tijdslijn van het israëlisch-palestijns conflict

advertisement
TIJDSLIJN VAN HET ISRAËLISCH-PALESTIJNS CONFLICT
1897
Het eerste zionistische congres in Bazel. Centraal stond Herzls boek ‘De Jodenstaat’. Besluit was dat er een Joods nationaal tehuis moest komen. Hiervoor werd de Wereld Zionistische Organisatie opgericht. Stelling van het zionisme was:
‘Palestina een land zonder volk voor een volk zonder land’.
1909
Tel Aviv werd opgericht als eerste Joodse stad in historisch Palestina.
1914
Het Ottomaanse rijk, dat historisch Palestina bestuurde, koos de kant van Duitsland in WO I.
1916
Groot-Brittannië en Frankrijk ondertekenden het Sykes-Picot-Akkoord en verdeelden het Midden-Oosten in twee invloedszones. Frankrijk : Syrië en Libanon; Groot-Brittannië: Transjordanië (het huidige Jordanië) en historisch Palestina.
Tegelijkertijd startte de Arabische opstand tegen de Ottomanen. De Arabieren wilden een staat in Palestina, en kregen
die door de Britten beloofd.
1917
Brits minister van Buitenlandse Zaken Lord Balfour schreef een brief naar baron Rothschild, een leider van de Joodse
gemeenschap, bekend als de ‘Balfourverklaring’. De Britten stelden dat er een ‘Joods nationaal tehuis’ in historisch
Palestina moest worden opgericht, waarbij ook de rechten van de ‘niet-Joden’ zouden worden gerespecteerd. Deze
belofte was in tegenspraak met eerdere beloftes aan de Arabieren over de oprichting van een eigen staat.
1918
Na WO I werd het Ottomaanse rijk ontbonden. De Britten bezetten de regio en verkregen in 1920 ook het mandaat
over historisch Palestina.
1922
Spanningen tussen de zionisten en de Arabieren namen toe. Een Britse volkstelling wees uit dat de Joodse bevolking
11% uitmaakte van de 750.000 inwoners van historisch Palestina. De immigratie steeg sterk.
De Britse regering stelde de ‘White Paper’ voor waarin ze de Balfourverklaring steunde. Ze zag die niet als vrijgeleide
voor de oprichting van een Joodse staat, maar voor de oprichting van een Joodse gemeenschap in Palestina. De Britse
regering beperkte ook de Joodse immigratie.
1929
De crisis kende een dieptepunt toen Arabieren meer dan 100 Joden doodden in Hebron. De Britse politie bond de strijd
aan tegen de Arabische opstand.
1936
De Arabieren startten een opstand uit protest tegen de Joodse immigratie. Zionistische milities zoals Irgoen en Stern
zaaiden terreur om ‘het land te bevrijden’.
1937
De Commissie-Peel raadde aan om het land te verdelen in een Joodse en een Arabische staat. De Arabieren verzetten
zich hiertegen en eisten het behoud van één staat, met voorzieningen voor de bescherming van minderheden.
1939
De Britse regering gaf een nieuwe ‘White paper’ uit waarin ze het idee van een Joodse staat opgaf ten voordele van
een onafhankelijk Palestina voor Joden en Arabieren. Aan de vooravond van WO II beperkte ze de Joodse immigratie.
1942
De zionistische conferentie in Biltmore Hotel in New York formuleerde het idee van een Joods gemenebest in Palestina.
1945
Einde van WO II. Bij de genocide tegen het Joodse volk, de Shoah, werden bijna 6 miljoen Europese Joden vermoord.
1947
Groot-Brittannië droeg zijn mandaat over aan de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties omdat de situatie
op het terrein onhoudbaar werd. Het Speciale Comité voor Palestina van de VN werd gevormd.
Op 29 november stelde de Algemene Vergadering van de VN het verdeelplan (resolutie 181) voor: 55,5% van het land
voor de Joodse staat, 45% voor de Arabische staat, en Jeruzalem als internationaal gebied.
De Palestijnen en de Arabische landen verwierpen het plan terwijl de zionistische beweging het aanvaardde. De facto
startte hierna een burgeroorlog.
