PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2009/61 Officiële naam regeling: Nadere subsidieregels Cultuur 2010 Citeertitel: Nadere subsidieregels Cultuur 2010 Naam ingetrokken regeling: niet van toepassing Besloten door: Gedeputeerde Staten Onderwerp: Subsidieregels ter uitvoering van het Beleidskader Cultuur 2009 – 2012, Cultuur: een betekenisvolle ontmoeting en het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2010 Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd: Algemene Subsidieverordening 2004 Datum inwerkingtreding: 1 januari 2010 Looptijd regeling: 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 Verantwoordelijke afdeling: Cultuur, Welzijn en Zorg Gedeputeerde Staten van Limburg, maken ter voldoening aan het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in de Algemene Subsidieverordening 2004, bekend: NADERE SUBSIDIEREGELS CULTUUR 2010 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. Project: een in tijd afgebakend samenhangend geheel van activiteiten. 2. Cultuurplanperiode: de door Gedeputeerde Staten als zodanig vastgestelde periode (2009 - 2012). 3. De begrotingsinstellingen: de culturele instellingen, die als zodanig in de provinciale programmabegroting –nader uitgewerkt in de productenraming- zijn opgenomen. 4. De cultuurplaninstellingen: de als zodanig door Provinciale Staten erkende cultuurplaninstellingen voor de periode 2009 - 2012. 5. Het Uitvoeringsprogramma Cultuur: het elk jaar door Gedeputeerde Staten vast te stellen overzicht van projecten, activiteiten en instellingen die voor subsidie dan wel opdrachtverlening in aanmerking komen. 6. SMART: Specifiek: zo concreet mogelijk aangeven wie, wat, waar, wanneer, hoe Meetbaar: zo veel mogelijk in maat en getal uitdrukken Acceptabel: doelen dienen te passen binnen het Beleidskader Cultuur 2009 – 2012, Cultuur: een betekenisvolle ontmoeting, het uitvoeringsprogramma Cultuur 2010 en draagvlak te hebben Realistisch: doelen dienen binnen de gestelde tijd, financiële en personele randvoorwaarden te kunnen worden gerealiseerd Tijdgebonden: vooraf vastleggen welke doelen op welk moment gehaald moeten zijn. 7. Adviescommissie: de door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie kunst en cultuur. Artikel 2 Doel van de regeling Doel van deze nadere subsidieregeling is het verlenen van subsidies ten einde een bijdrage te leveren aan het provinciale beleid zoals vastgelegd in het Coalitieakkoord 2007-2011, de programma’s Investeren in Mensen, Investeren in Steden en Dorpen en Innoveren in Limburg, de jaarlijkse programmabegroting, de jaarlijkse productenraming, het Beleidskader Cultuur 2009 – 2012 ‘Cultuur: een betekenisvolle ontmoeting’ en het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2010. Artikel 3 Toepassingsbereik 1. Deze regeling is van toepassing op het door Gedeputeerde Staten verlenen van eenjarige projectsubsidies gericht op de onderstaande, in zowel het Beleidskader Cultuur 2009 - 2012 als het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2010 uitgewerkte speerpunten: Talentontwikkeling; Internationalisering cultuuraanbod; Diversiteit; 2. Deze regeling is van toepassing op het door Gedeputeerde Staten verlenen van tweejarige projectsubsidies, gericht op onderstaande, in zowel het Beleidskader Cultuur 2009 -2012 als het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2010 uitgewerkte, onderdelen: Talentontwikkeling; Internationalisering cultuuraanbod. 3. Deze regeling is van toepassing op het door Gedeputeerde Staten verlenen van waarderingssubsidies in het kader van erfgoededucatie en volkscultuur. 