Ontworsteld van het goed/fout perspectief op de Tweede Wereldoorlog? Een vergelijking tussen DE BEZETTING (1960) en DE OORLOG (2009) Cursus: BA Eindwerkstuk Docent: Wander Eikelboom Thema: Wederopstanding van het verleden Studiejaar: 3, blok 3 Student: Jitske Wadman Studentnummer: 3286886 Inleverdatum: 28-01-2010 1 Inhoudsopgave Inleiding p. 3 Historiografie p. 4-5 Discoursanalyse DE BEZETTING p. 5-6 Tekstanalyse DE OORLOG p. 7-11 Conclusie p. 11-13 Bibliografie p. 14 Bijlagen Ontstaansgeschiedenis DE BEZETTING p. 15-16 Colofon DE BEZETTING en DE OORLOG p. 17 2 Inleiding Afgelopen jaar is de 9-delige serie DE OORLOG (2009) uitgezonden door de NPS. Al eerder is er op de Nederlandse televisie een documentairereeks vertoond over de Tweede Wereldoorlog: DE BEZETTING (1960) van Loe de Jong en in de jaren tachtig een herziene versie hiervan. DE OORLOG laat deze eerste reeks niet buiten beschouwing en geeft aan zich hiertegen te willen afzetten door een nieuwe invalshoek te kiezen. Nieuwe inzichten zullen worden verschaft, gebaseerd op de laatste studies en ontwikkelingen. DE OORLOG zal minder naar volledigheid streven dan DE BEZETTING destijds heeft gedaan en zal hierbij de aandacht vestigen op subthema’s. Daarnaast geeft zij zelf aan het gekozen goed/fout perspectief over collaboratie en verzet van Loe de Jong los te willen laten en deze te vervangen door die van de Nederlandse burger en zijn keuzemogelijkheden. Dagboekfragmenten vormen daarbij de leidraad van DE OORLOG.1 DE OORLOG geeft dus zelf aan de Tweede Wereldoorlog op een andere manier te willen belichten dan DE BEZETTING. In mijn onderzoek beantwoord ik de vraag in hoeverre het perspectief op de Tweede Wereldoorlog in DE OORLOG daadwerkelijk anders is dan in DE BEZETTING. De ontwikkelingen van de televisiedocumentaire over de Tweede Wereldoorlog vormen hierbij het theoretische kader, gebaseerd op het onderzoek van Chris Vos: Televisie en Bezetting: Een onderzoek naar de documentaire verbeelding van de Tweede Wereldoorlog in Nederland (1995). Deze studie reikt echter niet tot het heden en hier is nog geen vervolgonderzoek op gedaan, dus de periode na 1990 kan ik niet meenemen in mijn onderzoek. J.H.C. Blom vormt met zijn theorie over de mogelijke dominante rol van Loe de Jong voor de geschiedschrijving, het uitgangspunt van de vergelijking tussen beide series. Hij vraagt zich af in hoeverre historici zullen weten te ontworstelen van het gehanteerde goed/fout perspectief.2 In het artikel In de ban van goed en fout? Wetenschappelijke geschiedschrijving over de Bezettingstijd in Nederland (1983) doet Blom een oproep aan historici om nieuw onderzoek te doen naar de oorlog, waarbij het dominante thema onderdrukking, verzet en collaboratie naar de achtergrond verdwijnt en andere onderwerpen meer worden belicht. Het accent moet naar zijn idee niet langer liggen op een moraliserend betoog. In mijn onderzoek analyseer ik in hoeverre DE OORLOG los laat aan het moraliserende betoog, oftewel het goed/fout perspectief. Voorafgaand aan de tekstanalyse van DE OORLOG toont de historiografie een overzicht van de verschillende fases die te herkennen zijn in de documentaire geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens wordt er ingegaan op het gehanteerde perspectief van De Jong in DE BEZETTING. Middels literatuuronderzoek heb ik deze vraag kunnen beantwoorden, omdat hier voldoende studies naar gedaan zijn. Op DE OORLOG is daarentegen wel een tekstanalyse uitgevoerd, omdat hier niet eerder onderzoek naar gedaan is. In mijn conclusie formuleer ik mijn bevindingen over de vergelijking tussen het perspectief van DE BEZETTING en DE OORLOG. Hier zal blijken dat DE OORLOG zich nog niet helemaal heeft ontwricht aan het goed/fout perspectief en hier nog deels aan vast houdt. Middels een meer persoonlijke benadering wordt hier wel op een geheel andere manier vorm aangegeven dan in DE BEZETTING. Met het idee van Blom in het achterhoofd, dat de basis consensus van goed en fout na de oorlog onveranderd is gebleven en ons fundament vormt van de huidige democratie, is het niet vreemd dat deze politiek morele geschiedschrijving ook terug te zien is in DE OORLOG. 3 Mijn conclusie levert een bijdrage aan het wetenschappelijke 1 Ad van Liempt. “Collumn: Avontuur.” [2009], NPS: De Oorlog Dr. L.H.C. Blom, “In de ban van goed en fout? Wetenschappelijke geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland” in Tussen goed en fout: nieuwe gezichtspunten in de geschiedschrijving 1940-1945, red. Dr. G. Abma, Drs. Y. Kuiper en Drs. J. Rypkema (Franeker: T. Wever B.V. 1983): 36. 3 Ibidem, 34. 2 3 debat omtrent documentaire geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog, waar ik tot slot verzoek doe voor vervolgonderzoek naar de waarde van verpersoonlijking van de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog. Historiografie Onderstaand volgt een kort overzicht van de belangrijkste, historiografische ontwikkelingen die de Nederlandse documentaire over de bezettingstijd kent. Voor mijn historiografische overzicht heb ik mij vooral laten leiden door de gedegen studie van Chris Vos.4 Ik zal Vos’ naamgeving van de fases aanhouden. Vos stelt dat in de eerste jaren na de oorlog de televisie vooral wordt ingezet om de oorlog te herdenken.5 Televisie ontwikkelt zich als een actueel medium en de geschiedenis voltrekt zich dan ook voornamelijk aan de actualiteit. Rond de herdenkingsdagen is de meeste aandacht voor de oorlog. Een paar documentaires pogen in de eerste jaren na de bevrijding de oorlog te doen herleven, maar HET WONDER VAN ANNE FRANK (1959) door Jan Vrijman doorbreekt jaren later de lange documentairestilte.6 Pas in de jaren zestig ontstaat er behoefte aan een reconstructie van de oorlog.7 Deze ontwikkeling wordt gevoed door de populariteit van Anne Frank, populaire bioscoopfilms en door processen tegen oorlogsmisdadigers die op de televisie te volgen zijn.8 Daarbij moet de nieuwe, onwetende generatie ook ingelicht worden over de oorlog. DE BEZETTING van Loe de Jong zal aan deze behoefte voorzien en is vanaf 1960 vijf jaar lang op televisie te volgen.9 Historicus Loe de Jong neemt bij de presentatie ervan de rol als ‘volksopvoeder’ op zich, waarbij hij een moraliserend perspectief hanteert; het verzet was goed en de bezetter was fout.10 De jaren zeventig kenmerkt Vos als de fase van