PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2009 /49 Officiële naam regeling: Nadere subsidieregels Welzijn, Zorg en Sport Citeertitel: Nadere subsidieregels Welzijn, Zorg en Sport Naam ingetrokken regeling: Besloten door: Gedeputeerde Staten Onderwerp: Wijziging regeling Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd: Algemene subsidieverordening 2004 Datum inwerkingtreding: dag na de dag van bekendmaking in het provinciaal blad Looptijd regeling: van 1 september 2008 tot en met 31 december 2011 Verantwoordelijke afdeling: Cultuur, Welzijn en Zorg Gedeputeerde Staten van Limburg, maken ter voldoening aan het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in de Provinciewet, bekend dat zij in hun vergadering van 14 juli 2009 hebben vastgesteld: het besluit tot WIJZIGING VAN DE NADERE SUBSIDIEREGELS WELZIJN, ZORG EN SPORT Artikel I De Nadere subsidieregels Welzijn, Zorg en Sport worden als volgt gewijzigd: A In artikel 4, lid 2 komt de volgende passage te vervallen: “gericht op de onderstaande, in hoofdstuk 3 van deze regeling en in de bijlage verder uitgewerkte, onderdelen van de beleidslijnen ‘Actief meedoen’ en ‘Gezond leven’, zijnde: actief burgerschap; sterke sociale structuren; zorg voor integrale preventie.” B Artikel 13 komt te luiden als volgt: Gedeputeerde Staten verlenen de erkende maatschappelijke organisaties een exploitatiesubsidie (zoals bedoeld in artikel 1 van de Algemene Subsidieverordening 2004) voor de periode 2010 tot en met 2012 voor het totale bedrag over de subsidieperiode middels één subsidieverleningsbeschikking op basis van het ingediende meerjarenplan en de meerjarenbegroting, zulks binnen de door Provinciale Staten in de provinciale programmabegroting, nader uitgewerkt in de productenraming, beschikbaar gestelde middelen. C Artikel 15 lid 5 komt te vervallen. D Artikel 17 komt te luiden als volgt: Naast de algemene subsidiecriteria zoals opgenomen in artikel 5 in hoofdstuk I (Algemene bepalingen) van deze regeling gelden voor de erkende maatschappelijke organisaties ook de volgende aanvullende specifieke criteria: a. maximaal 80% van het provinciaal subsidie wordt beschikbaar gesteld voor basisactiviteiten. Onder basisactiviteiten wordt verstaan die activiteiten die direct zijn gerelateerd aan de organisatiedoelstelling. b. minimaal 20% wordt beschikbaar gesteld voor projectactiviteiten. Onder projectactiviteiten wordt verstaan die activiteiten die aansluiten bij de provinciale doelstellingen. De projectactiviteiten dienen aan te sluiten bij het programma Investeren in Mensen en de hierin genoemde provinciale doelstellingen op het brede terrein van welzijn en zorg, zoals opgenomen in de nota ‘Leven in Limburg: samen en gezond!, kadernota (wonen), welzijn en zorg 2008-2012’. Dit betekent concreet dat de projectactiviteiten dienen aan te sluiten bij de productlijnen: - actief burgerschap; - sterke sociale structuren; - zorg voor integrale preventie; - sport; - zorgconsumentenbeleid; - internationalisering van de zorg; - steunfunctie Wet maatschappelijke ondersteuning. c. Cursussen op het gebied van ICT, Arbowetgeving en Algemene informatievoorziening komen alleen voor subsidiering in aanmerking als deze in samenwerking met minimaal twee overige erkende maatschappelijke organisaties wordt uitgevoerd. E Artikel 18 lid 3 komt te luiden als volgt: Erkende maatschappelijke organisaties dienen bij afwijking van het ingediende meerjarenplan jaarlijks een activiteitenplan en een sluitende begroting in te dienen vóór 1 oktober, voorafgaand aan het jaar waarop het subsidie betrekking heeft. F Artikel 18 lid 4 komt te vervallen G Artikel 18 lid 5 wordt lid 4. H Artikel 20 lid 2 komt te vervallen. Artikel II Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking in het provinciaal blad 2 Integrale regeling NADERE SUBSIDIEREGELS WELZIJN, ZORG EN SPORT HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. Project: een in tijd afgebakend samenhangend geheel van activiteiten. 