4. Deze regeling is van toepassing op het door Gedeputeerde Staten verlenen van projectsubsidies aan het Huis voor de Kunsten voor in het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2010 concreet benoemde projecten ten behoeve van de platformwerking. 5. Deze regeling is van toepassing op het door Gedeputeerde Staten verlenen van exploitatiesubsidies aan begrotingsinstellingen of erkende cultuurplaninstellingen. 6. Deze regeling is van toepassing op het door Gedeputeerde Staten verlenen van alle overige concreet benoemde projectsubsidies in het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2010, waaronder projecten in het kader van cultuurparticipatie. Artikel 4 Subsidieverlening Gedeputeerde Staten kunnen exploitatie-, project- en waarderingssubsidies verlenen voor activiteiten die een wezenlijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van het provinciale beleid op het terrein van kunst en cultuur zoals vastgelegd in de beleidskaders die in artikel 2 zijn genoemd. Artikel 5 Algemene subsidiecriteria Om voor een project- of een exploitatiesubsidie in aanmerking te komen, gelden de volgende algemene criteria: a. de aanvrager c.q. de projectorganisatie beschikt aantoonbaar over voldoende organisatiekracht en inhoudelijke kwaliteit; b. de kwaliteit van de aanvrager komt tenminste tot uitdrukking in de verwoording van de aanvraag en in het te realiseren project of de concrete activiteiten; c. de begroting is reëel, sluitend en de gevraagde bijdrage past binnen de budgettaire mogelijkheden van de Provincie; d. de aanvrager is in staat verantwoording af te leggen over de activiteiten en deze daadwerkelijk binnen de goedgekeurde begroting uit te voeren. De administratieve organisatie van de aanvrager is naar behoren ingericht; 2 e. het project c.q. de activiteiten is/zijn financieel, organisatorisch en praktisch uitvoerbaar; bij projectsubsidies is de continuïteit van het project ook na de subsidieperiode gewaarborgd (financieel / inhoudelijk), met uitzondering van projecten die een “experimenteel” karakter hebben of tijdelijk van aard zijn; f. het project moet worden opgestart binnen een half jaar nadat de subsidie is verleend; voor exploitatiesubsidies geldt dat de activiteiten binnen de geldende subsidieperiode moeten worden uitgevoerd conform het werkplan en erbij behorende sluitende begroting; en g. uit de subsidieaanvraag blijkt dat de projecten dan wel activiteiten, doelstellingen en resultaten “smart” zijn geformuleerd, de projectperiode dan wel activiteitenperiode is concreet benoemd en de aanvraag gaat vergezeld van een correct en volledig projectplan dan wel activiteitenplan en een sluitende begroting. Artikel 6 Aanvragen project- en waarderingssubsidie erfgoededucatie en volkscultuur 1. Subsidieaanvragen kunnen door zowel rechtspersonen als natuurlijke personen worden ingediend. Uitzondering hierop zijn de tweejarige projectsubsidies, welke alleen door rechtspersonen kunnen worden ingediend en aanvragen in het kader van cultuurparticipatie die alleen door gemeenten kunnen worden ingediend. 2. Subsidieaanvragen voor éénjarige projecten talentontwikkeling kunnen in 2 periodes bij Gedeputeerde Staten worden ingediend. De beschikbare subsidiemiddelen worden eveneens in 2 periodes verdeeld. Aanvragen die in januari 2010 t/m juni 2010 plaatsvinden kunnen worden ingediend tot 1 april 2010; aanvragen die in juli 2010 t/m december 2010 plaatsvinden kunnen worden ingediend vanaf 1 april 2010 tot 1 oktober 2010. 3. Subsidieaanvragen moeten minimaal drie maanden voorafgaand aan de start van het project worden ingediend. Voor aanvragen in het kader van cultuurparticipatie gelden de afspraken die gemaakt worden in afzonderlijke regionale platforms cultuurparticipatie. Aanvragen in het kader van de eenjarige regeling talentontwikkeling dienen minimaal één maand voorafgaand aan de start van het project worden ingediend. 4. Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend met het standaard aanvraagformulier dat geplaatst is op de website van de provincie: www.limburg.nl/subsidies -> actuele subsidieregelingen. 5. De aanvraag dient de volgende informatie te bevatten: a. een volledig ingevuld en bevoegdelijk ondertekend standaard aanvraagformulier; b. een toelichting waaruit blijkt dat het voorgenomen project voldoet aan de in deze regeling opgenomen criteria; c. een correct en volledig projectplan (inclusief sluitende begroting met inkomsten en uitgaven en financieringsplan; beiden outputgerelateerd); d. een tijdsplanning voor het project; e. een toelichting op de wijze waarop de resultaten van het project gemeten zullen worden. Artikel 7 Subsidiebedrag 1. Het te verlenen subsidiebedrag bedraagt ten hoogste het door Gedeputeerde Staten als redelijk aanvaarde tekort. 2. Bij de bepaling van het subsidiebedrag houden Gedeputeerde Staten verder rekening met: de mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan de invulling van het provinciaal beleid; de mate van eigen (financiële) verantwoordelijkheid van de aanvrager; en de mate waarin medefinanciering door derden plaatsvindt of kan plaatsvinden. 3. Het te verlenen subsidiebedrag in het kader van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van deze regeling bedraagt niet meer dan 50% van de totale subsidiabele projectkosten. Daarbij wordt als voorwaarde gesteld dat vooraf aantoonbaar andere financieringsbronnen zijn verkend met als inzet het verwerven van financiële middelen. 3 Afwijking van de 50%-cofinancieringnorm kan uitsluitend plaatsvinden op basis van zwaarwegende argumenten, zoals het grote beleidsmatige belang van een project, ter beoordeling van Gedeputeerde Staten. 4. Een subsidie kan worden geweigerd wanneer er sprake is van een bovenmatig beslag op het beschikbare budget ten opzichte van de te realiseren resultaten, zulks ter beoordeling van Gedeputeerde Staten. Artikel 8 Niet-subsidiabele kosten Aanvullend op de bepalingen in de Algemene Subsidieverordening 2004 zijn de volgende kosten niet subsidiabel: 1. - alle kosten waarvoor de subsidieaanvrager gebruik kan maken van bestaande rijks- of gemeentelijke subsidieregelingen; - consumptieve kosten (drank, eten e.d.); - onvoorziene uitgaven. 2. Gedeputeerde Staten kunnen in hun beschikking ook andere kosten uitsluiten. Artikel 9 Subsidieplafond 1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks dan wel halfjaarlijks de subsidieplafonds voor de hoofdstukken 2 t/m 6 van deze regeling vast. 2. Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst. De datum van de poststempel is bepalend. Bij persoonlijk afgeleverde aanvragen is de ontvangststempel van de Provincie Limburg dan wel de datum van het verkregen bewijs van ontvangst, bepalend. Bij onvolledig ingediende aanvragen geldt de datum waarop de aanvraag volledig is. Bij indiening op dezelfde datum gaat die aanvraag voor die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten het best aansluit bij de van toepassing zijnde subsidiecriteria. 