kritiek. Er ontstaat kritiek op het gehanteerde perspectief van De Jong en er wordt afgezet tegen de traditionele manier van geschiedschrijven in vorm en inhoud. De ‘gewone’ man komt meer aan het woord en er ontstaat zelfs ruimte om de ‘foute’ kant te belichten. Ook gaan filmische middelen mede het verhaal vertellen, geluidseffecten krijgen bijvoorbeeld een sturende rol. De documentaire VASTBERADEN, MAAR SOEPEL EN MET MATE (VASTBERADEN, 1974) is zeer representatief voor deze periode.11 Er spreekt een generatie die een genuanceerder beeld op de oorlog wil geven. Een eerste documentaire waarin de foute kant ook wordt belicht is PORTRET VAN ANTON ADRIAAN MUSSERT (1968), door Paul Verhoeven.12 Opnieuw zijn bovenstaande ontwikkelingen gevoed door processen tegen oorlogsmisdadigers die via het actuele medium televisie te volgen waren.13 In dezelfde periode is er ook een fase van lijden te herkennen. Er komt meer aandacht voor de Holocaustslachtoffers.14 Een hoogtepunt hierin werd bereikt door de documentaire BEGRIJPT U NU WAAROM IK HUIL? (1969) van L. van Gasteren.15 De documentaire geeft inzicht in een Leidse kliniek die gespecialiseerd was in traumaverwerking, 4 Chris Vos, Televisie en Bezetting: Een onderzoek naar de verbeelding van de Tweede Wereldoorlog in Nederland (Hilversum: Verloren, 1995) 5 Ibidem, 44. 6 Ibidem, 61. 7 Ibidem, 72. 8 Ibidem, 70 9 Ibidem, 76. 10 J.H.C. Blom, In de ban van goed en fout: Geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland (Amsterdam: Boom, 2007), 157. 11 Vos, 128. 12 Ibidem, 126. 13 Ibidem, 116. 14 Jan Bank, Oorlogsverleden in Nederland (Baarn: Ambo, 1983), 25. 15 Vos, 156. 4 geconcentreerd op het slachtoffer. ‘De kampdocumentaire’ wordt binnen deze ontwikkeling een aparte categorie met eigen stijlkenmerken, waarbij de geschiedenis vooral wordt gebaseerd op oral history en ego-documenten (zoals bijvoorbeeld dagboeken).16 De aandacht voor het slachtoffer is vooral gevoed door een proces tegen ‘De drie van Breda’. De discussie dat deze Duitse oorlogsmisdadigers eventueel vrij gelaten zouden worden riep in de maatschappij veel ophef op. Emotionele verhalen van slachtoffers, uitgezonden op de televisie, waren hier het gevolg van.17 Nu de rol van de slachtoffers bespreekbaar werd, komt halverwege de jaren zeventig de keerzijde hiervan aan het licht: de schuldigen.18 Door Vos wordt deze fase benoemd als Schuld, boete en vergeving. In deze periode werd de schuldige echter niet langer als alleen maar fout afgeschilderd, maar was er een versoepeling te zien naar collaborerend en aanpassend gedrag. Nu werd er gezocht naar de ‘achterkant’ van schuld, in plaats van dit als moreel ijkpunt te nemen tegen het kwade. Ook deze ontwikkeling is waar te nemen in een actueel debat. Binnen het debat over Menten en Aantjes kwam de schuldvraag centraal te staan.19 In de jaren hierna is de versoepeling tussen de scheidslijnen goed en fout verder doorgetrokken. Het boek Grijs verleden (2001) van Chris van der Heijden is hier een goed voorbeeld van. Ook in documentaires wordt geprobeerd om de goed / fout benadering helemaal los te laten. De belangrijkste documentaires op dit gebied zijn te vinden bij de VPRO: LOTGEVALLEN (1982) en DE SCHENDING (1990).20 Discoursanalyse DE BEZETTING DE BEZETTING valt onder het genre van de documentaire. Er bestaat een verwachtingspatroon ten aanzien van dit genre: de documentaire moet gebaseerd zijn op de ‘werkelijkheid’. Om deze verwachting niet te verstoren zullen alle elementen die op een reconstructie wijzen zoveel mogelijk verborgen gehouden worden. De documentaire moet naast puur het tonen van de werkelijkheid wel blijven boeien voor de kijker. Onder andere door de keuzes in de montage wordt een bepaald perspectief gehanteerd. Oftewel, de ‘fictionalisering van de documentaire’.21 Er zijn verschillende theorieën ontwikkeld over de invalshoek die De Jong hanteert. Voor mijn onderzoek zijn de grote lijnen hiervan het meest van belang en zal ik aanhalen ter vergelijking van de documentairereeks DE OORLOG. In de conclusie van een van deze studies wijst Conny Kristel op de problemen waar historici tegenaan lopen bij het reconstrueren van de oorlog. De oorlog is volgens haar ‘een buitengewoon complex internationaal historisch verschijnsel dat velen aanvoelen als een intellectueel, moreel en emotioneel overweldigend onderwerp. Vele wetenschappers hebben na jaren studie de onbegrijpelijkheid ervan onderstreept’.22 De Jong is een van de historici die zich heeft gewaagd aan de reconstructie van de oorlog en zal ik me in onderstaande paragraaf in verdiepen. Ter achtergrondinformatie heb ik de ontstaansgeschiedenis en vorm van DE BEZETTING kort uiteengezet in de bijlagen.23 De geschiedschrijving van De Jong is volgens J.H.C. Blom van grote invloed geweest op de verdere geschiedschrijving over de oorlog. Het gehanteerde perspectief is door vele wetenschappers gekwalificeerd als het zogenaamde goed/fout perspectief. Fout hierbij was Ibidem, 172. Ibidem, 153. 18 Ibidem, 209. 19 Ibidem, 205. 20 Ibidem, 257 21 Chris Vos, Bewegend verleden: Inleiding in de analyse van films en televisieprogramma’s (Amsterdam: Boom, 2004), 87. 22Conny Kristel, Geschiedschrijving als opdracht. Abel herzberg, Jacques Presser en Loe de Jong over de Jodenvervolging (J.M. Meulenhoff B.V.: Amsterdam, 1998), 129. 23 Zie bijlage 1 16 17 5 het nationaal-socialisme en de bezetter, goed was het verzet daartegen.24 Dit goed/fout perspectief is in DE BEZETTING een vanzelfsprekend vervolg geweest van het perspectief waar collaboratie tegen over verzet wordt geplaatst. In tegenstelling tot de regels van het vak, waarbij historici afstandelijk en onpartijdig zijn, kenmerkt De Jong zich als moraliserend en partijdig. Hij noemde zichzelf dan ook niet voor niets ‘een volksopvoeder’.25 Bij het moraliserende perspectief is het opvallend dat vooral de ‘goede kant’ van het verhaal in DE BEZETTING besproken wordt, de invalshoek kwam duidelijk bij het verzet te liggen. Hierbij is het goed/fout perspectief niet alleen politiek van aard, maar ook persoonlijk. Politiek onjuist betekent ook dat je fout als persoon bent. Loe de Jong bepaalt hierbij wat goed en fout is door zichzelf als een alwetende verteller op te stellen van achter zijn bureau. Er komen geen getuigen aan het woord die hem tegenspreken, alle getuigenverklaringen passen lijnrecht in