1948
Op 9 april richtten zionistische milities een slachtpartij aan in het Palestijnse dorpje Deir Yassin. Vele Palestijnse burgers
vluchtten hierna uit angst.
Op 15 mei verlieten alle Britse troepen het gebied. Een dag vroeger riep Israël zijn onafhankelijkheid uit. Daarop vielen
de Arabische buurlanden Israël aan. In deze oorlog, de ‘Nakba’ (‘catastrofe’) voor de Palestijnen, werden meer dan 440
Palestijnse dorpen verwoest en 750.000 Palestijnen verjaagd. Israël verkreeg de controle over 78% van historisch Palestina.
De Algemene Vergadering van de VN stelde in resolutie 194 dat de Palestijnse vluchtelingen het ‘recht op terugkeer’
hebben.
www.broederlijkdelen.be/israel-palestina
1
1949
In Rhodos werd een overeenkomst bereikt over een wapenstilstand tussen Israël en de Arabische landen. Er werd
besloten om een demarcatielijn te trekken, tussen de Westelijke Jordaanoever en Israël, bekend als de Groene Lijn, en
tussen de Gazastrook en Israël. De Westelijke Jordaanoever, met Oost-Jeruzalem, kwam onder het bestuur van Jordanië
en de Gazastrook kwam onder Egyptisch bestuur.
1950
De Israëlische regering vaardigde ‘de wet op terugkeer’ uit waardoor Joden naar Israël konden emigreren en waarmee
ze de Palestijnse vluchtelingen het recht op terugkeer naar hun huizen ontzegde. Via ‘de wet op de eigendom van
afwezigen’ confisqueerde Israël de eigendommen van de Palestijnse vluchtelingen.
1956
Het Israëlische leger beging een slachtpartij in het Palestijnse dorp Kufr Qassem.
In oktober barstte de Suezcrisis los, na de nationalisatie van het kanaal door president Nasser. In oktober viel Israël de
Gazastrook en de Sinaïwoestijn binnen. Groot-Brittannië en Frankrijk steunden Israël en vielen Egypte aan. De VS floten
Israël, Groot-Brittannië en Frankrijk terug. De relatie tussen de Arabische landen en de voormalige kolonisatoren ging
drastisch achteruit.
1959
Fatah werd opgericht, met als leider Yasser Arafat. Het doel was de militaire strijd tegen Israël en de herovering van
historisch Palestina.
1964
De Arabische Liga richtte de meer gematigde Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (bekend onder haar Engelse afkorting
PLO) op.
1967
Op 5 juni startte de oorlog waarbij Israël in zes dagen de Arabische landen versloeg. Israël bezette de overige 22% van
de Palestijnse gebieden, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, naast de Golanhoogte en de Sinaïwoestijn. Het
annexeerde onmiddellijk na de oorlog Oost-Jeruzalem.
Na de oorlog zeiden de Arabische landen, op een top van de Arabische Liga in Khartoem ‘neen’ tegen vrede met Israël.
De VN-Veiligheidsraad riep Israël, in resolutie 242, op zich terug te trekken uit (de) gebieden die het bezette.
1970
Bij de gevechten van Zwarte September in Jordanië, werd de PLO uit Jordanië verdreven nadat Palestijnen de Jordaanse
koning Hoessein hadden proberen te vermoorden.
1973
De Yom Kippoer-oorlog brak in oktober uit nadat een coalitie van Arabische landen, onder leiding van Syrië en Egypte,
Israël aanvielen. Israël won de oorlog na een initiële achterstand (Sinaïwoestijn). Hierna herhaalde de VN-Veiligheidsraad
dat Israël zich moet terugtrekken uit de bezette gebieden.
1976
Op 30 maart doodde het Israëlische leger 6 Arabische burgers van Israël bij een betoging tegen de confiscatie van hun
land. Sindsdien wordt deze dag als ‘Dag van het land’ herdacht.
1978
Israël en Egypte tekenden het Camp David-akkoord, waarbij Egyptisch president Sadat Israël erkende en in ruil de
Sinaïwoestijn terugkreeg. De Palestijnen kregen ‘autonomie’ maar namen er geen vrede mee. De Arabische landen
verwierpen het akkoord.