3. Aanvragen die worden ingediend nadat het subsidieplafond is bereikt worden afgewezen. Artikel 10 Adviescommissie Gedeputeerde Staten kunnen besluiten een aanvraag aan de adviescommissie voor te leggen. Artikel 11 Monitoring, verantwoording en evaluatie De subsidieontvanger is te allen tijde gehouden medewerking te verlenen aan het rapporteren omtrent de voortgang van het project en het evalueren van het project, teneinde een resultaatmeting en effectmeting van het provinciaal beleid mogelijk te maken. Frequentie en wijze van monitoring en evaluatie worden medegedeeld in de subsidiebeschikking. Artikel 12 Aanvraag subsidievaststelling Bij een waarderingssubsidie < € 10.000,00 en een projectsubsidie < € 10.000,00 wordt bij de verlening de subsidie tegelijk vastgesteld. Een projectsubsidie lager dan € 10.000,00 wordt bij de subsidieverlening meteen als waarderingssubsidie vastgesteld. Inzake de inhoudelijke verantwoording achteraf worden bepaalde eisen gesteld die in de beschikking worden vermeld. Voor de overige subsidieverleningen zijn de bepalingen over de subsidievaststelling in de Algemene Subsidieverordening 2004 onverkort van toepassing. HOOFDSTUK 2 EENJARIGE PROJECTSUBSIDIES Artikel 13 Specifieke subsidiecriteria Projecten die in aanmerking komen voor een eenjarige projectsubsidie dienen een bijdrage te leveren aan ten minste één van de volgende speerpunten: talentontwikkeling, internationalisering cultuuraanbod 4 of diversiteit en te voldoen aan de in hoofdstuk 1 genoemde algemene subsidiecriteria en hierna genoemde specifieke subsidiecriteria. Voor alle projecten - Het project dient van inhoudelijk belang te zijn door haar bijzondere betekenis in het licht van vernieuwing en/of artistieke waarde; en - het project dient een eigen schepping of creatieve interventie te realiseren; en - het project is grootschalig en laagdrempelig met een aantoonbaar bovenlokaal bereik. Projecten gericht op talentontwikkeling - Het project dient een stimulerende en voorbeeldstellende uitstraling te hebben, in de vorm van deelname door toptalent aan nationale en/of internationale culturele activiteiten; of - het project is een gerichte samenwerking tussen de amateur- en professionele kunsten; of - het project positioneert Limburgs toptalent op nationaal en/of internationaal niveau. Projecten gericht op jazz/pop - Het project dient een stimulerende en voorbeeldstellende uitstraling te hebben met betrekking tot jazz of pop; en - het project moet voldoen aan de criteria vermeld in eenjarige projecten talentontwikkeling of internationalisering Limburgs cultuuraanbod of diversiteit van de Limburgse cultuur sector. Projecten gericht op internationalisering Limburgs cultuuraanbod - Het project geeft een kwalitatieve impuls aan de betreffende sector en/of discipline en geniet internationale erkenning; of - het project dient in zijn opzet de ambities omtrent Culturele Hoofdstad 2018 te ondersteunen; of - het project dient een internationaal programma te omvatten en plaats te vinden in een brede context; of - het project is gericht op culturele samenwerking met instellingen en/of organisaties over de grenzen heen. Projecten gericht op de diversiteit van de Limburgse cultuursector - Het project stimuleert de verdere ontwikkeling van de etnische culturen in Limburg; of - het project realiseert samenwerking met verschillende actoren waarbij aantoonbare inspanningen worden geleverd om andere gemeenschappen, culturen of subculturen actief te betrekken; of - het project realiseert door middel of met behulp van kunst en cultuur een belangrijke bijdrage aan dialoog en uitwisseling tussen mensen met verschillende culturele achtergronden. HOOFDSTUK 3 TWEEJARIGE PROJECTSUBSIDIES Artikel 14 Specifieke subsidiecriteria Projecten die in aanmerking komen voor een tweejarige projectsubsidie dienen een bijdrage te leveren aan ten minste één van de volgende speerpunten: talentontwikkeling of internationalisering cultuuraanbod, en te voldoen aan de in hoofdstuk 1 genoemde algemene subsidiecriteria en hierna genoemde specifieke subsidiecriteria. Voor alle projecten - Het project is provinciaal van opzet hetgeen kan blijken uit de geografische spreiding van activiteiten