Rekrutering en Selectie in kaart

advertisement
Rekrutering en Selectie in kaart:
Huidige Tendensen en Uitdagingen voor Morgen
“A call for action: going beyond business as usual”
Prof. dr. Dirk Buyens
Veroniek De Schamphelaere
Jasmijn Verbrigghe
Sarah Verhaeghe
Vlerick Business School
Executive Summary ‘R&S: Tendensen en Uitdagingen’
Veranderingen in de economische en demografische context werken als katalysatoren voor vernieuwing en verdere
professionalisering van het R&S-domein. Dit betekent dat de R&S-rol in volle evolutie is. Meer en meer groeit immers
het besef dat talent een sleutelelement is binnen de hedendaagse concurrentiële kenniseconomie. Rekruterings- en
selectiedeskundigen hebben een eerste hand in het identificeren en verwerven van dit talent. Aan de andere kant
merken we dat dit bewustzijn nog niet in alle bedrijven doorgedrongen of van tel is: R&S is vanuit dit perspectief vooral
een kostenpost. De snelheid en efficiëntie van het proces komen op de eerste plaats. En hoewel deze factoren vroeger
voldoende waren om het proces aan af te toetsen, zijn bedrijven vaak nog zoekende naar hoe ze die veranderende rol
van R&S nu kunnen invullen. Een cruciale vraag is dus: wanneer is een R&S-proces vandaag de dag succesvol? Een
studie van de recente literatuur en een bevraging bij een 100-tal organisaties brachten ons zinvolle inzichten rond deze
vragen. We bespreken eerst de tendensen die zich binnen het R&S-proces en zijn actoren voordoen, gaan dan in op de
succesfactoren, en eindigen met de determinanten en meetindicatoren die zinvol zijn voor de nieuwe R&S rol.
Zo zien we dat effectief rekruteren en selecteren meer en meer uitgaat van een strategische talent mindset. De
talenten van kandidaten, hun groeipotentieel en inzetbaarheid op lange termijn komen op de voorgrond. In lijn
hiermee ziet men selectieactiviteiten in toenemende mate als de start van een langlopend ontwikkelingstraject van de
medewerker. Toenemende schaarste aan talent duwt het kortetermijndenken met andere woorden meer en meer naar
de achtergrond. Om kandidaten aan te trekken groeit bovendien de nood aan innovatieve kanalen. Idealiter is dit
kanaal op maat van de kandidaat zodat hij/zij benaderd wordt via een persoonlijke boodschap en aanpak. Maar hoewel
dit alles in volle evolutie is, is dit vaak nog niet ingebed in een doordachte R&S-strategie.
Daarnaast moeten organisaties zo efficiënt mogelijk werken en alle beschikbare middelen optimaal aanwenden om
competitief te blijven. Dit heeft sowieso een grote impact op de werking van het R&S-departement. Afgezien van een
effectief proces, moet R&S eveneens een zo goed mogelijke dienstverlening aan minimale kosten bieden. Vanuit deze
invalshoek wordt R&S gedwongen de huidige processen op een structurele manier te herdenken: wie voert wat uit en
wie is waarvoor verantwoordelijk? R&S beschikt over verschillende opties. Een groeiende tendens is om samen met een
externe partner deze uitdagingen aan te gaan.
We zien dat verschillende factoren leiden tot de beslissing om al dan niet uit te besteden. Veelal speelt de cultuur, de
omvang en het type functies van een bedrijf hier een grote rol en bovendien is outsourcing geen alles of niets verhaal.
Toegang tot gespecialiseerde kennis, visibiliteit door het grote netwerk van de partner en flexibiliteit bij een variërend
volume van de R&S-activiteiten zijn een aantal voordelen die samenwerking met een externe partner met zich
meebrengt. Anderzijds zijn het gevoel van controleverlies en authenticiteit de belangrijkste elementen waarvoor
gewaakt moet worden beslist men een onderdeel van het R&S-proces uit te besteden. Maar de vraag blijft of deze
keuze wel altijd even doordacht wordt gemaakt. In ieder geval, afhankelijk van de kenmerken en de behoeften van een
organisatie, kan R&S-outsourcing een instrument zijn om de waarde van de R&S-afdeling in de organisatie mee te
bestendigen.
Wanneer kunnen we dan ondubbelzinnig stellen dat het R&S-proces succesvol is? Hoe kunnen we nagaan dat actoren in
het proces goed werk leveren? Dit blijkt dé vraag waar praktijkmensen moeilijk heel concreet kunnen op antwoorden.
Of het gaat om een evaluatie op basis van buikgevoel, of men verwijst naar enkele, niet altijd duidelijk aantoonbare
parameters. Hoewel R&S zich meer en meer doet kennen als de beslissingswetenschap bij uitstek, blijft de evolutie op
vlak van evalueren dus wat steken. Op proces- en op kandidaatsniveau gaat men achteraf vaak niet systematisch kijken
of de verwachtingen zijn ingelost. Wat een hinderpaal betekent om doordachte verbeteringen aan het proces door te
voeren, en meteen ook een belangrijke barrière voor een succesvol R&S-proces: door een gebrek aan feitelijke
evaluatie, zet R&S zichzelf ‘on hold’.
Vanuit deze uitdaging vatten we in dit rapport samen wat praktijkmensen zoal aangeven als kostendrijvers en
succesfactoren in het R&S-proces. Denk voor de kostendrijvers bijvoorbeeld aan directe kosten zoals het gaan naar
beurzen, de tijd besteed aan het screenen van cv’s, de aankoop van testbatterijen of de vergoeding van externe
partners. Bij indirecte kosten denkt men aan de backoffice en lijnmanagers die mee selectie-interviews voeren. We zien
echter dat praktijkmensen veelal geen zicht hebben op de kosten die gepaard gaan met het oriënteren van een nieuwe
medewerker of de kosten die eigen zijn aan het vervangen van een niet geschikte medewerker. Men heeft met andere
woorden in vele gevallen geen zicht op de totale kosten van het R&S-proces, wat korte termijn denken in de hand
werkt.
Naast de kostendrijvers brengen we de factoren samen die een impact hebben op succes. Vaak geldt het credo: R&S is
succesvol wanneer men snel een nieuwe medewerker tegen een beperkte kost kan aanwerven. Maar dit leidt tot een
eerder beperkt beslissingskader. Om zicht te krijgen op de overige factoren die een succesvol R&S-proces bepalen, zijn
verschillende invalshoeken nodig. Niet enkel het efficiënt organiseren van het proces en het financieel perspectief is
belangrijk, maar ook de ontwikkeling van R&S-medewerkers en de waarde die ze leveren aan hun klanten.
Succesfactoren vanuit deze verschillende invalshoeken geven een beeld van hoe R&S bijdraagt tot rendement op lange
termijn.
Hierbij herhalen R&S verantwoordelijken steeds dat om vandaag succesvol te kunnen rekruteren en aanwerven, het
essentieel is dat de R&S actoren échte experten zijn in hun domein (experten in aanwerven en het gebruiken van alle
(nieuwe) wervingskanalen) en dat deze actoren een authentiek verhaal kunnen brengen naar de kandidaten. Ook
snelheid, flexibiliteit en een kwalitatieve dienstverlening zijn volgens onze respondenten niet te onderschatten
elementen die tot succes leiden. Dit alles laat toe om vacatures kwalitatief in te vullen wat op termijn toegevoegde
waarde biedt. Bovendien werken allerhande interventies, waaronder het optimaliseren van de R&S-structuur, in op één
of meerdere succesfactoren. Op basis van deze interventies kan men uiteindelijk het succes gaan sturen.
Met zicht op de specifieke determinanten die een rol spelen, is het daarna zaak om te gaan meten en evalueren. Als de
vormgeving van het R&S-proces ingebed is in de strategie, de actoren een duidelijke rol hebben, de verschillende
kostendrijvers en succesfactoren in kaart zijn gebracht, kan men zinvolle indicatoren vastleggen die iets zeggen over de
efficiëntie en effectiviteit van het proces en de impact die het proces heeft op de organisatiedoelen. Op basis van deze
graadmeters kan men het R&S-proces evalueren en nuttige beslissingen maken omtrent toekomstige investeringen. Of
men R&S vooral als nuttige investering beschouwt, heeft overigens veel te maken met de strategische waarde van R&S.
En, gezien de huidige economische en demografische evoluties, gaat de strategische waarde van R&S in stijgende lijn.
Dit doet beslist het belang om in R&S te investeren toenemen.
Dit alles geeft aan dat het R&S-landschap in volle beweging is. R&S-professionals staan voor de uitdaging om
proactiever de arbeidsmarkt te betreden via innovatieve tools en op maat van iedere kandidaat. Ook het opmaken van
testings die lange termijnpotentieel nagaan en het overtuigen van de meerwaarde hiervan naar andere partijen stellen
specifieke uitdagingen. Of R&S-professionals zich op dit moment voldoende bewust zijn van deze uitdagingen en hier
voldoende op inspelen, is de vraag. Terwijl sommigen deze opportuniteiten benutten, blijven anderen meer
vasthouden aan bestaande, gekende methodes. Met dit rapport willen we concrete take-aways en opportuniteiten
aangeven voor R&S-deskundigen die hun invloed naar de toekomst toe nog verder kunnen versterken.
INHOUDSTAFEL
INLEIDING ............................................................................................................................................................................. 3
Methode .......................................................................................................................................................................... 3
Leidraad om het rapport te lezen… ................................................................................................................................. 4
I.
BRENG JE REKRUTERINGS- EN SELECTIEPROCES IN BEELD .......................................................................................... 6
1.
Wat de literatuur ons leert ...................................................................................................................................... 6
1.1.
Vastleggen rekruteringsobjectieven ............................................................................................................... 6
1.2.
Rekruteren ...................................................................................................................................................... 6
1.3.
Selectie ............................................................................................................................................................ 6
1.4.
On-boarding .................................................................................................................................................... 7
1.5.
Evaluatie proces .............................................................................................................................................. 7
2. Wat de praktijk ons leert… ......................................................................................................................................... 7
2.1.
Vastleggen rekruteringsobjectieven ............................................................................................................... 7
2.2.
Rekruteren ...................................................................................................................................................... 8
2.3.
Selectieactiviteiten ........................................................................................................................................ 11
2.4.
On-boarding .................................................................................................................................................. 13
2.5.
R&S-resultaten .............................................................................................................................................. 13
3.
Tendensen ............................................................................................................................................................. 14
4.
Nabeschouwing ..................................................................................................................................................... 19
II.
WIE BETREK JE IN HET PROCES?................................................................................................................................. 21
1.
2.
Wat de literatuur ons leert… ................................................................................................................................. 21
1.1.
Structuur van de R&S-afdeling ...................................................................................................................... 21
1.2.
Competenties van R&S-deskundigen ............................................................................................................ 22
1.3.
Gedeelde verantwoordelijkheid ................................................................................................................... 22
Wat de praktijk ons leert… .................................................................................................................................... 22
2.1.
De rol van R&S .............................................................................................................................................. 23
2.2.
De rol van de lijn ........................................................................................................................................... 23
2.3.
Werken met externe partners ...................................................................................................................... 24
3.
Tendensen ............................................................................................................................................................. 30
4.
Nabeschouwing ..................................................................................................................................................... 33
III.
WAT ZIJN JE KOSTENDRIJVERS EN SUCCESFACTOREN? ............................................................................................. 36
1.
2.
Wat de literatuur ons leert… ................................................................................................................................. 36
1.1.
Kostendrijvers ............................................................................................................................................... 36
1.2.
Succesfactoren .............................................................................................................................................. 37
Wat de praktijk ons leert… .................................................................................................................................... 38
2.1.
Kostendrijvers ............................................................................................................................................... 38
1
2.2.
Succesfactoren .............................................................................................................................................. 40
2.3.
Reflectie ........................................................................................................................................................ 46
3.
Tendensen ............................................................................................................................................................. 46
4.
Nabeschouwing ..................................................................................................................................................... 48
IV.
MAAK JE CASE ............................................................................................................................................................ 50
1.
2.
Wat de literatuur ons leert… ................................................................................................................................. 50
1.1.
Prestatie-indicatoren .................................................................................................................................... 50
1.2.
Een stap verder… .......................................................................................................................................... 51
Wat de praktijk ons leert… .................................................................................................................................... 52
2.1.
Het belang van evalueren ............................................................................................................................. 53
2.2.
Evalueren van het R&S-proces ...................................................................................................................... 54
2.3.
Hoe beïnvloeden KPI’s de R&S-beslissingen? ............................................................................................... 61
2.4.
KPI’s bij externe partners .............................................................................................................................. 61
3.
Tendensen ............................................................................................................................................................. 62
4.
Nabeschouwing ..................................................................................................................................................... 63
CONCLUSIE .......................................................................................................................................................................... 65
1.
Visie op Rekrutering en Selectie ............................................................................................................................ 65
2.
Kritische succesfactoren en de link met in- of outsourcen .................................................................................... 65
3.
Theorie en praktijk ................................................................................................................................................. 66
4.
Boodschap aan R&S-deskundigen ......................................................................................................................... 67
5.
Boodschap aan R&S-providers .............................................................................................................................. 70
REFERENTIES ....................................................................................................................................................................... 73
BIJLAGE 1 .............................................................................................................................................................................. 1
BIJLAGE 2: De ToCoErs index ................................................................................................................................................ 3
2
INLEIDING
Het rekruteren en selecteren van talent zijn beide fundamentele HR-activiteiten die cruciaal zijn voor het goed
functioneren van organisaties. Immers, vaak hebben potentiële medewerkers voor de eerste maal contact met de
organisatie via de rekruterings- en selectie-afdeling. Bovendien kan een effectief R&S-proces een beduidende impact
hebben op de prestatie en op het imago van een organisatie. En daarnaast is het aanwerven van talentvolle
1
werknemers een sleutelelement om competitief te zijn in een kennisgedreven, schaarse economie.
Daartegenover staat dat rekruterings- en selectie activiteiten die niet effectief gebeuren, tal van kosten met zich
meebrengen. Denk onder andere aan een lagere tevredenheid van werknemers, een lagere productiviteit en een hoger
verloop. Hoeveel organisaties investeren in rekruteringsactiviteiten is niet exact gekend, maar beschikbare informatie
suggereert dat de kost significant is. Zo schat men dat de rekruteringskosten gelijk zijn aan een derde van het jaarlijks
salaris van een werknemer. Gerelateerde kosten, zoals training en leerkosten, komen daar nog bovenop en bedragen
2
ongeveer een tiende van datzelfde bedrag.
Daarenboven versterken ontwikkelingen vanuit de externe context het belang van een goede en kwaliteitsvolle
rekrutering en selectie. Denk hier onder meer aan globalisatie, technologische ontwikkelingen en demografische trends
3
zoals vergrijzing of het aantreden van generatie Y. Deze uitdagingen stimuleren de nood aan goeie rekruterings- en
selectiemedewerkers en passende randvoorwaarden zodat het aanwervingsproces op een effectieve manier kan
verlopen. Zo verplaatste de shift van een productie-economie naar een service-gebaseerde economie bijvoorbeeld het
debat van harde technische skills naar nieuwe soft skills, maar voor lijnmanagers kan het moeilijker zijn een
4
beoordeling omtrent deze niet-technische skills te maken.
Alles bij elkaar genomen is het duidelijk dat dit domein stilaan naar een nieuwe realiteit verschuift. Het gevaar hierbij is
dat sommige organisaties vastlopen in de oude realiteit en de transitie naar een nieuwe ‘way of working’
onoverkomelijk beschouwen. Om hieraan tegemoet te komen, is de opzet van dit rapport om een volledig beeld te
geven van het R&S-landschap anno 2012, de huidige tendensen en uitdagingen voor morgen. Om dit te ondersteunen
geven we in dit rapport een overzicht van de verschillende fases in het rekruterings-en selectieproces, de
determinanten die het succes van ieder van deze fases bepalen, de voor- en nadelen van het uitbesteden van (bepaalde
aspecten van) het proces, de kosten die hieraan gelinkt zijn, etc. Heel concreet genereren we inzichten op volgende
deelaspecten:
I.
Hoe verloopt het rekrutering en selectie proces van A tot Z?
II.
Wie zijn de actoren in het proces en wat zijn de determinanten van deze keuze?
III.
Welke elementen binnen het rekrutering en selectieproces hebben een impact op het succes?
IV.
Hoe worden de verschillende fases en de uitvoering geëvalueerd?
Methode
In het kader van dit onderzoek hebben we verschillende literatuurbronnen geraadpleegd en gesynthetiseerd. Bovenop
de literatuurstudie voerden we een exploratief onderzoek via focusgroepen. Hiervoor stelden we een discussiegids op
gebaseerd op aanwijzingen vanuit de literatuur. Deze discussiegids bevatte in eerste instantie de open
onderzoeksvragen die naargelang de antwoorden van de respondenten aangevuld werden met meer gedetailleerde
vragen.
3
Het onderzoek is, zoals vermeld, exploratief van aard met als doel te zoeken naar diepgang in de resultaten en
verklaringen, eerder dan het genereren van conclusies. In dit type onderzoek is representativiteit niet het uitgangspunt,
wel de link met de realiteit. Om een voldoende beeld te krijgen van hoe het er in de praktijk aan toe gaat, werden 100
organisaties bevraagd. Bovendien werden de deelnemers zo representatief mogelijk voor de populatie geselecteerd. Bij
de selectie werd rekening gehouden met organisatiegrootte, regio en sector. Daarnaast nodigden we ook service
providers binnen de sector rekrutering & selectie en de interim-sector uit voor een interview.
Leidraad om het rapport te lezen…
Om een antwoord op de onderzoeksvragen te formuleren, deelden we het rapport op in vier hoofdstukken, die elk een
deelaspect belichten. Hieronder geven we als leidraad mee waar we per hoofdstuk op ingaan. Bovendien is er een vaste
structuur per hoofdstuk: telkens gaan we eerst in op wat de literatuur ons leert over het bepaalde topic, vervolgens
maken we de synthese van wat in de focusgroepen naar boven kwam, daarna destilleren we enkele tendensen die zich
stellen en tenslotte vatten we per hoofdstuk enkele ‘take-aways’ samen.
In hoofdstuk 1 verduidelijken we hoe het rekruterings- en selectieproces in België verloopt anno 2012. We bespreken
de fasen die deel uitmaken van dit proces en geven per fase een kort overzicht van wat praktijkmensen essentieel
vinden. Aansluitend bij de onderzoeksvragen beschrijven we in hoofdstuk 2 welke actoren zoal een rol spelen binnen
dit proces. Tevens willen we onderzoeken hoe de verschillende actoren in de toekomst als ondersteuner van een
effectieve aanwerving kunnen optreden.
Vervolgens schetsen we in hoofdstuk 3 de determinanten die het R&S-proces beïnvloeden: wat zijn de kostendrijvers
en succesfactoren die het beslissingskader van R&S vervolledigen? Het R&S-proces creëert immers, net als andere
processen, een bepaalde toegevoegde waarde naar klanten en stakeholders. Vanuit deze visie is het belangrijk te kijken
naar de determinanten die deze toegevoegde waarde maximaliseren. Hoofdstuk 4 tenslotte geeft weer hoe we op
basis van de voorgaande hoofdstukken het R&S-proces kunnen evalueren, hoe we kunnen uitmaken of R&Sbeslissingen effectief gebeuren en hoe men vervolgens procesverbeteringen kan doorvoeren. Op het einde volgt een
nabeschouwing.
Daarnaast geven we graag mee dat:


