnemer noemde enkele hulpmiddelen waarmee het project een succes geworden is.
Continue communicatie met de bewoners is heel belangrijk. De bewoners moeten niet alleen weten
dat er een deelauto in hun buurt staat, maar de bewoners moeten ook een goede gunfactor hebben
jegens de deelauto of energiecoöperatie. Medewerking van lokale overheden is belangrijk, zoals bij
elk initiatief van energiecoöperaties. Ook medewerking van commerciële partijen zoals
energieleveranciers of netbeheerders is bijzonder nuttig. Netbeheerders (en soms ook
energieleveranciers) zijn bijvoorbeeld erg geïnteresseerd in de effecten van het laden van elektrische
auto's op hun elektriciteitsnet. Deze interesse vertaalt zich vaak in projecten om hier mee te
experimenteren. Zo is ook LochemEnergie begonnen begin 2014. Deze samenwerking met
commerciële partijen kan daarnaast erg helpen bij de professionalisering van het bedrijfsmodel of de
energiecoöperatie in het algemeen.
Windenergie
Windenergie is een schijnbare logische stap voor energiecoöperaties, maar in de praktijk wagen
maar heel weinig coöperaties zich hieraan. Bij energiecoöperaties die in windenergie stappen
worden de kosten van de windmolens betaald door bijdragen van leden, subsidies zoals SDE+, en
een lening bij een bank. De leden of de coöperatie wordt eigenaar van de windmolen en betaalt
rente aan de bank en een rendement aan de leden die hebben geïnvesteerd. In tegenstelling tot
zonnepanelen zijn er voor windmolens geen regelingen zoals de postcoderoos. Dit betekent dat de
18
bewoners die hebben geïnvesteerd in de windmolen geen korting kunnen krijgen op hun eigen
verbruik. De geproduceerde energie wordt altijd volledig verkocht aan energieleveranciers. Via deze
energieleveranciers kunnen de eigenaren van de windmolen weer energie afnemen.
De waarde voor de leden van de coöperatie is tweeledig. Ten eerste dragen de leden bij aan een
duurzamere energievoorziening en ten tweede krijgen ze een rendement op een investering. Dit
rendement kan fluctueren, afhankelijk van de windopbrengst. Het rendement wordt bepaald door
de eigenaar van de windmolen, de coöperatie, en ligt meestal tussen de 5% en de 7%. De coöperatie
kan ervoor kiezen om een gedeelte van de winst in de coöperatie te houden om daarmee nieuwe
projecten te financieren. Voor coöperaties kunnen windmolens dus een stabiele inkomstenbron
betekenen.
Box 4: Waarom zo weinig wind bij energiecoöperaties?
Voorbeelden van energiecoöperaties die
aan windenergie doen zijn BRES Breda en
WindpowerNijmegen. Bij BRES Breda heeft
de investering van leden heeft een
rendement van 7%. BRES Breda houdt daar
1% van, waarmee de coöperatie dus een
stabiele inkomstenbron genereert. Bij
WindpowerNijmegen heeft de investering
van leden ook een rendement van 7%,
welke volledig naar de leden gaat. Als
opbrengsten uit de energieverkoop echter
boven de ‘kosten’ van het rendement
komen, houdt de coöperatie deze extra
winst zelf. De inkomstenbron is hierdoor
iets minder stabiel dan bij het model van
BRES Breda. Het rendement op de
investering van het lid, en daarmee de
aantrekkelijkheid, is iets groter.
De ontwikkeling van een windpark is
zodanig ingewikkeld dat in de praktijk maar
heel weinig energiecoöperaties hieraan
kunnen beginnen. Hiernaast in Box 4 is hier
meer over te lezen.
De vraag rijst waarom niet elke energiecoöperatie zich aan
windenergie waagt. De voordelen zijn duidelijk: wind is per MW
veel goedkoper dan zon, en neemt veel minder ruimte in. BRES
Breda en WindpowerNijmegen hebben beide een simpel
antwoord: de realisatie van windenergie is bijzonder complex.
Beide coöperaties hebben dan ook initiatiefnemers met
professionele ervaring in het realiseren van windparken.
Daarnaast is vaak de projectontwikkeling een zogenaamde dealbreaker. De kosten die de ontwikkeling van een project met zich
mee brengt, zonder dat er überhaupt windmolens bij komen
kijken, zijn zo risicovol en hoog dat maar weinig investeerders
hieraan willen beginnen. In het geval van BRES Breda en
WindpowerNijmegen was dit al (deels) gedaan door andere
partijen voordat de coöperaties überhaupt om de hoek kwamen
kijken. Zonder deze voordelige startcondities waren ook deze
windparken er waarschijnlijk niet geweest. Dit wijst meteen
naar de condities die (waarschijnlijk) nodig zijn bij
energiecoöperaties om met windenergie te beginnen: voldoende
expertise binnen de coöperatie zelf; en een project dat al
ontwikkeld is of de aanwezigheid van een partij die de
ontwikkeling wil doen of bekostigen. Energiecoöperaties die niet
aan deze condities voldoen kunnen deze condities wellicht zelf
creëren. Dit kan bijvoorbeeld door middel van samenwerking
met andere coöperaties die de expertise wel hebben en het
vinden van partijen die bereid zijn om samen het project te
ontwikkelen.
Warmte
Verschillende initiatieven houden zich bezig met het realiseren van warmtenetten. Samen met
netbeheerder Alliander is MeerEnergie.Amsterdam op dit moment (2015) de mogelijkheden aan het
onderzoeken om warmte te onttrekken van een nabijgelegen ijsbaan7. De waarde voor de
consument is simpel, er hoeft veel minder gas gestookt te worden. Er worden voornamelijk drie
voordelen aan toegeschreven: er hoeft minder CO2 uitgestoten te worden; de afhankelijkheid van
geïmporteerd gas uit het buitenland wordt minder; en er hoeft minder gas uit Groningen gepompt
te worden8.
7
http://www.meerenergie.amsterdam/
In de woorden die op de hoofdpagina van MeerEnergie.Amsterdam staan: "Zodat we minder kwetsbaar zijn
voor Poetin-gas, Groningse aardbevingen of een falend CO2-beleid!"
8
19
Een warmtenet is een fysiek netwerk dat vaak
Box 5: Meerenergie.Amsterdam
nieuw moet worden aangelegd op dezelfde manier
Bewoners van woningen die niet zijn aangesloten op
als water-, gas-, en elektriciteitsnetwerken. De
een warmtenet betalen voor het gas dat ze
bron van warmte is vaak industrie of landbouw. De
gebruiken om hun woningen te verwarmen.
warmte die zij produceren wordt overgenomen
Daarnaast betaalt een ijsbaan om de warmte aan de
door het warmtenet en naar woningen geleid.
lucht kwijt te raken. Bij de nieuwe situatie met
Warmtenetten zijn niet nieuw in Nederland. Enkele
Meerenergie.Amsterdam wordt dit hetzelfde
worden al door energiecoöperaties beheerd, zoals
product. De financiële winst zit hem dus in het maar
het warmtenet in Culemborg door ThermoBello.
één keer maken van het product, de warmte. De
Deze al bestaande warmtenetten zijn vaak echter
verwachting is nu dat de ijsbaan in Amsterdam
jaren geleden al aangelegd door een publieke of
genoeg warmte produceert om 400 woningen van
warmte te voorzien. De woningen betalen voor de
commerciële partij, waarna ze zijn overgenomen
warmte die ze krijgen, net zoals ze zouden betalen
door een coöperatie op het moment dat de
voor het gas wat ze normaliter afnemen. De ijsbaan
originele partij van het warmtenet af wilde.
blijft betalen om van hun warmte af te komen. De
MeerEnergie.Amsterdam is een nieuwe coöperatie
investering is echter wel relatief hoog, er moet
die zelf met Alliander een netwerk gaat aanleggen.
namelijk een nieuw netwerk aangelegd worden,
Naast het project in Amsterdam is het
naast dat van het gas, water, en licht. Alliander
Programmabureau Warmte Koude Zuid-Holland
verwacht dat in dit geval de investering rendabel is
samen met de Rijksdienst voor Ondernemend
als er minstens 200 woningen daadwerkelijk warmte
Nederland bezig om business cases voor
afnemen.
warmtenetten in Zuid-Holland te ontwikkelen. Zo ontwikkelt Warmte Koude Zuid-Holland de
warmterotonde9. Hierop kunnen onder andere toekomstige lokale warmtenetten worden
aangesloten. Een aanzienlijk deel van het potentiële werk van een energiecoöperatie, het vinden van
warmtebronnen en het aanleggen van een deel van de infrastructuur, wordt daarmee al gedaan. De
RVO en Warmte Koude Zuid-Holland ontwikkelen op dit moment een rekenkundig model voor
warmtenetten. Andere organisaties, zoals energiecoöperaties, kunnen hiermee kijken of een lokaal
warmtenetproject rendabel kan zijn.
Verbreding naar andere activiteiten behalve energie
Dit model is gestoeld op het idee dat energiecoöperaties als lokale burgerinitiatieven in de toekomst
niet genoeg waarde kunnen bieden aan de leden en potentiële leden van de coöperatie. Om de
rationale achter dit idee te begrijpen wordt hieronder eerst de huidige situatie en verwachte
technologische ontwikkelingen uitgelegd. Daarna wordt uitgelegd tegen welk probleem
energiecoöperaties mogelijkerwijs door deze ontwikkelingen aan gaan lopen. Tot slot wordt een
mogelijke oplossing aangedragen, namelijk de verbreding naar andere activiteiten naast energie.