over de provincie en (de omvang van) het publieksbereik; en - het project dient van voldoende schaalgrootte te zijn om in aanmerking te komen voor een provinciaal subsidie in het kader van dit hoofdstuk; en 5 - het project dient van inhoudelijk belang te zijn door haar bijzondere betekenis in het licht van vernieuwing en/of artistieke waarde; en het project dient een eigen schepping of creatieve interventie te realiseren. Projecten gericht op talentontwikkeling - Het project is gericht op begeleiding en ontwikkeling van talent in Limburg. Waarbij de aanvrager op planmatige manier aandacht besteed aan de ontwikkeling en begeleiding van talent; of - het project positioneert Limburgs professioneel toptalent op nationaal en/of internationaal niveau. - subsidieaanvragen kunnen in 2010 alleen door de volgende organisaties worden ingediend. Specifieke resultaatsverplichtingen en nadere voorwaarden -waaronder de subsidie wordt verleendzullen in de beschikkingen worden opgenomen. De bedragen zijn maximum bedragen per jaar: o Limburg Festival € 40.000,00 o Kunstbende € 20.000,00 o Jan van Eijck € 40.000,00 o Symphonic Impulse € 31.500,00 o Limburgs Fanfareorkest € 5.000,00 o Orgelfestival Limburg € 17.000,00 o Jongerentheater 020 € 40.000,00 o Kunstdagen Wittem € 15.000,00 o Het Parcours € 15.000,00 Projecten gericht op internationalisering Limburgs cultuuraanbod - Binnen het project dienen duurzame samenwerkingsverbanden te worden aangegaan tussen in Limburg gevestigde professionele gezelschappen of ensembles en in het buitenland gevestigde groepen en/of organisaties; of - het project dient een kwalitatieve impuls af te geven en geniet internationale erkenning; of - het project heeft een artistiek inhoudelijke samenhang/ wisselwerking in de programmering van internationale en Limburgse professionele kunstuitingen. HOOFDSTUK 4 WAARDERINGSSUBSIDIE ERFGOEDEDUCATIE EN VOLKSCULTUUR Artikel 15 Subsidieverlening 1. Gedeputeerde Staten verstrekken binnen dit hoofdstuk alleen een waarderingssubsidie voor de volksculturele activiteiten en bijbehorende instellingen die als zodanig genoemd worden in artikel 17. 2. Gedeputeerde Staten kunnen een waarderingssubsidie verstrekken voor educatieve activiteiten op het gebied van erfgoed. Artikel 16 Specifieke subsidiecriteria erfgoededucatie Om voor een waarderingssubsidie in het kader van erfgoededucatie in aanmerking te komen dient aan alle volgende criteria te zijn voldaan: 1. De activiteiten dienen educatief te zijn, hetgeen betekent dat ze een vormend karakter moeten hebben. 2a. De activiteiten sluiten aan bij historische thema’s zodat nieuwe kennis, inzichten en ervaringen kunnen ontstaan voor de doelgroep. In 2010 gaat speciale aandacht uit naar educatieve projecten die betrekking hebben op de Canon van Limburg. 2b. De doelgroep dient aantoonbaar betrokken te worden bij de ontwikkeling van het educatieve project, omdat het beleefbaar maken van historische thema’s meer kans van slagen heeft wanneer de doelgroep in een vroeg stadium betrokken wordt bij de voorbereiding. 3. De activiteiten dienen het Limburgs cultureel erfgoed aantoonbaar bij een breed publiek, en bij voorkeur met een aantoonbaar bovenlokaal bereik, onder de aandacht te brengen. 6 4. Schriftelijke publicaties komen niet voor subsidie in aanmerking; de regeling is met name bedoeld ter stimulering van het gebruik van nieuwe media bij educatieve erfgoedprojecten. De activiteiten dienen een projectmatig karakter te hebben. Derhalve moet er in de aanvraag een looptijd aangegeven worden met een start- en einddatum van het project. Artikel 17 Subsidieaanvraag en subsidiebedrag 1. Aan subsidieaanvragen voor een educatief project kan per aanvraag een subsidie van maximaal € 5.000,00 worden verstrekt. 