Voyageurs, huismussen en criminelen / Steven Van Renterghem In

advertisement
Voyageurs, huismussen en criminelen / Steven Van Renterghem
In de 17de en 18de eeuw hadden componisten niet bepaald een zittend gat. Ze trokken vaak de
wereld rond. Soms konden ze zich elders verbeteren in hun carrière, soms was hun vertrek niet al te
koosjer. Maar vaak riep de lokroep van het nieuwe en trokken ze erop uit om andere geluiden te
horen. Niet zelden zochten ze daarbij de grote voorbeelden van hun tijd op.
Een muzikale Dutroux?
In 1655 werd Johann Rosenmüller gearresteerd en gevangen gezet op beschuldiging van ontucht met
koorknapen. Daarmee kreeg de carrière van deze rising star wel een heel plotse wending. Hij was op
dat moment organist in verschillende kerken in Leipzig en had zicht op de functie van cantor van de
Thomaskerk, waar Bach later zou terecht komen. Tegelijk werden zijn werkzaamheden als componist
geruggesteund door de éminence grise Heinrich Schütz. Er is geen enkele aanwijzing dat
Rosenmüller ooit leerling van hem was, maar de muzikale invloed en de wederzijdse vriendschap is
goed gedocumenteerd: Schütz schreef een felicitatiegedicht voor Rosenmüllers eerste publicatie,
terwijl die laatste als tussenpersoon fungeerde voor de verkoop van Schütz’ Symphoniae Sacrae. In
hoeverre er enige grond was in de aanklachten is tot op heden niet goed te achterhalen, net zoals het
niet zo duidelijk is op welke manier Rosenmüller precies uit de gevangenis wist te ontsnappen en kon
vluchten naar Venetië. Daar ging hij aan de slag als trombonist aan de Basiliek van San Marco en
werkte zich al snel op tot kapelmeester aan het Ospedale della Pietà, het beroemde weeshuis voor
meisjes, waar Vivaldi dan weer zou terecht komen. De aanklacht in Leipzig bleek zijn carrière
allerminst te hinderen. Zijn werken werden al snel heel populair. Hij bleef ook contact houden met zijn
geboorteland en kon in 1682 met vlag en wimpel terugkeren naar Duitsland als kapelmeester van
Hertog Anton Ulrich van Brunswijk-Wolfenbüttel. Belangrijk element in zijn succes was de synthese
tussen de Duitse en de Italiaanse muziekstijlen. De Duitse consortmuziek, die vooral op dansen
gebaseerd was, verrijkte hij met de fantasierijke Italiaanse genres, waarin zangerigheid, energiek
contrapunt en virtuoze trekjes leven in de muziekbrouwerij brachten.
Vertrek zonder permissie
Ook Biber zat niet verlegen om een spectaculaire carrièreswitch. Als jongeman was hij namelijk in
dienst bij de bisschop van Olmütz in Kroměříž, Tsjechië. Hooggeplaatste en kunstminnende clerici
hadden de traditie om er uitgelezen orkesten op na te houden die vaak niet moesten onderdoen voor
het keizerlijke hof in Wenen. Biber bouwde ginds al snel een reputatie op als componist en
vioolvirtuoos. In de zomer van 1670 stuurde de bisschop Biber naar de vioolbouwer Jacob Stainer om
over de aankoop van nieuwe instrumenten te onderhandelen. Biber trok echter naar Salzburg om
daar, feitelijk illegaal, in dienst te treden bij Maximilian Gandolph von Kuenburg, de aartsbisschop van
Salzburg. Omdat beide clerici goed bevriend waren, liet de bisschop van Olmütz na om een proces in
te spannen, maar hij wachtte wel tot 1676 om Biber officieel uit zijn dienst vrij te laten. Salzburg bleef
voor de rest van Bibers leven zijn thuisbasis en zijn positie aan het hof groeide jaar na jaar. Hij was
zijn werkgever daarbij zeer erkentelijk: zijn eerste publicatie, Sonatae tom aris quam aulis servientes,
werd onmiddellijk aan de aartsbisschop opgedragen en de titel “te gebruiken zowel voor het altaar als
voor het hof” is een expliciete verwijzing naar de religieuze en seculiere functies van zijn broodheer.
Bibers roem bracht hem via verschillende concertreizen doorheen gans Europa. Een belangrijk deel
van zijn roem had hij te danken aan zijn ongeziene viooltechniek. Maar ook als componist behoorde
hij tot de groten van zijn tijd, waarbij hij zijn melodische gaven en ongebreidelde inventiviteit volop ten
toon spreidde in de stylus phantasticus. Die muziek kenmerkte zich door een combinatie van vrije
delen met snelle virtuoze figuraties en loopjes, aria’s met variaties, dansen en complexe fugatische
delen. Deze stijl was zeer in zwang en typisch voor de Duitse gebieden. Een van de grondleggers was
Bibers grote voorbeeld, Johann Heinrich Schmelzer.