Achtergrond
De waarde van energiecoöperaties is veelal tweeledig. Aan de ene kant zorgen ze voor vermindering
van energievraag en verduurzaming van de energieproductie, aan de andere kant zorgen ze voor
meer participatie en meer besluitvorming door burgers, beide op lokaal niveau. Voor consumenten
of bewoners zijn de vermindering van energievraag en verduurzaming van energieproductie nu nog
een belangrijke redenen om lid te worden van energiecoöperaties. Dit is immers een nog relatief
onontwikkelde markt. Zeker als wordt gekeken naar de grote energieleveranciers in Nederland waar
nog het overgrote deel van de bevolking haar energie afneemt. Deze energieleveranciers doen
relatief weinig aan vergroening van de energieproductie of de reductie van de energievraag van hun
klanten. Er zijn mensen die verwachten dat dit niet lang een gat in de markt blijft. Zo is de trend
richting duurzamere energieproductie al een aantal jaren gaande en lijkt deze niet op te houden.
9
http://warmopweg.nl/programma/warmterotonde/
20
Deze trend lijkt zich eerder te versterken, zeker met het oog op bijvoorbeeld de gewonnen
rechtszaak van Urgenda tegen de Staat, waarin de rechter bepaalde dat de Staat verzuimt in haar
zorgplicht jegens de Nederlandse bevolking wat betreft de reductie van uitstoten van
broeikasgassen (Rechtbank Den Haag, 2015).
Technologische ontwikkelingen
Duurzame energiebronnen kunnen Nederland en Europa op termijn van voldoende energie
voorzien. Het probleem op dit moment is het moment waarop de meeste duurzaam opgewekte
energie wordt geproduceerd. Dit is namelijk overdag, als de zon het felst schijnt en er de meeste
wind is. Zon- en windproductie kunnen niet in voldoende energie voorzien op het piekmoment 's
avonds wanneer de zon niet schijnt10. Een technisch logische oplossing is om elektriciteit op te slaan
op het moment dat deze energie voorradig is (overdag). Dan kan het piekmoment van energievraag
putten uit de opslag die overdag is aangevuld. Op dit moment is energieopslag niet rendabel. De
technologie van opslag is te duur en energie is te goedkoop.
Een belangrijke manier waarop de reductie in uitstoot van broeikasgassen gerealiseerd kan worden
is door de sluiting van de kolencentrales in Nederland (Energieproductie is de grootste bron van
broeikasgasuitstoot van Nederland, en binnen energieproductie zijn de kolen- en gascentrales de
grootste uitstoters). Door hun hoge uitstoot komen kolencentrales op dit moment al steeds meer ter
discussie te staan11. Een gevolg van de sluiting van de kolencentrales is dat energie duurder zou
kunnen worden, waardoor de business case voor opslag al wat beter wordt.
Opslag van energie zelf wordt ook goedkoper in de
toekomst. De ontwikkelingen op dat gebied gaan hard.
Een heel concreet voorbeeld is Tesla Motors. Dit bedrijf
verkoopt sinds 2015 lokale opslag van energie, in de
vorm van een accu, aan consumenten. Tesla is niet de
eerste die lokale opslag aan consumenten biedt. Maar
zoals gezegd, de business case voor die opslag is voor
consumenten eigenlijk nog helemaal niet rendabel.
Dankzij de bouw van een nieuwe productielocatie voor
batterijen verwacht Tesla echter dat ze in 2020
batterijen kunnen produceren met 30% minder kosten
dan nu gebeurt. Opslag wordt dan opeens een stuk
goedkoper.
Goedkopere opslag en duurdere energie kan ertoe
leiden dat de opslag van energie rendabel wordt ten
opzichte van kolencentrales waar geen subsidie meer op
zit. Dit zou kunnen leiden tot een grote verschuiving.
Box 6: de Gigafactory
De nieuwe fabriek van Tesla zal het op 1 na
grootste gebouw van de wereld worden en
heeft de toepasselijke naam ‘Gigafactory’
gekregen. Deze fabriek is nodig om aan de
toekomstige vraag naar batterijen te voldoen.
Met de toekomstige Model 3 auto van Tesla en
het steeds rendabeler worden van
energieopslag in batterijen, verwacht de
fabrikant namelijk dat deze vraag sterk zal
stijgen. Door batterijen in deze, op dit moment
ongekende, hoeveelheden de produceren
verwacht Tesla een kostenreductie van 30%
ten opzichte van de huidige productiekosten
van batterijen.
Het probleem
In deze hypothetische situatie verdwijnt de subsidie op kolencentrales of verdwijnen deze centrales
als geheel. Energie wordt hierdoor duurder. Tegelijkertijd wordt de opslag van energie door middel
van batterijen goedkoper. De drie grootste energieproducenten in Nederland kunnen met de
combinatie van hernieuwbare energiebronnen en opslag van energie een elektriciteitsvermogen
10
http://www.trouw.nl/tr/nl/4332/Groen/article/detail/4192972/2015/11/23/Sluiten-kolencentralesverkeerde-beslissing.dhtml
11
http://static1.trouw.nl/static/asset/2015/Tekst_brief_kolencentrales_Rotmans_etal_12747.pdf
21
aanbieden wat de piekvraag kan verwerken. Sterker nog, door de prijsveranderingen is dit de
goedkoopste optie. De grote energieproducenten gaan daarom wellicht overschakelen op deze
combinatie van hernieuwbare bronnen en opslag. Deze drie grootste producenten bedienen in
Nederland op dit moment samen 79% van de markt (Autoriteit Consument & Markt, 2015). Dit
betekent dat zij duurzame energie en opslag op zo’n schaal gaan aanbieden dat zij dit goedkoper
kunnen dan kleinere spelers, zoals energiecoöperaties.
Alle bedrijfsmodellen die in dit hoofdstuk genoemd zijn
Box 7: Ook elektrische auto's?
die gebruik maken van de productie of levering van
Niet alleen de elektriciteitsvoorziening door
duurzame energie komen bij energiecoöperaties onder
energiecoöperaties komt onder druk te
druk te staan. Dit zijn tegelijkertijd vaak modellen die een
staan door technologische en politieke
grote en stabiele inkomstenbron voor energiecoöperaties
ontwikkelingen. Ook het model van
kunnen betekenen, zoals de wederverkoop van energie
elektrische auto’s loopt gevaar. Voor een
en de aanleg of exploitatie van postcoderoosprojecten,
niet al te verre toekomst wordt namelijk
windenergie, of warmtenetten. Bij deze modellen bood
voorspeld dat elektrische en zelfrijdende
de energiecoöperatie immers een duurzaam alternatief
taxi’s zó goedkoop en makkelijk worden dat
aan bewoners of leden. Dat kan nu goedkoper bij de
deze vorm wordt verkozen boven zelf in een
grote energieproducenten. Alleen het feit dat
eigen auto rijden. Het gevaar voor
energiecoöperaties is dat er veel wordt
energiecoöperaties zorgen voor lokale participatie en
verwacht van grote bedrijven zoals Tesla,
democratie heeft dan nog waarde. De vraag is hoeveel
Google, Uber, General Motors, en Lyft. Deze
Nederlanders daarvoor een hogere energierekening voor
spelers kunnen waarschijnlijk, net als
willen betalen.
elektriciteit bij de energieleveranciers, deze
dienst veel goedkoper aanbieden dan
energiecoöperaties.
De oplossing
Wanneer een aanzienlijk deel van de inkomstenbronnen
van energiecoöperaties komt onder druk te staan, is een
optie om als energiecoöperatie te diversifiëren naar andere takken naast energieproductie of –
levering. Voorbeelden zijn zorg en afval. Zo zijn er in Nederland veel wijk- of buurtinitiatieven die
niet over energie gaan. Een aantal mondt ook daadwerkelijk uit in coöperaties of bv’s. Vrijwel geen
enkel initiatief doet dat in samenwerking met een energiecoöperatie. In Arnhem heeft het energieinitiatief SpijkerEnergie een zonnepaneelproject gerealiseerd op een groot dak in de wijk het
Spijkerkwartier12. De initiatiefnemers hebben gemerkt dat er echter behoefte is aan meer
wijkactiviteiten naast enkel energie. De initiatiefnemers zien graag dat bewoners actief participeren
in wijkaangelegenheden. Ze hebben daarom aan de hand van de wensen van de bewoners enkele
projecten opgezet. In deze projecten gaan de bewoners zelf aan de slag om het project
daadwerkelijk van de grond te krijgen. Op deze manier is dit jaar een groenbedrijf van start gegaan
dat samen met leerlingen van de lokale basisschool het groen van de wijk bijhoudt. Er is ook een zo
duurzaam mogelijke bakkerij in oprichting. Op dit moment is echter nog onduidelijk of deze
projecten onder één paraplu zouden kunnen vallen. Ook is onduidelijk of deze paraplu dan de vorm
van een coöperatie zou hebben. De initiatiefnemers zeggen namelijk dat de rechtsvorm coöperatie,
maar ook andere rechtsvormen, niet ideaal zijn voor hun initiatief.
De ontwikkeling van een wijkcoöperatie waarin ook energie wordt behandeld klinkt interessant.