1980
Israël riep Jeruzalem tot ‘zijn eeuwige en ondeelbare hoofdstad’ uit. De internationale gemeenschap veroordeelde de
annexatie van Oost-Jeruzalem en stelde dat het deel uitmaakt van de bezette Palestijnse gebieden.
1982
Israël viel Libanon aan en rukte op tot Beiroet, om de PLO uit te roeien. Extremistische christelijke milities begingen,
onder toezicht van het Israëlische leger, een slachtpartij in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila.
1987
De Eerste Intifada of Palestijnse volksopstand brak uit. De Palestijnen wilden na 20 jaar militaire bezetting het Israëlische
leger ‘van zich afschudden’. De reactie van het leger was genadeloos, en leidde tot sympathie voor de Palestijnen.
1988
In de verklaring van Algiers riep de PLO de Palestijnse staat uit op 22% van historisch Palestina en erkende het hiermee
Israël. Dat weigerde echter met de PLO te onderhandelen.
1991
Yasser Arafat steunde Saddam Hoessein in de Iraakse invasie van Koeweit. Veel Palestijnen werden uit de Golfstaten
verjaagd. Een internationale coalitie o.l.v. de VS verdreef Irak uit Koeweit. De VS gebruikten de nieuwe geopolitieke
realiteit om een grotere rol in de regio te spelen en op te treden als bemiddelaar in vredesgesprekken.
Onder druk van de VS ging Israëlisch premier Shamir akkoord met gesprekken met de Palestijnen. De eerste IsraëlischPalestijnse vredesbesprekingen vonden plaats tijdens de Madrid-Conferentie. Dit zonder de PLO, die de ‘afwezige
aanwezige’ was.
www.broederlijkdelen.be/israel-palestina
2
1993
In september wisselden de PLO en Israël brieven uit. De PLO erkende Israël officieel. Israël erkende de PLO als vertegenwoordiger van het Palestijnse volk, maar niet de Palestijnse staat.
Rabin en Arafat tekenden de princiepsverklaring van de Oslo-akkoorden tussen Israël en de PLO voor het Witte Huis,
onder toezicht van Clinton. Het principe hierachter was ‘land voor vrede’. Israël zou zich geleidelijk aan terugtrekken en
de Palestijnen zouden, over een periode van 5 jaar, een eigen staat krijgen.
Tegelijkertijd startte het beleid van de massale afsluiting van de Palestijnse gebieden en hiermee ook de economische
regressie.
1994
Israëlisch extremist Baroech Goldstein richtte een slachtpartij aan in het graf van de aartsvaders in Hebron.
Palestijnse extremistische groeperingen startten met zelfmoordaanslagen.
Israël trok zich terug uit de stad Jericho en de meeste delen van de Gazastrook. De Palestijnse Autoriteit (PA) werd
opgericht om de Palestijnen zelfbestuur te geven. Yasser Arafat werd de voorzitter.
1995
Het eerste jaar van zelfbestuur in Jericho en de Gazastrook verliep moeizaam.
Het Oslo II-Akkoord werd getekend en hierbij werden de Palestijnse gebieden opgedeeld in A- (onder controle van de
PA), B- (gedeelde controle PA en Israël) en C-zones (onder controle van Israël). De facto behield Israël de controle over
de meerderheid van de Westoever, en gaf het de verantwoordelijkheid voor de Palestijnse steden aan de PA.
Op 4 november vermoordde een Israëlische extremist premier Yitshak Rabin.
1996
Voor het eerst vonden Palestijnse presidents- en parlementsverkiezingen plaats, en werd het parlement, de Palestijnse
Wetgevende Raad opgericht. Yasser Arafat werd ‘voorzitter’, of president.
Benyamin Netanyahu van Likoed won de verkiezingen in Israël. Hij was gekant tegen het vredesproces maar kon niet
verhinderen dat de gesprekken voortgingen.
1997
Bij het akkoord over Hebron trok Israël zich terug uit 80% van de stad. De stad werd verdeeld in zone H1 (PA) en zone
H2 (Israëlische controle). Extremistische groeperingen dreven de nederzettingenexpansie in en rond Hebron op.