De getuigenissen vanuit de focusgroepen doorheen het rapport in de vorm van illustratieve “quotes” vermeld
worden. Quotes die we letterlijk opnemen staan telkens schuin gedrukt en tussen aanhalingstekens.
De referenties staan aangeduid aan de hand van nummers. Deze nummers verwijzen naar de literatuurbron
achteraan in dit rapport.
4
In eerste instantie, danken wij de leden van Federgon voor hun bereidwillige medewerking. Hun input vervolledigde
ons beeld op het rekruterings- en selectiegebeuren. Daarnaast danken wij graag volgende bedrijven die dit
onderzoeksrapport door hun enthousiaste medewerking mogelijk maakten:
3B Fibreglass
Deloitte
Kinepolis Group
Randstad Belgium
Actemium
Deloitte Services &
Investments
Koning Boudewijnstichting
Santens Metaalwaren
Akzo-Nobel
Dexia Group
KPMG
Securex
Algemene
Pharmaceutische Bond
Diamond spring
Company
Landsbond der Christelijke
Mutualiteiten
Sibelga
Armonea
D'Ieteren
LCM
Socialistische
Mutualiteiten
Arseus
Dredging International
L-Door group
Sofina
Asci
E.U.-Raad
Levi Strauss & Co
SPIE
ASCO Industries
Eandis
LMS International
SPX Cooling Technologies
AviaPartner Belgium
Electrabel
LU Kraft Foods
Stib
Bank Van Breda
Enfinity
Manpower
Swing CVBA
Belgacom
Euroclear
Medtronic Belgium
Talent for you
Belgian Defence
Familiehulp
Mobistar
Telenet
B-Holding
Flightcare Belgium
Möbius
TNT Express Belgium
BNP Paribas Fortis
Vlaamse overheid |
Departement Landbouw
en Visserij
N.V. Euro Immo
Total Raffinaderij
Antwerpen
Callataÿ &
Wouters
Fortis Bank N.V.
Nationale Bank van België
Touring
Certipost
Fujitsu Technology
Solutions
Netlash-bSeen, Webdesign
& Online Marketing
Truvo Belgium
Cevi
GDF SUEZ in Belgium
NTGent
UCB Pharma
CFE Brabant
HDC software
Ogone
USG People Belgium
CNH
HRD Brico Group
Oleon
Van Hoecke
ClimaWorld
Hunter Douglas Belgium Helioscreen
Omnimesh
Vito NV
Coca-Cola Services
IBM
Cofinimmo
Infrabel
ONE
Partena Ziekenfonds &
Partners
New Holland
Vlerick Leuven Gent
Management School
Deba nv
ING Belgium
Peltracom België
Informazout asbl
Delema
Insites
Pfizer
Wit-Gele Kruis
Delhaize Group
KBC
Philips
Xylos
5
I.
BRENG JE REKRUTERINGS- EN SELECTIEPROCES IN BEELD
1. Wat de literatuur ons leert
Talent is voor organisaties de motor voor het creëren van waarde en het behouden van een competitief voordeel. Het
identificeren en binnenbrengen van het juiste talent is vaak waar het in een succesvolle organisatie om draait.
Daartegenover staat dat steeds meer bedrijven en sectoren een groeiend aantal knelpuntvacatures signaleren. Een
bijkomend probleem is dat deze tekorten zich vaker als acute problemen manifesteren. Om zicht te krijgen op hoe
organisaties omgaan met deze uitdagingen, brengen we in dit hoofdstuk in kaart hoe bedrijven hun aanwervingsproces
organiseren en afstemmen op de interne en externe omgeving.
De aanwervingscyclus start met een vacaturevraag en eindigt wanneer een geschikte kandidaat de job naar behoren
uitvoert. Hieronder geven we per fase een overzicht vanuit de literatuur, daarna maken we de vertaalslag naar de
praktijk en volgen enkele algemene beschouwingen.
1.1.
Vastleggen rekruteringsobjectieven
De eerste stap van deze cyclus, de vacaturevraag, past idealiter binnen de strategische personeelsplanning die op
organisatieniveau wordt opgemaakt. Een ‘workforce’ planning geeft de transitie weer van hoe men van de huidige
situatie naar een personeelsbestand kan gaan dat de uitdagingen in de toekomst het hoofd kan bieden. Deze planning
wordt hoofdzakelijk gestuurd door de strategie, maar tegelijkertijd identificeert het factoren van de omgeving die een
belangrijke rol spelen. Als eindresultaat bekomt men een gericht document dat weerspiegelt in welke mate bepaalde
vaardigheden nodig zijn binnen het personeelsbestand. Daarnaast definiëren R&S-medewerkers samen met de lijn de
behoeftes per functie. Naar welk profiel gaat men op zoek? Welke competenties zijn must-haves en welke nice-tohaves? Eens duidelijk is wie men zoekt, kunnen search, selectie, inductietrajecten… hierop afgestemd worden om zo op
efficiënte wijze een optimaal resultaat te bekomen.
1.2.
Rekruteren
De werving van medewerkers omvat het geheel van activiteiten dat erop gericht is geschikte kandidaten aan te
5
moedigen op een vacature te reageren. Bedrijven zetten hiervoor verschillende kanalen in. Een indeling die men
6
maakt in het onderscheiden van rekruteringskanalen, is op basis van de mate van waarnemend contact. Volgens deze
indeling, kan men 3 groepen onderscheiden: lage graad van contact via internetbanners, jobsites en advertenties in
kranten of tijdschriften, gematigde graad van contact via gerichte e-mails en jobbeurzen en, tenslotte, hoge graad van
contact via het netwerk van de werknemers of externe partijen en directe rekrutering. Het type kanaal dat meest
geschikt is, hangt veelal af van de context en het type functie dat vacant staat.
1.3.
Selectie
De selectie wordt gezien als een tweezijdig afstemmingsproces. Meer specifiek bepaalt deze fase welke kandidaat de
job kan doen, wil doen en of er een fit is met het team waarin de persoon zou werken. Het belang van selectie hangt
samen met een concept dat in de literatuur bekend staat als “SDy”, of de prestatievariatie van een bepaalde functie.
Hoe hoger de mogelijke variatie in prestatie is in een job, hoe belangrijker het is om de best mogelijke kandidaten aan
te werven die passen voor de job. Onderzoek wijst uit dat prestatieverschillen kunnen oplopen tot 40% meer dan het
gemiddelde werk, de winst gegenereerd door een goeie medewerker kan met andere woorden 40% hoger liggen dan
7
die van een gemiddelde medewerker. Uiteindelijk gaat dit concept terug tot de kern waar selectie voor staat: hoeveel
8
zijn verschillen in prestaties waard?
Om de toegevoegde waarde van een kandidaat op termijn in te schatten, kan men gebruikmaken van verschillende
tools die bepaalde aspecten van de kandidaat belichten. Uit wetenschappelijk onderzoek is bovendien bekend dat niet
iedere selectiemethode een even goed rendement oplevert. Dat wil zeggen, selectiemethoden verschillen nogal wat
9
betreft hun voorspellend vermogen, kost, duurtijd... Als gevolg maakt men bij het opstellen van een effectieve
selectieprocedure telkens een afweging tussen de voorspellende waarde van deze instrumenten of predictoren, de
6
10
objectiviteit en praktische overwegingen zoals kost en duurtijd. Mede door deze afweging werkt men vaak met een
11
selectiesysteem dat uit verschillende fases bestaat en waarbij niet alle kandidaten alle testen doen.
1.4.
On-boarding
Nadat de beslissing gevallen is en de kandidaat het contract tekent, volgt het onthaal en de socialisatie van de nieuwe
werkkracht. Socialisatie omvat die processen die ertoe leiden dat mensen zich min of meer aanpassen aan de cultuur
12
en het functioneren van de organisatie. Tijdens de socialisatie leert de nieuwe medewerker zijn ‘plek’ verwerven,
verkrijgt hij inzicht in de socio-normatieve cultuur en wordt de functierol technisch uitgelegd. Vanuit onderzoek blijkt
dat het op een passende manier oriënteren van werknemers het verschil kan maken tussen een goede en uitstekende
nieuwe medewerker. Bovendien kunnen organisaties die voldoende aandacht besteden aan socialisatie op termijn
rekenen op een hogere jobtevredenheid van medewerkers, lagere turnover en hogere productiviteit dan bedrijven die
13
hier in geringe mate in investeren.
1.5.
Evaluatie proces
Het uiteindelijke doel van een proces is om waarde te creëren ten aanzien van de klant. Om uit te maken of het R&Sproces de objectieven waarmaakt, is het noodzakelijk regelmatig een revisie uit te voeren van het proces. Dit kan men
doen via een kwantitatieve en kwalitatieve vergelijking van de rekruteringsobjectieven met de rekruteringsuitkomsten,
zoals (on)vrijwillig verloop of jobtevredenheid. Dit laat bedrijven toe te leren van hun ervaringen zodat ze effectiever
kunnen rekruteren en selecteren in de toekomst en tevens zorgt dit ervoor dat het proces in lijn blijft met de
14
veranderingen in de organisatie en de omgeving. Bovendien blijkt dat organisaties die follow-up studies organiseren
15
grotere jaarlijkse winsten hebben en een grotere jaarlijkse winstgroei.
2. Wat de praktijk ons leert…
Vanuit de focusgroepen en diepte-interviews leerden we hoe deze principes vorm krijgen in de praktijk. Per fase
bespreken we wat zoal aan bod kwam en wat dit ons leert omtrent het R&S-proces anno 2012 in België.
2.1.
Vastleggen rekruteringsobjectieven
In onze studie zien we over het algemeen twee uitgangspunten wat betreft de opstart van een R&S-proces. Enerzijds
kan het proces uitgaan van een ad hoc behoefte: er is een lege stoel die zo snel mogelijk ingevuld moet worden.
Daarnaast kan het ook zijn dat bedrijven vertrekken vanuit een strategische workforce planning die de
rekruteringsnoden vooraf in kaart brengt. We bespreken beide visies hieronder.
Veel bedrijven werken reactief, het proces start voor hen bij een open vacature. Dit is eerder businessgestuurd: het
initiatief komt veelal van het lijnmanagement. Na al dan niet een obligatoire handtekeningssessie volgt een intake met
de afdeling waar de vacature zich bevindt. Op dat moment worden alle afspraken voor het hele proces gemaakt:
opmaak van de advertentie, de kanalen die ingezet worden, hoe de structuur er zal uitzien, wie de interviews doet,…
Voor sommigen is deze reactieve aanpak onontbeerlijk: KMO’s moeten in vele gevallen flexibel inspelen op bottom-up
noden. Daarnaast is het ook moeilijk voor erg conjunctuurgevoelige en snel evoluerende sectoren om op voorhand
vraag en aanbod exact op mekaar af te stemmen, zoals ook deze HR manager aangeeft:
“Het aantal aanwervingen varieert van jaar tot jaar, dit hangt af van de conjunctuur. Vorig jaar zijn we sterk
gegroeid in R&D en toen hebben we 90 ingenieurs aangeworven. Dat is een verdubbeling geweest voor ons ten
opzichte van het jaar ervoor.”
De nood aan een meer proactieve aanpak komt er in bepaalde bedrijven doordat men te vaak het gevoel had achter de
feiten aan te hollen. R&S helpt met het blussen van brandjes, tot men even natelt hoeveel geld men besteedt aan
7
ongeschikte, inderhaast aangeworven kandidaten. We voelden dan ook dat als gevolg bedrijven vaak, en meer en meer,
beslissen om in te zetten op een proactieve benadering:
“Momenteel weten R&S-medewerkers niet genoeg wat er bij lijnmanagers leeft, ze hebben een te reactieve
handeling. De bedoeling is om in de toekomst een personeelsplanning in te zetten met focus op instroom. Eens dit
proces wat natuurlijker is, kan dit deel uitmaken van een volledige leercyclus, de comp & ben strategie…”.
Meer specifiek geloven bedrijven die werken met een workforce planning in twee voordelen. In de eerste plaats laat
een proactieve benadering toe het personeelsbestand in lijn met de strategie te managen. HR kan via de
personeelsplanning als strategische partner meedenken over organisatiestructuren (bvb. ‘Is dit een leidinggevende
functie?’). Het geeft ook de ruimte om proactief de kritieke functies te identificeren in lijn met de gewenste groei van
een bedrijf en een talentenpijplijn op te bouwen.
Daarnaast is het een tool die het mogelijk maakt de kosten van het R&S-proces te beheren. Sommige bedrijven
hebben bijvoorbeeld een duidelijke FTE-target die men op vaste tijdstippen bespreekt. Een knelpunt hierbij is dat de
workforce planning soms een te nauw keurslijf kan worden: wanneer het kostenreductie-motief de bovenhand neemt
kan dit organisaties belemmeren om creatief te kijken welk personeelsbestand in de toekomst de uitdagingen het
16
hoofd kan bieden. Hoe rigide een proces dan kan worden, blijkt uit dit voorbeeld:
“De helft van de energie gaat naar het goedgekeurd krijgen van de purchase order van human capital. Het is
uitgegroeid tot de moeilijkste fase van het hele proces. Er zijn quarterly business reviews, waarbij revisies gemaakt
worden. Na elke business review heb je kans om aanwervingen goedgekeurd te krijgen. Als je dit mist, is het drie
maand wachten.”
Uit bovenstaande kunnen we afleiden dat organisaties in veel gevallen vertrekken van een reactief proces. In sommige
gevallen werkt men in middelgrote tot grote bedrijven met een workforce planning. Belangrijk hierbij is dat men
genoeg oog heeft voor de voordelen die deze planning op strategisch vlak biedt. Een gevaar is immers dat dit enkel
gebruikt wordt als tool om de kosten te reduceren. Maar het gaat erom een flexibel instrument te ontwikkelen dat
afgeleid is van de bedrijfsstrategie, bottom-up invloeden integreert en sterk in handen blijft van HR.
2.2.
Rekruteren
Over het algemeen ligt de focus vandaag de dag op rekruteren. Dit omwille van het feit dat de nadruk meer en meer
op ‘human capital’ ligt, en doordat talent meer en meer schaars wordt. In het trendrapport van de Vlaamse
arbeidsmarkt spreekt men van een knelpunteconomie: in 2011 steeg het aantal openstaande vacatures met 37,8%,
terwijl de groei in ontvangen vacatures nagenoeg stilviel. Dit is een indicatie dat het invullen van vacatures in
17
Vlaanderen anno 2012 erg moeizaam verloopt en dat extra rekruteringsinspanningen belangrijker worden. Dit blijkt in
de praktijk erg voelbaar te zijn:
“In selecteren zijn we altijd sterk geweest. We hebben hier allerlei processen en tools voor. Het grote probleem is
mensen vinden, daarom is er vooral een rekruteringsfocus vandaag. Vacatures staan permanent open.”
Door de schaarste zal het voor bedrijven met andere woorden meer en meer van belang zijn om een doeltreffende
rekruteringsstrategie uit te denken. Hieronder geven we per kanaal mee wat leeft bij onze respondenten, daarna volgt
een conclusie.
1. In de eerste plaats staan bedrijven die jobboards als rekruteringskanaal gebruiken positief tegenover de visibiliteit
die dit kanaal biedt. Bovendien kan men rapporten genereren op basis van het aantal kliks. Daartegenover staat dat
bepaalde bedrijven aangeven dat dit voor knelpuntberoepen geen doelgerichte tool lijkt te zijn. Voor dit type
8
functies opteert men eerder voor specifieke jobsites of de VDAB-site die ook op lokaal niveau loont. Bovendien kan
het een barrière zijn voor kandidaten dat ze zich moeten registreren.
2. Voor veel bedrijven die pas afgestudeerden aanwerven is campus recruitment het belangrijkste kanaal. Ook voor
knelpuntberoepen beschouwen bedrijven dit als een doeltreffend kanaal. Daarnaast is het een middel voor
bedrijven om hun Employer Brand naar de markt te brengen en speelt hier dus ook het visibiliteitsaspect. Dit laatste
aspect blijkt vaak ook het moeilijkste om echt aan te pakken:
“Bij campusrekrutering is het moeilijk om de goede profielen naar je toe te halen. Dan moet je je op een unieke
manier profileren, maar dat is niet zo eenvoudig.”
3. Vele bedrijven spreken externe partners aan in de rekruteringsfase. Dit vooral omwille van hun netwerk en hun
vaardigheid om kandidaten te overtuigen op gesprek te komen. In sommige gevallen kiezen organisaties voor het
samenwerken met externe partners door een gebrek aan naambekendheid van hun eigen bedrijf. Louter door de
samenwerking met externen kan het imago van het bedrijf verbeteren:
“Momenteel is onze naam nog niet goed gekend. Om zelf te gaan posten wordt er in ons geval veel geld verspeeld,
terwijl het via partners goedkoper en efficiënter kan.”
4. Bedrijven gaan naar jobbeurzen omdat dit voordeel biedt op vlak van Employer Branding. De manier waarop een
bedrijf zijn verhaal vertelt naar bezoekers is cruciaal in het opbouwen van een band met potentiële toekomstige
werknemers:
“Jobbeurzen zijn een belangrijk kanaal. Ik zeg dat ook altijd tegen mijn recruiters: je staat in de etalage van ons
bedrijf en je moet daar heel bewust mee omgaan”.
Om knelpuntfuncties te bereiken, vermelden organisaties het voordeel van gespecialiseerde beurzen ten opzichte
van algemene beurzen. Om deze reden en omwille van de kostprijs worden bedrijven selectiever in de keuze van
jobbeurs.
5. Een aantal bedrijven geeft aan dat de instroom via print voor hen groot is. Voor dit kanaal zien we dat de beoogde
scope een belangrijke rol speelt. Enerzijds opteren lokale spelers voor regionale print omdat ze via deze manier
makkelijk hun doelgroep bereiken, bijvoorbeeld voor technische profielen. Anderzijds kiezen sommige
respondenten bewust voor nationale coverage, waar het visibiliteitsaspect meespeelt.
“Wij hebben een rekruteringsplan en een principe in dat plan is dat wij wel elke maand ergens gepubliceerd
moeten hebben gestaan. Elke maand moet een mogelijke kandidaat ons dus ergens tegen gekomen zijn, in een
magazine of elders.”
6. Als zesde kanaal zien we dat een bedrijf via social media zijn verhaal op een authentieke manier kan delen met de
buitenwereld:
“Dat authentiek verhaal via de website, de blog…: de message should be out there. De recruiters moeten dat
stimuleren en op het juiste moment daarop springen: jij kent die en die, en kunnen we daar eens mee in contact
komen?“
De werkingskracht van dit kanaal is volgens respondenten echter afhankelijk van het type functie dat men zoekt.
Vooral voor managementfuncties of expertfuncties is dit volgens hen werkzaam. Tegelijkertijd blijkt dit momenteel
niet voor alle bedrijven een even sterk doorgedrongen onderdeel van rekrutering. Deelnemers aan het onderzoek
geven aan dat het eerder arbeidsintensief is, sommigen vinden het prijzig en de resultaten zijn niet altijd duidelijk.
9
Naar de toekomst toe zal dit kanaal waarschijnlijk aan belang winnen doordat evoluties in de arbeidscontext dit in
de hand werken, zoals schaarste en het aantreden van generatie Y. Maar momenteel hebben niet alle bedrijven het
gevoel op dit vlak voldoende expertise in-house te bezitten.
7. Een andere proactieve rekruteringsaanpak is die via networking. Dit relationeel rekruteringskanaal biedt voordelen
omdat via het netwerk een eerste screening gebeurt. Meer specifiek zetten veel bedrijven momenteel in op een
referral programma waarbij huidige medewerkers actief binnen hun netwerk naar kandidaten zoeken. Het referral
programma wordt door nogal wat bedrijven gezien als een sterk middel om een band op te bouwen met
toekomstige werknemers. Huidige medewerkers worden op deze manier gestimuleerd om ambassadeur te zijn van
het bedrijf wat op zich een positieve invloed heeft op hun betrokkenheid.
“De beste ambassadeurs zijn de eigen werknemers. Als werknemers iemand vinden en die persoon doorstaat de
proefperiode, krijgt de werknemer een aanzienlijke bonus. De medewerker kent de cultuur, kent het bedrijf, weet
hoe het eraan toegaat.”
Er bestaan uiteenlopende visies wat betreft de bonus die men aan het referral program moet koppelen. Er zijn
bedrijven die tot 5000 euro bonus geven. Dit omwille van de goede resultaten van dit kanaal. Bij anderen is dit 1000
euro, terwijl nog anderen spreken van 200 euro of een geschenk met een meer symbolische waarde. Bepaalde
bedrijven differentiëren het bedrag naargelang het functieniveau waarvoor men een medewerker aanbrengt, of
indien het gaat om een knelpuntfunctie. Maar er klinken ook negatieve geluiden rond dit rekruteringskanaal. Enkele
bedrijven merken op dat dit leidt tot minder diversiteit, de kwaliteit van de aangeleverde kandidaten is niet altijd
even goed, het systeem is niet altijd waterdicht en vergt veel opvolging. Tenslotte, wanneer aanbevolen kandidaten
uiteindelijk niet gekozen worden, kan dit de motivatie van huidige medewerkers negatief beïnvloeden.
8. Zowat alle bedrijven werken via het posten van vacatures op hun bedrijfswebsite. Een voordeel dat hier beslist uit
volgt is automatisatie: CV’s worden meteen opgenomen in het databasesysteem en op die manier kan men de
kandidaten makkelijk verder opvolgen. Dit vormt een grote vooruitgang ten opzichte van de klassieke
papierenwinkel. Daarenboven is het een kanaal dat bedrijven makkelijk zelf kunnen aanpassen en updaten. Het
vergt echter wel de nodige opvolging.
9. Via spontane sollicitaties krijgen bedrijven op een passieve manier CV’s binnen. Het aantal spontane sollicitaties
hangt sterk samen met het imago van het bedrijf, als gevolg van een goede employer brand. Hoewel sommige
organisaties spontane sollicitanten doorverwijzen naar de career page om op een specifieke vacature te solliciteren,
merken anderen, vaak KMO’s, de voordelen hiervan. Immers, indien het een talentvolle kandidaat is, kan deze
opgenomen worden in de talentendatabase, of, men kan zelfs een bestaande vacature aanpassen aan de specifieke
talenten van die persoon, men noemt dit ‘job sculpting’:
“Mensen bieden zich vaak spontaan aan. Als die een goede mentaliteit hebben, zijn we geneigd een functie voor
die persoon te zoeken. Indien nodig, herschrijven we de bestaande vacature. Dit is een erg organisch proces. Maar,
als je een echt goeie medewerker kan vinden, ga je toch een functie zoeken voor die kandidaat? Die ga je toch niet
aan de concurrentie geven?”.
10. Tenslotte zien we dat bedrijven in toenemende mate inzetten op het hanteren van verschillende kanalen, in plaats
van specifiek naar één kanaal te kijken. Dit bespreekt men vaak met een externe partner die de nodige knowhow
kan bieden:
“Net zoals kandidaten heel veel kanalen gebruiken (een kantoor een cv geven, een spontane sollicitatie…), moet je
dit als bedrijf ook doen. We werken samen met een publicatiebureau dat voor ons een rekruteringsmix beheert.
Het gaat hierbij om een afwisseling tussen web, print en media.”
10
We merken uit voorgaande twee zaken op. Ten eerste, voor het invullen van schaarse vacatures bestaat de ervaring
dat de eerder ‘passieve’ strategieën, zoals het plaatsen van advertenties, vanuit bedrijfsoogpunt niet volstaan. Een
bevinding is dat bedrijven zich via meer directe communicatie en vaak op originele manier rechtstreeks op potentiële
werknemers richten via gespecialiseerde jobbeurzen, het organiseren van laagdrempelige initiatieven zoals career days,
… Bedrijven bemerken met andere woorden de nood aan meer interactieve kanalen, maar vaak is dit nog niet ingebed
in de rekruteringsstrategie en valt men om deze reden terug op meer klassieke rekruteringskanalen. Dit ligt in lijn met
18
wat onderzoek toont.
Wat ten tweede uit de data naar voor komt is dat een op maat aanpak meer en meer essentieel is: bedrijven
moduleren hun rekruteringsaanpak op basis van het specifieke profiel dat men zoekt. Zo vraagt een knelpuntfunctie
een andere, meer proactieve aanpak via social media, gespecialiseerde jobbeurzen, campus recruitment…:
“De laatste jaren hebben we 10 à 20 mensen aangeworven en afhankelijk van de functie maken we gebruik van
andere kanalen. Voor directiefuncties vragen we een headhunter. Van bepaalde uitvoerende profielen hebben we
voorlopig genoeg. Voor universitairen werken we met een gespecialiseerd selectiekantoor. Voor knelpuntberoepen
tenslotte werken we met een via via kanaal.”
Bovendien speelt ook de sector waarin het bedrijf opereert, het functieniveau waarvoor men iemand zoekt en de scope
die men voor ogen heeft (lokaal-nationaal-globaal) een rol. De communicatie gebeurt met andere woorden idealiter op
maat van de te bereiken doelgroep.
2.3.
Selectieactiviteiten
19
De kern van elke selectieprocedure is het voorspellen van toekomstig gedrag, wat duidelijk geen makkelijke opgave is.
Bedrijven zoeken naar een kandidaat die de job kan doen, wil doen en die past binnen de organisatie en binnen het
team waarin de persoon zou werken. Hiervoor hanteren ze verschillende tools, van het screenen van cv’s, testing, tot
het finale interview. Deze tools laten toe verschillende aspecten van de kandidaat te belichten zodat op een efficiënte
20
en effectieve manier een kandidaat uit de pool kan gekozen worden. Hoe het selectiesysteem opgebouwd wordt, zal
afhangen van de job die vacant staat en de context waar het bedrijf in opereert. Hieronder geven we een overzicht van
hoe bedrijven omgaan met selectie in België anno 2012, daarna volgt een korte beschouwing.
1. De CV-screening is de eerste stap in dit proces. Deze stap bepaalt de verdere kwaliteit van de kandidatenpool en is
dus essentieel. Veelal gebeurt dit door HR, tenzij het om zeer specifieke profielen gaat. In dit geval zal de lijn de CV’s
screenen.
2. Dikwijls vindt na de CV-screening een preselectie plaats. Sommigen geven aan dit te doen bij een overload aan CV’s,
anderen gebruiken dit als manier om de efficiëntie van het proces te optimaliseren:
“Het selectieproces vergt een grote tijdsinvestering, een goede preselectie is dus cruciaal. Ik kan me niet
permitteren om de business een halve dag bezig te houden met niet geschikte kandidaten.”
Eventueel kan ook via telefonische gesprekken een eerste selectie gebeuren. Vaak gaat dit echter gepaard met een
niet te ontziene tijdsinvestering. Daarom zijn bepaalde grote bedrijven positief over het gebruik van online testen of
Unproctored Internet Tests (UIT) die kandidaten alleen thuis kunnen invullen.
3. Selectiegesprekken worden altijd gevoerd. Bij arbeidersfuncties wordt dit gesprek soms zeer beperkt gehouden (
20 minuten) maar het voeren van een selectiegesprek vormt steeds een essentieel onderdeel van de
selectieprocedure. Tijdens het eerste interview peilt men vaak naar motivatie, competenties en verwachtingen. Het
face-to-face interview wordt al dan niet op een gestructureerde manier gevoerd. Terwijl R&S-medewerkers hier
veelal de gestructureerde STAR-methode hanteren, benaderen bedrijfsleiders dit vaak ongestructureerd en intuïtief.
Volgende quote geeft de visie van een KMO-bedrijfsleider weer:
11
“Ik zit niet in de rekrutering zelf of in HR, maar ik doe wel de rekrutering van de mensen voor onze business unit.
Dit gaat redelijk snel. Na een paar minuten weet ik al of de kandidaat een gunstige beoordeling krijgt. Ik ben nogal
gerust in mijn buikgevoel. Ik merk het snel wanneer iemand wil werken, of ze goed kunnen samenwerken.”
Wetenschappelijk onderzoek laat echter zien dat het voeren van ongestructureerde interviews onderhevig is aan
diverse effecten die de beoordeling vertekenen, wat men ook bias noemt. Meer bepaald geeft de quote hierboven
het ‘eerste-indrukeffect’ weer of de neiging van interviewers om systematisch hun globale impressie binnen enkele
minuten te vormen. Samen met andere vormen van bias leidt dit tot meer subjectieve oordelen die minder accurate
21
voorspellingen opleveren.
4. Hierna worden vaak, maar niet altijd, testen afgenomen van de kandidaat. De vraag naar het gebruik van testen
blijkt in de praktijk een hot topic te zijn. Bovendien zien we dat organisatiegrootte hierbij een rol speelt: vaak zijn
het de kleinere of middelgrote ondernemingen die vooral bogen op hun intuïtie ten nadele van testing, terwijl grote
bedrijven erg toolgestuurd werken. In dezelfde lijn merken we dat de functiehouder een belangrijke impact heeft:
HR valt veelal terug op de toolbox, terwijl bij lijnmanagers eerder het buikgevoel primeert. Bij tendens 5 gaan we
dieper in op deze dualiteit.
Het type testen dat men gebruikt omvat doorgaans een persoonlijkheidstest en/of IQ-test. Het kan gaan om testen
die men in-house heeft aangekocht of om psychotechnische proeven die men extern uitbesteedt. Daarnaast zijn er
tegenstanders die het gebruik van een IQ-test hebben afgeschaft. Dit is een bevinding die ook typisch uit onderzoek
naar bovenkomt: praktijkmensen plaatsen veel minder vertrouwen in intelligentietesten dan onderzoekers
22
aanraden. Studies tonen immers dat er steeds een positieve relatie is tussen intelligentie en latere jobprestatie,
ook voor jobs waar minder kwalificaties voor nodig zijn.
Andere mogelijkheden, zoals een integriteitstest of een ‘work sample’-test, die in de literatuur veel aandacht
krijgen, behoren niet steeds tot het proces. Het is wel mogelijk dat men voor expert- en managementfuncties bij
een gespecialiseerde externe partner een assessment organiseert. Ook zijn sommige grote bedrijven zelf bezig met
het ontwikkelen van testen op maat, zoals een rollenspel of casestudies.
5. Bij het laatste gesprek worden de contractvoorwaarden besproken. Daarna volgen mogelijk nog enkele laatste
stappen. Zo is voor een aantal bedrijven de medische test noodzakelijk voor het uit te voeren beroep. Ook het
verifiëren van gegevens, diploma’s,… wint aan belang. Dit weerspiegelt zich ook in de markt met de opkomst van
‘CV-verifying kantoren’.
Bovenstaande toont de visie van praktijkmensen omtrent de verschillende selectieactiviteiten. Het ontwerpen van de
selectieprocedure hangt samen met de cultuur van het bedrijf en is een afweging tussen verschillende factoren (kost,
duurtijd,…). Bovendien blijkt uit onze studie dat de praktijk en theorie soms anders kijken naar een effectieve selectie,
wat bevestigt dat selectie één van de domeinen is binnen HR waar de kloof tussen de theorie en praktijk het grootst
23
is. In ieder geval probeert men op basis van de selectieactiviteiten een voorspelling te maken in hoeverre de
werknemer zijn job goed zal uitvoeren. Daarnaast groeit de aandacht voor testresultaten die op het lange termijn
functioneren en de inzetbaarheid van kandidaten weergeven, wat deze HR-manager ietwat bitter beaamt:
“We worden geconfronteerd met het feit dat selectie eruit bestaat aan te geven met welke handicaps we moeten
leven. Ofwel is er niemand, ofwel is er iemand waarmee we iets moeten gaan doen.”
Doordat het moeilijker is om kandidaten te vinden die voldoen aan alle profielvereisten, stijgt bovendien het belang van
het socialisatieproces.
12
2.4.
On-boarding
Wanneer de kandidaat na de selectiefase uiteindelijk het contract tekent, merken we dat het R&S verhaal in vele
gevallen stopt. Vanuit deze invalshoek bekijkt men R&S eerder als een ‘facts & figures based HR’ in plaats van een
‘softere HR’ gericht op ontwikkeling en langetermijnvisie. Maar eigenlijk zou het zo niet mogen zijn:
“Mijn visie was altijd dat R&S niet stopt bij het tekenen van het contract, ook de integratie en follow-up hoort erbij.
Maar dan kwam de praktijk en werd ik gesqueezed door tijdsnood, terwijl die follow-up erg veel tijd opslorpt.”
Training & Development zal vaak een onthaaldag organiseren, maar hierna ligt het onthaal volledig in handen van de
lijn. De lijnmanagers verwelkomen de nieuwe persoon binnen het team, ondersteund door een peter of meter.
Sommige deelnemers zijn echter kritisch omtrent deze manier van aanpak:
“Op het vlak van socialisatie en on-boarding hebben we wat achterstand. Ook naar retentie toe is dit belangrijk,
het clubgevoel wordt meer en meer belangrijk. Maar als socialisatie enkel door de lijn gebeurt, gebeurt dit niet
altijd even goed.”
Vanuit de literatuur blijkt dat de inductiefase een cruciale fase is die de retentie, jobtevredenheid, prestatie en
motivatie van medewerkers beïnvloedt en zo zijn er bedrijven die sterk inspelen op dit socialisatieproces en hier erg in
24
investeren:
“Wij investeren heel veel in onthaaltrajecten, zodat nieuwe medewerkers volledig de organisatie leren kennen van
A tot Z. We willen dat mensen weten waar we mee bezig zijn. Afhaken binnen het eerste jaar is iets wat bij ons niet
bestaat.“
“Wij hebben een ‘BU academy’, iedere nieuwe medewerker krijgt gedurende 21 dagen opleiding door learning &
development van HR. HR levert mensen af die klaar zijn om de job aan te kunnen. Door deze aanpak is de
uitstroom met 50% gedaald.”
“Wanneer een nieuwe medewerker start, hebben wij telkens een technische en een sociale peter: die houden zich
bezig met de technische opwaardering van de nieuwe medewerker en leren hem de bedrijfscultuur kennen. Eerst
wekelijks, later tweewekelijks en tenslotte maandelijks wordt dit door een HR verantwoordelijke opgevolgd bij
zowel de nieuwe medewerker als de technische en sociale peter aan de hand van een gesprek.”
2.5.
R&S-resultaten
De literatuur benadrukt dat de resultaten van het R&S-proces grondig geëvalueerd moeten worden in lijn met de
objectieven en overwegingen die men aan de start van het proces vastlegt. In de praktijk merken we dat dit momenteel
niet top of mind is. De input die men krijgt op basis van R&S-resultaten wordt nog onvoldoende geïntegreerd in
beslissingen om dit proces aan te passen:
“Wat ik wat mis in een organisatie als de onze: bij een selectie maak je een voorspelling of iemand goed gaat
presteren of niet, hier zijn veel aspecten aan, maar de validatie van de aanwervingsbeslissing moet meer aandacht
krijgen!”
Hoe men het R&S-proces uiteindelijk vormgeeft en evalueert hangt samen met de impliciete visie die leeft in een
bedrijf omtrent het R&S-proces. Vanuit de focusgroepen merken we hierbij twee invalshoeken. In het eerste
perspectief beschrijft men R&S aan de hand van termen zoals de ‘sourcingfabriek’ of de ‘machinerie’. Deze bedrijven
evalueren vooral de kosten en efficiëntie van het proces en gaan R&S op deze indicatoren afrekenen. Doordat men
outputgericht is, wordt het proces om tot deze output te komen zoveel mogelijk gestroomlijnd. Zo kan men streven
13
naar standaardisatie via een ‘one-size-fits-all’ strategie om kosten te besparen. Vanuit dit perspectief beschouwt men
R&S met andere woorden meer als een kost. In het extreme geval leidt dit tot volgende situaties:
“De top staat er veel te ver van af, het wordt bekeken als een fabriek. Zo stellen ze: ‘zorg dat je op dat moment 1000
man hebt’. Terwijl R&S 25 jaar geleden zeer gepersonaliseerd was, is dit nu uitgelijnd als eender welk
aankoopproces.”
Van de andere kant beschouwt men het R&S-proces impliciet als een dynamisch proces en benadrukt men de
langetermijn visie op het proces. Men gaat verder dan het denken in termen van standaardiseren en denkt bewust hoe
men tot een effectief resultaat kan komen:
“Ik heb proberen te overtuigen dat R&S veel meer is dan ‘het plaatsen van mensen’. Ik wou meer geïntegreerd HR
denken introduceren. Ik heb dan ook competentiedenken, het voorproces en het vervolgtraject geïntroduceerd. Dit
omdat mensen echt wel het verschil maken, het is het belangrijkste werkmiddel. Onze concurrenten werken met
dezelfde machines als ons, maar met de mensen kunnen we het verschil maken.”
“Er moet voldoende capaciteit, geld en tijd geïnvesteerd worden in het recruitmentproces. Dit betaalt zich terug in
een betere kwaliteit van het keuzeproces en daarmee het selecteren van kwalitatief beter personeel met een lagere
kans op mislukken en uitval in het werk of voortijdig vertrek uit de organisatie.”
Bedrijven zien vanuit deze visie R&S als investering en dit mentaal model leidt tot andere evaluatie-maatstaven. Wat
de implicaties zijn van dit onderliggend mentaal model op de vormgeving en uitvoering van het R&S-proces, bespreken
we uitvoerig doorheen het rapport.
3. Tendensen
Schaarste, de war for talent, technologie, globalisatie…het zijn termen die vanuit de externe context steeds vaker vallen
en bovendien als katalysatoren werken voor interne vernieuwing en verdere professionalisering van het R&S-domein.
Hieronder bespreken we een zevental tendensen die vanuit de data van dit hoofdstuk naar voor komen. We geven
weer hoe ‘Shift naar een strategische talent mindset’, ‘Van Post & Pray naar employer branding’ en ‘Creatief inspelen
op trends’ tendensen zijn in het omgaan met schaarste. Daarnaast vermelden we vier tendensen die we aanvoelden
door te praten met HR managers en die verband houden met de professionalisering van de R&S-functie: ‘Nood aan een
Labour Market Maker’, ‘Het gebruik van testen als langetermijninvestering’, ‘Optimalisatie in plaats van maximalisatie’
en ‘Van een standaardpakket naar een aanpak op maat’.
Tendens 1: Shift naar een strategische talent mindset
Om de war for talent het hoofd te kunnen bieden, erkennen organisaties dat een nieuwe mentaliteit essentieel is.
Ervaring of expertise in bepaalde domeinen is gezien de schaarste vaak afwezig op de arbeidsmarkt, met als gevolg dat
bedrijven hun zoektocht verruimen. Men gaat met andere woorden kijken of kandidaten die zich aanbieden de nodige
competenties bezitten om op langere termijn bij te dragen tot de organisatie. In de literatuur zien we deze tendens
25
verschijnen met onder andere titels als: “Get rid of job descriptions”. Hieronder bespreken we drie verschillende
insteken vanuit de praktijk.
1. Wat vaker naar voor komt, is job sculpting: bij het zien van een talentvolle kandidaat construeren bedrijven een joben werkcontext die toelaat deze talenten aan te trekken en maximaal in te zetten. Hoe deze HR manager kijkt naar
het toegenomen belang van het kneden van functies:
14
“Als we een competent persoon binnenkrijgen, proberen we die te overtuigen en herschrijven we indien nodig de
functie. In de toekomst zal er nog meer geïnvesteerd worden in selectie, precies ook doordat we meer met
‘atypische’ profielen moeten werken.”
2. Daarnaast gaat men focussen op opleiding en ontwikkeling. Via een opleidingsprogramma kan men de
inzetbaarheid van mensen in de organisatie vergroten en vanuit deze visie start het ontwikkelingsproces van de
kandidaat meteen bij de selectiefase. Dit betekent dat het gebruik van testen op die manier past in het bouwen van
een langetermijnrelatie met kandidaten. Men gaat bewust opleidingsbehoeftes van de kandidaat in kaart brengen
om zo een zicht te krijgen op hun ontwikkelbaarheid en inzetbaarheid op langere termijn.
“Wij screenen op lange termijn engagement, mensen hoeven bij ons niet altijd direct inzetbaar te zijn, maar wél
moet er een match zijn met de cultuur en het leerpotentieel. We kijken naar de mensen en hoe we hen optimaal
kunnen inschakelen. Als de insteek en de mentaliteit goed is, is dat het belangrijkste. Dat is een investering van tijd
en opleiding maar de dag van vandaag moet het eenmaal zo gebeuren.”
3. Meer aandacht gaat naar het instroombeleid op macro-niveau. Zo gaan organisaties onder andere mee
basisopleidingen ondersteunen en zoeken ze actief naar manieren om specifieke doelgroepen te bereiken.
Talentmanagement is stilaan realiteit aan het worden. Meer en meer vertrekt men vanuit talenten die kandidaten
reeds bezitten, hun groeipotentieel en inzetbaarheid op lange termijn. Dit talentdenken kan zich tot sleutelstrategie
ontpoppen in het omgaan met schaarste en, bovendien, kan de focus meer op selectie in plaats van rekrutering komen
te liggen.
Tendens 2: Van ‘Post & Pray’ naar Employer Branding
Doorheen de verschillende fases merken we dat employer branding sterk naar voor komt als essentiële factor in de
strijd om talent. Employer branding wordt gedefinieerd als de verzameling van ervaringen die een kandidaat heeft met
een bedrijf. Als de manier waarop een bedrijf zich naar voren brengt niet in lijn ligt met die ervaringen is dit een erg
26
dure vergissing en is het voor een kandidaat een reden om niet voor een bedrijf te kiezen. Meer en meer komt men
hierbij terug op het belang van de candidate experience van het R&S-proces. De kern van de candidate experience is:
zelfs al zijn de kandidaten niet waar je naar op zoekt bent, toch moeten ze zich speciaal voelen doorheen het R&S
proces, zodat ze brand ambassadors worden voor je bedrijf en een positieve boodschap uitdragen naar vrienden en
27
kennissen binnen hun social communities.
Niettegenstaande het belang, blijkt employer branding niet steeds een vast onderdeel van het R&S-proces in de
praktijk. Hoewel erg veel bedrijven het belang van employer branding beklemtonen, zijn ze er niet allemaal proactief
mee bezig. Daarnaast geven bedrijven aan dat de visie rond het uitwerken van het employer brand nog ontbreekt en
dat externe partijen niet steeds een antwoord klaar hebben. Bovendien krijgt de R&S-afdeling vaak niet genoeg
inspraak in het employer branding gebeuren. Vaak is het marketing die het branding-verhaal stuurt, maar de knowhow
specifiek voor rekrutering wordt niet altijd meegenomen. Tenslotte twijfelen sommige bedrijven nog omdat het
employer brand moeilijk te controleren is, en volgens sommige HR-managers moeten eerst intern alle zaken op orde
worden gesteld:
“De makkelijkste manier is via eigen werknemers, maar dan moet je zeker zijn dat medewerkers een positief verhaal
zullen brengen. Daarom gaan we eerst intern werken aan onze employer branding vooraleer we echt naar buiten
komen.”
15
Dus, hoewel employer branding in de literatuur een hot topic is, zijn er in de praktijk duidelijk nog enkele obstakels die
het definitief vestigen van employer branding vertragen. Toch gaat meer en meer aandacht naar het
tweerichtingsverkeer bij een wervings- en selectiebeslissing. Bovendien laat een sterk employer brand toe om ook
passieve kandidaten aan te spreken, waardoor bedrijven minder passief afwachten en hopen dat een kandidaat zal
reageren.
Tendens 3: Recruitment 2.0 – Creatief inspelen op trends
Praktijkmensen geven erg duidelijk aan dat creativiteit in de R&S-wereld momenteel nog te wensen overlaat, terwijl dit
eigenlijk top of mind zou moeten zijn (cf. het omgaan met schaarste, nieuwe generaties op de werkvloer,…).
Respondenten geven aan dat ze naar de toekomst toe meer moeten inzetten op innovatieve wervingskanalen zoals
social media. Om creatief te zijn, is het eveneens noodzakelijk gebruik te maken van nieuwe technologieën. Een best
practice :
“Vorig jaar hebben we voor de eerste keer een groepsrekrutering georganiseerd via een business game. Dit was voor
ons een positieve ervaring voor de specifieke selectie van managementfuncties. Volgende keer laten we ons graag
bijstaan door professionals.”
Bedrijven kijken voor creatieve ideeën in de richting van externe partners, waar sommigen voor hen al meer dan
anderen de nieuwe skills in de vingers hebben. Hoe bedrijven creatief kunnen inspelen op trends, is met andere
woorden een vraag die nog niet volledig beantwoord is in de praktijk.
Tendens 4: Nood aan een Labour Market Maker
Om een competitief voordeel te hebben verwacht het topmanagement in toenemende mate een proactieve houding.
R&S wordt aangemoedigd om reeds vandaag in te spelen op de problemen en mogelijkheden die zich in de toekomst
kunnen stellen. Via het werken met een workforce planning kunnen R&S-medewerkers deze langetermijnvisie
opbouwen en op die manier ook meer strategisch meespelen. Van de ene kant impliceert dit proactief werken, zoals
gezegd, de nood aan kennis rond de toekomstige personeelsbehoefte en de toekomstige personeelsbeschikbaarheid
binnen de organisatie. Dit laat R&S-medewerkers toe de vinger aan de pols te houden en samen met de lijn het
personeelsbestand strategisch te managen.
Om proactief in te spelen op rekruteringsnoden moeten bedrijven daarnaast ook beschikken over informatie van de
externe arbeidsmarkt. Organisaties geven echter aan dat deze nood voorlopig onvoldoende ingelost wordt. Een HRmanager geeft aan dat deze rol een opportuniteit kan zijn voor externe partijen:
“De sector staat voor een enorme opgave. Dat is waar we als HR intern moeten aan werken, eventueel ook samen
met partners. We moeten openstaan voor andere mensen, andere profielen, andere diploma’s. Maar het is moeilijk
om te veranderen in mentaliteit, het vraagt intellectuele massage. Het zou goed zijn moest iemand erop wijzen,
want intern bij ons is nog niet iedereen overtuigd.”
Bedrijven zijn met andere woorden op zoek naar partners die hen up-to-date houden over evoluties in de arbeidsmarkt,
wat men ook een Labour Market Maker noemt, zodat ze hun rekruteringsbehoeftes hierop kunnen afstemmen.
16
Tendens 5: Het gebruik van testen als langetermijninvestering
In de praktijk merken we een dualiteit in het gebruik van testen gelinkt aan de organisatiegrootte en de functiehouder
die verantwoordelijk is voor de selectieactiviteiten. Bedrijven die minder of niet met testen werken, halen hiervoor
volgende redenen aan:
1. Zoals vermeld, verkiezen sommigen om vooral op basis van hun buikgevoel te werken. Vaak kiezen lijnmanagers of
bedrijfsleiders om te werken met verschillende interviews in plaats van testing.
2. Andere factoren die meespelen in de keuze om testing te gebruiken zijn tijd- en kostgedreven. Dit argument hangt
samen met de vraag naar rendement van selectieprocedures, wat nauw aansluit bij het meer en meer denken in
28
bedrijfseconomische termen waarbij R&S harde cijfers op tafel moet leggen.
3. In een sector waar de profielen erg schaars zijn, kan het volgens sommigen negatief zijn voor de employer brand en
bedreigend aanvoelen om testing te gebruiken.
Bedrijven die werken met testen, halen volgende argumenten aan:
1. Testen worden gebruikt om competenties in kaart te brengen, wat helpt om objectief het potentieel van de
kandidaat in te schatten. Sommige bedrijven zien dit als een eerste stap in de verdere carrièreplanning van
kandidaten en vooral wanneer men een lange-termijnrelatie met kandidaten wil aangaan, investeert men in
testing. Het gebruiken van testen past volgens deze visie in het bouwen van een langetermijnrelatie met kandidaten
waarbij ontwikkeling en beoordeling steeds meer een continuproces wordt. Men gaat kijken naar
ontwikkelbaarheid en inzetbaarheid.
2. Bovendien speelt dit in op de candidate experience en kan dit op zijn beurt net positieve gevolgen hebben voor de
employer brand:
“Ze willen wel gezien worden als expert in hun domein. En dan kan je het niet maken om enkel een motivationeel
gesprek te doen. Wij maken er meer een development exercise van. Ze krijgen sowieso feedback, negatief of
positief. Dit is belangrijk voor de candidate experience, mensen krijgen de dag zelf feedback en ontwikkeltips mee.”
3. Het is een objectieve manier om mensen te selecteren wat helpt om achteraf feedback te geven aan de kandidaten.
“Als je veel kandidaten hebt, moet je ergens de lijn trekken, want je kan niet iedereen zien. Personen vallen soms
door die testen door de mand. Toen ik in het begin selectiegesprekken deed, heb je natuurlijke reflex om de “toffe”
eruit te halen. Testen zijn goed om dat te doorprikken.”
Uit bovenstaande blijkt dat het gebruik van testen in toenemende mate breder gaat dan enkel de selectiecontext. In
eerste instantie sturen testresultaten de aanwervingsbeslissing, maar meer en meer geven ze vorm aan het verdere
ontwikkelingstraject van medewerkers. Doordat vaker met ‘atypische’ profielen wordt gewerkt, kan dit belang nog
stijgen.
Tendens 6: Optimalisatie in plaats van maximalisatie
Klassiek denkt men dat het maken van een selectiebeslissing idealiter gebeurt vanuit een zo groot mogelijke
kandidatenpool, wat men ook maximalisatie noemt. Vanuit die visie moet rekrutering streven naar het grootste aantal
kandidaten met de hoogste kwalificaties. Vandaag is men hier echter op terug aan het komen en streeft men naar
17
optimale kwantiteit en kwaliteit. De meest effectieve kandidatenpool kan kleiner zijn en kan zelfs minder hoog
gekwalificeerd zijn.
Zo is één van de grote uitdagingen het feit dat online rekruteren een grote hoeveelheid kandidaten genereert zodat
meer kosten gaan naar het screenen van de cv’s. Het is dan zaak om de kwantiteit te optimaliseren in relatie tot de
29
mogelijkheid van organisaties om die kwantiteit te verwerken. In het werken met externe partners, haalt een HRmanager ook expliciet het optimaliseren van het aantal kandidaten aan:
“Belangrijk bij externe partners is dat ze een goede voorselectie doen in de CVs, zodat ze enkel de goeie kandidaten
doorsturen. Wanneer je ziet dat één organisatie 2/40 mensen weerhoudt, en een andere partner weerhoudt er 8/10,
dan kan je daar je lessen uit trekken. De externen moeten ook hun rol opnemen. Als ik met externe partijen
samenwerk verlang ik echt dat zij de eerste selectie doen.”
Optimalisatie geldt ook voor selectie: best kiest men geen kandidaat die te sterk boven de functienorm uitstijgt. Dus
gaat het niet om de beste kandidaat maar om de meest passende, en hiervoor werkt men idealiter met zinvolle cutoff
scores per selectietechniek. Over het algemeen is het immers zo dat, wanneer een werkgever selectiever wordt (en de
cutoff score hoger legt), de kwaliteit en financiële waarde van de nieuwe werknemer verhoogt. Maar ook de kosten
stijgen en het gevaar dat overgekwalificeerde kandidaten het bedrijf vlugger verlaten.
Tendens 7: Van een standaardaanpak naar een aanpak op maat
In lijn met de R&S-literatuur zien we dat het R&S-domein zich professionaliseert door meer en meer op maat van de
specifieke vraag te werken. Enerzijds zien we een differentiatie van het R&S-proces afhankelijk van de functiegroep
waarvoor een functie vacant staat, anderzijds gaan R&S-professionals meer en meer de rekruterings-en
selectietechnieken contextualiseren. Hieronder geven we toelichting bij beide concepten:
Contextualisatie verwijst naar het gebruik van meer functiespecifieke items en testen in plaats van generieke selectieinstrumenten. Hierdoor kan de jobgerelateerdheid en de face validiteit van selectie-instrumenten verhogen.
Sollicitanten geven immers de voorkeur aan instrumenten die lijken te meten wat ze moeten meten, zoals interviews
30
en work samples.
Differentiatie. Sommige bedrijven kiezen om het proces meer te stroomlijnen in een “one-size-fits-all” strategie. Dit
past binnen een visie die uitgaat van één standaard, uniforme aanpak voor alle medewerkers, wat ook deze HRmanager schetst:
“De selectie van onze werknemers verloopt erg gestroomlijnd, we werken met volledig hetzelfde proces
onafhankelijk van de functie of het profiel: we testen persoonlijkheid en redeneervermogen. Je kan het niet
maken om binnen dezelfde organisatie verschillende processen te hebben voor verschillende profielen. Vergeet
je marktperceptie niet.”
31
Andere bedrijven daarentegen stemmen bewust hun R&S-proces af op het functietype. Dit betekent dat, afhankelijk
van de strategische waarde, uniciteit,… van een functie voor het bedrijf het proces gemoduleerd kan worden: het
proces ziet er anders uit voor expertfuncties, managementfuncties, starters, technici… Dit komt ook naar voren in
volgende quote:
“Persoonlijk vind ik dit een goed gegeven dat we het proces kunnen afstemmen op het profiel. We verlengen of
korten het proces in afhankelijk van de functie. Daar wordt goed over nagedacht, er is een specifieke commissie
mee bezig die bestaat uit HR en business mensen.”
18
Afhankelijk van de vacature die open staat, kan het rekruterings- en selectieproces dus uit andere componenten
bestaan, met andere actoren, succesfactoren en kritische prestatie-indicatoren. Bovendien hangt differentiëren
samen met het strategisch omgaan met de planning van personeel en het managen van de kosten van het
instroomproces.
Deze tendens hangt samen met de eerder controversiële vraag: is het kwestie van ‘iedereen gelijk voor de wet’ of moet
men bewust werknemers op een verschillende manier benaderen? Uit de literatuur en de praktijk blijkt alleszins dat
een persoonlijke benadering die afgestemd is op de rol van de kandidaat of medewerker binnen het bedrijf leidt tot
32
goede resultaten.
4. Nabeschouwing
Het R&S-proces is omvangrijk. Niet alleen wat betreft de activiteiten, maar ook wat betreft het belang dat ermee
samengaat: het vinden of niet vinden van een kandidaat is van groot bedrijfsbelang. Daarnaast merken we dat er grote
verschillen zijn in de organisatie van het R&S-proces. Al dan niet wordt een strategische workforce planning gebruikt, al
dan niet gebruikt men testen,… We merken dat dit samenhangt met verschillende factoren. Vaak is er een bepaalde
‘code of conduct’ per sector. Eveneens ziet het proces er veelal anders uit naargelang het functietype: technische
beroepen zijn vaak knelpuntberoepen waarbij de focus vooral ligt op rekruteren, voor expert- en managementprofielen
gaat meer aandacht naar selectie. Tenslotte speelt ook de organisatiegrootte een rol: KMO’s vertrouwen eerder op hun
buikgevoel en gaan uit van een ‘lean en mean’ proces door de vele ad hoc vragen.
Wanneer we theorie en praktijk naast elkaar liggen, duiken nog enkele uitdagingen voor R&S-professionals op:
1. Over het algemeen merken we een toenemende focus op rekrutering. Kandidaten met de juiste competenties
worden een schaars goed. Met als gevolg dat meer aandacht gaat naar het proactieve en het kunnen bereiken van
actieve en passieve kandidaten. Deze focus doet de nood aan nieuwe tools en nieuwe competenties die deze vraag
kunnen inlossen, stijgen. Men gaat meer en meer uit van een strategische talent mindset en is op zoek naar nieuwe
kanalen, maar dit is nog niet steeds ingebed in een rekruteringsstrategie. Deze bevindingen liggen in lijn met wat de
literatuur beschrijft.
2. De selectieprocedure staat vaak pas op de tweede plaats en wordt door de tijdsdruk zoveel mogelijk ingekort. In
bedrijven die werken met knelpuntberoepen is dit de realiteit. Daartegenover, vanuit een talentenvisie stijgt het
belang van selectie en gaat meer aandacht naar potentieelinschatting. Hoewel sommigen selectie erg intuïtief
blijven benaderen. Vanuit de literatuur is gekend dat selectie één van de HR-domeinen is waar de kloof tussen
theorie en praktijk het grootst is. Onze studie bevestigt dat de klassieke ‘gaps’ nog steeds opduiken:
 Selectiegesprekken worden in vele gevallen intuïtief, ongestructureerd benaderd, hoewel onderzoek duidelijk
aangeeft dat gestructureerde interviews beter samenhangen met jobprestatie. Vooral in kleine bedrijven is dit
het geval.
 Selectiegesprekken zijn vaak de enige techniek die men hanteert. Sommigen zijn kritisch tegenover het gebruik
van testen in het algemeen, anderen meer specifiek over intelligentietesten en zweren bij intuïtie of het gebruik
van een bepaalde persoonlijkheidstest. De literatuur raadt echter aan om informatie vanuit verschillende
bronnen te verzamelen om de voorspelling te maken. Een combinatie van valide testen is meest effectief.
Met andere woorden, de nood aan gespecialiseerde expertise op vlak van selectietechnieken blijft hoog. Voor het
bekomen van een effectieve selectie, is cruciaal dat inzichten vanuit de literatuur nog meer geïntegreerd worden. In
ieder geval kan een gebrek aan bewustzijn van algemene selectieprincipes organisaties duur komen te staan. Dit
heeft immers een effect op alle andere HR-praktijken die volgen op de aanwerving. De draagwijdte van een
effectieve selectie komt sterk naar voor uit het resultaat van een meta-analyse die 25 jaar aan onderzoek bundelt:
19
“People don’t change that much… great managers know there is a limit to how much remolding they can do to
33
someone”.
3. Wat betreft het voor- en natraject van het R&S-proces merken we dat dit in de praktijk veel minder aandacht krijgt
dan theoretici aanraden. Veelal gaat alle aandacht naar het ad hoc vinden van mensen en werkt men vanuit deze
visie vooral outputgericht. Vooraf plannen van het proces en achteraf opvolgen van de kandidaat en van het proces
blijft beperkt. Op dit vlak merken we dus dat R&S op kandidaat- en procesniveau onvoldoende de resultaten van
beslissingen opvolgt. Implicaties hiervan bespreken we in hoofdstuk 4.
Dit alles wijst op de nood aan een verdere, doorgedreven professionalisering van het R&S-domein. De wereld van R&S
is sterk aan het veranderen, wat voor sommigen een katalysator is om veranderingen door te voeren, maar waarbij
anderen net meer gaan vasthouden aan bestaande, gekende methodes. De verschillende actoren in het R&S-proces
hebben hierbij de mogelijkheid om deze uitdagingen waar te maken, zoals we ook in volgend hoofdstuk bespreken. Om
dit hoofdstuk te eindigen geven we graag nog enkele take-aways mee die de tendensen binnen het R&S-proces krachtig
samenvatten:
Tendensen
Shift naar een strategische talent mindset
Van ‘Post & Pray’ naar Employer Branding
Creatief inspelen op trends
Nood aan een Labour Market Maker
Het gebruiken van testen als langetermijninvestering
Optimalisatie in plaats van maximalisatie
Naar een aanpak op maat
Kernideeën
Bedrijven construeren een geschikte context voor kandidaten