Praktijkvoorbeelden hiervan zijn helaas dus bijzonder schaars. Of dit een levensvatbare weg voor
energiecoöperaties is, is daarom onduidelijk. Aan de andere kant, gezien de trage groei van
energiecoöperaties die zich enkel met de conventionele bedrijfsmodellen bezighouden, is deze
12
http://www.spijkerenergie.nl/
22
verbreding van activiteiten voorbij enkel energie misschien wel de enige manier om in te toekomst
te overleven.
Conclusie
De alternatieve bedrijfsmodellen in dit hoofdstuk worden in zeer beperkte mate gebruikt bij
energiecoöperaties. Bij de genoemde energiecoöperaties worden ze echter wel met succes gebruikt.
Belangrijk voor succes is dat bedrijfsmodellen een redelijk doorlopende inkomstenbron
teweegbrengen. Afgezien van de coöperatiekaart zijn deze inkomsten ook aanzienlijk. Hiermee
ontstaan er veel meer financiële zekerheden en mogelijkheden.
Vermoedelijk is niet elk bedrijfsmodel voor elke coöperatie of elke buurt geschikt. Over het
algemeen zijn voor deze alternatieve modellen namelijk aanzienlijke investeringen nodig, soms
gepaard met lange ontwikkeltrajecten. De verhuur van elektrische auto’s is wat dit betreft nog het
meest laagdrempelig, maar staat tegelijkertijd ook wat verder weg van de originele missie van
energiecoöperaties. Warmte en wind zijn een stuk ingewikkelder. Het ontwikkelen van
warmtenetten wordt vrijwel niet meer gedaan door commerciële partijen. Het zijn voornamelijk
lokale overheden of semi-publieke organisaties zoals netbeheerders die dit in de praktijk oppakken.
Dit zijn dus belangrijke aanspreekpunten voor energiecoöperaties. Voor wind is het zeer complexe
ontwikkeltraject en de hoge investeringen de drempel. Hoewel het bestuur van de coöperatie
uiteindelijk niet zelf voor het windpark betaalt, dat zijn immers de leden en andere investeerders
zoals banken, is het vaak wel betrokken bij het complexe ontwikkeltraject. Hiervoor is expertise
nodig.
Ondanks de problemen zien veel initiatiefnemers juist de mogelijkheden bij deze bedrijfsmodellen.
Zo zijn er daadwerkelijk steeds meer coöperaties die zich met warmtenetten bezighouden. Ook
werken de coöperaties die met wind bezig zijn, zoals BRES Breda en WindpowerNijmegen, nu al aan
nieuwe windprojecten. In de woorden van een initiatiefnemer van LochemEnergie over elektrische
auto’s: “als het hier kan, kan het overal”.
23
Hoofdstuk 4. Niet in de Nederlandse praktijk
Voor de laatste deelvraag wordt weer in de theorie gekeken naar daar geopperde bedrijfsmodellen.
Degene die niet in de praktijk zijn gevonden worden vervolgens hier genoemd. Er zijn de afgelopen
jaren verschillende onderzoeken naar energiecoöperaties gepubliceerd. Het betrof vrijwel altijd
energiecoöperaties in Duitsland of Nederland. De eerste onderzoeken beschreven voornamelijk wat
energiecoöperaties eigenlijk waren (Seyfang et al., 2013; Boon and Dieperink, 2014). Sommigen
daarvan concludeerden dat energiecoöperaties alle kenmerken bezaten om succesvol door te
breken op de energiemarkt (Doci et al., 2015; Hufen and Koppenjan, 2015). Anderen onderzoeken
beschreven de verschillende manieren waarop bewoners de coöperaties konden financieren
(Seyfang et al., 2014; Yildiz, 2014; Doci and Vasileiadou, 2015). Geen van deze onderzoeken
beschrijven mogelijke bedrijfsmodellen voor energiecoöperaties. Een verklaring is voor de hand
liggend. Deze onderzoeken bekijken huidige energiecoöperaties en beschrijven deze. De enige
bedrijfsmodellen die de onderzoekers tegenkomen zijn daarom modellen die al bestaan en door
energiecoöperaties gebruikt worden. Daarnaast richten zij zich voornamelijk op gevestigde en
succesvolle coöperaties, zoals GrunnegerPower, Texel Energie, Lochem Energie en ThermoBello. De
bedrijfsmodellen hiervan zijn al beschreven in dit onderzoek en wijken in principe niet af van die van
alle andere energiecoöperaties.
Een onderwerp waar literatuur wel regelmatig op ingaat is de financiering van projecten.
Energiecoöperaties organiseren veel projecten met betrekking tot zonnepanelen en soms ook
windturbines. Bij deze bedrijfsmodellen is belangrijk om te weten hoe de lopende kosten, zoals
onderhoud, bekostigd worden. Ook belangrijk is hoe de initiële investering bekostigd wordt. Dit is
net zo’n belangrijk onderdeel van het hele bedrijfsmodel als de lopende inkomsten en kosten.
Er zijn vele manier om burgerinitiatieven te financieren. Yildiz (2014) beschrijft vier manieren van
financiering van Duitse burgerinitiatieven. De eerste is de coöperatie, waarbij burgers geld inleggen
zodat de coöperatie hiermee projecten kan starten. Dit geld kan komen van contributies of donaties.
De tweede vorm zijn closed-end fondsen. Dit zijn fondsen waarin bij de start van het project een vast
aantal aandelen worden uitgegeven. Na de start worden er geen nieuwe aandelen meer uitgegeven
zolang het fonds bestaat. Deze vorm wordt veel gebruikt bij grotere projecten, zoals in Nederland
bijvoorbeeld ook bij WindpowerNijmegen. De derde beschrijft overige entiteiten, waarbij met name
nadruk wordt gelegd op de “companies under private law (so called Gesellschaft bürgerlichen Rechts
(GbR)” (Yildiz, 2014, p 683). Deze vorm lijkt op de Nederlandse vennootschap onder firma (vof) of
maatschap (Mts). Deze vorm is voornamelijk nuttig voor kleinere projecten waarbij verschillende
initiatiefnemers samen kunnen werken. Tot slot beschrijft de auteur een vierde vorm, namelijk
hybride vormen van financiering. Dit zijn voornamelijk een mix van schuld- en aandelenfinanciering.
Dit wordt veel minder toegepast in Duitsland dan de andere vormen van financiering. De eerste
twee genoemde vormen worden in Nederland al toegepast, de derde en de vierde vormen worden
vrijwel niet toegepast. Uit de omschrijving blijkt dat dit weinig meer met een democratische
besluitvorming te maken heeft, waardoor het minder geschikt is voor de Nederlandse
energiecoöperaties.
Andere bedrijfsmodellen die geschikt zijn voor energiecoöperaties worden niet genoemd in de
literatuur. Dit betekent niet dat ze er niet zijn. De al genoemde modellen van bijvoorbeeld de
coöperatiekaart en de verhuur van elektrische auto’s bestonden al langer, voordat ze werden
gebruikt door energiecoöperaties. Zo zijn er natuurlijk nog meer modellen die nu wel al bestaan
maar nog niet door energiecoöperaties gebruikt worden. Coöperaties kunnen ook zelf nieuwe
bedrijfsmodellen verzinnen, zoals dat ook is gebeurd met coöperatieve energieleveranciers (DE Unie
en NLD Energie) en hulp bij bouwkundige energiebesparingsmaatregelen (HOOM en Buurkracht). Zo
24
zijn er nog veel meer nog onbekende bedrijfsmodellen. Juist deze, die niet binnen dit onderzoek
vallen, moeten gevonden worden.
25
Hoofdstuk 5. Conclusie
De analyse van de literatuur heeft een kader opgeleverd waarin bedrijfsmodellen geanalyseerd
kunnen worden. Dit kader bestaat uit drie aspecten: a) welke waarde biedt een ondernemer aan een
consument; b) hoe creëert de ondernemer deze waarde; en c) op welke manier zet de ondernemer
de overdracht van waarde aan de consument om in (meestal financieel) voordeel voor zichzelf.
Naast het bedrijfsmodel heeft de literatuur ook laten zien waarom burgerinitiatieven worden
opgezet. De belangrijkste beweegredenen voor burgers om zich aan te sluiten zijn de wil om de
energietransitie te versnellen, de energiekosten te reduceren, lokale economie en gemeenschap
versterken, en meer zeggenschap of democratie in de energievoorziening. Vervolgens heeft de
literatuur beschreven waarom deze burgerinitiatieven gerelateerd aan energie voornamelijk de
coöperatie als ondernemingsvorm kiezen. Hiermee is immers de inspraak van de leden (de burgers
of bewoners) gegarandeerd en kan winst worden gemaakt met projecten (zoals zonnedaken) ten
behoeve van bewoners.
Vanuit het perspectief van het waardevoorstel zijn de twee redenen om voor een coöperatie als
ondernemingsvorm te kiezen meteen deels de waarde van een coöperatie voor de leden. De meest
voorkomende activiteiten van energiecoöperaties, namelijk hulp bieden bij energiebesparing,
zonnepaneelprojecten, en wederverkoop van energie, vullen de waarde van coöperaties voor leden
aan. Deze waarde, samen met de waarde van de ondernemingsvorm coöperatie, vormen samen de
eerder genoemde redenen om een burgerinitiatief op te richten.