1998
Netanyahu en Arafat tekenden het Wye River-Memorandum, dat Israël verbond tot verdere terugtrekking uit de Palestijnse gebieden. Binnen Likoed en de (extreem)rechtse partijen stuitte de terugtrekking op veel verzet. Dat leidde tot
het uiteenvallen van Netanyahu’s rechtse coalitie.
1999
Ehud Barak won de verkiezingen en kreeg van de kiezer het mandaat om de ‘100-jarige oorlog tussen Israël en de
Palestijnen’ te beëindigen. Het akkoord van Sharm el-Sheikh bracht weinig soelaas omdat er geen consensus was over
Jeruzalem, vluchtelingen, water. Barak concentreerde zich op vrede met Syrië. Die onderhandelingen mislukten ook
omdat Israël zich niet tot de grenzen van vóór 1967 wou terugtrekken.
2000
Israël trok zich na 18 jaar bezetting terug uit Zuid-Libanon.
De ambtstermijn van Clinton liep af en hij wou een akkoord bereiken. Arafat werd onder druk gezet voor ‘finale status’onderhandelingen, tijdens de top van Camp David. Na twee weken onderhandelingen liep de top met een sisser af.
Arafat zou het ‘genereuze aanbod’ van Barak geweigerd hebben. Dit aanbod bood echter geen vooruitzicht op een
leefbare Palestijnse staat.
Op 28 september bracht Ariel Sharon een controversieel bezoek aan de Tempelberg. Daarop brak de bijzonder gewelddadige Tweede Intifada, gekenmerkt door extreem geweld van het Israëlische leger en zelfmoordaanslagen van Palestijnse
gewapende groeperingen, uit. Hierbij zouden meer dan 4.000 Palestijnen en meer dan 1.000 Israëli’s gedood worden.
2001
In januari vonden onderhandelingen plaats in Taba en werd vooruitgang geboekt in moeilijke dossiers zoals het vluchtelingenprobleem.
In februari verloor Barak de verkiezingen van Ariel Sharon. Die gaf de ‘land voor vrede’-formule op en beloofde een harde
aanpak van de Palestijnen. Het Israëlische leger trad genadeloos op en stelde Palestijnse burgers bloot aan extreem
geweld. De Palestijnse gewapende groeperingen dreven de zelfmoordaanslagen in Israël op.
2002
De zelfmoordaanslagen volgden elkaar op in de eerste maanden van het jaar, met als negatieve climax de aanslag
tijdens het joodse Paasfeest in een hotel.
Het Israëlische leger lanceerde de operatie ‘Verdedigingsschild’ en bezette de Palestijnse gebieden volledig. Israël beschouwde Yasser Arafat niet langer als ‘een partner voor vrede’ en sloot hem op in zijn hoofdkwartier.
In april vond de belegering van de stad Jenin plaats.
Saoedi-Arabië lanceerde een vredesvoorstel. Hierbij boden de Arabische landen Israël vrede en erkenning aan in ruil
voor de terugtrekking uit de bezette gebieden.
Israël startte met de bouw van het ‘Veiligheidshek’/de Muur in de Westoever.
www.broederlijkdelen.be/israel-palestina
3
2003
In april creëerde president Bush een nieuw vredesvoorstel, de ‘Routekaart’, dat een Palestijnse staat beoogde tegen
2006. In een eerste fase moest Israël de nederzettingenbouw bevriezen en moest de PA de strijd met de gewapende
groeperingen aangaan.
Israël en de Verenigde Staten verplichtten Arafat een eerste minister aan te nemen. Dat werd Mahmoud Abbas, die zich
ertoe verbond de Palestijnse gewapende groeperingen aan banden te leggen en het veiligheidsapparaat te hervormen.
Abbas stuitte op verzet van Arafat. Hij werd vervangen door Ahmad Qurei.
Het Israëlische kabinet besloot Arafat te ‘verwijderen’. Sharon waarschuwde de Palestijnen ervoor dat hij overging tot
een unilateraal beleid.