2. Smart: Specifiek: zo concreet mogelijk aangeven wie, wat, waar, wanneer, hoe Meetbaar: zo veel mogelijk in maat en getal uitdrukken Acceptabel: doelen dienen te passen binnen de provinciale programma’s en draagvlak te hebben Realistisch: doelen dienen binnen de gestelde tijd, financiële en personele randvoorwaarden te worden gerealiseerd Tijdgebonden: vooraf vastleggen welke doelen op welk moment gehaald moeten zijn 3. Limburgse wijkenaanpak: de aanpak van urgente maatschappelijke opgaven op woon- en leefgebied in wijken, buurten en kernen in Limburg, gezamenlijk georganiseerd door gemeenten, woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en de Provincie. 4. erkende maatschappelijke organisatie: een maatschappelijke organisatie die door Gedeputeerde Staten erkenning hebben ontvangen op basis van de criteria in de nota Maatschappelijke Organisaties 2009-2012 Artikel 2 Doel van de regeling Deze nadere subsidieregeling heeft betrekking op subsidies in het kader van het provinciale beleid zoals vastgelegd in het Coalitieakkoord 2007-2011, de programma’s Investeren in Mensen, Investeren in Steden en Dorpen en Innoveren in Limburg, de jaarlijkse programmabegroting, de jaarlijkse productenraming, de nota Leven in Limburg: Samen en Gezond! en het daarbij behorend jaarlijks uitvoeringsprogramma, de Sportnota 2008-2012 ‘Sport en bewegen haalt het beste uit Limburg’, de nota ‘Van elkaar voor elkaar; visiedocument Informele Zorg’ en de nota Patiënten- en zorgconsumentenbeleid Limburg 2009-2012 en de nota ‘Maatschappelijke Organisaties 2009-2012, binden en verbinden’. Artikel 3 Subsidieverlening 1. Gedeputeerde Staten kunnen exploitatiesubsidies en projectsubsidies verlenen die een wezenlijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van het provinciale beleid op het terrein van welzijn, zorg en sport zoals vastgelegd in de beleidskaders die in artikel 2 zijn genoemd. 2. In daarvoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in aanmerking komende gevallen kunnen Gedeputeerde Staten besluiten op eigen initiatief een waarderingssubsidie te verlenen. Artikel 4 Toepassingsbereik 1. Deze regeling is van toepassing op het door Gedeputeerde Staten verlenen van projectsubsidies gericht op de onderstaande, in hoofdstuk 2 en in de bijlage verder uitgewerkte, onderdelen: - empowerment; - vrijwillige inzet; - burgerinitiatieven; - jongerenparticipatie; - sterke sociale structuren; - zorg voor integrale preventie; - sport en bewegen; - internationalisering van de zorg. 2. Deze regeling is van toepassing op het door Gedeputeerde Staten verlenen van exploitatiesubsidies aan erkende maatschappelijke organisaties in de planperiode 2009-2012. Artikel 5 Algemene subsidiecriteria Om voor een project- of een exploitatiesubsidie in aanmerking te komen, gelden de volgende algemene criteria: a. de aanvrager c.q. de projectorganisatie beschikt aantoonbaar over voldoende organisatiekracht en inhoudelijke kwaliteit; 3 b. de kwaliteit van de aanvrager komt tenminste tot uitdrukking in de verwoording van de aanvraag en in het te realiseren project of de concrete activiteiten; c. de begroting is reëel, sluitend en past binnen de budgettaire mogelijkheden van de Provincie; d. de aanvrager is in staat verantwoording af te leggen over de activiteiten en deze daadwerkelijk binnen de goedgekeurde begroting uit te voeren. De administratieve organisatie van de aanvrager is naar behoren ingericht; e. het project c.q. de activiteiten is/zijn financieel, organisatorisch en praktisch uitvoerbaar; bij projectsubsidies is de continuïteit van het project ook na de subsidieperiode gewaarborgd (financieel / inhoudelijk), met uitzondering van projecten die een experimenteel karakter hebben of tijdelijk van aard zijn; f. het project moet worden opgestart binnen een half jaar nadat de subsidie is verleend; voor exploitatiesubsidies geldt dat de activiteiten binnen de geldende subsidieperiode moeten worden uitgevoerd conform het werkplan en erbij behorende sluitende begroting; g. uit de subsidieaanvraag blijkt dat de projecten c.q. activiteiten, doelstellingen en resultaten “smart” zijn geformuleerd, de projectperiode c.q. activiteitenperiode is concreet benoemd en de aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en een sluitende begroting. HOOFDSTUK 2 PROJECTSUBSIDIES Artikel 6 Subsidieplafond 1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks de subsidieplafonds voor deze regeling vast. 2. Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst. De datum van de poststempel is bepalend. Bij persoonlijk afgeleverde aanvragen is de ontvangststempel van de Provincie Limburg dan wel de datum van het verkregen bewijs van ontvangst, bepalend. Bij onvolledig ingediende aanvragen geldt de datum waarop de aanvraag volledig is. Bij indiening op dezelfde datum gaat die aanvraag voor die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten het best aansluit bij de van toepassing zijnde subsidiecriteria. 3. Aanvragen die worden ingediend nadat het subsidieplafond is bereikt worden afgewezen. Artikel 7 Subsidiebedrag 1. Het te verlenen subsidiebedrag bedraagt ten hoogste het door Gedeputeerde Staten als redelijk aanvaarde tekort. 2. Bij de bepaling van het subsidiebedrag houden Gedeputeerde Staten verder rekening met: a.de mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan de invulling van het provinciaal beleid; b.de mate van eigen (financiële) verantwoordelijkheid van de aanvrager; en c.de mate waarin medefinanciering door derden plaatsvindt of kan plaatsvinden. 3. Het te verlenen subsidiebedrag bedraagt niet meer dan 50% van de totale subsidiabele projectkosten. Daarbij wordt als voorwaarde gesteld dat vooraf aantoonbaar andere financieringsbronnen zijn verkend met als inzet het verwerven van financiële middelen. Afwijking van de 50%cofinancieringnorm kan uitsluitend plaatsvinden op basis van zwaarwegende argumenten, zoals het grote beleidsmatige belang van een project, en ter beoordeling van Gedeputeerde Staten. 4. Een subsidie kan worden geweigerd wanneer er sprake is van een bovenmatig beslag op het beschikbare budget ten opzichte van de te realiseren resultaten, zulks ter beoordeling van Gedeputeerde Staten. Artikel 8 Niet-subsidiabele kosten Aanvullend op de bepalingen in de Algemene Subsidieverordening 2004 zijn de volgende kosten niet subsidiabel: 1. - alle kosten waarvoor de subsidieaanvrager gebruik kan maken van bestaande rijks- of gemeentelijke subsidieregelingen; - consumptieve kosten (drank, eten e.d.); - onvoorziene uitgaven. 2. Gedeputeerde Staten kunnen in hun beschikking ook andere kosten uitsluiten. 3. Verder wordt in de bijlage bij de benoemde onderdelen aangegeven welke kosten nog meer niet subsidiabel zijn. 4 Artikel 9 Specifieke subsidiecriteria 1. Projecten, bedoeld in de bijlage onder de nummers 1 tot en met 7, dienen aan te sluiten bij de op lokaal niveau tussen gemeenten en inwoners geformuleerde verbeteropgaven zoals vastgelegd in bijvoorbeeld de Limburgse wijkenaanpak, een Dorpsontwikkelingsplan (DOP), Wijkontwikkelingsplan (WOP) of een tussen Provincie en gemeenten overeengekomen Afsprakenkader. 2. Voor projectsubsidies gelden, naast de algemene criteria, nog specifieke criteria, zoals bepaald bij de benoemde onderdelen in de bijlage. Artikel 10 Aanvragen subsidie 1. Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend door rechtspersonen, tenzij op specifiek benoemde onderdelen in de bijlagen anders bepaald. 2. Subsidieaanvragen moeten minimaal drie maanden voorafgaand aan de start van het project worden ingediend. 3. Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend met een standaard aanvraagformulier dat geplaatst is op de website van de Provincie: www.limburg.nl/subsidies -> actuele subsidieregelingen. 4. De aanvraag dient de volgende informatie te bevatten: a. een ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaard aanvraagformulier b. een toelichting waaruit blijkt dat het voorgenomen project voldoet aan de bedoelde criteria; c. het projectplan (inclusief begroting en financieringsplan; beiden outputgerelateerd); d. een tijdsplanning voor het project; e. een toelichting op de wijze waarop de resultaten van het project gemeten zullen worden. Artikel 11 Monitoring, verantwoording en evaluatie De subsidieontvanger is te allen tijde gehouden medewerking te verlenen aan het rapporteren omtrent de voortgang van het project en het evalueren van het project, teneinde een resultaatmeting en effectmeting van het provinciaal beleid mogelijk te maken. Frequentie en wijze van monitoring en evaluatie worden medegedeeld in de subsidiebeschikking. Artikel 12 Aanvraag subsidievaststelling Bij een waarderingssubsidie < € 10.000,00 en een projectsubsidie < € 10.000,00 wordt bij de verlening de