Een reis te ver
Schmelzers carrière had de standvastigheid van een goede ambtenaar. Geboren in een onooglijk
dorp in Neder-Oostenrijk trad hij ergens rond 1640 als violist toe tot het hoforkest in Wenen. In 1665
werd hij aangesteld als componist voor de balleti en voldeed hij aan de grote vraag aan het hof naar
dansmuziek bij opera’s of bij officiële aangelegenheden. Zowel zijn composities als zijn vioolspel
maakten al snel indruk en zijn stijl werd een voorbeeld voor zijn generatie. De invloed van de zwierige
Italiaanse muziek was daarbij niet te onderschatten, want het hof was een magneet voor Italiaanse en
in het bijzonder Venetiaanse musici die er lucratieve postjes konden verwerven. Zo werd Bertali
aangetrokken als kapelmeester en vioolleraar van keizer Leopold I. Het was hij die Schmelzer onder
zijn vleugels nam.
Schmelzers trouw werd verschillende malen door de keizer beloond, o.a. met gouden halskettingen.
De man verdiende er goed zijn boterham. Hij werd ook tot de adel verheven en mocht uiteindelijk in
1679, als eerste Duitstalige, de functie van Kapellmeister op zich nemen. Lang kon hij niet van die eer
genieten, want het jaar nadien stierf hij aan de pest in Praag, waarnaar het keizerlijke hof omwille van
de plaag gevlucht was. Die ene verre reis van zijn leven werd de componist onmiddellijk fataal.
Ruzies op werkvloer
Hoewel Bach meer van job veranderde dan Schmelzer, was zijn wereld niet bepaald groter. Zijn hele
leven speelde zich af in de gebieden Thüringen en Saksen, alwaar Weimar en Leipzig de belangrijkste
steden waren. Zijn verste reis was zijn welgekende tocht naar Lübeck aan de Oostzee om Buxtehude
op het orgel te horen spelen. Hij was toen in dienst als organist te Arnstadt en reeg daar de
aanvaringen met het kerkbestuur aaneen: hij vond het koor niet goed genoeg, zij vonden zijn
koraalvoorspelen te lang, etc. Op de koop toe nam Bach vier weken verlof en vertrok te voet naar
Lübeck, een slordige 380 km verder. Hij bleef veel langer weg dan overeengekomen en kwam pas na
vier maanden terug in Arnstadt. Hij kreeg dan ook een dikke sigaar gepresenteerd en werd officieel
door het consistorium berispt. Datzelfde jaar verkast Bach naar Weimar. Niet dat het daar zoveel beter
was: het hof was een wespennest aan intriges binnen de hertogelijke familie, die het hofleven sterk
beïnvloedden. Toen hij in 1717 een post aan het vorstenhof in Köthen te pakken kreeg, gooide de
regerende hertog van Weimar, Willem-Ernst, hem eerst een maand lang in de gevangenis. Dit omdat
hij het had gewaagd zijn ontslag aan te bieden, terwijl de hertog hem uit respect voor zijn grote
talenten ongewoon goed betaalde.
Al deze lokale kneuterigheid ten spijt wist Bach wel goed op de hoogte te blijven van wat er muzikaal
in Europa gebeurde. Belangrijke publicaties van tijdgenoten als Handel, Vivaldi en Telemann
belandden zijn bureau en bestudeerde hij grondig. Op die manier wist ook hij verschillende stijlen in
zijn muziek te synthetiseren.
De wereld afschuimen
De koning van de rondreizende componisten was ongetwijfeld Muffat. Afkomstig uit een Schotse
familie, maar geboren in Savoye groeide hij op in de Elzas. Wegens zijn talent werd hij naar Parijs
gestuurd voor een muziekopleiding bij Jean-Baptiste Lully. Het is niet duidelijk of Muffat echt les heeft
gehad van hem, maar hij zag zeker Lully’s beroemde orkesten aan het werk. De impact was zo groot
dat hij een heel essay schreef over de Franse balletcultuur, dat hij publiceerde met zijn bundel
Florilegium Secundum. De tekst is nog steeds een unieke bron voor de Franse dansen, de stijl van
versieren en de boogvoering.
Na Parijs kwam hij via Wenen en Praag in Salzburg terecht om op 25-jarige leeftijd benoemd te
worden aan het hof van de vorst-aartsbisschop, waar Biber de muzikale plak zwaaide. De vorst liet
hem in 1681 en 1682 op studiereis naar Italië gaan, waar hij in contact kwam met Corelli, dé spil van
het muziekleven in Rome. Muffat zoog nu ook de Italiaanse stijl op, wat resulteerde in de Armonico
Tributo, die hij persoonlijk aan Corelli voorstelde. Na zijn terugkomst in Salzburg werd hij een
voorvechter van een gemengde stijl waarin hij de Italiaanse, Franse en Duitse stijlen wilde samen tot
iets nieuws. En is dat niet het doel van reizen?
Download