Officieuze Palestijnse en Israëlische onderhandelingen mondden uit in de ‘Geneva-Akkoorden’ die dode letter zouden
blijven.
2004
Het Israëlische geweld en de Palestijnse zelfmoordaanslagen duurden voort.
In maart doodde Israël geestelijk leider van Hamas sjeikh Yassin. Een maand later werd Abdel-Aziz al-Rantisi, de opvolger
van Yassin, gedood.
In april maakte premier Sharon zijn unilateraal terugtrekkingsplan uit de Gazastrook bekend. Hij kreeg hiervoor de steun
van president Bush, die stelde ‘dat de terugtrekking tot de grenzen van 1967 niet realistisch is.’
In oktober startte Israël een gewelddadige operatie ‘Regenboog’ in het noorden van de Gazastrook, na zware zelfmoordaanslagen.
Yasser Arafat stierf op 11 november. Mahmoud Abbas werd PLO-voorzitter.
2005
Mahmoud Abbas won de presidentsverkiezingen in januari. Hij overtuigde de Palestijnse gewapende groeperingen tot een
wapenstilstand. Hamas engageerde zich in Kaïro tot een unilaterale wapenstilstand en pleegde geen aanslagen tot 2007.
Ondanks zware tegenstand van zijn Likoedpartij en de nederzettingenbeweging, startte Israëlisch premier Sharon in
augustus met de terugtrekking van de kolonisten en het leger uit de Gazastrook en 4 nederzettingen in de Westelijke
Jordaanoever. Hierna richt hij een nieuwe partij op, Kadima, ‘voorwaarts’, met als platform een beperkte terugtrekking
uit de Westoever.
In november kreeg Sharon een beroerte. Ehud Olmert verving hem.
2006
De islamistische partij Hamas won de parlementsverkiezingen in januari. Na de vorming van de nieuwe regering onder
leiding van Hamas, schortte de internationale gemeenschap de hulp op omdat Hamas Israël en de vredesakkoorden
niet erkende en het geweld niet opgaf. Ook Israël isoleerde Hamas en hield gelden in die het voor de PA int.
In juni trad het Tijdelijk Internationaal Mechanisme in werking: financiële hulp gebeurde via president Abbas. Pogingen
voor een regering van nationale eenheid mislukten. In december kostten interne gevechten het leven aan 90 Palestijnen.
Bij de Israëlische verkiezingen in maart behaalde Kadima minder zetels dan verhoopt, maar slaagde de partij erin om
een coalitie te vormen met de Arbeiderspartij. Ehud Olmert werd premier.
Op 28 juni doodde een Palestijnse gewapende groep twee Israëlische soldaten. Die nam ook soldaat Gilad Shalit gevangen.
Om deze actie te wreken, lanceerde Israël operatie ‘Zomerregen’ in Gaza. Qassamraketten werden vanuit Gaza afgevuurd.
In november lanceerde Israël ‘Herfstwolken’, waarbij 400 Palestijnen omkwamen.
Na een aanval van Hezbollah op Israëlische soldaten startte Israël op 12 juli een oorlog tegen Libanon. Deze werd na
33 dagen beëindigd met een staakt-het–vuren. Meer dan 1.200 Libanese en 40 Israëlische burgers vonden de dood.
2007
Op 8 februari bereikten Fatah en Hamas in Mekka een akkoord over de vorming van een regering van nationale eenheid.
Hamas verbond zich tot de tweestatenoplossing, maar weigerde nog steeds Israël expliciet te erkennen. Bij opeenvolgende gevechten tussen Fatah en Hamas in Gaza vielen honderden doden. In juni verdreef Hamas Fatah met geweld
uit Gaza. Abbas ontbond de eenheidsregering. Hamas verkreeg de macht in Gaza, terwijl Abbas internationale steun
kreeg. Na de coup van Hamas, legde Israël een blokkade op.
Eind november riepen de VS een top samen in Annapolis, waar Fatah en Israël een akkoord bereikten over de Routekaart.
Ze engageerden zich te onderhandelen om tegen eind 2008 een akkoord te bereiken.