zijn betoog. Dat politiek fout gelijk werd getrokken aan persoonlijk fout is te concluderen uit het feit dat De Jong geen aandacht schenkt aan de personen van de ‘foute’ kant. De persoonlijke ‘foute’ kant krijgt hierdoor geen ruimte in het oorlogsverhaal. Alleen slachtoffers en mensen uit het verzet spreken, waardoor het nationaal oorlogsverhaal overkomt alsof bijna heel Nederland in verzet kwam en er maar een handje vol foute verraders waren. De getuigen spreken tijdens de verklaringen overigens ook recht in de camera, met een letterlijk ingestudeerde tekst. Het geheel krijgt hierdoor een onnatuurlijke uitstraling, waardoor de kijker sterk op reconstructie gewezen wordt en zich minder zal inleven. Er wordt dus niet echt op de persoonlijke beleving ingespeeld, door bijvoorbeeld persoonlijke vragen te stellen of de persoonlijke omgeving te tonen. In de aflevering van de NSB komen helemaal geen getuigen aan het woord. “Ik heb de makers verzocht, het illustratiemateriaal zoveel mogelijk te bepalen tot scènes waarin grote aantallen NSB’ers te zien zijn, dat maakt herkenning praktisch onmogelijk”, aldus De Jong, reflecterend op de aflevering.26 Deze keuze heeft er dus ook voor gezorgd dat het verhaal van de NSB niet aan het licht kwam. Ter inleiding op de aflevering verklaart De Jong: “Het optreden van de NSB heeft in ons volk diepe emoties losgewoeld. Daar moest ik rekening mee houden (…) ik had die getuigen niet nodig.”27 Tijdens de aflevering wordt de NSB wel met al zijn grijstinten beschreven, waarin ook de geïsoleerde positie van vele leden aan bod kwam. Toch kon De Jong in zijn eindoordeel zijn mening niet voor zich houden: “De doodstraf voor Mussert was rechtvaardig”. Bovendien wordt zijn tekstboek in close-up gebracht, met als symbool dat ‘Mussert en NSB een afgesloten hoofdstuk zijn’.28 Zoals Blom schrijft over De Jong: “De geschiedenis van Nederland verschijnt in het perspectief van onderdrukking, collaboratie en verzet.”29 Zeer veel gebeurtenissen krijgen een plaats binnen dit kader, wat ook een logische eerste vorm van geschiedschrijving is volgens Blom. Direct na de bevrijding hingen rechtspleging en geschiedschrijving nauw samen.30 Daarbij wordt de oorlog als een zeer exceptioneel tijdsvak beschreven, opeens was Nederland in 1940 te midden in een oorlog en plotseling beëindigd in mei 1945. De strijd tussen het nationaal-socialisme en de tegenstanders vormen het ordenend principe van zijn verhaal, waarbij de structuur van onderdrukking en verzet het perspectief bepalen. Dit perspectief bepaalt de belangrijkste vragen: Hoe was het mogelijk dat Nederland zo’n nederlaag had geleden?;‘Wat had de bezetter precies voor ogen?;Welke effecten had dit? Volgens Blom zijn deze kernvragen nog steeds het leidende principe voor de geschiedschrijving over de oorlog. Blom (1983), 34. Blom ( 2007), 157. 26 Vos, 97. 27 Ibidem, 97. 28 Ibidem, 98. 29 Blom (2007), 94. 30 Blom (2007), 12. 24 25 6 Samengevat heeft Loe de Jong vanuit het oogpunt van collaboratie en verzet geschreven, welke hij langs een morele schaal van goed en fout heeft gelegd. Hierbij is er meer aandacht besteed aan het verzet dan aan collaboratie. Zoals hij zelf ter inleiding op de serie verklaarde: “In de twee woorden ‘de Bezetting’, daar is ook alles mee gezegd: het overweldigd zijn, de druk en het verzet.”31 In de volgende paragraaf wordt er aandacht besteed aan de serie DE OORLOG en wordt er gekeken in hoeverre het gehanteerde perspectief nog gelijkenissen vertoond met die van De Jong. Tekstanalyse DE OORLOG: Keuzes en dilemma’s In onderstaande tekstanalyse richt ik mij op de derde aflevering van DE OORLOG: Keuzes en dilemma’s.32 Het centrale thema wordt in de aflevering bepaalt door keuzes en dilemma’s waar Nederlanders in de oorlog tegen aanliepen. Juist omdat de uitersten verzet en collaboratie het leidende thema van DE BEZETTING is, bekijk in hoeverre DE OORLOG dit in deze aflevering langs een morele lat van goed en fout legt. Ik geef hierbij een beschrijving van het plot en bespreek en interpreteer de opvallende elementen. De analyse is voornamelijk op narratief- en filmisch niveau uitgevoerd.33 Bovendien bespreek ik alleen die delen die inzicht verschaffen in de eventuele goed/fout benadering. Zoals bij DE BEZETTING al besproken, worden er filmische middelen ingezet om aan de waarheidsgetrouwe verwachting van de documentaire te voldoen. Dit is ook het geval bij DE OORLOG: er zijn keuzes gemaakt in de montage, het geluid en de mise en scene. Op basis van deze keuzes beschrijf ik mijn bevindingen over in hoeverre het goed/fout perspectief nog te bespeuren valt in DE OORLOG. Het plot van de aflevering Keuzes en Dilemma’s is als volgt opgebouwd; ter inleiding op het thema worden beelden uit de film DE OVERVAL (1962) getoond. Hier gaat de presentator kort op in, inleidend op de twee daarop volgende interviews. Twee getuigen, uit een zelfde familie, komen middels een parallelmontage aan het woord. De nicht spreekt over het verzet en de neef over de SS. Vervolgens wordt er aandacht besteed aan verschillende vormen van verzet, waaronder de Februaristaking, intellectueel verzet op universiteiten en een studentenstaking. Nadat de kant van het verzet aan bod is gekomen, worden de NSB en zijn leiders uitvoerig beschreven. Vanuit hier wordt een dagboekfragment gepresenteerd dat ingaat tegen de NSB. Nu het verzet en collaboratie besproken zijn, wordt de Nederlandse Unie gepresenteerd als een alternatief. Vervolgens wordt er teruggeschakeld naar de eerste interviews en wordt hier opnieuw middels parallelmontage dieper ingegaan op het gevoelsleven van de SS’er. De vorm van de aflevering is bij alle besproken onderwerpen vrijwel hetzelfde. Wanneer er een nieuw onderwerp aangesneden wordt spreekt de presentator het publiek, recht in de camera aan. Vervolgens wordt er afgewisseld met archiefmateriaal ondersteund door een voice-over, een interview met een getuige of een locatie opname met de presentator. Wat ik opvallend vind aan de plotopbouw, is dat er duidelijk gepoogd wordt evenveel aandacht te besteden aan het verzet als aan collaboratie. In tijd in minuten is deze ruimte ook vrijwel gelijk getrokken. Ik denk dat de makers hiermee de kijker op een soortgelijke manier kennis willen laten maken met beide kanten. Dit idee is te bevestigen aan de hand van de eerder genoemde, parallelgemonteerde interviews. Het is hierbij opvallend dat er gekozen is voor een neef en een nicht uit dezelfde familie, die een tegengestelde keuze hebben gemaakt. Mevrouw Folmer koos voor het verzet en meneer Folmer sloot zich aan bij de SS. Doordat ze uit dezelfde familie afkomstig zijn, wordt het contrast tussen verzet en collaboratie geaccentueerd. Daarentegen wordt het toeval waarop de keuzes zijn gebaseerd ook geaccentueerd. De parallelmontage bevestigt deze tegenstrijdigheid ook. Enerzijds wordt dit Vos, 85. www.deoorlog.nl, 18-01-2010. 