subsidie tegelijk vastgesteld. Een projectsubsidie lager dan € 10.000,00 wordt bij de subsidieverlening meteen als waarderingssubsidie vastgesteld. Bij de vaststelling van een waarderingssubsidie kan met vermelding van uitsluitend het subsidiebedrag worden volstaan. Inzake de inhoudelijke verantwoording achteraf worden bepaalde eisen gesteld die in de beschikking worden vermeld. Voor de overige subsidieverleningen zijn de bepalingen over de subsidievaststelling in de Algemene Subsidieverordening 2004 onverkort van toepassing. HOOFDSTUK 3 MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES Artikel 13 Subsidieverlening en subsidieplafond Gedeputeerde Staten verlenen de erkende maatschappelijke organisaties een exploitatiesubsidie (zoals bedoeld in artikel 1 van de Algemene Subsidieverordening 2004) voor de periode 2010 tot en met 2012 voor het totale bedrag over de subsidieperiode middels één subsidieverleningsbeschikking op basis van het ingediende meerjarenplan en de meerjarenbegroting, zulks binnen de door Provinciale Staten in de provinciale programmabegroting, nader uitgewerkt in de productenraming, beschikbaar gestelde middelen. Artikel 14 Subsidieplafond en verdeelsleutel 1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks de subsidieplafonds vast voor de exploitatiesubsidies voor de maatschappelijke organisaties. 2. Verdeling van de middelen vindt plaats in de mate waarin de subsidieaanvragen voldoen aan de subsidiecriteria. 5 Artikel 15 Subsidiebedrag 1. Het te verlenen subsidiebedrag bedraagt ten hoogste het door Gedeputeerde Staten als redelijk aanvaarde tekort. 2. Bij de subsidieverlening kunnen maxima worden gesteld ten aanzien van de hoogte van het te verlenen bedrag. 3. Als het subsidiebedrag lager is dan het gevraagde bedrag is de aanvrager verplicht om binnen maximaal drie weken na de subsidieverlening de begroting en de projectopzet aan dit bedrag aan te passen en deze ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten voor te leggen. Deze verplichting wordt in dat geval beschouwd als een opschortende voorwaarde bij subsidieverlening. 4. In het geval een subsidie wordt verleend, bepalen Gedeputeerde Staten op basis van welke subsidieregel en welk budget dit gebeurt. De aanduiding van de aanvrager op het aanvraagformulier wordt daarbij betrokken, maar is niet bepalend. Artikel 16 Niet-subsidiabele kosten De volgende kosten komen niet voor subsidiëring in aanmerking: - investeringskosten in vaste activa (o.a. onroerend goed, inventaris) - kosten van kinderopvang, reiskosten (niet project gerelateerd), presentiegelden, aanschafkosten van boeken, tijdschriften, periodieken en studiemateriaal. Gedeputeerde Staten kunnen in hun beschikking ook andere kosten uitsluiten. Artikel 17 Specifieke subsidiecriteria Naast de algemene subsidiecriteria zoals opgenomen in artikel 5 in hoofdstuk I (Algemene bepalingen) van deze regeling gelden voor de erkende maatschappelijke organisaties ook de volgende aanvullende specifieke criteria: a. Maximaal 80% van het provinciaal subsidie wordt beschikbaar gesteld voor basisactiviteiten. Onder basisactiviteiten wordt verstaan die activiteiten die direct zijn gerelateerd aan de organisatiedoelstelling. b. Minimaal 20% wordt beschikbaar gesteld voor projectactiviteiten. Onder projectactiviteiten wordt verstaan die activiteiten die aansluiten bij de provinciale doelstellingen. De projectactiviteiten dienen aan te sluiten bij het programma Investeren in Mensen en de hierin genoemde provinciale doelstellingen op het brede terrein van welzijn en zorg, zoals opgenomen in de nota ‘Leven in Limburg: samen en gezond!, kadernota (wonen), welzijn en zorg 2008-2012’. Dit betekent concreet dat de projectactiviteiten dienen aan te sluiten bij de productlijnen: - actief burgerschap; - sterke sociale structuren; - zorg voor integrale preventie; - sport; - zorgconsumentenbeleid; - internationalisering van de zorg; - steunfunctie Wet maatschappelijke ondersteuning. c. Cursussen op het gebied van ICT, Arbowetgeving en Algemene informatievoorziening komen alleen voor subsidiering in aanmerking als deze in samenwerking met minimaal twee overige erkende maatschappelijke organisaties wordt uitgevoerd. Artikel 18 Subsidieaanvraag 1. Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend door een door de Provincie Limburg aangemerkte erkende maatschappelijke organisatie. 2. Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend met een standaard aanvraagformulier dat geplaatst is op de website van de Provincie: www.limburg.nl/subsidies -> actuele subsidieregelingen. 3. Erkende maatschappelijke organisaties dienen bij afwijking van het ingediende meerjarenplan jaarlijks een activiteitenplan en een sluitende begroting in te dienen vóór 1 oktober, voorafgaand aan het jaar waarop het subsidie betrekking heeft. 4. De datum van indiening wordt bepaald door de datum van de poststempel of de datum op het faxbericht bij de verzonden aanvraag. Bij persoonlijk afgeleverde aanvragen is de datum van de ontvangststempel van de Provincie Limburg bepalend, dan wel de datum van het verkregen bewijs van ontvangst. Niet tijdig ingediende aanvragen worden afgewezen. 6 Artikel 19 Beslistermijn Bij aanvragen van de erkende maatschappelijke organisaties voor de activiteiten in hun werkplan, begint de beslistermijn van twaalf weken van alle tijdig en compleet ontvangen aanvragen te lopen vanaf 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. Artikel 20 Beoordeling en advisering Subsidieaanvragen van de erkende maatschappelijke organisaties en de projectaanvragen in het kader van deze subsidieregeling, worden getoetst en beoordeeld op basis van de in de Algemene Subsidieverordening 2004 en de in deze subsidieregeling opgenomen criteria, evenals de beschikbare middelen. Artikel 21 Monitoring, verantwoording en evaluatie 1. De monitoring geschiedt aan de hand van door Gedeputeerde Staten voorgeschreven geformatteerde, schriftelijke voortgangsrapportages. De frequentie hiervan en de wijze van monitoring worden medegedeeld in de subsidiebeschikking. 2. In elke voortgangsrapportage wordt eenduidig inhoudelijk en financieel verslag gedaan van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit en de geleverde prestaties. Dit wordt onder meer gedaan voor wat betreft de bereikte output aan de hand van de opgelegde verplichtingen. 3. Met ieder afzonderlijke erkende maatschappelijke organisatie vindt halverwege het lopende subsidiejaar - op initiatief van de organisatie - een voortgangsgesprek plaats over de tussentijdse resultaten van de activiteiten waarvoor een provinciaal subsidie is ontvangen. Gedeputeerde Staten kunnen naar aanleiding van de voortgangsgesprekken de outputresultaten van een activiteit aanscherpen. 4. Tussentijdse wijzigingen in de uitvoering van een activiteit (inhoud en uitvoeringstermijn) worden vooraf schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan Gedeputeerde Staten. Artikel 22 Bevoorschotting en subsidievaststelling 1. De erkende maatschappelijke organisaties dienen hun jaarrekening en jaarverslag jaarlijks volgens de door de Provincie Limburg opgestelde richtlijnen in te dienen vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het jaar waarop het subsidiebetrekking heeft. 2. Erkende maatschappelijke organisaties met een jaarlijks exploitatiesubsidie tot € 25.000,00 aan wie Gedeputeerde Staten een subsidie voor meerdere boekjaren tegelijk hebben verleend kunnen de aanvraag voor subsidievaststelling indienen vóór 1 juli van het jaar dat volgt op de meerjarige subsidieperiode waarop de subsidie betrekking heeft. Er vindt in dat geval, analoog aan de verleningsbeschikking, slechts eenmalig een subsidievaststelling plaats. 3. Voor subsidies die voor meerdere boekjaren tegelijk zijn verleend zal gedurende de subsidieperiode waarop de subsidie betrekking heeft aan het begin van elk kalenderjaar het subsidiebedrag in jaarlijkse tranches in één keer worden bevoorschot tot 100% van de betreffende jaartranche. HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN Artikel 23 Hardheidsclausule 1. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten. 2. Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken. Artikel 24 Inwerkingtreding 1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de dag van publicatie in het Provinciaal Blad. De regeling geldt tot en met 31 december 2011. 