In december steeg het aantal raketten vanuit Gaza en lanceerde Israël regelmatig aanvallen. Ook Hamas en Fatah bekampten elkaar opnieuw. De internationale gemeenschap gaf in Parijs $ 7 miljard aan de regering Abbas voor 3 jaar.
www.broederlijkdelen.be/israel-palestina
4
2008
Naar aanleiding van de strikter wordende blokkade, bliezen militanten een deel van de grens met Egypte op. Honderdduizenden burgers trokken naar Egypte om er voorraad in te slaan. De raketaanvallen vanuit Gaza op Israël gingen door,
net zoals Israëls aanvallen. Eind februari kostte operatie ‘Warme Winter’ het leven aan 100 Palestijnen. Ook pleegde
Hamas een aanslag waarbij een vrouw werd gedood.
De inspanningen voor een staakt-het-vuren werden opgevoerd. De Arabische Liga herhaalde haar vredesinitiatief uit
2002. Gesprekken tussen Hamas en Israël, o.l.v. Egypte, resulteerden in juni in een wapenstilstand. De vijandigheden
zouden stoppen, de grensovergangen zouden opengaan en er zou over de gevangenen worden gepraat. Ondanks de
wapenstilstand kwamen weinig goederen Gaza in.
Half september trad Ehud Olmert af als partijleider van Kadima na beschuldigingen van fraude. Hij kondigde zijn aftreden aan als premier en bleef waarnemend premier tot de regeringsvorming door Tzipi Livni. Die faalde, waardoor er in
februari 2009 nieuwe verkiezingen plaatsvonden.
Op 4 november ondernam Israël een inval in Gaza en doodde het 4 Hamasmilitanten. De gewapende groeperingen
hernamen raketaanvallen. Israël sloot alle grensovergangen. Op 19 december liep het bestand tussen Hamas en Israël
formeel af. Op 27 december lanceerde Israël ‘Gegoten Lood’. Hamas reageerde met raketten die dieper in Israël landden.
2009
Op 3 januari startte Israël een grondoperatie in Gaza. Op 18 januari maakte een staakt-het-vuren een einde aan de
vijandelijkheden. De vernieling die Israël in Gaza aanrichtte was ongezien. Er vielen 13 Israëlische doden, waaronder 3
burgers. Volgens Israëlische mensenrechtenorganisaties vielen er ongeveer 1.400 Palestijnse doden, waarvan minstens
773 burgers en 248 politie-agenten. Volgens Israël waren de meeste doden strijders.
In maart beloofden 75 landen in Sharm El-sheikh $ 4,5 miljard. Israël hield vast aan zijn afsluitingsbeleid en hield de
heropbouw tegen.
Begin februari vonden Israëlische parlementsverkiezingen plaats. Benjamin Netanyahu werd in maart premier van een
rechtse coalitieregering samengesteld uit Likud, Shas, de Arbeiderspartij, Yisrael Beitenu, en The Jewish Home. De nieuwe
regering gaf weinig hoop voor vrede. In juni sprak Netanyahu toch over een Palestijnse staat.
De Amerikaanse administratie zette Israël onder druk om de nederzettingenbouw te stoppen. Premier Netanyahu stelde
dat een ‘natuurlijke aangroei’ moet blijven.
Na de oorlog stelde de VN-Mensenrechtenraad rechter Goldstone aan om schendingen van het internationaal recht te
onderzoeken. In september concludeerde Goldstone dat zowel het Israëlische leger als gewapende Palestijnse groeperingen oorlogsmisdaden hadden begaan. Reeds tijdens het onderzoek weigerde Israël zijn medewerking aan de missie
te verlenen. Israël verwierp de conclusies en startte een campagne tegen ngo’s die informatie gaven.
2010
In maart reisde Amerikaans gezant voor het Midden-Oosten Mitchell naar de regio voor indirecte gesprekken. Israël
kondigde de bouw aan van 1.600 nieuwe woningen in nederzettingen in Oost-Jeruzalem terwijl vicepresident Joe Biden
in het land was. De spanningen tussen de VS en Israël over de nederzettingen waren ongezien. Nooit eerder drong
een Amerikaans president aan op een bouwstop. In mei werden de plooien gladgestreken en reisde Mitchell opnieuw
naar de regio.