33 Vos (2004), 15. 31 32 7 scherpe contrast geaccentueerd, door de interviews lijnrecht tegenover elkaar te plaatsen. Anderzijds laat de parallelmontage de kijker ook zien dat de tegengestelde keuzes erg dicht bij elkaar kunnen liggen. De interviews worden daarentegen vrijwel van alle omstandigheden gelijkgeschakeld; beiden worden thuis aan tafel geïnterviewd en middels medium close-up, afgewisseld door een long shot, in beeld gebracht tijdens het gesprek met de interviewer. Doordat ze beiden thuis worden geïnterviewd, geven alle elementen die hieruit op te maken zijn, ook informatie over de personen. Waar mevrouw Folmer een rustig leven in Nederland leidt, bevindt de heer Folmer zich in het land van de voormalig foute kant; Oostenrijk. Indirect geeft dit ook een politiek moreel oordeel. Ook krijgen ze evenveel tijd om hun verhaal te doen en worden hen dezelfde vragen voorgelegd. Mevrouw Folmer verklaart: “Het was logisch, iets waar je niet over nadacht. Je wilde concreet iets doen.” Waarbij de heer Folmer verklaart: “Als je voortdurend voor lafaard wordt uitgemaakt en je weet dat je geen lafaard bent, dan neem ik de consequenties en meld ik mij. Dan ga ik ook vechten tegen het Communisme.” Beide verhalen worden ondersteund door illustrerend archiefmateriaal en waar nodig een voice-over van de presentator. Ik heb hierin geen suggestieve sturing kunnen opmerken. De gelijkschakeling van de verhalen is naar mijn idee gedaan om het verhaal van de een niet boven het verhaal van de ander te plaatsen, voor beide verhalen wordt op deze manier evenveel sympathie opgewekt. De interviewer komt overigens niet met zijn gezicht in beeld, waardoor zijn uitdrukkingen niet af te lezen zijn en hij hierdoor geen invloed kan uitoefenen op de perceptie van de kijker. De presentator leidt de interviews in met de woorden: “Waarom kozen sommigen de kant van de bezetter en anderen de kant van het verzet? (..) Ieder individueel geval is anders. Dit kon aan je politieke overtuiging liggen, aan je karakter, maar ook aan het toeval of aan de familie waar je uit kwam.” Deze bewoordingen proberen naar mijn inziens los te laten aan een moraliserend oordeel door niet aan te geven dat het verzet een logische keus was, maar dat eigenlijk iedere Nederlander voor het verzet maar ook voor de bezetter had kunnen kiezen. Al met al lijkt dit deel van de aflevering zich te willen ontworstelen van het befaamde goed/fout perspectief. Na de bovenbesproken interviews worden verschillende vormen van verzet gepresenteerd. Eerst wordt de Februaristaking van 25 februari 1941 besproken. De presentator luidt dit onderwerp in vanuit een kroeg en spreekt recht in de camera. Hij vertelt over verschillende maatregelen van de bezetter en geeft voorbeelden van de eerste acties tegen de Joden. Vervolgens wordt er gesneden naar een close-up van een krantenkop “Joodse ambtenaren en professoren met ingang van heden ontslagen” en verschillende pamfletten als “Het universitair onderwijs voor Joden verboden”. De close-ups worden ondersteund door tragische, dreigende muziek en een voice-over die de teksten nadrukkelijk opleest. Door de dreigende muziek en de voice-over spelen de getoonde gebeurtenissen in op het gevoelsleven van de kijker en komen de maatregelen tegen de Joden extra hard aan. Naar mijn idee is dit niet om de kant van de bezetter te benadelen, maar wel om sympathie op te roepen voor de kant van de Joden. In dat opzicht dus wel een suggestieve vertelling, maar niet in de trant van een goed/fout perspectief. Vervolgens leest een voice-over een dagboekfragment voor, waar tegelijkertijd beelden te zien zijn van de daden tegen de Joden. Dit dagboekfragment is naar mijn inziens toegevoegd om het gevoelsleven van de kijker nog meer aan te spreken, wel wordt hierin de NSB als dader verwoord. Ik heb het idee dat dit slechts als een feit wordt gepresenteerd, waar verder geen oordeel aan hangt. Dit omdat er een gedetailleerde beschrijving wordt gegeven van de aanslag tegen de Joden, die vooral beschouwend van aard is en geen oordelende klanken naar de NSB toe. Vervolgens wordt de moord op honderden Joden gepresenteerd middels archiefmateriaal, ondersteund door bijpassende geluidseffecten en een dagboekfragment van een getuige. Opnieuw wordt door filmische middelen duidelijk ingespeeld op het gevoel van de kijker en is het persoonlijke verhaal uit een dagboekfragment een opvallend element. Het geheel wordt hierdoor minder afstandelijk en de kijker zal zich hierdoor sneller identificeren 8 met de gebeurtenissen. Nu de maatregelen tegen de Joden op een sensationele manier zijn getoond, wordt er gesneden naar de presentator, die de Februaristaking als reactie hierop aankondigt. Om de Februaristaking beeldend te maken worden er rijdende trams in de avonduren in beeld gebracht. De presentator vertelt middels een voice-over wat de Februaristaking inhield. Wat ik opvallend vind, is dat er in contrast met eerdere muziekkeuze nu verlichte, opbeurende muziek klinkt. Waar ik de dreigende muziek een middel vond om een gevoel te geven aan de Jodenvervolging, vindt ik de lichte muziek bij de Februaristaking meer moraliserend van aard. De staking is namelijk een vorm van verzet en wordt hier, door de opbeurende muziek, als positief en ‘goed’ gepresenteerd. Om de Februaristaking verder toe te lichten, wordt er een gesprek gevoerd met een getuige. In dit gesprek, dat zich afspeelt in een café, wordt de betekenis van de staking toegelicht. De getuige vertelt dat ‘ze het gevoel hadden het weer even voor het zeggen te hebben tijdens de staking’. Opvallend bij dit gesprek is dat het gezicht van de presentator nu ook in beeld komt. Er is duidelijk een vriendelijke, haast trotse uitdrukking op zijn gezicht waar te nemen. Dit is naar mijn idee een vorm van sturing waarbij de mening van