Het is echter duidelijk vanuit verschillende energiecoöperaties en de Provincie Gelderland dat de
gewenste groei van energiecoöperaties uitblijft. Blijkbaar zijn de algemene bedrijfsmodellen niet
genoeg om grote aantallen bewoners over te halen lid te worden van energiecoöperaties. Dit
onderzoek heeft daarom naar alternatieve bedrijfsmodellen gekeken. Hieruit blijkt dat veel
energiecoöperaties nog grote stappen kunnen maken als ze van deze modellen gebruik zouden
maken. De alternatieve modellen zorgen namelijk voor een doorlopende inkomstenbron voor de
coöperatie. Dit vergroot de levensvatbaarheid van coöperaties en de mogelijkheid van het starten
van nieuwe projecten aanzienlijk. Wellicht dat dit kan zorgen voor een veel groter bereik van
energiecoöperaties onder burgers, zoals de opdrachtgevers van dit onderzoek graag zouden zien.
De hoofdvraag van dit onderzoek is ‘welke bedrijfsmodellen zijn bij uitstek geschikt voor
energiecoöperaties in Nederland’. Het antwoord is simpel: dat zijn alle genoemde bedrijfsmodellen,
zowel de gangbare als de alternatieve modellen. Hierbij is wel opgevallen dat nog veel coöperaties
enkel de gangbare modellen gebruiken. Weinig coöperaties proberen alternatieve modellen. Dit
leidt naar de hypothese dat een gebrek aan goede bedrijfsmodellen an sich niet zozeer het probleem
is van de tegenvallende groei van energiecoöperatie-beweging. Wat dan wel de uitdaging is, is een
nieuwe vraag die niet binnen dit onderzoek beantwoord kan worden. In het volgende hoofdstuk
wordt wel gereflecteerd met alle informatie die voor dit onderzoek verzamelt is.
26
Hoofdstuk 6. Reflectie
6.1 Ondernemersinstinct
Het aantal bedrijfsmodellen wat beschreven is in dit rapport lijkt teleurstellend. In de praktijk is er
echter niet veel meer te vinden. Aan verschillende organisaties is de vraag ‘zijn dit alle
bedrijfsmodellen’ voorgelegd. Het antwoord was over het algemeen ‘ja, dat is het wel zo een
beetje’. Dit lijkt teleurstellend, zeker met het oog op alle denkbare activiteiten die mogelijk zijn om
de wereld of de buurt duurzamer te maken. Aan de andere kant zijn deze coöperaties ooit begonnen
met een simpel initiatief in de straat. Bijvoorbeeld om te kijken of buren ook niet hun kruipruimte
zouden willen isoleren bij dezelfde aannemer, om zo de offerte per bewoner gunstiger te laten
uitpakken. In een paar jaar zijn sommige initiatieven uitgegroeid tot organisaties die projecten van
miljoenen euro’s realiseren. Die groei is dus wel mogelijk met bestaande modellen, maar wordt bij
maar enkele initiatieven daadwerkelijk gehaald. Wellicht dat het gebrek aan groei van coöperaties
niet zozeer ligt aan de bedrijfsmodellen zelf.
Tijdens het onderzoek voor dit rapport is duidelijk geworden dat vrijwel alle energiecoöperaties zijn
opgericht vanuit een zeker idealisme. Het idealisme om de energietransitie in Nederland te
versnellen en dat vooral samen of participatief te doen. Tijdens het onderzoek werd echter vaak
door betrokkenen aangegeven dat idealisme niet per se uitmondt in een succesvolle
energiecoöperatie. Vaak is daar ook een sterk bedrijfsmatig perspectief voor nodig. Hoewel een
coöperatie een democratische onderneming is, is het nog steeds een onderneming. Er is vaak gezegd
dat de succesvolle energiecoöperaties, degene die veel projecten van de grond krijgen, een
overeenkomstig kenmerk hebben. Zij hebben namelijk gemotiveerde initiatiefnemers met een sterk
ontwikkelde ondernemersgeest. Niet elke energiecoöperatie die ontstaan is uit idealisme heeft dat.
Om het verschil tussen deze energiecoöperaties aan te duiden wordt ook wel de term
energiecoöperatie 2.0 gebruikt.
6.2 Energiecoöperatie 2.0
In de gesprekken die gevoerd zijn werd vaak gezegd dat de initiatiefnemers van de ‘grote’
energiecoöperaties een sterk ontwikkeld ondernemersinstinct hebben. Voorbeelden hiervan zijn
TexelEnergie, GrunnegerPower, of de coöperaties die grote projecten van de grond krijgen zoals
WindPower Nijmegen en BRES Breda. Volgens betrokkenen heeft dit ertoe geleid dat groei heeft
doorgezet en grote projecten zijn gerealiseerd. De ontwikkeling van coöperaties als meer
commercieel ingestelde ondernemingen wordt soms ook wel energiecoöperatie 2.0 genoemd.
Eigenschappen van deze nieuwe coöperatie zijn onder andere niet alleen binnen de coöperatie
expertise zoeken, maar ook daarbuiten. Voor grotere projecten zijn namelijk altijd
samenwerkingsverbanden of coalities nodig. DE Unie is immers opgezet door drie verschillende
organisaties. Bij de windparken waren de coöperaties altijd niet meer dan één van de vele betrokken
partijen. Welke eigenschappen de energiecoöperatie precies heeft is in dit onderzoek niet
onderzocht. De precieze omschrijving van dit concept is daarom beter geschikt voor een toekomstig
rapport.
6.3 Doorgeefluik of belangrijke partner
Op gebieden zoals besparing en zonnepanelen werken verschillende energiecoöperaties nu al samen
met organisaties, bijvoorbeeld aannemers of zonnepaneelinstallateurs. Zoals is beschreven is de
energiecoöperatie vaak niet meer dan een doorgeefluik van tussen de bewoners en professionele
organisaties. Juist om die reden zijn er coöperaties die niet samen willen werken met dit soort
organisaties. Hierdoor kunnen deze organisaties mogelijkerwijs dus minder betekenen voor leden of
bewoners in besparing of zonnepanelen.
27
Juist de ontwikkeling van organisaties zoals HOOM en Buurkracht bieden de coöperaties een manier
om veel meer te zijn dan enkel een doorgeefluik. De coöperatie krijgt daarmee veel meer waarde
voor bewoners die nog geen lid zijn. Bovendien wordt met de werkwijze van HOOM en Buurkracht
des te meer gebruik gemaakt van de buurt. Hun werkwijze leunt juist op de sociale cohesie in de
buurt en het vermogen van de coöperatie om voor en door de leden het project te realiseren. Hun
werking versterkt dus de werking van de coöperatie, terwijl de rol als doorgeefluik voor aannemers
en installateurs juist afbreuk doet aan die werking.
In de zoektocht naar een duurzame energievoorziening moet worden gekeken naar de trias
energetica (SER, 2013; pp. 37). Deze bestaat uit energiebesparing, hernieuwbare energieopwekking,
en zo schoon en efficiënt mogelijk opwekking van niet hernieuwbare energie. Uit dit rapport van de
Sociaal Economische Raad en uit een rapport van het Planbureau van de Leefomgeving blijkt dat
energiebesparing één van de belangrijkste manieren is om tot een klimaatneutrale woning te komen
(SER, 2013; Wijngaart et al., 2014). Maar zoals geschreven in dit rapport blijkt dat in de praktijk
energiecoöperaties het lastig vinden om ingrijpende maatregelen te realiseren bij woningen. Dit
onderstreept nog eens het nut van organisaties zoals HOOM en Buurkracht, en het belang van
energiecoöperaties om samen te werken met dit soort organisaties.
28
Hoofdstuk 7. Referenties
SER, (2013). "Energieakkoord voor duurzame groei." Den Haag
International Co-operative Alliance, (2015). "Co-operative identity, values & principles." Retrieved 29
september, 2015, from http://ica.coop/en/whats-co-op/co-operative-identity-values-principles.
Kamer van Koophandel, (2015). "De coöperatie." Retrieved 29 september, 2015, from
https://www.ondernemersplein.nl/artikel/de-cooperatie/.
Rechtbank Den Haag, (2015). "ECLI:NL:RBDHA:2015:7145." from
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:7145.
Autoriteit Consument & Markt, (2015). "Rapportage Consumentenmarkt - Elektriciteit en gas - Eerste helft
2015." https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/14911/Trendrapportage-energiemarkt-voorconsumenten---eerste-helft-2015/
Kamer van Coöperatie, (2015). "Wat is een Coöperatie." Retrieved 29 september, 2015, from
http://www.kamervancooperatie.nl/diensten/wat-is-een-cooperatie#tab1.
Provincie Gelderland, (2015). "Werk met eigen energie: Het Gelderse programmaplan voor energietransitie
(2012-2015)." http://www.gelderland.nl/4/Home/Programmaplan-energietransitie-voor-pc-enAndroid-tablets.html
Amit, R. and Zott, C., (2001). "Value creation in e-business." Strategic Management Journal 22(6-7): 493-520.
Amit, R. and Zott, C., (2012). "Creating Value Through Business Model Innovation." Mit Sloan Management
Review 53(3): 41-+.
Beltramello, A., Haie-Fayle, L. and Pilat, D., (2013). "Why New Business Models Matter for Green Growth."
OECD Green Growth Papers. Paris, OECD Publishing.
Bocken, N.M.P., Short, S.W., Rana, P. and Evans, S., (2014). "A literature and practice review to develop
sustainable business model archetypes." Journal of Cleaner Production 65: 42-56.