Focus gaat naar inzetbaarheid op lange termijn
Op macroniveau kijkt men naar het instroombeleid
Essentieel in de war for talent om ook passief te sourcen
Candidate experience neemt toe in belang
Belang is duidelijk, maar geen vast onderdeel in de praktijk
Oproep voor nieuwe skills om uitdagingen te counteren
Gebruik maken van nieuwe technologieën als best practice
Er kan nog veel meer ingezet worden op social media
In kaart brengen van personeelsevoluties
Gegevens van de externe arbeidsmarkt mee incalculeren
Partner die regelmatig update biedt
Objectiviteit en mogelijkheid om feedback te geven
Langetermijn-relatie bovenop de kortetermijn evaluatie
Candidate experience die expertise van kandidaten belicht
Een optimale kandidatenpool kan kleiner zijn
Optimalisatie belangrijk voor externe partners
Meest passende kandidaat in plaats van beste kandidaat
Contextualiseren van selectietechniek op functiegroep
“One-size-fits-all” laat standaardisatie toe
Differentiëren laat een persoonlijke aanpak toe
20
II.
WIE BETREK JE IN HET PROCES?
1. Wat de literatuur ons leert…
Processen omvatten diverse activiteiten die verschillende actoren in een continue wisselwerking uitvoeren. Bovendien
is het zo dat deze actoren bij de acties die ze verrichten waarde toevoegen aan het proces via de service die ze
verlenen. Maar essentieel hiervoor is dat de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken van elke partij duidelijk
zijn. Het verwerven van een personeelsbestand dat positieve resultaten levert is immers een gedeelde
verantwoordelijkheid van de CEO, van het topmanagement, de lijnmanagers, de medewerkers en HR binnen het
bedrijf. Nadat op basis van de bedrijfsstrategie de R&S-strategie duidelijk is uitgelijnd, wordt duidelijk welke rollen men
moet toewijzen en welke competenties nodig zijn om deze taken uit te voeren. Hieronder bespreken we in eerste
instantie de structuur van de R&S-afdeling, competenties van R&S-deskundigen en hoe andere partijen verbonden zijn
met het proces.
1.1.
Structuur van de R&S-afdeling
Om competitief te zijn en te blijven moeten organisaties zo efficiënt mogelijk werken en alle beschikbare middelen
optimaal aanwenden. In een steeds sneller veranderende omgeving ervaren bedrijven immers een intense druk om
continu te verbeteren en te focussen op hun kerncompetenties. De R&S-afdeling moet eveneens vlot kunnen inspelen
op de veranderende behoeftes van de interne en externe omgeving. Bovendien zien de afnemers van de R&S-functie
zich meer en meer als klant in plaats van als afnemer. Dit betekent dat deze steeds verwachten goed, snel en
klantgericht te worden geholpen. Met andere woorden, de structuur en werking van de personeelsafdeling moet de
organisatie toelaten haar doelstellingen te bereiken, wat in vele gevallen een zo goed mogelijke dienstverlening aan
minimale kosten betekent.
Om hierop een antwoord te bieden, is er in het structureren van HR over het algemeen genomen op dit moment een
34
beweging naar centralisering. Deze evolutie heeft sowieso een grote impact op de werking van het R&S-departement.
Heel concreet bespreken we een tweetal ontwikkelingen die hiermee gepaard gaan.
1.
2.
Ten eerste zien we dat deze centraliseringstrend in de organisatie zich doorgaans vertaalt in het invoeren van
Shared Service Centers en Centers of Excellence. Een Shared Service Center omvat samengevoegde en
gestandaardiseerde taken die door meerdere afdelingen worden gebruikt. De R&S-taken die typisch in een Shared
Service Center zitten, zijn onder meer databasemanagement, het inplannen van interviews, eerste screening,
35
inplannen van de testing en het opmaken van het contract. De voordelen die men aan een Centre of Excellence
kan linken, zijn dat de specialisatie toegankelijk is voor de hele organisatie, leren kan gedeeld worden en experten
36
op projectbasis kunnen werken wanneer de business die nood heeft. De R&S-activiteiten binnen een Centre of
Excellence omvatten recruiters die R&S-processen ondersteunen en plannen en die selecties ondersteunen in
geval de lokale HR generalisten en lijnmanagers niet zelf de nodige hulpbronnen hebben. Vaak zijn dit ook diegene
die het employer brand beheren.
Ten tweede, om tot een excellente dienstverlening tegen minimale kosten te komen, zien we een bereidheid tot
uitbesteden. Hiervoor moeten interne R&S-medewerkers tal van knopen doorhakken, waaronder een objectieve
evaluatie van welke toegevoegde waarde ze ten opzichte van externe leveranciers hebben en willen hebben, en
37
welke rol ze binnen een organisatie willen spelen. Bovendien bestaan verschillende vormen van outsourcing: een
organisatie kan kiezen om een deeltaak uit te besteden, maar ook om het volledige R&S-proces uit te besteden, in
de literatuur gekend als Recruitment Process Outsourcing (RPO).
21
1.2.
Competenties van R&S-deskundigen
Binnen de structuur van de R&S-afdeling kan men vervolgens de rollen van verschillende medewerkers uitklaren.
Hoewel we doorheen dit rapport telkens spreken over R&S-deskundigen, zijn de activiteiten die hieronder vallen erg
divers en dit maakt dat het vaak om uiteenlopende profielen en functies gaat. Zo heb je recruiters die actief zoeken
naar kandidaten, recruiters die het employer brand optimaliseren en selectiedeskundigen die gespecialiseerd zijn in het
inschatten van potentieel. Enerzijds gaan we in op generieke competenties die gelden voor alle R&S-deskundigen,
daarna definiëren we de meer specifieke functierollen.
38
Wat betreft de generieke competenties van R&S-deskundigen, onderscheidt de literatuur verschillende dimensies.
R&S-professionals moeten kennis hebben van de business. Ze kunnen waarde toevoegen aan de organisatie wanneer
ze begrijpen hoe de business werkt en bovendien laat dit toe hun activiteiten af te stemmen op veranderende
omstandigheden. Daarnaast is het cruciaal dat ze expert zijn in hun vakgebied en in staat zijn om degelijke, innovatieve
praktijken te leveren. Zo groeit hun credibiliteit en krijgen ze respect van de andere organisatieleden. Echter, een
moeilijkheid hierbij is dat de dimensies van deze expertise vlug aan het evolueren zijn. Dit betekent dat R&Sprofessionals geëngageerd genoeg moeten zijn om zich continu bij te scholen.
Ten slotte haalt men ook betrouwbaarheid aan (algemeen en in relatie tot het respecteren van wettelijke zaken),
responsiviteit en empathie ten aanzien van behoeftes van de lijn en kandidaten. Talrijke studies tonen dat deze
karakteristieken een positieve invloed hebben op de aantrekking van de kandidaat tot de organisatie en op de
acceptatieratio. Omdat kandidaten slechts over beperkte informatie beschikken, krijgen ze via het contact met R&Sdeskundigen signalen die ze generaliseren naar de organisatie. Bijvoorbeeld, kandidaten kunnen geloven dat de
39
vriendelijkheid van de interviewer een positief signaal is die wijst op vriendelijke collega’s.
Daarnaast merken we, zoals vermeld, dat het rekruteren en selecteren van kandidaten om meer specifieke
competenties vragen die minder en minder in één functie worden ondergebracht. Bovendien, door de toename van het
40
belang van rekruteren verruimt de rekruteringsactiviteit en verschijnen hier verschillende subrollen. Net als bij
salesposities is er een opdeling tussen hunters of direct sourcing en farmers die verkiezen bestaande relaties te
cultiveren in een corporate omgeving. Deze farmers zijn recruiters die zich niet comfortabel voelen met het voeren van
‘cold calls’ naar passieve kandidaten, maar die verkiezen relaties met de lijn en kandidaten via meer traditionele
41
kanalen te managen.
1.3.
Gedeelde verantwoordelijkheid
Zoals bij elke HR-activiteit is rekruteren en selecteren geen eenmanszaak. Andere partijen zijn betrokken in de
implementatie van deze verschillende bijdragen. In eerste instantie hebben R&S-professionals de verantwoordelijkheid
om te verzekeren dat de rol vervuld is. In tweede instantie moet R&S ervoor zorgen dat de taken optimaal vervuld
worden: afhankelijk van het proces dat vooropgesteld is om de doelstelling te bereiken, kan het werk gedaan worden
samen met lijnmanagers, externe consultants, werknemers,…. R&S-professionals moeten de output garanderen en
meehelpen de gedeelde verantwoordelijkheid voor het leveren ervan te definiëren. Vanuit de praktijkinzichten
bespreken we hoe dit kan toegepast worden op R&S-activiteiten.
2. Wat de praktijk ons leert…
Rekrutering en selectie wordt meer en meer een teamgebeuren waarbij de rollen die ingenomen worden door de R&Sprofessionals meervoudig zijn. Ze moeten zowel operationele als strategische rollen innemen, ze hebben
verantwoordelijkheid voor zowel kwalitatieve als kwantitatieve doelstellingen op korte en lange termijn,… Opdat R&Sprofessionals waarde kunnen toevoegen in een steeds complexer wordende organisatiecontext, moeten ze dus
complexe en soms ook paradoxale rollen op zich nemen. Daarom is het nodig om de verschillende taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de verschillende actoren goed af te lijnen.
22
2.1.
De rol van R&S
In het rekruterings- en selectieproces zijn verschillende actoren betrokken. Hun rollen verschillen vaak in functie van de
grootte, de sector of de graad van internationalisering van het bedrijf.
In grote bedrijven stippelt de HR-manager samen met het managementcomité de HR- en bijhorende R&S-strategie uit
wat leidt tot de strategische personeelsplanning. De hiring manager vertaalt dit naar een concreet R&S-proces per
functiegroep en monitort het verloop. Wanneer het aantal aanwervingen per jaar hoog is, kan er een toegewijde R&S
verantwoordelijke zijn al dan niet bijgestaan door externe partijen. De recruiter vertaalt de behoefte van de manager
aan de nieuwe medewerker in een goede aanpak voor het zoeken en selecteren van geschikte kandidaten. In een groot
bedrijf kan de rol van de R&S specialist zelfs verder onderverdeeld worden in sourcing en kanalen:
“Je hebt mensen nodig die de organisatie heel goed kennen, zij moeten weten welke profielen je in de organisatie
zoekt, en anderzijds heb je de mensen die zich puur extern focussen. Dat kan je niet in één functie steken, het is te
veel werk.”
Dit zijn bijvoorbeeld de campus recruiters, zij gaan sourcen tijdens selection days, organiseren daar eventueel
interviews en volgen op tot het tekenen van het contract. Tenslotte bestaan er ook specialist recruiters die kijken naar
wat er op de markt gebeurt, welk beleid ze in de toekomst moeten hanteren, welke partners ze gaan contacteren en
hoe het met de instroomkwaliteit gesteld is. Veel grote bedrijven geven aan dat ze hun R&S organisatie onder de loep
nemen en dat het meer wordt gestroomlijnd, dat systemen worden omgebouwd. Er wordt een strakke monitoring van
week tot week mogelijk.
In kleine bedrijven is het aanwerven van een toegewijde recruiter niet steeds mogelijk zoals volgende quote illustreert:
“Bij kleine bedrijven, bijvoorbeeld pas startende bedrijven, heb je nog geen R&S experten. Je hebt dus wel een
bepaald volume nodig om met specialisten te kunnen werken.”
In een klein bedrijf is het vaak de zaakvoerder of de HR verantwoordelijke die de rekruterings & selectie-activiteit voor
zijn of haar rekening neemt. Het is mogelijk dat men voor de rekruteringsfase of voor de selectiefase beroep doet op
externe partners. De finale beslissing om iemand aan te werven wordt meestal genomen door de bedrijfsleiding.
2.2.
De rol van de lijn
Het lijnmanagement vervult een sleutelrol in het rekruteringsproces: de lijnmanager stelt mee het wervingsprofiel op,
geeft vaak de criteria voor selectie aan, speelt een actieve rol bij het selecteren van de meest veelbelovende
kandidaten, voert gesprekken met deze kandidaten en kiest uiteindelijk de beste. Om tot een succesvol R&S-proces te
komen blijkt het afstemmen tussen de business en de rekruterings- en selectiespecialist cruciaal te zijn. In de
focusgroepen bevroegen we de HR managers en R&S verantwoordelijken naar de werkverdeling van de lijn & HR in dit
proces. Er zijn verschillende scenario’s:
1. R&S onderneemt de eerste stappen en daarna wordt de lijn betrokken. Deze optie is interessant omwille van de
tijdswinst. In het verdere proces waakt R&S vooral over de match met het bedrijf.
2. R&S en de lijn doen samen het rekrutering en selectieproces. In de ‘War for talent’ blijkt snelheid cruciaal om geen
kandidaten kwijt te spelen, vandaar dat de lijn al in het eerste contact betrokken kan worden. HR neemt deel en
waakt dat het proces goed gebeurt, mogelijk biedt HR ook trainingen in selectie aan de lijn aan. Toch blijkt het
aanwezig zijn van de lijn niet altijd de snelheid te bevorderen. Hoe dan ook, zal de kandidaat later samen werken
met de collega’s uit het team en kan dit als essentieel argument gezien worden voor de onmiddellijke deelname van
de lijn in het wervingsproces.
3. R&S voert het rekrutering en selectieproces alleen uit. Het kan gebeuren dat de lijn niet mee selecteert en kiest,
maar wel in de laatste fase betrokken wordt om dan zijn “go” te geven. Deze optie blijkt slechts zelden voor te
23
komen, R&S speelt een centrale rol in het R&S proces maar is niet de enige actor. Toch gebeurt het, vooral voor
juniorprofielen, dat kandidaten aangenomen worden zonder enig contact met de lijn. Enkele R&S-medewerkers
melden bovendien dat zij soms het beslissingsrecht volledig in handen hebben. Dit is afhankelijk van het type
functie. Dit blijkt eveneens het meest kostenefficiënt te zijn voor een bedrijf waar vacatures altijd open staan en de
werknemers in hun dagdagelijkse job weinig contact hebben met hun leidinggevende.
Algemeen zien we dat de tijdsinvestering van de lijn kleiner is dan die van R&S. In de meeste gevallen heeft de lijn wel
het finale beslissingsrecht. Uiteindelijk zal de nieuwe medewerker in zijn team werken en dus heeft hij de uiteindelijke
keuze met wie hij wel of niet wil samenwerken. Opvallend is dat de tijdsinvestering van de lijn groter wordt naarmate
het belang van R&S toeneemt en een trend die aangehaald wordt is de betrokkenheid van het lijnmanagement te
verhogen in het selectieproces (zie tendens 4: Naar meer management self-service). In principe kan de rol van R&S hier
telkens intern of extern ingevuld worden.
2.3.
Werken met externe partners
In de outsourcing-literatuur ligt de focus vooral op HR als een collectief systeem van activiteiten, slechts enkele auteurs
42
zoomen specifiek in op het outsourcen van rekrutering en selectie. In de praktijk daarentegen, zien we dat veel
organisaties experimenteren met het outsourcen van verschillende componenten en verschillende combinaties van het
rekruterings- en selectieproces. Dit kwam tijdens onze bevraging ook duidelijk naar voren. Hieronder bespreken we of
en hoe praktijkmensen samenwerken met externe partners in verschillende stappen: waarom uitbesteden, wat
43
uitbesteden, hoe uitbesteden, aan wie uitbesteden, het managen van de relatie en evaluatie van de relatie.
Waarom uitbesteden?
In de literatuur bestaan hierrond twee visies. Enerzijds geeft men aan dat de beslissing om al dan niet uit te besteden
voornamelijk kostgedreven kan zijn (transactiekostenbenadering). Vanuit een andere visie zoeken bedrijven net naar
44
unieke capaciteiten van de externe partner die waarde toevoegen (resource-based view). Wat zien we in de praktijk?
Organisaties halen verschillende redenen aan om uit te besteden die passen binnen beide benaderingen. Van de ene
kant kan het samenwerken met externe partijen tal van voordelen met zich meebrengen, aan de andere kant horen we
ook kritische geluiden. Hieronder bespreken we in eerste instantie waarom bepaalde bedrijven met externe partners
werken, daarna lijsten we op waarom anderen het R&S-proces vooral intern uitwerken.
Outsourcen
1. Toegang tot gespecialiseerde kennis. Bedrijven schakelen externe partners in specifiek omwille van de expertise die
ze bezitten, gelinkt aan deze expertisedomeinen: kennis van de arbeidsmarkt, kennis van rekruteringsactiviteiten en
kennis van selectiepraktijken. Bijvoorbeeld, doordat professionele recruiters toegang hebben tot een breder
netwerk van talenten en ervaring hebben met professioneel rekruteren, kunnen ze effectiever een kleine groep
gekwalificeerde kandidaten identificeren.
2. Focus op kernactiviteiten. Doordat ondersteunende activiteiten uitbesteed worden aan externe partners, komt
meer ruimte vrij voor de interne R&S-medewerkers om te focussen op andere taken. Alle activiteiten worden onder
de loep genomen en enkel wat essentieel voor de business is, blijft. Het is eveneens mogelijk dat activiteiten die
men eerst outsourcet, terug intern komen.
3. Visibiliteit. Bedrijven werken soms samen met externe partijen omdat hun naam nog niet goed gekend is op de
arbeidsmarkt. Een externe partner kan helpen om naambekendheid te verwerven in een bepaalde markt of regio.
4. Efficiëntie. Doordat R&S-providers een groot aantal klanten hebben, kunnen externe bureaus gekwalificeerde
specialisten aanwerven om deze activiteiten met meer efficiëntie te verrichten dan hun klanten dit in-house
organiseren. Bedrijven die componenten van het R&S-proces uitbesteden, kunnen dus voordeel halen uit de
24
schaalvoordelen van de externe partij. Bovendien kan het kostenefficiënter zijn om een externe partner iets nieuws
te laten opstarten, zoals het starten met social media.
5. Knelpuntberoepen. Outsourcen van rekrutering komt meer voor bij schaarste op de arbeidsmarkt. Bij moeilijke
aanwervingen hebben gespecialiseerde partners een netwerk en zij kunnen kandidaten voor niche functies wel
gemakkelijker vinden.
“Voor sommige specifieke rollen werken we met headhunters, vaak voor jobs met een hele technische
productkennis. In het begin deden we dat helemaal op onszelf, maar we voelden gewoon dat we die mensen niet
genoeg konden bereiken. We kregen geen goede CVs binnen. We kiezen hier voor een partner omdat die dus echt
gaan hunten, gaan searchen. Zij gaan mensen aanspreken die eigenlijk niet actief op zoek zijn naar een job.”
6. Discretie. Bij het maken van ‘cold calls’ is men in bepaalde sectoren niet geneigd zelf experten in de sector te
contacteren voor open vacatures en doen ze hiervoor beroep op externen. Bovendien geeft het werken met
externe partners bij selectieactiviteiten blijk van objectiviteit in het proces.
7. Operationele en financiële flexibiliteit. Een vaak gehoorde reden om met externe partners samen te werken is
wanneer er een tijdelijke toename is in het rekruteringsvolume en men het R&S-personeel niet op lange termijn wil
uitbreiden. Het kan een te grote kost zijn om fulltime iemand op rekrutering en selectie te zetten, vooral indien het
aantal aanwervingen per jaar beperkt is. Om die reden is het vaak zo dat bij KMO’s de bedrijfsleider zelf instaat voor
de aanwerving, in samenwerking met een externe partner. Het gaat hier vooral om capaciteitsmanagement: werft
men medewerkers extra aan met het risico dat er overcapaciteit zal zijn in rustige tijden of vult men bij pieken de
ploeg aan door externe medewerkers.
8. Snelheid. Wanneer men snel talenten moet vinden en moet aanwerven omdat de business dit vraagt, doet men
dikwijls beroep op externe partners. Een HR-manager van een groeiend technologiebedrijf stelt het als volgt:
“We hebben dit uitsluitend met partners gedaan, in België en andere landen. Het moest ook allemaal erg snel
gaan, mensen hadden we gisteren nodig, bij wijze van spreken.”
Insourcen
1. Expertise. Bepaalde bedrijven gaan net insourcen om ervoor te zorgen dat ze de expertise in-house bezitten. Vooral
met betrekking tot kennis van de business vinden interne R&S-medewerkers het moeilijk om te werken met externe
partners. Daarnaast is een trend dat bedrijven meer expertise intern willen en er hierdoor voor kiezen om enkel
bepaalde activiteiten van het R&S proces uit te besteden in plaats van het volledige proces.
2. Efficiëntie. Bepaalde bedrijven halen aan dat het voor hen efficiënter is om het proces in-house te houden. In vele
gevallen heeft dit te maken met het applicant tracking systeem dat het proces volledig stroomlijnt. Een HR-manager
stelt het als volgt:
“Het R&S proces loopt zodanig geautomatiseerd dat de efficiëntiewinst bij outsourcing beperkt is behalve bij grote
volume opdrachten.”
3. Knelpuntberoepen. Het kan net moeilijker zijn voor externe bureaus om mensen met erg specifieke vaardigheden te
vinden, gezien hiervoor veel kennis nodig is rond die specifieke functie en bijhorende processen. Dit is afhankelijk
van het type sector waarin men werkt:
25
“Het is een kleine sector, dus ik denk dat het voor ons soms makkelijker is om zelf iemand aan te spreken dan dat
een headhunter dit voor ons doet.”
4. Kostprijs. De hoge kostprijs kan organisaties verhinderen om met externe partners samen te werken. De druk naar
kostenreductie werkt dit in de hand, alsook het feit dat de aankoopdienst meer en meer mee aan tafel zit bij
onderhandelingen. Dit zet sommige bedrijven aan om de uitbestedingsrelatie te herevalueren en eventueel terug te
gaan insourcen:
“Toen we kozen om meer intern te gaan doen, hebben we geen weerstand ondervonden van ons management,
integendeel. Onze CEO had maar één objectief en dat was kostenreductie voor R&S, dus toen ik kon aantonen dat
het voor onze organisatie veel goedkoper was om één fulltime bij aan te werven, was het geen probleem.”
5. Visibiliteit. Een drempel om te outsourcen is vaak doordat een externe partij het bedrijfsimago minder naar voren
brengt. Sommige organisaties verkiezen de arbeidsmarkt om die reden te benaderen onder eigen naam.
6. Verlies van controle. Sommigen willen het proces niet graag afstaan omwille van het gevoel dat men de controle
over het proces verliest. Het gebrek aan zichtbaarheid op eventuele knelpunten of de verrichte dienstverlening is
dan een argument.
7. Strategische positionering. Enkele HR-managers stellen dat het veel gelobby vraagt om zich te positioneren op een
plaats waar HR gehoord wordt in de organisatie. Indien men dan met interne mensen werkt, biedt dit een voordeel.
Wanneer R&S zelf een erg belangrijke strategische waarde heeft voor het bedrijf houdt men de kerntaken van het
R&S-proces liefst in-house.
8. Authenticiteit. HR-managers hebben het gevoel dat interne R&S-medewerkers authentieker overkomen en meer
overtuigingskracht hebben. Via het R&S-proces kan men immers de bedrijfswaarden uitdragen naar kandidaten toe.
Uit bovenstaande stellen we vast dat er verschillende voor- en nadelen verbonden zijn aan R&S-outsourcing waar
praktijkmensen soms een erg uitgesproken mening over hebben. Hierbij formuleren we twee beschouwingen.
 Welke factoren doorslaggevend zijn, hangt af van de bedrijfsstrategie. Zo zal de kostprijs en financiële flexibiliteit bij
organisaties met een hoge kostendruk een zwaarder gewicht krijgen dan bij organisaties die opereren in een
stabiele omgeving. Maar deze kostendruk op zich, bepaalt niet de keuze of men het ‘zelf doet’ of uitbesteedt en
45
deze bevinding is in lijn met voorgaande studies.
 Vanuit beide perspectieven merken we dat dezelfde factoren terugkomen, maar ze worden op een andere manier
geïnterpreteerd. Zo zijn efficiëntie en expertise belangrijke factoren om te insourcen, maar in andere gevallen zijn
dit net redenen om uit te besteden. Bijvoorbeeld, een groot bedrijf kan het efficiënter vinden om intern via een
shared service center de R&S-activiteiten te stroomlijnen, of kan het efficiënter vinden om dit uit te besteden.
Waarop baseert men dan de make-or-buy beslissing? Naar ons aanvoelen is dit voornamelijk op basis van de
bedrijfscultuur, de ervaring die men reeds heeft met outsourcen en vaak ook het type functie. In de praktijk blijkt de
outsourcingsbeslissing nog niet zozeer ingebed in een doordachte strategie.
Bovendien geeft de vraag of men al dan niet met externe partners werkt, nog geen volledig beeld. Organisaties
besteden vaak niet het volledige proces uit, maar opteren om voor een bepaalde taak of taken met een of meerdere
externe partners samen te werken. Dit betekent dat men pas een accuraat beeld van outsourcing krijgt, wanneer men
46
ook in de diepte bestudeert welke activiteiten men uitbesteedt. Bovendien kan men, afhankelijk van de functiegroep,
bepaalde activiteiten tegelijkertijd in-house en extern organiseren. Vanuit die visie is de make-or-buy beslissing bij R&S
niet zozeer een alles-of-niets verhaal, maar is er nog heel wat tussen ‘zelf maken’ en ‘laten doen’.
26
Wat uitbesteden?
Niet alle R&S-activiteiten worden uitbesteed. Bepaalde R&S-activiteiten zijn meer strategisch voor een bedrijf dan
47
andere en deze strategische activiteiten worden vaker intern gehouden, bijvoorbeeld de finale selectiebeslissing.
Minder strategische, transactionele activiteiten zijn daarentegen veelal niet uniek voor een organisatie, kunnen
48
makkelijk gestandardiseerd worden en kunnen door verschillende organisaties worden uitgevoerd. Zo wordt het
adverteren en het managen van de CV’s vaak in samenwerking met een externe partner gedaan. Deze activiteiten zijn
eerder administratief en het is minder waarschijnlijk dat ze bijdragen aan de strategische waarde van een organisatie.
Waarvoor men op een externe partner nog zoal beroep doet, bespreken we hieronder:
1. Vastleggen rekruteringsobjectieven. We merken dat bedrijven sowieso de workforce planning zelf in handen
nemen. Wat betreft de opmaak van het R&S-proces en de functie-analyse doet men intern een aanzet, en kan het
zijn dat externe R&S-deskundigen dit verder verfijnen. Door de toenemende schaarste is dit bovendien een domein
waar men naar de toekomst toe meer input verwacht van partners (cf. tendens: nood aan een labour market
maker).
“Een toegevoegde waarde van een bureau is dat zij die doelgroep niet alleen weten zitten, of kunnen bereiken,
maar dat ze die markt ook echt kennen: hoeveel verdienen IT-ers vandaag? Zij kennen de inhoudelijke
programma’s. Iemand komt bijvoorbeeld bij ons appliceren en zegt dat hij ons IT-programma niet kent, maar
wel een ander. Wij kunnen dan niet inschatten of dat toch voldoende zou kunnen zijn of niet. Die bureaus
weten: als die man dat programma kent, dan zal hij ook dat ander zonder probleem kunnen aanleren…”
2. Rekruteren. Middelgrote tot grote bedrijven zijn op zoek naar een partner die kan helpen met een mediastrategie
om knelpuntberoepen aan te trekken. Het gaat vooral om het bereiken van kandidaten waar men voordeel heeft
bij de visibiliteit die een externe partner hen kan bieden en hun kennis van wervingsactiviteiten.
"Ik wil de recruiters graag laten searchen: zelf actief de sourcing in handen laten nemen, maar ik heb het er
moeilijk mee om ze zo ver te krijgen… Als je daar een aantal freelancers in hebt, dan krijg je wel een groot
verschil, omdat zij daar veel ervaring in hebben.”
3. Selectie. Het kan zijn dat organisaties een beroep doen op externen omwille van hun expertise in
selectietechnieken. Veelal is dit functie-afhankelijk, vooral expert- of managementfuncties worden uitbesteed. Het
gaat hier meestal niet om schaarse functies, maar om functies waar men keuzevrijheid heeft tussen verschillende
profielen. Bovendien merken we dat de vraag naar development centers in stijgende lijn is.
“Voor selecties doen we alles zelf, ook de cv-screening omdat de informatie die je van kandidaten bekomt dermate
waardevol is. Natuurlijk voor hoge posten is dit proces wat anders, de cv-screening gebeurt intern, maar het
assessment gebeurt via een extern kantoor. Dit is erg specifieke expertise die we zelf niet in-house hebben.”
4. On-boarding. On-boarding wordt vaak nog niet als een factor gezien die mee het succes van een aanwerving kan
bepalen en wordt telkens in-house georganiseerd. We zien dat bepaalde partners van hun kant reeds
opvolgingsgesprekken met de kandidaat aanbieden.
Daarnaast kan het ook zijn dat men niet enkel diensten uitbesteed, maar ook menselijk kapitaal op zich. Hierbij doet
men beroep op interimkrachten, vooral voor uitvoerende functies. Meer en meer ziet men dit als een bufferperiode
vooraleer men de kandidaat een vast contract aanbiedt.
Hoe uitbesteden?
Afgezien van de vraag wat men uitbesteedt, gaat ook meer en meer aandacht naar hoe men uitbesteedt. Organisaties
kunnen immers een keuze maken tussen verschillende uitbestedingsrelaties. Een contractuele regeling gebruikt men
veelal voor bepaalde taken of eenmalige activiteiten. Een partnership houdt in dat de externe partner
27
verantwoordelijkheid krijgt over een bepaald domein, vaak gaat het om diensten op maat. Hieronder bespreken we
deze twee relatievormen meer in detail.
1. Grote bedrijven, vaak binnen industriële sectoren, werken voor R&S-diensten veelal samen met verschillende
partners. Het gaat hier vaak om punt-oplossingen, waarbij een bepaalde partner instaat voor een specifieke taak via
een contractuele regeling. In vele gevallen wordt dit contract samen met de aankoopafdeling onderhandeld. Een
moeilijkheid is echter het coördineren van de diverse partners en vaak krijgen lokale R&S-medewerkers niet genoeg
inspraak. Enkelen geven bovendien aan dat sterke prijsonderhandelingen ten koste kunnen gaan van de kwaliteit en
van het aantal externe medewerkers die bij de opdracht betrokken zijn.
Een andere bevinding is dat binnen een contractuele regeling vaker via ‘no cure no pay’ wordt gewerkt voor
rekruteringsopdrachten. Hiermee wordt bedoeld dat een dienstverlener slechts wordt betaald als hij de dienst tot
een goed einde heeft gebracht. Bij ‘no cure no pay’ is sprake van een resultaatverplichting, waarbij men veel
flexibiliteit verwacht van één of meerdere partners. Hoe ze tot een bepaalde output komen, wordt in mindere mate
opgevolgd. Hierbij geven bedrijven ook vaak geen exclusiviteit aan partners. Maar er bestaan twijfels of deze manier
van werken tot de beste resultaten leidt:
“De reden waarom ik exclusiviteit geef is omdat ik vind dat je diegene die uiteindelijk ‘the one’ vindt, die
resultaat oplevert, ook moet kunnen belonen. Ik vind dat deontologisch maar correct zo. Al die bureaus laten
werken maar ze hebben er dan niets aan, dat vind ik voor hen niet fair. Ik wil volledig vertrouwen hebben in
mijn partner.”
2. Daarnaast leeft een groeiende vraag bij middelgrote tot grote bedrijven naar een generalistische partner waar
bedrijven met verschillende vragen terecht kunnen (cf. one-stop shopping). Deze partner werkt zich zoveel mogelijk
in in de bedrijfscultuur en kan uitgroeien tot een preferred supplier van het bedrijf. Ook wordt meer en meer met
in-house contractors gewerkt die samenwerken met interne medewerkers in een team en die soms
teamvergaderingen volgen. Kandidaten weten meestal niet dat de R&S-deskundige geen medewerker van het
bedrijf is. Deze HR-manager geeft weer hoe dit in zijn bedrijf werkt:
“Outsourcen heeft bij ons betrekking op het volledige proces. We werken met één partner samen en in principe
wordt de partner bij alle fases betrokken, ook vanaf het begin bij de forecasting. Deze partner zit bij ons fysiek inhouse en is multi-inzetbaar.”
Voor een diepe en frequente R&S-outsourcing toont onderzoek aan dat gedeelde waarden tussen de R&S-provider en
49
een organisatie cruciaal zijn. Welke factoren nog belangrijk zijn voor organisaties in het kiezen van een partner,
bespreken we hieronder.
Aan wie uitbesteden?
Er bestaan verschillende leveranciers die tegemoet komen aan verschillende vragen van bedrijven. Hoe dan ook is een
belangrijke voorwaarde om een outsourcingsrelatie te doen slagen, het kiezen van een geschikte partner. Hieronder
sommen we op welke factoren deze keuze sturen.
1. Cultuurfit. Gedeelde waarden blijken cruciaal te zijn voor het bekomen van een cultuurfit. Een cultuurfit leidt ertoe
dat er vertrouwen is tussen een bedrijf en de externe partner. Bovendien zijn naast de interorganisatie-relaties ook
de interpersoonlijke relaties erg belangrijk, en soms belangrijker. Het contact met de consultant is bepalend, vaak
zelfs los van de organisaties waarvoor ze werken. Idealiter is er dus sprake van een fit tussen de betrokken
organisaties en een fit tussen de contactpersonen onderling. Zo schetst ook deze HR-manager:
“In 2005 en 2010 is er een tender geweest om met een preferred suplier te werken, er werden een heleboel
consultants gezien. Een van de voorwaarden is in welke mate de consultant de cultuur van de organisatie aanvoelt,
bijvoorbeeld het belang dat wij hechten aan teamspirit.”
28
2. Heldere visie. Anderzijds halen bedrijven aan dat de keuze van een partner ook afhangt van de ‘unique selling
proposition’ van die partner. Wat maakt dat zij verschillen van alle andere providers op de markt? Je voelt dat
partners met een duidelijke USP die hen op een gestructureerde manier en niet door middel van lukrake
telefoontjes benaderen, voordeel halen.
3. Geografische scope. KMO’s verkiezen partners die lokaal gevestigd zijn. Langs de andere kant hebben multinationals
veelal als criterium dat de partner waar ze mee samenwerken hen in alle landen moet kunnen servicen.
4. Kost. De kostprijs van een bepaalde partner speelt een belangrijke rol om al dan niet met het bureau in zee te gaan.
Bovendien leeft de vraag naar meer transparantie in de kostberekening, zoals deze HR-manager aangeeft:
“Van externe partners heb ik graag dat ze mij exact tonen hoe hun prijsberekening in elkaar zit. Nu is het vaak zo
dat de kostprijs mij niet volledig duidelijk is, of we het nu zelf doen of aan een extern bureau geven.”
5. Reputatie. Bij het kiezen van een externe partner geven R&S-medewerkers die zelf deze keuze kunnen maken aan
dat ze specifiek referenties opvragen van bureaus en individuele consultants. Vaak is de reputatie van een partner
een factor die doorweegt in de beslissing om tot samenwerking over te gaan:
“Mijn keuze laat ik bepalen door mijn breed netwerk. Voordat ik een keuze maak ga ik dikwijls via aanbevelingen
te werk, niet bijvoorbeeld via internet.”
Managen van de uitbestedingsrelatie
Nadat duidelijk is welke taken men aan een bepaalde partner wil uitbesteden, is het belangrijk dat bedrijven intern een
contactpersoon hebben die de relatie met de externe provider managet. Dit is cruciaal om de relatie te doen slagen en
de ROI te maximaliseren, maar wordt vaak over het hoofd gezien. Indien de relatie niet voldoende gemanaged wordt,
kan het zijn dat de externe partner niet over voldoende informatie beschikt om de relatie te doen slagen.
Hierbij gaat het om een tweewegs-proces: van de ene kant is het belangrijk dat externe R&S-medewerkers voldoende
investeren in het leren kennen van de business. Voor externe R&S-providers is het soms moeilijk om lijn- en
topmanagers te confronteren met bepaalde feedback die ze via kandidaten ontvangen of met moeilijkheden die ze in
het proces ervaren, zo geeft ook deze R&S-provider weer:
“Communicatie met de klant is het cruciale element! Als het goed gaat voor een search is er sowieso veel
communicatie. Het moeilijke is om ook te communiceren als je geen goeie kandidaten vindt, of als je goeie
kandidaten hebt, maar die niet voor dat bedrijf willen werken. Tja, dan moeten wij wel eerlijke feedback kunnen
geven naar onze klant en dat is niet altijd gemakkelijk. Een goeie HR begrijpt dat vaak wel. Maar zij zeggen dan: ik
weet het, maar mijn management is niet overtuigd. Wij helpen hen dan een boodschap over te brengen naar hun
management. Wij kunnen vanuit onze rol een credibele boodschap overbrengen naar het management.”
Langs de andere kant moeten bedrijven zich voldoende openstellen zodat externe R&S-deskundigen een inschatting
van het benodigde profiel kunnen maken. Hierbij geven R&S-providers aan dat ze momenteel niet steeds als een
verlengstuk van de organisatie worden gezien en dat er vaak onvoldoende geïnvesteerd wordt in intakegesprekken. Een
HR-manager die hier gericht op inspeelt, zegt het zo:
“We hebben bewust gekozen om te starten met een workshop om te zoeken wat een selectiepartner voor ons kan
betekenen. Als we extern gaan, dan is niet de kost het eerste criterium, we zijn vooral op zoek naar een bepaalde
competentie. We weten vooraf dat we nog zullen moeten werken aan die relatie, maar als er een klik is met de
waarden en de cultuur van de partner gaan we ermee door. Nadat de keuze gemaakt is, laat ik ze naar hier komen,
ze mogen met mij spreken, met lijnmanagers, zodat ze goed weten wat we zoeken en ons beter leren kennen.
Daardoor heb ik meer vertrouwen in de kandidaten die ze voorstellen.”
29
Evalueren van de uitbestedingsrelatie
Vanuit de literatuur raadt men aan om via realistische, haalbare en meetbare indicatoren de outsourcingsrelatie op te
volgen en te evalueren. In de praktijk gebeurt dit zelden (zie ook hoofdstuk 4). Bovendien is deze evaluatie iets waar
bedrijven reeds van aan de start van een uitbestedingsproces rekening moeten mee houden: als een bedrijf een goede
ROI wil, moet ze duidelijke verbeteringsobjectieven definiëren. Dit staat ook omvat in een gekende definitie van
outsourcing: “The delegation of one or more business processes to an external provider who then owns, manages, and
50
administers the selected processes based on defined and measurable performance metrics”.
In de praktijk gaan veel bedrijven over tot outsourcing zonder eerst een duidelijk beeld te hebben van wat ze
51
verwachten. Veelal volgen bedrijven de prestaties van het R&S-proces niet op, of dit nu intern of extern plaatsvindt.
Meestal kan men moeilijk omschrijven wanneer R&S slaagt of faalt en is dit vooral gebaseerd op een ‘buikgevoel’.
Maar, zolang niet duidelijk is welke succesfactoren voor een bedrijf cruciaal zijn en hoe men deze succesfactoren kan
meten, blijven alle beslissingen die men neemt (beredeneerde) gokken. En kan men dus niet evalueren of de relatie
klant-provider tot goede resultaten leidt.
3. Tendensen
Het aantrekken en behouden van waardevol talent is de dag van vandaag een zaak die op de agenda van zowat alle
bedrijfsleiders staat. Hoewel rekrutering vroeger op een ‘as-needed’ basis gebeurde, is het vandaag in vele bedrijven
een aanhoudend proces. Met als gevolg dat nieuwe competenties en benaderingen zich opdringen, zoals het
52
versnellen van werving- en selectiecycli en het permanent assessment van personeel. De R&S-functie is met andere
woorden in volle evolutie. In het verleden waren de taken van recruiters vaker transactioneel: het plaatsen van een
advertentie en dan de cv’s screenen. Nu is de invulling van de rekruteringsfunctie meer relationeel (tendens 1).
Bovendien staan kandidaten, immers ook actoren in het proces, niet langer te wachten aan de deurdrempel, maar
worden ze meer en meer als klant beschouwd (tendens 2 en 3). Tenslotte beïnvloedt deze groeiende strategische
invulling ook de rol van andere actoren in het R&S-proces (tendens 4) en kan dit een invloed hebben op het al dan niet
outsourcen van R&S (Tendens 5).
Tendens 1: Van transactioneel naar relationeel rekruteren
De voorbije 30 jaar betekende een shift voor het rekruteringsdomein. Klassiek was rekrutering geassocieerd met het
meer administratief plaatsen van advertenties en verwerken van kandidaturen. Door het toenemende
rekruteringsbelang en de opkomst van social media ligt de focus nu niet langer op deze transactionele activiteiten.
Meer en meer gaat het om het bouwen van een relatie, ook met mensen die niet actief naar een job op zoek zijn.
Vanuit deze visie worden marketinginzichten ook vaker toegepast in R&S, denk onder andere aan branding of het
segmenteren van werknemersgroepen. Kandidaten en potentiële kandidaten worden meer en meer als klant
behandeld en via een persoonlijke boodschap op maat benaderd. Deze tendens vinden we overigens ook terug als
belangrijke ‘shift’ in het boek van Lynda Gratton: de shift van een ‘geïsoleerde concurrent naar een innovatieve
53
connector’.
In de praktijk zijn rekruteringsprofielen nog niet steeds afgestemd op deze shift. Vaak verkiezen corporate recruiters
vooral om bestaande relaties te cultiveren (‘farming’). HR-managers ervaren dat hun recruiters niet graag searchen,
maar door de toename van relationeel rekruteren, groeit de nood aan mensen die proactief nieuwe relaties kunnen
aanknopen.
30
Tendens 2: Van kandidaat naar klant
Door de komst van het internet zijn kandidaten veel beter geïnformeerd dan vroeger en hebben ze toegang tot
informatie die eerder niet voor hen toegankelijk was. Bovendien worden kennis en competenties steeds meer een
schaars product. Door deze evoluties verandert het contact tussen een organisatie en potentiële medewerker, wat
54
maakt dat de macht voor een deel is verschoven naar de kandidaat. Via de candidate experience kan men hier gericht
op inspelen: is de recruiter op tijd en hoe breekt hij/zij het ijs? Wordt er achteraf feedback gegeven aan de kandidaat
en krijgt hij/zij überhaupt respons? Hoe deze HR-manager hierop inspeelt:
“Mijn mensen namen vroeger de telefoon op en zeiden: ‘je mag volgende week op gesprek komen’. Ik wil dat ze nu
zeggen: ‘tof dat je je CV hebt gestuurd kom eens af’.”
Een belangrijk hulpmiddel hierbij is bovendien automatisatie die meer en meer als ‘candidate relationship
management’-tool wordt aangewend. Cruciaal voor de candidate experience is immers dat alle kandidaten tijdig
respons krijgen. Bovendien kunnen R&S-medewerkers kandidaten terug contacteren na enkele jaren of kunnen
jobstudenten en stagiairs opgevolgd worden. Dit betekent een stap vooruit tegenover hoe het vroeger ging:
“Vroeger ging dat CV daarna naar de lijnverantwoordelijke. En die moest een sollicitatieformulier voorstellen. Dat
ging dan terug naar de kandidaat die dat moest invullen. Dat was eigenlijk overkill voor de kandidaat”.
“Vandaag de dag moet je via de pc-tools proberen om mogelijke kandidaten echt het gevoel te geven van bij ons te
werken. Dan kun je de kandidaat echt al kennis laten maken met de waarden van het bedrijf, bvb. respect.”
Tendens 3 : Naar een nieuwe generatie op de werkvloer
Bovenop de vorige trend komt de specifieke uitdaging die R&S-deskundigen ervaren ten aanzien van generatie Y. In de
praktijk merken HR professionals dat deze werknemers meer flexibiliteit, betekenisvolle jobs, professionele vrijheid,
hogere beloningen en een meer evenwichtige work-life balans vragen. Wanneer ze het gevoel van voldoening en
55
plezier in hun werk verliezen, kan generatie Y bovendien vrij snel beslissen om te vertrekken. Ook praktijkmensen
merken op dat jobhopping echt iets van deze tijd is. Kandidaten zien volgens hen hun professionele carrière als een
aaneenschakeling van hoofdstukken van twee tot drie jaar zodat bedrijven hoog verloop riskeren als de verwachtingen
van deze generatie niet worden ingelost. Deze R&S-deskundige schetst zijn ervaringen met generatie Y:
“Wat mij opvalt is de toename van assertiviteit in de vragen die ze stellen. Een voorbeeld is: hoe zit dat hier met het
verlof? Flexibiliteit in uren? Loon en extraatjes? Niet enkel de assertiviteit is toegenomen, maar ook de nonchalance.
Men is minder voorbereid, niet op tijd, enz. Op een sollicitatie ga ik ervan uit dat je jezelf moet verkopen. En
sommigen doen hier zelfs de moeite niet meer voor, ze verwachten dat enkel wij ons als bedrijf aan hen verkopen.”
Maar, ondanks deze negatieve percepties, kan men het ook zien als een opportuniteit voor R&S. Zij zijn de link tussen
het bedrijf en de kandidaten en kunnen via een aanpak op maat de noden van deze nieuwe generatie stroomlijnen. Zo
kunnen rekruteringsconsultants hierop inspelen via het managen van de carrièreverwachtingen van kandidaten en
helpen in het ontwikkelen van hun carrièrepad. Ook op vlak van de R&S-tools die ze hanteren en hoe ze hun Employer
Brand in de markt brengen, kunnen ze hierop anticiperen. Enkele R&S-deskundigen geven tips mee:
“Je ziet veel meer mensen die switchen binnen hun bedrijf. Jongeren willen geen 20 jaar meer zelfde job doen.
Als je wil dat ze binnen het bedrijf blijven, ga je ze moeten kansen geven om te switchen.”
31
“Work-life balance is zeer belangrijk vandaag. In ons bedrijf hebben we een systeem van thuiswerken
uitgewerkt. Je kan drie dagen per week thuis werken en twee dagen op kantoor. We adverteren en
communiceren dat deze optie bestaat om ook jonge mensen aan te trekken.”
Tendens 4: Naar meer Management Self-Service
Vanuit de literatuur merken we een tendens naar het in handen nemen van HR-processen door de lijn. Management
Self Service past binnen de algemene evolutie van HR waar lijnmanagers meer verantwoordelijkheden krijgen
toebedeeld. In de praktijk merken we dat hierrond verschillende visies bestaan. Sommige HR-managers nuanceren:
“HR moet de business zoveel mogelijk uit handen nemen, zodat zij kunnen focussen op hun kerntaken, en HR zoekt
naar mensen met het juiste profiel en de juiste ervaringen. Wanneer het om een specifieke profiel gaat, kan het
aangewezen zijn om de lijn vroeger te betrekken. Maar wanneer je ervaren mensen hebt bij HR, kan je die stap
overslaan, is dat niet nodig.”
In enkele gevallen is Management Self Service vandaag wel al een realiteit, al dan niet aangewakkerd door bepaalde
veranderingen in de omgeving en is het vaak een tactiek van organisaties om de kosten van het proces beter te
beheren:
“Naar de toekomst toe zal er bij de manager meer self-service aan te pas komen, bijvoorbeeld het zelf openen van
een aanvraag, en er zal een budget binnen het kostcenter van de manager terechtkomen. Dit zal voor een stukje
toch leiden tot meer bewustwording van kosten”.
Vaak streeft men dus meer en meer naar een co-ownership waar R&S samen met de lijn het proces tot een goed einde
brengt. Wat hierbij het effect zal zijn op het werken met externe partners is nog niet volledig duidelijk. Op zich toont
onderzoek dat het overdragen van HR-activiteiten naar de lijn een positieve relatie vertoont met uitbesteding, omdat
56
het interne R&S-medewerkers net meer tijd geeft om aan meer strategische activiteiten te werken.
Tendens 5: Differentiëren aan de hand van werknemerssegmenten.
In de academische R&S-literatuur wordt veel aandacht besteed aan het indelen van het personeelsbestand op basis van
57
strategisch belang van verschillende werknemersgroepen. Een model dat hierbij veel geciteerd wordt, is het
Workforce Architecture Model van Lepak en Snell (zie Tabel 1). Zij ontwikkelden een classificatie op basis van de
strategische waarde en uniciteit van werknemersgroepen. Hierbij bekomen ze een schema dat bestaat uit vier
kwadranten die elk gekoppeld zijn aan verschillende strategische rollen.
Gezien de vier werknemerssegmenten diverse strategische rollen hebben, argumenteren ze dat een verschillende
aanwervingsstrategie vereist is voor de verschillende werknemersgroepen. Bovendien kan dit raamwerk duidelijkheid
bieden of het al dan niet een goed idee is om R&S binnen een bepaalde context uit te besteden. Een vraag die men zich
bijvoorbeeld kan stellen: in welk kwadrant bevindt de R&S-functie zich binnen mijn bedrijf? Hieronder geven we een
voorbeeld.
R&S kan een strategische rol hebben. In dit geval zal men vooral transactionele activiteiten uitbesteden en zoveel
mogelijk unieke R&S-expertise intern ontwikkelen. In volgend bedrijf is dit het geval:
“Wij zijn een service-bedrijf, dus dat betekent dat onze omzet volledig gebaseerd is op het aantal mensen dat wij
tewerkstellen bij klanten. Het gaat om consultants die wij detacheren bij de klanten. Deze consultants zijn onze
core business, vandaar dat rekruteren en selecteren ook onze core business is.”
32
Daarnaast kan het zijn dat R&S als vereiste rol aanzien wordt, waarbij men vooral op basis van een collaboratieve
strategie, gericht op het delen van informatie en het opbouwen van vertrouwen, met externe partners samenwerkt. Of
het is mogelijk dat men niet-unieke R&S-taken uitbesteedt, met vooral een focus op de contractuele regeling. Het
model moedigt met andere woorden aan dat bedrijven in plaats van het zich richten op financiële criteria, meer
strategische criteria in rekening moeten brengen wanneer ze beslissingen over R&S maken.
hoge uniciteit
Vereiste rol
partnerships aangaan
investeren in de relatie
evaluatie obv resultaat
collaboratieve strategie
Strategische rol
persoonlijke fit met bedrijf
focus op training
lange termijn relatie
niet beschikbaar in markt
strategie obv betrokkenheid
Lage uniciteit
Tabel 1: Workforce Architecture model (Lepak & Snell, 2002)
Niet-kernrol
contractuele werkmodus
nadruk op regels en procedures
gestandardiseerd werk
strategie obv compliance
Kernrol
technische fit
onmiddellijke bijdrage
beschikbaar in markt
productiviteitsstrategie
lage strategische waarde
hoge strategische waarde
4. Nabeschouwing
In dit hoofdstuk gaven we weer wie zoal als actor in het R&S-proces optreedt en wat hun rol binnen dit proces is. Zo
zien we dat het mogelijk is dat in bedrijven geen R&S-professional aanwezig is. Het kan zijn dat HR-generalisten R&Staken opnemen, of er kunnen gespecialiseerde R&S-deskundigen aanwezig zijn. Maar veelal is het zo dat, hoewel het
proces erg omvangrijk is, het aantal personen dat betrokken is bij R&S-opdrachten eerder beperkt is.
Ook om die reden blijkt het inhuren van competenties of zelf in dienst nemen van competenties een vraag waar men in
de praktijk wakker van ligt. Hieronder geven we visueel weer wat zoal als factoren aan bod kwamen om al dan niet te
outsourcen (zie Tabel 2). Deze factoren delen we ook op, afhankelijk van of men het R&S-proces vooral als kost of
eerder als investering opvat.
33
Tabel 2: Visie op in- of outsourcen van het R&S-proces
Insourcen
Authenticiteit
Efficiëntie
Expertise
Kostprijs
Controle over het
proces
Knelpuntberoepen
Strategische
positionering
Kost
Investering
Operationele en
financiële
flexibiliteit
Expertise
Focus op
kernactiviteiten
Efficiëntie
Visibiliteit
Snelheid
Knelpuntberoepen
Outsourcen
Factoren die men opnoemt passen dus ofwel eerder in een kost- ofwel eerder in een investeringsbenadering,
afhankelijk van de bedrijfsstrategie en gelinkt aan de strategische kijk van organisaties op R&S. In een bedrijf met een
hoge focus op kosten en waar R&S-activiteiten weinig strategische waarde hebben, zal men vooral kijken naar
efficiëntie-maatstaven (cf. transactiekostenbenadering). Wanneer R&S strategisch belangrijk is voor een bedrijf zijn de
factoren waar men vooral op let meer gericht op het toevoegen van waarde via unieke competenties (cf. resourcebased view). Dit hangt ook samen met het kiezen van vooral contractuele uitbestedingsrelaties of partnerships. Maar
de benadering die men heeft zal op zich de uitbestedingsgraad weinig beïnvloeden. Voorgaand onderzoek wijst aan dat
bij een hoger gepercipieerde strategische waarde van HR, meer geoutsourcet wordt, dus het is mogelijk dat een
58
investeringsbenadering voor beide partijen tot een win-winsituatie leidt.
Bovendien merken we dat de factoren om de make-or-buy beslissing te maken, vanuit beide oogpunten vrij gelijkaardig
zijn. En, zoals we aanhaalden, zien we vooral een link met de bedrijfscultuur en de ervaringen die organisaties hebben
met uitbesteding. Het gaan van in- naar outsourcen of omgekeerd gaat met andere woorden vaak samen met een
cultuurverandering. Dit betekent dat externe partners baat hebben bij het inzetten op authenticiteit en het cultiveren
van warme klantenrelaties. Ook een transparante communicatie en kostprijsberekening wordt gewaardeerd, zodat
klanten minder het gevoel hebben de controle over het proces te verliezen. Via een partnership tussen interne en
externe R&S-medewerkers kan de provider tenslotte helpen om de strategische positie van R&S in de organisatie te
consolideren. Een aanpak op maat van de klant zal hierbij cruciaal zijn: “How can we serve you?”.
Daarnaast merken we dat organisaties, als ze kiezen voor uitbesteding, deze relatie niet systematisch evalueren. Dit is
in lijn met de observatie dat de aandacht voor evaluatie van het interne proces vaak ook ontbreekt. Een service level
agreement met duidelijke en haalbare indicatoren kan hier een oplossing bieden, zoals ook uit hoofdstuk 4 zal blijken.
Tenslotte eindigen we dit hoofdstuk met de kernideeën, gelinkt aan opkomende tendensen.
34
Tendensen
Van transactioneel naar relationeel rekruteren
Van kandidaat naar klant
Naar een nieuwe generatie op de werkvloer
Naar meer Management Self-Service
Differentiëren van werknemerssegmenten
Kernideeën
De focus ligt meer op transformationele activiteiten
Ook marketinginzichten worden toegepast
Nieuwe functies ontstaan die inspelen op nieuwe kanalen
Kandidaten zijn beter geïnformeerd dan vroeger
Kennis en competenties worden een schaars product
Jongeren zijn assertiever en stellen erg gerichte vragen
Managen van de carrièreverwachtingen
Anticiperen op de verwachtingen via nieuwe R&S-tools
Aanpak op maat van generatie Y
Meer internaliseren en externaliseren van het R&S-proces
Manier om kosten beter te beheren
Co-ownership tussen R&S en de lijn
R&S kan een verschillende strategische waarde hebben
Een aanwervingsstrategie doet zich voor per rol
Heeft impact op het aangaan van partnerships
35
III. WAT ZIJN JE KOSTENDRIJVERS EN SUCCESFACTOREN?
1. Wat de literatuur ons leert…
Het identificeren en verwerven van talent is een van de meest belangrijke processen in HR. En, hoewel veel organisaties
erkennen dat talent essentieel is voor het bekomen van een competitief voordeel ligt de nadruk steeds meer op het
realiseren van tastbare korte-termijnresultaten. Met als gevolg dat ook R&S medewerkers steeds meer worden
aangesproken op hun verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan de organisatiedoelstellingen en -prestatie.
Maar hoe deze toegevoegde waarde bepaald kan worden is niet altijd duidelijk.
Vooraleer we ingaan op het evalueren van het R&S-proces (zie hoofdstuk 4), schetsen we hieronder enerzijds de
kostendrijvers, die voornamelijk de efficiëntie van het R&S-proces belichten. Daarna kijken we naar de HR balanced
scorecard, die bovenop de efficiëntie ook de effectiviteit van het proces nagaat en de impact van het proces op de
organisatie-doelstellingen en -prestaties.
1.1.
Kostendrijvers
59
Bedrijven hebben meestal een beeld van het R&S-budget, maar hebben minder een zicht op de specifieke kosten. Een
analyse van deze kosten past binnen de ‘Human Resource Accounting’-benadering die stelt dat het personeel een
bepaalde waarde vertegenwoordigt die te vergelijken is met die van kapitaalgoederen en grondstoffen. Volgens deze
benadering is het cruciaal om zicht te krijgen op de kosten die samengaan met het aanwerven van nieuwe
medewerkers, zodat deze kosten beheerd en gemonitord kunnen worden.
Meer concreet, een model dat men binnen deze HRA-benadering hanteert om de kosten van het R&S-proces in kaart te
brengen is het ‘Human Resource Replacement Costs’-model. Volgens dit model bestaat de kost om een werknemer aan
te werven uit volgende drie delen: acquisitiekosten (rekruteren, selecteren, aanwerven, plaatsen), opleidingskosten
(formele training en oriëntatie, on-the-job leren) en eventuele separatiekosten (opzegvergoeding, efficiëntieverlies,
60
kost van open vacature).
Binnen deze drie onderdelen kan men in een eerste stap alle activiteiten oplijsten en de bijhorende kosten en
kostendrijvers in kaart brengen. Per activiteit kunnen vervolgens in een tweede stap de verschillende soorten kosten
61
gedefinieerd worden: de personeelskost, de kost van materiaal en de kost van diensten. De personeelskost is de
62
vertaling van de tijd die door de medewerkers in de activiteit geïnvesteerd wordt. Voorbeelden van materiaalkost zijn
kosten van pen en papier testen, infrastructuur… Onder de kost van diensten tenslotte verstaat men de kost van
diensten geleverd door externen. Als derde stap is het belangrijk dat naast de directe ook de indirecte kosten
63
toegewezen worden per type kost:

Directe kosten. Doordat de directe kosten erg zichtbaar zijn en makkelijk na te gaan, spelen ze veelal een
64
belangrijke rol in de beslissing welke rekruterings- en selectieprocedures gebruikt worden. En, hoewel de
winst die resulteert uit het gebruiken van meer effectieve processen hoger kan zijn dan deze directe kosten,
leggen deze kosten vaak meer gewicht in de schaal omdat ze veel vroeger in het proces ervaren worden. Dit
65
effect wordt versterkt door de druk van de shareholders om op korte-termijn prestaties neer te zetten. Om
een zicht te krijgen op de directe kosten, kunnen bedrijven zoals gezegd in eerste instantie de verschillende
activiteiten inventariseren. Bij de directe personeelskost gaat het om de kost verbonden aan de coördinatie,
66
ontwikkeling, begeleiding van het proces door R&S-medewerkers. Voorbeelden van directe materiaalkosten
36
zijn onder andere kosten van pen en papier testen, of de kost van een advertentie. Indien het R&S-proces
(deels) uitbesteed wordt, valt dit onder kost van diensten.

Indirecte kosten. Daarnaast moet men bij de kostenanalyse van het R&S-proces ook de indirecte kosten
meerekenen. In tegenstelling tot de directe kosten zijn de indirecte kosten moeilijker toe te wijzen aan een
bepaalde activiteit. Voorbeelden hiervan zijn de indirecte werkingskosten van bureel, telefoon en de indirecte
personeelskost van medewerkers die R&S administratief ondersteunen of de kost die volgt uit de deelname
van lijnmanagers aan selectiegesprekken. Wanneer men een selectieprocedure aan een externe partner
toevertrouwt, kan de kost van de selectiedeskundige als een directe kost beschouwd worden. Indien men
daarentegen de procedure intern organiseert, dient men voor elk van de daaraan verbonden activiteiten,
inclusief de voorbereiding en coördinatie, na te gaan wie bij de verschillende activiteiten betrokken is en hoe
groot de tijdsinvestering is. Op basis van deze tijdsinvestering en de loonkost kan dan voor elk van de
activiteiten de personeels- en werkingskost berekend worden. Andere indirecte kosten, verbonden aan het
verloop van medewerkers, zijn:


het verlies van winst voor elke dag waarop een job vacant staat. Hoeveel verlies men heeft, hangt
af van het type job. Het productiviteitsverlies kan deels opgevangen worden door collega’s die
overwerken of werk overnemen, maar dit moet echter wel als een opportuniteitskost beschouwd
67
worden. Hoewel er in dit geval minder productieverlies is, zal de productiekost wel stijgen.
het productiviteitsverlies doordat nieuwe medewerkers tijd nodig hebben om de job onder de knie
te krijgen. Dit productiviteitsverlies is afhankelijk van de tijdsperiode die nodig is om tot het
originele productieniveau te komen. Meestal ziet men dit als het equivalent van drie tot zes
maand loon. Voor managementjobs is dit ongeveer een jaarloon.
Tot nu toe werd weinig onderzoek gedaan naar het inschatten van de grootte-orde van deze indirecte kosten,
68
maar, op basis van het voorgaande, kunnen we ervan uitgaan dat deze niet min zullen zijn.
Als samenvatting kunnen we stellen dat, wanneer men naast de directe kosten ook de indirecte kosten mee in
beschouwing neemt, dit ervoor zorgt dat het beslissingskader voor het maken van R&S-beslissingen verruimt. Wat op
zijn beurt maakt dat veranderingen aan het R&S-proces of investeringen beter onderbouwd kunnen worden. Een
overzicht van de kosten die samengaan met het R&S-proces is met andere woorden een eerste cruciale stap, maar het
vormt slechts een stukje van de puzzel.
1.2.
Succesfactoren
Omdat de baten van een effectief R&S-proces niet makkelijk af te leiden zijn, gaan veel bestaande R&S
meetbenaderingen enkel naar efficiëntiemaatstaven kijken. Dit is nuttig, maar het gevaar bestaat erin dat bedrijven
niet verder gaan dan deze eerste stap. Idealiter vormt het overzicht van de kosten een input voor een meetbenadering
die ook gaat kijken naar de effectiviteit en langetermijn impact van het R&S-proces.
Immers, wanneer men enkel financiële indicatoren in rekening neemt, kan men een inschatting maken van de kosten
69
van R&S, maar niet van de prestatie van R&S of hoe die samenhangt met de organisatiedoelstellingen. Dus,
niettegenstaande een overzicht van de kosten al meer inzicht geeft in het R&S-proces, is het daarnaast essentieel te
kijken naar kwantitatieve en kwalitatieve gegevens die er mee voor zorgen dat aanwervingsbeslissingen vanuit een
70
langetermijnperspectief renderen. Dit overzicht zal toelaten meer gefundeerde beslissingen te maken op basis van
een inzicht in het volledige spectrum aan determinanten van het proces. Daarna kunnen deze vertaald worden naar
meetbare prestatie-indicatoren die bedrijven kunnen opnemen, afhankelijk van hun specifieke context (zie volgend
hoofdstuk). De HR Scorecard, afgeleid van de Balanced Scorecard, biedt een antwoord op de bovengenoemde
37
uitdaging: naast de waardecreatie op korte termijn, wordt ook het creëren van waarde op lange termijn in rekening
71
gebracht.
Volgens de HR Scorecard neemt men bij het maken van beslissingen idealiter vier invalshoeken in rekening:
1. Vanuit het financiële perspectief definieert men succesfactoren die de ‘shareholder value’ maximaliseren, die de
prestatie van medewerkers doen toenemen of die de kosten drukken.
2. Vanuit het klantenperspectief kiest men succesfactoren die het imago van R&S ten aanzien van de verschillende
stakeholders verbeteren.
3. De succesfactoren kunnen eveneens een positieve invloed hebben op de efficiëntie en effectiviteit van het R&Sproces.
4. Tenslotte kunnen de succesfactoren betrekking hebben op het feit dat de juiste competenties aanwezig zijn om een
voortdurende innovatie- en groeicapaciteit voor de R&S-afdeling te garanderen.
Dus, om een zicht te krijgen op de effectiviteit van het R&S-beleid dient men zich op deze vier perspectieven te
72
steunen. Dit laat R&S-afdelingen toe op termijn een toegevoegde waarde te leveren. Hieronder maken we op basis
van input van onze focusgroepen een raamwerk op dat specifiek de succesfactoren in het R&S-proces weergeeft
volgens deze vier perspectieven.
2. Wat de praktijk ons leert…
2.1.
Kostendrijvers
Tijdens de focusgroepen merken we dat de vraag naar een inzicht in de kosten van het R&S-proces leeft:
“Het begint nu wel te dagen dat een assessment nodig is in het selectieproces, we hebben namelijk attitude
problemen met enkele nieuwe medewerkers. Toch hebben we twijfels om een assessment center te voorzien door de
vraag naar de kosten versus baten.”
Als voordeel van transparantie in de kosten van het proces zien de respondenten het beter beheren van de kosten en
het duidelijk maken wie van de verschillende actoren verantwoordelijk is. Echter, sommigen erkennen dat het eenzijdig
focussen op directe kosten niet het volledige kostenplaatje weergeeft. Hieronder geven we een overzicht van de
directe en indirecte kosten van het R&S proces die in de focusgroepen naar voor kwamen.
1. Directe kosten
 Acquisitiekosten: Als grootste kosten in het proces identificeren R&S-medewerkers vooral de eerste stappen in het
selectieproces: het gaan naar beurzen, het screenen van CV’s, het voeren van selectiegesprekken. De aankoop van
specifieke testen of een automatisatiesysteem identificeren ze als belangrijke materiaalkosten. Daarnaast omvat
een belangrijke directe kost voor veel organisaties de services waarvoor ze beroep doen op externe partners.
 Opleidingskosten: Hoewel bepaalde bedrijven zeker een bewustzijn hebben van de kosten die meespelen in het
oriëntatietraject, is dit niet telkens zo. Een overzicht van de kosten van opleiding, tijd van leidinggevenden,
collega’s,… is niet vanzelfsprekend. Deze HR-manager is zich hier echter erg bewust van:
“Er is veel investering nodig in opleiding en het behalen van certificaten, dus een medewerker kost zeer veel geld. We
proberen mensen te sensibiliseren dat een secretaresse die je aanneemt over een volledige loopbaan 3 à 4 miljoen is
die je uitgeeft. Dat is veel!”
38
 Separatiekosten: Er is zeker een bewustzijn binnen organisaties wat betreft de kost van het verloop van
medewerkers. Maar een volledig zicht op de kosten die hiermee gepaard gaan, ontbreekt. Deze hiring manager
erkent alvast het belang:
“Ooit maakten wij een opsomming van alle kosten: tijdsbestek, zoeken van mensen, advertenties… dit liep erg hoog
op tot in de 1000en euro. In een bedrijf met veel verloop zijn deze kosten dus gigantisch.“
2. Indirecte kosten
Het toewijzen van deze indirecte kosten is, in tegenstelling tot de directe kosten, minder evident, aangezien deze
minder visibel zijn. Dit vormt een belangrijke belemmering voor het in kaart brengen van de kosten. Indirecte kosten,
en meer bepaald de indirecte personeels- en werkingskost, maken echter een groot aandeel van het kostenplaatje uit.
Dit blijkt ook uit volgende quote:
“De focus wordt sterk gelegd op directe kost. Terwijl de kost indirect gelinkt aan het proces net één is die meer
inzichtelijk zou moeten worden gemaakt. Het ontbreken van die gegevens in boardmeetings, maakt dat mensen zich
slechts focussen op directe kosten.”
 Acquisitie- en opleidingskosten: Wanneer het R&S-proces volledig intern opgevolgd en georganiseerd wordt,
kunnen de indirecte kosten hoog oplopen zonder dat men hier een duidelijk zicht op heeft. Het R&S-proces vergt
immers een grote tijdsinvestering van R&S-medewerkers, lijnmanagement en kandidaten:
1. Hierbij kan worden gedacht aan de tijd die medewerkers moeten investeren in het overleggen, opstellen van een
advertentie, het selecteren van de sollicitatiebrieven en het organiseren en bijwonen van de
sollicitatiegesprekken. Er is ook de administratieve opvolging van kandidaten die niet steeds toegewezen wordt
aan de R&S-activiteit.
2. Ook moet natuurlijk rekening worden gehouden met de derving van opbrengsten die ontstaat door het
inschakelen van interne medewerkers, zoals lijnmanagers die deelnemen aan het proces en tijd investeren in het
screenen van CV’s, het voeren van selectie-interviews, het opleiden en oriënteren van nieuwe medewerkers…
 Separatiekosten: De kosten van verloop worden niet gereflecteerd in de echte actuele kosten van een organisatie,
omdat deze enerzijds niet worden berekend en anderzijds niet worden gerapporteerd. Er wordt dus ook makkelijk
voorbij gegaan aan de effecten van een niet zo effectief R&S-proces, denk aan het productiviteitsverlies, gedaalde
motivatie van collega’s,… Deze kosten zijn moeilijk in waarde om te zetten, maar het is zeker een kost die meer
inzichtelijk zou moeten worden gemaakt en die door HR in discussie met topmanagement op tafel moet liggen.
“De kost van rekrutering is meer dan rekrutering en selectie. Een goeie vraag bijvoorbeeld is hoeveel selecties
reeds onsuccesvol blijken tijdens de proefperiode. Bij iedere aanwerving op een bepaald functieniveau in ons
bedrijf, is een kwart terug vertrokken na een jaar. Dit moet je allemaal mee in kosten nemen.”
Het overzicht hierboven geeft een eerste beeld van wat volgens de deelnemers aan de focusgroepen directe en
indirecte kosten zijn verbonden aan het R&S-proces, maar eigenlijk kunnen we stellen dat men momenteel zelden een
echt zicht heeft op de totale aanwervingskosten. In het bijzonder vallen twee zaken op.
Ten eerste zien we dat praktijkmensen op dit moment vooral een zicht hebben op de directe kosten van materiaal en
diensten. De focus ligt eerder op deze out-of-pocket kosten en veel minder op directe en indirecte personeels- en
werkingskosten. Dit is een gekend fenomeen. Wanneer men alles intern organiseert, wordt de meerkost niet in cijfers
omgezet. Terwijl, als men iets uitbesteedt, ervaart men deze som als een zware meerkost doordat dit zwart op wit op
papier staat. Hetzelfde geldt voor het gebruik van testen: de out-of-pocket kost voor de aankoop van een specifieke
39
test weerhoudt organisaties de test te gebruiken, de langetermijn meerwaarde, vaak moeilijk kwantitatief uit te
drukken, brengt men niet in rekening.
Ten tweede merken we een sterke focus op acquisitiekosten, de leer- en separatiekosten krijgen veel minder aandacht.
Een gevolg hiervan kan zijn dat men de kosten van het rekruteren en selecteren van medewerkers sterk gaat
controleren, terwijl men de directe en indirecte opleidingskosten van de nieuwe medewerker uit het oog verliest, die
toch ook hoog kunnen liggen. Het niet samen analyseren van de opleidingskost en de acquisitiekost stelt ook deze HRmanager kritisch in vraag:
“Ik denk dat het tempo om nieuwe mensen aan te werven in het begin belangrijk is, maar als je dan kijkt naar de tijd
die het kost voor het opnieuw intern opleiden van de mensen, is dat het tempo in het begin waard?”
2.2.
Succesfactoren
Tal van bronnen geven de langetermijn voordelen weer van het uitwerken van een effectief R&S-proces en, daarmee
samenhangend, het maken van een goede aanwervingsbeslissing (denk aan hogere jobtevredenheid, minder turnover,
73
meer productiviteit…). Maar hoe kunnen bedrijven de effectiviteit van dit proces verhogen? En hoe creëert dit
meerwaarde voor het bedrijf? Om een antwoord te krijgen op deze vragen vroegen we onze respondenten naar de
expliciete en meer impliciete succesfactoren van het R&S-proces. Hoewel R&S medewerkers een zicht hebben op
bepaalde expliciete factoren die bijdragen tot de effectiviteit van het proces, blijven veel zaken toch meer impliciet. Dit
vormde dan ook een belangrijk discussietopic waar we tijdens de focusgroepen veel aandacht aan besteedden.
De succesfactoren die we verzamelden hebben telkens een impact op de effectiviteit van het R&S-proces vanuit een
bepaalde invalshoek binnen het HR Scorecard raamwerk. Dit raamwerk verduidelijkt welke kennis en vaardigheden
R&S-medewerkers nodig hebben (innovatie- en groeiperspectief) om te innoveren en de juiste processen te
ontwikkelen (procesperspectief). Deze processen moeten de organisatie toelaten om een bepaalde waardepropositie
te leveren aan de klant van het R&S proces (klantenperspectief). Uiteindelijk leidt deze waardepropositie dan tot een
hogere aandeelhouderswaarde (financieel perspectief). Bovendien maken we het onderscheid tussen succesfactoren
74
en de concrete interventies of enablers die bedrijven hanteren om op deze succesfactoren in te spelen.
1.
Groeiperspectief: hoe kunnen R&S-medewerkers de prestatie blijvend verbeteren?
Vanuit het innovatie- en groeiperspectief staat volgende vraag centraal: ‘hoe blijven we in staat om onze strategie te
realiseren?’. Het antwoord vanuit R&S blijkt volgens de focusgroepen tweeledig: via bekwame R&S-medewerkers die
hun expertise inzetten om te komen tot goeie aanwervingen en via een authentieke attitude die het imago van R&S en
de organisatie ten goede komt. Deze succesfactoren vormen een belangrijk deel van de input van het R&S-proces en
vormen de basis voor het verdere proces.
a. Expertise
Veel hangt af van de expertise van de individuele R&S-medewerker. Uit hoofdstuk 2 blijkt dat R&S-expertise
verschillende dimensies omvat: inhoudelijke kennis van methoden en technieken, kennis van de business, van best
practices…Het belang van het kennen van ‘je klant’ wordt door deze deelnemer geschetst:
“Een goede recruiter heeft een goed begrip van de business, van de activiteit, van de teamleader die het team
aanstuurt, etc. Hoe beter je de ‘besluitvormers’ kent, hoe beter je je preselectie kan doen (of wij die nu doen vanuit
HR of een externe partner), en dan scoor je bij de lijn.”
Om de expertise van R&S medewerkers te bekrachtigen, zijn verschillende interventies mogelijk. Belangrijk is
ondermeer om af te wegen welke expertise men intern aantrekt en welke men extern aankoopt. Indien men het inhouse houdt, worden dan voldoende opleidingen georganiseerd zodat R&S-medewerkers up-to-date blijven? Uiteraard
40
kent men de veilige, gekende rekruterings- en selectiemethodes die in het verleden werkten. Maar om vandaag
kandidaten aan te trekken moet men creatief inspelen op trends en nieuwe technologieën. Wat bepaalde bedrijven
hier bewust doen, is een budget vrijmaken om nieuwe rekruterings- en selectiemethoden uit te proberen. Dit kan
ertoe leiden dat R&S-medewerkers het proces creatiever benaderen door met social media te werken, vernieuwende
testen uit te proberen, op een andere manier naar kandidaten te kijken, …
b. Authenticiteit
Wat vaak naar voor kwam als relevante succesfactor is authenticiteit. Volgens onze respondenten is het vandaag echt
cruciaal om authentiek in dialoog te treden met de verschillende actoren: ten aanzien van de (potentiële) kandidaat en
de interne of externe klant. De individuele R&S-professionals kunnen hier een belangrijke toegevoegde waarde
bieden:
“Een cruciale succesfactor vandaag is authenticiteit. Je krijgt véél meer vragen van kandidaten, ze willen echt voélen
en leren over wat je organisatie typeert, hoe de organisatiecultuur is. Ze zien de R&S medewerker ook meer als
vertrouwenspersoon. Je moet hen helpen ontslag te nemen bij hun vorige werkgever, enzovoort. Het is dus belangrijk
dat zij één contactpersoon hebben doorheen het ganse proces, iemand die voor hen de afspiegeling is van de
bedrijfscultuur, en daarmee kan je wel ‘winnen’. Je moet het verschil maken door te vertellen wat je als waarde, visie
hebt, waarin zij willen meestappen en dat kan je best opstarten door medewerkers die er zelf ook in geloven en
omdat ze er zelf deel van uitmaken ook een authentiek verhaal kunnen brengen naar de kandidaat.”
Door middel van enkele interventies kan de mate van authenticiteit die recruiters uitdragen verhogen. Ten eerste
onderstrepen meer en meer bedrijven het belang van deontologie. Ethisch handelen leidt ertoe dat men authentiek is
ten aanzien van kandidaten, klanten en concurrenten. Hier denkt men bijvoorbeeld aan het niet doen van ‘cold calls’
ten aanzien van medewerkers van concurrerende bedrijven.
Daarnaast is het belangrijk om naar kandidaten toe de job realistisch voor te stellen (‘Realistic Job Preview’). Dit is
immers de enige werkbare manier om een langetermijn-engagement van beide partijen waar te maken. Dit doet men
door in eerste instantie zelf een goed beeld te hebben van de job, door de job niet zomaar te verkopen aan de
kandidaat, en door een bekwame inschatting mee te geven van op welke vlakken de kandidaat fit of niet fit met de job
of de organisatie. Wanneer men een realistisch beeld geeft aan kandidaten, is het meer waarschijnlijk dat ze een
geïnformeerde keuze maken en dat ze op lange termijn goed presterende collega’s zullen zijn. Zo geeft deze R&Sprovider het weer:
“Je moet zo realistisch mogelijk trachten de jobinhoud weer te geven aan de kandidaat. De bedoeling is dat je
helpt een fit te vinden tussen de juiste kandidaat en het juiste bedrijf. Als provider draag je je reputatie hoog in
het vaandel en moet je in het belang van beiden denken.”
2. Procesperspectief: waarin willen we uitblinken?
Hieronder vatten we samen hoe snelheid, flexibiliteit en een kwalitatieve dienstverlening onderliggend zijn aan succes
van het R&S-proces en hoe een bedrijf impact kan hebben op deze factoren. Deze succesfactoren geven aan hoe goed
R&S procesmatig presteert zodat ze als gevolg toegevoegde waarde kan leveren aan klanten en shareholders.
a. Snelheid
In het technologisch en economisch snel evoluerende landschap van vandaag is snelheid meer en meer dé cruciale
succesfactor. Talentvolle kandidaten zijn schaars en bovendien hebben ze makkelijk toegang tot info van verschillende
werkgevers. Van de ene kant is snelheid een efficiëntiemaat voor het interne R&S-proces, van de andere kant kan een
snelle aanwerving resultaten op organisatieniveau bespoedigen én het blijkt een factor te zijn die kandidaten
verwachten. We gaan in op enkele tactieken die een impact hebben op deze succesfactor.
41
Als snel een kandidaat gevonden moet worden, kijkt men naar verschillende opties om het proces vorm te geven.
Bovendien doen vele bedrijven vlugger een beroep op externe partners als het snel moet gaan, zo geeft ook deze
quote aan:
“Als we het zelf doen, duurt het gewoon te lang en als het intern dan niet snel genoeg gaat krijg je wildgroei, de
afdelingen zoeken zelf hun leverancier. Wij zijn een erg groeiend bedrijf, alles moet snel ingevuld worden. Je moet
heel lean zijn, je moet je processen goed in orde hebben, het moet allemaal heel erg professioneel zijn.”
Een belangrijke tool die een impact heeft op de snelheid van het R&S-proces is het werken met applicant tracking
systemen. Kandidaten worden centraal opgeladen in het ATS-systeem en vandaaruit loopt het proces verder.
Uiteindelijk gaat de kandidaat online naar de ‘offer zone’ en kan hij/zij online het voorstel aanvaarden. Daarna worden
de gegevens van de nieuwe medewerkers automatisch opgeladen in het databestand. Organisaties voelen aan dat dit
niet enkel de snelheid ten goede komt, maar dat dit ook een positief effect heeft op de acceptatieratio.
Maar het moeilijkste punt om snelheid in het proces te krijgen ligt vaak bij het inplannen van de interviews. Zo geven
R&S-medewerkers aan dat het vaak voorkomt dat het wachten op de business veel tijd in beslag neemt: managers
hebben niet altijd tijd om mensen te zien, het kan even duren vooraleer de lijn feedback geeft omtrent de kandidaten
of vooraleer ze beslissen of men verliest tijd doordat verschillende meningen blijven bestaan. Soms sluiten R&Smedewerkers zelfs dossiers af in het midden van het proces doordat ze geen respons krijgen van het lijnmanagement.
Daarom is het belangrijk om van bij de intake een service level agreement op te stellen, zo stelt ook deze HR-manager:
“We spreken vooraf af hoelang het maximaal mag duren vooraleer we een kandidaat gaan binden. En dat wordt
gemonitord. Dat zit in de aanvraag, dat wordt bij elke vacature genegotieerd. Dit zorgt ervoor dat recruiters het
gesprek aangaan met de lijn EN ook dat de manager begrijpt dat het soms lang duurt vooraleer we iemand kunnen
vinden, zodat ze ook zelf naar oplossingen gaan zoeken om de periode te overbruggen.”
b. Flexibiliteit
Flexibel inspelen op noden van de lijn, van kandidaten, van topmanagement… Het is iets waar R&S-deskundigen in de
praktijk dagdagelijks mee te maken hebben. Er wordt ook meer en meer verwacht dat R&S medewerkers zich flexibel
inzetten op maat van de vraag van andere partijen.
Sommige deelnemers vermelden dat ze voor het opvangen van pieken een beroep doen op externe partners. En dit
voor verschillende activiteiten: het kan gaan om assessments, telefonische interviews… Evenzeer kan het in specifieke
gevallen flexibeler zijn wanneer het proces intern gehouden wordt.
Sowieso wordt van medewerkers in R&S vandaag veel flexibiliteit verwacht. Deze vraag naar bereikbaarheid weerklinkt
ook in de globalisatie die de sector momenteel ervaart, dat maakt dat 9-5’ers hun kans op een goede kandidaat vaak
verkijken:
“Je ziet heel veel diverse kandidaten die je elk op een andere manier benadert, ook qua timing. Dit betekent dat
je beschikbaar moet zijn op alle momenten, bijvoorbeeld op zaterdagvoormiddag of om 7 uur ’s morgens. Je
moet echt inspelen op de vragen van de kandidaat.”
c. Kwaliteit van dienstverlening
R&S werkt samen met verschillende interne en externe partijen en zodus is de kwaliteit van dienstverlening een
centrale succesfactor. Deze partijen zijn onder andere het lijnmanagement, de kandidaten die meer en meer als klant
gezien worden en, ingeval R&S uitbesteed wordt, de contactpersonen binnen het bedrijf waar men een
samenwerkingsakkoord mee heeft. We bespreken hieronder hoe men een impact kan hebben op deze succesfactor ten
aanzien van de verschillende partijen.
42
Open communicatie met de business is zoals vermeld een belangrijke katalysator voor het verdere verloop van het
proces. Het is cruciaal om ten aanzien van interne of externe klanten voldoende af te stemmen, te communiceren en
transparant te zijn. Bovendien zal het investeren in een echt partnership met interne of externe R&S-deskundigen
leiden tot ‘customisation’ en toelaten meer langdurige vertrouwensrelaties op te bouwen die wederzijds versterkend
werken. Door de externe ontwikkelingen stijgt ook de nood aan een proactieve reflex ten aanzien van interne of
externe klanten. Zo stelt ook deze R&S-professional:
“R&S-providers volgen ons bedrijf zeer proactief op. Als we bijvoorbeeld een nieuwe vacature op onze website
plaatsen, belt een uur later ons al iemand van het extern bureau om te zeggen dat ze goeie mensen in hun database
hebben en om kandidaten voor te stellen, zonder dat wij hen hoefden te contacteren. Dat is toch een belangrijke
verschuiving die wij zien, dat providers daarin zeer professioneel worden en proactief zijn.”
Ten aanzien van kandidaten wijzen bedrijven op het belang van de opvolging voor, tijdens en na het R&S-proces. Een
term die hierbij steeds opnieuw valt is uiteraard de candidate experience. Vaak hebben kandidaten voor de eerste
maal contact met het bedrijf via de R&S-afdeling en dus kunnen R&S-medewerkers het beeld die kandidaten van de
cultuur van het bedrijf hebben in grote lijn bepalen.
3. Klantenperspectief: wat is de output voor onze klanten?
Hieronder geven we de succesfactoren van een R&S activiteit weer vanuit het klantenperspectief: hoe de output ten
aanzien van verschillende stakeholders verbeteren? Meer specifiek kijken we hoe de kwantiteit en kwaliteit van
kandidaten een impact hebben op het resultaat van de R&S activiteit. Hoewel het imago en de reputatie twee
75
kenmerken zijn van immateriële aard, kunnen ze in significante mate hogere opbrengsten genereren. Bij de
uitwerking van de succesfactoren met betrekking tot de klantenfocus dient in eerste instantie een grondige analyse te
worden gemaakt van de klantenwensen. Veelal komt dit neer op het garanderen van de continuïteit binnen een bedrijf,
dit stelt ook volgende HR-manager:
“De doelstelling van het proces is om continuïteit in de bedrijfsactiviteiten te garanderen, een nood aan groei te
beantwoorden door kandidaten te rekruteren die toegevoegde waarde bieden. De business vraagt R&S om dit te
waarborgen, om die basisnood te geven”.
a. Kwantiteit
De finaliteit van het R&S-proces ligt in het aantrekken van talent. Het hebben van een optimale kandidatenpool voor
een functie is een succesfactor in de zin dat de kandidatenpool de kwaliteit van medewerkers die men selecteert
bepaalt en op die manier bijdraagt tot het groeipotentieel van de organisatie. Als niet alle vacatures ingevuld raken,
kan dit ertoe leiden dat niet alle kerntaken vervuld worden en kan dit dus een directe negatieve invloed hebben op de
mogelijkheid van de onderneming om te groeien. Deelnemers aan onze focusgroepen voelen zeer sterk dat de
perceptie dat R&S faalt bovenkomt wanneer er ‘niet genoeg instroom’ is of indien een weerhouden kandidaat niet
voldoet. En dit weegt meteen zeer zwaar door: ‘Je hebt mij maar die kandidaten gegeven’ is een kritiek waar vele R&S
medewerkers mee geconfronteerd worden.
Het is echter duidelijk dat contextfactoren zoals schaarste het vinden van een goede kandidatenpool bemoeilijken.
Vooral bij knelpuntfuncties is het lastig voldoende kandidaten te vinden waarbij men alle vooraf bepaalde criteria kan
aanvinken.
“Als het aantal kandidaten per vacature verdubbeld wordt, dan kan een betere beslissing genomen worden. Maar
uiteindelijk is het kiezen tussen alternatieven. Je moet rekening houden met die pragmatische beperkingen, er is niet
veel marge.”
43
We merken vanuit de praktijk verschillende manieren om in te spelen op het feit dat de instroom van kandidaten vaak
beperkt is. Bedrijven vertrekken zoals reeds aangehaald meer en meer vanuit het talentdenken. Bedrijven, in vele
gevallen KMO’s, hebben het gevoel dat ze talenten niet zomaar kunnen loslaten, zelfs al staat op dat moment geen
functie vacant. Temeer omdat functies de dag van vandaag ook vlug evolueren. Voor grote bedrijven is dit soms
moeilijker omdat ze meer procedures moeten volgen en hier minder flexibel kunnen op inspelen. Een boodschap die
bepaalde hiring managers uit deze bedrijven hier meegeven is om als bedrijf voldoende open-minded te zijn:
“De default bij ons in het bedrijf is om boxjes af te gaan vinken. Zo zien we wel vaker dat zeer goede profielen aan
onze neus voorbij gaan: het zijn getalenteerde mensen die we zouden kunnen gebruiken, maar waarvoor geen éénop-één fit bestaat met de specifieke job die vacant is.”
Om een optimale talentenpool op te bouwen doen bedrijven vaak beroep op externe partners. Ze gebruiken het
netwerk van R&S providers als er weinig rechtstreekse reactie komt op hun vacatures. Afgezien van knelpuntfuncties,
kan dit gebrek aan kandidaten er zijn bij profielen die het bedrijf niet in grote aantallen rekruteert. Vaak gaan bedrijven
in dit geval op zoek naar specialistische partners die kennis hebben van een bepaalde nichemarkt. Daarnaast merken
we dat employer branding een positief effect heeft op de instroom van kandidaten. Met als gevolg dat een positief
imago toelaat de kandidatendatabase verder uit te bouwen:
“Een gevolg van een goed imago is dat we minder moeite moeten doen om kandidaten te vinden en zo kunnen we
knelpuntvacatures gedeeltelijk vermijden. Het draagt ook bij tot het aantal spontane sollicitaties.”
b. Kwaliteit
Verschillende bedrijven zullen verschillende types mensen aantrekken, selecteren en behouden. Dit stelt ook het ASAmodel: mensen worden aangetrokken tot een organisatie die aansluit bij hun eigen interesses en persoonlijkheid
(attractie), bij de selectie van kandidaten zullen organisatie niet enkel letten op de vereiste competenties, maar ook op
de fit van de sollicitant met de organisatie (in termen van waarden, normen, gedragingen) en medewerkers die vinden
76
niet goed in hun werkomgeving te passen zullen de organisatie vrijwillig verlaten (attritie).
Op termijn zal een kandidaat die ‘fit’ met de organisatie meer gemotiveerd en tevreden zijn, beter presteren en minder
77
geneigd zijn om de organisatie te verlaten. Een goede fit, met andere woorden, is een noodzakelijke factor voor de
groeicapaciteit van organisaties en het tot uitvoer brengen van de strategie. Het is een niet te onderschatten
succesfactor. Hieronder geven we enkele enablers mee.
Enkele deelnemers benadrukken dat, los van bepaalde praktische belemmeringen, men het proces moet volgen zoals
vooropgesteld, zodat genoeg tijd wordt besteed aan het inschatten van de fit. Zo geven ze mee dat de selectiefase die
hiernaar peilt een vast onderdeel moet vormen van het proces, ook al duurt het daardoor langer om een gepaste
kandidaat te vinden. Afgezien van de selectiefase is ook de socialisatiefase belangrijk om de kwaliteit van de nieuwe
medewerkers zo snel mogelijk inzetbaar te maken.
Daarnaast, om een beoordeling te maken van de eventuele fit, is het cruciaal dat R&S-medewerkers en kandidaten
voldoende inzicht hebben in de job, het team waar de persoon zou werken en de organisatie in zijn geheel. Hierbij gaat
het zoals vermeld om een tweewegs-proces.
Kandidaten die fitten met de organisatie- en teamcultuur blijven vaak langer in de organisatie. Het aanwerven van
kandidaten die goed matchen met het bedrijf, het team en de job wordt beschouwd als een R&S-deliverable die
rechtstreeks verband houdt met de organisatiestrategie. Voor deze outputfactor zien we specifiek een rol weggelegd
voor de selectiedeskundige en voor de socialisatie-verantwoordelijke.
44
4. Financieel perspectief: wat vragen onze aandeelhouders?
Tenslotte gaven de deelnemers succesfactoren mee die vanuit een financiële invalshoek een positieve invloed hebben.
Dit perspectief gaat met andere woorden nog een stap verder: op welke wijze levert R&S een concrete en meetbare
bijdrage aan de prestaties van de organisatie? Hieronder bespreken we ‘kostenefficiëntie’ en ‘toename in
productiviteit’ als succesfactoren.
a. Kostenefficiëntie
We merken vanuit de commentaren dat een groot kostenbewustzijn zich opdringt in de rekruterings- en selectiewereld.
Er is een duidelijke vraag naar een betere ‘return on investment’. Men wordt als het ware gedwongen om efficiënter te
werken. Een belangrijke eerste stap hierbij is om te vertrekken van een kostenanalyse die naast de directe kosten ook
de indirecte kosten weergeeft (zie boven). Hieronder bespreken we enkele bijkomende enablers die de
kostenefficiëntie positief beïnvloeden.
Bedrijven binnen dezelfde sector komen veelal oog in oog te staan met dezelfde druk, financiële beperkingen en
dezelfde profielen van kandidaten. Dus, wanneer organisaties kandidaten vanuit deze competitieve markten proberen
aantrekken – de vraag naar talent is hoog, maar de aanvoer is laag – gaat de kost-per-aanwerving logischerwijze naar
omhoog: denk aan het investeren in search, het organiseren van evenementen… Echter, een permanente aanwezigheid
op de arbeidsmarkt via employer branding-initiatieven heeft tot gevolg dat men minder advertenties dient te plaatsen
en dat de tijdsinvestering in het reactief op zoek gaan naar kandidaten voor knelpuntvacatures lager is.
Een andere manier om de kosten meer te managen, is via het proactief aanwerven van medewerkers. Reactief
aanwerven kan immers tot gevolg hebben dat veel minder op kosten wordt gelet doordat de focus op snelheid ligt. Als
een bedrijf snel iemand nodig heeft, dan moet er kost wat kost iemand binnen gehaald worden:
“Vooral knelpunten, daar kan je zwaar in investeren. Of je het nu intern doet of outsourcet, dat is altijd een zeer
grote kost, waarschijnlijk zelfs de grootste.”
b. Toename in productiviteit
78
Onderzoek toont dat het aanwerven van een slechte presteerder een van de belangrijkste kosten vormt. Maar
doordat het een langetermijn separatiekost is – een kost die volgt uit beslissingen die eerder in de tijd gemaakt worden
– wordt deze kost niet geregistreerd en dus wordt er minder aandacht aan besteed dan aan de directe upfront kosten.
Echter, wanneer een nieuwe medewerker ontslag neemt of krijgt na enkele maanden, moeten alle directe en indirecte
kosten van aanwerven en opleiding een tweede keer meegeteld worden bij het vervangen van deze slechte initiële
aanwerving. Een slechte aanwerving die het bedrijf niet meteen verlaat betekent bovendien vaak een nog grotere kost
voor een bedrijf, denk hierbij aan blijvend rendementsverlies door lagere productiviteit, lager engagement en/of
79
tevredenheid…
In de praktijk is dit besef nog niet volledig doorgedrongen: voor alles, is het belangrijk dat de lege stoel zo vlug mogelijk
ingevuld wordt. Hoe het daarna met de kandidaat loopt, wordt zelden opgevolgd. Toch merken we dat dit bewustzijn
groeit, of zoals een deelnemer het stelt:
“Men ziet constant de permanente kost van slechte rekrutering. Het is belangrijk dat we kandidaten aanwerven die
passen in het bedrijf en die blijven. Het rendement op lange termijn is superbelangrijk”.
Wanneer men kiest om kwalitatieve kandidaten aan te werven die matchen met de omgeving en een effectieve
socialisatie doormaken, volgt een hogere jobtevredenheid, retentie en productiviteit. Op termijn zal het rendement dus
hoger zijn dan de kosten die in de aanwerving en opleiding werden geïnvesteerd. In addendum 2 geven we een formule
om de ‘Total Cost of Employership’ (ToCoErs) te berekenen, die de aanwervingskosten ten opzichte van de totale
kosten aan de werkgever weergeven.
45
2.3.
Reflectie
Hierboven gaven we een overzicht van de succesfactoren die uit de focusgroepen naar boven kwamen. Bovendien
vermeldden we wat volgens onze deelnemers mogelijke interventies zijn om op deze succesfactoren in te spelen.
Vragen die men zich kan stellen na het lezen van bovenstaande zijn: heb ik een volledig beeld op de directe en indirecte
kosten die samengaan met het R&S-proces? Wat zijn de cruciale succesfactoren die vanuit onze strategie afgeleid
kunnen worden? Niettegenstaande een kostenanalyse al meer inzicht geeft in het R&S-proces, is het essentieel te
80
kijken naar het proces vanuit verschillende invalshoeken om kortzichtige beslissingen te vermijden. Hieronder geven
we nog enkele bijkomende beschouwingen:
1.
In de focusgroepen merkten we dat men deze succesfactoren niet steeds expliciteert binnen bedrijven en dat de
factoren die meest belangrijk zijn, afhankelijk zijn van de bedrijfscontext en -cultuur. Een vraag die de cruciale
succesfactoren expliciet helpt maken, merkten we, is de vraag wat interne HR-managers en R&S-professionals
essentieel vinden in het samenwerken met externe partners. Vaak is het zo dat, wat de lijnmanagers verwachten
van hun interne deskundigen, de interne verwachten van hun externe partners en dat dit blootlegt wat voor een
bedrijf essentieel is. Wat er ook toe leidt dat het lijnmanagement dezelfde kritiek zal hebben op HR als HR op een
externe partner.
2.
Daarnaast zien we dat individuele succesfactoren geen volledig beeld geven. Het is vaak de combinatie van de
verschillende succesfactoren die zicht geven op het proces. In het geval snelheid meest belangrijk wordt, neemt in
vele gevallen de aandacht voor kostenefficiëntie af. Wanneer, bijvoorbeeld bij hogere functies, kwaliteit erg
belangrijk blijkt, wordt snelheid minder belangrijk. Echter, de visie op succesvol aanwerven is vaak een én-én
verhaal: “R&S wordt geacht om de best mogelijke match te zoeken op zo kort mogelijke termijn tegen een
aanvaardbare kost”. Maar zoals we zien is dit moeilijk in praktijk om te zetten, omdat het veelal gaat om een
trade-off die men moet maken: als men snelheid wil, kan dit ten koste gaan van de kostenefficiëntie. Het is
moeilijk op vandaag die verwachtingen te managen net omdat een beslissingskader in de meeste gevallen
ontbreekt en men op die manier onrealistische verwachtingen heeft.
3.
Ten derde zien we dat verschillende R&S-praktijken inspelen op één of meerdere succesfactoren. Een zicht op de
interventies die inspelen op relevante succesfactoren, is waar bedrijven momenteel nood aan hebben. Maar
hiervoor heeft men zinvolle indicatoren nodig die de impact van specifieke interventies kunnen evalueren (zie
hoofdstuk 4). Wat is bijvoorbeeld de impact van employer branding-initiatieven op de instroom van
expertenprofielen?
Bovenstaand is uiteraard een generiek raamwerk dat verdere toepassing vraagt op maat van een specifiek bedrijf, via
bijkomende succesfactoren of andere accenten. Finaal is het doel van een raamwerk dat het helpt om
investeringsbeslissingen te kaderen ten aanzien van stakeholders.
3. Tendensen
Terwijl HR het meest dure middel van een organisatie ondersteunt, namelijk het menselijk kapitaal, moet HR zijn
meerwaarde telkens verantwoorden. Hieruit volgt dat ook R&S zijn meerwaarde definitief moet vestigen. Vanuit deze
insteek is het opzetten van een R&S-beslissingskader dat verder gaat dan louter efficiëntiemaatstaven essentieel. Dit is
een evolutie die in de vakliteratuur en ook al in praktijk groeit. We verwachten dan ook dat het R&S-domein naar de
toekomst toe verder zal evolueren en het beslissingskader zal verruimen. Twee spanningsvelden die deze evolutie
echter remmen, zijn de toenemende snelheid van het R&S-verhaal en de verhoogde kostendruk op R&S.
46
Tendens 1: Fast R&S - van vierde naar vijfde versnelling
Een tendens die erg naar voor komt, is de toenemende nood aan snelheid. Competitieve organisaties moeten er
voortdurend voor zorgen dat de kennis van individuen afgestemd is op de veranderingssnelheid van de omgeving. Om
competitief te blijven moeten managers, medewerkers en organisaties dus sneller en zelfs continu veranderen. R&S81
professionals voelen deze veranderingsdruk vanop de eerste rij.
Een belangrijke taak voor R&S is hierbij het managen van verandering: R&S-professionals geven de cultuur van het
bedrijf mee vorm en de impact die zij hebben reikt veel verder dan hun functionele grenzen. Indien het
topmanagement strategisch een nieuwe richting uit wil met het bedrijf, zit R&S aan het stuur om die verandering mee
82
waar te maken.
In de praktijk komt snelheid verschillende malen naar voor als belangrijke factor om te scoren, of zoals een deelnemer
het formuleert: “Speed is everything”. Dit lijkt eveneens afhankelijk van verschillende factoren, zoals het type
organisatie: bij groeibedrijven is snelheid sowieso cruciaal. Ook organisatiegrootte speelt een rol, zoals volgende R&Sprovider weergeeft:
“Bij kleine organisaties moet het vaak heel snel gaan. Ze proberen eerst intern, en als ze zien dat het niet lukt,
komen ze naar ons. Bij sommigen moet de kandidaat er dan wel morgen staan. Bij anderen gaan we echt samen
het proces opnemen en uitvoeren.”
Daarnaast is het afhankelijk van het type functie, vooral voor lagere functieniveaus moet het allemaal erg snel
gebeuren en worden andere succesfactoren in mindere mate overwogen.
Tendens 2: Kostendruk en nog meer kostendruk
Een spanningsveld binnen R&S is de huidige kostendruk. Deze focus op kosten heeft een impact op het dagelijks
functioneren van R&S-deskundigen. Door de crisis zijn bedrijven vaak gaan besparen op rekrutering, met een
headcountreductie tot gevolg. R&S wordt vaak beschouwd als kostenpost, gelinkt aan het feit dat de R&S en HRafdeling veelal als een kostencenter georganiseerd zijn. Deze visie kan soms haaks staan op een streven naar
langetermijnrendement.
In een kostencentrum monitort men of alle activiteiten binnen budget blijven, maar dreigt de output minder aandacht
te krijgen. Dat betekent dat de manager als taak heeft de efficiëntie van zijn centrum te sturen en ernaar moet streven
de gewenste output te realiseren met zo weinig mogelijk middelen. Dit bevestigen deze HR-managers:
“Ieder jaar krijg ik een vraag voor kostendrukking. We kunnen de taken hergroeperen, maar deze keer heb ik echt
een extra recruiter nodig. Dus beloof ik dezelfde opbrengst en 15% minder kost. HR is een ondersteunende dienst en
genereert geen directe opbrengst.”
“Toen ik vier jaar geleden begon kreeg ik een duidelijke opdracht van mijn CEO: de kost van rekrutering en selectie
moet naar beneden. Het proces organiseer ik volgens een aantal objectieven die ik gekregen heb: kostenbeheersing
van het proces, controle over de payroll kost en uitgaven aan externen.”
Hoewel men in de praktijk veelal geen zicht heeft op de totale kosten die met het R&S-proces gepaard gaan en men
niet goed weet hoe R&S-praktijken zich precies verhouden tot langetermijn rendement, maakt men beslissingen met
erg veel impact. Maar, zoals aangehaald, gaat het veelal om een trade-off die men maakt. Erg kostenefficiënt betekent
misschien een lage kwaliteit, of minder expertise die wordt opgebouwd. Met andere woorden is de keuze voor
kostenreductie iets wat men niet licht mag opnemen.
47
Tendens 3: Van kostenanalyse naar het inschatten van risico’s
Door de aanhoudende veranderingen wordt het meer en meer belangrijk voor R&S om risico’s en onzekerheden mee
op te nemen in het beslissingskader. Immers, bij het maken van aanwervingsbeslissingen, is sprake van een vraagzijde
en een aanbodzijde. Enerzijds loopt men het risico om niet het juiste talent te vinden, anderzijds kan het zijn dat men
dit talent niet kan behouden. Risico-inschatting kijkt hierbij naar de mate waarin het aanbod aan de vraag kan
83
tegemoetkomen. Via het uitvoeren van een risicoanalyse krijgt men een overzicht van de risico’s en een classificatie
van deze risico’s. Deze inschatting biedt de mogelijkheid om de effectiviteit van de beslissingen te vergroten. Nadien
84
kan men mogelijke maatregelen treffen voor deze risico’s.
Een raamwerk om risico’s te managen is dat van Cappelli (zie tabel 3). Strategieën die de risico’s kunnen minimaliseren
zijn volgens hem het opbouwen van een talentenpipeline, werknemers overuren laten doen of het sneller inzetten van
nieuwe medewerkers. Andere strategieën die helpen met het beheren van risico’s is via het werken met externe
partners voor R&S-opdrachten of via het inzetten van tijdelijke krachten. Volgens Cappelli is het niet raadzaam om alles
zelf te doen. Wanneer er een grote belasting is van de personeelsafdeling kan de kwaliteit van de dienstverlening in het
gedrang komen, terwijl in de rustige periodes een overcapaciteit zal zijn. Via outsourcing kan men deze onzekerheid en
vraagschommelingen opvangen.
Tabel 3: HR sourcing beslissingen (Cappelli, 2011)
Minimaliseren risico’s
Betrouwbaarheid: wordt kwalitatief
talent op tijd aangebracht?
Responsiviteit: kan het aanbod zich
op korte termijn aanpassen aan de
vraag?
Opbouwen van talentpipeline
Overuren, sneller inzetten van
nieuwe werkkrachten
Onvoorziene omstandigheden
Direct search, inzetten van
tijdelijke krachten
Outsourcen
In de praktijk is men zich bewust van de operationele flexibiliteit die het werken met partners toelaat. Eveneens
hanteert men verschillende strategieën, zoals het inschakelen van interimkrachten:
“Als we werken via onze interimpartner is het goedkoper dan als we het zelf zou doen. Zij hebben de databases, en je
kan via interim de mensen ook op proef nemen. Er is dus ook een vermindering van het risico.”
4. Nabeschouwing
Tot op heden beperkt het beslissingskader van R&S zich vaak tot kost, tijd/snelheid en eventueel kwaliteit van de
kandidaat. In dit hoofdstuk stelden we tot doel om te komen tot een breder beslissingskader dat beslissingen in R&S
kan helpen onderbouwen. De literatuur stelt dat R&S als discipline verder kan evolueren via het zich eigen maken van
krachtige raamwerken. Dit zal ertoe leiden dat ze dezelfde taal spreken als de beslissingsnemers binnen hun bedrijf.
Een hindernis voor R&S is momenteel evenwel dat ze niet alle belangrijke factoren overschouwen. Succesfactoren
worden niet steeds expliciet gemaakt. Met als gevolg dat R&S weinig kan inbrengen tegen de vraag van bovenaf naar
‘meer, sneller en goedkoper’.
Daarnaast hoorden we verschillende interventies die als hefboom op één of meerdere succesfactoren kunnen inspelen.
Een ‘enabler’ die meerdere malen werd vernoemd, is het optimaliseren van de R&S-structuur via uitbesteden. Dit
betekent dat het uitbesteden van (een deel van) het proces op verschillende vlakken kan bijdragen. Uiteraard is hierbij
belangrijk dat deze interventie past binnen een raamwerk dat afgeleid is van een doordachte R&S-strategie. En dat
deze enabler op vaste tijdstippen geëvalueerd wordt.
48
Om af te ronden kunnen we stellen dat hoewel in de literatuur titels als ‘Strategic Staffing’ meer en meer opduiken, de
praktijk nog stappen vooruit kan zetten naar een strategische aanpak en visie op het R&S-proces. Een verbreding en
verruiming van het beslissingskader zien we dan ook als een opportuniteit voor R&S-deskundigen. In ieder geval kan
het hen helpen bij het definitief vestigen van de meerwaarde van R&S. We eindigen opnieuw met de kernideeën die
samen deze drie tendensen vormen:
Tendensen
Van vierde naar vijfde versnelling
Kostendruk en nog meer kostendruk
Van kostenanalyse naar het inschatten van risico’s
Kernideeën
Organisaties veranderen continu
R&S treedt op als veranderingsmanager
In bepaalde bedrijven is snelheid de voornaamste factor
Meer headcountreductie binnen R&S-teams
R&S wordt vaak als kostencenter georganiseerd
Vooral efficiëntie is van belang
Onzekerheid en vraagschommelingen nemen toe
Overzicht van risico’s laat anticipatie toe
Uitbesteden als strategie om risico’s te managen
49
IV. MAAK JE CASE
1. Wat de literatuur ons leert…
De missie van een aanwervingscyclus is veelal: de meest geschikte kandidaat aanwerven op het juiste moment en tegen
de beste prijs. Maar, hoe kan men dit evalueren? Hoe weet men of de manier die men hanteert meest effectief en
efficiënt is? Zou het bijvoorbeeld een goede beslissing zijn om de kost-per-aanwerving te verminderen of zal dit tot
minder aantrekkelijke kandidaten leiden? Immers, als R&S toegevoegde waarde claimt, dan moet ze antwoorden
kunnen geven op moeilijke vragen. Organisaties zijn niet langer bereid eender welke procedure of techniek te
introduceren (denk aan een nieuw rekruteringskanaal, nieuwe testen of een oriëntatieprogramma), want dit vergt een
85
investering in tijd en geld en die moet dan ook gerechtvaardigd worden.
Zonder objectieve prestatiemaatstaven is het bijna onmogelijk een visie omtrent de vormgeving van het R&S-proces
86
met alle stakeholders te delen, laat staan effectieve investeringsbeslissingen te maken. En, doordat objectieve
prestatie-indicatoren momenteel in vele gevallen ontbreken, focussen beslissingsnemers tegenwoordig vooral op
indicatoren zoals het volume van de aanwervingen, de duurtijd om vacatures in te vullen of de kost van een nieuwe
87
aanwerving. In sommige gevallen houden ze ook het verloop of de retentie bij.
Neem bijvoorbeeld deze case
beschreven in het boek ‘HR Scorecard’: De HR-managers van GTE maakten onder druk van de lijn de rekruteringscyclus
met 50% korter. Zo slaagden ze erin de rekruteringskosten te drukken. Echter, deze beslissing leidde er eveneens toe
dat minder geschikte kandidaten werden aangeworven. Ten gevolge daarvan was er op termijn een tekort aan
medewerkers met basisvaardigheden, steeg het verloop en liepen de trainingskosten op. Met andere woorden, de
kostenbesparingen op vlak van rekrutering werden uiteindelijk teniet gedaan. Na de introductie van een HR scorecard
88
werd beslist meer tijd te besteden aan het R&S-proces om zo meer geschikte profielen aan te werven.
Om als R&S-professional in dialoog te kunnen treden met het topmanagement, bespreken we in dit hoofdstuk concrete
89
indicatoren die de succesfactoren van het R&S-proces meten. Hiervoor vertrekken we opnieuw vanuit de HR balanced
scorecard. Immers, om te behoeden voor misinterpretatie moeten efficiëntiemetingen volgens het raamwerk ingebed
zijn in een context van langetermijn impact en effectiviteit. Hieronder gaan we dieper in op hoe men de scorecard in de
praktijk kan implementeren zodat een evaluatie van het proces en eventuele procesveranderingen mogelijk worden.
Achtereenvolgens gaan we in op de prestatie-indicatoren die men kan gebruiken, de stappen voor het implementeren
van een raamwerk en tenslotte belichten we hoe men via het bekomen van deze gegevens nog ‘een stap verder’ kan
gaan.
1.1.
Prestatie-indicatoren
Een krachtige actie die R&S kan ondernemen om zijn toegevoegde waarde te staven is het ontwikkelen van een
meetsysteem. Zoals we in het vorige hoofdstuk zagen, maakt een scorecard het mogelijk om vanuit vier perspectieven
kritische succesfactoren op te volgen. Een volgende stap die men dan neemt is om per succesfactor één of meer
kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) te bepalen. Terwijl kritische succesfactoren (KSF) van cruciaal belang zijn om de
R&S-strategie succesvol te implementeren, zijn KPI’s meetmethoden die deze KSF’s kwantificeren. Op die manier kan
men de uitvoering met een bepaalde frequentie meten, beslissingen verantwoorden en, indien nodig, verbeteren. De
vraag naar hoe men succesfactoren zal meten, brengt op zich reeds meer duidelijkheid in de betekenis en draagwijdte
van de verschillende KSF’s. De betekenis van een ‘excellente service’ en ‘kostenefficiëntie’ is immers afhankelijk van de
90
bedrijfscontext.
50
Bovendien bestaan er verschillende types meetindicatoren die men in het raamwerk kan integreren. In de eerste plaats
bespreken we het onderscheid tussen ken- en stuurgetallen. Kengetallen zijn absolute getallen met een signaalfunctie,
bijvoorbeeld het ‘verloop’. Ze vragen echter steeds nadere analyse want ze moeten in samenhang bekeken worden met
de context: sector van het bedrijf, conjunctuur… Zodra kengetallen gekoppeld zijn aan een bepaalde maatstaf worden
het stuurgetallen, bijvoorbeeld ‘maximaal verloop van 10%’. Aan stuurgetallen moeten conclusies verbonden worden:
doen we het goed of niet? Dit leidt tot een scherpere formulering van de acties die men kan opstellen en nadien
controleren.
Daarnaast omvat een raamwerk financiële indicatoren, harde indicatoren en zachte indicatoren. Financiële indicatoren
reflecteren enkel wat in het verleden gebeurde. Ze kunnen de impact van gemaakte beslissingen inschatten, maar ze
helpen niet om huidige beslissingen te sturen. Daarom is er ook nood aan harde en zachte indicatoren die een beeld
geven van de status van de kritische succesfactoren doorheen het proces. En op die manier benadrukken ze eerder de
toekomst.
Dus, nadat de KSF’s en indicatoren afgeleid zijn uit de strategie, dient men te besluiten naar welke waarden van de
individuele indicatoren men wil streven en op welke termijn. Ook moet overeenstemming bereikt worden over de wijze
waarop de verschillende waarden in praktijk gemeten en gerapporteerd worden.
1.2.
Een stap verder…
In de literatuur stopt men niet na de registratie en interpretatie van de afzonderlijke indicatoren. Er bestaat een
onderzoeksdomein binnen R&S dat nog een stap verder gaat en effectief het nut van de verschillende stappen in het
91
R&S-proces in financiële waarde omzet. Hierbij ligt de focus vooral op het nut van de selectieactiviteit, hoewel enkele
92
bronnen ook ingaan op de utiliteit van rekrutering. Ter volledigheid, gaan we hieronder even in op hoe men vanuit de
literatuur het rendement van selectie bepaalt.
Naar de utiliteit en het rendement van selectieprocedures wordt al sinds de jaren 1980 veel onderzoek verricht. De
utiliteit van een selectietechniek is de mate waarin het gebruik van een bepaalde techniek de kwaliteit van
geselecteerde werknemers verhoogt in vergelijking met de situatie waarin men deze tool niet gebruikt. Het doel van
selectie is volgens deze visie de toegevoegde waarde per persoon zo groot mogelijk te maken: een geselecteerde
persoon moet meer opleveren dan hij kost, liefst veel meer. Om dit te bepalen baseert men zich doorgaans op
93
verschillende gegevens, we bespreken er vijf.
1. Ten eerste kijkt men naar het verloop : hoe lang blijft een geselecteerde medewerker gemiddeld in dienst? Indien
goede medewerkers snel vertrekken, blijft het rendement uiteraard beperkt.
2. Ten tweede wordt de selectieratio gemonitord: hoeveel procent van de sollicitanten wordt uiteindelijk
aangenomen?
3. Ten derde baseert men zich op de prestatievariatie of SDy van een job. Dit is een schatting van de mate waarin
werknemers qua productiviteit gemiddeld van elkaar verschillen. Onderzoek hiernaar toont dat verreweg het
grootste deel van de medewerkers hun salaris waarmaken: ze produceren meer dan ze kosten. Gemiddelde
medewerkers produceren ongeveer het dubbele van wat ze verdienen. Goed functionerende werknemers
produceren zowat 40 procent van het gemiddelde jaarsalaris meer dan gemiddelde medewerkers. Slecht
functionerende medewerkers daarentegen produceren circa 40 procent van het gemiddelde jaarsalaris minder dan
gemiddelde medewerkers. Het verschil tussen goed en slecht functionerende medewerkers bedraagt met andere
94
woorden ruim 80 procent van het gemiddelde jaarsalaris. Bijvoorbeeld, wanneer het jaarsalaris €35.000 bedraagt,
zal een gemiddelde medewerker €70.000 produceren, een goed functionerende medewerker €84.000, terwijl dit bij
een slecht functionerende medewerker €56.000 bedraagt. In dit voorbeeld ligt het uiteindelijke
productiviteitsverschil op €28.000.
51
4. Als vierde indicator neemt men de kosten van de selectieprocedure. Hierbij is het onderscheid tussen directe en
indirecte kosten relevant (cf. hoofdstuk 3).
5. Tenslotte gaat men kijken naar de predictieve validiteit van de selectieprocedure. Waar dit precies voor staat,
lichten we hieronder visueel toe. Tabel 4 geeft mee wat de selectie-uitkomst is indien men selecteert op basis van
een instrument met predictieve validiteit 0 versus .55. In geval de predictieve validiteit 0 is, staat dit gelijk aan
selecteren op basis van toeval, of via een dobbelsteen. Er bestaat evenveel kans dat een goede kandidaat
weerhouden of afgewezen wordt. Dit instrument heeft met andere woorden geen voorspellende waarde. Indien
men, in plaats van de dobbelsteen, een selectietechniek neemt met een gemiddelde predictieve validiteit van .55,
wat doorgaans het geval is bij een assessment center, verandert het plaatje. De kans dat men een kandidaat met
voldoende toegevoegde waarde aanneemt, is aanzienlijk gestegen. Dus, hoewel de perfecte selectie niet bestaat
(=predictieve validiteit van 1.00), kan men via het gebruik van valide instrumenten de kans op geschikte kandidaten
95
beduidend verhogen.
Tabel 4: Predicitieve validiteit
Predictieve validiteit = 0 / 0.55
Afwijzen
Kandidaat met voldoende toegevoegde
waarde
Kandidaat met onvoldoende toegevoegde
waarde
Aannemen
25 / 11
25 / 39
25 / 39
25 / 11
Wanneer men deze validiteitsgegevens vervolgens koppelt aan de overige gegevens, krijgt men een zicht op de ROI van
selectie. Er bestaan verschillende modellen die deze gegevens samen in één formule onderzoeken. Hieronder lichten
we, ter illustratie, één van de modellen toe die de utiliteit van selectietechnieken berekent, namelijk het Brogden96
Cronbach-Gleser model:
∆U=tNs(r1-r2)SDy/-Ns(c1-c2)/
∆U staat voor de verandering in waarde of utiliteit van het gebruiken van de nieuwe selectietechniek; t is de
anciënniteit in aantal jaren van de gemiddelde geselecteerde; Ns is het aantal geselecteerde kandidaten in een jaar; r1
is de validiteit van de nieuwe techniek; r2 is de validiteit van de vorige procedure; c1 is de kost per kandidaat met de
nieuwe procedure en c2 is de kost per kandidaat met de vorige procedure; SD y staat voor de prestatievariatie van die
bepaalde job,  verwijst naar de hoogte van de normaalverdeling op het cutoffniveau van de predictor en  is de
selectieratio. Deze formule, indien men alle gegevens bijhoudt, geeft de winst in productiviteit weer die resulteert van
het gebruik van een meer valide selectieprocedure in een jaar.
De vraag die we in dit hoofdstuk behandelen betreft het nagaan van de efficiëntie, effectiviteit en langetermijn impact
van het R&S-proces. Vanuit de literatuur gebruikt men hier complexe, vergevorderde modellen voor, maar finaal is van
belang dat via het meten van gegevens R&S-beslissingen op termijn kunnen verbeteren. Dit vereist indicatoren die
passen binnen een op-maat raamwerk, opgebouwd uit financiële indicatoren, indicatoren naar klanten toe, op vlak van
de interne processen en het medewerkersperspectief.
2. Wat de praktijk ons leert…
De vraag naar meerwaarde van het R&S-proces klinkt steeds luider. Hoe kan een organisatie deze evaluatie in handen
nemen? Wat zijn specifieke indicatoren die weergeven of de geplande objectieven bereikt worden? Op basis van de
kostendrijvers en kritische succesfactoren in het R&S proces, identificeren we in dit hoofdstuk welke KPI’s men kan
gebruiken zoals we dit leerden uit de groepsgesprekken.
52
2.1.
Het belang van evalueren
Wat het belang van evalueren in het algemeen betreft merken we dat er als het ware twee clusters bestaan. Enerzijds
zijn er bedrijven die het evaluatieproces eerder intuïtief benaderen, vaak zijn dit kleine of middelgrote organisaties. Van
de andere kant wordt in vele grote organisaties de evaluatie van het R&S-proces minutieus bekeken en is de evaluatie
een cruciaal element. Bovendien zien we dat dit, naast de organisatiegrootte, ook afhangt van het belang van het HRbeleid in het algemeen:
“Wij rapporteren wel 2 maal per maand over R&S aan het management, zo belangrijk is het voor onze core business.
In het bedrijf wordt er veel belang gehecht aan de meerwaarde van HR. Het kost ook geen moeite om de
werkmiddelen van HR te bekijken, want HR zorgt voor kwaliteit. Men ziet voortdurend de permanente kost van
slechte rekrutering.“
Daarnaast zien we dat ook automatisatie een belangrijke katalysator is voor het opvolgen van KPI’s. We bespreken de
twee groepen hieronder meer in detail:
 We merken dat het opvolgen van kritieke prestatie-indicatoren in de praktijk wel belangrijk wordt geacht, maar dat
men in veel bedrijven hierover niet formeel rapporteert. Vaak is dit afhankelijk van de sense of urgency: KPI’s
worden pas gevraagd wanneer er een probleem is. KMO’s doen dit over het algemeen meer op buikgevoel. Dit
hangt bovendien ook samen met het feit dat kleine organisaties veelal geen geautomatiseerd systeem hebben en
het voor hen dus moeilijker is om alle cijfergegevens bij te houden. Van de andere kant lijkt de aandacht voor
evaluatie van het R&S-proces toe te nemen:
“HR is alleszins veel actiever bezig met het opvolgen van R&S, ze worden veel factueler (wat is het rendement), het
moet echt opbrengen.”
 Veel grote bedrijven geven daarentegen aan dat het werken met KPI’s binnen hun organisatie erg belangrijk wordt
geacht. Bovendien wordt R&S in sommige gevallen formeel afgerekend op deze KPI’s wanneer de target niet wordt
gehaald. Tevens wordt deze informatie gebruikt om acties ter verbetering op te stellen. Daarnaast zien we dat de
frequentie waarmee gerapporteerd wordt, kan variëren. Sommige bedrijven doen dit op jaarbasis omdat er veel
fluctuaties zijn doorheen het jaar, andere bedrijven gaan daarentegen twee maal per maand de resultaten
verantwoorden ten aanzien van het topmanagement. Meestal gebeurt dit vrij automatisch via het bestaande
dashboard en/of het dashboard van het sociaal secretariaat. Qua implementatie en rapportering merken we dat in
vele gevallen een service level agreement is opgesteld met de lijn waarin interne of externe R&S-partners zich
engageren om bepaalde afspraken na te komen, al dan niet aan de hand van KPI’s. Vaak gaat het ook om
kwalitatieve afspraken. Deze HR-directeur geeft mee waarom hij het bijhouden van KPI’s als positief ervaart:
“We beschikken over meer dan 1 dashboard. Per kwartaal wordt een overzicht gegeven van het kwalitatieve
aspect van R&S. Wekelijks is er een hire & fire-update, we spelen zeer kort op de bal. Mijn gevoel is dat enkel cijfers
van tel zijn op het directiecomité. Via een dashboard kan je praten onder gelijken, anders word je niet altijd au
sérieux genomen. De discussies op het directiecomité verlopen anders, via deze instrumenten kan je gaan sturen.“
Vaak is evaluatie een initiatief dat door de top gesuggereerd wordt. Voor R&S is het een kans om mee te praten daar
waar de beslissingen in de organisatie gemaakt worden. Cruciaal hierbij is dat men vanuit de R&S-afdeling mee de
indicatoren kan bepalen. Is dit niet het geval, dan is er het gevaar dat vooral de meest voor de hand liggende
indicatoren gemeten zullen worden, namelijk directe efficiëntie-indicatoren.
53
2.2.
Evalueren van het R&S-proces
De kritische succesfactoren en kostendrijvers van het vorige hoofdstuk kan men vertalen naar meetbare indicatoren.
Op die manier kan men monitoren of de geplande objectieven bereikt worden. Hieronder lijsten we op welke
indicatoren men per succesfactor kan meten. In eerste instantie kijken we dus naar de indicatoren die de continuïteit
verzekeren, namelijk de expertise van de R&S-deskundigen en hun authenticiteit. Ten tweede identificeren we de
indicatoren van het R&S-proces waarin men wil uitblinken, namelijk snelheid, flexibiliteit en kwaliteit van
dienstverlening. Tenslotte kijken we naar parameters die de output van het proces weergeven: wat is de impact van
R&S op de verschillende stakeholders en hoe kunnen we de financiële impact meten? We geven per succesfactor weer
welke KPI’s in de praktijk gebruikt worden, hoe belangrijk de evaluatie van de specifieke factor is en of R&S al dan niet
afgerekend wordt op de indicator. Als bijlage geven we op het einde van dit rapport een overzicht van alle KPI’s die we
noteerden.
1. Groeiperspectief: hoe kunnen R&S-medewerkers de prestatie blijvend verbeteren?
Over het algemeen merken we vanuit de commentaren van de focusgroepen en interviews dat succes veelal afhangt
van de individuele R&S-professionals. Hun technische competenties, hun kennis van de business, de authenticiteit
waarmee ze kandidaten benaderen… Hieronder bespreken we of en hoe bedrijven dit kunnen meten en dus managen.
a. Expertise
Hoewel expertise duidelijk als succesfactor wordt aangegeven, koppelt men hier doorgaans geen specifieke indicatoren
aan in de praktijk. Expertise van de individuele deskundigen vormt echter de basis voor het verdere verloop van het
proces. Terwijl de R&S-functie verder evolueert en verruimt zal het opvolgen van deze succesfactor steeds belangrijker
worden.
Expertise van R&S-medewerkers wordt op dit moment vooral kwalitatief gemeten aan de hand van
evaluatieformulieren ter attentie van het lijnmanagement. Zo vullen lijnmanagers in enkele bedrijven, nadat een
bepaalde aanwervingsopdracht is afgelopen, een formulier in dat onder meer de inbreng van R&S meet, hoe de
begeleiding van het proces verliep. Ook vragen naar deskundigheid van R&S-medewerkers worden opgenomen. Zo
vertelt ook deze R&S-deskundige:
“Het management vindt rekrutering erg belangrijk. Een KPI is dat men tevreden moet zijn over de begeleiding van
HR aan de hand van een evaluatieformulier die door de lijnmanager wordt ingevuld: dit formulier meet de inbreng
van HR, de begeleiding van het proces, het verloop van het proces en de deskundigheid. Meestal is dit wel positief.”
Bovendien is het veelal zo dat, net omwille van een gebrek aan bepaalde expertise, bedrijven een beroep doen op
externe partners. Echter, de evaluatie of dit achteraf een meerwaarde betekende, gebeurt vooral op buikgevoel. In
bepaalde gevallen wordt de externe relatie volledig gemanaged door een R&S-medewerker van het bedrijf. Die gaat de
keuze van externe partner vooral maken op basis van eigen ervaringen en blijft vaak bij die partner zolang men
positieve ervaringen heeft. Het gaat zoals vermeld in hoofdstuk 2 vaak om een erg vertrouwelijke relatie waar de éénop-één band tussen de interne R&S medewerker en de consultant belangrijk is. En, gezien het vooral om een
vertrouwensband gaat, vindt er geen formele evaluatie plaats. Wat dit onrechtstreeks impliceert, is dat een evaluatie
op basis van harde cijfers niet snel gebeurt en in bepaalde gevallen zelfs als vertrouwensbreuk aanzien kan worden:
“Bij ons blijven partners ‘partners’ zolang er geen vragen rijzen. Wij gaan hen niet continu evalueren. Omdat de
persoon die de dienst verleent ook een belangrijke rol speelt en het gevoel van wederzijds vertrouwen voor ons
belangrijk is.”
Echt harde indicatoren om de expertise van individuele medewerkers na te gaan, zien we weinig in de praktijk. Met
‘gerichte opleidingen’ als mogelijke enabler, kan bijvoorbeeld de link gelegd worden naar het aantal opleidingsuren die
R&S-medewerkers volgen, maar vaak wordt dit in de praktijk niet hard gemaakt. Op zich is het wel van belang om er
54
bewust mee bezig te zijn: hebben R&S-medewerkers voldoende mogelijkheden om hun expertise te verruimen en
creatief in te spelen op nieuwe trends? Zo niet, hoe kunnen we dit verhelpen en kan dit eventueel via het betrekken
van externe partners? Vooral in een arbeidscontext waar de jobinhoud wijzigt is het belangrijk om vanuit de top de
vinger aan de pols te houden.
b. Authenticiteit
Vanuit de focusgroepen komt naar voor dat het ‘authentiek zijn’ erg van tel is in het R&S-domein. Het blijkt echter dat
authenticiteit zelden wordt opgevolgd.
De authenticiteit wordt soms kwalitatief bevraagd via een vragenlijst die men achteraf naar de sollicitanten uitstuurt.
Dit kan worden bijgehouden in de vorm van kwalitatieve KPI’s: kreeg men voldoende uitleg en kreeg men voldoende
voeling met de organisatie en de job, werd het verloop van het proces uitgelegd, werd men op de hoogte gehouden,
was de recruiter voldoende proactief. Daarnaast kan men bevragen of de kandidaat feedback heeft gekregen en of die
feedback voor hem/haar diepgaand genoeg was.
Bovendien doen bedrijven dit vaak ook face-to-face met de kandidaat, vooral indien een deel van het proces wordt
uitbesteed. Ze bevragen de kandidaat hoe het proces voor hen is verlopen, welke informatie omtrent de job en het
bedrijf men meekreeg van de externe partner… De keuze van de externe partner waar men mee in zee gaat, hangt
voor een deel af van deze evaluatie: “Weten zij waar wij met het bedrijf naartoe willen en kunnen ze die boodschap
overbrengen naar kandidaten?”
2. Procesperspectief: waarin willen we uitblinken?
a. Snelheid
In de praktijk wordt de doorlooptijd vaak gemeten. Volgens sommigen is dit zelfs de belangrijkste indicator om bij te
houden omdat deze rechtstreeks met de omzet verband houdt. Sommige bedrijven maken deze evaluatie zeer ruwweg,
anderen pakken dit meer kwantitatief aan: ze hebben een zicht op de doorlooptijd van selecties van bedrijven in
dezelfde sector, voor gelijkaardige functies,…
Zo geeft iemand aan dat het handig is om per stap in het proces de timing bij te houden. Dit laat achteraf toe om
bottlenecks en pijnpunten in het proces precies te lokaliseren. Wanneer men bijhoudt wat de tijd is tot de vacature
gepost is, wat de tijd is tot men een eerste kandidaat bereikt, wat de tijd is tot het eerste interview, … dan weet men
exact waar het proces precies blijft hangen. Deze gegevens kunnen achteraf gebruikt worden ter verantwoording naar
het topmanagement en indien, zoals vaak gehoord, het lijnmanagement het proces ophoudt, kan men dit probleem
voorleggen en kan ernaar gehandeld worden.
Daarnaast zien we dat de stuurgetallen die men gebruikt om het proces te evalueren erg uiteenlopend zijn. Terwijl
bepaalde bedrijven een target zetten per functiegroep, bijvoorbeeld drie weken voor bepaalde arbeidersfuncties en
drie maand voor bepaalde expertfuncties, leggen andere organisaties een algemeen gemiddelde vast dat in onze
respondentengroep varieert van 33 werkdagen tot 100 werkdagen. Deze target wordt meestal vastgelegd op basis van
de gemiddelde snelheid die in een periode ervoor werd geregistreerd.
Vanuit de focusgroepen merken we op dat er organisaties zijn die de R&S-afdeling sterk afrekenen op de doorlooptijd.
In dit geval zet men een target hiring date vast die de datum waarop het contract ondertekend wordt, vooraf bepaalt.
Er wordt rond deze indicator formeel gerapporteerd. Enkele bedrijven geven mee dat er wekelijks via het
geautomatiseerde systeem een rapport wordt opgemaakt dat men dan voorlegt aan de hiring manager:
“De belangrijkste afspraak is dat de wervingsprocedure wordt afgesloten na drie maanden (service level agreement).
Dus vanaf beslissing van directiecomité tot de uiteindelijke beslissing van beste kandidaat wordt 3 maand gerekend,
de intake bij de afdeling is dan nog niet gebeurd.“
55
De meeste R&S-medewerkers zijn niet echt voorstander van deze transparantie, hoewel anderen het zien als middel
om het belang van de timing door te drukken bij de lijnmanagers. Ook naar externe partijen toe wordt dit in sommige
gevallen strikt opgevolgd en vastgelegd in een service level agreement:
“Wij zien een kandidaat binnen dezelfde week als het bureau ons hen voorstelt. Dat staat ook in de overeenkomst
van de bureaus: je moet snel kandidaten zien en je moet snel feedback geven.”
In vele gevallen wordt dit evenwel minder strikt behandeld. Men volgt de doorlooptijd nauwgezet op, maar ziet het
overschrijden van de maximumdatum eerder als signaal voor R&S-medewerkers om samen te zitten met de lijn en
specifiek naar oplossingen te zoeken. Vanuit deze visie gaat het om een gedeelde verantwoordelijkheid. De
geregistreerde gegevens worden dan gebruikt als input om te zien waar het precies fout liep: zijn kandidaten moeilijk in
te plannen, vragen lijnmanagers te laat acties aan, zeggen kandidaten op het laatste moment af… Daarna kan men
gerichte acties stellen.
b. Flexibiliteit van de R&S afdeling
Gezien de huidige onzekerheid, hoe kan een R&S-afdeling zich voorbereiden op eventuele ad hoc vragen en toch een
flexibel en efficiënt proces garanderen? De meeste bedrijven zullen niet toelaten dat het R&S-departement teveel
werknemers behoudt, hoewel onvoorziene vragen schering en inslag zijn. Hoe kan men deze stress minimaal houden,
terwijl men een aanvaardbare R&S-steun behoudt? Hoewel literatuur rond het inschatten van deze risico’s uitgebreid
is, wordt dit in de praktijk in mindere mate bijgehouden.
In de praktijk wordt de flexibiliteit bijna niet ingecalculeerd of geëvalueerd. Eén organisatie stelt het als volgt: per 50
vacatures stellen ze 1 recruiter aan. Andere HR-managers benaderen deze succesfactor eerder op buikgevoel:
“Ik heb een beetje gezonde schrik omdat we met zoveel interne medewerkers zitten: wanneer gaat er overcapaciteit
in mijn team zijn?”
We merken met andere woorden dat nog niet veel forecasting gebeurt in de praktijk met als gevolg dat het moeilijk is
om deze operationele flexibiliteit effectief te meten en te evalueren. Veel R&S-interventies, intern of extern, gebeuren
immers ad hoc.
Het antwoord vanuit de literatuur hierop ligt in het monitoren van die factoren die het meest worden beïnvloed door
plotse rekruteringsvragen, zoals de werklast van recruiters en de backoffice (uitgedrukt door het aantal vacatures die ze
behandelen), en het verwachte aantal aanwervingen dat door recruiters en assistenten behandeld kan worden in een
bepaalde periode. Wanneer het proces aangepast wordt, uitbesteed of geautomatiseerd, zou dit een verschil moeten
maken in het aantal vacatures die R&S-medewerkers kunnen behandelen. Vervolgens kan dit gerelateerd worden aan
97
de strategische personeelsplanning die men opmaakt.
Ook van externe partners wordt veel flexibiliteit verwacht. Flexibel inspelen op de vraag van een klant is een must
(denk aan ‘no cure no pay’-opdrachten, het opnemen van modulaire taken) en betekent een ‘go or no go’ voor verdere
samenwerking. Voor interne R&S-medewerkers is dit anders. Deze factor wordt intern weinig opgevolgd, en dus wordt
R&S er niet op afgerekend, zolang men binnen het budget blijft. Deze visie leidt er echter toe dat men moeilijk kan
definiëren wanneer het proces flexibel is en aan de verwachtingen voldoet. Dit komt ook naar boven in deze quote:
“Wij hebben enkel een jaarbudget. Wij engageren ons wel naar de lijnmanagers dat ze op tijd een kandidaat
aangereikt krijgen, maar anders worden we op niets afgerekend. Soms duurt het proces wel wat langer en op het
einde van het jaar moeten we wat bijeen krabben.”
56
c. Kwaliteit van dienstverlening
Deze succesfactor heeft betrekking op drie zaken: hoe tevreden zijn kandidaten met de service (intern/extern), hoe
tevreden zijn managers met de service (intern/extern) en hoe tevreden is de R&S-afdeling met de externe service. Het
belang van deze succesfactor is in stijgende lijn, merken we.
Er zijn verschillende indicatoren die een zicht kunnen geven op de kwaliteit van de dienstverlening. Van de ene kant
meet men kwalitatief de ervaring van de klant en kandidaat, anderzijds is de ‘trouble time’ een kwantitatieve indicator.
 Monitoren candidate experience: Nadat de aanwervingscyclus is afgesloten, kan men de nieuwe medewerker via
een vragenlijst of in een face-to-face moment bevragen omtrent hun ervaringen met het R&S-proces, net zoals ze
de authenticiteit van de individuele R&S-medewerkers bevragen. Sommigen kiezen ervoor dit pas na enkele
maanden te doen. In deze vragenlijst kan men onder meer peilen naar: welke bottlenecks hebben ze ervaren, via
welke weg hebben ze kennis gemaakt met het bedrijf, wat zijn suggesties ter verbetering voor het R&S-proces, hoe
hebben ze de testing ervaren? Bovendien kunnen organisaties, afgezien van de kandidaten die ze uiteindelijk
aanwerven, ook de kandidaten bevragen die niet geselecteerd werden of die niet op het jobaanbod wensten in te
gaan. Deze laatste twee groepen worden niet telkens mee in de bevraging opgenomen. Ze kunnen echter
waardevolle informatie meegeven over het proces en het bevordert het imago. Qua employer branding kan dit dus
tellen.
 Trouble time: Een meer kwantitatieve indicator die gehanteerd wordt, is de trouble time: hoelang moet de
kandidaat wachten vooraleer hij of zij feedback krijgt omtrent het resultaat? Een lage doorlooptijd is van belang
voor interne of externe klanten, maar bovendien is het ook cruciaal naar kandidaten toe. Best practice is om deze
trouble time kort te houden, of, indien dit niet mogelijk is, voldoende momenten in te lassen waarbij men de
kandidaat op de hoogte houdt van het verloop van het proces. Zo houdt een R&S-deskundige zich eraan om “binnen
2 dagen na ontvangst van het CV contact op te nemen met de kandidaat”. In de war for talent is dit een indicator die
zeker mee moet opgenomen worden.
 Tevredenheid klanten: Een belangrijke parameter voor een excellente service is de tevredenheid van klanten. In dit
geval gaat het om de tevredenheid van lijnmanagers met interne R&S-medewerkers of de tevredenheid van
lijnmanagers en interne R&S-medewerkers met externe partners. De tevredenheid van lijnmanagers kan een
indicatie geven van de service van R&S-medewerkers, los van het feit of dit intern of extern gebeurt. Een optie die
respondenten aangeven is om telkens iemand van de business mee te laten gaan naar een extern assessment om te
kijken hoe het proces er effectief aan toe gaat. Daarnaast is een mogelijkheid om ook aan externe partijen te vragen
hoe tevreden ze zijn met hun interne partner binnen het bedrijf. Immers, een goede briefing van externe partners is
noodzakelijk om tot kwalitatieve kandidaten te komen.
Vanuit de visie dat de attitude van werknemers sterk correleert met de attitude van klanten is een excellente service
98
van R&S-medewerkers cruciaal. Zij vormen immers het eerste contact dat kandidaten met het bedrijf hebben, en op
die manier kan het nagaan van de candidate experience met andere woorden erg nuttig zijn. In de meeste gevallen
wordt hier echter niet formeel over gerapporteerd of wordt R&S er niet op afgerekend. Het is eerder een interne
indicator. Voor externe partners ligt dit vaak anders.
3.
Klantenperspectief: wat is de output voor onze klanten?
a. Kwantiteit
De mate waarin het gevraagde aantal kandidaten aangeleverd wordt en de vacatures ingevuld worden, bepaalt het
succes voor een groot deel. Vooral in bedrijven die knelpuntberoepen aanwerven is het moeilijk om alles ingevuld te
krijgen en is de invullingsgraad een belangrijke parameter.
57
Afgezien van de invullingsgraad, toont het aantal kandidaten dat solliciteert voor de vacature in hoeverre de
wervingsactiviteit succesvol was. Vandaar dat bij deze succesfactor indicatoren horen die het succes van de
verschillende rekruteringskanalen meten en indicatoren gelinkt aan employer branding. Daarnaast kan men ook kijken
naar het aantal kandidaten dat per selectieactiviteit weerhouden wordt.
 Succesratio’s rekruteringskanalen: Hoewel enkele bedrijven erg nauwgezet bijhouden hoeveel respons men
verwerft per kanaal, merken we dat deze respons niet telkens systematisch onderzocht wordt. Voordeel van deze
registratie is dat men kan kijken hoeveel geschikte kandidaten een wervingsactiviteit oplevert en welke kosten daar
tegenover staan. Op basis van de info die men verkrijgt, kan men overwegen andere rekruteringskanalen in te
zetten. Wanneer met externe partners wordt gewerkt, kan men vragen ook bij te houden langs welk kanaal de
verschillende kandidaten contact opnamen.
Ook hier is het erg belangrijk dat per indicator duidelijk is welke acties men eraan kan koppelen. Als men
bijvoorbeeld registreert hoeveel ‘kliks’ een online jobadvertentie krijgt, kan een laag aantal kliks een indicatie zijn
van een jobpost van lage kwaliteit of een onaantrekkelijk Employer Brand. En, zolang men niet duidelijk het
resultaat kan interpreteren is het moeilijk zinvolle interventies uit te werken.
 Selectieactiviteit: Daarnaast kan men ratio’s bijhouden per fase: van het aantal kandidaten dat aan interviews
deelneemt, het aantal sollicitanten die na de screening weerhouden wordt, het aantal kandidaten dat aan het
laatste interview deelneemt en uiteindelijk het aantal aanwervingen. Ten opzichte van het aantal sollicitanten en
hoeveel kandidaten er worden getest, krijgt men een indicatie van de mate waarvan deze technieken filteren. Dit
helpt terug om bepaalde kritische punten in het proces te ontdekken die de kwantiteit van aanwervingen ten goede
of ten slechte komen: in welke fase zijn er veel drop-outs en hoe komt dit? Het is echter geen indicatie voor de mate
van effectiviteit van selectie.
 Monitoren Employer Branding: Er zijn bedrijven die indicatoren hebben voor het aantal spontane sollicitaties. Dit
geeft een indicatie of het bedrijf top of mind is. De employer brand kan ook gemeten worden door een brand
monitor of bestaande labels die een kwalitatieve indicatie weergeven van de sterkte en visibiliteit van een
‘Employer Brand’.
 Monitoren talentdenken. Hier kan men bijhouden in hoeverre men bij het R&S-proces alle mogelijke inputkanalen
betrekt, of in hoeverre men vertrekt van talentdenken. Een voorbeeld is het bijhouden van het percentage jobs dat
ingevuld is via succession planning of het aantal kandidaten dat in de pipeline zit. Daarnaast is het zeker een must
om bij te houden of alle kandidaten gelijke kansen krijgen doorheen de wervings- en selectieactiviteiten. Men kan
bijvoorbeeld bijhouden hoe divers de kandidatenpool is en het percentage minderheidsgroepen dat uiteindelijk
aangeworven wordt. Dit is vaak een complexe zaak, die in de literatuur gekend staat als ‘adverse impact’:
99
discrimineren we geen minderheidsgroepen in de organisatie? Zo illustreert een HR-manager bijvoorbeeld hoe in
zijn organisatie wordt bijgehouden via een officiële KPI of mannen en vrouwen gelijke kansen krijgen in het R&Sproces. Over het algemeen merken we echter dat de opvolging op dit vlak beperkt is.
Het aantal kandidaten dat aangeleverd wordt, is in vele gevallen in handen van de R&S-afdeling en dus worden
sommigen afgerekend op de invullingsgraad. Een goede optie is dan om via de succesratio’s per kanaal of de drop-outs
per selectieactiviteit te kijken waar precies de pijnpunten zitten. In het andere geval ziet men dit als een gedeelde
verantwoordelijkheid. Soms is het zo dat de lijn meer contacten heeft en via hun netwerk geschikte kandidaten kunnen
aanleveren. Wanneer men met externe partners werkt, is het aanleveren van kandidaten vaak de primaire opdracht en
zodus worden zij hier zeker sterk op geëvalueerd.
58
b. Kwaliteit
In de praktijk vindt men het belangrijk om de kwaliteit van de uiteindelijke selectiebeslissing na te gaan, maar geeft
men aan dat dit niet vaak genoeg gebeurt. Onder meer omdat de opvolging moeilijk is omwille van het tijdsverschil
tussen de beslissing en een mogelijk meetmoment.
In de eerste fases van het R&S-proces geven testscores een indicatie van de kwaliteit van de aanwerving. Achteraf kan
men deze scores linken aan verschillende resultaten om te zien of deze voorspelling enigszins klopte. Er zijn
verschillende manieren om kwaliteit te meten: bijhouden van het verloop, nagaan of de proefperiode al dan niet
succesvol is, kwalitatief via exitinterviews en in bepaalde gevallen gaat men af op het buikgevoel. Hieronder gaan we
dieper in op de verschillende indicatoren.