de presentator duidelijk positief is over verzet. Ook knikt hij lichtelijk tijdens het verhaal van de getuige, oftewel hij knikt instemmend mee. Na de presentatie van de Februaristaking is er ruimte voor minder massale vormen van verzet, op intellectueel niveau. De presentator spreekt ter inleiding in de camera. Zijn woorden worden opnieuw ondersteund door archiefmateriaal. Aan bod komt het protest van een professor tegen het besluit dat Joden niet langer mochten werken aan de universiteit. De woordkeus van de presentator karakteriseert zijn betoog naar mijn inziens als ‘moedig’. “Hij hield een vlammend betoog, terwijl hij wist dat hij opgepakt zal worden. Hij had zijn koffer al ingepakt.” Hij had zijn mening buiten beschouwing kunnen laten en slechts kunnen vertellen dat de hoogleraar een betoog hield, met een toelichting hiervan. De presentator vertelt dat er tegelijkertijd een andere vorm van verzet gaande was, namelijk een Leidse hoogleraar die ‘de vloer aanveegde met de Duitse rassentheorie’. Ook hier bespeur ik een vorm van suggestieve vertelling. ‘De vloer aanvegen’ klinkt naar mijn idee meer denigrerend dan ‘ergens tegen in gaan’. De presentator verklaart vervolgens deze theorie en noemt dit een ‘moedig protest’. Ook dit is naar mijn inziens een vorm van suggestieve vertelling, waarbij het verzet opnieuw als goed wordt afgeschilderd. Na de voorbeelden van verzet, wijst de voice-over van de presentator op een andere keuze die tijdens de oorlog werd gemaakt. Bewegend beeld van NSB’ers wordt getoond, waar gesneden wordt naar een close-up van het gezicht van de presentator. Opvallend is zijn moeizame uitdrukking terwijl hij de beelden bekijkt. Naar mijn idee is dit een vorm van suggestieve vertelling, waarbij de mening van de presentator over de NSB van zijn gezicht af te lezen valt en duidelijk negatief is. Niet eerder wordt er in de aflevering ingezoomd op de reactie van de presentator op archiefmateriaal, en de negatieve uitdrukking kan duiden op een goed/fout perspectief. De mening van de presentator kan hier gezien worden als een moraliserend oordeel, waarbij de NSB als ‘fout’ wordt afgespiegeld. Om de kant van de NSB te presenteren wordt de presentator op locatie van verschillende NSB-kantoren gefilmd, hij geeft uitleg bij verschillende panden. Het is bij dit onderwerp niet vreemd dat er geen getuige wordt geïnterviewd. Het is moeilijk iemand te vinden die als NSB’er op televisie gepresenteerd wil worden. Dit zorgt er wel voor dat dit onderwerp minder persoonlijk overkomt dan voorgaande onderwerpen waar wel getuigenverklaringen in voor kwamen. Door de locatieopname wordt die kant van het verhaal wel tastbaarder dan alleen een toelichting van de presentator. Ook wordt er middels een parallelmontage gesneden van locatieopname naar archiefbeeld. Hierdoor begint het verhaal van de presentator echt te leven. Ik kan overigens in bovenbeschreven gedeelte niets in de benaderingswijze vinden dat kan duiden op een goed/fout benadering. De presentator neemt een neutrale woordkeuze aan en verklaart slechts wat er precies gebeurde in de panden. Dan stelt hij de vraag: ”Wat waren dat voor mensen die zich aansloten bij de NSB?” Zijn antwoord hierop is dat over het 9 algemeen NSB’ers sterk nationalistische idealen hadden, die stonden voor een sterk Nederland onder een sterke leider. Waarbij hij vertelt dat deze ideeën werden aangetrokken door alle bevolkingsgroepen. Tegelijkertijd zijn er beelden te zien van grote groepen NSB’ers. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat vele Nederlanders zich bij de NSB hadden aangesloten in de oorlog en dat iedereen in principe die keuze had kunnen maken. Dit duidt op het los laten van het goed/fout perspectief. Vervolgens worden er beelden getoond van Mussert en worden zijn doelstellingen toegelicht. Hier heb ik overigens niet het idee dat middels, montage, geluid of woordkeus de kijker wordt gestuurd. Na enkele beelden van de NSB wordt het perspectief gericht op het verzet hiertegen vanuit de Nederlandse samenleving. Middels een dagboekfragment, ondersteund door archiefmateriaal van marcherende NSB’ers, uit een vrouw haar zorgen over deze groep. Door het persoonlijke element van een dagboek wordt er naar mijn idee meteen sympathie opgeroepen voor haar verhaal. Als kijker ga je mee in de mening dat de NSB een naïeve en verkeerde keus was. Een voorbeeld van het dagboekfragment dat mede hier de oorzaak van is: “Veel ouders zijn te slap om hier tegen in te gaan en zien het gevaar er niet van in.” De opmerking van de presentator ondersteunt dit gevoel: “Iedereen had een hekel aan NSB’ers.” Wanneer de presentator in de camera vertelt dat vele aanhangers van de NSB tot aan het einde van de oorlog de beweging blijven steunen, klinkt er tragische muziek. Beide elementen kunnen duiden op het eerder gehanteerde perspectief van goed en fout. Nadat er aandacht is geweest voor het verzet en de NSB, wordt het alternatief besproken: De Nederlandse Unie. Na enkele archiefbeelden legt een getuige een verklaring af over het lid zijn van deze unie. De presentator verklaart, na enige uitleg over de Unie: “Het experiment is mislukt, tegelijkertijd praten met de bezetter en de Nederlandse belangen dienen. Dat was een spagaat die niet vol te houden bleek.” Hiermee wordt mijns inziens het contrast van verzet en collaboratie in een zin bevestigd, doordat beide bewegingen niet samen kunnen gaan. Ook zegt de presentator hiermee dat de NSB op geen enkele manier de belangen van de Nederlanders behartigden en haalt hier het idee van de NSB van een ‘sterk Nederland’ onderuit. Dit wijst indirect opnieuw voor een invalshoek van ‘goed’ tegen ‘fout’. Vervolgens wordt er teruggegrepen op het eerder geïntroduceerde verhaal van de heer Folmer, die koos voor de kant van de bezetter. De presentator introduceert dit door te vertellen ‘dat de keuze tussen het verzet en de NSB voor Folmer geen enkel probleem was’. Hiermee wordt er gesuggereerd dat Folmer 100% achter zijn keuze stond toentertijd. Folmer is opnieuw tegenover de presentator geplaatst en krijgt de ruimte om te verklaren dat hij geen oorlogsmisdaden heeft gepleegd. Het gezicht van de presentator komt hierbij niet in beeld. Tijdens de verklaring wordt er ingezoomd op Folmers gezicht, waarbij de presentator zegt dat ‘veel mensen hem niet zullen geloven’. Door deze opmerking