2. Subsidieaanvragen voor de in dit lid bedoelde volksculturele activiteiten kunnen ingediend worden door: Instelling Activiteit Maximaal subsidie Stg. Kinjer Vastelaoves Leedjesfestival Finale KVL 2010 € 7.500,00 Schutterij Sebastianus Neer (NL) OLS 2010 € 6.250,00 Stg. LiLiLi LiLiLi-daag 2010 € 7.500,00 Ver. Limburgse Dialect en Naamkunde VLDN-Congres 2010 € 1.300,00 HOOFDSTUK 5 SUBSIDIEVERLENING PROJECTEN HUIS VOOR DE KUNSTEN Artikel 18 Subsidieverlening Gedeputeerde Staten verstrekken binnen dit hoofdstuk alleen een projectsubsidie aan het Huis voor de Kunsten voor activiteiten en bijbehorende organisaties die als zodanig genoemd worden in artikel 19. Artikel 19 Subsidieaanvragen en subsidiebedrag Het Huis voor de Kunsten kan voor de hierna genoemde organisaties en/of projecten subsidieaanvragen indienen. Betreffende activiteiten en/of organisaties zijn aangesloten bij het Huis voor de Kunsten en maken onderdeel uit van het integrale werkplan. De activiteiten zijn gericht op de instandhouding, samenwerking en verdere ontwikkeling van de culturele infrastructuur in Limburg en geven mede uitvoering aan de speerpunten uit het Beleidskader Cultuur 2009-2012. Activiteit/Instelling 1. Stichting Popmuziek Limburg 2. Project Samenwerking Jazz in Limburg 3. Project Jongerendans 4. Project Functie Centrum Beeldende Kunst 5. Project Festival Platform Limburg 6. Project Amateur TheaterFestival Maximaal subsidie € 50.000,00 € 30.000,00 € 50.000,00 € 70.000,00 € 20.000,00 € 15.000,00 HOOFDSTUK 6 SUBSIDIEVERLENING CULTURELE INFRASTRUCTUUR Artikel 20 Subsidieaanvraag 1. Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend door de door de provincie Limburg erkende begrotings- en cultuurinstellingen. 2. Een instelling, die in aanmerking wil komen voor subsidie als begrotingsinstelling of als cultuurplaninstelling dient van provinciale en/of landelijke betekenis te zijn op het terrein van kunst en cultuur en dient daaraan een duurzame bijdrage te leveren. 3. Om voor een subsidie als cultuurplaninstelling in aanmerking te komen dient één maal per vier jaren een meerjarig beleidsplan met meerjarenbegroting en prestatiemodel, gericht op de termijn van de komende cultuurplanperiode te worden ingediend. 4. Begrotingsinstellingen en erkende cultuurplaninstellingen dienen jaarlijks een activiteitenplan en een sluitende begroting in te dienen vóór 1 oktober, voorafgaand aan het jaar waarop de 7 subsidieaanvraag betrekking heeft. Het activiteitenplan en de begroting van de betreffende begrotingsinstelling dan wel erkende cultuurplaninstelling zijn gebaseerd op het goedgekeurde meerjarig beleidsplan en de goedgekeurde meerjarenbegroting, zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel. In het activiteitenplan zijn concrete outputresultaten opgenomen. Niet tijdig ingediende aanvragen worden afgewezen. Artikel 21 Specifieke criteria en beoordeling cultuurplaninstellingen 1. Bij de beoordeling van de in artikel 20 bedoelde bescheiden kunnen worden betrokken de beschikbare adviezen van de Raad voor Cultuur en het standpunt van de standplaatsgemeente. 2. Bij de beoordeling wordt tevens betrokken de mate waarin de instelling in de voorafgaande periode heeft voldaan aan de afgesproken outputresultaten, mede op basis van monitoringsgesprekken en verslagen van activiteitenbezoek. Artikel 22 Subsidieverlening 1. Gedeputeerde Staten kunnen gedurende de subsidieperiode 2009-2012, jaarlijks aan de begrotingsinstellingen en aan de afzonderlijk erkende cultuurplaninstellingen, een exploitatiesubsidie verlenen binnen de door Provinciale Staten in de provinciale programmabegroting, nader uitgewerkt in de productenraming, beschikbaar gestelde middelen. 