De kwaliteit van de selectievoorspelling kan in de eerste plaats gemeten worden via het verloop binnen een
bepaalde termijn of, omgekeerd ook via de retentieratio. Hierbij is het belangrijk om erg goed te definiëren wat
precies het getal is waar men op wil sturen. Men kan bijvoorbeeld een stuurgetal opmaken op basis van een
benchmark studie. Bovendien raadt de literatuur aan om te differentiëren tussen het verloop van gemiddelde tot
goede werkkrachten versus het verloop van laag presterende werknemers. Vanuit deze visie kan verloop voordelig
zijn, indien de vervanger op termijn meer winst oplevert dan diegene die hij vervangt.
 Daarnaast zijn er enkele bedrijven die ook gaan kijken naar het aantal mutaties omdat dit, naast de uitstroom uit
het bedrijf, ook een zicht geeft op de fit die in eerste instantie werd ingeschat tussen de kandidaat-werknemer en
de job. Of een persoon al dan niet een opleidingscertificaat behaalt, geeft soms een indicatie of deze persoon
inderdaad in staat was om de opleiding tot een goed einde te brengen. Tenslotte stelt een deelnemer aan de
focusgroepen dat ook beroepsfouten een parameter kunnen zijn.
 Wanneer een medewerker de organisatie verlaat, kan men kwalitatief navragen wat hiervoor precies de reden is.
Daarnaast meldt een deelnemer dat in hun bedrijf ‘staygesprekjes’ worden georganiseerd. Dit laat toe om bij een
verhoogd verloopcijfer na te gaan waarom bepaalde mensen weggaan en waarom anderen blijven. Deze R&Sdeskundige gaat in op het belang van exitinterviews binnen haar bedrijf:
“We hebben een probleem van retentie binnen het eerste werkjaar. We denken dat dit komt door het ontbreken
van een talentacquisitieprogramma, maar we hopen dit te kunnen verbeteren. Daarom zijn we van plan om
hiervan een KPI te maken en op te volgen of de kandidaat al dan niet een succesvolle aanwerving is gebleken.”
 Een andere indicator die men gebruikt om de kwaliteit van een nieuwe medewerker na te gaan betreft de
beoordeling van de prestatie na een bepaalde termijn. De standaarden voor kwaliteit kunnen aan de start van het
R&S-proces vastgelegd worden door de R&S-deskundigen en de lijnmanagers.
Verloop, kwalitatieve info via exitinterviews of -surveys en beoordelingscijfers zijn indicatoren waar vaak formeel rond
gerapporteerd worden. Het voordeel hiervan is dat, indien blijkt dat deze aanwervingsbeslissing niet altijd goede
resultaten oplevert, men acties aan deze indicatoren kan koppelen. Zo kan dit leiden tot een herziening van het profiel
dat men zoekt, of een betere afstemming van de selectietechnieken die men gebruikt om kandidaten in te schatten.
Bovendien zien we dat in sommige bedrijven R&S wordt afgerekend op de kwaliteit van kandidaten, terwijl men in
andere bedrijven dit als een gedeelde verantwoordelijkheid ziet. Een belangrijk aspect dat men hierbij in rekening
brengt is alvast het tijdstip waarop de werknemer de organisatie verlaat. Vaak stelt men dat hoe eerder een
werknemer vertrekt, hoe meer een organisatie kan uitgaan van een verkeerd selectie-, oriëntatie- en socialisatieproces.
Zo stelt ook deze R&S-deskundige:
“We kijken of mensen stoppen tijdens hun proefperiode. Zo ja, dan zijn wij verantwoordelijk voor die aanwerving.”
59
In het geval waarbij men met externe partners werkt, is de kwaliteit van de aanwervingen een cruciale factor waar ze
op afgerekend worden. Voor organisaties kan dit een teken zijn dat de externe partner de fit niet goed heeft begrepen.
Zo stelt ook deze R&S-professional:
“De keuze van onze partners hangt echt af van de kwaliteit van de kandidaten die ze voorstellen. Als die goed is,
gaan we naar die partner terug. Als er af en toe 1 tussen zit die niet klopt, dan is de kous af.”
4. Financiële perspectief: wat vragen onze aandeelhouders?
a. Kostenefficiëntie
Kost-per-aanwerving is, afgezien van de doorlooptijd, een indicator die erg veel gehanteerd wordt. En, omdat het een
van de weinige financiële indicatoren is, heeft deze indicator ook succes bij het topmanagement. Het is rechtstreekse
informatie, het is een makkelijke indicator om te begrijpen, te presenteren, te monitoren en om trends mee weer te
geven. Het laat tevens toe te kijken waar mogelijkheden zijn om in de kosten te snoeien.
Gezien het moeilijk is om de indirecte kosten in kaart te brengen, de rekruteringskanalen die gebruikt worden talrijker
zijn geworden en soms ook meer verweven zijn met het marketingbudget,… is het moeilijk om de exacte kost van het
aanwervingsproces te berekenen. Hierbij houdt men, zoals gezegd, vooral rekening met de directe acquisitiekosten:
vaak telt men de kost van het rekruteringskanaal op bij de kost van de testing en de eventuele kost van de externe
dienstverlening, en dat is dan de kost-per-werving, bijvoorbeeld:
“We rekenen 5.500 à 6.000 euro kost voor een rekrutering van nieuwe medewerkers. Hier houden we rekening met
het bekend maken van de advertentie, de eventuele search-opdracht en selectieactiviteiten. Hieronder rekenen we
niet de loonkost van de recruiter.”
Veel organisaties hebben dus geen volledig beeld op de kost-per-aanwerving. Bovendien kan het bij het berekenen van
de kosten nuttig zijn om per fase een aantal indicatoren te monitoren. Bedrijven houden bij hoeveel kosten
gespendeerd worden per rekruteringskanaal, hoeveel geld gaat naar testen,… Zo kan men ook, wat betreft de
oriëntatiefase, reflecteren welke opleidingsinvesteringen wanneer gedaan worden. Hoe lang moeten werknemers
blijven om de investering te rechtvaardigen? Kan dit geoptimaliseerd worden door het reduceren van bepaalde
investeringen in de eerste maanden en deze naar een latere periode uit te stellen?
Daarnaast kan men de kost-per-aanwerving registreren per functiegroep. Doorgaans wordt meer geld uitbesteed aan
het werven voor een functie van topmanagementniveau. Daarom zal een algemeen gemiddelde minder zeggen dan een
gemiddelde per functiegroep. Bovendien zullen dan ook de normen om de stuurgetallen op te baseren, verschillen.
Of R&S wordt afgerekend op de kosten, hangt vaak samen met de bedrijfsstrategie en kostenstructuur van de afdeling.
Vast staat dat het topmanagement de kostindicatoren van nabij opvolgt. In bepaalde bedrijven ligt de focus zoals
vermeld sterk op kostreductie. Kost-per-aanwerving reduceert men bijvoorbeeld door het verminderen van het aantal
selectieactiviteiten, met als gevaar dat hierdoor de validiteit en zodoende ook de kwaliteit van het personeelsbestand
vermindert.
Ook in het kiezen van externe R&S-providers is kostenefficiëntie een belangrijke determinant. Hierbij geven
organisaties aan dat partners niet altijd even transparant zijn wat betreft de kostprijs. Wanneer men helder duidt waar
deze prijs op steunt, zijn organisaties vlugger geneigd de kost te aanvaarden. Met andere woorden missen ook externe
partijen soms duidelijke indicatoren die meer zicht geven op de directe en indirecte kostendrijvers binnen hun proces.
Als hun kostprijs hoger ligt dan de marktprijs, moeten ze duidelijk wijzen hoe dit komt en wat de meerwaarde is.
60
b. Toename in productiviteit
Een effectief R&S-proces kan op termijn een toename in jobprestatie van de organisatie als gevolg hebben. Toename in
productiviteit is met andere woorden in vele gevallen ook een deliverable van R&S die rechtstreeks de prestatie van de
organisatie beïnvloedt. Deze factor zal veelal een gevolg zijn van de kwaliteit van medewerkers. Zodoende kan men
eveneens kijken naar beoordelingsscores en overlevingskans na indiensttreding, zoals hierboven beschreven.
Ook het meten van de werknemerssatisfactie kan een inschatting geven van de jobprestatie van medewerkers. Deze
100
link tussen jobtevredenheid en prestatie werd al in tal van studies onderzocht en ondersteund. In de literatuur
101
beschrijft men bovendien als indicator de ROIP of de return on improved performance. Deze term behelst het idee
van een optimale investering en de waarde van een verbetering in prestatie. Maar omdat de ROIP complexe modellen
omvat, is dit in de praktijk moeilijk na te gaan. Omwille van deze moeilijke rekenoefening wordt R&S niet afgerekend op
al dan niet een toename in jobprestatie.
2.3.
Hoe beïnvloeden KPI’s de R&S-beslissingen?
Beslissingen omtrent human capital zijn centraal voor het strategisch succes van organisaties. Wanneer R&Sprofessionals van hun topmanagement de vraag krijgen om de kost-per-aanwerving met 10% naar beneden te halen, is
het cruciaal dat ze een onderbouwde logica kunnen opbouwen waarom dit een goed of net geen goed idee is. Het
registreren en binnen een opgebouwd raamwerk interpreteren van bepaalde indicatoren in het R&S-proces kan hierbij
102
helpen.
Uit bovenstaande zien we dat sommigen in de praktijk financiële en niet-financiële maatstaven rapporteren, maar dat
dit veelal niet geïntegreerd is in een overkoepelend meetsysteem. Een belangrijk voordeel van een beslissingskader is
nochtans dat men ken- en stuurgetallen niet losstaand interpreteert. Alle indicatoren binnen het raamwerk worden
samen bekeken zodat de interrelaties duidelijk worden. Het gaat zoals gezegd vaak om een trade-off die men maakt.
Wanneer de nadruk op kostenefficiëntie toeneemt, is het mogelijk dat de kwaliteit daalt. Zo kiezen bepaalde bedrijven
bewust voor meer kwaliteit, desnoods ten koste van de prijs:
“Een headhunter is duur, maar als het dan een geslaagde aanwerving is, dan kijk je daar niet naar. Vooral indien het
gaat om een knelpuntfunctie is geld niet meer relevant.”
Daarnaast is het belangrijk enkele zaken mee in overweging te nemen bij het vastleggen van indicatoren, zoals: wat zijn
de maatstaven die we zullen gebruiken, wat kunnen we afleiden uit de gemiddelde doorlooptijd, welke kosten nemen
we mee in de kost-per-aanwerving? Organisaties baseren zich voor indicatoren vaak op gemiddelden, maar
gemiddelden maskeren vaak zaken. Zoals we aanhaalden kan het handig zijn om de indicatoren te differentiëren per
103
functiegroep en per fase. Deze gesegmenteerde data laten een meer zinvolle interpretatie toe.
Tenslotte, elk van deze indicatoren kan op maat gemaakt worden van de specifieke noden. Een valkuil hierbij is dat
men teveel indicatoren registreert en niet focust op die indicatoren die echt het verschil maken. Vaak stelt men dat
104
een werkbaar meetsysteem niet meer dan 25 indicatoren bevat. Finaal is het doel van een meetsysteem dat men
beslissingen naar de toekomst toe kan verbeteren. Hiervoor is het noodzakelijk dat men de indicatoren op een correcte
manier kan interpreteren en dat men er acties aan kan koppelen.
2.4.
KPI’s bij externe partners
We merken dat, omdat het in vele gevallen gaat om een vertrouwensrelatie tussen interne en externe R&Sdeskundigen, KPI’s niet steeds expliciet worden gemaakt. Interne R&S-medewerkers expliciteren onvoldoende de KPI’s
waar zij verantwoording voor moeten afleggen, noch vertalen ze dit naar SMART-geformuleerde KPI’s ten aanzien van
providers. Dit leidt ertoe dat de verwachtingen van in het begin vaak onvoldoende duidelijk zijn, waardoor men
moeilijker tot een maximale ROI kan komen.
61
Daartegenover staat dat er wel strenge impliciete regels zijn ten aanzien van externe partijen. Om deze verwachtingen
hard te maken is het vaak makkelijker voor beide partijen om vooraf duidelijk af te spreken wat van de provider
verwacht wordt en hoe prestaties opgevolgd zullen worden. Zo kan men KPI’s definiëren die de effectiviteit van de
relatie meetbaar maken binnen een SLA. Daarnaast kunnen externe providers zelf ook KPI’s bijhouden en deze aan
klanten voorleggen. Klanten waarderen de transparantie en hebben in mindere mate het gevoel dat ze de controle over
het proces verliezen of dat de kosten onredelijk hoog oplopen. De trend naar outsourcen doet met andere woorden de
105
nood aan R&S-indicatoren toenemen.
3. Tendensen
In de literatuur staat vast: R&S is een beslissingswetenschap waarbij beslissingen op een wetenschappelijke manier
moeten benaderd worden. Dit ligt in lijn met de algehele evolutie naar meer Evidence-Based Management. Want, net
zoals we in dit hoofdstuk zagen, is het cruciaal dat men beslissingen onderbouwt via kwantitatieve en kwalitatieve data
die men registreert en opvolgt. Om deze shift naar een meer wetenschappelijke insteek in de praktijk waar te maken,
kan een beslissingskader helpen de data correct te interpreteren en doordachte voorspellingen te maken. Tenslotte kan
men het beslissingskader aanwenden om andere actoren te onderrichten om zo tot een gedeeld mentaal model te
komen. Hieronder bespreken we achtereenvolgens twee tendensen die we vandaag vaststellen: ‘Shift naar R&S als
Decision Science’, en ‘Van overtuigen naar onderrichten’.
Tendens 1: Shift naar R&S als Decision Science
Omdat volledige raamwerken in de praktijk veelal ontbreken, zien bedrijfsleiders vaak alleen de kosten van R&Sinitiatieven, of worden ze geconfronteerd met cijfergegevens zoals validiteitscoëfficiënten zonder een context die deze
informatie voor hen hapklaar maakt. Een doordacht meetsysteem doet hierbij twee dingen. Ten eerste laat het toe dat
betere beslissingen worden genomen doordat de focus ligt op die zaken die waarde creëren voor de organisatie. Ten
tweede levert het een valide en systematische verantwoording voor het toewijzen van budget aan de R&S-afdeling.
Anders is het moeilijk om een bepaald budget te claimen, zolang niet duidelijk is hoe deze som bijdraagt tot het succes
van de organisatie.
In de literatuur spreekt men meer en meer van R&S als een beslissingswetenschap waarbij toekomstige R&Sprofessionals zullen opereren buiten de traditionele R&S-functie en buiten de grenzen van de organisatie. Hierbij
combineren ze marketing expertise met supply chain management, sterk gekoppeld aan een accounting en financeraamwerk. De tabel hieronder (zie tabel 5) weerspiegelt R&S vanuit dit nieuw paradigma. De focus komt te liggen op
duurzame beslissingen die verder gaan dan alleen financiële resultaten. Stilaan zal deze shift zijn ingang vinden bij
praktijkmensen, zoals ook blijkt uit onderstaande quotes:
“R&S staat op zijn kop. Het is zelfs al niet meer hetzelfde als twee jaar geleden. Vroeger werd je als soft aanzien als
je over waarden babbelt. Maar nu maak je daarmee een hele goeie indruk.”
“In het bedrijf hadden we veel technische profielen met arbeidersstatuut, toen werd de beslissing genomen om
iedereen bediende te maken. Dit kost geld op het moment zelf, maar op lange termijn geeft dit zo’n competitief
voordeel. Soms moet je durven”.
62
Tabel 5: R&S vanuit het Talentship-paradigma (Boudreau, 2003)
Traditioneel: Financieel
106
Opkomend: Duurzaamheid
Opkomend:
talent
beslissingen
Maken we excellente beslissingen
Maken we excellente beslissingen omtrent
omtrent talent die cruciaal zijn voor onze talent die cruciaal zijn voor duurzaam
financiële resultaten?
strategisch succes?
Traditioneel:
HR service
excellence
Zijn ons HR beleid en onze praktijken
Is ons HR beleid en zijn onze HR praktijken
efficiënt, en produceren ze aanvaardbare consistent en compatibel met duurzame
ROI’s?
tewerkstellingsrelaties?
Tendens 2: Van overtuigen naar onderrichten
Traditioneel ziet men R&S, en HR in het algemeen, in termen van zijn vaardigheid om stakeholders te overtuigen van
het belang van bepaalde acties, zodat tijd, geld en capaciteit zou vrijkomen. Voor mensen zonder een HR-vooropleiding
blijft de waarde van HR immers soms abstract. Een voorbeeld vanuit de praktijk, horen we van deze HR-manager:
“Er is concurrentie tussen alle bedrijven in onze sector, we vissen allemaal in dezelfde vijver. We hebben de stap
gezet om naar bio-ingenieurs te gaan in plaats van burgerlijk ingenieurs omdat die niet beschikbaar zijn. In dit geval
was het moeilijk om het topmanagement te overtuigen van deze beslissing, maar het was een geslaagde beslissing
en de concurrenten zijn ons hierin uiteindelijk gevolgd.”
In de toekomst kan een coherent beslissingskader toelaten andere partijen te onderrichten over de te maken
107
beslissingen. Zo kan men tot een gedeeld mentaal model komen. Omdat bedrijfsleiders vaak vertrekken vanuit
logische raamwerken en tools vanuit andere disciplines, kan men via een raamwerk dezelfde taal spreken. Zoals we
merkten, is het niet ongewoon dat managers van R&S-verantwoordelijke(n) talent van hoge kwaliteit op korte termijn
voor een goede prijs verwachten. Aan de hand van een raamwerk en bijhorende meetindicatoren kan men een case
opmaken waarom dit wel of niet kan.
4. Nabeschouwing
Een bedrijf beschikt over een solvabiliteitsanalyse, liquiditeitsanalyse… om financiële beslissingen te maken. Voor R&Sbeslissingen hanteert men in vele gevallen geen tastbare indicatoren, maar doet men hiervoor beroep op het
buikgevoel. Dit zet de deur open voor tal van cognitieve fouten of bias. In de literatuur beschrijven academici
daarentegen tal van vergevorderde modellen die specifiek de return on investment berekenen van een bepaalde
rekruterings- of selectieactiviteit. We kunnen stellen dat dit voor sommige praktijkmensen momenteel een ‘ver-vanmijn-bed-show’ is. Het is een punt waarop theorie en praktijk erg ver uiteen liggen, wat een uitdaging voor beide
partijen vormt. Veelal zijn deze theoretische modellen te complex en te abstract. Tools die helpen met het
concretiseren van de waarde van R&S zijn hoognodig, maar voorlopig zijn deze onvoldoende toegankelijk.
Wat betreft de evaluatie van R&S zien we dus dat de praktijk de theorie wat achternaholt. Niet alleen qua aantal
indicatoren, maar ook qua segmentatie, interrelaties van de KPI’s en acties die men koppelt aan de verschillende
indicatoren is de R&S-praktijk nog niet volledig up-to-date. Een echte opvolging van het proces die toelaat
verbeteringen door te voeren, blijft momenteel vaak impliciet. Maar om dezelfde taal te spreken, is het cruciaal dat het
kritische succesfactoren en de bijhorende evaluatie-indicatoren SMART geëxpliciteerd worden naar alle actoren in het
proces, dus ook naar externe partners.
63
Via onderstaande kernideeën, komen we tot deze twee tendensen:
Tendensen
Shift naar R&S als Decision Science
Van overtuigen naar onderrichten
Kernideeën
Tegengaan van cognitieve fouten
Cultuurshift is stilaan merkbaar in de praktijk
Bouwen van een besluitvormingssysteem
Klassiek overweegt de overtuigingskracht
Hoe kan men andere actoren de waarde van R&S bijbrengen
Via een gedeeld mentaal model onderrichten
64
CONCLUSIE
In deze conclusie willen we via het bestuderen van onze onderzoeksvragen terugkoppelen naar enkele vragen waar
praktijkmensen wakker van liggen: wat zijn belangrijke uitdagingen voor R&S, wat maakt dat R&S succesvol is en wat is
de invloed van het al dan niet in- of outsourcen? We verwijzen naar de relatie theorie-praktijk, en eindigen met een
boodschap aan R&S-professionals.
1. Visie op Rekrutering en Selectie
Doorheen het rapport beschreven we verschillende tendensen en uitdagingen die we merkten vanuit de R&S-praktijk.
Een belangrijke uitdaging die aan de basis ligt en belangrijke implicaties heeft voor de uitvoering en evaluatie van het
R&S-proces, is de verschillende visie die leeft in bedrijven. Terwijl in bepaalde bedrijven het mentaal model leeft dat
R&S vooral een kostenpost is, een sourcingfabriek die zo efficiënt en snel mogelijk moet draaien, gaat men in andere
bedrijven eerder uit van een langetermijn visie met nadruk op de kwaliteit van kandidaten. Deze laatste visie past het
best binnen het nieuwe competitie-begrip waar een competitief voordeel volgt uit het doordacht inzetten van
geschikte ‘human capital’. Dit betekent dat, naargelang R&S meer en meer een strategische positie krijgt binnen
organisaties, deze meer als investering wordt aanschouwd. Bovendien staan deze twee visies niet haaks op elkaar. Een
investeringsperspectief verruimt het kostenperspectief omdat naast efficiëntiemaatstaven ook effectiviteit en impact
worden overwogen.
Maar, indien men niet kan argumenteren waarom men bepaalde kosten maakt, zoals het zomaar uitproberen van een
nieuw rekruteringskanaal, kan deze beslissing leiden tot onbezonnen kosten. En wanneer men kosten maakt die
ondoordacht zijn, is er sowieso geen garantie op waardecreatie op termijn. Om uit te maken of die waardecreatie er
effectief is, kan men besluiten over te gaan tot het meten en evalueren van het R&S-proces en de uitkomsten. Een
uitdaging hierbij is het opmaken van een zinvol beslissingskader op maat. Wanneer men een business case opmaakt
voor R&S, die een gemeenschappelijke taal en een gedeeld mentaal model creëert tussen R&S-medewerkers, HRmanager en topmanagement, kan men andere actoren onderrichten omtrent investeringen die nodig zijn en gunstig
voor de organisatie op lange termijn.
2. Kritische succesfactoren en de link met in- of outsourcen
Het beslissingskader voor R&S is vaak nog te beperkt. Het topmanagement vraagt om een snel en flexibel proces tegen
een goede prijs, waarna beslissingen die men maakt enkel op deze maatstaven worden afgetoetst. Een overzicht van
alle korte en langetermijn factoren die het succes bepalen laat toe meer gefundeerde beslissingen te maken. Afgezien
van de invulling van een vacature is het immers belangrijk dat men kwalitatieve kandidaten aanwerft die de organisatie
op lange termijn ten goede komen. Ook gaat meer en meer aandacht naar kwalitatieve dienstverlening met positieve
gevolgen voor de employer brand. Bovendien mag men niet uit het oog verliezen dat individuele R&S-professionals aan
de basis liggen van dit alles. Gaat genoeg aandacht naar hun ontwikkelingsmogelijkheden zodat ze kunnen inspelen op
nieuwe trends binnen het domein?
Maar veelal is het zo dat, hoewel het proces erg omvangrijk is, het aantal personen dat betrokken is bij R&S-opdrachten
eerder beperkt is. Ook om die reden blijkt de ‘make-or-buy’ beslissing een vraag waar men in de praktijk wakker van
ligt. Of een bedrijf de R&S-activiteit ‘zelf maakt’ of ‘laat doen’ hangt, zoals besproken, veelal samen met de cultuur van
een organisatie en hun ervaring met uitbesteden. Wat voor de ene organisatie een factor is om uit te besteden,
bijvoorbeeld efficiëntie, is voor een ander bedrijf net een factor om het R&S-proces in-house te houden. Dit impliceert
dat dit een erg belangrijke beslissing is die het succes mee kan sturen, maar die op verschillende wijzen geïnterpreteerd
65
kan worden. Afhankelijk van de kenmerken en de behoeften van een organisatie, kan R&S-outsourcing zeker een
instrument zijn om de waarde van de R&S-afdeling in de organisatie mee te bestendigen.
Tabel 2: Visie op in- of outsourcen van het R&S-proces
Insourcen
Authenticiteit
Efficiëntie
Expertise
Kostprijs
Controle over het
proces
Knelpuntberoepen
Strategische
positionering
Kost
Investering
Operationele en
financiële
flexibiliteit
Expertise
Focus op
kernactiviteiten
Efficiëntie
Visibiliteit
Snelheid
Knelpuntberoepen
Outsourcen
Hoe staat het in- of outsourcen van R&S ten slotte in relatie tot de visie die men van R&S heeft? Wat opvalt is dat de
kost- of investeringsbenadering de uitbestedingsgraad niet zozeer beïnvloeden, maar wel een impact heeft op de
uitbestedingsrelatie en diepte van de uitbesteding. Bedrijven die R&S intern vanuit een kostenperspectief benaderen,
hanteren deze vaak ook ten aanzien van externe partners. Men opteert vanuit deze visie eerder voor het uitbesteden
van deeltaken via een contractuele regeling en dezelfde efficiëntie-maatstaven gelden voor interne en externe R&Smedewerkers. Een investeringsbenadering zal vaker resulteren in een langdurend partnership waarbij men de expertise
van een preferred supplier ten volle aanwendt. We zien met andere woorden dat vooral een investeringsbenadering
leidt tot een win-winsituatie en synergie voor beide partijen.
3. Theorie en praktijk
Vanuit onderzoek weet men dat selectie één van de HR-domeinen is waar de kloof tussen theorie en praktijk het
grootst is. Ondanks het uitgebreide onderzoeksdomein, komen in studies veelal dezelfde ‘gaps’ naar voor. Dit was in
onze studie ook het geval. Hier zien we dus een opportuniteit voor R&S-praktijkmensen en R&S-tool developers.
Praktijkmensen kunnen (semi-) wetenschappelijke literatuurbronnen bijhouden en de vertaalslag maken naar
praktische tools die wetenschappelijk onderbouwd zijn. Voor tool developers is de vraag: hoe kan men komen tot
praktijkrelevante tools die eveneens voldoende toegankelijk zijn? Selectieonderzoek is vaak erg technisch, hoe kan men
108
dit meer hapklaar aanbieden?
Ook in de andere fases van het R&S-proces wordt duidelijk hoe sterk R&S aan het evolueren is in de richting van een
krachtige beslissingswetenschap. Hierbij hanteert men in de literatuur en in de praktijk meer en meer inzichten vanuit
andere domeinen: marketinginzichten, concepten vanuit accounting en finance, supply chain management… Daarnaast
66
toont het rapport echter dat op kandidaat- en op procesniveau R&S in de praktijk nog niet ten volle een ‘Decision
Science’ is. Een systematische validering van de beslissingen gebeurt vaak niet. Wat de deur openzet voor het zich
beredderen op intuïtie of buikgevoel om evaluaties te maken en alle cognitieve fouten die hiermee gepaard gaan. Om
kwaliteit te garanderen heeft men dus mensen met de juiste competenties en skills nodig die hun metier met grote
professionaliteit uitvoeren.
4. Boodschap aan R&S-deskundigen
Om deze uitdagingen ten volle aan te gaan, is het talent, doorzettingsvermogen en inzet van de individuele R&Sdeskundige bepalend. Een impactvol rekruterings- en selectieproces steunt per slot van rekening op bekwame R&Sprofessionals. Hieronder sommen we concrete richtlijnen en opportuniteiten op voor R&S-deskundigen die hun invloed
naar de toekomst toe kunnen versterken:
1.
Een meer strategische kijk op de Total Cost of Employership (ToCoErs).
Manage het R&S-proces als elke andere belangrijke investering. Kijk naar de totale kost van werknemers voor de
tijd dat ze in uw bedrijf actief zijn. De kost van R&S is maar een fractie van uw ‘Total Cost of Employership’ (zie ook
bijlage 2).
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor interne R&S-professionals:
2.