wordt de kijker erop gewezen dat Folmer hier zou kunnen liegen. Wanneer dit achterwege was gelaten zal de kijker hier denk ik minder kritisch naar zijn. Naar mijn mening levert dit persoonlijke verhaal van de heer Folmer een vorm van sympathie bij de kijker op. Er wordt ingegaan op het gevoel van een SS’er, waarbij hij vertelt dat hij erg geschrokken is van de gepleegde oorlogsmisdaden waar hij, achteraf gezien, bij hoorde. Hierdoor wordt door de SS’er zelf ook deze groep als de ‘fout’ afgeschilderd. Terwijl Folmer vertelt: “Het spijt me dat ik die dienst heb genomen, dat uniform heb aan gehad”, klinkt er treurige muziek. Het verdriet van Folmer wordt hiermee overgebracht aan de kijker. Vervolgens wordt het interview met zijn nicht vervolgd. Zij vertelt hier over haar neef en de persoonlijke gevolgen voor hem van zijn keuze als SS’er. “Hij was een geschonden mens, door het besef dat hij de verkeerde kant op was gegaan.” Met deze woorden wordt de SS’er als een slachtoffer neergezet van zijn ‘verkeerde keuze’. De nadruk van het verhaal van de SS’er ligt erg op verdriet en spijt. Het goed/fout perspectief is hier naar mijn idee dus letterlijk in terug te zien, maar er is duidelijk ruimte voor sympathie van de ‘foute kant’. 10 Tot slot komt de presentator opnieuw in beeld, waar hij de vraag of het verzet effectief is geweest probeert te beantwoorden: “Het verzet is nauwelijks van invloed geweest, maar wel heel veel menselijk leed heeft veroorzaakt. Anderzijds heeft het veel levens gered omdat mensen konden onderduiken. Bovendien gaf het verzet moed en hoop. Je verzetten of niet, dat was misschien wel het ingewikkeldste dilemma van de oorlog.” Door hier ook de keerzijden van het verzet te benoemen, wordt dit niet alleen positief benaderd. En door er op te wijzen dat de keuze een waar dilemma was, laat de presentator zien dat het verzet niet een logische keuze was voor iedereen. Het eindoordeel blijft hiermee in het midden en wordt overgelaten aan de kijker. Hiermee toont DE OORLOG geen moraliserend betoog te willen houden, maar een neutrale houding aan te nemen tegenover beide keuzes. Samenvattend kan ik stellen dat de extremen collaboratie en verzet duidelijk het perspectief bepalen van de aflevering. De presentator vertelt in zijn inleiding dat de meeste mensen geen keuze hiertussen maakten, maar daar wordt niet op ingegaan in de aflevering. Ik kan uit de tekstanalyse concluderen dat er wel degelijk is gepoogd om het goed/fout perspectief op deze extremen los te laten. Dit door evenveel aandacht te schenken aan beide kanten van het verhaal en de getuigen op een vergelijkende manier in beeld te brengen en te interviewen. Er wordt in de aflevering ook evenveel tijd en beeld besteed aan het verzet als aan de kant van de NSB. Echter, vind ik het wel opvallend dat de dagboekfragmenten, dus de persoonlijke vertellingen, alleen ingezet zijn ter ondersteuning van het verzet. Ik kan begrijpen dat het moeilijker is om dagboekfragmenten van de kant van de NSB te vinden, maar om de geschiedschrijving zo neutraal mogelijk te houden zou dit ook achterwege kunnen gelaten worden. Door de meer persoonlijke benadering van het verzet wordt hier naar mijn inziens toch meer sympathie voor opgewekt dan voor de NSB. Zelfs wordt de NSB negatief benaderd in een van de dagboekfragmenten, waardoor het oordeel tegen de NSB makkelijk over te nemen is door de kijker. Wel wordt er aan het einde van de aflevering gepoogd om sympathie op te wekken voor de SS’er, middels een interview waarin zijn achtergrond en gevoel sterk naar voren komt. Ook hij bevestigt de foute kant van de SS, waardoor het goed/fout perspectief wordt benadrukt. Ook valt het mij meerdere malen op dat middels muziek of de gezichtsuitdrukking van de presentator een mening wordt gegeven over het thema verzet of collaboratie. Hierbij is de politiek morele schaal van goed en fout te bespeuren. Overigens is er naar mijn idee vaak muziek toegevoegd om in te spelen op het gevoelsleven van de kijker, zonder hier een waardeoordeel aan te hangen. Al met al denk ik dat DE OORLOG grotendeels de moraliserende lat los kan laten ten opzichte van verzet en collaboratie. Echter, zoals de J.H.C Blom historicus Von der Dunk aanhaalt in zijn studie, is het zeer moeilijk om je als maker te ontworstelen van ons democratische fundament en maak je als documentairemaker keuzes die gebaseerd zijn op je eigen waarde oordelen.34 Hierdoor klinkt naar mijn idee zo nu en dan nog wel het politieke goed/fout perspectief door, maar hierbij is gepoogd om niet een hard oordeel te uiten over de ‘foute’ kant en juist geprobeerd hier sympathie en vergeving voor op te wekken door de ‘foute’ kant als slachtoffer te presenteren. Conclusie Om bovenstaand terug te koppelen naar Bloms theorie en de vraag ‘in hoeverre biedt DE OORLOG een nieuw perspectief op de Tweede Wereldoorlog ten opzichte van Loe de Jong’ te beantwoorden, zal ik het gehanteerde perspectief van DE BEZETTING tegenover die van DE OORLOG plaatsen. Om mijn conclusie te verklaren, zal ik waar mogelijk refereren aan de boven beschreven historiografie. Zoals Blom beschrijft, is het logisch dat Loe de Jong op een zeer moraliserende wijze het geschiedverhaal van de oorlog benadert. Hij heeft de oorlog zelf meegemaakt en zal vele gebeurtenissen beoordelen vanuit zijn eigen ervaringen. Ook is de oorlog in de jaren vijftig, 34 Blom (2007),13. 11 wanneer De Jong begint aan zijn levenswerk, nog te kort geleden om je als geschiedschrijver los te koppelen aan het moraliserende perspectief dat er sterk heerst. Na de bevrijding hingen geschiedschrijving en rechtspleging regelmatig nauw samen.35 Om dit te verklaren sluit ik me aan bij de theorie van Blom, waarin hij stelt dat ‘auteurs de neiging hebben om verzet en collaboratie als goed en fout te beoordelen, omdat deze basisconsensus het geestelijk fundament vormt van de hedendaagse democratie in Nederland en in het Westen’.36 Oftewel je kan je als auteur moeilijk loskoppelen van je eigen waarden en normen. Concluderend kan ik stellen dat DE OORLOG gedeeltelijk is ontworsteld van het goed/fout perspectief. Waar DE BEZETTING politiek goed en fout doortrekt tot persoonlijk goed en fout, wordt er in DE OORLOG losgelaten aan deze vergelijking. Het uitgebreide interview met de SS’er is hier een goed voorbeeld van. In dit interview komt de