2. Bij de inwerkingtreding van deze regeling vervallen de Nadere subsidieregels voor maatschappelijke organisaties 2006-2008 e.v. Artikel 25 Overgangsrecht 1. Voor subsidiebesluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze regeling blijven de Algemene Subsidieverordening 2004 en de daarop gebaseerde nadere subsidieregels van toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject. 7 2. Voor aanvragen waarover op het moment van het vervallen van deze regeling nog geen beslissing is genomen en voor subsidiebesluiten die zijn genomen voor het vervallen van deze regeling blijven de Nadere subsidieregels Welzijn, Zorg en Sport van toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject. Artikel 26 Citeertitel Deze regeling kan worden aangehaald als “ Nadere subsidieregels welzijn, zorg en sport”. 8 Algemene toelichting Nadere subsidieregels Welzijn, Zorg en Sport Deze subsidieregeling bevat beleidsspecifieke subsidiebepalingen ter aanvulling op de Algemene Subsidieverordening 2004 (ASV) die op zijn beurt is gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze Awb geeft een gedetailleerde regeling op het proces van de subsidieverstrekking, dat noch in de ASV noch in de Nadere subsidieregels Welzijn, Zorg en Sport wordt herhaald. Concreet betekent dit dat een volledig beeld van alle regels met betrekking tot provinciale subsidies op het terrein van welzijn en zorg alleen kan worden verkregen door raadpleging van zowel Awb als ook de ASV én de subsidieregels Welzijn, Zorg en Sport. De regeling is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Hoofdstuk 2: Projectsubsidies Hoofdstuk 3: Maatschappelijke Organisaties Hoofdstuk 4: Slotbepalingen Bijlage Hoofdstuk 1 en 4 is het algemene gedeelte met bepalingen die van toepassing zijn op alle beleidsonderdelen. Hoofdstuk 2 is van toepassing op projectsubsidies en hoofdstuk 3 op erkende maatschappelijke organisaties. De meer specifieke bepalingen zijn separaat per beleidsonderdeel terug te vinden in de bijlage. In deze bijlage wordt vastgehouden aan de opbouw van de Kadernota Welzijn en Zorg. Ook de beleidsinhoudelijke achtergrond van deze onderdelen is terug te vinden in de Kadernota Welzijn en Zorg. In deze bijlage komen achtereenvolgend aan de orde: 1. Empowerment 2. Vrijwillige inzet 3. Burgerinitiatieven 4. Jongerenparticipatie 5. Sterke sociale structuren 6. Zorg voor integrale preventie 7. Sport en bewegen 8. Internationalisering van de zorg Artikelsgewijze toelichting Artikel 5 Subsidiecriteria Met het vermelde onder a en b wordt bedoeld de personele inzet. Artikel 10 Aanvragen subsidie Het verdient sterk aanbeveling vóór het indienen van de subsidieaanvraag in overleg te treden met de afdeling Cultuur, Welzijn en Zorg. In lid 4 wordt vermeld dat de begroting en het financieringsplan beiden outputgerelateerd moeten zijn. Dat wil zeggen dat concreet herkenbare eindproducten van het project duidelijk moeten worden aangegeven. Hieronder wordt bijvoorbeeld verstaan het aantal deelnemers. Artikel 11 Monitoring, verantwoording en evaluatie Bij de verlening van het subsidie worden definitieve afspraken gemaakt voor periodieke tussentijdse evaluaties. Artikel 12 Aanvraag subsidievaststelling Als een subsidie van minder dan € 10.000,00 wordt verleend, dan is het aanvragen van een subsidievaststelling niet meer nodig. Het subsidiebedrag wordt in één keer uitbetaald. Er wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of de activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden conform de subsidieaanvraag en of de beoogde resultaten/resultaatdoelstellingen zijn behaald. 9 Indien niet (geheel) en/of niet tijdig is voldaan aan de verplichtingen of als de beoogde resultaten/resultaatdoelstellingen niet (geheel) worden behaald, dan kan het subsidie worden ingetrokken of alsnog lager worden vastgesteld. Dit betekent dat reeds uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd. Artikel 13 Een erkende maatschappelijke organisatie is een organisatie die door Gedeputeerde Staten erkenning heeft ontvangen. Deze maatschappelijke organisatie heeft in de periode 2009-2012 het recht om jaarlijks een werkplan in te dienen. Artikel 21 Zie de toelichting bij artikel 11 Gedeputeerde Staten voornoemd, L.J.P.M. Frissen, voorzitter drs. F.J. Offerein, plv.secretaris Uitgegeven, 13 augustus 2009 De plv. secretaris, drs. F.J. Offerein 10