Treed in interactie met het topmanagement: wat zijn de kritische succesfactoren gelinkt aan het R&S-proces?
Wat verwachten lijnmanagers en topmanagement van R&S in jouw organisatie?

Via een besluitvormingssysteem met meetindicatoren naar efficiëntie, effectiviteit en impact op de
organisatiedoelen kan je cognitieve fouten tegengaan en andere actoren de waarde van R&S bijbrengen.
Informeer andere partijen en focus op het belang van een langetermijnvisie.

Gebruik de info bekomen van de meetindicatoren om op geregelde tijdstippen procesverbeteringen door te
voeren. Dergelijke verbeteringen zorgen voor een effectief R&S-proces aangepast aan de veranderingen in
jobinhoud en evoluerende arbeidsmarkt.

Denk na welke testen je per ronde organiseert. Een optimaal proces weerhoudt per ronde enkel de meest
passende kandidaten. Maak doordachte keuzes, want de impact of de snelheid van het proces enerzijds,
maar ook de kwaliteit van de kandidaten anderzijds, worden er door bepaald.

Anticipeer zoveel mogelijk op risico’s. Bouw voldoende flexibiliteit in zodat vraagschommelingen kunnen
opgevangen worden.
Creëer Candidate Ambassadorship via Candidate Intimacy.
Benader een kandidaat als een klant: niet als iemand die voor jou mag werken, maar als iemand die voor jou moet
willen werken.
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor interne R&S-professionals:

Afwachten en hopen dat een geschikte kandidaat reageert op een vacature is in vele gevallen geen effectieve
rekruteringsstrategie. Bind potentiële kandidaten aan je bedrijf door proactief de markt in te gaan met een
sterke Employer Brand.

Candidate experience groeit in belang, dus best krijgt dit voldoende aandacht. Vragen om bij stil te staan zijn
67
onder meer: hoe reageer je op een vacature, hoe ga je om met de kandidaat doorheen alle ontmoetingen?
Welke informatie geef je hem/haar? Krijgt hij/zij überhaupt respons?
3.

Essentieel in de war for talent is om ook passief te sourcen: bouw actief een relatie op, ook met mensen die
niet naar een job op zoek zijn.

Manage bewust je kandidatenpoel als een flexibele schil van potentiële medewerkers rond je organisatie. Zo
kun je een antwoord bieden op de sneller wordende R&S-omgeving.
Hire the will not the skill.
Diagnosticeer wat leerbaar is versus wat niet leerbaar is en ontwikkel je kandidaat tot een witte raaf.
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor interne R&S-professionals:
4.

Denk verder dan het op korte termijn invullen van een vacature. Selectie wordt meer en meer een tweewegsproces waarbij meer aandacht gaat naar het aanpassen van de jobvereisten aan de talenten van een
kandidaat.

Besteed voldoende aandacht aan het oriënteren en socialiseren van nieuwe medewerkers. Het is een cruciale
fase voor de nieuwe medewerker. Hier is idealiter sprake van co-ownership tussen R&S en de lijn.

Verruim je blik door ook evoluties op de arbeidsmarkt op te volgen. Wat zijn interessante profielen die je
kunt aantrekken om knelpuntberoepen tegen te gaan?
Uniqueness.
Profileer je als unieke werkgever. Bevraag je eigen mensen rond wat jou uniek maakt.
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor interne R&S-professionals:
5.

Anticipeer op de verwachtingen en noden van nieuwe generaties op de werkvloer. Ondanks de negatieve
percepties, heeft R&S de mogelijkheid om deze verandering te managen via R&S-tools en via een aangepaste
employer brand.

Denk na wat de waarden zijn die je als bedrijf wil uitdragen en of de ‘candidate experience’ die een kandidaat
heeft in lijn is met deze waarden.

Zet meer in op het creatief omgaan met nieuwe technologieën en social media. De dimensies van R&Sexpertise zijn vlug aan het evolueren, continu bijscholen is een manier om deze uitdaging te counteren.
Manage je relaties.
Werk aan je relatie met externe partners. Toon empathie naar je interne klant en toon aan waar je duidelijk
aantoonbaar het verschil maakt.
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor interne R&S-professionals:

Kies je partners in het verlengde van je eigen uniqueness. Gedeelde waarden zijn cruciaal voor het bekomen
van een cultuurfit omdat dit leidt tot vertrouwen tussen beide partijen.
68
6.

Expliciteer SMART-geformuleerde doelstellingen naar je provider, in lijn met de intern afgesproken KPI’s. Dit
kan pas als je zelf een zicht hebt op de kosten, behoeften en prestatieniveau van de huidige R&S-activiteit.

Stel jezelf voldoende open voor de externe partner: investeer in intakegesprekken en beschouw je partner(s)
zoveel mogelijk als een verlengstuk van de organisatie.

Evalueer op geregelde tijdstippen of de relatie klant-provider tot goede resultaten leidt.

Focus niet enkel op kosten. Een investeringsbenadering zal vaker resulteren in een langdurend partnership
waarbij men de expertise van een preferred supplier ten volle aanwendt. Vooral een investeringsbenadering
leidt tot een win-winsituatie en synergie voor beide partijen.

Leer je interne klant kennen. Dring aan op een uitgebreide intake. Dit zal een open communicatie tijdens het
volledige proces bevorderen en zal tevens toelaten om meer authentiek over te komen naar kandidaten.

Veel hangt af van de individuele R&S-medewerker. Het contact met de R&S-medewerker is bepalend,
handhaaf dus voldoende continuïteit naar je interne klant. Dit kan niet als de persoon op de stoel telkens
verandert. R&S is een belangrijke investering die meer en meer vraagt om uitgevoerd te worden door
ervaren en mature specialisten met kennis van zaken.
Creëer nieuwe toegevoegde waarde, bestendig huidige toegevoegde waarde:
De kandidaat vinden, bereiken en met hem/haar in interactie gaan is een belangrijke uitdaging waarbij nieuwe
toegevoegde waarde kan gecreëerd worden. Een goed selectieproces heeft altijd veel aandacht gekregen en een
uitgesproken selectie-expertise die leidt tot toegevoegde waarde zal enkel in belang toenemen.
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor interne R&S-professionals:

Een groeiende toegevoegde waarde ligt meer en meer op vlak van rekruteren. Maak hierbij de shift van een
transactionele naar een relationele aanpak.

Volg nieuw aangeworven kandidaten op, oriëntatie en socialisatie zijn belangrijke onderdelen van het R&Sproces. Tevens helpt het om het eigen proces af te toetsen en eigen toegevoegde waarde duidelijk
aantoonbaar te maken.

In toenemende mate gaan testen breder dan enkel de selectiecontext. Laat testen niet enkel de
aanwervingsbeslissing sturen maar ook het verdere ontwikkelingstraject van medewerkers vormgeven.