politiek incorrecte keuze wel naar voren, maar wordt de nadruk gelegd op zijn persoonlijke verhaal. Zoals blijkt uit de historiografie, komt er in de jaren zeventig meer aandacht voor de persoon van de ‘foute’ kant. DE OORLOG gaat mijns inziens nog een stapje verder door de SS’er als een slachtoffer te positioneren. Het politieke goed/fout perspectief wordt hier nog wel gehanteerd en is te vergelijken met die van De Jong. De politiek morele invalshoek blijkt vooral uit montage, geluidseffecten, uitdrukkingen van de presentator en de nadruk op de politiek incorrecte keus van de SS’er tijdens het interview. Ook worden de meeste persoonlijke elementen ingezet ter ondersteuning van het verhaal van het verzet. De dagboekfragmenten ondersteunen allen de ‘goede’ kant. Waar in DE BEZETTING echter helemaal geen aandacht is voor de persoonlijke ‘foute’ kant, is het interview met de SS’er in DE OORLOG een duidelijke ontwikkeling. Naast de loskoppeling van politiek fout en persoonlijke fout, is er een ander opvallend verschil te benoemen. De verpersoonlijking van het oorlogsverhaal in DE OORLOG is sterk in contrast met het gedetailleerde, afstandelijke geschiedverhaal van De Jong. Waar het geschiedverhaal van De Jong, met al zijn details en feiten, de leidraad vormden van de serie, vormen alle persoonlijke belevenissen de leidraad in DE OORLOG. In de jaren zestig ontstaat er meer ruimte voor de ‘gewone man’ en worden persoonlijke belevenissen steeds belangrijker. In de jaren zeventig wordt oral history ook steeds gebruikelijker. Deze elementen zijn terug te zien in DE OORLOG. Dagboekfragmenten en persoonlijke interviews dragen het oorlogsverhaal. De dagboekfragmenten worden vertoond en nadrukkelijk opgelezen, waardoor de geschiedenis op dat moment herleeft. Ook is er tijdens de interviews veel aandacht voor de persoonlijke beleving. De presentator stelt hierbij geen kritische vragen en wil alleen de beleving van de getuige naar voren brengen. Waar de getuigen bij DE BEZETTING vanuit de studio hun verhaal inspraken, worden de interviews van DE OORLOG in de persoonlijke omgeving gefilmd. Dit betekent dat er meer ruimte is voor het individu en haar achtergrond, hierdoor zal de kijker sneller sympathie voor degene voelen. Om de beleving nog meer centraal te stellen zijn geluidseffecten en locatieopnames regelmatig waar te nemen in DE OORLOG. Deze elementen zijn halverwege de jaren zestig geïntroduceerd door een nieuwe generatie televisiemakers die zich wilden af zetten tegen de traditionele geschiedschrijving. De filmische elementen sturen de kijker bij de interpretatie van het verhaal. In de meeste gevallen worden geluidseffecten in DE OORLOG toegevoegd ter versterking van de beleving, zoals tragische muziek onder het archiefbeeld van pamfletten tegen Joden of geluid van rinkelend glas bij de verwoesting van Joodse winkels. Af en toe is in het geluid als politiek moraliserend te kenmerken, zoals de verlichte muziek onder de beelden van de Februaristaking. Maar de elementen als dagboekfragmenten, locatieopnames bij de geïnterviewden, ruimte voor de beleving van de getuigen, locatieopnames ter verbeelding van het verhaal en geluidseffecten zijn mijns inziens vooral ingezet ter versterking van de belevenis van het oorlogsverhaal. In DE BEZETTING waren deze elementen 35 36 Blom (2003), 12. Ibidem, 13. 12 niet van toepassing en werd het verhaal veel statischer verteld. Door de persoonlijke elementen is er meer aandacht voor beleving op microniveau en kan er meer inzicht worden gegeven in persoonlijke beweegredenen, maar komen er minder feitelijke details in het verhaal naar voren. De kijker zal zich op deze manier makkelijker kunnen inleven in het oorlogsverhaal. DE OORLOG biedt dus gedeeltelijk een vernieuwend perspectief op het oorlogsverhaal in vergelijking met DE BEZETTING. In het oorlogsverhaal staan, in plaats van feiten en details, de persoonlijke belevenissen centraal. Het goed/fout perspectief is op politiek niveau vergelijkbaar met DE BEZETTING, maar door de persoonlijke benadering wordt deze losgekoppeld van het goed/fout perspectief op persoonlijk niveau. In een vervolgonderzoek lijkt het me van belang om de twee gevonden gegevens nader te onderzoeken. Ten eerste lijkt het me relevant om de toegevoegde waarde en de keerzijden van de verpersoonlijking van het geschiedverhaal te onderzoeken. In hoeverre kan er wetenschappelijke geschiedschrijving uitgevoerd worden die slechts gebaseerd is op oral history? Wat is de toegevoegde waarde hiervan en wat zijn de keerzijden van deze vorm van geschiedschrijving? Ten tweede zal er een antwoord gezocht moeten worden naar de politiek morele lat waar de geschiedschrijvers mogelijkerwijs aan vast zitten. Ik vraag me namelijk af in hoeverre het mogelijk is om helemaal los te laten aan het politieke goed/fout perspectief en of dat überhaupt nodig is wanneer er wel begrip wordt getoond voor de andere kant. Want zonder mening kan een auteur niet schrijven en een documentairemaker niet produceren. Achtergrond, waarden en normen sturen de schrijver, waar van zelfs Blom meent: “Wanneer het moraliserende perspectief, als gevolg van de politieke en maatschappelijke rol die de bezetting in Nederland heeft gespeeld, losgelaten wordt, de schrijver een gevoel van onbehagen zal krijgen en het risico loopt beschuldigd te worden politiek of moreel niet te deugen’.37 Uit dit onderzoek is al gebleken dat de geschiedschrijvers niet hebben voldaan aan de verwachting die ze hebben geschept het goed/fout perspectief helemaal te ontstijgen: het politieke goed/fout perspectief is in DE OORLOG nog steeds zichtbaar. 37 Ibidem, 157. 