Boon, F.P. and Dieperink, C., (2014). "Local civil society based renewable energy organisations in the
Netherlands: Exploring the factors that stimulate their emergence and development." Energy Policy
69: 297-307.
Doci, G. and Vasileiadou, E., (2015). ""Let's do it ourselves" Individual motivations for investing in renewables
at community level." Renewable & Sustainable Energy Reviews 49: 41-50.
Doci, G., Vasileiadou, E. and Petersen, A.C., (2015). "Exploring the transition potential of renewable energy
communities." Futures 66: 85-95.
Elzenga, H. and Schwencke, A.M., (2014). "Energiecoöperaties: ambities, handelingsperspectief en interactie
met gemeenten. De energieke samenleving in praktijk." Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving.
http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/PBL_2014_Energiecooperaties-ambitieshandelingsperspectief-interactie_1371.pdf
Geels, F.W. and Schot, J., (2007). "Typology of sociotechnical transition pathways." Research Policy 36(3): 399417.
Hufen, J.A.M. and Koppenjan, J.F.M., (2015). "Local renewable energy cooperatives: revolution in disguise?"
Energy, Sustainability and Society 5(18): 1-14.
Loorbach, D. and Rotmans, J., (2010). "The practice of transition management: Examples and lessons from four
distinct cases." Futures 42(3): 237-246.
NCR, (2015). "Wat is een coöperatie." Retrieved 29 september, 2015, from http://www.cooperatie.nl/watcooperatie.
Osterwalder, A. and Pigneur, Y., (2010). "Business Model Generation: A Handbook for Visionaries, Game
Changers, and Challengers", John Wiley & Sons.
Osterwalder, A., Pigneur, Y., Bernarda, G. and Smith, A., (2014). "Value proposition design : how to create
products and services customers want", John Wiley & Sons.
Richardson, J., (2008). "The business model: an integrative framework for strategy execution." Strategic
Change 17(5-6): 133-144.
Richter, M., (2012). "Utilities’ business models for renewable energy: A review." Renewable and Sustainable
Energy Reviews 16(5): 2483-2493.
Seyfang, G., Hielscher, S., Hargreaves, T., Martiskainen, M. and Smith, A., (2014). "A grassroots sustainable
energy niche? Reflections on community energy in the UK." Environmental Innovation and Societal
Transitions 13(1): 21-44.
Seyfang, G., Park, J.J. and Smith, A., (2013). "A thousand flowers blooming? An examination of community
energy in the UK." Energy Policy 61: 977-989.
29
Teece, D.J., (2010). "Business Models, Business Strategy and Innovation." Long Range Planning 43(2-3): 172194.
Verschuren, P. and Doorewaard, H., (2010). "Designing a Research Project". Second Edition, Eleven
International Publishing.
Wijngaart, R.v.d., Folkert, R. and Middelkoop, M.v., (2014). "Op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad
in 2050. Achtergronden en uitgebreide resultaten." Den Haag
Yildiz, Ö., (2014). "Financing renewable energy infrastructures via financial citizen participation – The case of
Germany." Renewable Energy 68: 677-685.
Yildiz, Ö., Rommel, J., Debor, S., Holstenkamp, L., Mey, F., Müller, J.R., Radtke, J. and Rognli, J., (2015).
"Renewable energy cooperatives as gatekeepers or facilitators? Recent developments in Germany
and a multidisciplinary research agenda." Energy Research & Social Science 6: 59-73.
Zott, C. and Amit, R., (2007). "Business model design and the performance of entrepreneurial firms."
Organization Science 18(2): 181-199.
Zott, C. and Amit, R., (2010). "Business Model Design: An Activity System Perspective." Long Range Planning
43(2-3): 216-226.
Zott, C. and Amit, R., (2013). "The business model: A theoretically anchored robust construct for strategic
analysis." Strategic Organization 11(4): 403-411.
Zott, C., Amit, R. and Massa, L., (2011). "The Business Model: Recent Developments and Future Research."
Journal of Management 37(4): 1019-1042.
30
Hoofdstuk 8. Bijlage
8.1 Resultaten interviews
DE Unie & Texel Energie
DE Unie
Ram van Erkelens – Account Manager
DE Unie is een coöperatie opgezet door drie instanties: Urgenda, de Windunie, en Texelenergie. DE
Unie zoekt daarnaast naar nieuwe leden. Deze potentiële leden gaan een enigszins rigoureus
selectieproces door. DE Unie mikt op 50 leden over 5 jaar.
DE Unie heeft een leveringsvergunning en probeert dus ook zo veel mogelijke coöperaties als klant
te krijgen. Klanten (i.e. energiecoöperaties) worden wederverkopers van door DE Unie geleverde
energie. Ze kunnen kiezen uit twee modellen
1. Instapmodel --> de energiecoöperatie levert consumenten aan die energie van DE Unie
afnemen. Deze consumenten staan voor hun energielevering volledig in contact met DE
Unie, niet met hun eigen energiecoöperatie. De facturen zijn van DE Unie, en DE Unie regelt
ook het klantencontact. De energiecoöperatie, in principe als wederverkoper, krijgt een
kleine vergoeding van DE Unie.
2. Eigen-benen-model --> De energiecoöperatie leveren consumenten aan die energie van DE
Unie afnemen. Deze consumenten staan echter enkel in contact met hun eigen
energiecoöperatie, niet met DE Unie. DE Unie maakt de contracten en facturen uit naam van
de energiecoöperatie. Deze energiecoöperatie regelt ook zelf alle klantencontact. DE Unie
betaalt nu een veel groter bedrag aan de energiecoöperatie als wederverkoper.
Het idee is dat energiecoöperaties beginnen bij het instapmodel en langzaam doorgroeien naar het
eigen-benen-model. Dit is het hoofdzakelijke bedrijfsmodel van DE Unie en lijkt in principe heel erg
op elke energieleverancier die aan wederverkoop doet (zoals Greenchoice, Eneco, etc.). Dit
bedrijfsmodel, ook gebruikt door NLD Energie, is enkel geschikt als schaalvoordelen behaald kunnen
worden. De verwachting is dat dat op termijn wel lukt, maar dat die termijn wel nog een paar jaar
lang is.
DE Unie is ook andere producten en diensten aan het ontwikkelen die meer gaan over het delen van
kennis.
Wat bedrijfsmodellen voor individuele energiecoöperaties betreft, DE Unie verwacht dat EC's twee
hoofdzakelijke modellen gaan gebruiken of zouden moeten gebruiken. Allereerst dit bedrijfsmodel,
het wederverkopen van (bijvoorkeur DE Unie-) energie. Daarnaast het collectief regelen van
zonnepanelen, al dan niet via de postcoderoos. Ik vermoed zelf dat ze aan deze twee modellen
denken om twee redenen: a) ze hebben gezien dat dit werkte bij TexelEnergie, en b) ze zijn
afhankelijk van energiecoöperaties die dat eerste model adopteren.
TexelEnergie
Deze grootste en meest succesvolle coöperaties is groot geworden vanwege verschillende factoren.
Eén van de meest belangrijke is het al aanwezige gemeenschapsgevoel van de bewoners van Texel.
Dit is weerspiegeld in de populariteit van aandelen in de coöperatieve veerdienst. Bij TE zelf was het
te zien bij de zeer succesvolle verkoop van TE-certificaten, die in principe geen voordelen bracht aan
de kopers ervan. Dit is ook een belangrijke factor bij het succes van Ameland Energie. De personen
31
die ik hier naar heb gevraagd, Ram van Erkelens van DE Unie en Martijn van Son van NLD Energie,
zijn het hier beide over eens. Het gemeenschapsgevoel op Texel heeft dus geleid naar een
succesvolle verkoop van TE-certificaten in het begin van de oprichting van TE. Deze vorm van
crowdfunding betekende dus een relatief hoog startkapitaal voor de coöperatie. Daarnaast heeft de
professionaliteit en doorzettingsvermogen van de initiatiefnemer ook veel betekent. Dit samen met
een goed verhaal, wat telkens herhaald wordt, heeft geleid tot het succes van TexelEnergie. Tonnie
van Tekelenburg van LochemEnergie bevestigt het belang van het herhalen van een sterke en
positieve boodschap.
LochemEnergie
Tonnie van Tekelenburg – oprichter en bestuurslid
Elektrische auto’s
LochemEnergie is een energiecoöperatie in Lochem, Gelderland. Deze coöperatie heeft sinds begin
2014 elektrische auto’s die worden verhuurd aan leden van de coöperatie. Van origine was dit een
project van netbeheerder Liander en de Universiteit Twente. Zij wilden onderzoeken welk effect het
regelmatig laden van auto’s heeft op het elektriciteitsnet. Dit was onderdeel van een groot project
over smart grids. LochemEnergie kreeg hiervoor vier elektrische Smarts om te gebruiken, welke dus
ook regelmatig opgeladen moesten worden. LochemEnergie koos ervoor om deze Smarts te
verhuren aan de leden van de energiecoöperatie.
De start van de verhuur van de auto’s werd nogal geïmproviseerd. ‘Houtje-touwtje’ zoals de
initiatiefnemer het zelf noemt. Na een rustige opstartfase begon het project meer bekendheid te
krijgen binnen Lochem. De verhuur begon toen aanzienlijk toe te nemen.
Aan het einde van het project nam de energiecoöperatie de vier auto’s over van Liander en de UT.