Op 31 mei viel de Israëlische marine een flottielje aan met hulpgoederen voor Gaza. Hierbij vielen 9 dodelijke slachtoffers. Na internationale verontwaardiging over de aanval, verlichtte Israël in juli de blokkade.
Op 10 augustus nodigde Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Clinton premier Netanyahu en president Abbas uit
om de vredesgesprekken, onder bemiddeling van de Verenigde Staten, te hervatten. Eind augustus pleegde Hamas twee
aanvallen op kolonisten in de Westoever om de gesprekken te verstoren. De vredesgesprekken startten op 2 september.
In de Algemene Vergadering van de VN verklaarde president Obama dat hij de oprichting van een Palestijnse staat
wenste te zien tegen de volgende bijeenkomst.
Eind september verliep het moratorium van de nederzettingengroei. Israël weigerde het te verlengen. De PA weigerde
de gesprekken voort te zetten.
www.broederlijkdelen.be/israel-palestina
5
2011
In januari lekte al-Jazeera documenten, de Palileaks, waaruit bleek dat de Palestijnse onderhandelaars bereid waren tot
grote compromissen over onder meer Oost-Jeruzalem, zonder Israëlische garanties.
In maart vonden er zowel in de Westoever als in Gaza protesten plaats, in navolging van de Arabische revoluties. Een
eis was het einde van de verdeeldheid. De protesten werden zowel door de Palestijnse Autoriteit als Hamas onderdrukt.
In mei sloten Hamas en Fatah, onder bemiddeling van de interim-regering in Egypte, een verzoeningsakkoord. Doel
was de vorming van een technocratische regering, om aan het einde van het jaar verkiezingen te organiseren. Geen
van beide partijen ondernam echter moeite om de kloof te dichten.
Op 19 mei sprak president Obama zich nogmaals uit over een Palestijnse staat. Dat stuitte op verontwaardiging in Israël.
Enkele dagen later zwakte hij zijn discours af, in een toespraak voor de pro-Israël lobbygroep AIPAC.
De Palestijnse onderhandelaars richtten zich op een nieuwe strategie. Dit ook uit ontgoocheling over de positie van de
VS, die resoluties in de Veiligheidsraad over de nederzettingen blokkeerden. Het doel was het Palestijnse lidmaatschap
bij de Veiligheidsraad en andere internationale instellingen. Daarnaast wilden de Palestijnen dat landen de Palestijnse
staat op bilateraal vlak zouden erkennen.
Op de Algemene Vergadering in september stond het Palestijnse lidmaatschap centraal. Ondanks tegenkanting van
vele EU-lidstaten, maar vooral de VS en Israël, diende president Abbas het verzoek in tot lidmaatschap van de VN. De
Palestijnen slaagden er niet in 9 leden van de Veiligheidsraad achter hun verzoek te scharen, waardoor het niet tot een
stemming kwam.
In oktober werden de Palestijnen toegelaten tot UNESCO. De VS schortten, in overeenstemming met hun wetgeving, de
financiële steun aan UNESCO op.
In november kwamen Israël en Hamas een gevangenenruil overeen, hierbij werd Gilad Shalit vrijgelaten in ruil voor
1.027 Palestijnse gevangenen. Israël hief de blokkade van Gaza niet op.
2012
In januari ontmoetten Israëlische en Palestijnse onderhandelaars elkaar na meer dan een jaar in Jordanië. Er werd geen
vooruitgang geboekt.
In februari veroordeelde premier Netanyahu de gesprekken tussen Fatah en Hamas en stelde dat Fatah moest kiezen
tussen vrede met Israël of met Hamas. Het Syrische regime verjaagde de leiders van Hamas uit Damascus.
Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen startten hongerstakingen uit protest tegen hun detentie en de
schending van hun basisrechten.
De nederzettingenbouw ging voort, alsook de druk op Palestijnse gemeenschappen in de C-zone. Ook de blokkade van
Gaza hield aan. In juli versoepelde Egypte de doorgang via de overgang Rafah.