Weet dat je aan het stuur zit om veranderingen mee waar te maken. Meer en meer treden R&S-professionals
op als veranderingsmanagers die de cultuur mee vormgeven.
69
5. Boodschap aan R&S-providers
In lijn met de richtlijnen en take-aways die we opstelden voor R&S-professionals, formuleren we eveneens concrete
opportuniteiten voor externe partners, aangegeven door de focusgroep-deelnemers.
1.
Een meer strategische kijk op de Total Cost of Employership (ToCoErs).
Creëer bewustzijn van de totale kost van werknemers voor de tijd dat ze in een bedrijf actief zijn. De kost van R&S
is maar een fractie van de ‘Total Cost of Employership’ (zie ook bijlage 2).
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor R&S-providers:
2.

Help bedrijven met het evalueren van je prestaties via het bijhouden van KPI’s. Dit helpt interne R&Smedewerkers om het topmanagement te overtuigen van de meerwaarde van een externe partner.

Wees zo duidelijk en transparant mogelijk bij de kostberekening. Door de huidige kostendruk is een voordeel
die organisaties bij externe partners zoeken een zicht op de totale aanwervingskost.
Creëer Candidate Ambassadorship via Candidate Intimacy.
Benader een kandidaat als een klant. Zelfs al zijn de kandidaten niet waar je naar op zoek bent, toch moeten ze zich
speciaal voelen doorheen het R&S-proces, zodat ze brand ambassadors worden voor je bedrijf.
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor R&S-providers:
3.

Essentieel in de war for talent is om ook passief te sourcen: bouw actief een relatie op, ook met mensen die
niet naar een job op zoek zijn.

Manage bewust je kandidatendatabase als een flexibele schil van potentiële kandidaten. Zo kun je een
antwoord bieden op de sneller wordende R&S-omgeving.

Candidate experience groeit in belang, dus best krijgt dit voldoende aandacht. Vragen om bij stil te staan zijn
onder meer: hoe reageer je op een vacature, hoe ga je om met de kandidaat doorheen alle ontmoetingen?
Welke informatie geef je hem/haar? Krijgt hij/zij überhaupt respons?
Hire the will not the skill.
Diagnosticeer wat leerbaar is versus wat niet leerbaar is en benoem ontwikkelingspunten voor je kandidaat, opdat
hij/zij een witte raaf kan worden.
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor R&S-providers:

Wat gebeurt er op de externe arbeidsmarkt? Veelal hebben interne R&S-medewerkers minder voeling met
evoluties die niet rechtstreeks met de sector te maken hebben. Ontwikkel je als expert met pertinente kennis
over hoe je bepaalde profielen aanwerft: welke kanalen zijn meest effectief, welke pakketten zijn gangbaar in
de sector, etc.

Meer aandacht gaat naar inzetbaarheid en potentieel op langere termijn. Vertrek vanuit de talenten die
kandidaten bezitten en hun groeimogelijkheden op termijn.
70
4.
Manage je relaties.
Toon empathie naar je opdrachtgevers en geef aan waar je duidelijk aantoonbaar het verschil maakt.
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor R&S-providers:
5.

Communiceer eerlijk: zeg wat je kan maar ook wat je niet kan. Een langetermijnrelatie creëert synergie en
win-win voor beide partijen.

Leer de klant kennen. Dring aan op een uitgebreide intake. Dit zal een open communicatie tijdens het
volledige proces bevorderen en zal tevens toelaten om meer authentiek over te komen naar kandidaten.

Manage ook de relatie met interne lijnmanagers. De finale beslissing is veelal een lijnbeslissing, intern HR
treedt veelal op als intermediator.

Veel hangt af van de individuele consultant. Het contact met de consultant is bepalend, vaak zelfs los van de
organisaties waarvoor ze werken. Handhaaf dus voldoende continuïteit naar je klant, dit kan niet als de
persoon op de stoel telkens verandert. R&S is een belangrijke investering die meer en meer vraagt om
uitgevoerd te worden door ervaren en mature specialisten met kennis van zaken.

Een aanpak op maat van de klant is cruciaal. Werk aan die succesfactoren die je klanten bij een provider
zoeken.
Uniqueness
Profileer je als unieke partner. Bevraag je eigen mensen rond wat jou uniek maakt.
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor R&S-providers:
6.

Wat is de ‘unique selling proposition’ van jouw bureau? Waar sta je voor? Welke waarden vind je belangrijk?
Bedrijven zijn immers op zoek naar een partner die hun waarden deelt. Dit betekent niet dat bedrijven
zomaar willen overspoeld worden door telefoontjes.

Kies bewust: “Professionaliseren is kiezen”. Je kunt kiezen om je te specialiseren volgens sector,
functieprofiel, functieniveau, regio of gebruik van selectietools. Vanuit een sterke branding kun je
verschillende specialismen combineren.
Creëer nieuwe toegevoegde waarde, bestendig huidige toegevoegde waarde.
De kandidaat vinden, bereiken en er mee interactie kunnen gaan is een belangrijke uitdaging waarbij nieuwe
toegevoegde waarde kan gecreëerd worden. Een goed selectieproces heeft altijd veel aandacht gekregen, en een
uitgesproken selectie-expertise die leidt tot toegevoegde waarde kunnen voorleggen zal enkel in belang toenemen.
Deze strategische richtlijn vertaald naar concrete take-aways voor R&S-providers:

Bedrijven zijn op zoek naar hunters die hen kunnen helpen met schaarse beroepen. Een groeiende
toegevoegde waarde ligt meer en meer op vlak van rekruteren.

Hoe kun jij helpen om de Employer Brand van een klant in de verf te zetten?

Bied opvolgingsgesprekken aan met nieuw aangeworven kandidaten. Oriëntatie en socialisatie is een
belangrijk deel van het R&S-proces, tevens helpt het om het eigen proces af te toetsen.
71

Providers kunnen door hun expertise in een krappe arbeidsmarkt onzekerheid helpen doorbreken zodat
bedrijven klaar zijn voor de toekomst.

Wees creatief, gebruik nieuwe technologieën. Organisaties zijn op zoek naar partners die hen kunnen
begeleiden bij het social-mediagebeuren en bij het gebruik van nieuwe technologieën.
72
REFERENTIES
1
Huselid, M.A. (1995). The impact of human resource management practices on turnover, productivity, and corporate
financial performance. Academy of Management Journal, 38, 635-672.; Terpstra, D.E., & Rozell, E.J. (1993). The
relationship of staffing practices to organizational level measures of performance. Personnel Psychology, 46, 27-48.
2
Spencer, L. (1984). Recruiting Trends. Resource, 7.
3
Saks, A.M. (2005). The impracticality of recruitment research. In: A. Evers, N. Ander-son, & O. Voskuijl (Eds.),
Handbook of personnel selection (pp. 419–439). Oxford: Blackwell.; Van Hoye, G., & Lievens, F. (2009). Tapping the
grapevine: a closer look at word-of-mouth as a recruitment source. Journal of Applied Psychology, 94(2), 341-352.
4
Grugulis, I. (2007). Skills, Training and Human Resource Management. Basingstoke: Palgrave Macmillan
5
Boudreau, J.W., & Ramstad, P.M. (2001). Beyond cost-per-hire and time to fill: supply-chain measurement for staffing.
CAHRS Working Paper Series, 79.
6
Jattuso, M.L., & Sinar, E.F. (2003). Source effects in internet-based screening procedures. International Journal of
Selection and Assessment, 11, 137-140.
7
Schmidt, F.L., & Hunter, J.E. (1998). The validity and utility of selection methods in personnel psychology: practical and
theoretical implications of 85 years of research findings. Psychological Bulletin, 124(2), 262-274.
8
Boudreau, J.W. (2003). Sustainability and the Talentship Paradigm: strategic human resource management beyond the
bottom line. CAHRS Working Paper Series. Paper 40.
9
König, C.J., Klehe, U., Berchtold, M., & Kleinmann, M. (2010). Reasons for being selective when choosing personnel
selection procedures. International Journal of Selection and Assessment, 18, 17-27.
10
De Corte, W., Lievens, F., & Sackett, P.R. (2007). Combining predictors to achieve optimal trade-offs between
selection quality and adverse impact. Journal of Applied Psychology, 92(5), 1380-1393. ; De Corte, W., Sackett, P., &
Lievens, F. (2010). Selecting predictor subsets: considering validity and adverse impact. International Journal of
Selection and Assessment, 18(3), 261-270.
11
De Corte, W., Sackett, P.R., & Lievens, F. (2011). Designing pareto-optimal selection systems: formalizing the
decisions required for selection system development. Journal of Applied Psychology, 96(5), 907-926.
12
Ostroff, C., & Kozlowski, S. W. J. (1993). The role of mentoring in the information gathering processes of newcomers
during early organizational socialization. Journal of Vocational Behavior, 42, 170–183.
13
Chao, G.T., Leary-Kelly, A.M., Wolf, S., Klein, H.J., & Gardner, P.D. (1994). Organizational socialization: its content and
consequences. Journal of Applied Psychology, 79(5), 730-743. ; Saks, A.M., & Gruman, J.A. (2010). Getting newcomers
engaged: the role of socialization tactics. Journal of Managerial Psychology, 26(5), 383-402.; Cable, D., Gino, F., &
Staats, B. (2012). Breaking them in or revealing their best? Reframing socialization around newcomer self-expression.
Harvard Business School, Working Paper 12-067.
14
Breaugh, J.A. (2008). Employee recruitment: current knowledge and important areas for future research. Human
Resource Management Review, 18, 103-118.; Carlson, K.D., Connerley, M.L., & Mecham, R.L. (2002). Recruitment
evaluation: the case for assessing the quality of applicants attracted. Personnel Psychology, 55, 461-476.
15
Carlson, K.D., Connerley, M.L., & Mecham, R.L. (2002). Recruitment evaluation: the case for assessing the quality of
applicants attracted. Personnel Psychology, 55, 461-476.
16
Lavelle, J. (2007). On workforce architecture, Employment relationships and lifecycles: expanding the purview of
workforce planning & management. Public Personnel Management, 36(4), 371-385.; Boudreau, J.W., & Ramstad, P.M.
(2007). Beyond HR: the new science of human capital. Harvard business school press: Boston.
17
Herremans, W., Stijn Braes, S., Neefs, B., Theunissen, G., & Sels, L. (2011). Trendrapport Vlaamse arbeidsmarkt 2011.
Steunpunt Werk en Sociale Economie.
18
Delmotte, J., Sels, L., Lamberts, M., & Van Hootegem, G. (2001). Personeelsbeleid in KMO’s: een onderzoek naar de
kenmerken van een effectief KMO-personeelsbeleid. Over.Werk, Tijdschrift van het Steunpunt WAV, 11(4), 98-105.
19
Anderson, N., Lievens, F., van Dam, K., & Ryan, A.M. (2004). Future perspectives on employee selection: key
directions for future research and practice. Applied Psychology: An international Review, 53(4), 487-501.
20
Hunt, S. (2007). Hiring success. The art and science of staffing assessment and employee selection. San Francisco:
Wiley.
21
Marchese, M.C., & Muchinsky, P.M. (1993). The validity of the employment interview: a meta-analysis. International
Journal of Selection and Assessment, 1, 18-26. Schmidt, F.L., & Hunter, J.E. (1998). The validity and utility of selection
methods in personnel psychology: practical and theoretical implications of 85 years of research findings. Psychological
Bulletin, 124(2), 262-274.
22
Rynes, S.L., Colbert, A.E., & Brown, K.G. (2002). HR professionals’ beliefs about effective human resource practices:
correspondence between research and practice. Human Resource Management, 41, 149–74; Murphy, K.R., Cronin, B.E.,
73
& Tam, A.P. (2003). Controversy and consensus regarding the use of cognitive ability testing in organizations. Journal of
Applied Psychology, 88(4), 660-671.
23
Rynes, S.L., Colbert, A.E., & Brown, K.G. (2002). HR professionals’ beliefs about effective human resource practices:
correspondence between research and practice. Human Resource Management, 41, 149–74
24
Saks, A.M., & Gruman, J.A. (2010). Getting newcomers engaged: the role of socialization tactics. Journal of
Managerial Psychology, 26(5), 383-402.
25
Lawler, E., & Worley, C.G. (2011). A suggestion for creating effective sustainable organizations: get rid of job
descriptions. Working Paper Series, Center for Effective Organizations.
26
Geraadpleegd via: http://recruitmentmatters.nl/2011/08/29/employer-branding-candidate-experience/
27
Branham, L. (2005). Planning to become an employer of choice. Journal of Organizational Excellence, 57-68.
28
Coert, F., & Castelijns, M.T. (1993). Werving en selectie: methoden, effectiviteit en rendement. Amsterdam: Kluwer
Bedrijfswetenschappen.
29
Boudreau., J.W., & Ramstad, P.M. (2007). Beyond HR: the new science of human capital. Boston: Harvard Business
School Publishing.
30
Lievens, F., & De Soete, B. (2010). Bestaan er nieuwe selectieprocedures? Een Evidence-based overzicht. In:
Andriessen, M., Bossuyt, T., De Witte, H., Francois, G., Proost, K., & Schreurs, B. (2010). HRM: werken aan evenwicht.
Antwerpen: De Boeck.
31
Lavelle, J. (2007). On workforce architecture, employment relationships and lifecycles: expanding the purview of
workforce planning & management. Public Personnel Management, 36(4), 371-385. ; Lepak, D.P. & Snell, S.A. (2002).
Examining the human resource architecture: the relationships among human capital, employment, and human resource
configurations. Journal of Management, 28(4), 517-543.
32
Boudreau, J., & Ziskin, I. (2011). The future of HR and effective organizations. Organizational Dynamics, 40, 255-266.
33
Buckingham, M., & Coffman, C. (1999). First, break all the rules: what the world’s greatest managers do differently.
New York: Simon & Schuster.
34
Lourens, J., & Brughmans, I. (2006). HR Nieuwe stijl, naar excellente dienstverlening tegen lage kosten. Kluwer:
Alphen aan den Rijn.
35
Hunter, I., Saunders, J., Boroughs, A., & Constance, S. (2006). HR Business Partners. San Fransisco: Orion.
36
Hunter, I., Saunders, J., Boroughs, A., & Constance, S. (2006). HR Business Partners. San Fransisco: Orion.
37
Meskanick, P. (2010). Critical success factors for recruitment process outsourcing. EnergyWorkforce, 8-11
38
Braun, I., Pull, K., Alewell, D., Störmer, S., & Thommes, K. (2010). HR outsourcing and service quality: theoretical
framework and empirical evidence. Personnel Review, 40(3), 364-382.
39
Carless, S.A., & Imber, A. (2007). The influence of perceived interviewer and job and organizational characteristics on
applicant attraction and job choice intentions: the role of applicant anxiety. International Journal of Selection and
Assessment, 14(4), 360-378.
40
Ployhart, R.E. (2006). Staffing in the 21st Century: new challenges and strategic opportunities. Journal of
Management, 32, 868-879.
41
Kask, S. (2011). Direct sourcing in a corporate environment. Journal of Corporate Recruiting Leadership, 1-7.
42
Lievens, F. & DeCorte, W. (2008). Development and test of a model of external organizational commitment in human
resources outsourcing. Human Resource Management, 47(3), 559-579.; Ordanini, A. & Silvestri, G. (2008). Recruitment
and selection services: efficiency and competitive reasons in the outsourcing of HR practices. International Journal of
Human Resource Management, 19(2), 372-391.; Ume-Amen, M. (2010). Outsourcing of recruitment and selection is
beneficial for an organization. Interdisciplinary Journal of Contemporary Research in Business, 2(5), 355-383.
43
Greer, C.R., Youngblood, S.A., Gray, D.A. (1999). Human resource management outsourcing: the make or buy
decisions. Academy of Management Executive, 13(3). Lever, S. (1997). An analysis of managerial motivations behind
outsourcing practices in human resources. Human Resource Planning, 37 – 46. Delmotte, J. & Sels, L. (2005). HRoutsourcing: Kans of bedreiging. ISBN 90-810-2711-5.
44
Greer, C.R., Youngblood, S.A., Gray, D.A. (1999). Human resource management outsourcing: the make or buy
decisions. Academy of Management Executive, 13(3).
45
Delmotte, J. & Sels, L. (2008). HR outsourcing: threat or opportunity. Personnel Review, 37(5), 543-563.
46
Gilley, K. M. & Rasheed, A. A. (2000). Making more by doing less: an analysis of outsourcing and its effects on firm
performance. Journal of Management, 26(4), 763-790.
47
Ordanini, A. & Silvestri, G. (2008). Recruitment and selection services: efficiency and competitive reasons in the
outsourcing of HR practices. International Journal of Human Resource Management, 19(2), 372-391.
48
Gilley, K. M. & Rasheed, A. A. (2000). Making more by doing less: an analysis of outsourcing and its effects on firm
performance. Journal of Management, 26(4), 763-790.
74
49
Lievens, F., & De Corte, W. (2008). Development and test of a model of external organizational commitment in
human resources outsourcing. Human Resource Management, 47(3), 559-579.
50
Gartner, I. (1995). Outsourcing: 14 critical success factors. Business Issues. ; Woodall, J., Scott-Jackson, W., Newham,
W., & Gurney, M. (2008). Making the decision to outsource human resources. Personnel Review, 38(3), 236-252.
51
Belcourt, M. (2006). Outsourcing: the benefits and the risks. Human Resource Management Review, 16, 269-279.
52
Derous, E., Van der Velde, M. E. G., & Born, M. Ph. (2011). Recruitment & Selection: Back from never been gone.
Gedrag & Organisatie, 24(1), 71-82.
53
Gratton, L. (2011). The Shift. The future of work is already here. London: HarperCollins.
54
Lievens, F., & Harris, M.M. (2003). Research on internet recruitment and testing : current status and future directions.
In : Cooper, C.L., & Robertson, I.T. (Eds.) International Review of Industrial and Organizational Psychology, 18.
Chicester : John Wiley.
55
De Vos, A., De Hauw, S., Meganck, A., & Buyens, D. (2009). Trendstudie: Het loopbaanperspectief van Generation Y –
een droom van een loopbaan? Rapport CECM – Vlerick Leuven Gent Management School.
56
Delmotte, J. & Sels, L. (2008). HR outsourcing: threat or opportunity. Personnel Review, 37(5), 543-563.
57
Lepak, D.P., & Snell, S.A. (2002). Examining the human resource architecture: the relationships among human capital,
employment and human resource configurations. Journal of Management, 28(4), 517-543.
58
Delmotte, J. & Sels, L. (2008). HR outsourcing: threat or opportunity. Personnel Review, 37(5), 543-563.
59
Flamholtz, E.G. (1999). Human Resource Accounting. Boston: Kluwer Academic Publishing. ; Bruggeman, W., &
Slagmulder, R. (2001). Beheerscontrole. Tielt: Lannoo.
60
Flamholtz, E.G. (1999). Human Resource Accounting. Boston: Kluwer Academic Publishing. ; Cascio, W., & Boudreau,
J. (2008). Investing in people, Financial impact of Human Resource Initiatives. New Jersey: Pearson Education
61
Flamholtz, E.G. (1999). Human Resource Accounting. Boston: Kluwer Academic Publishing
62
Flamholtz, E.G. (1999). Human Resource Accounting. Boston: Kluwer Academic Publishing
63
Mayo, A. (2006). The human value of the enterprise: valuing people as assets - monitoring, measuring, managing.
Londen: Nicholas Brealey.
64
Fitz-Enz, J. (2002). How to measure hiring and staffing. McGraw-Hill: New York.
65
König, C.J., Klehe, U.C., Berchtold, M., & Kleinmann, M. (2010). Reasons for being selective when choosing personnel
selection procedures. International Journal of Selection and Assessment, 18(1), 17-28.
66
Flamholtz, E.G. (1999). Human Resource Accounting. Boston: Kluwer Academic Publishing
67
Geraadpleegd via:
http://www.safeside.be/NewsView.aspx?contentdomains=SentralSafeSideNEWS&id=VS200739866&bron=doc
68
Caruth, D.L., Caruth, G.D., & Pane, S.S. (2009). Staffing the contemporary organization. Westport: Praeger Publishers
69
Phillips, J.J., Stone, R.D., & Phillips, P.P. (2001). The human resource scorecard, measuring the return on investment.
Boston: Butterworth-Heinemann.
70
Boudreau, J.W., & Ramstad, P.M. (2001). Beyond cost-per-hire and time to fill: supply-chain measurement for
staffing. CAHRS Working Paper Series, 79.
71
Bruggeman W. Slagmulder R. (2001). Beheerscontrole. Een stimulans voor doelgericht management van organisaties.
Leuven: Lannoo. ; Buyens, D., & Davidson, T. (2010). De HR scorecard als contextspecifiek en lerend procesinstrument.
In: Andriessen, M., Bossuyt, T., De Witte, H., Francois, G., Proost, K., & Schreurs, B. (Eds.). HRM: werken aan evenwicht.
Antwerpen: De Boeck.
72
Becker, B.E., Huselid, M.A., & Ulrich, D. (2001). The HR scorecard. Linking people, strategy and performance. Boston:
Harvard Business School Press.
73
Huselid, M.A. 1995. The impact of human resource management practices on turnover, productivity, and corporate
financial performance. Academy of Management Journal, 38, 635-672.; Terpstra, D.E., & Rozell, E.J. (1993). The
relationship of staffing practices to organizational level measures of performance. Personnel Psychology, 46, 27-48.;
Grossman RJ. (2000). Measuring up: Appropriate metrics help HR prove its worth. HR Magazine, 45(1),23-45.
74
Becker, B.E., Huselid, M.A., & Ulrich, D. (2001). The HR scorecard. Linking people, strategy and performance. Boston:
Harvard Business School Press.
75
Kaplan, R.S., & Norton, D.P. (1992). The balanced scorecard – measures that drive performance. Harvard Business
Review, 13.
76
Schneider, B. (1987). The people make the place. Personnel Psychology, 53, 703-740.
77
Dutton, J.E., Dukerich, J.M., & Harquail, C.V. (1994). Organizational images and member identification. Administrative
Science Quarterly, 39, 239-263.
78
Fitz-enz, J. (2004). The ROI of human capital. New York: Amacom.
79
Fitz-enz, J. (2004). The ROI of human capital. New York: Amacom.
75
80
Boudreau, J.W., & Ramstad, P.M. (2001). Beyond cost-per-hire and time to fill: supply-chain measurement for
staffing. CAHRS Working Paper Series, 79.
81
Welbourne, T.M. (2011). Fast HR – Enhancing service excellence. Organizational Dynamics, 40, 292-301.
82
Boudreau, J.W. (2010). Retooling HR. New York: Harvard Business School Publishing.
83
Cappelli, P. (2011). HR sourcing decisions and risk management. Organizational Dynamics, 40, 310-316.
84
Cappelli, P. (2008).Talent on demand. Boston: Harvard business press.
85
Fitz-Enz, J., & Davison, B. (2002). How to measure human resource management. New-York: McGraw-Hill.
86
Cascio, W., & Boudreau, J. (2008). Investing in people: financial impact of human resource initiatives. New Jersey:
Pearson Education.
87
Bechet, T.P. (2002). Strategic staffing. New York: Amacom.
88
Becker, B.E., Huselid, M.A., & Ulrich, D. (2001). The HR scorecard. Linking people, strategy and performance. Boston:
Harvard Business School Press.
89
Dijkstra, J., & Hoekstra, H. (2007). Recruitmentkengetallen. Alphen aan de Rijn: Kluwer
90
Bruggeman, W., & Slagmulder, R. (2001). Beheerscontrole. Tielt: Lannoo.
91
Phillips, J.J., Stone, R.D., & Phillips, P.P. (2001). The human resource scorecard, measuring the return on investment.
Boston: Butterworth-Heinemann.
92
Boudreau, J.W., & Rynes, S.L. (1985). Role of recruitment in staffing utility analysis. Journal of Applied Psychology,
70(2), 354-366.
93
Cascio, W., & Boudreau, J. (2008). Investing in people: financial impact of human resource initiatives. New Jersey:
Pearson Education. ; Coert, F., & Castelijns, M.T. (1993). Werving en selectie: methoden, effectiviteit en rendement.
Amsterdam: Kluwer Bedrijfswetenschappen.
94
Coert, F., & Castelijns, M.T. (1993). Werving en selectie: methoden, effectiviteit en rendement. Amsterdam: Kluwer
Bedrijfswetenschappen.
95
Coert, F., & Castelijns, M.T. (1993). Werving en selectie: methoden, effectiviteit en rendement. Amsterdam: Kluwer
Bedrijfswetenschappen.
96
Cascio, W., & Boudreau, J. (2008). Investing in people: financial impact of human resource initiatives. New Jersey:
Pearson Education.
97
Fitz-Enz, J., & Davison, B. (2002). How to measure human resource management. New-York: McGraw-Hill.
98
Ulrich, D. (1997). A new mandate for human resources. Harvard Business Review, 125-142.
99
Derous, E. (2011). Geen baan voor een Marokkaan? Discriminatie bij CV-screening nader bekeken. Gedrag &
Organisatie, 47-68.; De Corte, W., Lievens, F., & Sackett, P.R. (2006). Predicting adverse impact and mean criterion
performance in multi-stage selection. Journal of Applied Psychology, 91, 523-537.
100
Judge, T.A., Thoresen, C.J., Bono, J.E., & Patton, G.K. (2001). The job satisfaction-job performance relationship: a
qualitative and quantitative review. Psychological Bulletin, 127(3), 376-407.
101
Boudreau, J.W. (2010). Retooling HR. New York: Harvard Business School Publishing.
102
Cascio, W., & Boudreau, J. (2008). Investing in people: financial impact of human resource initiatives. New Jersey:
Pearson Education.
103
Bechet, T.P. (2002). Strategic staffing. New York: Amacom.
104
Becker, B.E., Huselid, M.A., & Ulrich, D. (2001). The HR scorecard. Linking people, strategy and performance. Boston:
Harvard Business School Press.
105
Boudreau, J. W., Ramstad, P. M. & Dowling, P. J. (2002). Global talentship: Toward a decision science connecting
talent to global strategic success (CAHRS Working Paper #02-21). Ithaca, NY: Cornell University, School of Industrial and
Labor Relations, Center for Advanced Human Resource Studies.
106
Boudreau, J.W. (2003). Sustainability and the Talentship Paradigm: strategic human resource management beyond
the bottom line. CAHRS Working Paper Series. Paper 40.
107
Rynes, S.L., Colbert, A.E., & Brown, K.G. (2002). HR professionals’ beliefs about effective human resource practices:
correspondence between research and practice. Human Resource Management, 41, 149–74.
76
BIJLAGE 1
Aansluitend bij hoofdstuk 4, sommen we hieronder op welke meetindicatoren werden vermeld tijdens de
focusgroepen. Bovendien geven we mee wat volgens de literatuur bijkomende mogelijke indicatoren zijn.
Vanuit de praktijk
Meetindicatoren expertise
Financiële indicator
Harde indicator
Zachte indicator
Financiële indicator
Harde indicator
Zachte indicator
Extra vanuit de literatuur
Effectiviteit per rekruteerder
(antwoordtijd + tijd om vacatures in te
vullen + kost per aanwerving +
acceptatieratio + kwaliteit van de
aanwervingen/aantal gebruikte
indicatoren)
Aantal gevolgde trainingen
Feedback lijnmanagement
Meetindicatoren authenticiteit
Feedback kandidaat
Meetindicatoren snelheid
Financiële indicator
Harde indicator
Time to fill (hoe lang duurt het vooraleer
een job is ingevuld)
Time to start (wanneer start de kandidaat)
Trouble time (ten aanzien van kandidaten)
Target hiring date
Aantal ingevulde vacatures per periode
Tijd per fase: tijd tussen requisition en
eerste interview, tijd tussen eerste en
laatste interview…
Zachte indicator
Meetindicatoren flexibiliteit
Financiële indicator
Harde indicator
FTE ratio
Outsourcing percentage
Aanwervingsratio
Zachte indicator
Meetindicatoren kwalitatieve dienstverlening
Financiële indicator
Harde indicator
Zachte indicator
Financiële indicator
Harde indicator
Trouble time
Tevredenheidsindex
Feedback kandidaat
Feedback lijn
Meetindicatoren kwantiteit
Invullingsgraad
Invullingsgraad per kanaal
Aantal aanwervingen
Aantal aanwervingen versus
personeelsplan
Aantal ingevulde vacatures
Bron van de respons
Aantal intern/extern ingevulde vacatures
Aantal advertenties
Aantal gecontacteerde kandidaten versus
kandidaten die op interview komen
Aantal teruggetrokken vacatures
Respons per kanaal
Interne aanwervingsratio
% van het personeelsbestand dat
gepromoveerd kan worden
Aantal open sollicitaties
Aantal oud-medewerkers dat terugkeert
Aantal bruikbare contacten in database
Aantal abonnees op jobalert of
Zachte indicator
Financiële indicator
Harde indicator
Zachte indicator
Financiële indicator
Harde indicator
Brand monitor
nieuwsbrief
Aantal oud-medewerkers in
alumnibestand
Aantal nieuwe medewerkers die via oudmedewerkers worden aangedragen
Diversiteit (% doelgroepen in de
kandidatenpool, % doelgroepen
behouden na screening, % doelgroep
geselecteerd, % doelgroepen die
jobaanbieding krijgt, % doelgroepen die
jobaanbieding aanvaardt, %
doelgroepen die blijven)
Naamsbekendheid werkgever
Werkgeversimago
Aantal kandidaten in de pipeline
Employer brand label
Meetindicatoren kwaliteit
Attrition
Turnover
Survival rate
Ratio succesvolle proefperiode
Aantal mutaties
Aantal certificaties
Aantal beroepsfouten
Evaluatiescores na 6 maand/1 jaar
Percentage gepromoveerde nieuwe
medewerkers binnen 1 jaar
Evaluatiescores per gebruikte
selectietechniek
Oriëntatietijd/ Time-to-competence
Turnover per kanaal
Turnover van gemiddelde en goed
presterende medewerkers
Turnover van laag presterende employees
Turnover per selectietechniek
Jobtevredenheid
Contraproductieve prestaties
Acceptatieratio van jobaanbiedingen
Exitgesprekken
In hoeverre voldeden de voor het eerste
Staygesprekken
gesprek uitgenodigde kandidaten aan
Gap tussen functievereisten en wie
de functie-eisen (opleiding,
aangenomen wordt
werkervaring en competenties ?)
Hoeveel werknemers voldeden in principe
aan de functie-eisen ?
Meetindicatoren kostenefficiëntie
Kost per aanwerving
Kost per fase
Gap tussen loon vooraf vastgelegd –
Separatiekost
effectief te betalen
Administratieve kosten
Adverteerkosten
Kost per interview
Kosten van extern bureau
Kost per kandidaat
Totale kost R&S functie
Kosten onthaal nieuwe medewerker
Percentage van het R&S-budget voor
outsourcing
Tijd van lijnmanagement
Tijd van collega’s
Zachte indicator
Financiële indicator
Harde indicator
Zachte indicator
Meetindicatoren toename productiviteit
ROIP
Retentie
Jobtevredenheid
Evaluatiescores
BIJLAGE 2: De ToCoErs index
Vanuit de focusgroepen merkten we dat vaak een volledig zicht ontbreekt op de langetermijneffecten van R&S. Om dit
bewustzijn te stimuleren, zetten we aan de hand van een formule de kosten van R&S tegenover de ‘Total Cost of
Employership’ (ToCoErs) index.
Als vuistregel om de ‘Total Cost of Employership’ te berekenen werd onderstaand een eenvoudige index ontwikkeld
naar analogie met het ‘Total Cost of Ownership’ concept die in het organisatie gebeuren vaak gehanteerd wordt bij
‘aankoop’ beslissingen.
Ingrediënten van de ToCoErs:
1.
Het totale budget van de ‘ HR sourcing afdeling’ (= de rekruterings- en selectie cel): dit bevat alle loonkosten
van de medewerkers inclusief het INTERNE werkingsbudget van dit departement. (in euro). Indicator: IBHR.
2.
Het totale EXTERNE budget van de HR sourcing afdeling: dit bevat het bedrag dat jaarlijks ‘out of pocket’
wordt gespendeerd aan wervings- en selectie activiteiten. (in euro) Indicator: EBHR.
3.
Het aantal aanwervingen per budgetjaar voor de totale organisatie. (in # mensen) Indicator: #
AANWERVINGEN.
4.
De gemiddelde kost aan de werkgever van een werknemer: dit omvat de totale loonkost van het bedrijf,
inclusief patronale bijdrage van de werkgever, gedeeld door het aantal medewerkers werkzaam in de
organisatie. (in euro) Indicator: ̅ LOONKOST.
5.
De gemiddelde anciënniteit binnen de totale organisatie. (In # dienstjaren) Indicator: ̅ dienstjaren.
Dit leidt tot drie eenvoudige maar belangrijke ratio’s:
1.
De INTERN/EXTERN ratio (I/E-R) = IBHR/EBHR
Deze index geeft een zicht op de verhouding tussen het interne HR sourcing budget en het externe.
Zolang dit cijfer groter dan één is, wordt er meer intern besteed dan extern, van zodra dit cijfer kleiner
wordt dan één, wordt er meer extern dan intern besteed.
2.
De Kost per Aanwerving (KpA index) = IBHR + EBHR
# aanwervingen
Deze index geeft een zicht op de totale aanwervingskost per aangeworvene over een budgetjaar.
3.
De Total Cost of Employership (de ToCoErs index) =
EBHR + IBHR + [( ̅ Loonkost) X ( ̅ dienstjaren)]
# aanwervingen
Deze index geeft een zicht op de gemiddelde totale kost van de beslissing om een medewerker in dienst te
nemen. De assumptie zijnde dat als het de juiste kandidaat is voor de organisatie dat we mogen
verwachten dat hij/zij een gemiddelde anciënniteit zal opbouwen en een gemiddelde loonkost aan de
werkgever met zich zal meebrengen.
Ter illustratie werken we graag twee voorbeelden uit:
1.
Organisatie ‘Unosmall’ is een middelgroot kennisbedrijf van 220 werknemers, heeft 5 medewerkers (FTE’s) op het HR
departement waarvan twee op de dienst HR sourcing. Jaarlijks worden een 35 tal vacatures ingevuld. Het jaarlijks intern
HR sourcing budget is gelijk aan 150.000 euro, en extern wordt er 60.000 euro gespendeerd aan ’HR sourcing at large’.
De gemiddelde anciënniteit in het bedrijf is 12 jaar. En de gemiddelde loonkost (kost aan de werkgever) per
medewerker bedraagt 75.000 euro per jaar.
Dit geeft de volgende resultaten:
1.
De I/E-R = 150.000 = 2,5
60.000
2.
De KpA index = 150.000 + 60.000 = 6.000 Euro per aanwerving
35
3.
De ToCoErs index = 150.000 + 60.000 + (75.000 X 12) = 906.000 Euro
35
Dit laatste cijfer geeft de Total Cost of Employership weer van een medewerker die een gemiddeld loon heeft en 12 jaar
anciënniteit heeft opgebouwd. Hieruit leren we dat de KpA slechts 0,6 % van de ToCoErs vertegenwoordigt. Met andere
woorden, een zeer beperkt aandeel van de ToCoErs wordt bepaald door de aanwervingskost. Zelfs al zouden we de
investeringskost voor de aanwerving verdubbelen, dan vertegenwoordigt deze nog slechts 1,2% van de ToCoErs over
een periode van 12 jaar.
2.
Organisatie ‘Secundogrande’ is een groot internationaal productiebedrijf van 5500 werknemers, heeft 45 medewerkers
(FTE’s) op het HR departement waarvan 7 op de dienst HR sourcing. Jaarlijks worden een 250-tal vacatures ingevuld.
Het jaarlijks intern HR sourcing budget is gelijk aan 800.000 euro, en extern wordt er 500.000 euro gespendeerd aan
‘HR sourcing at large’. De gemiddelde anciënniteit in het bedrijf is 24 jaar. En de gemiddelde loonkost (kost aan de
werkgever) per medewerker bedraagt 65.000 euro per jaar.
Dit geeft de volgende resultaten:
1.
De I/E-R = 800.000 = 1,6
500.000
2.
De KpA index = 800.000 + 500.000 = 5.200 Euro per aanwerving
250
3.
De ToCoErs index = 800.000 + 500.000 + 65.000 X 24 = 1.565.200 Euro
250
Dit laatste cijfer geeft de Total Cost of Employership weer van een medewerker die een gemiddeld loon heeft en 24 jaar
anciënniteit heeft opgebouwd. Hieruit leren we dat de KpA slechts 0,33 % van de ToCoErs vertegenwoordigt. Met
andere woorden, een zeer beperkt aandeel van de ToCoErs wordt bepaald door de aanwervingskost. Zelfs al zouden we
de investeringskost voor de aanwerving verdrievoudigen, dan vertegenwoordigt deze nog slechts 1% van de ToCoErs
over een periode van 24 jaar.
Download