Bovendien hebben ze zelf er nog eens vier bijbesteld. Er is nu, medio 2015, een business plan
geschreven om door te groeien naar 50 auto’s. Hiermee zou het een rendabele business case
worden, inclusief 1 tot 2 fte’s voor de administratie. De initiatiefnemer is sterk van mening ‘als het
hier kan, kan het overal!’.
In de toekomst is het belangrijk dat mensen abbonnementen gaan afnemen. Het doel is dat veel
mensen op termijn hun 2e auto kunnen afschaffen.
Energiecoöperaties in het algemeen
EC’s hebben een grote gunfactor nodig. Communicatie en naamsbekendheid bij bewoners is
essentieel. LochemEnergie staat regelmatig in de lokale krant en doet daarmee ook veel moeite om
die gunfactor bij bewoners te bewerkstelligen.
Meerdere initiatieven in één enkele omgeving zorgt voor verwarring bij bewoners, wat beide
initiatieven leden gaat kosten. Het is ook belangrijk dat lokale overheden (bijvoorbeeld gemeentes)
de initiatieven steunen. Juist hier gaat het fout op veel plekken in bijvoorbeeld Noord-Brabant, aldus
Stadlander. Lokale overheden zijn niet geïnteresseerd, wat overigens weer wordt ondersteund in
een blog van Martijn Messing13, die 40 wethouders uit Noord-Brabant in 2014 een vraag stelde: “En
u raadt het al, bijna geen vingers gingen omhoog op mijn derde vraag ‘Wie van u heeft er lokaal
beleid inclusief begroting dat is afgestemd op de EU doelstellingen?’ ”
13
http://www.energieplus.nl/dossier-financiering/blogs-energie/lokaal-neem-regie!.515245.lynkx
32
Windenergie
Hier zit de winst volgens LochemEnergie. Bij lange na niet kunnen zonnepanelen voorzien in de
energievraag van bewoners, zeker niet op momenten dat de zon niet schijnt. Een goede energiemix
is daarom onontbeerlijk. Wind hoort daar onontkoombaar bij. Samenwerking van verschillende
energiecoöperaties en met gemeentes en provincies is daar heel belangrijk bij. Ook vanwege
financiële redenen is windenergie belangrijk. Zonnepanelen worden gemeengoed, de meeste
bewoners kunnen dat zelf wel regelen. De toegevoegde waarde van een coöperatie zit hem in
dingen die bewoners niet of moeilijk zelf kunnen regelen, zoals windenergie. Het rendement daarop
is bovendien nog net wat beter dan op zon ook.
NLD Energie
Martijn van Son – Marketing and Business Developer
Noordelijk Lokaal Duurzaam Energie
De provincies Groningen, Friesland, en Drenthe hebben elk hun eigen individuele koepelcoöperatie
van energiecoöperaties. Deze drie koepels, die samen dus de meeste energiecoöperaties
vertegenwoordigen van Noord Nederland (en elke coöperatie mag erbij), hebben een coöperatie
opgericht die de stroom moet gaan leveren aan alle leden van de drie koepels. Deze
stroomleverende coöperatie heet Noordelijk Lokaal Duurzaam Energie.
Op dit moment is het leveren van stroom het enige product wat NLD aanbiedt. In de toekomst komt
daar misschien nog meer bij, maar daar is nu nog niets over bekend. Om rendabel te draaien heeft
NLD ongeveer 3500 klanten nodig. Deze worden over het algemeen aangeleverd door de
energiecoöperaties. Individuele bewoners mogen ook zelf, los van een energiecoöperatie, klant
worden. Het idee is dat er zoveel mogelijk energiecoöperaties worden opgezet in Noord Nederland,
die allen zoveel mogelijk klanten voor NLD werven. Nu zijn er zo’n 50 energiecoöperaties
aangesloten bij de drie koepels, aan het einde van 2016 zouden dat er zo’n 80 moeten zijn. Als deze
80 coöperaties allemaal 50 energievragende klanten aanleveren, heeft NLD genoeg klanten om
rendabel te zijn. De winst die ze maken vloeit terug naar de leden van NLD, de drie koepels. Van daar
vloeit het geld terug naar de leden van de koepels, namelijk de individuele energiecoöperaties. Via
deze energiecoöperaties vloeit het terug naar de bewoners.
Als lid van een energiecoöperatie hoef je natuurlijk niet energie af te nemen van NLD, dat staat het
lid helemaal vrij. NLD helpt de energiecoöperaties mee klanten te werven voor NLD Energie door
NLD meer naamsbekendheid te geven. Daarmee hopen ze dat potentiële klanten sneller geneigd zijn
over te stappen. De boodschap die ze hier willen uitdragen bestaat uit twee factoren: a) NLD is een
betrouwbare energieleverancier, en b) NLD is een coöperatie, een democratisch initiatief, en
leverancier van de energiecoöperaties, die de lokale gemeenschap versterken. Deze laatste
boodschap, het democratische aspect en het lokale gemeenschapsgevoel, is het belangrijkste selling
point van NLD. Ze zetten minder in op het feit dat ze duurzame energie leveren.
Hoewel GrunnigerPower in de stad Groningen ruim de grootste energiecoöperatie is van de
betrokken provincies, verwacht NLD meer van de landelijke gebieden. Daar is de cohesie onder de
bewoners veel groter. Bovendien zijn dat juist de gebieden waar overheden zich eerder terugtrekken
en waar bewoners dus sowieso net wat meer zijn aangewezen op zichzelf en elkaar. NLD ziet
derhalve de ontwikkeling van energiecoöperaties vooral als een bestuurlijke ontwikkeling naar meer
lokale besluitvorming. Zoals gezegd, is dat ook hun belangrijkste communicatiepunt richting
mogelijke leden en klanten.
33
NLD Energie vindt, net als DE Unie dat vindt, dat de energiecoöperaties zich vooral moeten richten
op duurzame energie als belangrijkst ‘fysiek’ product. Bij dit product neemt NLD de volledige
facturering en klantenservice voor haar rekening. Martijn van Son zelf zou het ook aanmoedigen als
andere Nederlandse regio’s hetzelfde zouden doen.
NLD Energie ziet niets in windenergie. In Friesland wordt windenergie gedwarsboomd door het
provinciebestuur en in Groningen en Drenthe is er bijzonder weinig draagvlak onder de bewoners.
Grunniger Power
GrunnigerPower heeft haar populariteit voornamelijk te danken aan een zeer snelle start. Zij heeft
bij haar oprichting meteen energie aan haar leden en klanten aangeboden onder eigen naam.
GrunnigerPower had echter geen leveringsvergunning. Via de in die tijd toegestane whitelabelconstructie mocht GrunnigerPower haar label plakken op energie die eigenlijk van een andere
energieleverancier kwam. In dit geval was dat Trianel Energie. Deze partij ging echter niet alleen
failliet eind 2012, de whitelabel constructie werd vlak daarna ook nog eens verboden door de
Autoriteit Consument & Markt (ACM). Voordat Trianel failliet ging had Grunniger Power echter wel
al vele honderden klanten gekregen. De ACM stond toe dat de klanten van GrunnigerPower in een
transitie zouden komen totdat NLD Energie een leveringsvergunning zou krijgen.
Met de omzet uit de klanten (en deels leden) heeft GrunnigerPower in die tijd, en daarna, altijd
meer kunnen doen dan de meeste andere coöperaties die niet via een whitelabel-constructie zoveel
klanten snel hebben kunnen krijgen. Het faillissement van Trianel en het verbod op whitelabelconstructies hebben overigens tot het idee voor en de oprichting van NLD Energie geleid.
SpijkerEnergie / Spijkerkwartier Arnhem
Patrick Hoogenbosch – Oprichter
Als eerste worden de early adopters bereikt. De massa bereik je niet met energie alleen. Maar voor
de initiatiefnemers was deelname van de wijk heel belangrijk. Ze deden het volledig voor de
participatie van de wijk. Dus gingen ze in de wijk vragen wat mensen dan wel wilden. Allemaal
gebaseerd op de blue economy
Mensen vonden afval, leegstand, en werkgelegenheid belangrijk. Daarnaast bleek er veel kennis te
zijn in de wijk, waaronder oud-directeuren etc.
“Wat is je droom, wat zou je het liefste doen? In groen werken met kinderen? Wij regelen het.”
Daarna kijken ze bij stakeholders (gemeente, lokale bedrijven met groen) om na te gaan wat
mogelijke activiteiten voor hen zouden betekenen. Hiermee proberen ze synergiën te vinden. Met
een soort businessplan laat het initiatief zien wat ze gaan doen. Bedrijven kunnen zeggen welke
onderdelen voor hen voordelig zijn. Vervolgens wordt gezegd tegen de bedrijven ‘als wij u helpen,
help ons dan ook’.
Voorbeelden van initiatieven zijn buurtgroenbedrijf, spijkerbed (airbnb), en de 100% duurzame
bakker. Alleen energie zou wel kunnen, maar er kan zoveel meer. Met dat idee, blue economy dus,
zijn de initiatiefnemers doorgegaan.
Om succesvol te zijn moet het wel binnen de wijk blijven. Anders verlies je het stukje emotie, de
aantrekkingskracht op de bewoners.
Over 5 jaar zal het spijkerkwartier verschillende initiatieven hebben. Of ze rendabel zullen zijn is de
vraag. Het gaat om werkgelegenheid en om de gunfactor.