13 Bibliografie Geraadpleegde literatuur: Bank, Jan. Oorlogsverleden in Nederland. Baarn: Ambo, 1983. Blom, J.C.H. “In de ban van goed en fout. Wetenschappelijke geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland” In Tussen goed en fout, Geredigeerd door Dr. G. Abma, Drs. Y. Kuiper en Drs. J. Rypkema. (Franeker: Uitgeverij T. Wever B.V 1986): 30-52. Frijtag, Geraldien von. “Een nieuwe taak: het biografische genre en de geschiedschrijving van de Jodenvervolging ” In Biografie bulletin. Geredigeerd door Bulletin Werkgroep. (Amsterdam: Werkgroep Biografie 2005): 27-35. Kristel, Conny. Geschiedschrijving als opdracht: Abel Herzberg, Jacques Presser en Loe de Jong over de Jodenvervolging. Amsterdam: Meulenhoff B.V., 1998. Pam, Max. De onderzoekers van de oorlog. Het Rijksinstituut van oorlogsdocumentaire en het werk van L. de Jong. ’s Gravenhage: SDU Uitgeverij, 1989. Vos, Chris. Televisie en bezetting. Een onderzoek naar de documentaire verbeelding van de Tweede Wereldoorlog. Hilversum: Verloren, 1995. Vos, Chris. Bewegend verleden: inleiding in de analyse van films en televisieprogramma’s. Amsterdam: Boom, 2004. Geraadpleegde internetadressen: http://www.deoorlog.nps.nl 14 Bijlage 1. Ontstaansgeschiedenis DE BEZETTING Direct na de oorlog op 8 mei 1945 wordt door initiatief van Prof. N.W. Posthumus Het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) opgericht, later het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) genoemd.38 Loe de Jong, toenmalig redacteur bij Radio Oranje, werkte tijdens de oorlog in Londen en had ook het idee om na de bevrijding een rijksinstelling op te richten voor de geschiedschrijving van de oorlog. Bij terugkomst in Nederland snelt De Jong zich dan ook naar het RIOD en wordt op 1 oktober benoemd tot Chef van het Rijksinstituut. Het RIOD zou alle mogelijke archieven van de oorlog moeten documenteren, een van de eerste taken bestond dan ook uit het verzamelen van materiaal. Van heinde en verre werd al het denkbare materiaal over de oorlog verzameld. “Het waren containers vol materiaal, die juichend naar binnen werden gedragen”, aldus een oud medewerker. 39 En De Jong herinnert: “In Berlijn lagen ongelofelijke hoeveelheden Duitse archiefstukken, bij elkaar konden we kiezen uit ongeveer zes strekkende kilometer.”40 Naast het verzamelen van archief bestond een andere belangrijke taak van het RIOD uit het informeren van overheidsinstellingen, particuliere organisaties en de privépersoon.41 Een eerste, groot werk dat mede mogelijk werd gemaakt door het RIOD is Ondergang geweest, geschreven door toenmalig hoogleraar J. Presser. In 1950 kreeg hij de opdracht een monografie te schrijven over de Jodenvervolging in Nederland, vijftien jaar later verscheen zijn studie getiteld Ondergang.42 “Her cruciale punt van kritiek was dat Presser het verschrikkelijke proces van de Jodenvergelding uitsluitend weergaf door de ogen van de vervolgde groep”, aldus De Jong.43 In 1955 werd De Jong door toenmalig minister van Onderwijs en Wetenschappen, J.M.L.Th. Cals, daarop gevraagd de Nederlandse oorlogsgeschiedenis te schrijven. 44 De eerste pogingen daarvan dateren al uit 1948, maar al snel werd ingezien dat de hooggeleerden zich hadden vergist in de omvang van het werk en hadden besloten een andere auteur in te schakelen. De opdracht werd aanvaard en de auteur zou chef RIOD Loe de Jong worden. Na jaren grondig onderzoek, kon hij in 1959 meedelen dat hij al het nodige materiaal had bestudeerd om een samenvattend werk te kunnen schrijven over de periode 1940-1945. In de jaren zestig ontstond er ook binnen de Nederlandse televisie behoefte aan een overkoepelende serie over oorlog. Na al het onderzoek van de Jong zal hij dan niet alleen een 15 delig boek schrijven, maar worden zijn bevindingen ook vertolkt in de documentaireserie DE BEZETTING, die vanaf 1960 vijf jaar lang heeft geduurd. Pas in 1969 verschijnt het eerste deel van zijn boek Koninkrijk der Nederlanden. DE BEZETTING werd wekelijks uitgezonden door de NTS en zal niemand destijds ontgaan zijn. De serie heeft dan ook een grote rol gespeeld binnen de geschiedschrijving over de oorlog. Qua vorm hanteert DE BEZETTING een traditionele stijl, waarbij de presentator wordt ondersteund door archiefmateriaal.45 De presentatie van Loe de Jong, vanuit achter zijn bureau, werd iedere week live uitgezonden. Dit omdat De Jong zelf het idee had dichter bij het publiek te staan en keek hierbij dan ook recht in de camera om zijn publiek aan te spreken. Wanneer nodig, werden er naast het archiefmateriaal andere elementen gevonden ter verheldering van het verhaal. Denk hierbij aan kaarten of een schoolbord om aantekeningen op te maken. De Jong, omringd door de attributen van een leermeester, Max Pam, De onderzoekers van de oorlog. Het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie en het werk van Dr. L. de Jong ( SDU Uitgeverij: ’s Gravenhage, 1989), 9. 39 Ibidem, 14. 40 Ibidem, 14. 41 Ibidem, 36. 42 Conny Kristel, Geschiedschrijving als opdracht. Abel herzberg, Jacques Presser en Loe de Jong over de Jodenvervolging (J.M. Meulenhoff B.V.: Amsterdam, 1998), 17. 43 Pam, 61. 44 Kristel, 17. 45 Vos, 80. 38 15 straalde een zekere vorm van authenticiteit en geloofwaardigheid uit. Een opvallend karakter van de serie is de dominante rol van de uitgesproken tekst, die De Jong inneemt. Beelden spraken zelden voor zich, maar werden bijna altijd ingezet ter versterking van zijn verhaal. Ook was er bijna geen moment dat er niet werd gesproken, was het De Jong zelf niet, dan was het wel een getuige. Hierdoor ontstond er een enorme informatiedichtheid. De getuigen spelen een belangrijke rol in de serie en de interviews werden om deze reden nauwkeurig van te voren geselecteerd en doorgesproken.46 Niets werd er aan toeval overgelaten. Ook de interviews lijken voornamelijk ondersteunende elementen voor het geschiedverhaal van De Jong. De getuigen keken daarbij ook recht in de camera, waardoor ze dezelfde authenticiteit uit straalden dan De Jong. Een belangrijk gegeven hierbij, wat Chris Vos opmerkt in zijn tekst, is dat het overgrote deel van de geïnterviewden uit de elite afkomstig was. 47 Hierdoor werd het geschiedverhaal met name uit die hoek beschreven. 46 47 Ibidem, 81. Ibidem, 82. 16 Bijlage 2. Colofon DE BEZETTING en DE OORLOG DE BEZETTING Presentatie: Loe de Jong Regie:Milo Anstadt Formele verantwoordelijkheid: J.A van Nieuwenhuizen, Wetenschappelijke verantwoordelijkheid: bestuur RIOD Inhoudelijke research: Loe de Jong Assistent research: L.J. Rogier, J.H.C. de Pater, P.J. de Winter, B.H.D. Hermerdorf, T.R van der Kooy Productie: Loe de Jong, Milo Anstadt, Ben Klokman Uitzendjaar en zender: 1960-1965, NTS DE OORLOG Presentatie: Rob Trip Eindredactie: Ad van Liempt Regie: Godfried van Run, Matthijs Cats en Gerda Jansen Hendriks, Dirk Jan Roeleven Research: Yfke Nijland, Suzanne Hendriks, Femke Veltman en Chris van Esterik Beeldresearch: Gerard Nijssen Adviezen: Hans Blom Productieleiding: Stephanie de Beer Productie-assistentie: Nanda Plasschaert Uitzendjaar en zender: 2009, NPS 17