De Arabische revoluties veranderden de strategische omgeving. De onrust in de Sinaïwoestijn nam toe, met verschillende aanvallen op gasleidingen uit Egypte naar Israël. In augustus voerden militanten een aanval uit op een grenspost
tussen Egypte en Israël. Het Egyptische leger deed aanvallen tegen militante groeperingen en sloot een deel van de
tunnels. Het conflict tussen Israël en Iran verscherpte.
In september ontaardden protesten over de stijging van de benzineprijs in protesten tegen de PA. Israël stortte opeens
$ 250 miljoen bevroren belastingen door aan de PA. Dit uit vrees voor de ineenstorting van de PA.
In november 2012 brak er opnieuw een gewapend conflict uit tussen Israël en Hamas (‘Verdedigingszuil’). Israël voerde
hierbij zware bombardementen uit op Gaza en de Palestijnse gewapende groeperingen vuurden raketten af op Israël.
Hierbij kwamen 104 Palestijnse burgers en 3 Israëlische burgers om. Na 8 dagen werd er o.l.v. Egypte en de VS een bestand
bereikt waarbij de vijandelijkheden werden gestaakt. Israël zou de blokkade van Gaza versoepelen, maar deed dit niet.
2013
In januari vonden parlementsverkiezingen in Israël plaats. De coalitie Likoed en Yisrael Beitanu behaalde de meerderheid van de stemmen.
Palestijns premier Fayyad trad af door meningsverschillen met president Abbas.
Op 28 juli kondigde Israël aan dat het 104 Palestijnse gevangenen (in vier keer) zou vrijlaten. Diezelfde dag kondigden
de VS de start van nieuwe Israëlisch-Palestijnse vredesgesprekken aan. Dit na maandenlange pendeldiplomatie van
minister van Buitenlandse Zaken Kerry. Het doel was om na 9 maanden tot een vredesakkoord te komen. Israël bleef
echter nederzettingen bouwen en bemoeilijkte hiermee de onderhandelingen.
www.broederlijkdelen.be/israel-palestina
6
2014
In maart weigerde Israël de laatste groep Palestijnse gevangenen vrij te laten. Het koppelde die vrijlating aan de
voortzetting van de vredesgesprekken. Hierop lanceerden de Palestijnse leiders de toetreding tot 15 internationale
verdragen. Israël wou dat de Palestijnen de toetreding ongedaan maakten. De gesprekken raakten in een dieptepunt.
De Amerikaanse delegatie legde de grootste verantwoordelijkheid bij Israël. Sinds de start van de onderhandelingen
keurde het de bouw van 12.000 nieuwe woningen goed.
Op 23 april ondertekenden Fatah en Hamas een verzoeningsakkoord en vormden ze een regering van nationale consensus. Hamas droeg hierbij de macht over de Gazastrook over aan de nieuwe Palestijnse regering.
Op 24 april trok Israël de stekker definitief uit de gesprekken. Het aanvaardde niet dat Fatah en Hamas zich hadden
verzoend en een regering van nationale eenheid vormden.
Op 12 juni werden drie Israëlische jongeren in de nederzetting Gush Etzion bij Hebron ontvoerd. De jongens werden
op 30 juni dood teruggevonden. Israël legde de schuld bij Hamas, dat zijn betrokkenheid evenwel ontkende, en startte
een grootschalige campagne van arrestaties en raids op de Westoever. Op 2 juli werd vervolgens een Palestijnse tiener
ontvoerd en vermoord door Israëlische extremisten. Daarop braken onlusten uit in Jeruzalem. Palestijnse gewapende
groeperingen hervatten hun raketaanvallen op Israël. Israël startte de operatie ‘Protective edge’ op 8 juli en begon na
10 dagen van bombardementen ook met een grondoffensief, om de tunnels van Hamas te vernielen. Opnieuw viseerde
het ook burgerinfrastructuur: huizen, scholen en ziekenhuizen. Eind augustus had het conflict meer dan 2000 Palestijnse
slachtoffers gemaakt, waarvan de grote meerderheid burgers. Aan Israëlische zijde kwamen er 4 burgers en bijna 70
soldaten om.
www.broederlijkdelen.be/israel-palestina
7
Download