34
HOOM
Renske den Exter – Specialist Lokale Samenwerking
HOOM heeft kennis in huis om woningen een aanzienlijk energiebesparing te geven. Hun technische
kennis is niet enkel LED-lampjes (een LED-doos zoals regelmatig voorbij komt bij
energiecoöperaties), maar gaat door tot spouwmuren etc. Zij geven zelf advies en hebben een
netwerk opgebouwd van betrouwbare lokale installateurs. Door deze besparingen vragen de
woningen op termijn minder van het energienetwerk. Dit betekent lagere investeringen voor de
netbeheerders.
Alliander zag bij een evaluatie van de 'besparingsmarkt' dat relatief weinig bewoners naar een
professionele partij ging voor besparingsadvies. Dit terwijl er toch vaak aanzienlijke besparingen te
realiseren zijn. Alliander heeft HOOM gefinancierd omdat ze vonden dat die link tussen bewoner en
professionele partij wel een zetje kon gebruiken.
HOOM is op dit moment een bv, maar wil wellicht op termijn over naar een soort coöperatie van
coöperaties. Energiecoöperaties, die op termijn dus lid zouden moeten worden van de HOOMcoöperatie, hebben op dit moment moeite met besparingsadvies geven. In de praktijk blijft het bij
het organiseren van bijeenkomsten, het rond laten gaan van een LED-lampendoos, of het uit lenen
van een warmtecamera. Enkele energiecoöperaties hebben geprobeerd deze tak meer te
professionaliseren en dieper advies te geven over bouwkundige aanpassingen. Dit vroeg in de
praktijk echter te veel van de coöperatie in zowel tijd als expertise.
HOOM laat zich betalen door de professionele partijen die uiteindelijk de bouwkundige
aanpassingen doorvoeren. Een deel van deze commissie wordt uitgekeerd aan de coöperatie (!), die
op haar beurt helpt met de PR van HOOM bij de aangesloten leden van de coöperatie. Waarom zou
je als coöperatie dus niet de hulp inschakelen van een partij zoals HOOM?
Ook Renske den Exter zegt dat een professioneel en sterk ondernemerschap belangrijk is voor het
succes van een energiecoöperatie. Het toekomstige succes van een coöperatie zit hem dus
waarschijnlijk niet in het ontwikkelen van alternatieve bedrijfsmodellen als wel in een professioneel
bestuur opzetten. Samen met een goede communicatie, gebaseerd op het versterken van het
buurtgevoel, zijn telkens terugkerende punten van de verschillende interviewees. Het is dus
belangrijk om in de buurt te blijven.
Woningcorporatie Stadlander
Wim van den Bergh – Programmaleider Innovatie
Er was en is nu nog steeds een business case voor duurzame energie voor de energiecoöperaties. De
grote spelers bieden nu te weinig, en de energiecoöperaties kunnen daar inspringen. Maar over 10
jaar worden mogelijkheden zoals opslag steeds goedkoper. De verwachting is dat op dat moment
ook de grote spelers op deze markt zullen inspringen. Die hebben als het goed is immers nu al het
idee dat hun huidige bedrijfsmodel met kolencentrales niet lang is vol te houden.
Op sociaal maatschappelijk vlak is de business case van energiecoöperaties stabieler. De overheid wil
immers taken steeds lager uitdelegeren. Gemeentes doen dit vervolgens ook op de bewoners. Ook
hebben commerciële aanbieders van diensten weinig zin in landelijke gebieden, omdat de kosten te
hoog zijn en de baten, door de lage bevolkingsdichtheid, te laag. Met andere woorden, bewoners
zullen dingen op wijk- of dorpsniveau steeds meer zelf moeten doen. Meer collectiviteit en
participatie. Hier kan de coöperatie (in het algemeen) veel betekenen.
35
Wellicht liggen hier kansen voor duurzame energie. Als er coöperaties ontstaan uit noodzaak,
bijvoorbeeld voor het regelen van zorg (zorgcoöperatie St. Annaland), of het regelen van vervoer
(LochemEnergie), zou de levering van duurzame energie, zonnepanelen, of windenergie daar
vervolgens wellicht rendabel op aansluiten. De basis, een gemeenschap die samen dingen doet, is
dan immers al gevormd.
De groei van Energiecoöperaties ligt nu aan de instelling van de mensen. Die zien te weinig
toegevoegde waarde. Daarnaast zijn energiecoöperaties nieuw en is hun naam is niet nog
vertrouwd. Gemeentes kunnen hier veel aan helpen, maar bij gemeentes ontbreekt vooralsnog de
wil. Althans, in de regio Bergen op Zoom in ieder geval. Op de korte termijn kan dat
energiecoöperaties dus helpen.
Op de lange termijn is het wellicht een idee om noodzakelijkere dingen samen te regelen, zoals zorg,
afval, speelplaatsen oid. De gemeenschap die je daar mee sticht is redelijk stabiel (duurzaam). Je
hebt daarmee een rendabele coöperaties van mensen die elkaar willen helpen. Dan kan je er altijd
voor kiezen om energie ook te doen, met de waarde dat de coöperatie energie op een
democratische manier kan regelen. Op termijn kunnen de grotere spelers immers energie zelf ook
wel duurzaam regelen (zoals al is gezegd). Die waarde zal dus wegvallen.
BRES Breda
Jan Schouw – Bestuurslid
Windenergie is erg complex. Het is heel gespecialiseerd. Zeker vergeleken met zonnepanelen moet
er voor een windpark ontzettend veel geregeld worden. Het is zodanig lastig van aanpak, dat iemand
daar eigenlijk een professionele achtergrond in zou moeten hebben hebben (welke Jan Schouw van
BRES Breda en Pim de Ridder van WindpowerNijmegen hebben).
De projectontwikkeling, voordat er gebouwd wordt, kost als snel €300.000 - €400.000. In het geval
van BRES Breda heeft de gemeente die kosten op zich genomen. De gemeente Breda heeft het
project dus ontwikkeld en na de ontwikkeling overgegeven aan commerciële partijen, waaronder
BRES Breda. Het ontwikkelen van samenwerkverbanden of coalities is daarbij heel belangrijk. Ook
BRES heeft natuurlijk niet al de benodigde expertise in huis. Partners hebben die gaten opgevuld. De
kosten voor de ontwikkeling van een project zijn meestal de bottleneck voor een project. Zonder een
ontwikkeld project zijn investeerders namelijk niet bereid om te investeren.
Wil je als coöperatie een windpark ontwikkelen heb je volgens één van de trekkers van windpark
Hazeldonk (van BRES Breda) dus expertise binnen de coöperatie en een sterk bedrijfsmatig inzicht
nodig. Althans, dit zijn de punten waar het project vrijwel altijd op vastloopt voor de meeste
energiecoöperaties, als ze al beginnen aan windenergie.
Een mogelijke oplossing is schaalvergroting of een soort samenwerking tussen verschillende
coöperaties. Met behulp van een vorm van koepelorganisaties kan expertise binnen een enkele
coöperatie veel makkelijker uitgewisseld worden met andere coöperaties. Hierdoor kunnen veel
meer coöperaties profiteren van de expertise en ervaring van andere coöperaties. Maar ook hier is
een sterke bedrijfsmatige visie heel belangrijk. Een coöperatie zou veel meer als een commerciële
onderneming gezien moeten worden. Een dergelijke schaalvergroting hoeft overigens niet te
betekenen dat een lokaal gezicht verloren gaat. BRES Breda is op dit moment bezig om samen met
andere partijen, waaronder energiecoöperaties een dergelijke schaalvergroting te realiseren.
Tegelijkertijd gaat BRES Breda zelf wijk per wijk kijken hoe bewoners tot energiebesparing bewogen
kunnen worden. Dit gebeurt op haar beurt overigens weer met HOOM.
36
8.2 Overzicht van de bedrijfsmodellen
Bedrijfsmodellen voor besparing
Waardevoorstel
Waardevoorstel (naar de bewoner)
Advies over
besparing-zelf
Kant en klaar advies over hoe
minder energie te verbruiken,
eventueel toegespitst op de
specifieke woning van de bewoner.
Besparing terwijl de bewoner zo
min mogelijk aan comfort inboet.
Advies over
besparinguitbesteden
Zie 'Advies over besparing-zelf';
Advies is waarschijnlijk van
kwalitatief hoger niveau dan
advies dat door vrijwilligers is
gegeven; Zekerheid dat
professionele partij kwalitatief
goed is/uit de regio komt
Waardecreatie
Belangrijke partners
Vrijwilligers die tijd hebben
om advies te geven
Belangrijke activiteiten
Kennis over besparing in huis halen;
Huizen van bewoners inspecteren;
Adviezen over besparing
ontwikkelen
Waarde-omzet
Belangrijke resources
Kennis over besparing;
Systeem om bewoners zich
te laten aanmelden
Kosten
Inkomsten
Nihil; website; zie
resources
Laag, met een klein beetje meer
moeite kunnen bewoners
immers gratis zelf online zoeken.
Het volume kan ook niet meer
zijn dan de tijd die vrijwilligers er
in willen steken.
Nihil; website; zie
resources
Fee van bewoners van bewoners,
laag want bewoners kunnen met
een klein beetje meer moeite
zelf de professionele partijen
benaderen. Fee van
professionele partijen, laag want
deze moeten concurreren met
andere professionele partijen die
geen fee hoeven af te dragen.