2. Subsidieverlening vindt jaarlijks plaats nadat Gedeputeerde Staten en de onder lid 1 van dit artikel bedoelde instellingen overeenstemming hebben bereikt over de doelstellingen en prestaties volgens het model prestatieoverzicht, evenals over de profilering van de Provincie bij haar activiteiten. Artikel 23 Subsidieplafond en verdeelsleutel 1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast voor de exploitatiesubsidies voor de cultuurplaninstellingen. 2. Verdeling van de middelen vindt plaats in de mate waarin de subsidieaanvragen voldoen aan de subsidiecriteria. Artikel 24 Monitoring, verantwoording en evaluatie cultuurplaninstellingen 1. De monitoring geschiedt aan de hand van door Gedeputeerde Staten voorgeschreven geformatteerde, schriftelijke voortgangsrapportages. De frequentie hiervan en de wijze van monitoring worden medegedeeld in de subsidiebeschikking. 2. In elke voortgangsrapportage wordt eenduidig inhoudelijk en financieel verslag gedaan van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en de concrete outputresultaten. Dit wordt onder meer gedaan voor wat betreft de bereikte output aan de hand van de opgelegde verplichtingen. 3. Met ieder afzonderlijke erkende cultuurplaninstelling vindt halverwege het lopende subsidiejaar – op initiatief van de organisatie - een voortgangsgesprek plaats over de tussentijdse resultaten van de activiteiten waarvoor een provinciaal subsidie is ontvangen. 4. Tussentijdse wijzigingen in de uitvoering van een activiteit (inhoud en uitvoeringstermijn) worden vooraf schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan Gedeputeerde Staten. HOOFDSTUK 7 CULTUURPARTICIPATIE Artikel 25 Subsidieverlening cultuurparticipatie 1. Gemeenten verenigd in een regionaal platform Cultuurparticipatie kunnen in aanmerking komen voor financiële middelen ten behoeve van Cultuurparticipatie in de periode 2009-2012. Hiertoe dient een gemeente, al dan niet namens een aantal samenwerkende gemeenten binnen een regio, een gedetailleerd project- c.q. activiteitenplan, ter goedkeuring in bij Gedeputeerde Staten. 2. Het verzoek om een financiële bijdrage dient voorzien te zijn van een beargumenteerd positief advies van de regionale Ambtelijke Adviescommissie. 8 3. Het ingediende project c.q. plan voldoet aan de criteria zoals overeengekomen in het ondertekende convenant Cultuurparticipatie tussen de regiogemeenten en de Provincie Limburg. HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN Artikel 26 Hardheidsclausule 1. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten. 2. Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken. Artikel 27 Inwerkingtreding 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2010. 2. De regeling geldt tot en met 31 december 2010. 3. De Nadere subsidieregels Cultuur 2009 worden op de dag van de inwerkingtreding van de Nadere subsidieregels Cultuur 2010 (1 januari 2010) ingetrokken. Artikel 28 Overgangsrecht 1. Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling en waarover bij inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, worden op basis van deze nieuwe regeling afgehandeld. 2. Voor subsidiebesluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze regeling blijven de Algemene Subsidieverordening 2004 en de daarop gebaseerde Nadere subsidieregels Cultuur 2009 van toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject. Artikel 29 Citeertitel Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere subsidieregels Cultuur 2010”. 