Lokale installateurs;
HOOM/Buurkracht;
consultants;
Matchen van bewoners met
consultants/ installateurs;
Communicatie met bewoners en
consultants/ installateurs
Warmtecamera
verhuur
Bewoners krijgen inzicht in welke
onderdelen van de gevels niet
goed isoleren. Als niet goed
isolerende onderdelen aanwezig
zijn, is het mogelijk dat er forse
enegiebesparingen toegepast
kunnen worden. Bewoners hebben
geen garantie dat het gebruik van
de camera zal lonen
Verkoop-/onderhoudpunt
camera
Onderhoud van warmte-camera;
schema bijhouden van wanneer de
warmte-camera kan worden
verhuurd; Boekhouding van de
verhuur; Bewoners instrueren over
gebruik van de camera; Eventueel
met bewoners meegaan naar
woning
Warmte-camera; Systeem
om verhuur te
roosteren/boekhouden;
Systeem om bewoners zich
te laten aanmelden voor
huur
Website; zie
resources.
Inkomsten afhankelijk van vraag
naar warmte-camera. Bewoners
zullen meestal maar 1x gebruik
maken van de camera, misschien
2x om te kijken of
isolatiemaatregel effectief is.
Bereidheid voor bewoners om te
betalen zal laag zijn, vanwege
het risico dat er geen
'warmtelekken' zijn in de gevels.
Bijeenkomsten
organiseren
Zie 'Advies over besparing-zelf';
Participatie in de buurt; bewoners
kunnen bij andere bewoners
mogelijke maatregelen in de
praktijk zien;
Gemeente, bewoners, of
andere aanbieders van
ruimte; Sprekers op de
bijeenkomst
Behoefte van bewoners peilen;
Avond inplannen; Communiceren
met bewoners over avond
Systeem om bijeenkomsten
in te plannen en contact te
houden met deelnemers
Nihil; website; zie
resources
Nihil, bewoners hebben geen
garantie dat bijeenkomst wat
oplevert
Systeem om bewoners te
linken aan adviseurs
37
Bedrijfsmodellen zonnepanelen
Waardevoorstel
Waardevoorstel (naar de
bewoner)
Advies over
zonnepanelenzelf
Kant en klare informatie over de
mogelijkheid tot zonnepanelen/boilers, welk type, hoeveel,
effecten op energieverbruik,
kosten, etc.; Offertes aanvragen
bij installateurs
Adviesuitbesteden
Zie 'Advies over zonnepanelenzelf'; Advies is waarschijnlijk van
kwalitatief hoger niveau dan
advies dat door vrijwilligers is
gegeven; Zekerheid dat
professionele partij kwalitatief
goed is/uit de regio komt
Waardecreatie
Belangrijke partners
Belangrijke activiteiten
Vrijwilligers die tijd hebben
om advies te geven;
gemeente (info over
toestemming voor
zonnepanelen); Installateurs
die zonnepanelen installeren
Kennis over zonnepanelenin huis
halen; Huizen van bewoners
inspecteren; Adviezen over
zonnepanelen ontwikkelen; Contact
hebben met gemeente
Waarde-omzet
Belangrijke resources
Kosten
In financiële zin
weinig. Maar in tijd
aanzienlijk.
Commissie van professionele
partijen, laag want deze moeten
concurreren met andere
professionele partijen die geen
fee hoeven af te dragen.
Systeem om bewoners te
linken aan adviseurs
Nihil; website; zie
resources
Fee van bewoners van bewoners,
laag want bewoners kunnen met
een klein beetje meer moeite
zelf de professionele partijen
benaderen. Commissie van
professionele partijen, laag want
deze moeten concurreren met
andere professionele partijen die
geen fee hoeven af te dragen.
Bij deze eenmalige projecten ligt
de manier waarop de coöperatie
hier aan verdient helemaal aan
de afspraken die gemaakt
worden met de deelnemers.
Verkoop van de stroom aan de
energieleverancier;
administratiekosten die bij leden
in rekening worden gebracht
Kennis over zonnepanelen;
Systeem om bewoners zich
te laten aanmelden
Lokale installateurs;
HOOM/Buurkracht;
consultants;
Matchen van bewoners met
consultants/ installateurs;
Communicatie met bewoners en
consultants/ installateurs
Systeem om bewoners zich
te laten aanmelden
In financiële zin
weinig. Maar in tijd
aanzienlijk.
Geschikte daken; goede
contacten met leveranciers;
Systeem om bewoners zich
te laten aanmelden
De installatie van
zonnepanelen;
adminstratie van
leden (arbeid)
Collectief
inkopen
Lagere prijs voor zonnepanelen;
Lagere prijs voor installatie
Installateurs; Importeurs
zonnepanelen
Onderhandelen met
installateurs/importeurs; Contact
met bewoners, genoeg massa
behalen om korting af te dingen;
Zonnedak/
postcode-roos
Reductie in energiekosten; lagere
CO2 uitstoot; dit alles ondanks dat
eigen dak niet geschikt is voor
zonnepanelen
Zonnepaneeleveranciers;
netbeheerder; eigenaar dak;
lokale overheid; nationale
overheid
Beheer zonnedak; deelnemers
werven; subsidie aanvragen;
zonnepanelen inkopen;
Inkomsten
38
Bedrijfsmodel wederverkoop
Waardevoorstel
Waardevoorstel (naar de bewoner)
Wederverkoop
energie
Groene stroom; Ondersteuning
lokale buurt (leefbaarheid,
gemeenschapsgevoel, etc.); Bij
coöperatieve energieleverancier
hebben de deelnemende
coöperatie en hun leden inspraak in
de bedrijfsvoering van de
leverancier
Waardecreatie
Belangrijke partners
Energieleverancier
Belangrijke activiteiten
Binnen de coöperatie bepalen welke
eisen er aan de leverancier worden
gesteld. Met deze eisen de beste
leverancier uitkiezen; Afhankelijk
van de afspraken met de leverancier
doet de coöperatie wel of niet
bepaalde administratieve
activiteiten
Waarde-omzet
Belangrijke resources
Leden
Kosten
Administratie
Inkomsten
Commissie van energieleverancier
39
Alternatieve bedrijfsmodellen
Waardevoorstel
Waardevoorstel (naar de bewoner)
Waardecreatie
Belangrijke partners
Belangrijke activiteiten
Wind
Een aantrekkelijk rendement op
een investering; Bijdragen aan de
groei van windenergieproductie in
Nederland
Energieleverancier;
Netbeheerder; overheden
(landelijke, provinciale,
gemeentelijke); Bewoners;
Turbinefabrikant/
leverancier; Eigenaren grond;
Rijksdiensten (lokale
infrastructuur, kadaster);
Investeerders
Te uitgebreid om mee te nemen in
dit rapport
Elektrische
Auto's
Milieuvriendelijke mobiliteit
wanneer je wilt, zonder de
rompslomp van het zelf een auto
aanschaffen of van het OV
gebruikmaken
Fabrikant/ importeur
elektrische auto; Bewoners;
Gemeente (laadpalen,
parkeerplekken);
Investeerders; Eventueel
netbeheerders
Elektrische auto's kiezen en
aanschaffen; Stalling/ parkeer- en
laadplekken organiseren;
Sleuteloverdracht regelen; Planning
van beschikbaarheid;
Coöperatiekaart
Ondersteunen van lokale duurzame
ondernemers; Korting op
producten van de lokale
ondernemer
Alle lokale duurzame
ondernemers; Leverancier
fysieke kaart
Vinden en 'screenen' van lokale
ondernemers; Registratie van
kaarthouders; Inkoop van kaarten
Warmte
Minder CO2 productie bij het
verwarmen van woningen;
Mogelijkerwijs een lagere
energierekening
Verbreding
Democratisch inspraak in de
bedrijfsvoering van een breed palet
aan diensten.
Netbeheerder/ uitvoerder,
warmteproducent, bewoners
die warmte ontvangen,
Bewoners betrekken bij project (om
daarmee zoveel mogelijk draagvlak
te creëren). Eventueel beheren van
installatie (zoals bij ThermoBello)
Waarde-omzet
Belangrijke resources
Kosten
Inkomsten
Te uitgebreid om mee te
nemen in dit rapport
Zeer groot, zowel
financieel als
tijdtechnisch.
Windmolenpark
Nijmegen kost €19
miljoen voor 9
windturbines.
Verkoop energie aan
energieleverancier. Op dit
moment is dat winstgevend.
Windpark Nijmegen levert
bewoners die hebben
geïnvesteerd een rendement van
ongeveer 7% op hun investering.
Elektrische auto's; Manier
van sleuteloverdracht;
Stalling/ laadpalen.
Auto's; Laadpalen;
Parkeerplekken; Tijd
voor planning en
sleuteloverdracht,
etc.
Verhuur van auto's. Kan per
dagdeel, maar abbonnementen
zijn vaak makkelijker om een
stabiele inkomstenbron te
realiseren. LochemEnergie
verwacht met 50 auto's rendabel
te worden, inclusief 1-2 fte
De Kaart zelf
Laag, kosten van een
kaart kunnen
doorberekend
worden aan de
bewoner
Bijvoorbeeld minieme marge op
aankopen; volume is dan key.
Een bron van warmte in de
buurt/ een aansluiting op een
regionaal warmtenet
Afhankelijk van de
schaal kunnen de
kosten hoog worden.
In sommige gevallen
is er een uitvoerder
die de kosten draagt,
maar daarmee ook de
inkomsten.
Als eigenaar en beheerder van
het systeem komen de inkomsten
uit de rekeningen van de
bewoners.
40
Download