9 Algemene toelichting Nadere subsidieregels Cultuur Concluderend gelden voor de uitvoering van de diverse programma’s het volgende: Programma I ‘Inspirerend door Innovatie en Ontwikkeling’ Talentontwikkeling : 1-jarige projecten in hoofdstuk 2 : 2-jarige projecten in hoofdstuk 3 Platformwerking : hoofdstuk 5 Cultuur en economie : separate uitvoeringsregeling Cultuur en Economie Programma II ‘Draagvlak door verankering en participatie’ Cultuurparticipatie : wordt separaat geregeld onder meer via landelijk Fonds voor Cultuurparticipatie E-cultuur : zie bibliotheek beleidskader Cultuur en ruimte : is separaat geregeld Programma III ‘Sterk profiel door herkenbare culturele identiteit’ Materiële culturele identiteit : is separaat geregeld Immateriële culturele identiteit : bibliotheekgebeuren loopt via marsrouteplan 2010 Volkscultuur en erfgoededucatie in hoofdstuk 4 Diversiteit : 1-jarige projecten in hoofdstuk 2 Programma IV ‘Limburg in de wereld en de wereld in Limburg’ Limburgse cultuur en de Euregio : 1- en 2-jarige projecten in hoofdstuk 2 en 3 Limburgse cultuur: wereldwijd : 1- en 2-jarige projecten in hoofdstuk 2 en 3 Culturele Sprong Culturele Hoofdstad 2018 : programma 5 Floriade 2012 : programma 5 Culturele Biografie Limburg : programma 5 Artikel 5 Algemene subsidiecriteria Met het vermelde onder a ‘voldoende organisatiekracht en inhoudelijke kwaliteit’ wordt bedoeld de personele inzet. Artikel 6 Aanvragen subsidie Het verdient sterk aanbeveling vóór het indienen van de subsidieaanvraag van de één- en tweejarige projecten in overleg te treden met de afdeling Cultuur, Welzijn en Zorg. Artikel 12 Aanvraag subsidievaststelling Als een subsidie van minder dan € 10.000,00 wordt verleend, dan hoeft er geen verzoek tot vaststelling van de subsidie meer te worden ingediend. Het subsidiebedrag wordt in één keer uitbetaald. Er wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of de activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden conform de subsidieaanvraag en of aan de eventueel opgelegde verplichtingen is voldaan. Indien de activiteiten niet (geheel) en/of niet tijdig zijn uitgevoerd en de verplichtingen niet (geheel) zijn nageleefd, dan kan de subsidie worden ingetrokken of alsnog lager worden vastgesteld. Dit betekent dat reeds uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd. Artikel 13 Specifieke subsidiecriteria Projecten gericht op diversiteit Voor wat betreft het onderdeel diversiteit (culturele etniciteit) willen wij activiteiten stimuleren die beantwoorden aan de wensen en behoeftes van allochtone groepen, allochtoon talent stimuleren en 10 promoten, oog hebben voor nieuwe cultuuruitingen, rekening houden met de demografische ontwikkelingen in Limburg en samen met gemeenten het culturele aanbod in diverse Limburgse wijken en buurten verrijken. Artikel 14 Specifieke subsidiecriteria Projecten gericht op talentontwikkeling Hiertoe behoren organisaties/projecten die de afgelopen jaren hebben bewezen een bijdrage te leveren aan de culturele sub-infrastructuur. Hiertoe behoren onder meer grootschalige projecten die laagdrempelig van aard zijn en een aantoonbaar bovenlokaal bereik hebben en daarmee van provinciaal belang kunnen worden aangemerkt. De organisaties krijgen een subsidiegarantie voor in principe 2 jaar, mits zij voldoen aan de gestelde doelstellingen, de voorwaarden in deze regeling en de eventuele specifieke eisen die opgenomen worden in de beschikking. In 2011 dient een nieuwe aanvraag voor het tweede subsidiejaar ingediend te worden. Na twee jaar zal op basis van een evaluatie worden bezien in hoeverre de status ‘culturele sub-infrastructuur’ wordt gecontinueerd. Gedeputeerde Staten voornoemd, dhr. L.J.P.M. Frissen, voorzitter drs. F.J. Offerein, plv. secretaris Uitgegeven, 29 oktober 2009 de plv. secretaris , drs. F.J. Offerein 11